Idril Na een hoop gezeur en gemopper over de manier waarop one-shots geplaatst worden op dit forum, hebben we toch maar besloten om een apart topic voor one-shots te maken. We hopen dat iedereen zo weer tevreden is! :P Wat is een one-shot? Vertaald naar het Nederlands betekent het 'kort verhaal'. Het is een bepaald genre waarbij je in 1 hoofdstuk een kort verhaal schrijft. Meestal zijn er 1, hooguit 2 verhaallijnen, en een beperkt aantal personen. Het is de kunst om in zo weinig mogelijk woorden toch een boeiend verhaal te schrijven. Hier op HPF houden we er ook nog wat regels op na om duidelijk te maken wanneer je hier een one-shot mag plaatsen. Je verhaal mag uit maximaal 2500 woorden bestaan, er is geen minimum. Als je een langer verhaal hebt kun je deze beter in korte delen als 'gewoon' verhaal posten. Vergeet niet je sikkels te halen! Hoe een one-shot te plaatsen? Je post je one-shot in een eigen, nieuw bericht. Je vult ook het volgende lijstje in; Titel; Auteur; Onderwerp/zeer korte samenvatting; (en daaronder je verhaal) Vergeet de spoilertags niet als je een spoiler one-shot hebt gemaakt!!! Wat te doen met de oude one-shots? Het zou fijn zijn als ook eerder geposte one-shots in dit topic terecht zouden komen. Heb je dus nog een oude one-shot? Post 'm in dit topic, stuur mij de link naar je oude topic en ik zorg dat die verwijderd wordt. ----------------------------------- Smalofski Yay, laat ik dan hier maar als eerste m'n (oude) one-shot plaatsen. Titel; Who am I? Auteur; Smalofski Onderwerp/zeer korte samenvatting; *wilt nog niet te veel verraden* Iemand heeft een identiteitscrisis en worstelt een beetje met zichzelf. Who am I? ‘Wie ben ik?’ Hij zat op een koude, stenen stoep en staarde afwezig naar een paar Dreuzelkinderen, die voor hem op straat speelden. ‘Wie ben ik?’ Namen zijn niet belangrijk. Grote, wijze mensen wisten dat. Shakespeare wist het toen hij Romeo Julia liet ontmoeten. Namen… Namen zijn niet belangrijk. ‘Maar…wie ben ik?' Stilte. “Tik! Jij bent hem!” Gelach, als de nieuwe tikker achter zijn slachtoffer aanspurt. Dreuzelkinderen. Hij vond het leuk naar ze te kijken. Ze brachten een beetje rust in zijn hart. Ze toverden een lach op zijn gezicht. Een soort magie die de machtigste tovenaar ooit niet beheerste, en niet begreep. “Tik! Jij bent hem!” Tik, tik, tik, tik. De wolken besloten mee te spelen en tikten de kinderen aan. “Binnenkomen!” Hij wist dat het niet zijn moeder was die niet hem riep, maar keek toch hoopvol op. Een vrouw in de deuropening, die de kinderen binnenriep voor de regen. “Ja, mama!” Mama,… moeder. Hij miste zijn moeder. Hij wou dat hij gewoon naar haar toe zou kunnen gaan. Bij zijn moeder wist hij wie hij was. Zij was de moeder en hij was het kind. Voor altijd haar kind. Maar het kon niet. Niet voordat hij weer wist wie hij was. Zij had hem ooit leven en een naam gegeven. Maar namen zijn niet belangrijk, dat wist iedereen. ‘Wie ben ik?’ Zijn naam was niet belangrijk, maar zijn bijnaam wel. Gekregen van zijn vrienden. Het allermooiste geschenk dat hij ooit gekregen had. Zijn bijnaam, die zou hem vertellen wie hij was. ‘Wel dan, wie ben ik?’ ‘…’ Hij zat in de regen op de stoep voor een Dreuzelhuis, in een Dreuzelstraat. De druppels vermengde zich met de zoute tranen op zijn gezicht. Hij wist het nog steeds niet. ‘Kom op. Wie ben ik?’ Zijn vrienden… zijn vrienden hadden hem een bijnaam gegeven. Maar hij was hun vriend niet meer, ook al dachten zij van wel. Wormstaart. Zo hadden ze hem genoemd. Ze hadden hem hun vriend gemaakt en hem een echte naam gegeven. Dat was hij. Hij was niet Peter, en niet Pippeling. Hij was Wormstaart. Zijn ware identiteit. Zijn ware ik. Maar als hij naar Hem zou gaan, was hij dan nog Wormstaart? Was hij dan wie hij werkelijk was? Zijn vrienden noemden hem Wormstaart, maar ook zijn Meester noemde hem zo. Als zijn vrienden eens wisten wat hij met hun geschenk had gedaan… Het regende nu harder en in de verte was er onweer op komst. De vrouw aan de overkant keek door haar raam en zag een vreemde man zitten op de stoep. Hij huilde. ‘Wie ben ik?’ Was hij werkelijk wie Hij zei dat hij was? Hij was niet sterk of getalenteerd, dat wist Hij. Maar hij kon nuttig zijn. Nuttig voor Hem, zijn Meester. Was hij werkelijk een verrader? Zou hij zijn vrienden beroven van hun vertrouwen, hun veiligheid, hun liefde voor elkaar en voor hem, hun leven,… hun kind? Zou hij Hem vertellen wat Hij nodig had? Zou hij breken? Hij zuchtte, want hij wist dat hij al lang gebroken was. De Heer van de Duisternis had hem al lang in Zijn macht. En natúúrlijk zou hij Hem vertellen wat Hij nodig had. Waarom nog doen alsof hij een keuze had? ‘Wie ben ik?’ Hij was niet Peter Pippeling. Hij was niet Wormstaart. Dat waren enkele betekenisloze benamingen nu. Peter of Wormstaart zouden niet doen wat hij zou gaan doen. Hij was niemand. ‘Dat is dus wat ik ben. Niemand.’ Wat was dat toch met hem? Waarom raakte hij altijd in de problemen? Deze keer konden zijn vrienden hem er niet uithelpen. Deze keer zou hij het alleen moeten doen. En hij kon het niet alleen. Hij kon niet op tegen Hem. Maar er was niemand aan wie hij hulp kon vragen. Niemand die hem bij de hand kon nemen en met hem kon wegwandelen. Naar een plek zonder problemen. Deze keer stond hij er alleen voor. En hij was niemand. Hij verborg zijn gezicht in zijn hand. Hij wou niet zwak zijn. Hij wou sterk zijn, weerstand bieden. Net als zijn vrienden zouden doen. Zij zouden niet zomaar opgegeven hebben. ‘Misschien kan ik gewoon zwijgen… Weigeren Hem Zijn zin te geven?’ Dat zou hij niet overleven. Hij staarde naar de top van zijn toverstok. Hij kon ze natuurlijk ook de moeite besparen hem te doden. Hij kon het zacht maken voor zichzelf. Niemand zou hem missen. Zijn vrienden zouden veilig zijn. De wereld zou een betere plek zijn zonder hem. Hij slikte. Dit was de enige manier om aan Hem te ontsnappen. Al wat het koste, was een beetje moed. Een beetje moed en zijn waardeloze leven… ‘Wat zouden James en Sirius doen? Wat zou Remus doen?’ Zij zouden nooit in deze situatie terecht gekomen zijn. Zij waren wel slimmer dan dat. En hij had hen verraden. Hij, het domme vriendje. Het hulpje dat achter hen aanhuppelde als een verloren gelopen hond. Hij was hen te slim afgeweest. Een trots gevoel maakte zich meester van hem. Hij was niet compleet waardeloos. Hij was zijn drie slimme en getalenteerde vrienden te slim afgeweest. ‘Wauw, je grootste verwezenlijking in je leven is het verraden van je vrienden. Proficiat.’ Hij draaide langzaam, bijna lui, alsof het hem niets kon schelen, zijn toverstok om in zijn hand. De punt wees nu naar zijn eigen hart. Klaar om te vuren. Klaar om te ontsnappen uit deze hel. Klaar om te vertrekken naar de volgende hel. ‘Vaarwel wereld.’ Beelden flitsten door zijn hoofd. Beelden van vroeger, van Zweinstein, waar hij met zijn vrienden aan het lachen was. Waar was de tijd? Waarom konden ze niet altijd jong en onschuldig blijven? Zijn hand trilde. Tranen stroomden over zijn wangen. Als hij iets van een man in zich had, deed hij het. Voor een keer was dit het juiste om te doen. Een pijn trok door zijn arm. Een pijn die hij niet veroorzaakt had. Hij hoefde niet te kijken naar het donkere teken op zijn pols, om te zien wat het was. Zijn Meester stond te wachten op hem. De tijd was op. Hij stond op en liet Peter en Wormstaart achter op de stoep. Ze keken hem smekend aan. ‘Doe het niet!’ Plop! De man aan de overkant van de straat was verdwenen. In de verte lichtte de eerste bliksem op tegen de pikzwarte wolken. ----------------------------------- Vivian. Titel; Een Veilige Haven Auteur; Meligmijsje Onderwerp/zeer korte samenvatting; Severus Sneep heeft het niet gemakkelijk. LET OP: bevat spoilers... In de achterwijken van een kleine stad stond een oude fabriek met een hoge schoorsteen. Er liep een pover geklede jongen met vet, zwart haar langs. Hij zuchtte. Zijn vader moest weer overwerken. Maar misschien was het wel beter zo. Altijd als hij thuis was ging het mis. Geen moment kon hij zijn moeder met rust laten: ruzie over het eten, ruzie over geld, over zijn alcoholgebruik en als klap op de vuurpijl ook nog over het gebruik van magie. In tegenstelling tot zijn moeder had zijn vader namelijk geen tovenaarsouders. Sterker nog, hij was een dreuzel, wat hem, als kind van een puurbloed en dreuzel tot halfbloed maakte. Hij wist dat zijn vader dat niet kon helpen, maar toch verachtte hij hem. Hoe kon hij zo ooit vrienden krijgen? Hij liep een stukje door. In het park, iets dichter bij het centrum wachtte iemand die zijn leven iets meer de moeite waard maakte. Hij kon haar al van verre zien staan. "Lily" zei hij opgetogen toen hij eindelijk bij het park was. "Sev, hoe gaat het met je? Valt het nog mee thuis?" vroeg Lily nieuwsgierig. Natuurlijk had ze het goed bedoeld, maar hij kon maar net een bijtende opmerking binnenhouden. Hij zou immers gewoon thuis zitten als alles in orde was. Gelukkig was ze nog best knap, waardoor het iets makkelijker was om een gewone reactie te geven. "Ik ben gezond, alleen is mijn moeder weer eens ziek en moet mijn vader overwerken. Niet dat ik dat laatste erg vind. Mijn moeder kan met de hoofdpijn die ze nu heeft geen enkel geluid verdragen, laat staan het geschreeuw en geweld van hem." Lily wierp hem een medelevende blik toe. "Het komt vast wel goed" zei ze. "En trouwens, we zijn toch over een paar maanden op Zweinstein. Nog even volhouden. Veranderen de trappen daar echt steeds van plek?" Voordat hij hier een antwoord op kon geven klonk vanuit de straat de stem van een tweede meisje: "Lily, etenstijd!'. Lily zuchtte, mompelde "sorry ik moet weg" tegen de jongen en liep naar de richting waar het geluid vandaan kwam. De jongen staarde haar na. Toen ze uit het zicht verdwenen was haalde hij zijn schouders op, draaide zich om en liep richting huis. Er zou immers iemand voor het eten moeten zorgen en als zijn moeder nog hoofdpijn had was hij dat. Hij liep vlug naar de smalle straten van de wijk waarin hij woonde. Bij een uitzonderlijk oud en vervallen huis stopte hij en liep naar binnen. "Severus, waar was je?" klonk de ongeduldige stem van zijn moeder vanuit de slaapkamer. 'Het spijt me, moeder" zei hij vlug. "Ik maakte een wandeling in het park. Ik wilde je niet ongerust maken". "Nu hebben we nog geen fatsoenlijk avondmaal!" Ineens klonk ze een stuk bozer. "Je weet toch hoe boos je vader wordt als het eten niet op tijd klaar is? Vooruit, koken jij, anders zul je hem over tien minuten eens zien!" Vlug ging hij aan de slag. Echt moeilijk was het niet, hij had zijn moeder al vaak genoeg bezig gezien, maar binnen tien minuten een goede maaltijd maken was haast onmogelijk. Nauwelijks goot hij de aardappels af of hij hoorde de deur al met een klap dicht slaan. "Ellen" klonk een zware stem, "waar zit je nu weer, jij waardeloos wijf!". Zo snel als hij kon dekte Severus de tafel, maar het was al te laat: De man had zijn zoon in het oog gekregen en riep woedend: "Je weet dat ik direct wil eten! Je weet dat ik als enige kostwinner hier voor de centen zorg, zodat er tenminste brood op de plank kan komen! Je laat de boel hier verslonzen. Het valt me nog mee dat je hier geen rare dingen uitspookt, zoals die waardeloze moeder van je." Severus reageerde er niet op. Een grote mond en dwars doen maakte de zaak alleen maar erger, had hij uit ervaring geleerd. Zonder commentaar schepte hij het eten op en riep zijn moeder. Alleen tijdens de maaltijden was het stil. Maar, net zoals bij alle anderen maaltijden, was het geen prettige stilte. Hij kon de kille blikken haast voelen, de bevroren haat haast proeven. Hadden deze twee mensen ooit van elkaar gehouden? Vlug ging hij na het eten naar boven, maar zelfs vanuit zijn kamer kon hij nog vlagen opvangen van de ruzie die direct na het eten weer was losgebrand. "Tobias, je weet dat ik niet wil dat je zoveel drinkt! Je weet dat ik niet achterlijk ben! Ik heb wel gezien dat er op je loonstrookje veel meer staat dan je mee terug neemt. En de geur van je kleren spreekt ook boekdelen" "Alsof jij zoveel beter bent" sneerde hij. "En maar doen of je ziek, zwak en misselijk bent. Het huishouden verslonzen. Geen wonder dat het hier krioelt van de ratten en dat er zelfs maden in het eten zitten." "Ik.." stamelde ze. "Severus was verantwoordelijk voor het eten, niet ik! En hij is ook jouw zoon, dus waag het niet om hem ook maar een haar te krenken." "Tuurlijk niet" hoonde hij. "Dan raak jij je knechtje kwijt, he? O ja, over een paar maanden gaat hij toch naar Zweinstein. Dan kom je niet meer zo makkelijk onder de taken uit." Severus had genoeg gehoord. Hij voelde een vreemde brok in zijn keel. Het deed pijn, deze woorden, en hij wist dat hij ze niet langer kon verdragen. Tranen brandden in zijn ogen. Hij smoorde een schreeuw van wanhoop in zijn kussen, wensend dat de dag voorbij was. Dat alle dagen dat hij hier nog thuis moest zijn voorbij waren. Hij wist dat het nog maar twee maanden duurde. "Stom" dacht hij. "Ik zit hier gevangen in mijn eigen huis, met een alcoholist als vader en een toneelspelende slavendrijfster als moeder. Zouden ze ooit beseffen dat ik meer ben dan een huishoudslaafje en gewillig slachtoffer om tegen uit te vallen? De enige die een beetje aardig tegen me doet was Lily Evers, die dreuzelouders had. ‘Modderbloedje’ noemde hij dat soort mensen, maar bij haar kon hij het niet over zijn lippen krijgen." De weken daarna gingen in een waas voorbij, vol ruzies en scheldpartijen. Ook zijn moeder deed niet meer alsof ze om hem gaf en verbood hem om zonder haar toestemming het huis te verlaten, wat neerkwam op huisarrest. Hoewel de tijd echt leek te kruipen kwamen na een maand de uitnodiging en boekenlijst van Zweinstein. "Ah" zei zijn moeder. "Ik zie dat je voor de meeste vakken mijn oude boeken kan gebruiken. Alleen voor Verweer Tegen Zwarte Kunsten heb je andere boeken nodig en we zullen een ketel, toverstaf, gewaden en Toverdrank-ingrediënten moeten aanschaffen. Ik zal alles wel halen. Misschien hebben ze ook nog een goede tweedehands toverstaf in de aanbieding." Toen Severus vragend keek zei ze: "Ook in Goudgrijp hebben we niet veel geld liggen, of dacht je soms dat het geld ons op de rug groeide?". Een paar weken later pakte Severus zijn hutkoffer in. Ongelofelijk dat hij nu eindelijk naar Zweinstein kon. "Misschien zie ik Lily nog wel op het perron" dacht hij. "Zou ze weten dat zij de enige reden was dat hij het had volgehouden?" Samen met zijn moeder stapte hij op de bus. Zijn vader wilde niet mee. Veel sneller dan hij verwachtte waren ze op King's Cross. "Kom mee jij" zei zijn moeder tegen hem. "Hierheen." Severus liep achter haar aan, aarzelde even bij de hekken maar liep er toch doorheen. "Nou, ik ga. En zorg dat je niet van school wordt gestuurd!" "Ja moeder" antwoordde hij gehoorzaam. Hij droomde even weg bij de gedachte aan het Sorteren. Toen hij jonger was had zijn moeder hem uitgelegd dat hij het beste bij Zwadderich terecht kon komen, maar dat hij zijn mond moest houden over zijn dreuzelvader. Bij Griffoendor zaten immers die opscheppers en de Ravenklauwers waren al niet veel beter. Maar Huffelpuf zou nog erger zijn: doetjes en braverikken, vreselijk. Nee, dan Zwadderich. Daar zaten de slimme koppen, de mensen met ambitie. Mensen die net als hij niet van de regels hielden. Plotseling werd hij ruw uit zijn overpeinzingen opgeschrikt. "Hallo Sev, heb je nu al je kleren omgewisseld?" klonk een bekende meisjesstem. "Nee hoor, zo loop ik altijd tussen de dreuzels" dacht hij sarcastisch, maar in plaats daarvan zei hij "Dat klopt, Lily. Je weet hoe verschrikkelijk mijn dreuzelkleren eruitzien." Hij kreeg een begripvolle blik. "Ik weet dat je ouders niet rijk zijn, het is geen schande. Kom, laten we gaan." Opgelucht dat hij niet in zijn eentje een plaats hoefde te zoeken liep hij achter haar aan. "Deze coupe is nog vrij" zei ze. "Weet jij al op welke afdeling je wil?" vroeg Severus toen het iets te lang stil bleef. "Ik hoop op Griffoendor" antwoordde ze nadenkend, "maar het schijnt dat Ravenklauw er ook mee door kan. En jij?" "Ik hoop op Zwadderich." antwoordde Severus. "Wie wil nou naar Zwadderich?" vroeg een zwartharige jongen die de de laatste woorden net had opgevaangen toen hij de coupe binnenkwam. "Ik niet, doe mij maar Griffoendor" antwoordde hij alvast zelf, "wat jij, Sirius". "ik weet het niet, James" zuchtte deze. "Mijn hele familie heeft op Zwadderich gezeten. Maar als jij naar Griffoenor gaat, ga ik ook. Als dat kan, tenminste." "Zo, schoonheid, wat heb jij daar meegebracht?" vroeg James, die Lily in het oog kreeg. "Zijn naam is Severus, en hij is een goede vriend van me dus val hem niet lastig." zei Lily een beetje boos. "Ok, ok, ik ga al" mompelde James. "Kom mee, Sirius. Tot kijk, Secretus". Severus keek de jongens na. Blijkbaar had hij concurrentie. Tegen de tijd dat de trein in Zweinsveld aankwam was het al behoorlijk donker en had Severus een enorme honger. Dat had er niet in de laatste plaats mee te maken dat hij thuis weinig kreeg en te trots was om Lily te vragen of ze iets overhad. "Eerstejaars hierheen" klonk een zware stem, die toebehoorde aan een uitzonderlijk lange man. Bij de Sorteerceremonie werd hij wat onrustig. "Zou Lily wel bij Zwadderich komen? En zo nee, zou ze dan wel bij die verwaande en arrogante James komen?" Hij lette vlug weer op, want met een achternaam als Evers ben je bijna direct aan de beurt. "Evers, Lily" klonk het. Lily liep rustig naar de stoel, maar nauwelijks zakte de hoed over haar ogen of de Sorteerhoed riep al "GRIFFOENDOR!". Weer dwaalden zijn gedachten af. Hij vloekte binnensmonds toen hij nog net opving dat James, die Potter van de achternaam bleek te heten ook een Gryffoendor werd en hoopte dat Lily ook vond dat James een arrogante opschepper was. Toen hoorde hij zijn eigen naam: "Sneep, Serverus" Met een heel onwerkelijk gevoel liep hij naar de stoel, twijfelend of hij er goed aan zou doen om Zwadderich te kiezen. Raar, heel zijn leven wist hij het zeker, maar nu, met Lily en James... Hij voelde hoe de Hoed op zijn hoofd werd gezet. "Hmm" zei een stemmetje dat uit de hoed zelf scheen te komen, "heel interessant. Waar zal ik je indelen? Je hebt meer dan voldoende kracht en talent, dapper ben je ook. Heel dapper zelfs. Zal ik een Griffoendor van je maken?" "Geen Griffoendor" dacht Severus, die zich net op tijd de arrogantie van James Potter herinnerde. "Wat je ook doet, niet bij Griffoendor." "Zeker weten?" vroeg de hoed. "Ach, juist, ik zie het al: ambitie en drang om je te bewijzen, jij hoort thuis bij...ZWADDERICH!". Dit laatste woord zei de hoed hardop, en na een schuldige blik op Lily verdween hij naar de tafel die voor hem klapte. "Eindelijk" dacht hij, "een veilige haven, vrij van ruzieënde ouders en huishoudelijke taken." Vriendelijk werd hij op zijn schouders geslagen door een blonde jongen, die klassenoudste bleek te zijn. "Gefeliciteerd, Serverus" zei hij, "welkom in je nieuwe thuis." ----------------------------------- Myrthe Als eerst mijn oude one-shots dan maar. Titel; Herinneringen Auteur; Myrthe Onderwerp/zeer korte samenvatting; Ginny denkt terug aan vroeger. Herinnneringen Kreunend werd ze wakker. Naast haar voelde ze iemand liggen. Verbaasd deed ze haar ogen open en keek opzij. Een jongen van een jaar of twintig lag opgerold naast haar. Hij had zwart haar, wat door het slapen warrig was. Langzaam kwam de afgelopen maanden weer in haar op. Ze wist weer wie hij was en wat hij hier deed en ze glimlachte. Haar rode haar streek ze naar achter, ze kroop weer onder de wol en ging dicht tegen hem aanliggen. Hij sloeg zijn arm om haar heen; blijkbaar was hij al wakker. ‘Goedemorgen schoonheid,’ fluisterde hij hees in haar oor en een nog grotere glimlach spreidde over haar gezicht. Ze gaf hem een kus op zijn wang en sloot toen haar ogen weer. Al snel viel ze weer in slaap, dicht tegen haar geliefde aan. Ze zuchtte, een traan gleed over haar gezicht toen ze er aan dacht. Ze kon het nog goed herinneren dat ze ’s ochtends wakker werd en dan verbaasd was hem te zien. Iets wat niet hoorde als je een geliefde had, maar in die tijd kon je niks zeker weten. De dagen waren niet zoals ze hoorde te zijn. Ze waren angstig, niemand durfde de straat meer op. ‘Gefeliciteerd zus,’ zei een jongen van een jaar of dertig. Hij had rood haar, net zoals zij, en had een net pak aan. Hij wreef door haar haren, quasi-boos keek ze hem aan. Ze had een lange witte trouwjurk aan, haar haren waren op gestoken en ze had een diamanten kroontje in. Haar gezicht was prachtig opgemaakt. Naast haar stond haar grote liefde in een strak zwart pak. Beiden hadden een prachtige gouden ring om. Haar geliefde had zijn arm om haar middel geslagen. Ze stonden bij de drankjes waar ze al door verschillende mensen waren gefeliciteerd. Nog een traan welde op in haar ogen en ze kon hem niet stoppen. Hij gleed de andere traan achter na. Ze had geen fut om het weg te vegen, het zou toch niks uit maken. Deze dag stond vers in haar geheugen, niemand anders was ooit zo lief voor haar geweest. Hij zou voor altijd in haar geheugen gegriefd staan. Ze miste haar geliefde, die haar had verlaten in het grote gevecht. Ze kon het niet meer aan. In haar hand lag een scherp mes. ‘We zijn hier bij een gekomen voor een droevige gebeurtenis. Voor Ginevra Molly Wemel die te vroeg is gestorven.’ ----------------------------------- miss louise Leuk! Hier de mijne: De vervloekte tuinkabouters Auteur: miss louise Samenvatting: De titel zegt het al. Vertwijfeld zat Ron in een ouwe schommelstoel die ooit nog van zijn oma was geweest. Hij slaakte een diepe zucht. Waarom was het leven in het Nest zo saai als niemand er was? Vanochtend was hij nog blij geweest toen zijn hele gezin een familie uitstapje ging maken en hij eindelijk alleen was. Maar eigenlijk was hij nooit alleen geweest, en nu voelde hij zich zo eenzaam dat hij van gekte niet wist wat hij moest doen. Voorzichtig stond Ron op uit de krakende stoel en begon te ijsberen. ‘Het was zo fijn geweest als Harry en Hermelien hier zouden zijn,’ dacht hij teneergeslagen, en dat maakte dat hij zich nog rotter voelde. Waarom gebeurde er nou nooit eens wat spannends? Ron zuchtte nogmaals en wierp een blik op de klok. 11 uur ’s avonds alweer? Had hij zo lang zitten mokken? Eigenlijk was het hoog tijd om naar bed te gaan, maar Ron was nog helemaal niet moe. Hij herinnerde zich plotseling dat hij de kat nog te eten moest geven, en liep gauw naar de bezemkast om daar een laatste pak brokjes uit te halen. Verstrooid liep hij terug naar de keuken, totdat hij opeens een geluid hoor. Als verstijfd bleef Ron staan, en zijn hart bonkte in zijn keel. Wat was dat nou? Hij kon haast zweren dat hij een hoog, geniepig gelach had gehoord. Eventjes wierp Ron een blik op de rommelige tuin van zijn huis. Niks aan de hand, alles zag er hetzelfde uit. Het gras was even lang zoals altijd, en zijn vaders tuinkabouters stonden er ook nog steeds roerloos bij. De tuinkabouters die trouwens oerlelijk waren. Ron snapte niet wat zijn vader in die dingen zag. Wat was er nou zo leuk aan tuinkabouters? Ze leken trouwens geen eens écht op tuinkabouters. De meeste tuinkabouters leken op misvormde kerstmannen met een hengeltje, maar deze tuinkabouters waren juist rood van kleur en hadden een geniepige grijns op hun gezicht. Ron vond ze wel wat weg hebben van kleine duiveltjes… Ron scheurde zijn blik af van de tuinkabouters en kalmeerde zichzelf weer. Hij zag waanbeelden, er had niemand geniepig gelachen. Wat dacht hij wel niet? Behoedzaam liep hij naar de keuken, en trof daar zijn kat aan die spinnend op hem stond te wachten. ‘Hier is je eten,’ mompelde Ron, en hij gaf zijn kat een handvol brokjes. Achteloos wierp Ron weer een blik naar buiten, keek even naar de kat, en keek toen weer met een bonkend hart naar buiten. Hij had daar wat gezien. Hij sloop naar het raam en kreeg de koude rillingen bij wat hij toen zag. Lichtjes, overal rode lichtjes die hem wel leken aan te kijken. Telkens twee naast elkaar… Voorzichtig haalde hij het raam van de klem en deed het op een kier. BAM! Razendsnel had Ron het raam weer dicht gedaan. Hij had dat gelach weer gehoord! De haartjes op zijn nek stonden overeind en hij wendde gauw zijn blik af van het raam. ‘Je denkt je maar wat in Ron,’ zei hij trillerig tegen zichzelf. ‘Er is niks aan de hand, gewoon hallucinaties… meer niet…’ Beverig draaide hij zich om en keek naar buiten. De lichtjes waren er nog steeds! Voordat Ron besefte wat hij deed stormde hij de huiskamer uit, en rende naar boven naar de slaapkamer van zijn ouders. Hij greep de sleutel en deed de slaapkamerdeur dicht. Hij begon echt gek te worden, hij was labiel… getikt… Ron probeerde zichzelf te kalmeren door langzaam en regelmatig adem te halen. Hij ging op het bed van zijn ouders zitten en op een of andere manier gaf hem dat een verradelijk gevoel van veiligheid. Kalmpjes keek hij om zich heen. De kamer van zijn ouders was klein, maar wel gezellig. Zijn moeder had allemaal oude familieportretten opgehangen, en zijn vader had zijn sporen achtergelaten door een grote hoeveelheid Dreuzelspullen in te stallen. Met een grijns op zijn gezicht wierp Ron een blik op de telefoon die zijn vader mee naar huis had genomen, maar die glimlach verdween echter als stinksap van zijn gezicht toen de telefoon opeens afging. TRING! TRING! Hoe kon dat nou? De telefoon was geen eens aangesloten! TRING! TRING! Angstig keek Ron naar de telefoon. Moest hij opnemen? TRING! TRING! Ach, waarom ook niet… TRING! TRING! ‘Met – eh,’ zei Ron een beetje nerveus. ‘Ron W-wemel?’ En daar hoorde hij het weer. Dat haatdragende lachje… ‘Hallo?’ vroeg Ron paniekerig. ‘Wie is dat?’ ‘Wij zijn het Ron…’ zei een hoog, angstaanjagend stemmetje. ‘Wie? Hermelien en Harry?’ vroeg Ron schaapachtig. Natuurlijk wist hij wel dat het onzin was. Hermelien en Harry zouden hem nooit zo de stuipen op het lijf jagen, en Ron kon zich ook niet herinneren dat Hermelien of Harry zo een angstaanjagende stem had gehad. ‘Wie denk je…’ zei het stemmetje. Plotseling schoot er een verontrustende gedachte door Rons hoofd: Dooddoeners. ‘Zij – zijn jullie van Jeweetwel?’ piepte Ron. Het stemmetje aan de andere kant van de lijn lachte zachtjes. ‘Nee… wij zijn juist heel onschuldig.’ ‘Eh – zo klinken jullie anders niet, en willen jullie mij nu alleen laten?’ zei Ron, alhoewel hij geen idee had tegen wie hij sprak. ‘Misschien een andere keer,’ zei het stemmetje venijnig. ‘Maar we willen alleen maar dat je ons aardig vindt, Ron.’ ‘Aardig vinden?’ zei Ron verbluft. ‘Maar waarom? Wie zijn jullie?’ En toen hoorde hij alleen maar een ruisende stilte… ‘Hallo?’ zei Ron nog tevergeefs, maar er klonk geen antwoord meer. Met trillende handen legde hij de hoorn weer op de haak. Dit zat hem niet lekker, dit zat hem absoluut niet lekker. Hij liep naar het slaapkamerraam en keek naar buiten. En toen voelde hij zich werkelijk gerustgesteld: de rode ogen waren verdwenen. Ze waren weg! Zijn opluchting was al snel als sneeuw voor de zon verdwenen. BENG! Daar viel iets om. Met knikkende knieën liep Ron naar de slaapkamerdeur en probeerde door het sleutelgat te luisteren. BAM! Het kwam van beneden… ‘En nu is het genoeg!’ zei Ron tegen zichzelf, terwijl hij dapper probeerde te klinken. Omdat hij zijn emoties niet meer onder controle kon houden, vloog door middel van toverkracht de slaapkamerdeur open. Razendsnel stormde Ron naar beneden, en toen zag hij… Een tuinkabouter. En nog erger was: hij bewoog! Het kleine mannetje keek boosaardig naar Ron, die als verstijfd toekeek. Langzaam lachte de tuinkabouter zijn scherpe tandjes bloot en toen begon ook Ron te lachen. ‘Gewoon tuinkabouters!’ grapte Ron. ‘Was ik daar zo bang voor? Kereltje, wat doe je hier?’ Ron liep op de tuinkabouter af, maar hij wenste dat hij dat niet had gedaan. De kabouter greep zijn kans en boorde zijn tanden diep in Rons been. Ron schreeuwde en voelde warm bloed over zijn been stromen. Moeizaam schopte hij de tuinkabouter van zijn been af, en rende naar de gangkast. Achter hem hoorde hij getrippel van kleine voetjes over de grond en hoog, boosaardig gelach. ‘Sneller, Ron. Sneller!’ dacht Ron angstig, en uiteindelijk vond hij wat hij zocht: een enorme honkbalknuppel, die zijn vader ooit mee naar huis had genomen. Dreigend liep Ron terug de gang in, maar hij zag tot zijn verbazing dat die toen helemaal leeg was. ‘Waar zijn ze?’ vroeg hij verward aan zichzelf. Behoedzaam liep hij zijn knuppel zakken. Waren ze weg? Die vraag was al snel beantwoord: plots klonken achter hem weer geluiden op en voordat hij het wist hingen alweer twee kabouters aan zijn been, die hem overal knepen en beten. ‘AU!’ gilde Ron, en hij sloeg verwoed heen en weer met zijn knuppel. Er klonk het geluid van brekend porselein, en Ron wist dat hij er tenminste één geraakt had. De ander rende zo snel mogelijk als zijn beentjes hem konden dragen de huiskamer in, maar Ron was meedogenloos en ging erachter aan. ‘JA!’ riep hij, en hij sloeg met een ferme zwiep van zijn knuppel ook deze kabouter kapot. Scherven vlogen over de grond, maar Ron besteedde er geen aandacht aan. Hij wist zeker dat er meer in zijn huis waren. Hij rende naar boven en keek waakzaam de duistere overloop rond. En toen hoorde hij iets zwaars van een bureau afvallen. Hij liep in de richting van de kamer van Fred en George, waar het geluid vandaan kwam, en deed heel stilletjes de deur open. De kamer zag er verder ongedeerd uit, maar er was wel een enorme pot met bloemen in gruzelementen gevallen. Hij liep verder de kamer in en toen zag hij aan de andere kant van de kamer die rode ogen weer. ‘Ik heb je,’ siste Ron, en hij liep richting de ogen toe. Maar toen sprong uit het niets de tuinkabouter bovenop Rons knuppel, die dan ook meteen uit zijn handen viel. ‘Hé!’ zei Ron, maar het was al te laat. De tuinkabouter zette zijn tanden in de knuppel, en na een angstaanjagend krakend geluid lag die in twee stukken. ‘NEE!’ schreeuwde Ron, die op zijn knieën viel en de stukken bij elkaar probeerde te rapen. Die gelegenheid gebruikte de tuinkabouter echter om met zijn tanden ook nog Rons hand te doorboren. Ron kermde van de pijn en schudde de tuinkabouter af. ‘EN NU BEN IK HET ZAT!’ schreeuwde Ron woedend. Hij pakte de tuinkabouter vast bij zijn benen, en slingerde die tegen de muur aan. De tuinkabouter spatte uit elkaar en dat gaf Ron een voldoenend gevoel. ‘Die krijg je terug!’ zei hij laatdunkend, en hij rende de kamer van Ginny in. Ook hier zag hij twee paar rode ogen, maar dit keer wachtte Ron niet af. Dreigend liep hij richting één van de tuinkabouters, en voordat die kon reageren werd hij al bij zijn armpjes vastgepakt en uit het raam geslingerd. ‘Goed voor je, Malfidus!’ zei Ron, tot zijn eigen verbazing. Had hij die huiself nou Malfidus genoemd? Ron dacht er niet langer bij na, en elke keer als hij een tuinkabouter vernietigde noemde hij de namen van personen waaraan hij een grote hekel had. KLABENG! Een tuinkabouter werd weer tegen de muur aangeslingerd en porseleinscherven vlogen in het rond. ‘Voor jou, Sneep!’ DENG! Ron sloeg een grote koekenpan een tuinkabouter kapot. ‘Lekker voor je, Park!’ DOINK! ‘Dat vond je fijn, toch Korzel?’ Een paar minuten later zag hij een angstige tuinkabouter wegrennen, die tot alles bereid leek te zijn om uit het huis van de Wemels te komen. ‘Ik dacht het niet,’ gromde Ron, en hij rende achter de tuinkabouter aan. Hij tilde de tuinkabouter aan zijn hoofd op en slingerde hem tegen de voordeur aan. En toen spatte er voor de allerlaatste keer een tuinkabouter uit elkaar. ‘En de laatste was voor Kwast,’ zei Ron zelfvoldaan, en hij sjokte naar boven. Plotseling besefte hij hoeveel pijn zijn verwondingen deden, en hij plofte uitgeput op zijn bed neer. Na een paar minuten sloot hij zijn ogen, en precies op dat moment hoorde hij de voordeur opengaan. Hoeveel zijn lichaam ook protesteerde, Ron tilde alsnog zijn hoofd op en luisterde naar de paniekerige stemmen die beneden opklonken. Er klonken voetstappen op de trap, en Rons kamerdeur vloog open. Ron werd verblind door het felle licht dat van de gang afkwam, maar ondanks dat zag hij nog steeds dat zijn vader in de deuropening stond. ‘Ron?’ zei zijn vader onzeker. Hij zag doodsbleek. ‘Ron! Is alles wel goed met je!’ zei zijn vader paniekerig. ‘Da – ik bedoel – ja, alles gaat oke,’ zei Ron loom. ‘Wat is dit nu weer voor een rotzooi Ron!’ zei zijn vader verontwaardigd. ‘Kweenie,’ mompelde Ron. ‘Mijn tuinkabouters!’ zei Arthur Wemel dramatisch. ‘Je hebt ze vernietigd!’ Ron zei niks en staarde zijn vader suf aan. ‘Mijn tuinkabouters! Allemaal kapot! Weg! Verloren!’ jammerde meneer Wemel. ‘Ach, ze waren toch spuuglelijk,’ zei Ron zacht, maar zijn vader hoorde het niet. ‘Je mag blij zijn,’ zei zijn vader verhit. ‘Dat je geen straf zult krijgen! Want weet je? Laatst kwam Lucius Malfidus naar me toe, en hij zei dat hij mijn tuinkabouters koste wat het kost wilde hebben, omdat hij me anders – eh – ging vervloeken. Merlijn mag weten waarom hij die tuinkabouters wilde hebben… Ha! Maar nu kan ik tenminste zeggen dat die zaak niet doorgaat!’ ‘Ja, is goed pa…’ zei Ron vermoeid. En boos, maar tevreden met zichzelf stampte meneer Wemel Rons slaapkamer uit. ----------------------------------- Moonslave Goed idee, zo raakt dit deel toch iets netter :P Titel; Opgeofferd Auteur; Moonslave Onderwerp/zeer korte samenvatting; Mijn versie van de dood van Regulus Zwarts. Geen spoilers Wat?! Regulus staarde de man tegenover hem met grote ogen aan. Deze keek kalm terug, zonder enig gevoel in zijn kille, grijze ogen. Je hebt me goed gehoord, antwoordde hij rustig, De Heer Van Het Duister twijfelt aan jouw loyaliteit tegenover hem. Hij heeft me gezegd dat als je weer op goede voet bij hem wilt komen te staan, je deze opdracht tot een goed einde moet zien te brengen. Maarmaar stotterde Regulus. Ik kan dit toch niet doen, Lucius? Ik bedoel, hij blijft nog altijd mijn naaste familie! Ik Beschouw je hem echt nog als naaste familie, Regulus? onderbrak Lucius hem op een nog altijd rustige, maar ietwat ijzige toon, Hij heeft zich van zijn familie losgescheurd, wilt niets meer met jullie te maken hebben. Beschouw je zo iemand nog als familie? Maar dan nog zei Regulus met een zwakke stem, Wat zou jij doen als De Heer Van Het Duister je de opdracht gaf je bloedeigen broer te vermoorden? Ik heb geen broer. gaf Lucius ten antwoord. Een ander familielid dan. Je vrouw bijvoorbeeld. Of je zoon! Regulus zag hoe het gezicht van Lucius betrok. Door zijn pasgeboren zoon te vernoemen, had Regulus een gevoelige snaar geraakt. Hij wist dat Lucius en Narcissa heel veel moeite hadden gehad om een kind te kunnen krijgen. Als de Heer Van Het Duister dat zou wensen van mij, zou ik gehoorzamen. antwoordde Lucius uiteindelijk, na een moment van stilte. Met open mond staarde Regulus hem aan. Dat meen je niet. zei ongelovig. Dat meen ik wel. zei Lucius kortaf. En ik raad je aan ook te gehoorzamen. De Heer Van Het Duister vindt het niet grappig als zijn bevelen in de wind worden geslagen. Na deze woorden keerde hij zijn rug naar Regulus toe, liep door de open deur de tuin in en verdwijnselde daar. Regulus liet zich in de zetel zakken. Langzaam bracht hij zijn handen naar boven en ging ermee door zijn haar. Ondertussen probeerde hij na te denken. Het was een feit dat zijn broer en hij nu niet bepaald beste vrienden waren. 2 personen die elkaars bloed wel konden drinken, was een misschien betere omschrijving van hun onderlinge relatie. Maar hem eigenhandig moeten vermoorden, ging hem toch een beetje te ver. Ok, het was waar: hij was een schande voor de familie en was bijgevolg ook buitengesloten, maar het was en bleef zijn broer. Zijn grote broer waar hij vroeger, vr hun schooltijd, zo naar opgekeken had, waarmee hij kattenkwaad had uitgehaald. Tot Sirius elf jaar was geworden en aan zijn Zweinsteincarrire was begonnen. Toen was alles veranderd. Plots was Sirius niet meer zijn grote broer, maar een verrader, een vreemde. Tenminste, dat hoorde hij zijn ouders toch vaak tegen Sirius roepen. Regulus zelf begreep pas wat ze bedoelden toen hij twee jaar later zelf naar Zweinstein ging. Daar leerde hij de begrippen Zwadderich en Griffoendor in praktijk kennen. Daar leerde hij zijn broer verafschuwen, omdat deze volgens zijn mede-Zwadderaars die ene Zwarts van de verkeerde kant was.. Regulus zuchtte diep. Hij haalde zijn handen uit zijn haar en wreef in zijn ogen. Waar was hij in hemelsnaam aan begonnen door zich aan te sluiten bij de Dooddoenders? Wat had hij zich toch in zijn hoofd gehaald? Dit was niets voor hem. Martelen en vermoorden was niets voor hem. Maar hij besefte ook wel dat hij er nu niet meer mee kon ophouden. Hij had immers de Onbreekbare Eed afgelegd. Als hij De Heer Van Het Duister verliet, zou hij sterven. Onwillekeurig wreef hij met zijn rechterhand over de onderkant van zijn linkerarm, waar zich het pasgebrande teken bevond. Zo trots als hij zich had gevoeld toen het er net stond, zo hard vervloekte hij het nu. Wat had hij spijt van zijn beslissing. Regulus? De stem deed hem opschrikken uit zijn gedachten. Hij draaide zijn hoofd zo snel naar rechts dat zijn nekwervels vervaarlijk kraakten. Tot zijn opluchting was het slechts zijn moeder die hem geroepen had. Ze stond in de deuropening, haar armen over elkaar, met een bezorgde blik op haar gezicht. Hij vroeg zich af of ze daar al lang gestaan had. Ja? antwoordde hij, trachtend een luchtige glimlach op zijn gezicht te toveren. Hij wou niet dat ze bezorgd om hem was. Alles in orde? Wat wou Lucius van je? vroeg ze, terwijl ze op hem afliep. Ja hoor, alles in orde. Zei Regulus, nog altijd met een niet-echte glimlach op zijn gezicht. Lucius was hier om eh een bericht van De Heer Van Het Duister door te geven. Een bericht? Bedoel je een opdracht? Iets dat je moet doen? Wel Regulus twijfelde even. Ja. Zei hij uiteindelijk. Maar niet om je zorgen over te maken. Voegde hij er haastig aan toe, toen hij zag dat de ogen van zijn moeder nog bezorgder gingen staan. Echt waar, je hoeft niet bang te zijn. Na deze woorden verzachtte haar blik een beetje. Als jij het zegt, geloof ik het maar. zei ze. Nu ik val je beter niet langer meer lastig, ga maar doen wat je moet doen. De Heer Van Het Duister houdt niet van wachten, toch? Ga. Maak me trots. Regulus slikte moeizaam. Zijn moeder moest eens weten wat hij moest gaan doen. Zou ze het erg vinden? Ze beschouwde Sirius weliswaar niet meer als een zoon, maar ergens kon hij niet geloven dat ze hem zou steunen om de persoon die ze zelf had gebaard te vermoorden. Hij gaf zijn moeder een vluchtige kus op haar wang en liep toen, net zoals Lucius daarnet, de tuin in om te verdwijnselen. Buiten was het frisjes. Rillend trok Regulus zijn cape wat strakker om zich heen. Ondertussen werkten zijn hersenen op volle toeren. Hij had geen idee van wat hij nu moest doen. Hij kon de gevolgen wel raden als hij weigerde Sirius te vermoorden. Veel toekomst zou er voor hem niet meer weggelegd zijn. De Heer Van Het Duister kon er inderdaad niet mee lachen als zijn bevelen in de wind werden geslagen. Maar aan de andere kant zou hij nooit over kunnen komen, indien hij Sirius zou vermoorden. Zo stond hij daar even na te denken, verscheurd door de keuze die over ofwel zijn leven, ofwel over het leven van zijn broer zou beslissen. De wind ruiste door de bomen, fluisterde geheime woorden aan de bladeren. In de verte hoorde hij een hond blaffen. Het was een heel gewone dag, een dag zoals alle anderen. Maar vandaag zou er minstens n Zwarts het leven laten. Uiteindelijk nam hij een beslissing. Hij zette zijn kap op zijn hoofd, zette een paar passen naar voren en verdwijnselde met een zacht poffend geluidje. Hij verschijnselde in het midden van een grote plas water. Vloekend sprong hij achteruit, maar zijn schoenen en broek waren al helemaal nat. Zachtjes in zichzelf mopperend nam hij zijn toverstok en tikte een keer op de natte plekken. Ze verdwenen onmiddellijk. Hij stak zijn toverstok niet weg, maar hield hem als een wapen voor zich. Ondertussen bekeek hij het huis waarvoor hij verschijnseld was. Het was helemaal donker, afgezien van n klein lichtje dat door het bovenste raampje scheen. Daar was het waar hij moest zijn. Daar zou n van de gebroeders Zwarts zijn dood vinden. Regulus haalde diep adem, en begon vervolgens het pad naar de voordeur af te lopen. Hij was echter nog maar net over de helft van het pad geraakt, toen de voordeur plots open ging. Nog net op tijd kon hij opzij springen, van het pad af. Verscholen tussen de bladeren en takken van de bomen en struiken, keek hij toe hoe een figuur uit het huis kwam, de deur achter zich dicht deed en met snelle pas het pad afliep. Pas toen de persoon vlak voorbij hem liep, herkende Regulus hem. Het was Sirius Zwarts. Degene die hij van plan was te vermoorden. Nu het perfecte moment echter daar was het was donker, er was niemand anders in de buurt- zonk de moed Regulus in de schoenen. Hij kon het niet. Hij kon zijn eigen broer niet vermoorden, alleen maar om zijn eigen hachje te redden. Zonder ook maar n vin te verroeren, keek hij Sirius na, zijn toverstok werkloos in zijn handen. Sirius liep gewoon door. Hij had niet gemerkt dat er iemand tussen de bomen naar hem stond te gluren en n minuut geleden nog van plan was geweest hem zijn leven af te nemen. Maar nu niet meer. Regulus glimlachte. Hij had zijn beslissing genomen. Hij was zeker dat dit het beste was dat hij kon doen. Met een zelfverzekerde beweging stak hij zijn toverstok terug weg in zijn zak. Vervolgens stapte hij tussen de bomen en struiken vandaan terug op het pad. Hij begon te lopen, in de richting waar hij Sirius een tijdje terug nog in het donker had zien verdwijnen. Uiteindelijk had hij het einde van het pad bereikt en stond hij weer op de straat, die verlicht was met lantaarns. Even bleef hij daar wat verloren staan. Wat zou hij nu doen? Waar zou hij naartoe gaan? Hij besefte wel dat wat komen moest, zou komen, hij kon er niet aan ontsnappen. Maar als het even kon, zou hij het graag nog even uitstellen. Maar hoe? Wel wel, lieve kleine Regulus. Uit voor een wandelingetje in het maanlicht? Het hart van Regulus leek stil te staan. Hij kende die zoetsappige, vals- vriendelijke stem. En het was niet de stem die hij op dit ogenblik, in deze situatie het liefst wou horen. Wat heb je? ging de vrouw verder, met een soort van leedvermaak in haar stem. Sinds wanneer begroet je je favoriete nichtje niet meer? Sinds wanneer draai je je rug naar haar toe? Regulus slikte. Hij besefte dat hij het niet langer kon uitstellen. En als het dan toch moest gebeuren, dan het liefst met het gezicht naar voren. Hij wou de dood in het gezicht kunnen kijken. Langzaam draaide hij zich om en keek recht in het gezicht van een jonge, knappe vrouw. Haar gezicht werd echter voor een deel ontsierd door de uitdrukking die ze had. Het was een mengeling van woede, opwinding en leedvermaak. Zo, dat is al beter. Grijnsde ze. Regulus voelde een rilling over zijn rug lopen. Hij verafschuwde deze vrouw. Toch leek het hem beter om vriendelijk te blijven, gezien de omstandigheden. Misschien kon hij hier nog wel wegraken. Misschien wist ze niets af van zijn opdracht. Misschien had ze Sirius niet ongedeerd zien weglopen. Dag Bellatrix. zei hij, trachtend te glimlachen. Dit mislukte echter jammerlijk. Zijn glimlach leek eerder op een pijnlijk grimas. Zelfs deze grimas smolt meteen van zijn gezicht bij de volgende woorden van Bellatrix. Zeg, wil je nu eens weten wie ik daarnet tegenkwam? zei ze luchtig. Je teerbeminde broertje, Sirius. Regulus wou slikken, maar het leek alsof zijn speekselklieren buiten werking waren geraakt. EhIkEh stotterde hij. Wees gerust, ik heb hem niets gedaan. Onderbrak ze hem. Ik wou hem aan jou overlaten, maar nu ik jou hier zie, lijkt het me dat je je karweitje toch liever aan iemand anders had overgelaten. Was je bang om je handen vuil te maken? Of kon je het misschien niet over je hart verkrijgen? Terwijl Bellatrix aan het praten was, kwam ze steeds dichterbij, tot Regulus geen mogelijkheid meer had om te ontsnappen. Ben je een lafaard, Regulus? fluisterde ze hem toe. Nee. Antwoordde Regulus zelfverzekerd. Nee, ik ben geen lafaard. Lafaards hebben geen principes. Ze doen alles wat hun gezegd wordt. Ze zouden zelfs hun eigen familie uitmoorden als het moest. Ik ben geen lafaard. Het laatste dat Regulus ooit zou zien, was het van woede vertrokken gezicht van zijn nichtje. Het laatste dat Regulus ooit zou horen, was de spreuk die over hem uitgesproken werd. Avada Kedavra! ----------------------------------- Laeta Titel; Fenrir's verhaal Auteur; Laeta Onderwerp/zeer korte samenvatting; Deze one-shot vertelt het verhaal van Fenrir. Het is tegelijkertijd een soort van filosofische beschouwing van wat precies goed/slecht is. Geschreven voor Zwadchallenge Beta door Avana Fenrir’s verhaal Heb jij ooit een kind gezien dat de pootjes van spinnen eruit trok? Of een vlieg de vleugels ontnam? Heb jij dat zelf ook wel eens gedaan? Misschien niet. Maar heb jij nooit muggen tegen de muur platgeslagen? Hard op de grond gestampt als je in een kolonie van mieren stond? Zout over slakken gegooid? Laten we eens afdwalen van het dierenrijk. Vind jij het niet heerlijk om over de problemen van beroemde personen te lezen? Roddel jij niet mee over die vervelende persoon op school of op je werk? Geniet jij er nooit van als je vijand een blunder begaat en zichzelf voor schut zet? En dan hebben we het nog niet eens over films en boeken. Boeken vol met martelingen en pijn worden bestellers en horror films vliegen als warme broodjes over de toonbank. Dit wordt gezien als ‘vermaak’. En nog kijken mensen me raar aan als ik zeg dat wreedheid een natuurlijk instinct is van de mens. De mens is afgedwaald van zijn instincten. Iemand heeft ooit bedacht hoe een ‘goed’ mens zich moet gedragen. Een lijst van regels waar men zich aan moet houden om in deze samenleving te passen. Niet doden, niet stelen, je altijd netjes gedragen en vooral niet te veel afwijken van de rest. Iedereen krijgt deze regels te horen en ze worden van ouder op kind doorgegeven. Maar hierdoor wordt een samenleving gecreëerd waar niemand in past. Individuen roepen ‘terug naar de natuur’ en ‘wees trouw aan jezelf’. Maar niemand luistert naar hen en zij luisteren niet naar zichzelf. De mensheid is verloren. Ik ben geen optimist, optimisme bestaat niet in de natuur. Als je oog in oog staat met een wild dier, drie keer zo groot als jij, denk je niet ‘Goh, er kan altijd nog een wonder komen wat er voor zorgt dat ik dit overleef’. Nee, je slaat, bijt, krabt en vecht voor je leven. Misschien overleef je. Misschien niet. De mens is dit verleerd. De mens denkt na, overweegt, filosofeert en probeert zich in te leven in de vijand. De vechtlust, de overlevingsdrang is weg. De mensheid is verloren. En daar kom ik. Het lijkt een paradox. Ik zal de uitroeier zijn van de mens en tegelijk hun redder. Hun vijand en hun bondgenoot. Een beetje zoals de oude goden waren: verwoester en schepper ineen. Ik was acht jaar oud toen het gebeurde. Mijn vader was aan het ‘werk’. In zijn geval betekende dat in een kroeg zitten en zich lam zuipen. Mijn moeder was ‘op bezoek bij een vriend’. In haar geval betekende dat geld verdienen door bij vreemde mannen op bezoek te gaan. Ik was ‘aan het spelen met mijn vriendjes’. In mijn geval betekende dat door de bossen zwerven en nieuwe plekken ontdekken. Dat alles schijn was maakte niet uit, voor de buitenwereld was er niks mis. Ik was niet ongelukkig, het was mijn leven en ik kende niets anders. Het was rond 7 uur ‘s avonds en ik nam me voor nog even te rusten voor ik naar huis terug zou gaan. Toen ik wakker werd was het aarde donker. Ik stond op en probeerde me te oriënteren. Toen dat niet lukte begon ik met de naïviteit van de jeugd gewoon een kant op te lopen. Ergens in de verte hoorde ik gehuil. Ik had nog nooit zoiets gehoord, het klonk als een wolf en aan de andere kant weer totaal niet. Het geluid drong diep in me binnen en ging als een rilling door mijn gehele lichaam. Toen hield het op en ik liep verder. In een bos is altijd geluid. Het ritselen van een eekhoorntje, het gefluit van een vogel, een slang die door een berg met bladeren glijdt. Dit geluid wordt zo vertrouwd dat je het niet eens meer opmerkt. Deze geluiden merk je pas als ze wegvallen. De stilte die daarop volgt is zo oorverdovend dat ik nog iemand moet ontmoeten die op dat moment niet stilstaat om te luisteren. Ook ik stond als versteend op mijn plaats en een lichte paniek begon in me op te borrelen. Ik raapte mijn moed bijeen en liep verder, sneller en gericht op zo snel mogelijk thuiskomen. Sommige fouten maak je maar een keer en dit was er een. Zo gericht op het lopen en met mijn gedachte al bij mijn veilige bed hoorde ik nooit de wolf aankomen tot ik onder hem lag. Een zware druk op mijn borst, een stekende pijn in mijn schouder en twee amberkleurige ogen die door alle pijn en angst heen kwamen. En daarna een volledige zalige duisternis. Ik werd wakker door een onuitstaanbare pijn. Botten leken uit mijn huid te scheuren, terwijl andere plekken in elkaar gedrukt leken te worden. Nieuwe ledematen ontstonden, terwijl andere verdwenen. Mijn lichaam was niet blij en liet dat met al zijn macht merken. Op het moment dat ik dacht dat ik liever zou sterven dan nog een seconde van deze pijn te verduren, hield het op. Voor een paar minuten lag ik op de grond te genieten van de koele lucht die langs mijn vacht waaide en de frisse bosgeur die mijn neusgaten indrong. Vacht? Nog verdwaasd van de pijn stond ik op. Ik keek naar de grond: twee harige poten met klauwen. Ik keek achter me: een grote grijze staart. Toen keek ik om me heen. Het was alsof ik de wereld in een heel ander perspectief zag en dat was eigenlijk ook zo. Het was hetzelfde bos waar ik de middag nog in gelopen had en tegelijkertijd zo anders. In het licht van de volle maan zag ik scherper dan ik ooit in het volle daglicht met mijn mensenogen had gedaan. Kleine details vielen me op. Het zachte mos onder de boom, de bladeren aan de bomen en de paddenstoelen op een verrotte boomstronk. Ik had nog nooit zoiets moois aanschouwd. Een golf van blijdschap schoot door me heen en ik begon impulsief alle nieuwe geurtjes achterna te gaan. Ik was nog te jong om verbaasd te zijn over het onmogelijke en mijn wolf zijn liet geen overbodige vragen of angsten toe. Ik leefde nu en daar moest ik me naar gedragen. Ik volgde een muis naar zijn hol en joeg een uil op de vlucht door tegen zijn boom op te springen. Mijn jacht instinct werkte op volle toeren en ik genoot ervan met volle teugen. En op dat ogenblik was ik gelukkiger dan ik in vele jaren was geweest. Er ontbrak nog maar een ding, mijn roedel. Ik rende op topsnelheid naar mijn huis. De wind waaide door mijn vacht en ik stopte pas met rennen toen ik hijgend voor mijn huis stond. Met mijn kop duwde ik tegen de deur aan. Verward bleef ik staan. Mijn geheugen vertelde me dat dit mijn familie was, maar mijn neus vertelde me iets heel anders. Dit was mens, dit was gevaar. Er ontstond iets wat ik niet anders kan benoemen dan een discussie met de mens die in me was achter gebleven en de wolf. ‘Dit is mijn familie! Hier ben ik opgegroeid als welp’ ‘Ruik je de angst niet? Welke vader is bang voor zijn eigen zoon, hm? Welke moeder verafschuwd haar eigen kind?’ ‘Ze zijn alleen geschrokken. Zo meteen zullen ze me herkennen. Familie blijft toch altijd van je houden? ’ ‘Het zijn mensen! Mensen en wolven gaan niet samen!’ ‘Mama! Papa’ ‘Dit is niet je roedel! Val aan of vlucht, maar laat je niet in met deze wezens!’ Ik lette niet meer op mijn omgeving. Ik hoorde mijn vader niet naar de kast lopen waar hij zijn jacht spullen bewaarde. Of hoe hij het geweer laadde. Nee, ik hoorde niets van dit alles. Voelen daar in tegen, voelen deed ik maar al te goed. De kogel drong diep binnen in mijn schouder en terwijl de kogel binnendrong kwam de wolf in mij in volle kracht naar buiten. Ik sprong het gevaar letterlijk naar de keel. Deze mensen waren mijn roedel niet meer. Zij waren mijn verleden, de wolf was mijn heden en toekomst. Mensen en wolven gaan niet samen, het botst. De wolf leeft op zijn instincten, terwijl de mens er alles aandoet om ze te onderdrukken. Ik zal de wereld veranderen. De mens zoals die nu is heeft geen perspectief, geen toekomst. Maar ik was ook ooit een mens, net als zij nu zijn, dus niet alles is verloren. Mijn gave -hoe onwetend zijn zij die het een ziekte noemen- kan immers doorgegeven worden. Bij volwassenen heeft het geen nut, zij zijn vastgeroest in hun ideeën over goed en kwaad. Kinderen hebben dat nog niet, zij gaan nog op hun gevoel af. Ik bijt ze op de leeftijd dat ze lichamelijk sterk genoeg zijn om de metamorfose te overleven en jong genoeg om de stap geestelijk te aanvaarden. Ik voed ze zelf op om ze te leren hoe deze wereld eruit ziet en hoe fout het gaat met de mens. Deze kinderen zijn mijn roedel en ik ben hun leider. Ik vertel ze de verhalen die ik nu ook vertel. Ik leer ze trots te zijn op zichzelf en hun instincten niet op te sluiten. En ik leer ze over mijn doel en hoe ze daar zelf aan bij kunnen dragen. De groep wordt steeds groter en de eerste groep van kinderen die door mijn kinderen zijn gebeten is al gearriveerd. In mijn ogen zijn ze stuk voor stuk perfect. In mijn strijd gebruik ik alle middelen die nodig zijn. Als ik me aan moet sluiten bij mensen om mijn doel te bereiken schroom ik me niet dat te doen. Het is het doel en niet het middel dat telt. Ik voel me niet verbonden met de Dooddoeners. Ze zijn slechts mensen. Ze voelen zichzelf beter dan anderen door hun pure bloed, maar zien niet in dat zij net zo vastgeroest zijn in ideeën en principes als het gewone volk, misschien nog wel meer. Ook zij luisteren niet meer naar zichzelf. Ik zal de Heer van het Duister volgen zolang ik hem kan gebruiken. Niet langer, niet korter. Mijn verhaal lijkt een beetje op het verhaal van mijn naamgenoot uit de Noorse mythologie. Fenrir of Fenrisulfr was de zoon van de listige Loki en de reuzin Angrboða. Fenrisulfr had twee zonen: Hati en Skoll. De eerste joeg op de maan, de tweede probeerde de zon te vangen. Omdat Fenrir te gevaarlijk werd bevonden hebben de Goden hem vastgebonden, maar er was voorspeld dat hij zo groot zou groeien dat hij uit zijn boeien zouden breken. Uiteindelijk zou als hij gaapte zijn onderkaak de grond en zijn bovenkaak de hemel aanraken. Er is voorspeld dat als de wolf uit zijn boeien ontsnapt is, hij Odin, de God onder de Goden, zal doden en daarna zelf door Viðarr, Odins zoon gedood zal worden. Ook ik ben nog gebonden aan de mens. Maar net als Fenrisulfr zal ik losbreken. Mijn roedel wordt elk jaar groter en groter. En zelfs als ik gedoemd ben, net als Fenrisulfr, om op het eind gedood te worden zullen mijn zonen en dochters mijn taak overnemen. Mijn kinderen jagen niet de zon of maan na, zij richten hun hart op de aarde. ----------------------------------- Laeta Titel; De verdwenen jaren Auteur; Laeta Onderwerp/zeer korte samenvatting; Heel kort(600 woorden). Gaat over de tijd dat niemand iets van onze Vollebol wist. Eerste fanfiction ever, voor zwadchallenge geschreven. Beta door Avana De verdwenen jaren Een gure wind blies over de vlakte. Een dikke mist hing als een wazige misvormde deken over het landschap en de volle maan gaf een mysterieuze gloed af. Hij sloeg de zwarte mantel dichter naar zich toe en liep verder naar de afgesproken plek. De wind speelde zachtjes met de randen van zijn mantel, zodat deze op de golven van de wind opbolde en weer neerviel. Het was zo stil dat hij elke stap die zijn voeten zette duidelijk hoorde. Stap..stap..stap..stap..krak Wat was dat? Riddle draaide zich om, maar zag geen beweging. Het was niks voor hem om zich dingen in te beelden. Stap..stap..stap… Hij hoorde niks meer, het was vast een van de wolven die hier rondzwierven. Hij was weer overdreven op zijn hoede. Maar hij had het niet zo lang al overleeft als hij dat niet had gedaan. Stap..stap..stap..krak. Vliegensvlug draaide hij zich om naar de kant vanwaar het geluid kwam. Dit was niet het geluid van een dier, maar in het licht van de maan zag hij enkel de gebogen contouren van de bomen. Krak. ‘Ik weet dat je daar bent,’ riep Riddle tegen de leegte ‘toon jezelf!’ Een paar seconden lang bleef het stil, maar toen hoorde Riddle een suizend geluid naast zich. Toen hij zich omdraaide zag hij een lange rijzige man naast zich staan. De man droeg een fluwelen rode mantel en zijn ogen weerspiegelden niets dan leegte. Lang zwart haar reikte tot zijn middel en was vastgebonden in een losse staart. Maar het meest opvallende waren de twee scherpe hoektanden die zelfs in het maanlicht duidelijk te zien waren. ’Ik ben Heer Voldemort, leider van de Dooddoeners.’ Riddle boog lichtjes zonder het oogcontact te verbreken. De man boog zwierig terug, zijn mantel mee wapperend: ‘Ik ben Vladimir, vijfde leider van de Sanguis clan. Dat is mijn naam en zo zal het altijd blijven zolang ik dood ben.’ Zei Vladimir met een, letterlijk, bloeddorstige grijns. Hij had een licht lispelend accent, wat elk woord een gevaarlijke klank meegaf. ‘Dit in tegenstelling tot anderen niet waar Riddle?’ Riddle verstijfde een kort ogenblik en sprak met ingehouden woede: ‘Ik heb de naam Riddle afgezworen, ik weet dat je dat weet. Mijn naam is Voldemort en ik zou het op prijs stellen als je niet de naam van mijn mislukte vader in mijn bijzijn zou willen noemen.’ ’Je hebt lef, Riddle, dat moet ik toegeven. Maar weinig mensen zouden het wagen zich in mijn buurt te vertonen… Vrijwillig dan, dat spreekt voor zich.’ Ging Vladimir verder, geen aandacht bestedend aan Riddle’s woorden. ‘Maar wat is de reden dat je hier komt op deze wonderschone nacht, ik neem aan dat dit geen dinerafspraakje is.' Vladimir zette een stap in de richting van Riddle en boog zich langzaam naar hem toe. Zachtjes streek hij met zijn vinger over de slagader die daar aan de oppervlakte lag. Weer dreigde een rilling zich door zijn lichaam te verspreiden, maar Riddle wist hem nog net te onderdrukken. ‘Nee, ik heb iets beters, ik bied je een plek in mijn groep aan,' zei Riddle, ‘een plek in de hoogste rangen van mijn gezelschap.' ‘Ah, en wat is het voordeel voor mij?’ Fluisterde Vladimir, nog steeds met zijn vingers op de kloppende ader. ‘Het voorstel kan maar beter een goede zijn, ik begin zo langzamerhand honger te krijgen….' ‘Jij en je clan zullen nooit meer in de schaduwen hoeven te leven, jullie mogen vrij drinken van alle Dreuzels en modderbloedjes zonder wetten die jullie vrijheid inperken. Niemand zal jullie opjagen en het enige wat jullie daarvoor hoeven te doen is datgene waar jullie voor gemaakt zijn. Doden.’ ‘Hmm, klinkt allemaal erg verleidelijk, maar er zit een klein probleem in jou meesterplan. Een kleine knik in de kabel om zo maar te zeggen. Jij wilt de wereld zuiveren tot er alleen tovenaars en heksen van puur bloed over zijn niet waar? Ik en mijn clan kunnen dat doel dienen, wij zijn immer voor dat doel geschapen. Ha, maar wat als jouw meesterplan is uitgevoerd? Mijn clan en ik kunnen moeilijk vegetarisch worden, niet waar. Strekt jouw hoffelijkheid zich zover uit dat we ons mogen jagen op jouw beeld van de perfecte tovenaar? Of worden we daarna opgejaagd net als vroeger met als enige verschil dat er een stuk minder mensen zijn om ons op te voeden? Met als enige verschil dat er geen wetten meer zijn die ons beschermen? Ik denk dat ik toch maar verder ga zoals ik gewend ben; pakken wat ik pakken kan!’ Zonder zich te bedenken trekt Riddle zijn toverstaf en schreeuwt: ‘AVADA KEDAVRA!' Vladimir strompelt een paar passen achteruit en valt daarna weer aan. In die paar seconden verdwijnselt Riddle terug naar het dorp in de buurt en naar de veiligheid om een nieuw plan te bedenken. Hij zal die vampiers in zijn macht krijgen, het is enkel nog een kwestie van tijd. ----------------------------------- Laeta Titel; Abused Auteur; Laeta Onderwerp/zeer korte samenvatting; Dit verhaal is geschreven voor de Zwadchallenge: schrijf een verhaal over een Gryff die de slechte kant op gaat. Het gaat over de harde jeugd van Harry(uitvergroot omdat ik zin had om hem te martelen en ik in een beetje emo bui was) en de beslissingen die hij neemt. Waarschuwingen: kindermishandeling Beta door Avana Abused Het was de eerste nacht op Zweinstein na de zomervakantie. Fred en George hadden wat drank de leerlingenkamer binnen gesmokkeld en iedereen had uitbundig het begin van het schooljaar gevierd. Nu lag Harry te luisteren naar het gesnurk van zijn kamergenoten. Toen hij er zeker van was dat iedereen diep in slaap was, sloeg hij de dekens van zich af en stapte uit bed. Hij trok snel een mantel aan over zijn pyjama en stilletjes verliet hij de kamer. Zijn oom torende boven hem uit. Een golf van angst overspoelde Harry en hoewel hij wist dat het niets uitmaakte begon hij te smeken. ‘Alstublieft, doe me geen pijn. Ik.. Ik deed het niet express, de schaal glipte uit mijn handen en ik kon hem niet meer vangen en.. ’ ‘ZWIJG, altijd smoesjes, altijd uitvluchten, jij waardeloos misbaksel! Je moet blij zijn dat we je in dit huis laten. Al 16 jaar verzorgen we je, geven we je eten en wat krijgen we als dank? Niets hoor je dat, niets!’ Harry liep gehaast door de gang. Hij probeerde zijn rechterbeen te ontzien, wat er voor zorgde dat hij een beetje mank liep. De hele dag had hij er gewoon op gelopen, wat het been geen goed had gedaan. Maar de anderen zouden zeker vragen gaan stellen als hij mank had gelopen. En dat was wat hij probeerde te voorkomen, dat was waarom hij midden in de nacht in zijn pyjama en een mantel door de gangen liep. Lopend door de koude gangen begonnen zijn gedachten weer af te dwalen. Deze zomer was nog erger geweest dan alle anderen. Hij wist niet wat de omslag had veroorzaakt en eigenlijk maakte het hem ook weinig uit. Zodra hij bij Ligusterlaan 4 was aangekomen, had zijn oom hem bruut vastgegrepen. Grijnzend had hij zijn toverstok uit zijn zak gehaald. ‘Nu zal je niet mij en mijn gezin in gevaar brengen met die abnormale praktijken die je op die verdorven school leert.’ De stok en al zijn boeken werden diep weggestopt in de kelder, die weer vergrendeld werd met een groot hangslot. En vanaf dat moment was de nachtmerrie begonnen. ~~~ Draco liep door de slecht verlichtte gangen. Het feest in de leerlingenkamer had bij tot diep in de nacht geduurd en Draco had een enorme behoefde aan een lang en ontspannend bad. Het was jammer dat de badkamer van de klassenoudsten zo’n eind weg was, maar hij had het er voor over. Plotseling hoorde hij een geluid van aankomende voetstappen. Snel schoot Draco een verlaten gang in en hield zijn adem in. Meestal sliepen alle leraren nu wel, alleen professor Snape was nog wel eens wakker op dit tijdstip. Maar toen zag hij Potter langslopen. Wat zou hij hier in hemelsnaam doen op dit tijdstip? Nou hij er aan dacht, Potter leek ook bij het feestmaal niet zichzelf te zijn. Hij had de hele tijd maar een beetje voor zich uit gestaard en bijna niks gegeten. Wat zou er aan de hand zijn? Zijn nieuwsgierigheid was gewekt en hij volgde Potter mee de gang in. ~~~ Eindelijk had hij zijn doel bereikt. Hij luisterde eerst even of er echt niemand binnen was en glipte toen de ziekenzaal binnen. Daar aangekomen begon hij in de kasten te rommelen. Hij pakte een paar flesjes en potjes uit de kast en nam ze mee naar het bed. Daar aangekomen legde hij de flesjes neer en pakte er één op. In één teug goot hij de bittere substantie naar binnen. Direct merkte hij het verschil, de pijn nam langzaam af en zijn spieren ontspanden voor het eerst sinds tijden. Nu begon het grotere werk. Harry gooide zijn mantel af en trok zijn pyjama shirt uit. Ondanks de pijnstiller kon hij een rilling van pijn niet onderdrukken. Zijn borst, armen en rug waren geheel bedekt met blauwe plekken, kneuzingen en zelf een paar open wonden. Hij pakte het flesje op met een dikke gele pasta op waarop ‘Kneuzingenpasta: geschikt voor alle kneuzingen na ongelukken‘ stond. Zorgvuldig smeerde hij het uit over zijn lichaam, ervoor zorgend dat er geen plekken overgeslagen werden. Zijn rug was even lastig, maar een simpele spreuk zorgde ervoor dat ook daar de pasta verspreid werd. Terwijl hij bezig was dwaalden zijn gedachten weer af. ’Stop, u doet me pijn! Het spijt me, het spijt me! Ik wist niet wat ik zei.’ ‘Je wist heel goed wat je zei, jij kleine leugenaar! Je denkt zeker dat je beter bent dan wij, hè! Met je zogenaamde tovenaarsafkomst. Nou ik zal je wat vertellen, je leeft in een illusie. Je bent een freak, een gril van de natuur. Je verdiend het niet eens dezelfde lucht in te ademen, maar toch hebben we je onderdak en voedsel gegeven!’ Herman pakte Harry nog steviger vast aan zijn haar en sleurde hem mee naar zijn kamer. Daar gooide hij hem de kamer in, zelf bleef hij in deuropening staan. ‘En, wat heb je hier van geleerd?’ ‘Ik.. Ik ben niets waard. Ik ben een gril van de natuur, niet waard om te blijven leven. Ik moet iedereen dankbaar zijn die mij tegen wil en dank onderhoudt.’ ‘En?’ ‘Het is onmogelijk om ook maar iets te geven om een freak als ik. Mensen kunnen alleen maar doen alsof uit medelijden. Ik ben een last…’ ‘Denk daar maar eens over na de komende week dat je hier zit. En denk maar niet dat je iets te eten krijgt!’ Een traan liep langs Harry’s wang naar beneden. Verstrooid veegde hij hem weg. Al van jongs af aan had hij geleerd dat huilen geen zin had. Je moest voor jezelf zorgen, want niemand anders zou het doen. Hedwig was ook buiten zijn bereik opgesloten en het was onmogelijk geweest de tovenaarswereld te bereiken. Maar niemand was hem komen opzoeken, niemand had de moeite genomen te kijken hoe het ging. Een geschuifel bij de deur deed Harry verschrikt opkijken. En hij keek recht in de grijze ogen van een zekere Draco Malfidus. ~~~ Hijgend stond Draco in de leerlingenkamer. Draco was zich doodgeschrokken toen Potter opeens recht in zijn ogen keek. Zo’n blik hoorde niet thuis in de groene ogen van Perfecte Potter. Potter die door iedereen werd bewonderd, die een ego van hier tot ginder had en altijd een club van vrienden om zich heen had staan. Deze Potter hoorde niet in het midden van de nacht stiekem zijn wonden te behandelen op de eerste nacht in Zweinstein. Draco was niet dom, als er een ongeluk was geweest had hij het gehoord. Sommige kneuzingen waren bovendien al minstens een paar weken oud, terwijl anderen nog erg recent leken te zijn. Dit betekende dat iemand Potter had mishandeld tijdens de zomer, en niet één maar meerdere keren. Maar hoe kon dat gebeuren, hoe kon de toekomstige redder van de gehele tovenaarswereld in een dergelijk positie zitten? En waarom had niemand er ooit iets aan gedaan? ~~~ Tijdens het ontbijt hield Harry zijn blik zorgvuldig afgewend van de Zwadderich tafel. Lusteloos zat hij stukjes van zijn boterham af te scheuren. Hij was niet meer gewend veel te eten en als hij nu meer dan wat thee en yoghurt at zou het er hoogstwaarschijnlijk via de zelfde weg weer uitkomen. De mensen om hem heen praatten vrolijk over de vakantie en wat ze allemaal beleefd hadden. Hermelien zat te klagen over haar rooster en hoe er best nog wel een vak bij had gepast. Straks zou de hel losbreken. Het zou beginnen bij de Zwadderich tafel, zich verspreidden over de afdelingen en aan het eind van de dag zou iedereen weten wat een zwakkeling hij was. Daarom gebruikte hij de ultieme kindertechniek: als ik het monster niet zie zal hij mij ook niet zien. Harry zit bevend in een hoekje van de kamer. Zijn ogen dichtgeknepen, luisterend naar enig geluid. Hij hoort een zware ademhaling, maar waar komt het geluid vandaan? Voorzichtig doet hij een oog open en kijkt recht in het grijzende gezicht van zijn oom. Ook nu dwong hij zich om te kijken. Maar er was niets speciaals te zien aan de groep etende Zwadderaars. Toen kwam er een idee bij hem op, misschien wilde Malfidus de informatie als chantage materiaal gebruiken. Dat is typisch iets voor een Zwadderaar. Dat betekende dat hij hem zal moeten aanspreken. Kostte wat kost wilde hij dat het een geheim bleef. ~~~ Draco liep naar de leerlingenkamer. Weer had Potter bijna niks gegeten, letten die vrienden van hem dan ook nergens op? Plotseling zag hij in de schaduwen Potter staan. Potter wenkte hem en liep toen een verlaten gang in. Draco maakte zich los uit de groep en volgde de jongen. Potter bleef abrupt staan en Draco botste bijna tegen hem op. Een ongemakkelijke stilte volgde toen beide jongens elkaar aanstaarden. ‘Ik..’ begon Draco, op hetzelfde moment dat Harry begon te spreken. Draco maakte een gebaar naar Potter dat hij eerst mocht. Potter keek naar beneden en kreeg een rode kleur. ‘Ik.. Ik zou graag willen dat je niet praat over wat je gezien hebt. De verwondingen waren mijn eigen domme schuld en ik wil niet dat andere erin betrokken raken.’ Potter tilde zijn hoofd op en keek nu recht in de ogen van Draco. ‘Ik ben bereid iets ervoor terug te doen. Noem je prijs en ik zal kijken of ik er aan kan voldoen.’ Draco wist van verbazing niet wat hij moest zeggen. Dit was niet de Potter die hij kende, het leek wel of er een geheel ander mens voor hem stond. ‘Begin maar met te vertellen wie je dit heeft aangedaan.’ ‘Zoals ik al heb gezegd is het mijn eigen schuld, ik ben onhandig en verwond me zelf snel.’ Dreunde Potter op monotone toon op. Het was duidelijk voor Draco dat dit hetgeen was wat hij van de dader moest opdreunen. ‘Ik geloof je niet. Bedenk dat ik nu gemakkelijk naar de gang kan lopen en je geheim aan iedereen kan doorgeven. Ik weet zeker dat de Ochtendprofeet zeer geïnteresseerd zou zijn. Schat me niet zo laag in dat ik de waarheid niet van een leugen kan onderscheiden!’ ‘Het is echt mijn eigen fout! Ik doe echt altijd alles verkeerd! Ik kan nooit de klusjes opknappen die mijn oom van me vraagt. En dat terwijl hij mij, niets anders dan een freak, onderdak en voedsel geeft. Ik ben waardeloos, een nietsnut. Het is logisch dat hij me slaat, hij probeert nog iets van me te maken. Zelfs als hij weet dat het verspilde moeite is, probeert hij een normaal iemand van me te maken..’ Inmiddels stroomden de tranen over Potters wangen. Hij leek het zelf niet door te hebben, gevangen in de greep van een hysterische aanval. Draco liep op Potter af en legde voorzichtig een arm om zijn schouder. Na een moment van verstijving ontspande de jongen. ‘Waarom heb je dit nooit aan iemand verteld? Ik weet zeker dat Perkamentus dit niet zou toelaten.’ ‘Ze weten het.. Perkamentus weet hoe mijn familie is, dat ze alles haten wat met magie te maken heeft. Mijn vrienden weten het ook. Normaal lukt het wel, ik ben niet anders van ze gewend. Maar dit jaar was erger, veel erger…’ En zo stroomde het hele verhaal van de gehele helse zomer eruit. ~~~ Harry kon niet geloven wat hij net gedaan had. Hij had alles verteld aan iemand, terwijl hij zich nog zo had voorgenomen het geheim te houden. En van alle mensen die hij had kunnen uitkiezen was de toehoorder van zijn relaas niemand minder dan Draco Malfidus zelf geweest! ‘Har..Potter, je weet dat je volgend jaar niet meer terug kan naar die Dreuzels.’ ‘Maar waar moet ik dan heen, ik kan moeilijk op straat blijven rondzwerven. Bovendien wil Perkamentus het zo…’ ‘Heeft die man ooit iets voor je gedaan? Hij wist dat die Dreuzels je als oud vuil behandelden en toch liet hij je daar zitten.’ ‘Het is voor mijn eigen veiligheid, dat heeft hij zelf gezegd.’ Malfidus liep demonstratief naar Harry toe en trok de mantel opzij. Hoewel de plekken een beetje begonnen te vervagen, waren ze nog duidelijk te zien. ‘Veiligheid? Noem je dit verdomme veiligheid! Thuis, als je het zo kan noemen, wordt je als een soort monster behandeld. De tovenaarswereld is er alleen op gefixeerd dat je hen redt van de Heer van het Duister! Maar waarom laat je jezelf in die rol stoppen? Geef me één goede reden dat je hier mee instemt? Je moet je eigen leven leiden Harry! Want het leven wat je nu leidt kun je nauwelijks een leven noemen.’ ‘Maar, maar.. Voldemort heeft mijn ouders vermoord. Ik moet toch iets doen?’ ‘Je ouders zijn dood Harry, dood. Denk je dat zij hadden gewild dat je als een soort marionet door een stel oude mannen werd bestuurd? Denk je dat ze daarvoor hun leven hebben gegeven? Zij zouden willen dat je gelukkig was, hoe je dat doel ook bereikt.’ ‘Maar hoe moet ik dat doen. Voldemort wil me dood hebben, het is onmogelijk om dat zomaar te negeren.’ ‘De Heer wil je niet persé dood hebben. Hij wil alleen niet dat je tegen hem gebruikt wordt. Ik weet zeker dat als je hem zou vragen of je hem mag dienen, hij je maar al te graag in zijn gelederen zou opnemen.’ ‘Maar..’ ‘Ik zeg niet dat je zal moeten vechten. Je bent niet geschikt om te doden Harry, dat zal Hij inzien. Je geeft alleen je eed dat je niet hem zal verraden en Hij zal tevreden zijn. Zeker als ik voor je in zal staan.’ ‘Maar is dit geen verraad?’ ‘Hebben de anderen jou dan niet verraden, jaren achter elkaar?’ ‘Draco, blijf je bij mij? Laat je me niet in de steek?’ ‘Nooit.’ Harry keek diep in de ogen van de jongen die een paar uur geleden nog zijn aartsrivaal was. Nooit had hij gedacht dat hij op dit punt zou staan, dat hij een dergelijke keuze moest maken. Hij voelde alsof hij op een kruispunt stond in zijn leven, wat hij nu zou zeggen was nog nooit zou belangrijk geweest. Harry haalde diep adem en reikte zijn hand uit naar Draco. ‘Oké..’ ----------------------------------- Pluckjes Titel; Vaarwel Auteur; Pluckjes Onderwerp/zeer korte samenvatting; Een moeilijke moment voor Severus Sneep. Geen spoilers, gewoon een stukje dat ooit eens in mij opkwam en resulteerde tot dit; mijn eerste en tot nu toe enige one-shot. Vaarwel Zijn blik was gericht op het meisje voor hem. Ze was knap, zelfs als ze boos was. Haar blonde krullen dansten om haar hoofd toen ze zich naar hem omdraaide, haar blauwe ogen waren roodbehuild. Een zucht rolde over zijn lippen. Hij was de reden van haar verdriet en pijn. Ze had er alle reden toe zo boos en gekwetst naar hem te kijken. En toch deed het hem net zoveel pijn als haar, hoewel zij dat niet leek te willen geloven. "Het spijt me.", zei hij zacht. "Ik kan het niet." Twijfelend strekte hij zijn arm naar haar uit, aarzelend legde hij zijn hand op haar onderarm. De schok die hij door haar lichaam voelde trekken bij de aanraking, ontging hem niet en kwetste hem. Hij wendde zijn blik af en liet zijn hand van haar arm glijden. Lusteloos stak hij zijn handen in zijn zakken. Hij wist niet wat te zeggen, hij had zijn best gedaan Noralie duidelijk te maken dat het zo gewoon niet verder kon. Maar ze wilde het niet begrijpen, ze wilde het niet snappen. Zelfs nu niet. "Natuurlijk kan je het wel.", zei Noralie zacht. "Samen kunnen we het wel, Severus. Probeer het op zijn minst." Beschuldigend keek ze de jongen voor haar aan, maar hij ontweek haar blik met opzet. Zacht schudde hij zijn hoofd, een zucht rolde over zijn lippen. "Nee, Noralie.", zei hij zacht. "We hebben het geprobeerd, meer dan één keer. We moeten onder ogen zien dat wij niet voor elkaar bestemd zijn, dat wij niet bij elkaar horen." Noralie legde haar hand onder zijn kin en hief zo zijn hoofd, zodat ze hem aan kon kijken. Ondanks haar tranen en ongeloof, keek ze hem liefhebbend en hoopvol aan. "Wat maakt het uit wat de anderen zeggen, Severus.", probeerde ze alsnog. "Het doet er niet toe wat zij ervan vinden, hoe zij tegenover onze relatie staan. Het gaat om ons, om jou en mij. Ik weet zeker dat -" Severus schudde zijn hoofd en duwde haar hand weg. Hij negeerde de gekwetste blik van Noralie - die ze hem toewierp toen hij dat deed - en hield haar beide handen in de zijne. "Ik zie ze naar je kijken, Noralie.", zei hij zacht. "Ik zie hoe graag ze willen dat het over gaat tussen ons, ik zie hoe graag jij dat ook wilt." Noralie opende haar mond om heftig te protesteren tegen deze uitspraak, maar Severus liet haar handen los en legde zijn wisvinger op haar lippen. "Sst.", zei hij gebiedend. "Je weet dat ik gelijk heb. Je weet dat jij net zo naar die jongens kijkt als zij naar jou. Ik zie het, Noralie. Je wilt het niet toegeven, maar zo is het wel. Realiseer je dan ook dat wij niet bij elkaar horen." Noralie wendde haar blik af en duwde Severus' hand bij haar weg. Ze staarde naar de muur links van haar, zag de enkele schilderijen die aan de muur hingen geïnteresseerd naar hen luisteren. Een boze blik werd de schilderijen toegeworpen, maar ze leken het niet te snappen, of niet te willen snappen. "Dus dit was het?", zei ze zacht, terwijl ze nog altijd naar de muur staarde. Severus knikte zwijgend en staarde naar het meisje voor hem. Ze zag er verslagen en gekwetst uit en het deed hem pijn te weten dat ze hem alles verweet en dat het zijn schuld was dat ze zo gekwetst was. Hij wendde zijn blik af toen hij de tranen in zijn ogen voelde prikken en zag vanuit zijn ooghoeken dat Noralie naar hem keek. Ze knikte, als antwoord op iets dat door haar hoofd speelde. "Vaarwel, Severus.", ze zette een stap in zijn richting, stond dicht bij hem en boog haar hoofd naar hem toe. Voorzichtig drukte ze haar lippen op de zijne, heel even maar, waarna ze een stap achteruit zette. Na nog een laatste blik op hem, draaide ze zich om en liep ze weg. Ze snelde de gang door en liet Severus verslagen achter. Hij zuchtte en leunde tegen de muur. Zijn hand gleed naar zijn gezicht, zijn vingers bleven op zijn lippen rusten. Hij proefde haar kus nog, hij voelde haar lippen nog tegen de zijne. Het deed hem pijn te weten dat wat zei hadden, voorgoed voorbij was. Het enige meisje dat hem zag als de persoon die hij was en die oprecht van hem leek te houden, had hem verlaten. Severus sloeg zijn blik neer en staarde door een waas van tranen naar de grond onder zijn schoenen. Het was beter zo, wist hij, maar dat nam de pijn en het verdriet niet weg. Hij was weer alleen, weer ongelukkig. Maar was hij dat niet al toen hij Noralie naar andere jongens had zien kijken, naar jongens van haar eigen afdeling? Severus keek op en veegde de tranen van zijn wangen, waarna hij die inademde en naar de Grote Zaal liep. De Zaal was vol, leerlingen waren luidruchtig met elkaar in gesprek terwijl ze hun diner naar binnen werkte. Onwillekeurig liet Severus zijn blik naar de Griffoendortafel glijden. Zijn ogen rustten een tel op het blonde meisje met de helderblauwe ogen. Ze was vergezeld van stel andere jongen, lachte om hun grapjes. Het verdriet dat ze zo-even leek te hebben, was nergens meer te bespeuren. "Vaarwel, Noralie.", zei Severus zacht fluisterend. ----------------------------------- Hippogriefje Titel; Vergeten Woorden Auteur; Hippogriefje Onderwerp/zeer korte samenvatting; Zwadderich-One-Shot. Patty Park vindt dat Draco zich erg vreemd gedraagd. Hij gaat vaak naar buiten en komt dan vaak moe en met een betraand gezicht terug. Patty grijpt haar kans en achtervolgt hem het bos in, waar ze een weerzinwekkende ontdekking doet... Vergeten Woorden Ze kon hem gewoon zien wegkwijnen. ”Draco, schatje, gaat het?” ”Ik ben je schatje niet.” Snauwde Draco vol haat terug. Patty keek hem aan. Hij was zo veranderd. Het jaar ervoor liep hij nog te paraderen met haar samen over de gangen. Wat was er van die vrolijke jongen geworden? Ze wist het niet meer. ”Is...is er iets?” Probeerde ze voorzichtig. ”Laat me nou maar.” Draco beende weg en verdween uit de leerlingenkamer. Gebroken bleef Patty achter. Vastberaden om niets te laten merken ging ze de trap op naar haar slaapzaal. Daar plofte ze op haar bed en pakte een dik dagboek vanonder haar kussen vandaan. Het was donkergroen en met een licht gekleurde pen stond er hartjes op, getekend door haarzelf. “Alohamora” Mompelde ze en het slot ging open. Patty bladerde naar een lege pagina. Lief dagboek, Draco doet zo raar tegen mij. Ik heb het gevoel dat onze relatie steeds minder wordt. Dus kan ik een romance wel vergeten.Zou hij zijn vader erg missen nu hij in de gevangenis zit?Misschien ligt het daar wel aan.Ik wil graag met hem erover praten, maar hij voelt daar niks voor... Liefs, Patty Met een zucht ging ze overeind zitten en ze propte het dagboek weer weg. Langzaam schreed ze naar beneden, op weg naar de bibliotheek. Toen ze langs de deur kwam die naar buiten leidde, zag ze Draco naar buiten glippen. Dit was haar kans op erachter te komen wat er met hem aan de hand was. Altijd als hij naar buiten ging kwam hij vermoeid terug en hij zag er meestal uit alsof hij had gehuild. Ze aarzelde even; maar ging toen toch achter hem aan. Ze moest gewoon weten wat er met hem aan de hand was. Patty ging ook naar buiten en zag Draco een eindje verderop lopen. Ze versnelde haar pas om hem bij te houden. Hij keek schichtig om zich heen en rende bijna. Na een tijdje verdween hij tussen de bomen van het Verboden Bos. Patty bleef even staan. Eigenlijk was het wel gevaarlijk...Maar als ze hier op hem bleef wachten zou het nog verdachter zijn. Zonder om te kijken dook ze het dichte woud in. Aan een gekraak een paar meter verderop te horen was Draco dieper het bos in gegaan. Patty volgde het spoor van afgebroken takken en zag Draco stilstaan op een plek die iets minder dicht begroeid was. Een boomstam was op zijn zij gerold en neergelegd als een soort bankje. Draco bleef staan en keek om. Patty dook snel achter een boom. Hij leek te wachten op iemand..Langzaam besefte Patty dat hij zenuwachtig was. Hij streek telkens door zijn haar en hij klopte zijn gewaad af op achtergebleven blaadjes en stofjes. Patty schoof iets langs de boom heen zodat ze Draco nog kon zien, en degene die aan zou komen ook zag arriveren. Toen Patty om de boom heen gluurde zag ze het. Degene waar Draco op had staan wachten was vlakbij de rand van het Verboden Bos. Zachtjes krakend zakte Patty neer op de grond, zodat ze niet opviel – zittend was ze namelijk ook nog verscholen achter een aantal bosjes. Dit beviel Patty helemaal niet. Hermelien Griffel was op weg naar de open plek – of ze was of weg naar Hagrid. Patty begon met haar duimen te draaien, maar wist dat het zinloos was. Het was een mooie dag en iedereen lag bij het meer te zonnen en te kletsen. Hermelien kon onmogelijk op weg zijn naar Hagrid. Toen ze het bos betrad hield Patty op met duimen en dook wat dichter tussen een paar planten. ”Ze gaan vast duelleren..” dacht Patty terwijl Hermelien en Draco geen enkele emotie vertoonden toen ze elkaar daar ontmoetten in het donker. Langzaam draaide ze mee met Hermelien en keek tegen haar rug aan. Draco lachte koeltjes naar haar. ”Zullen we dan maar?” zei hij met een zakelijke toon. Patty kon Hermelien´s reactie niet zien; ze bewoog niet en zei ook niks. Patty wachtte gespannen af. ”Kom op Draco, ontwapen haar..” Dacht ze een beetje zenuwachtig terwijl de twee daar als standbeelden tegenover elkaar stonden. Ze wachtten duidelijk op iets. Plots greep Draco haar beet en trok haar naar zich toe. Hij kuste haar. Patty kon nog net een gil onderdrukken. ”Met een modderbloedje?” Flitste het door haar hoofd terwijl ze met een pijnlijke uitdrukking haar gezicht afwendde. De tranen stonden in haar ogen en het beeld was op haar netvlies gebrand. Ze wilde weg hier; maar het zou te veel herrie veroorzaken, zeker nu ze overstuur was. Ze zou toe moeten kijken hoe haar grote liefde verorbert werd door dat mormel. Langzaam keerde Patty haar hoofd weer terug. Ze zoenden gelukkig niet meer. Maar waarom? Die vraag spookte nog steeds door haar hoofd. ”Misschien is hij wel betoverd of vergiftigd door dat kind...” Dacht Patty verward. Hermelien en Draco waren inmiddels gaan zitten op de boomstam. ”En..Heb je nog met je vader gepraat?” Vroeg Hermelien na een tijdje. Patty spitste haar oren en veegde haar tranen weg. Zou dit de informatie zijn waar ze zo lang op wachtte? Ze ging iets rechter overeind zitten en gluurde langs de boomstam. ”Nou...Ik had hem die brief gestuurd..” Mompelde hij zachtjes. Patty schoof opzij naar een andere boom en kroop toen nog wat naar voren. “En hij had teruggeschreven dat..dat..Hij zich schaamde voor mij en dat..Jeweetwel daar niet gediend van zou zijn..” Draco boog zijn hoofd en slikte. “Hij...hij wil..” Zijn stem haperde en een traan rolde over zijn wangen. Hermelien legde een arm om hem heen en Patty voelde de woede in haarzelf weer opborrelen. “Oh Hermelien, hij wil dat een dooddoener de cruciatusvloek op mij zal gebruiken!” De tranen rolden nu echt over zijn wangen. “Ik wilde vader niet beschamen..Maar ik wil jou ook niet verliezen Hermelien!” Hermelien had nu haar beide armen om hem heen geslagen en wiegde hem zachtjes heen en weer. Als een grote, blonde baby. Patty voelde haarzelf trillen. “Jeweetwel? Dooddoener? Cruciatusvloek? Waarom wist ikdaar niks van?!” Ze wist dat Lucius Malfidus niet honderd procent bij de goede tovenaars hoorde, maar nu ze dit ineens hoorde.. Na een tijd gesnik aangehoord te hebben hoorde Patty ineens dat Hermelien zachtjes wat aan Draco vroeg. ”Maar...Kun je niet gewoon..” Ze zweeg even, alsof ze nadacht. “Welke dooddoener?” Vroeg ze uiteindelijk. ”K-kan ik niet zeggen...Hij w-werkt hier op school.” Draco veegde zijn laatste tranen weg en ging rechtop zitten. Zijn bleke wangen hadden een lichte roze kleur gekregen. Hij huilde niet graag in het openbaar. Helemaal niet, zelfs. ”OP SCHOOL?” Gilde Hermelien geschrokken uit. Draco drukte zijn hand tegen haar mond. ”Zeg niks.” Siste hij terwijl hij over zijn schouder keek. Patty trok snel haar hoofd terug vanachter de boom. Ze voelde haar hart bonzen. ”Maar...een leraar...” Murmelde Hermelien zachtjes alsof haar hele wereld instortte. “Geef hem dan aan bij Perkamentus!” Opperde ze. ”Kan niet. Als ik nog maar iets over de schreef ga heb ik nog grotere problemen.” Zei Draco snel. Patty keek weer om de boom heen. Draco zag er angstig uit. Ze had hem nog nooit zo bang gezien. ”Dan...Dan kunnen we elkaar niet meer zien..” Zei Hermelien met een snik in haar stem, en Patty voelde zich meteen vrolijker. ”Natuurlijk wel.” Snauwde Draco op zijn gebruikelijke manier. Patty zakte weer in elkaar. “We moeten gewoon voorzichtig zijn en uit de buurt van die dooddoener blijven..Één keer de cruciatusvloek krijgen is wel genoeg..” Hij beefde. ”Draco, vertel me dan wie het is..” Vroeg Hermelien bezorgd, “Hoe kan ik hem anders ontwijken? Ik heb het recht om het te weten!” Patty stond langzaam op. Het was duidelijk dat hun gesprek ten einde liep. ”Oké...Maar zweer dat je het niet laat merken, hoe bang je ook voor hem bent.” ”Ik beloof het, Draco.” ”...Het is professor Sneep.” ”NEE!” Riep Hermelien weer uit. Draco drukte opnieuw zijn hand tegen haar mond en gaf haar een waarschuwende blik. Daarna kuste hij haar opnieuw. Dat was voor Patty het teken om weg te wezen. Ze gingen zo op in de zoen dat ze dat gekraak vast niet opmerkten. Voorzichtig kroop ze tussen bomen en struiken door. Haar hoofd zat nog vol van het gesprek. Professor Sneep; een dooddoener? Draco loog vast tegen dat modderbloedje. Patty ging het kasteel in en was bijna bij de leerlingenkamer toen Sneep daar net uit kwam. Verstijfd bleef ze staan en keek hem met grote ogen aan. Misschien geloofde ze Draco toch wel meer dan ze zelf dacht.. ”Ah, Park.” Zei Sneep op een vriendelijke toon. Hij was altijd al vriendelijk tegen haar geweest. “Loop even met me mee. Het duurt niet lang.” Trillend liep Patty mee. Waar werd ze mee naartoe genomen? Sneep liep een leeg lokaal in en Patty volgde. Hij sloot de deur en keek haar doordingend aan. ”Heb je Malfidus gezien, Park?” Vroeg hij terwijl hij voor haar ging staan. Patty´s mond voelde droog aan. Ze had geen lef om te antwoorden. Hij wachtte een paar seconden en streek toen met zijn hand over zijn gewaad. “Nou..?” Zei hij iets dringender. Patty slikte even. ”N-nee..” Perste ze met moeite eruit. “W-waarom neemt U me helemaal mee naar een lokaal om dat te vragen?” Een schaduw viel over Sneep´s gezicht en er verscheen een blik die haar helemaal niet beviel. ”Je weet wel waar hij is.” Snauwde hij. “Vertel!” Zijn hand ging bliksemsnel onder zijn gewaad en toen die er onderuit kwam had hij zijn toverstok in zijn hand. “Toe Patty..we weten allebei dat het niet anders hoeft..” Patty slikte opnieuw en schudde haar hoofd. ”Wat wilt U van Malfidus?” Vroeg ze terwijl ze een stapje achteruit deed. ”Oh niks...” Antwoordde Sneep die met zijn vinger over zijn toverstok streek alsof hij die dolgraag op Patty gericht had willen hebben. “Ik wil gewoon even wat dingetjes afhandelen met hem..” ”LAAT HEM MET RUST!” Gilde Patty ineens. “U...U GAAT...” Ze hield op. Dit zou haar nergens heen brengen behalve in de problemen. Sneep´s ogen schoten vol vuur. ”Ik ga wat?” Vroeg hij op scherpe toon. In twee stappen stond hij bij haar. Ze zag beelden door haar hoofd flitsen. Haar dagboek, waar ze hartjes met Draco erin had getekend, haar moeder die haar een cadeau gaf voor Kerstmis, Harry Potter en Draco die ruzie maakten, en tot slot: Hermelien en Draco aan het zoenen en praten in het Verboden Bos. Ze viel neer op haar knieën. Sneep had net haar herinneringen doorzocht. ”Je weet het.” Gromde hij terwijl hij zijn toverstok steviger beetpakte. Patty deinsde terug, tot ze haar hoofd tegen een tafeltje stootte. ”I-ik, ik vertel het niemand, echt niet! Vertrouw me professor Sneep..” Kreunde ze. ”Er is een reden waarom Zwadderaars niet te vertrouwen zijn.” Zei hij terwijl hij op haar af liep. “Als je dit lokaal verlaat zul je alles vergeten zijn.” ”G-gaat U mijn geheugen wissen?” Vroeg Patty met grote ogen. ”Je gaat zo’n spijt krijgen dat je het vanzelf vergeet.” Was zijn laatste verklaring. Hij hief zijn staf op. “Crucio.” Zei hij kil. Patty zag een flits en voelde ineens helse pijn. Ze gilde het uit en de tranen stroomden over haar wangen. Na wat haar wel een uur leek hield het op. Hijgend lag ze op de grond. In de verte hoorde ze een stem. ”Vertel Draco maar niet hoe het was, anders heeft hij niks meer om ervan voor te stellen.” Een deur ging open en dicht. Patty bleef op de koude vloer liggen. Ze was vergeten wat ze in het bos had gehoord. ----------------------------------- Moonslave Titel: By Your Side Auteur: Moonslave Onderwerp/korte samenvatting: Daar kan ik niet veel over zeggen, aangezien het vol met Spoilers staat. Alles wees erop dat het vandaag een feestdag was. De zon hing vrolijk te schijnen aan de hemel, een aangename warmte verspreidend, vogels zongen uit volle borst hun liederen en de reuzeninktvis had zijn woonplaats in de diepten van het Meer verlaten om aan de oppervlakte te komen dobberen, met zijn tentakels naar toevallige voorbijgangers zwaaiend. Al deze elementen zorgden ervoor dat bijna iedereen aanwezig op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hokus-Pokus een stralend humeur had. De leerlingen liepen glimlachend rond in de gangen, iedereen die ze tegenkwamen een gelukkige Overwinningsdag wensend, zowel medeleerlingen als leerkrachten. Slechts n jongen had geen stralend humeur. Hij liep niet rond in de gangen, hij wenste niemand een gelukkige Overwinningsdag. Hij zat slechts onder zijn favoriete boom op het schoolterrein in gedachten verzonken naar het Meer te kijken. Het was niet dat hij het niet eens was met wat ze vierden. Natuurlijk vond hij het ook geweldig dat het vandaag precies 16 jaar geleden was dat Hij Die Niet Genoemd Mocht Worden verslagen was. Zeker als je bedacht dat dit was gebeurd aan de hand van zijn eigenste peetvader. Toch voelde Teddy zich niet gelukkig. Als hij namelijk aan die bewuste dag, 16 jaar geleden van nu, terugdacht, kon hij slechts aan n ding denken. En dat was niet aan de nederlaag van Voldemort. Als hij aan die dag terugdacht, moest hij automatisch aan de vele doden denken die waren gevallen tijdens het grote gevecht. In het bijzonder aan zijn eigen vader en moeder. Zij waren gestorven terwijl ze getracht hadden om een betere wereld voor hem, Teddy, te creeren. Dat had zijn peetvader Harry hem toch verteld. Ze hadden zich met andere woorden een soort van opgeofferd voor de wereld, voor de vrede, voor hem. Dat was dan wel een heel mooie gedachte, maar dat nam niet weg dat ze er niet meer waren. Teddy zuchtte diep. Hij sloot zijn ogen en probeerde zich wat te vermanen. Hij had geen enkele reden om hier zo zielig te zitten piekeren over zijn ouders, van wie hij zich toch niets herrinnerde. Hij wist nog niet eens hoe ze eruit zagen Hoewel hij volgens zijn peetvader uiterlijk helemaal op zijn vader leek. Innerlijk bleek hij meer zijn moeder te zijn. Ook zij moest een Transformagir en vreselijk onhandig geweest zijn. Teddy merkte de traan pas op toen deze van zijn wang drupte en openspatte op zijn knie. Half gerriteerd, half beschaamd hief hij zijn hand op veegde zijn gezicht en ogen droog. Vervolgens krabbelde hij overeind. Hier zitten had geen nut, hij kon evengoed wat rondwandelen. Dat zou hem misschien wat minder met zijn gedachten bezighouden. Langzaam wandelde hij richting Hagrids hut, tegen zijn wil in nog steeds in gedachten verzonken. Hierdoor merkte hij het mooie, blonde meisje niet op dat vrolijk naar hem zwaaide. Ze keek hem even na, haalde toen haar schouders op en liep toen snel haar vriendinnen achterna. Dat was nog het ergste, dat hij niet wist hoe zijn bloedeigen ouders eruitzagen. Alle fotos waar zij op stonden waren opgegaan in de brand die aangestoken was door de laatste Dooddoenders op vrije voeten en die zijn heel ouderlijk huis had vernield. Als hij zich nu zijn ouders voor de geest probeerde te halen, zag hij alleen maar twee wazige schimmen waar hij zich niets bij kon voorstellen. Geen gezichten, geen stemmen, niets. Plots merkte hij dat het wel heel donker was geworden. Verbaasd keek hij om zich heen. Tot zover hij kon zien, strekten zich rijen en rijen bomen uit. Boven hem sloten dikke takken vol met bladeren zijn zicht af van de hemel. Slechts een paar lichtstralen slaagden erin om door het bladerdak te dringen. Met een rilling van angst en ergens ook wel van opwinding besefte Teddy waar hij was. Zonder na te denken of op te letten, was hij het Verboden Bos binnengelopen. Hoe kwam dat nu? Was hij dan zo ver weg geweest met zijn gedachten? Het leek Teddy het beste om op zijn stappen terug te keren, voor zover dat zou lukken. Toen hij zich echter had omgedraaid, zag hij wat hij al had gevreesd. Doordat er een dikke laag van bladeren en takken op de grond lag, had hij geen voetsporen achtergelaten. Hij kon alleen maar hopen dat hij heel de tijd rechtdoor had gelopen en geen omwegen had gemaakt. Hij haalde een keer diep adem, en begon toen te lopen. Na een een lange tijd volgens zijn horloge een halfuur, volgens zijn innerlijke klok een eeuwigheid rondgelopen te hebben en niets herkenbaar gezien te hebben, begon de paniek zich door Teddys lichaam te verspreiden. Zo diep had hij toch nooit in het bos kunnen lopen zonder het door te hebben? Hij had al lang terug op het schoolterrein moeten zijn. Tenzij Teddy schudde zijn hoofd in een poging niet aan de mogelijkheid te denken. Nee, hij was niet verdwaald. Hij zou hier uitkomen. Hij moest gewoon verder rechtdoor blijven lopen. Zo kwam hij er wel. Gewoon rustig Een plots geluid, als de doodskreet van een stervend dier, deed Teddy opschrikken uit zijn gedachten. Zenuwachtig keek keek hij om zich heen, zijn toverstok in de aanslag. Hij voelde zijn hart bonzen in zijn keel. Nu pas besefte hij in wat voor positie hij zich bevond. Hij was helemaal alleen, aan zijn lot overgelaten in een bos dat stikte van de duistere wezens. En die duistere wezens hadden het meestal niet op tovenaars begrepen. Alert, met gespitste oren, zette Teddy voorzichtig een stap naar voren. Vervolgens bleef hij staan en luisterde aandachtig. Niets. Hij tilde zijn voet op om de volgende stap te zetten, maar bemerkte toen iets waardoor hij vergat waar hij was en waar hij naartoe wou. De voet bleef werkloos in de lucht hangen. Daar, op de grond, tussen de takken en de bladeren, lag een kleine zwarte steen. Er straalde een soort aantrekkingskracht van hem uit, die ervoor zorgde dat Teddy voor niets anders meer oog had. Hij zette zijn zwevende voet weer op de grond, draaide negentig graden rond en liep op de steen af. Toen hij zich bukte bij de steen, merkte hij dat deze doormidden was gebroken met zo leek het er toch op een scherp voorwerp. Ondanks deze barst, leek de steen de mooiste steen die Teddy ooit had gezien. Hij wou hem aanraken. Nog voor hij zichzelf kon tegenhouden, pakte hij de steen op en hield hem in zijn hand. Hij voelde verrassend warm aan. Het was alsof de steen het hem insprak. Teddy kon op geen enkel andere uitleg komen voor het feit dat hij perfect wist wat hij deed, hoewel hij nog nooit in zijn leven een dergelijke steen was tegengekomen, noch dat hij wist wat de gevolgen zouden zijn. Hij wist gewoon dat dit het juiste was om te doen. Op een zachte, haast tedere manier, draaide hij de steen drie keer rond in zijn hand. Tot zijn eigen verbazing schrok Teddy niet toen hij geritsel achter zich hoorde. Langzaam stond hij weer recht, met de steen nog steeds in zijn hand geklemd, en draaide zich om. Daar stonden ze. Teddy besefte nu dat hij al had geweten dat dit zou gebeuren van het moment dat hij de steen had zien liggen. Niettemin kreeg hij een brok in zijn keel toen hij van de n naar de ander keek en weer terug. Harry had niet gelogen; Teddy leek inderdaad als twee druppels water op zijn vader. Hij had dezelfde geelbruine ogen, dezelfde vorm van gezicht, zelfs ongeveer dezelfde gestalte. Alleen zijn neus was die van zijn moeder. Zijn moeder had een mooi, open gezicht, met grote, vriendelijke ogen en net zoals haar man een brede glimlach om haar lippen. Ondankt de steeds groter wordende brok in zijn keel moest Teddy glimlachen toen hij haar knalroze haren zag. Glimlachend liepen ze op hem af, tot ze ten slotte vlak voor hem stonden. Hij kon nu elk detail van hun gezicht zien, van de sproetjes op zijn moeders neus tot de lachrimpeltjes rond zijn vaders ogen. Ze zagen er allebei nog erg jong uit, hoogstens dertig. Zo stonden ze daar een paar minuten zwijgend tegenover elkaar, alleen maar kijkend. Teddy wou elk detail van zijn ouders in zich opnemen. Uiteindelijk brak zijn moeder de stilte. Teddy, zei ze, nog altijd even breed glimlachend, Mijn lieve, lieve Teddy. Mam, bracht Teddy uit. Hij stak zijn vrije hand degene zonder de steen in- uit om haar aan te raken, maar ze hield haar hand waarschuwend omhoog. Teddys arm bleef als bevroren in de lucht hangen. Sorry, Teddy, maar ik kan dat niet toelaten, zei ze zachtjes, haar ogen vol met spijt. Het is voor je eigen veiligheid, voegde zijn vader er even zacht aan toe. Met een schok besefte Teddy dat zelfs zijn stem wat op die van zijn vader leek. We zijn niet helemaal hier, zie je. Een deel van ons is nog altijd in het geestenrijk. Als je ons aanraakt, zou het wel eens kunnen dat je meegesleurd wordt. Maar maar stotterde Teddy. Het zien en horen van zijn ouders had hem alle goede elementen van het leven doen vergeten. Weg waren alle herinneringen aan gezellige avonden bij de Potters thuis, aan de mooie glimlach van de blonde Victoire. Het enige waar hij nu aan dacht, waren zijn ouders. Het enige dat hij nu verlangde, was bij hen zijn, hen aanraken, omhelzen. Neem me mee, fluisterde hij. Neem me mee, alsjeblieft. Ik wil bij jullie zijn. Maar nee, zei zijn moeder, duidelijk geschrokken. Jouw plaats is hier, Teddy, tussen de levenden, zei zijn vader. Je hebt nog een hele toekomst voor je liggen. Je moet nog zoveel zien, zoveel meemaken. Jouw tijd is lang nog niet gekomen. Teddy keek zijn ouders beurtelings aan. Hoewel hij nog altijd het verlangen koesterde om bij hen te blijven, wist hij dat ze gelijk hadden. Het was zijn moment nog niet om uit het leven te stappen. Langzaam liet Teddy zijn arm weer zakken. Hij bleef echter als gehypnotiseerd naar zijn ouders kijken, alsof hij bang was dat ze zouden verdwijnen als hij met zijn ogen knipperde. Wachten jullie op me? fluisterde hij. Natuurlijk. glimlachte zijn vader. We zullen altijd bij je zijn, Teddy. zei zijn moeder. We zullen over je waken. En als de tijd daar is, zullen we je met open armen ontvangen. Teddy knikte slechts. Hij bestudeerde nog n keer alle details van zijn ouders gezichten, en opende toen de hand waar de steen in lag. Tot ziens. Zei hij zachtjes. Tot ziens, Teddy. antwoordden zijn ouders tegelijk. Voorzichtig kantelde Teddy zijn hand en liet de steen er afglijden. Op het moment dat de steen het contact met zijn huid verloor, begonnen zijn ouders te vervagen. Ze werden steeds ieler en ieler, tot ze uiteindelijk helemaal verdwenen waren. Teddy bleef echter staren naar de plek waar ze gestaan hadden, alsof hij verwachtte dat ze elk moment konden terugkomen. Teddy! Iemand riep zijn naam. Langzaam ontwaakte Teddy uit zijn trance en keek achterom. Op een paar meter van hem vandaan stond een heel grote man met een woeste baard en een kruisboog over zijn schouder. Dag Hagrid. Wat mot jij hier in hemelsnaam? vroeg Hagrid stomverbaasd terwijl hij naar Teddy kwam bonken. Hoe bennie hier geraakt? Ik was eh een beetje afgedwaald. antwoordde Teddy naar waarheid. Je ken hier niet blijven. Zei Hagrid bezorgd. Kom mee, dan breng k je terug. De hele weg terug naar Zweinstein zag Teddy de gezichten van zijn ouders voor zich. Hij zag hun vriendelijke ogen, hun liefdevolle glimlach. Hij zou ze nooit meer opnieuw vergeten. ----------------------------------- Myrthe Titel: Gedachtes Auteur: Myrthe Onderwerp/korte samenvatting: Harry is op zoek naar de gruzelenmenten, gedachtes maken hem gek. Dan komt hij een oude bekende tegen. Gedachtes Voor zich uit starend zat hij op een grote steen midden in de bergen, de reis bleek moeilijker te zijn dan hij had gedacht. Natuurlijk zou het moeilijk worden, dat had hij dan ook niet anders verwacht. Maar dat het zo moeilijk zou worden had hij niet verwacht. Zijn vrienden hadden vele verwachtingen. En een van die verwachtingen was dat hij bij Kerst daar zou zijn. Hij wou dat hij dat kon waar maken, dat hij op kerstavond voor de deur kon staan met enkele pakjes in zijn handen en iedereen lachend kon aankijken. Maar dat kon hij niet De verwachtingen die mensen van hem stelden werden hem te veel. Verwachtingen kon je altijd hebben, maar je kon niet altijd alles krijgen wat je wou. Ver weg, ver van de bewoonde wereld zat hij. Dagen had hij moet lopen om dit hier te bereiken. Misschien wel weken. Hij kon niet toveren, niets met zijn krachten kon hij doen. Als hij dat deed verraadde hij zichzelf. Iedere stap die hij zette keek hij om zich heen om te kijken of er geen dooddoeners waren die hem achtevolgde. Ieder geluid deed hem opschrikken, ieder dier dat langs kwam bekeek hij goed. Iedere seconden moest hij aan zijn honger denken. Elke druppel water die hij proefte moest hij denken aan het weinige water dat hij nog over had. De momenten dat hij langs een bosje bessen kwam stopte hij een doos helemaal vol om ze te koken. En op te eten, elke bessenstruik die hij tegen kwam kon je alleen eten als die gekookt werden. Elke graanveld die hij tegenkwam plukte hij het graan om er brood van te bakken. En elke dag moest hij om zich heen kijken naar goed eten. En soms had niets, maar dat maakte hem niets meer uit. Zijn verwachtingen van die land werden namelijk steeds minder. De verwachtingen die andere mensen van hem hadden werden ergens in zijn hersens begraven. Met een zucht stond hij op, hij moest verder gaan. Hij wou voor het donker was een slaapplek vinden. Hier, midden op de weg, was het niet veiling. En het zou snel donker worden. Met snelle passen liep hij over het smalle weggetje, naast hem lag een diep dal. Een verkeerde stap en hij was dood. Dood. Hoe zou het met zijn vrienden gaan, zouden die nog leven? Zijn gedachtes dwaalden af. Opnieuw moest hij gaan zitten om niet te vallen. Opnieuw dacht hij aan zijn vrienden. Hij had ze al heel lang moeten missen, hij had al heel lang niets meer van ze gehoord. Wat niet zo raar was, hij had het contact verbroken toen hij weg ging. Hij verdween door een pas, een grot doemde op. Een zwart gat, een kleine lach gleed over zijn gezicht. Die was al snel verdwenen toen hij een verlaten kamp zag liggen. Een kamp dat duidelijk daar al een tijdje lag, een tijdje verlaten lag. Hij keek om zich heen, er was geen enkele spoor die leidde dat er iets verschrikkelijks was gebeurt. Met een zucht ging hij zitten, Opnieuw verdween hij in zijn gedachtes. Een keiharde gil deed hem opschrikken, het was een vrouwlijke gil geweest. Het kwam overduidelijk van de pas waar hij van weg was gegaan. Snel liep terug, een vrouw. Gekleed in een zwart gewaad hing aan een arm aan de reling. Geschrokken keek hij naar de vrouw, hij herkende haar. Beelden schoten door zijn gedachtes. Gedachtes, beelden. Een lachende vrouw hangend aan de nek van een bekende zwerkbalspeler. De vrouw op haar knieën zittend op de grond, huilend. Hij pakte haar hand die naast haar bungelde. Zonder iets te zeggen trok hij haar omhoog. Ze wou wat zeggen, nog voor dat ze de kans kreeg was hij verdwenen. Ze stond daar alleen, haar armen hingen bungelend langs haar te dunne lichaam. Ze had niet tegen deze omstandigheden gekund. De dagen in de bergen hadden haar niet goed gedaan. Opnieuw zuchtte hij, hij wist dat hij terug moest om haar te helpen. Maar hij kon niet, hij kon zijn verleden niet onder ogen komen. Haar bruin, krullerig, pluizig haar zat door de war, er zaten kleine takjes in en bladeren. Haar hele lichaam, zat onder de krassen. Een paar brandwonden zaten op haar arm. Ja, hij kon haar nog zo voor de geest halen. Haar gezicht toen ze aan een arm hing, geschrokken. Haar gezicht toen ze op haar voeten op de grond stond, gelukkig. Haar gezicht toen ze merkte dat hij weer verdwenen was, verlaten. Ja, hij wist precies wie ze was. Hij wist zelfs nog elke uitdrukking die ze had voor dat hij de bergen in ging. Voor dat hij verdween uit het enige huis, naast Zweinstein, waar hij zich ooit thuis had gevoeld. Hij glimlachte mistroostig, jaren had hij gedacht dat het gewoon puur toeval was dat hij altijd tegen de Heer des Duister moest vechten, pas in zijn vijfde jaar op Zweinstein kreeg hij te horen dat het lot dat had bepaalt. Dat het zijn leven of de Heer des Duister leven was, dat het zijn taak was om hem te doden. In zijn zesde jaar kreeg hij te horen wat zijn schoolhoofd allemaal deed en toen die dood was nam hij de taak op zich. Nu vier jaar later had hij hem nog steeds niet vervuld. Hij was weg gegaan om de ontzette gezichten van zijn vrienden niet ze hoeven zien. Ja, hij wist zijn taak. Hij wist dat zijn beste vriendin daar nu eenzaam op het smalle weggetje naast het diepe dal stond. Hij wist dat als hij niet zou opschieten er niets meer van de wereld over was. Hij, Harry James Potter, wist wat hem te doen stond. Wat hem te wachten stond. ----------------------------------- Laeta Titel: Terwijl ik droomde over de volle maan Auteur: Laeta Onderwerp/Samenvatting: Inzending voor de Zwad fanfiction challenge met als thema dromen. Ik ben tweede geworden. Het verhaal gaat over Remus die een serie van vreemde dromen krijgt. Maar de vraag is, zijn het wel zomaar dromen of zit er meer achter? Edit: 18 oktober, beta door Avana Terwijl ik droom over de volle maan Het bleke gelaat van de maan schijnt door kruinen van de bomen. Het gebons van mijn hart vormt samen met de geluiden van het bos een perfectie symfonie en ik voel me intens gelukkig. Mijn poten beroeren nauwelijks de vochtige bosgrond, terwijl ik in volle vaart tussen de bomen door ren. Ik ren en ik ren: ik volg geen weg en ik heb geen bestemming. Het is alleen ik en het bos, altijd onder het toeziende oog van de volle maan. Nog duf van de slaap doet Remus één oog open. Zijn kamer is donker, al zegt dat niks met de nieuwe verduisterende gordijnen die hij een maand geleden gekocht heeft. Hij wrijft even in zijn ogen en strekt zich uit. Wankelend loopt hij naar het raam en trekt de gordijnen open. Buiten is het schemerig en de eerste zonnestralen weerkaatsen door de dauw van het gras. Dan doet hij het raam open en inhaleert diep de frisse ochtendlucht. Even sluit hij zijn ogen en geniet van het moment. Als hij zich goed concentreert ruikt hij nog een vleugje van de diepe en rijke geur van de nacht. Kort flitst een beeld van bomen en de volle maan op zijn netvlies. Dan schudt hij zijn hoofd en drijft alle gedachten over de maan uit zijn hoofd. Nog vier nachten tot de volle maan, waarom zou hij daar nu al aandacht aan besteden? Hij draait zich weg van het raam en begint aan zijn dagelijkse klusjes. Hij merkt nooit de man op die 50 meter verderop naar zijn raam zit te staren. De maan kijkt zwijgend op me neer, als ik na uren te hebben gerend eindelijk de tijd neem om mijn adem weer onder controle te krijgen. Ik hijg en mijn borstkas beweegt mee met elke ademteug die ik binnenkrijg. Ik sluit voor een moment mijn ogen en geniet van de geuren van het bos. Ik ruik de rotting van de bladeren, het konijn dat diep in zijn holletje ligt te slapen, de uil die boven mij op een tak zit en.. en.. Nee, de geur is al weer vervlogen. En hoe ik ook mijn best doe, het lukt me niet om de geur opnieuw te vinden. De geur bracht een gevoel van herkenning mee, maar dat gevoel was net zo snel vervlogen als de geur. Remus weigert toe te geven aan de neiging zijn adem in te houden. Flauwvallen midden in het spitsuur zal de zaken er niet bepaald beter maken. Hij heeft een hekel aan de metro, maar zijn huidige baan ligt midden in het centrum van Londen. Er zijn geen AVP’s (Algemene Verschijnsel Plekken) in de buurt en om nou midden tussen zijn Dreuzel co-werkers te verschijnselen lijkt hem ook geen goed idee. De geur van de man naast hem was misselijkmakend, dus ademt hij oppervlakkig door zijn neus en wacht tot de dagelijkse kwelling weer voorbij is. Plotseling vangt hij een zweem op van een vertrouwde geur. De geur brengt een herinnering terug aan gisternacht, maar ook aan een gebeurtenis van nog langer geleden. Remus probeert de geur te volgen, maar het is bijna onmogelijk om door de zee van mensen heen te komen. De metro stopt en de geur verdwijnt door de deuren. Hij worstelt zich naar buiten en eindelijk staat hij op het perron. Een man schreeuwt hem verwensingen na, maar de woorden gaan langs hem heen. Hij snuffelt zo onopvallend mogelijk en vangt weer een vlaag van de geur op. Hij volgt de geur naar het uiteinde van het perron en zijn hart begint te bonzen als het steeds sterker lijkt te worden. Maar dan lijkt het plotseling van de andere kant te komen. Hij draait zich om en ziet op de grond een versleten sjaal liggen. Hij pakt de sjaal op en begraaft zijn gezicht erin. Ja, dit is duidelijk de geur. Hij kijkt om zich heen, maar er is niemand meer te bekennen. Het is een heldere nacht en de donkere duisternis wordt versierd door de maan en talloze sterren. Deze natuurlijke bron van licht is alles wat ik nodig heb, terwijl ik rustig door het bos heen loop. Ik hoef me geen zorgen te maken om voedsel, ik heb genoeg. Hoewel ik het bos niet ken, voelt alles vertrouwd aan. Ik kijk om me heen en zie hoe het drukke nachtleven van het bos aan me voorbijgaat. Vleermuizen vliegen door de lucht, bijna onzichtbaar in hun snelheid, op zoek naar een smakelijke prooi. Een vos rent in het licht van de maan over een open plek een eindje verderop. Plotseling een flits van grijs. Ik ben nieuwsgierig en zet de achtervolging in. Telkens als ik denk dat ik Het (hem, haar, ik weet het niet) kwijt ben, zie ik weer een zwiep van een staart of een grijze vlek in de verte. Ik heb het gevoel alsof ik al uren aan het rennen ben en misschien is dat ook wel zo. Elk gevoel van tijd is me ontglipt. Onverwacht bereik ik een groot open veld. In het midden van het veld, als het ware in een spotlicht gemaakt van manestralen, zit een grote grijze wolf. De wolf heft zijn snoet naar de hemel en begint aan het Lied van de Maan. Het gehuil duurt voort, als er plotseling een tweede stem in het lied verweven wordt. Pas na een paar seconden merk ik dat dit mijn stem is. Als het lied is afgelopen draait de grote wolf zijn kop naar me toe. Een paar amberkleurige ogen lijkt door mijn ziel heen te dringen en een siddering trekt door mijn lichaam. Remus ligt op zijn rug op de bank. Zijn baas heeft hem naar huis gestuurd en gezegd dat hij niet terug moet komen voor hij geheel beter is. Niet dat Remus zich ziek voelde, hij kon zich simpelweg niet concentreren. Al vanaf dat hij wakker werd bepaalde het beeld van twee amberkleurige ogen zijn gedachten. Misschien komt het door de volle maan, die met rasse schreden nadert. Nog één nacht tussen vandaag en de volle maan. Logisch dat hij zich een beetje opgefokt voelt. Toch lijkt het anders dan normaal, alsof er iets op het punt staat te beginnen. De maan schijnt haar licht over al het leven op aarde. Ook ik wordt beschenen door haar stralen als ik weer door het bos loop. Ik begin inmiddels punten te herkennen van mijn vorige escapades in het bos. Ik kom aan op het veld en kijk om me heen. Ik wacht en ik wacht, maar waarop, dat is me een raadsel. Plotseling hoor ik geritsel in de bosjes, ruik ik de bekende Geur en dan zie ik de grote, grijze wolf verschijnen. En in een flits wordt alles duidelijk en de waarheid dringt zich als het paard van Troje aan me op: de waarheid, vermomd in de mantel van onschuldigheid, breekt open en de verwoestende consequenties stromen naar buiten. Aarzelend zet ik twee stappen naar achter, onwillig om mijn rug naar de andere wolf te keren. Maar mijn stap vergroot de afstand tussen ons niet, aangezien de ander een gelijk aantal aan stappen mijn kant opzette. Een golf van paniek stroomt door me heen, ik draai me om en zet het op een lopen. Ik hoor hoe achter me de achtervolging wordt ingezet. Hoe ik ook mijn best doe, de afstand tussen ons wordt steeds kleiner. Plots stopt het gelijkmatige gedreun van de poten van mijn achtervolger, twee seconde later voel ik een gewicht, veel zwaarder dan mijn eigen, op mijn rug. Met een jank van protest stort ik neer, de grote wolf nog steeds bovenop me. Ik krabbel en probeer onder het gewicht uit te krabbelen. De wolf gromt en bijt in mijn keel. Ik ontspan onmiddellijk mijn spieren en blijf zo stil mogelijk liggen, terwijl de ander rustig mijn gehele lichaam besnuffeld. Mijn geest protesteert, spoort me aan tot vluchten, wil vechten voor vrijheid. Mijn lichaam herkent de wolf als een alpha en doet niets tot de alpha iets anders wil. Het gewicht verplaatst zich en ik kan eindelijk weer vrij ademen. Ik houd mijn ogen neergeslagen en jank zachtjes, niet van plan de woede van de alpha op te wekken. Een hand op mijn hoofd doet me op kijken. Voor me staat de man die jarenlang in al mijn nachtmerries de hoofdrol heeft gespeeld. Ik transformeer ook naar mijn mensenvorm. “Zo pup, dacht je aan me te kunnen ontsnappen?” Zijn stem klinkt rasperig, alsof hij al een lange tijd geleden niet meer is gebruikt. Ik schud timide mijn hoofd, angst en onzekerheid strijden om een plek in mijn hart. “Het is je toegestaan te spreken, pup. Wees niet bang, ik ben hier niet om je kwaad te doen. Enkel om iets terug te halen, wat altijd al aan mij heeft toebehoord.” Zijn ogen zijn strak op mij gericht en er bestaat geen twijfel over wat, of beter gezegd wie, hij bedoelde. “Ik ben niet jouw bezit..” en met grote moeite spreek ik de naam uit die ik al jaren (tevergeefs) probeer te vergeten “..Fenrir.” “Ah, maar daar maak je een vergissing, pup. Ik ben jou maker, jou alpha. Je hoort in mijn roedel thuis, niet bij dat zwakke mensenras. ” “Ik ben niet zoals jij, Fenrir! Je bent een monster, een gewetenloos en wreed monster. Ik weiger me aan te sluiten bij types zoals jij, ik ga nog liever dood.” Mijn hersenen krijgen eindelijk de overmacht over mijn instincten. Ik bereid me voor op een gevecht en daarmee op een zekere dood. De man voor me torent ruim tien centimeter boven me uit en ik heb geen illusies. Ik span mijn spieren, terwijl Fenrir op me afloopt. Snel slaat hij zijn brede armen om me heen. Ik worstel en vraag me beduusd af waarom hij doodknijpen als manier heeft gekozen, het is niet bepaald praktisch. Bovendien voelt het niet onprettig, laat staan dodelijk. Het lijkt eerder op een.. knuffel.. “Shh, pup. Dit soort woorden doen me pijn, weet je. Je bent geen mens, pup, het is noodzakelijk dat je dit gaat inzien. Moeder Maan kijkt over ons en stuurt ons deze dromen, het is het lot dat jij bij mij terug komt. De Maan waardeert het niet dat haar kinderen afdwalen van het pad dat zij hen gegeven heeft. En jij, mijn pup, behoort in mijn roedel. Aan mijn zijde.” “Nee.. Nee..” protesteer ik zwakjes. Ik ben nog nooit zo moe geweest. Ik voel me vreemd genoeg niet onprettig in de omhelzing van de alpha, als ik niet beter wist zou ik het een gevoel van ‘veiligheid’ noemen. Dan laat Fenrir me los en ik jank, buiten mijn wil om, zachtjes. “Ooit zal je jouw lot vrijwillig accepteren, pup. Niemand ontkomt aan de wil van de Maan. En ik heb de tijd, zeeën van tijd.” Het gevoel van moeheid houdt aan en ik zak op de grond. Ik sluit mijn ogen… Als Remus zijn ogen weer opent vind hij zichzelf uitgestrekt op de bank. Zijn kleren voelen vochtig aan van het zweet. Het was een droom.. Maar het leek zo echt, de geuren, het geluid, de armen van Fenrir.. En is het verbeelding, of voelt hij een beurse plek in zijn nek waar Fenrir hem had gebeten? Nog wankelend staat hij op en loopt naar het raam. Daar, onder de lantaarnpaal, staat een brede, lange man. Hij kijkt om, recht in de ogen van Remus en grijnst. Dan keert de man zich om en loopt weg. Remus schudt zijn hoofd en begint voorbereidingen te maken voor de aankomende volle maan. Hij controleert de deur van de kelder, zodat hij hem niet in zijn furie kan openen. Hij controleert de muren, zodat deze niet onder zijn gebeuk kunnen breken. Maar terwijl hij deze handelingen uitvoert, denkt hij terug aan de vrijheid in het bos. Aan de bomen, de dieren en natuurlijk de maan. En even, heel even, voelt hij een gevoel van pure heimwee. De maan is altijd aanwezig. Het maakt niet uit of het dag of nacht is, volle of wassende maan. De maan volgt en stuurt ons, als een moeder die zorgt voor haar kinderen. ----------------------------------- Annaa Titel: Herineringen Auteur: Annaa Onderwerp/Samenvatting: Op een andere Harry Potter site, hebben ze een systeem, dan geven zij een koppeltje op en dan moet jij daar een one shot van maken. hier komt er één. Sirius/Severus Herinneringen (S/S) Er hing een zenuwachtige sfeer rond Zweinstein. De examens waren bezig en iedereen was bezig met leren, of zich druk maken. Vier jongens, die onder een grote boom zaten, leken echter heel kalm en rustig. Zij werden de Marauders genoemd. Ééntje was behoorlijk zenuwachtig, een andere zat te lezen en twee jongens leken nogal verveeld. ‘Ik verveel me dood’ zei één van de twee dan ook. Hij was zeker de knapste van de vier. De jongen die aan het lezen was bood de knapste zijn boek aan. ‘Ik hoef die onzin niet, die ken ik al.’ snoof hij. ‘Ik zie iets veel leukers, Sluipvoet, kijk eens wie daar zit…’ zei de andere verveelde jongen somber. ‘Geweldig,’ zei de knappe jongen die Sluipvoet werd genoemd sarcastisch. ‘Secretus.’ ‘Hé, Sirius! Moet je zien hoe goed Evers eruit ziet dit jaar!’ zei een overenthousiaste James. ‘Hm?’ zei ik afwezig. Ik staarde niet zomaar voor me uit. Ik staarde naar een bijzonder mooi persoon. Iemand waardoor je hele buik samentrekt, je om zou willen huilen, en toch die glimlach niet van je gezicht zou kunnen krijgen. ik keek hoe hij at. Hij at prachtig. Zo mooi had ik nog nooit iemand zien eten. ‘Ik vind het prima dat je Bi bent, maar waarom aan die tafel?’ Ik scheurde mijn blik los van de Zwadderich tafel en keek mijn beste vriend aan. Hij keek ernstig. Mijn gezicht betrok. ‘Gaffel, ik kan het niet helpen. Het is niet anders dan vorig jaar.’ James wou zijn mond open doen, waarschijnlijk om over hun, Door James bedacht uiteraard, ritueel te beginnen, wat ze afgelopen zomer hadden uitgevoerd, in de hoop dat Sirius over HEM heen zou kunnen komen. ‘Ik vraag jou toch ook niet op over Evers heen te komen’ snauwde ik. James drukte zijn lippen tegen elkaar en begon een gesprek met Remus over zijn laatste vangst. Ik moest lachen. Ook James kon zijn lach niet inhouden. We waren nooit lang boos op elkaar. ‘Weetje, ze heeft ook een leuke vriendin, iets voor jou?’ Ik grijnsde ‘Hebben we die nog nooit gehad?’ ‘Huffelpuffers, voor mij Cindy, voor jou Kelly.’ Antwoordde James verveeld. ‘Kelly wie?’ ‘Morsinks’ ‘al gehad, maar wel een lekker ding. Kan nog wel een keer.’ ‘Sirius, je bent vreselijk!’ hoorde ik Remus zeggen. Ik grijnsde en mijn ogen zochten naar mijn vertrouwde plekje aan de Zwadderich tafel. En hij keek naar mij. Hij keek! Severus Sneep keek naar mij! En hij werd rood. Ik knipoogde. Hij keek verbaast om zich heen, en glimlachte toen. Als vanzelf kwam er een grijns op mijn gezicht. Severus Sneep dacht paniekerig na. “heb ik mijn examen wel goed gemaakt?” Hij zat in zijn eentje vlakbij het meer. Het leek alsof hij druk bezig was met zijn examenopgaven, maar stiekem keek hij af en toe uit zijn ooghoeken. Hij had een viertal zien zitten, die hij liever niet tegenkwam. Hij werd al vanaf hun vierde jaar gepest door hun. Daarvoor ook wel door anderen hoor, maar dat was binnen zijn afdeling. Nu is hij er niet bepaald populairder op geworden. Hij zag dat die Potter hem zag zitten. “Nee, zie me niet, alsjeblieft,” dacht Severus angstig. “Misschien kan ik nog ontsnappen.” Hij stond haastig op en probeerde zo snel mogelijk weg te lopen. ‘Alles goed, Secretus?’ hoorde hij Potter zeggen. Hij draaide zich snel om, en trok zijn toverstok zo snel als hij kon. ‘Expelliarmus!’ riep Potter. Severus toverstok vloog weg. Hij hoorde Sirius harteloos lachen en hij keek hem aan. Zijn hart verstijfde toen hij die ogen zag. De rest van die dag kon ik alleen maar lachen. Dat Sirius Zwarts naar hem geknipoogd had! Toen we samen Verweer tegen de Zwarte Kunsten hadden, Keken en lachten we ook de hele tijd. Nu wist ik het zeker; Sirius zag mij ook wel zitten. Maar ik moest het natuurlijk voorzichtig spelen. Niet veel mensen wisten dat Sirius Bi was, maar ik was één van die weinigen. Niemand wist echter dat ik Gay was, dus Sirius kon het moeilijk weten. Na VTZK bleef ik op de gang wachten. ‘Ga maar alvast..’ hoorde ik Sirius tegen zijn vrienden zeggen. Ik had geen vrienden om dat tegen te zeggen. ‘Is goed, Sluipvoet.’ Zei Potter tegen Sirius met een knipoog. Daardoor kreeg ik meer hoop. Sirius grijnsde, en toen zijn vrienden uit het zicht verdwenen waren, keerde hij zich naar mij. Ik deed alsof ik iets zocht uit mijn tas. ‘Hoi, Severus.’ Zei Sirius zacht. Ik keek hem aan en ik voelde me smelten. Ik deed mijn mond open. Er kwam niks uit. Ik schraapte mijn keel. ‘Hee..’ Sirius lachte. Ik verstarde. Hij lachte me uit! Het was natuurlijk gewoon een grap! Sirius zag mijn blik en stopte met lachen. ‘ik.. wou je eigelijk iets vragen.’ Ik keek nieuwsgierig op, was het dan toch geen grap? Ik nam al mijn moed bij elkaar. En ik grijnsde. ‘Grappig, ik wou jou ook wat vragen.’ ‘Oja?’ zei Sirius verleidelijk. ‘tegelijk dan maar?’ zei ik met een knipoog. ‘Wil je met me naar zweinsveld?’ ‘we mogen volgend weekend naar zweinsveld..’ Sirius moest blaffend lachen. Ik ook, en ik had nog nooit zo zorgeloos gelacht. ‘Dus, ik denk dat dat afgesproken is?’ zei Sirius grijnzend. ‘Zeker weten!’ antwoordde ik vrolijk. ‘Nou ik ga maar eens naar mijn volgende les.’ ‘Oké, ik ook, doei!’ zei Sirius en hij zwaaide. Ik glimlachte naar hem en liep weg, op naar de volgende les, naar het gepest van mijn mede-zwadderaren. Door die gedachte kreeg ik weer een steen in mijn maag. Maar ik voelde dat Sirius me nakeek, en mijn humeur was weer opgewekt. “Wat zal ik aandoen?” ‘Impedimta’ riep Sirius met pijn in zijn hart. Hij wou dit eigelijk niet. Maar Severus moest boeten. En hij kon zijn vrienden na al die hulp niet in de steek laten. Severus had pijn, dat kon Sirius zien. Er kwamen overal mensen aan om Severus uit te gaan lachen. Sirius slikte. Doorzetten. Hij keek James aan. Die kon zien dat hij het er moeilijk mee had. ‘Niemand flikt een Marauder zoiets’ fluisterde James bemoedigend. Sirius zette een masker voor zijn gezicht, zodat niemand, en vooral Severus niet, zou zien hoeveel pijn hem dit deed. ‘En, hoe was je examen, Secreetje?’ zei Sirius’ beste vriend vol haat. ‘Ik zag hem schrijven, met zijn vieze neus op het papier.’ Veel mensen lachten, maar Sirius wist dat hij dat niet had moeten zeggen. Severus zwakke punt.. Severus en ik zaten op een bankje bij Zweinsveld. We aten snoep wat we net gekocht hadden bij Zacharinus' Zoetwarenhuis. Mijn arm hing losjes over Severus’ schouder. Ik bood hem een dropje in de vorm van een hartje aan en hij grijnsde naar me. ‘Niet te klef worden hé?’ Zei een bekende stem achter me. Het was James met één van zijn meisjes, die smachtend aan zijn arm hing. ‘Hm, misschien een tip voor jijzelf?’ zei ik lachend terwijl ik doelde op het meisje naast James. ‘Hoi, Potter.’ zei Severus met een stijf glimlachje. James Knikte. ‘Sneep..’ het was moeilijk voor hun beiden aardig tegen elkaar te doen, aangezien ze in zulke verschillende afdelingen zaten. Maar het betekende veel voor me dat ze zo hun best deden. Ja, het was algemeen bekent. De knappe Sirius Zwarts, was Gay en ging met die Sneep, van Zwadderich! Er werd nogal over gefluisterd, maar daar trok het tweetal zich niks van aan. Toen ze na hun eerste date gezoend hadden, was het meteen raak. En bij fluisteren bleef het ook, niemand durfde iets tegen de Marauders in te brengen… ‘Nou, dan laat ik de tortelduifjes maar alleen’ zei James lachend. Maar het meisje van James zat ongelofelijk te flirten en te staren naar me, ik geniete er heust wel van, maar ik liet niks merken. ik haalde enkel mijn hand door mijn haar. Het meisje zwaaide en knipperde met haar ogen. Toen liep ze weg. ‘Sier, we hadden een afspraak, toch?’ Ik keek Severus aan en zag de twijfel in zijn ogen. ‘Schatje, bij iemand anders was ik haar gelijk achterna gerend. Je weet dat ik van je hou.’ Ik wis dat dat de goeie woorden waren. Hij glimlachte naar me en we verdronken in een ellenlange zoen. ‘Mag ik iets vragen?’ vroeg Severus, toen we terugliepen naar school. ‘Vraag maar raak!’ zei ik vrolijk, het was leuk geweest vandaag. ‘Waarom ben je ooit op mij gevallen?’ Ik wou mijn mond al open doen, om te zeggen hoe geweldig hij was, hoeveel ik van hem hield, hoe knap, lief en slim ik hem vond. Maar hij onderbrak me. ‘Ik ben lelijk. Ik heb een lelijke neus.’ Zei Severus koppig. Ik wist dat dit geen goed moment was om in lachen uit te barsten, maar ik kon me bijna niet inhouden. Hij keek me zo schattig aan. ‘Dát’ fluisterde ik, terwijl ik met mijn vinger over zijn neus streek ‘Is nou één van de dingen waarop ik op je ben gevallen’ ‘Wacht maar…’ mompelde Severus. ‘Waar moeten we op wachten?’ vroeg Sirius. Sneep begon op Sirius te vloeken, maar dat liet Potter niet zomaar toe. ‘sanito!’ ‘Laat het met rust!’ Riep Lily, die net aan was komen lopen. Terwijl James en Lily hun gesprekje voerden, keek Severus Sirius aan. Hij kon door het masker heen kijken, dat wist hij, en hij zag pijn en verdriet. Ik rende naar buiten met Sirius op mijn voeten. Het sneeuwde en we waren weggesneakt uit de les. ‘Snel, volgendsmij komt slakhoorn er al aan’ riep Sirius lachtent. Vlak voor het verboden bos liet ik me vallen in de sneeuw. En, zoals ik verwacht had, kwam Sirius naast me liggen. ‘Je bent mijn alles’ verklaarde hij. Ik voelde schuld opborrelen. “Hij ziet het” dacht Sirius paniekerig, hij zette snel zijn masker weer op. Lily was ondertussen James aan het uitschelden. ‘Pech gehad, Gaffel!’ zei Sirius zogenaamd opgewekt. ‘Hé, jij daar!’ schreeuwde Sirius naar Severus, al zijn boosheid uitent. Ik liep rustig door de gangen, vrolijk als ik was. Ik had alles. Vrienden, liefde, goeie cijfers. Als kind had ik nooit verwacht dat ik zo gelukkig zou eindigen. En toen zag ik ze. Severus. Lucius. Ik stond als versteend. Ik kon niet denken, niet lopen, ik kon alleen maar kijken, kijken naar dat gruwel. Hij streek langs zijn wang, ze keken elkaar verliefd aan, en toen zoenden ze elkaar. En toen keek hij op. Zijn donkerbruine ogen geschrokken. Door die blik kwam ik uit mijn trance. En ik rende weg, weg van hem, weg van Zwadderich, die eikels. Ik rende langs de leerlingenkamer, zonder mijn vrienden op te merken. Ik liep de trap op naar mijn kamer, waar ik op mijn bed ging zitten. Ik trok mijn knieën op, en legde mijn hoofd op ze. Mijn armen sloeg ik rond mijn benen. En zo huilde ik. Om alles. Om Severus. Om mijn ouders, Om de voortrekkerei voor mijn broertje. om de liefde die ik nooit heb gekregen van mijn ouders, En uiteindelijk dat gevonden bij iemand. En die dat heeft verplettert. Verwoest. Mijn leven… verwoest. ‘Sirius?’ ik hoorde James. Snel droogde ik mijn tranen. ‘Ja?’ ik probeerde stoer te klinken, maar ik wist dat hij al in de kamer was, en dat het geen zin had. ‘Wat is er gebeurt?’ in schokkende zinnen vertelde ik wat ik had gezien. Toen ik klaar was, schoten James’ ogen vuur. ‘Hij zal boeten, Sirius, we zullen hem krijgen. niemand flikt een Marauder zoiets.’ ----------------------------------- Vivian. Titel: De Beslissing Auteur meligmijsje Onderwerp / korte samenvatting: Dit verhaal speelt in de nacht dat Voldemort terugkeert, dus in deel vier. Severus Sneep komt net bij hem vandaan...Dit verhaal is geschreven voor de Zwadfanficchallenge met het thema "dromen". De Beslissing In de achterbuurten van een klein, vervallen dorpje liep in het holst van de nacht een man. Vanwege de volle maan kon je zijn gelaatstrekken duidelijk onderscheiden. Hij had vettig, lang haar, gitzwarte, liefdeloze ogen en een gezicht dat duidelijk uitstraalde dat hij al veel ellende had moeten doorstaan. Hij huiverde. Hoewel het vrij koud was, werd deze huivering niet daardoor veroorzaakt. Lange gedaantes met kappen zweefden reutelend ademhalend op hem af, alle gelukkige gedachten en gevoelens die hij nog had opzuigend. “Expecto Patronum” De toverstaf van de man produceerde een soort witte nevel die als een schild tussen hem en de dementors inhing, voorkomend dat zijn energie verder werd opgeslorpt. De man, die kennelijk geen zin had in een nieuwe confrontatie met de dementors, wachtte het onvermijdelijke breken van zijn bescherming niet af. Haastig vluchtte hij een steegje in, richting zijn huis. Toen hij zeker wist dat hij niet meer gevolgd werd keek hij om zich heen. Hij stond in een slecht verlichte straat, vol met krotten en half gesloopte huizen. Temidden van deze bouwvallen stond zijn eigen huis, een niet veel beter ogend optrekje, klein, smal en vuil. Ondanks dat het huis geen welkome aanblik bood, glimlachte de man flauwtjes en liep direct door naar boven, waar een hard bed op hem wachtte. Tijdens het omkleden kronkelden er allerlei gedachten rond in zijn hoofd. Hoe zou het zijn verlopen? Wat nu te doen? Wie kon hij vertrouwen? Harry Potter had gezegd dat zijn meester, de Heer van het Duister, was teruggekeerd. En hij had, om zijn dekmantel bij beide partijen niet direct om zeep te helpen, het spelletje meegespeeld. Pas toen Perkamentus het vroeg had hij zich bij de andere Dooddoeners gevoegd, beseffend dat hij hiermee nog geen definitieve keuze had gemaakt. Voor wie moest hij kiezen? Tot nu toe kon hij eenvoudig weg voor de machtigste partij kiezen, zonder in de problemen te komen. Stom toeval was het, dat Perkamentus' verzoek om terug te keren naar zijn zijde samenviel met het verlangen van de Heer van het Duister om Perkamentus te bespioneren. Zo had hij handig de dans kunnen ontspringen toen de dooddoeners werden opgepakt, terwijl Voldemort in hem altijd zijn meest trouwe, meest bekwame dienaar had gezien. Maar wederom zou hij nu in de eerste plaats voor zijn eigen belang kiezen. Hij stapte in bed, viel in slaap en droomde vrijwel onmiddelijk.... ----------------------------- Alles was zwart om hem heen. Alles? Nee, nu hij iets beter keek bespeurde hij ook minder zwarte vlekken, die op gezichten leken. Hij schrok: ze leken op de mensen die door zijn toedoen waren vermoord, in opdracht van de Heer van het Duister. "Nee, niet jullie, laat me met rust!" schreeuwde hij wanhopig. De gezichten grijnsden gemeen en begonnen angstaanjagend om hem heen te draaien en te roepen. "Moordenaar... Sneep... Moordenaar... Hoe kon je?!" Het geluid werd steeds sterker, en met het harder worden van het geluid werden ook de de contouren van de gezichten steeds duidelijker. Een knappe vrouw met rood, lang haar staarde hem aan. "Evers?!" "Jij bent degene door wie Voldemort jacht op me maakte." Ze klonk furieus. "Door jouw schuld wist hij van de profetie. Als je je tegen de goede kant blijft verzetten zal je zelfs in je dromen geen rust meer vinden. Eeuwig zal ik je blijven achtervolgen, want ik ben de stem van je geweten." "Genade..." ----------------------------- De gezichten verdwenen. Nu stond hij in een donker bos, niet ver van Zweinstein. Een grote, groen-grijzige slang kwam aanglijden. Hij had twee koppen, die als dag en nacht van elkaar verschilden. De ene kop had rode ogen en leek heel gemeen, de andere kop had blauwe ogen en zag er minder gemeen uit. "Sssseverusssss, kiesss!" sprak de kop met de rode ogen. "Kiessss!" herhaalde de kop met de blauwe ogen, luider. De slang bewoog langzaam glijdend naar hem toe. Hij glibberde langs zijn benen omhoog en begon zich om Severus heen te wikkelen. Strakker en strakker, steeds hoger. Nu had de slang zijn nek bereikt en verstikte hem bijna. "KIES!!!" Hij kreeg geen lucht meer, zijn ogen draaiden weg en de droom loste op. ----------------------------- Severus maaide, al slapend, wild om zich heen in zijn bed. Het was geen rustige nacht, zoals er nog vele onrustige nachten zouden volgen. Toen de droom over de slang voorbij was zweefde hij even in een zalige witte leegte, maar al snel leidde zijn onderbewustzijn hem naar een nieuw tafereel, hem geen ogenblik rust gunnend. ----------------------------- Het was nacht. Nergens waren wolken te bekennen, alleen de heldere maan stond eenzaam te stralen. Hij bevond zich op een kerkhof. Geknield zat hij tegenover een kale man met rood ogen en spleetvormige neusgaten, die er dreigend en onvriendelijk uitzag. "Waar was je," snauwde de man boos. "Jij, dwaas,voelde je het Teken niet branden? Of dacht je dat het niet op zou vallen als je weg zou blijven? Heer Voldemort kun je niet in de steek laten." Severus keek naar de man op. Hoewel hij inwendig licht huiverde toen hij hem in zijn ogen keek, was zijn gezicht ondoorgrondelijk toen hij, met een even zachte en kalme stem als altijd, sprak. "Heer. Al die jaren van onvoorwaardelijke steun aan u zou ik toch niet zomaar vergeten? Ik ben al die tijd waakzaam geweest. Toen u buiten beeld was heb ik veel informatie verzameld over Perkamentus. Het is ook vanwege hem dat ik niet wegkon, vanwege hem dat ik Potter niet kon doden-" "Vanwege hem?" interrumpeerde Voldemort. "Ja, heer. Door zijn lievelingetje te vermoorden zou hij er persoonlijk zorg voor hebben gedragen dat ik in Azkaban terecht kwam. Nu heb ik, juist door te wachten met hierheen te komen, meer vertrouwen van Perkamentus dan u ooit had durven dromen." "Nog even naief als altijd, die Perkamentus. Liefde overwint de dood." Voldemort lachte spottend zijn hoge kille lach. "Informeer me, vertel me alles..." ----------------------------- Alles verdween, alsof er een film had gedraaid die plotseling gestopt was. Maar voordat er tijd was om te bij te komen werd hij een nieuwe droom binnengesleurd. Hij zag alleen Perkamentus, die hem met zijn blauwe, twinkelende ogen vanachter zijn bril indringend aankeek. "Als je het duistere pad volgt zal ik het licht zijn dat jou zal leiden. Blijf bij me en je zal niet verdwalen. Volg het duistere pad, Severus, want alleen jij kan deze taak volbrengen." ----------------------------- Na deze raadselachtige boodschap zonk Severus weg in een diepere, droomloze slaap. De volgende ochtend werd hij wakker toen warme zonnestralen zijn gezicht verwarmden. Het was nog niet eens zes uur. Hij opende vermoeid zijn ogen en dacht aan hetgeen hij gedroomd had. Hij probeerde zich alle details te herinneren, zoals hij altijd deed. Dit keer besloot hij echter om de dromen meteen op te schrijven, omdat hij een voorgevoel had dat deze dromen weleens de belangrijkste boodschap uit zijn hele leven zouden kunnen bevatten. "Droom nummer 1." Direct nadat hij deze zin op het lege vel perkament had gezet, schoot hem onmiddelijk de droom weer te binnen en schreef hij hem op. Hij huiverde. Schuldgevoel... Verraad, angst ook misschien. Natuurlijk had hij geen intieme relatie met Lily gehad, maar haar laatste zin sprak boekdelen. "ik ben de stem van je geweten..." Het klopte. Want juist zij was het geweest, die James dwong om Severus te laten zakken toen James hem liet zweven, ondanks dat Severus niks met Lily had. Hij er had nog altijd spijt van dat hij haar toen voor modderbloedje uit had gescholden en dat hij zoveel doden op zijn geweten had. "Droom nummer 2." Veel symbolischer dan de eerste. Een keuze die gemaakt moest worden, maar die hem fataal kon zijn waneer hij de verkeerde maakte. Twee wegen, beiden niet geheel zonder gevaar. Had het met de andere dromen te maken? De derde droom, een exacte replica van wat zich eerder op de avond had afgespeeld. Hij had enorme moeite gehad om zijn emoties niet te tonen, al wist hij zeker dat zijn Heer de twijfels niet had opgemerkt. Slim als hij was had hij alleen datgene verteld wat geen kwaad kon. Over de liefdesbescherming van Lily, over de middelmatigheid van Potter's toverkunsten, zijn roekeloosheid en over... Perkamentus. Deze had hem vlak voor hij ging op het hart gedrukt dat hij niet teveel moest zeggen. Maar aan wiens kant wilde hij staan? Waar lag zijn loyaliteit nou werkelijk? "Als je het duistere pad volgt zal ik het licht zijn dat jou zal leiden. Blijf bij me en je zal niet verdwalen." De meest raadselachtige boodschap die hij ooit in een droom gehoord had. Moest hij Voldemorts kant kiezen? Maar hoe ging dat samen met het luisteren naar Perkamentus? Of moest hij in naam een dooddoener zijn maar in zijn hart Perkamentus steunen? Het leek hem de enige juiste uitleg. "Volg het duistere pad, Severus, want alleen jij kan deze taak volbrengen." Absoluut zeker. Hij wist dat behalve hij niemand dan Perkamentus in staat was om alleen die emoties en gedachten te toonden waarvan hij wilde dat ze getoond werden. En aangezien hij als enige zichzelf een vertrouweling van de Heer van het Duister kon noemen, was er niemand die zijn taak op een zelfde niveau zou kunnen volbrengen, of zelfs maar overleven. Hij moest het doen, zodat er niet nog meer slachtoffers vielen. Ondanks dat zijn onderbewustzijn hem de halve nacht had opgezadeld met raadselachtige en soms ook enge taferelen, was hij niet ongelukkig over de dingen die hij gezien had. Door de dromen waren zijn diepste twijfels en angsten nog duidelijker geworden, terwijl tegelijkertijd ook duidelijker werd voor wie hij moest kiezen. De kant van de Heer van het Duister was niet zijn kant, daarvoor had hij teveel meegemaakt. De enige hoop op bescherming lag in de handen van Perkamentus, al zou het zwaar worden. Hij moest een strategie bedenken waardoor hij niet te vroeg het vertrouwen van zijn Heer verloor, anders zou er een zoveelste leven nutteloos worden verspild. Nu was het hem allemaal helder. Vlug ontbeet hij en ging op weg, op zoek naar Perkamentus. ----------------------------------- Josse Titel: Don't Auteur: Josse Onderwerp / korte samenvatting no way, je leest het maar! Luister ook het liedje, ik vond het er echt prachtig bij passen (a) Don'tWat ben je toch een arrogante zak! viel Hermelien uit naar Draco Malfidus. Kom p Ron, hij is onze aandacht echt niet waard! gefrustreerd trok ze Ron mee naar het kasteel. Harry! Km! riep ze achterom toen Harry bij Malfidus was gebleven. Zonder te controleren of Harry haar en Ron wel volgde ze was te druk bezig met Ron en het in bedwang houden van hem liep ze naar het kasteel, of beter gezegd, ze trok Ron achter zich aan het bordes op. Potter, siste Malfidus en daarmee haalde hij Harry uit zijn gedachten. Malfidus, antwoordde Harry minachtend. Hij wierp even een verachtende blik op Korzel en Kwast, die schuin achter Malfidus stonden. Het viel op dat Malfidus veranderd was. Hij leek minder op het zielige hoopje mens dat hij ontmoet had in zijn eerste jaar. Minder op de jongen die zonder zijn twee handlangers niemand meer was. Malfidus keek arrogant uit zijn ogen, en het viel Harry op dat hij dan nog wel slank was, hij was ook lang geworden, en ongetwijfeld een betere partij in een gevecht. Bevalt het je wat je ziet? daagde Malfidus Harry uit. Harry slikte even bij het horen van deze provocatie maar hij bond niet in. Niet tegenover Malfidus. Jij bevalt me minder, maar het beeld van Korzel en Kwast doet me goed. Harry zag dat Malfidus een seconde niet wist wat te zeggen. Dus, als Korzel en Kwast weg zijn, heb ik je onverdeelde aandacht? Harry slikte even, dit had hij niet verwacht. Misschien, antwoordde hij ontwijkend. Jullie horen de jongeheer, hij wil graag dat jullie vertrekken, keerde Draco zich naar Korzel en Kwast. Harry opende zijn mond om te protesteren maar Malfidus wierp hem een blik toe die hem verwarde. Alsof hij hem het zwijgen op wilde leggen. Waarom? Wat wilde hij Harry aan doen? Was dit payback time? Dus je dacht me zomaar te kunnen beledigen?! Malfidus draaide zich razendsnel om en trok zijn toverstaf. Harry reageerde bliksemsnel door zijn eigen toverstaf ook te trekken. Het zoveelste bewijs dat je een watje bent, zei Harry en kijk keek Malfidus recht aan, met zijn toverstaf op diens borst gericht. Pardon? Wie is er hier het moederskindje? sneerde Malfidus terwijl hij een blik wierp op Harrys litteken. Zijn woorden kwetsten Harry, maar dat zou hij Malfidus niet laten weten. Aangezien mijn moeder dood is moet jij dat zijn. Malfidus hapte even naar adem maar herstelde zich snel. Je vergeet dat je vader ook dood is, zei Malfidus botweg. Jouw vader is er duidelijk niet in geslaagd om je fatsoen bij te brengen, ook al leeft hij nog. Zo noemen jullie dat toch? Als je Voldemort dient? Lven? Harry kookte van binnen en het leek of alle opgekropte woede van de afgelopen jaren eruit kwam. De pesterijen van Malfidus, de beledigingen van diens vader en de minachtende blikken van Narcissa Malfidus, alles kreeg de jongste Malfidus die hier tegenover hem stond nu over zich heen. Dus je noemt de Heer van het Duister bij zijn naam? vroeg Malfidus en hij zetten een stap in de richting van Harry. Dappere Harry Potter noemt de moordenaar van zijn ouders bij zijn naam. Harry zette geen stap terug toen Malfidus dichterbij kwam. Houd je mond over mijn ouders, zei Harry koel. Mag ik dan wel vertellen over hoe fantstisch ik je vind? vroeg Malfidus zoetjes. Dat vind je toch zo fijn? En Malfidus zette nog een stap naar voren. Ja, hrlijk, al die hielenlikkers! zei Harry sarcastisch. Zo tragisch dat jij dat allemaal moet missen vervolgde Harry medelevend. Wil je dat? vroeg Malfidus terwijl hij nog een stap naar voren zette. Harry bleef staan. Wat? Harry wilde niet laten merken dat Malfidus hem verwarde. Dat mensen je adoreren. Dat k je adoreer. Malfidus stond nu zo dicht bij Harry dat hij zijn adem duidelijk kon onderscheiden in de lichte wolkjes die ontstonden. O ja hl graag, Goed zo, antwoordde Malfidus. Harry kon zijn adem nu in zijn nek voelen. Even wist hij niet wat te zeggen. Wat is er? vroeg Malfidus en Harry voelde zijn woorden in zijn nek. Onwillekeurig trok er een rilling over zijn rug. Voor Harry een antwoord kon geven ging Malfidus al verder. Weet je niet wat te doen? vroeg hij. Zijn stem klonk nog even afstandelijk als altijd, maar iets aan zijn gezicht was veranderd, vriendelijker geworden. Mooier. Weet je niet hoe het verder gaat nu? ging Malfidus door. Nee, zei Harry uitdagend, in een poging iets van zijn waardigheid terug te vinden. Zal Draco Harry dan maar helpen? vroeg Malfidus plagerig. Dat hangt er vanaf wat Draco van plan is Te laat besefte Harry wat hij gezegd had. Harrys poging om zijn waardigheid terug te vinden was jammerlijk aan het mislukken. Voor Harry echter kon protesteren voelde hij de lippen van Draco op de zijne. Toen hij echter besefte wat er gaande was, was het te laat om te reageren, laat staandat hij de tijd had om terug te zoenen. Snel hadden de lippen van Draco de zijne al weer verlaten. Wat..? vroeg Harry aarzelend. Draco keek even op en voor het eerst sinds hij de elfjarige Draco in de trein had ontmoet op zijn eerste reis naar Zweinstein, zag Harry emotie in zijn blik. Draco keek verward, maar zijn ogen hadden iets vriendelijks. Alsof er een masker was afgevallen. Toen dit tot Harry doordrong deed hij zijn mond open om er iets over te zeggen. Hij was echter te laat, na nog een laatste blik op Harry sloeg Draco zijn ogen neer en liep weg, in de richting van het Verboden Bos. Harry wilde Draco naroepen, maar om n of andere reden kwamen er geen woorden over zijn lippen. Harry had ruim vijf minuten aan de rand van het meer gestaan toen Hermelien hem was komen halen. Harry! Wat is er met jou? vroeg ze. Wat? O, uhm, niets hoor, had Harry snel geantwoord. Hij had gezien dat Hermelien hem niet geloofde, maar gelukkig hield ze haar mond. Kom! We gaan naar binnen, het is koud en het wordt donker! en Hermelien draaide zich resoluut om. Harry keek even naar haar rug toen ze zich weer om draaide. Kom Harry, het is geen soap, zuchtte Hermelien. Tijdens het avondmaal zag Harry Draco niet aan de afdelingstafel zitten, en hij hield op met zoeken toen Ron vroeg waar Harry steeds naar keek. Niets, ik vraag me af of Malfidus zo geschrokken is van vanmiddag dat hij te misselijk is om te komen eten. Ron proestte het uit en Harry slaagde erin om een flauwe grijns op zijn gelaat te toveren. Hij is zich vast lam geschrokken van Hermelien! lachte Ron. Harry dacht ook dat Draco geschrokken was, maar hij wist niet zeker of dit aan Hermelien te wijten viel. Toen de toetjes kwamen had Harry eigenlijk geen trek meer maar onder het kritisch oog van Hermelien, wat ongetwijfeld zag dat er iets mis was, nam hij toch dapper een stuk chocoladetaart. De chocolade smaakte bitter en de taart bevatte veel te veel cacao om nog smakelijk te zijn. Hij was zoet maar te zwaar, en onwillekeurig gingen Harrys gedachten weer naar Draco uit. s Avonds ging Harry vroeg naar bed, wat hem op nog een onderzoekende blik van Hermelien kwam te staan. Ron leek minder genteresseerd in Harrys nieuwe gedragspatroon, iets waar Harry maar al te blij mee was. Harry liep de catacomben van een enorm Zwerkbalstadion uit. Hij had zijn Zwerkbalgewaad van Griffoendor aan en op het veld stonden zes andere spelers klaar met dezelfde gewaden. Harry zag Leo Jordaan, Ginny Wemel, Loena Leeflang, Marcel Lubbermans en Kasper Krauwel. Daarvoor stond een meisje dat Harry maar al te goed kende, zijn beste vriendin Hermelien Griffel, en ook zij was uitgerust met een Zwerkbalgewaad en Nimbus 2001. Aan de andere kant van het veld zag hij zes mensen staan, allemaal gehuld in de Zwerkbalgewaden van Zwadderich. Harry zag Cho Chang, zijn ex-vriendin, staan en ook Parvati Patil, Viktor Kruml, Zacharias Smith, Daan Tomas en zijn beste vriend Ron Wemel stonden naast elkaar opgesteld. Harry kruiste een blik met Ron maar ze wisselden geen woorden. Net toen Harry aan Hermelien, die ondertussen naast hem was gaan staan, wilde vragen waar de zevende speler was kwam aan de andere kant van het veld Draco Malfidus aanlopen. Harrys hart sloeg onwillekeurig over toen hij Draco zag naderen. De twee teams stelden zich tegenover elkaar op naast hun bezems en nadat de twee aanvoerders Ron was aanvoerder van Dracos team en Hermelien van Harrys team elkaar de handen hadden geschud gingen de teams als n man de lucht in. Harrys blik ging van de verlaten tribunes naar zijn tegenspeler Draco Malfidus. Allebei hadden ze n taak, het vinden van de Gouden Snaai. De hele wedstrijd lang vloog Draco steeds door het gezichtsveld van Harry, de meest spectaculaire keren waren geweest toen hij eerst achterstevoren, toen ondersteboven en later beide langs was komen vliegen. Lukt het? vroeg Draco toen hij op een gegeven moment naast Harry kwam vliegen. Nee, antwoordde Harry nors. Wat vind je van mijn team? Wemel doet het goed h? Harry bromde iets en probeerde Draco hardnekkig te negeren. Iets wat niet lukte aangezien Draco steeds dichter bij Harry ging vliegen waardoor Harry steeds uitwijkingen moest maken om niet tegen Draco op te vliegen. Wil je de snaai als eerste hebben? vroeg Draco even later. Weer gromde Harry wat. Ja dus Wat heb je er voor over? Laat me niet lachen, tussen jou en de overwinning voor je team komt niets te staan als het aan jou ligt, gromde Harry. Inderdaad. En voor Harry het door had vloog Draco weg, hij had de Snaai gezien. Kom op Harry! hoorde Harry stemmen achter zich roepen. Hij kon Loena, Ginny en Hermelien onderscheiden, en hij dacht zelfs Ron te horen, al wist hij dat niet zeker. Harry spurtte achter Draco aan en kwam steeds dichterbij. Toen ze zij aan zij vlogen kon Harry bijna bij de Snaai. Hij keek even opzij, recht in de ogen van Draco Malfidus. Gevangen in zijn blik was Harry een halve seconde te laat, Draco had de Snaai. Zonder echter de aandacht te vestigen op zijn overwinning landde Draco zo snel mogelijk op het zachte gras, om direct door te lopen naar de catacomben, beide teams en Harry verward achter latend. Is er iets? vroeg Hermelien s ochtends aan het ontbijt. Harry keek even op van zijn havermout. Huh, nee hoor, glimlachte Harry naar Hermelien. Heb je wel goed geslapen? Hermelien keek Harry onderzoekend aan. Ja hoor, loog Harry. Snel wierp hij een blik op de tafel van Zwadderich, en even dacht hij Draco te zien kijken. Youre The Only One Maria Mena Well I saw you with your hands above your head Spinning around, trying not to look down But you did, and you fell, hard on the ground Then you stumbled around for a good ten minutes And I said I'd never seen anyone look so dumb before And you laughed and said I still know how to turn you on though You're the only one who Drags me kicking and screaming through fast dreams You're the only one who Knows exactly what I mean And I probably forgot to tell you this Like that time when I forgot to tell you about the scar Remember how uncomfortable that made you feel? See you're not what I expected But you're the only one who knows how to handle me And you're such a great kisser and I know that you agree You're the only one who Drags me kicking and screaming through fast dreams You're the only one who Knows exactly what I mean I hope you can forgive me for that time When I put my hand between your legs And said it was small Cuz its really not at all I guess there's just a part of me that likes to bring you down Just to keep you around Cuz the day that you realize how amazing you are You're gonna leave me You're the only one who Holds my hair back when I'm drunk and get sick You're the only one who Knows exactly what I mean You're the only one who Drags me kicking and screaming through fast dreams You're the only one who Knows exactly what I mean Exactly what I mean Well I saw you with your hands above your head Spinning around, trying not to look down But you did, and you fell, hard on the ground ----------------------------------- Patricia Boek 7 verhaal Titel: Familietraditie? Auteur: Patricia89 Onderwerp / korte samenvatting: Lily(jr) maakt zich zorgen over het sorteren xD Dit is mijn eerste fanfic xD Familietraditie? Het was een warme zomerdag. Lily lag op haar bed een boek te lezen. Alleen was dit geen gewoon boek, het was Het Standaard Spreukenboek. Ze had hem al eens doorgelezen, en nog eens, maar elke keer dat ze het opnieuw las, kwam ze weer iets nieuws tegen. Haar broer James begreep haar niet. Waarom lees je dat nu al? vroeg hij, Je moet hem aankomend jaar vaak genoeg lezen. Geniet nog maar even van je vakantie! Maar Lily wou zoveel mogelijk weten over de toverkunst. Ondanks dat ze uit een toverfamilie komt, zijn er nog zoveel dingen dat Lily wil weten. Daarom was ze ook zo blij toen haar vader en moeder indelijk toverboeken voor haar wouden kopen. Vorige week was het zover. Samen met haar oom en tante, haar broers James en Albus, haar nicht Rose n haar neef Hugo gingen ze naar de Wegisweg. James, Albus en Rose waren direct op weg naar Zwik en Zwachtels Zwerkbalpaleis. James was sinds vorig jaar drijver voor het zwerkbalteam van Griffoendor. Hij wou graag een onderhoudskit voor zijn Nimbus Sarura kopen. Albus en Rose wilden graag de allernieuwste bezemsteel bewonderen, die pas sinds 2 weken in de winkel lag. Ondertussen gingen Hugo en Lily, die toch al vaak met elkaar omgingen, samen naar Olivianders. Het was tijd dat zij hun eerste toverstok kregen. Toen ze naar binnen gingen hoorden ze een belletje rinkelen. Niet lang daarna kwam meneer Oliviander aanlopen. Ah, ik verwachtte jullie al, meneer Wemel en mevrouw Potter. Het was alsof Oliviander erg in zijn sas was. Volgens Harry, Lilys vader, vond hij het een eer om Hugo en Lily te helpen. Dit was omdat Harry, Ron en Hermelien, de ouders van Hugo, Oliviander hebben gered in de tweede oorlog. Eerst u maar, meneer Wemel. Hugo liep nerveus naar voren, keek nog met een angstige blik naar zijn vader, en richtte zijn aandacht toen op Oliviander. Na verschillende toverstokken te hebben uitgeprobeerd, had Hugo eindelijk de perfecte toverstok. Snel liep hij weer naar zijn ouders. Lily liep snel naar Oliviander toe. Ze had al zolang gewacht op haar eigen toverstok, en nu was het dan eindelijk zover. Zo, ik heb al een paar voor u achteruitgelegd, begon Oliviander, ik weet zeker dat u met n van deze stokken prachtige dingen kan laten gebeuren. Oliviander gaf Lily een stok van mahonie. Voordat ze ook maar en zwiepje wou geven, pakte Oliviander de in de hand. Geschrokken deed Lily een stapje achteruit. Nee nee, het ligt niet aan jou, zei Oliviander snel, misschien dat deze wat beter is. Hij gaf Lily een mooie stok van hulst. Opeens werd Lily erg gelukkig. Ze hoorde het mooiste muziek dat ze ooit gehoord had. Ze sloot haar ogen en genoot van al het geluk om haar heen. Dit werd echter abrupt verstoord toen Oliviander begon te klappen. Een perfecte match. Ik had het kunnen weten, aangezien de toverstok van je vader ook van hulst gemaakt is. Deze toverstok heeft echter geen veer van een feniks, maar een haar uit de staart van een eenhoorn, net als je moeders toverstok. Lily keek achterom, naar haar vader en moeder. Harry en Ginny keken trots terug. Nadat ze alle schoolartikelen hadden gekocht, gingen ze weer naar huis. Lily begon direct met het lezen van alle schoolboeken. Op dit moment las ze dus Het Standaard Spreukenboek, totdat ze werd geroepen. Haar ouders hadden een afscheidsetentje voor haar en Hugo voorbereid. Eigenlijk had ze helemaal geen zin. Ze wist zeker dat er werd gepraat over de afdelingen. Een onderwerp dat ze liever mijdt. Ze wil heel graag bij haar broers in de afdeling zitten, maar ze is bang dat ze in Ravenklauw terecht komt. Is het niet zo dat de slimme mensen allemaal in Ravenklauw terecht komen? En was Lily niet een echte boekenwurm? Toen haar moeder voor de derde keer riep, ging ze toch maar naar beneden. De hele woonkamer zat vol; haar ooms en tantes, en alle neven en nichten waren er. Uiteraard was ook Teddy van de partij. Haar moeder en haar tante Fleur waren net klaar met koken, en het eten stond net op tafel. Naast Teddy en Rose was nog een plekje vrij. Na een paar minuten was het al zover. De afdelingen werden besproken. Bijna de hele familie zit of heeft in Griffoendor gezeten. Alleen Fred en Isabelle zitten in Ravenklauw. Je bent echt mn zusje niet meer als je in Huffelpuf gesorteerd wordt hoor, grapte James. James Potter, als ik dat nog n keer hoor dan riep haar moeder, maar ze kreeg de kans niet om uit te praten. Dat was maar een grapje mam, antwoordde James snel. Maar Lily vond het helemaal niet grappig. Het maakte haar allen maar nerveuzer. Ze zou ook in Huffelpuf terecht kunnen komen. Trouw zijn is toch helemaal geen slechte eigenschap? Wees maar gerust hoor Lily, zei Teddy, ik heb vrienden die in Ravenklauw zaten, vrienden die in Huffelpuf zaten en vrienden die in Zwadderich zaten. Zij zeggen allen dat hun tijd op Zweinstein geweldig was! Dat stelde Lily gerust, maar hoe zat het dan met zwerkbal? Als ze in Ravenklauw zat, zou ze dan tegen haar broers moeten zwerkballen? Zou ze berhaupt wel in het zwerkbalteam komen? Opeens stond haar vader achter haar. Maak je nou maar geen zorgen. Alle afdelingen hebben iets speciaals. Ik weet zeker dat jij in de juiste afdeling zit. Welke dat is, is nog niet bekent, maar het is voor jou de juiste afdeling! Hier had haar vader een punt. De sorteerhoed zou haar niet zomaar bij een afdeling indelen. Het feest ging snel voorbij, nu ze was gerustgesteld. Na een paar fopshopartikelen te hebben gekregen van haar oom George ging ze haar hutkoffer inpakken. Wat was ze eigenlijk veel nodig. Het is ook niet niks om zomaar een jaar van huis te zijn. Maar Albus zei dat het jaar heel snel voorbij gaat. En ze zou ook in de vakanties naar huis gaan. Het was ook een voordeel dat haar broers en neven en nichten ook op Zweinstein zitten. Het is net n grote Wemel/Potter school, aldus James. Ondertussen was het was al donker aan het worden. Lily was ook al aardig moe. Toen ze alle belangrijke dingen had ingepakt liep ze naar beneden. Nog even de laatste avond met haar ouders doorbrengen, voordat ze naar school ging. James en Al waren ook al beneden. Lily had eigenlijk best wel zin om naar zweinstein te gaan. Alle verhalen van James en Albus, het moest er geweldig zijn. Na een kopje thee te hebben gedronken ging ze ook maar snel naar bed. Hoe eerder ze naar bed ging, hoe sneller het morgen was. De volgende ochtend was ze dan ook vroeg wakker. Na het ontbijt gingen ze dan ook snel op weg naar Londen, waar de zweinsteintrein stond. Toen ze eindelijk in Londen waren gekomen, was het van aangebroken. Ik stuur je elke dag een brief, zei haar moeder, zo mis je ons niet. Haar vader gaf haar ook een afscheidsknuffel en toen ging ze met Hugo de trein in. Gelukkig kwamen ze nog een lege coupe tegen. Na een tijdje kwamen ook Rose en Albus bij hen zitten, aangezien de rest van de coupes allemaal vol zaten. Al snel ging het gesprek over zwerkbal. De Holyhead Harpies hebben uiteraard weer gewonnen, maar dat had mam ook al voorspeld, begon Albus. De rest van het gesprek ging over hoe hopeloos de Cambridge Cannons welniet waren, en over de wedstrijd tussen Ierland en Polen, die volgende week wordt gespeeld. Langzaam begonnen Lilys zenuwen weer terug te komen. Ze had geen idee in welke afdeling ze terecht zou komen. En wat als te sorteerhoed het ook niet wist. Moest ze dan weer terug naar huis? Of mocht ze dan kiezen? Ze was zo in gedachten geraakt dat ze niet doorhad dat ze al in Zweinsveld waren. Ze schrok dan ook toen de trein opeens stopte, en ze iemand hoorde roepen: Eerste jaars, hier verzamelen. Dat moest Hagrid wel zijn. Snel liepen Hugo en Lily naar Hagrid, waar ze nog meer eerste jaars zagen. De n was nog zenuwachtiger dan de ander. Gelukkig maar, dacht Lily, dan ben ik niet de enige. Ze gingen snel naar de bootjes. Eenmaal aangekomen op Zweinstein, was ze wel erg benieuwd naar de school. Snel liep ze, met de anderen naar het kasteel. Eenmaal binnen moesten ze wachten. Op een gegeven moment kwam professor Lubbermans naar hen toen. Hugo en Lily zwaaiden naar hem. Professor Lubbermans was een vriend van hun ouders. Hij knipoogde terug. Over een aantal minuten worden jullie gesorteerd. Dit betekend niet dat jullie niet meer met elkaar om mogen gaan. Dit is alleen om zo jullie talenten beter te ontwikkelen. Ik plaats straks de sorteerhoed op jullie hoofd, en de sorteerhoed sorteert jullie. Heeft er iemand vragen? Niemand stak zijn hand op. Dat is dus duidelijk, volgde hij, als jullie dan zo vriendelijk willen zijn om mij achterna te lopen. Iedereen liep professor Lubbermans achterna. De grote zaal zag er prachtig uit. Door het betoverde plafond leek het net alsof je buiten was. Voor hen op een krukje lag de hoed. Opeens begon deze een lied te zingen. Lily kreeg er weinig van mee, omdat ze zo aandachtig naar de zaal keek. Alle gezichten waren op hen gericht. Iedereen begon te klappen. Dat moest betekenen dat het lied van de hoed klaar was. Blossom, Irma, riep professor Lubbermans. Het sorteren was begonnen. De ene na de andere eerstejaars werd gesorteerd. Griffoendor, Zwadderich, Huffelpuf en ook Ravenklauw. Ieder kreeg ongeveer evenveel leerlingen. Potter, Lily. Het was haar beurt. Langzaam liep ze naar de kruk. Ze zou eindelijk weten in welke afdeling ze terecht zou komen. Toen ze zat plaatste professor Lubbermans de hoed op haar hoofd. Ze hoorde de hoed hardop nadenken: Oeh, al weer een Potter. Zeer intelligent, dat zeker! Genoeg lef, maar ook trouw. Een moeilijke beslissing.. Lilys gedachten dat ze misschien wel nergens in gesorteerd werd kwamen terug. In geen afdeling? vroeg de sorteerhoed, nee, ik weet al de perfecte plaats voor jou. Eindelijk was het zover. De sorteerhoed had beslist. *beta door meligmijsje ----------------------------------- Jessica. Titel: Tussen Droom en Werkelijkheid. Schrijver: Miss Raddy. Aantal woorden: 1859 Korte samenvatting: Het is een verhaal geschreven voor de Zwadderich fanfic challange, met als onderwerp dromen... Nja, lees het maar en je komt zelf wel te weten waar het over gaat. Tussen Droom en Werkelijkheid. Het verhaal speelt zich af in de zomervakantie tussen boek 5 en 6. Draco Malfoy heeft zijn opdracht gekregen en het ministerie gelooft niet in de terugkeer van Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden. Maar niets is minder waar... Een knappe, blonde vrouw rukt de deur open en rent een gang in. De gang wordt alleen verlicht door toortsen aan de muren en lijkt wel oneindig lang. De vrouw rent de gang door, terwijl de tranen over haar wangen stromen. Aan het einde van de gang is een deur, Ook deze rukt ze open en ze rent naar binnen. Eenmaal binnen blijft ze abrupt staan. Een lange gedaante staat voor haar. De gedaante heeft een zwarte mantal aan en een zwarte kap op. De gedaante lacht hoog en kil. ''Wraak,'' galmt de stem. ''NEE,'' gilt de vrouw. Ze kijpt haar ogen dicht. Het woord van de lange gedaante galmt door haar hoofd. ''Nee,'' snikt ze. ''Nee, nee, nee.'' Ze opent haar ogen en de gedaante veranderd. Hij veranderd in een gedaante van een blonde jongen van een jaar of 16,17. ''Het lukt me wel,'' zegt de jongen. De vrouw begint nog harder te huilen en ze wil naar de jongen toelopen. Hem omhelzen, hem meenemen, hem bechermen. ''Mam! Mam! Mám!'' Narcissa Malfoy schrikt wakker. Badend in het koude zweet doet ze haar ogen open. De blonde jongen uit haar droom staat in de deuropening. Het is haar zoon. ''Draco,'' zegt ze zachtjes. ''Gaat het wel? Je gilde in je slaap.'' De jongen kijkt haar ietwat bezorgd aan. Narcissa slikt en trilt nog na van haar droom. ''Ja, ja. Het-het gaat wel,'' zegt Narcissa met moeite. ''Hoe laat is het?''Vraagt ze aan haar zoon. ''Bijna 3 uur 's nachts. Weet je zeker dat het wel gaat?'' Antwoord hij en hij kijk haar ongerust aan. Narcissa gaat overeind zitten. ''Jongen, kom eens hier,'' zegt ze en ze klopt met haar hand op het bed. Draco loopt naar zijn moeders' bed toe en gaat naast haar zitten. Narcissa legt haar hand op zijn hand. ''Over de opdracht die híj je heeft gegeven...'''begint Narcissa fluisterend. Alsof iemand haar zou kunnen horen. Maar dat was onmogelijk. Alleen zij en haar zoon waren in het landhuis. Haar man, Lucius, zit in de gevangenis en alle bediendes zijn al lang naar huis toe. Narcissa zucht en Draco kijkt haar een beetje geïrriteerd aan. ''Mam, dat komt wel goed,'' zegt hij tegen zijn moeder. Narcissa schudt haar hoofd. Haar ogen vullen zich met tranen. ''Lieverd, het zo'n moeilijke opdracht...'' ''Het lukt me wel,' zegt Draco. Hij staat op en verlaat de kamer. ''Weltrusten,'' zegt hij nog en hij doet de deur dicht. Het lukt me wel, dat had Draco ook in haar droom gezegd. Bij Narcissa stromen de tranen over haar wangen... Alweer rent ze door de lange gang. En alweer komt ze bij een deur uit. Ze wil hem openen, maar het lukt haar niet. ''Wraak,'' galmt het weer door haar heen. ''Neeeee!'' Narcissa slaat tegen de deur aan. Met haar vuisten blijft ze op de deur rammen. ''Laat me erin! Laat me erin!'' Ze hoort stemmen aan de andere kant van de deur. Stemmen en dan een gil. Een doodsbange, hoge gil. Een gil van pijn. Een gil die door Narcissa's oren blijft galmen. Een gil die afkomstig is van haar zoon. Haar zoon, die gemarteld wordt. Haar zoon die niet de opdracht kon uitvoeren waarmee hij belast was. Haar zoon waarvan zijn laatste uur geslagen was. Narcissa rukt weer aan de deurknop, maar de deur blijft potdicht. ''Narcissa,'' klinkt het vanachter haar. Er wordt een hand op haar schouder gelegd en bliksemsnel draait Narcissa zich om. Een man met vettig haar en een lange haakneus was achter haar verschenen. ''Severus, Severus. Oh, alsjeblieft hou hem toch tegen. Praat met hem. Haal hem over,'' fluisterd Narcissa. Opnieuw stromen de tranen over haar wangen. ''De Heer van het Duister laat zich niet overhalen. Dit is Draco's straf. Ik kan er niks aan doen.'' Nadat Severus dat gezegd heeft verdwijnt hij. In plaats van hem komt nu een man met sluik, lang blond haar. ''Lucius,'' zegt Narcissa doodsbenauwd. Er klinkt alweer een gil van de andere kant van de deur. ''NEE,'' roept Narcissa weer. Ze begint op de deur te beuken. Ze voelt in haar zakken en pakt haar toverstok. ''Alohomora,'' mompeld ze. ''Alohomora, ALOHOMARA!!!. Ze blijft proberen de deur te openen, maar tevergeefs. ''Cissy. Dit is zijn straf. Hij verdient wat hij krijgt,'' zegt de stem achter Narcissa. Narcissa kan haar oren niet geloven. Is dit nou haar man? Is dit de echtgenoot waar ze zo geukkig mee is geweest? Is dit dezelfde man die ze het ja-woord heeft geven? ''Nee,'' brengt ze uit. ''Nee, hou op! Red hem. Hij is je zóón!'' ''Dit is zijn straf!'' galmt het door de gang. Narcissa begint te duizelen. Haar knieën knikken en zonder dat ze het merkt valt haar toverstok op de grond. Met een kletterend geluid beland op op de stenen vloer. Narcissa begint te snikken en ze proeft het zout van haar tranen in haar mond. Ze zakt door haar benen en valt op haar knieeën op de stenen vloer neer. De ongelijke stenen porren in haar knieën, maar Narcissa voelt het niet eens. Het enige wat ze voelt is haar verdriet. Lucius praat tegen haar, maar Narcissa hoort het niet eens. Het einge wat ze hoort zijn de smekende gillen van haar zoon. Van haar enige zoon. Van haar vlees en bloed. De zoon waar ze zo oneindig veel om geeft. En haar man? Haar man laat het maar toe. ''NEEE. NEEE. NEEE!'' Narcissa pakt haar toverstok van de grond en springt op. Ze klemt haar vingers om het stukje hout en richt het op de deur. Ze maakt een ingewikkelde beweging met haar staf en de deur wordt uit zijn voegen geblazen. Zwaar ademend stapt de de kamer binnen. De kamer is verlaten. De kamer wordt, net als ze gang, verlicht door toortsen aan de muren. Allee branden ze hier minder sterk. Minder fel. Minder levendig. Narcissa kijkt de kamer rond. Met bonkend hart zoekt ze de hele kamer af. Niemand. Niemand is in de kamer. ''DRACO?'' Geen antwoord. ''LUCIUS?'' Maar Lucius is ook verdwenen en ze krijgt geen antwoord. ''Severus?'' Alweer geen antwoord. ''Iemand?'' fluisterd ze schor. Maar niemand ziet haar en niemand hoort haar. Ze is alleen. Alleen in deze kille, koude en slecht verlichtte kamer. Voor de tweede keer zakt ze door haar knieën en valt ze op de grond. Of, iniedergeval, ze had verwacht dat ze op de grond neer zou vallen. Maar ze voelt de grond niet. Ze voelt alleen leegte. Ze blijft maar vallen. Vallen in het niets. Vallen in het donker. Ze begint te gillen. Aan één stuk door blijft ze gillen. Ze knijpt haar ogen dicht en gilt de longen uit haar lijf. En dan... dan is het voorbij. Ze voelt vaste grond onder zich. Stenen boren in haar knieën. Ze houdt abrupt op met gillen en ze opend haar ogen. Voor haar ziet ze benen. Ze kijkt naar boven en ze kijkt regelrecht in de rode ogen van De Heer Van Het Duister. Narcissa snakt naar adem en went haar gezicht snel af. Ze kijkt naar de grond. Ze voelt opeens een onmenselijke pijn. Duizende, hete messen voelt ze in haar botten kerven. Ze gilt alweer. Ze weet zeker dat ze nog nooit zohard had gegegilt als nu. En net zo plotseling als het verschenen was, verdween de pijn. Alweer stopt ze abrupt met gillen en ze kijkt weer naar boven. De rode ogen van Heer Voldemort fonkelen. En hij lacht hoog en kil. ''Voel mijn wraak! Voel mijn macht,'' zegt hij met een hoge en genadeloze stem. Narcissa maakt een pieperig geluid. ''Ja, ik weet het. Dat deed pijn he? Maar wees niet bang, het zal niet meer gebeuren. Ík zal je geen pijn meer doen, maar of dat geld voor mijn trouwe Dooddoeners....'' Heer Voldemort en Narcissa kijken elkaar aan. Narcissa is doodsbang en ze weet dat dit het einde is. Ze weet dat ze straks haar laatste adem zal uitblazen. Ze went haar blik weer af. ''Kijk me aan,'' zegt Heer Voldemort kil. ''Kijk me aan en vertel eens, wat heb je ervoor over om je zoon te redden?'' Narcissa kijkt weer op, opnieuw kijkt ze naar het slangachtige gezicht van Heer Voldemort. Opnieuw kijk ze aan zijn medogenloze, rode ogen. ''Want, ja, hij leeft nog. Nog wel....'' Heer Voldemort haalt zijn toverstok tevoorschijn. En hij maakt er een klein gebaar mee. Onmiddelijk komt er een gemaskerde Dooddoener binnen. Hij houdt een gewonde en een verfromfraaide Draco vast. Draco Malfoy, de eens zo trotse en gezonde jongen is nu niets meer dan een bebloede en zwakke gevangene. Narcissa slaakt een gesmoorde snik en staat vlug op. Ze wil naar haar zoon toelopen, maar Voldemort houdt hem met een simpele zwiep van zijn toverstok tegen. Hij lacht. Zijn maniakale, hoge, kille en krankzinnige lach vult de gehele kamer. Narcissa krijgt er kippenvel van en ze begint te hijgen. Net alsof ze een heel lang stuk heeft gerent. ''Draco,'' fluisterd ze. Ze kruipt naar Heer Voldemort toe. Ze grijpt zijn gewaad vast. ''Alstublieft. Spaar hem. Laat hem gaan. Alstublieft.'' Narcissa zet al haar waardigheid opzij en begint te smeken. Het maakt haar niets meer uit. Draco moet gespaard blijven. ''Hij is nog zo jong. Alstublieft. Mijn enige zoon. Neem mij. Vermoord mij.'' Alweer vult de medogenloze lach van Heer Voldemort de ruimte. Zijn gelach galmt hard na in Narcissa's oren. ''Dom, zwak meisje. Laat me los en hou je smeekbedes voor je. Dacht je nou echt... Wil je echt beweren dat ik niet van plan was om jou uit de weg te ruimen? Nou? Antwoord mijn vraag! Kijk Heer Voldemort aan en vertel me eens waarom ik jou en je miezerige zoon moet sparen?'' ''Alstublieft....'' ''Genoeg! Avada Kedavra!'' Een groene lichtflits vult de kamer en Draco is al dood voordat Narcissa zelfs maar verschrik kan kijken. Het dode lichaam van haar zoon, haar enige zoon ligt roerloos op de grond. Zijn ogen staren nietszeggend naar het plafond. ''Nee,'' piept Narcissa. Op haar knieën kruipt ze naar hem toe. Ze begint hysterisch te huilen. ''NEEEEE'' En alweer voelt de de scherpe messen in haar botten kerven. Zonder dat ze het merkte heeft Heer Voldemort de cruciatus vloek over haar uitgesproken. Ze begint de kronkelen en te gillen. ''He, lig nou eens stil,'' mopperd een geïrriteerde stem. Narcissa schrikt wakker. Ze hijgt en zit verstrikt in haar laken en deken. Draco probeerd haar los te maken en als Narcissa even rustig blijft liggen, lukt het hem. ''Draco,'' huilt Narcissa. Ze trekt haar zoon naar zich toe en klemt hem tegen zich aan. Draco heeft geen flauw idee waarom ze dat doet, maar hij omhelst zijn moeder. ''Hee, je had alleen maar een nachtmerrie hoor.'' Langzaam wordt Narcissa weer rustig en Draco en zij laten elkaar los. Het dringt eindelijk tot haar door dat Draco nog gewoon leeft en dat het inderdaad maar gewoon een nare droom was. Maar het leek zo echt, het leek zo realistisch.... ----------------------------------- Moonslave Gehehe... Domme ik had een apart topic geopend, omdat ik dacht dat je dat eerst moest doen en hem dan pas hier posten... Nu ja, nu post ik hem hier :P Titel: For The Sake Of Revenge Auteur: Moonslave Onderwerp/Korte samenvatting: Als je in Azkaban zit, heb je tijd genoeg om weg te dromen. terug te keren naar je verleden... Ik heb dit verhaal voor de zwad-challenge geschreven, toen het thema 'dromen' was. Ik ben er 3de mee geworden :D For The Sake Of Revenge Ergens in het midden van een woelige zee, ver verwijderd van al het vasteland, bevond zich een klein, rotsachtig eiland. Op dit eiland groeide geen enkele boom, plant of bloem, noch leefde er ook maar n dier. Zelfs de vissen in het water zwommen liever in een grote boog om het eiland heen. Wat er wel te vinden was op dit eiland, was een groot, donker gebouw, dat een klamme kilte uitstraalde, die al van kilometers afstand te voelen was. Deze kilte was de reden dat er geen enkele vorm van leven te bespeuren viel op het eiland. Hij was afkomstig van de verschrikkelijke wezens die op het eiland ronddwaalden, zowel binnen als buiten het gebouw. Deze wezens of Dementors, zoals men ze noemde waren echter niet de enigen die zich in het gebouw bevonden. Opgesloten in kleine kamertjes met dikke, ijzeren tralies ervoor, zaten mensen. Sommigen liepen heen en weer te ijsberen, anderen hingen tegen de tralies aan om naar buiten te kunnen kijken, maar de meesten lagen in hun bed te slapen. Het was immers al lang middernacht geweest. En vrouw lag wel op haar bed, maar was nog wakker. Met wijdopen ogen staarde ze in het donker voor zich uit, helemaal in gedachten verzonken. Soms liet ze een diepe zucht ontsnappen, andere momenten lachte ze plotseling luidop zonder enige aanleiding. Na een hele tijd zo gelegen te hebben, voelde de vrouw hoe haar oogleden zwaar werden. Ze besloot om even, heel even maar, een beetje te soezen Vrolijk huppelend liep de tienjarige Bellatrix door de straten, haar lange zwarte haar in een paardenstaart achter zich aanzwierend. Het was een warme, zonnige dag. Vanuit de bomen hoorde ze de vogeltjes fluiten. Alle mensen die ze tegenkwamen, waren ook duidelijk goedgezind door het mooie weer. Het weer alleen was echter niet de reden waarom Bellatrix zo vrolijk was. Het meisje was namelijk onderweg naar het huis van haar beste vriendinnetje. Met een smoesje had ze de donkere vertrekken van haar huis kunnen ontvluchten. Haar ouders zouden uit hun dak gaan als ze ontdekten waar hun dochter echt naartoe ging. Haar ouders waren namelijk wat je noemde van puur bloed. Dit wou zeggen dat in de eeuwenoude stamboom van hun familie geen enkele druppel halfbloed- of dreuzelbloed te vinden was. Ze waren dan ook radicaal tegen dreuzels. Zonder hen zou de wereld beter af zijn, zeiden ze vaak. Bellatrix was het hier niet mee eens, al was ze natuurlijk niet zo stom om dat te laten merken. Ze wou niet weten wat haar ouders dan met haar zouden doen. Het zou in ieder geval heel erg pijnlijk zijn. Deze radicale haat tegen dreuzels was ook de reden dat Bellatrix had gelogen over waar ze naartoe ging. Als haar ouders ontdekten dat hun favoriete dochtertje een beste vriendin had die dreuzel was Bellatrix huiverde bij de gedachte alleen al. Ze zette echter de gedachte aan haar ouders uit haar hoofd en liep vrolijk verder. Na een tijdje gewandeld te hebben, kwam Bellatrix aan bij een klein speeltuintje, dat slechts bestond uit n glijbaan, twee schommels en een wipplan. Netjes rond deze speeltuigen stonden een viertal banken in een cirkel. Op n van deze banken zaten twee jongens van een jaar of twaalf. H, jij daar! riepen ze Bellatrix toe. Bellatrix deed echter alsof ze dit niet gehoord had en liep door, nu echter wat gehaaster en minder vrolijk. Plots hoorde ze echter voetstappen achter zich. De jongens hadden haar gevolgd en zaten vlak achter haar aan. Angstig versnelde Bellatrix haar pas, ondertussen naar een goede vluchtweg zoekend. Hierdoor lette ze echter niet op de grond en zag ze bijgevolg de uitstekende steen niet. Ze merkte hem pas op toen het te laat was. Zwaaiend met haar armen in de hoop een houvast te vinden, viel ze voorover. Ze raakte de grond hard met haar knien. Achter zich hoorde ze de jongens gieren van het lachen. Kijk nou toch eens, ze kan nog niet eens lopen! Bellatrix beet op haar tanden. Ze zou niet gaan huilen, ze zou zich niet zwak tonen. Voorzichtig krabbelde ze overeind, de krassen en beurse plekken op haar armen zo veel mogelijk negerend. Ze stond echter net weer op haar voeten, toen ze een harde duw in haar rug voelde. Opnieuw verloor ze haar evenwicht en ging ze tegen de grond. Dit keer kreeg ze echter geen kans meer om recht te staan, aangezien iemand een voet op haar rug zette. Hij drukte goed door. Er was geen kans op ontsnappen mogelijk. Al wat ze kon doen, was als verlamd op de grond blijven liggen, in de hoop dat de voet zijn druk wat zou lossen als ze niet tegenspartelde. Zo zo, hoorde ze een jongensstem hoog boven haar minachtend zeggen, Jij dacht zomaar weg te geraken, niet? Dat had je gewild. Vince, draai haar om! Bellatrix zag in haar ooghoek dat er iemand naast haar kwam staan. Toen voelde ze hoe twee handen haar schouders vastpakten en haar vervolgens ruw omdraaiden. Ze keek recht in het gemeen grijnzende gezicht van de jongen, die net nog met zijn voet op haar rug had gestaan en deze nu ietsje zachter, weliswaar op haar borstkas zette. De jongen die hij Vince had genoemd zat achter haar en hield haar nog altijd bij de schouders. Ze zat hopeloos vast. Dat praat al wat beter, niet? zei hij vals. Bellatrix antwoordde niet. Angstig keek ze de jongen aan, niet in staat om ook maar n woord uit te brengen. De jongen keek haar nog even aan, en keerde toen zijn blik naar Vince. Is zij het? vroeg hij kortaf. Heel even vergat Bellatrix van verbazing haar angst. Waar had hij het over? Wat was zij? Ja, zeker weten, antwoordde Vince, Ze voldoet precies aan Julias beschrijving. Julia. Het horen van de naam van haar beste vriendin gaf Bellatrix het gevoel alsof ze een klap in haar gezicht had gekregen. Had zij het met deze jongens over haar gehad? Nee, dat kon niet. Dit moest een vergissing zijn. Een andere Julia. Ze zochten iemand anders De jongen had de verwarring op Bellatrix gezicht gezien bij het horen van Julias naam. Een sluwe glimlach gleed over zijn gezicht. Wat? Had je dat niet verwacht van je zogenaamde beste vriendinnetje? vroeg hij spottend, Ze heeft ons anders toch mooi alles over jou verteld, hoor. Geschokt staarde Bellatrix de jongen aan. De angst die ze daarnet nog gevoeld had was helemaal verdwenen en had plaatsgemaakt voor ongeloof. Julia had haar verraden aan deze jongens. De glimlach van de jongen werd nog breder. Ja, alles, zei hij, Dus ook over jouw tovertrucjes, die je nooit wilt uitleggen. Nu moet je weten dat wij tovertrucjes heel erg interessant vinden. Dus wij zouden graag eens wat van jou willen zien. Hij haalde zijn voet van haar borst en gebaarde Vince dat hij haar overeind moest helpen. Vince deed dit echter niet echt op een zachtaardige manier: hij pakte haar vast bij haar bovenarmen en trok haar hardhandig recht. Bellatrix benen trilden echter zo hard dat ze bijna weer omver viel. Wankelend zette ze een paar passen achteruit, om tegen Vince te botsen, die weer achter haar was gaan staan. Rustig maar, zei hij ironisch, terwijl hij haar bij haar schouders vastpakte. Je hoeft niet bang te zijn. We willen alleen maar een paar trucjes zien van jou. Bellatrix reageerde niet. Met haar hoofd naar de grond gebogen stond ze voor de jongen, te bang om in zijn ogen te kijken. Elke vezel van haar lichaam wenste dat er nu iemand voorbij zou komen, die haar zou redden van deze jongens. Maar niemand kwam. Ze stond er alleen voor. H, we vroegen je iets! het geduld van de jongen was duidelijk opgeraakt. Hij stak zijn hand uit naar haar. Heel even dacht Bellatrix dat hij haar zou slaan, maar toen pakte hij haar kin vast en dwong haar hem aan te kijken. Bellatrix voelde zich hulpelozer dan ooit. Dit gevoel werd nog versterkt toen ze besefte dat de jongen triomfantelijk lachte toen hij de tranen in haar ogen opmerkte. Ooh, gaan we wenen, meisje? zei hij met een stem die overliep van leedvermaak. Wil je naar je mammie toe? Nog steeds antwoordde Bellatrix niet. Dit begon de jongen serieus op de zenuwen te werken. Zeg, heb jij eigenlijk wel een tong? vroeg hij, Antwoord eens! Toen Bellatrix nog altijd niets zei, verloor hij echt zijn geduld. Hij liet haar kin met een duw los, hief zijn hand naar boven en liet deze hard op haar linkerwang terechtkomen. Door de kracht van de klap werd Bellatrix gezicht naar links gezwierd. Ze voelde echter geen pijn, alleen maar een warme gloed die van haar wang vertrok en zich snel over de rest van haar lichaam verspreidde. Langzaam hief ze haar hoofd op en keek opnieuw in de ogen van de jongen voor haar. Diens blik veranderde toen hij haar ogen zag. Het spottende leedvermaak maakte plaats voor angst. Vince zei hij zwakjes, Volgens mij moeten we Hij werd echter onderbroken door een luide schreeuw van Vince, die plots haar schouders had losgelaten. Ze brandt! Ik heb me verbrand aan haar! In een grote boog liep hij om haar heen en liet zijn hand aan de andere jongen zien, die roodverbrand was. Vince wierp er een korte blik op, en keek toen weer naar Bellatrix, met nog meer angst in zijn ogen. Jullie wilden tovertrucjes, niet? zei Bellatrix met een dreigende stem, Wel, dit is n van mijn favorieten. Ze strekte haar armen uit, zodat haar handen ter hoogte van haar gezicht zweefden, en begon op de jongens af te lopen. Shigedoe mompelde Vince, terwijl hij een paar passen achteruit zette. LaLaten we hier weggaan zei de andere jongen angstig, terwijl hij zich al half omdraaide. Goed idee. Antwoordde Vince. Zo snel ze konden, draaiden de jongens zich samen om en maakten dat ze wegkwamen. Bellatrix keek hen na, met een brede grijns op haar gezicht. Ze voelde zich geweldig. Ze voelde zich machtig. Dit gevoel zou ze nooit meer laten gaan. Heel de dreuzelwereld zou sidderen voor haar, voor de wraak op de jongens die ze via hen zou nemen. De wraak op het laffe verraad van haar dreuzelvriendinnetje. Met een schok werd Bellatrix wakker. Even wist ze niet meer waar ze was, maar toen herinnerde ze het zich weer. Ze zat in Azkaban, de tovenaarsgevangenis. Langzaam stond Bellatrix en liep naar het raam. Terwijl ze hieruit staarde, dacht ze aan haar meester. Ze was zeker dat hij zou herrijzen, dat hij haar bevrijden en belonen voor haar trouw. Eens opnieuw herenigd, konden ze hun gezamenlijke wraak verder uitvoeren. Ik wacht geduldig, Meester fluisterde ze de stille nacht toe. ----------------------------------- miss louise Titel: Een verzwegen zoen. Auteur: miss louise Onderwerp/Korte samenvatting: Hermelien wordt gezoend door Draco in de bibliotheek. Malfidus zat aan een tafeltje en het was duidelijk dat hij uitgeput was. Hij lag met zijn hoofd in zijn armen op een boek en aan zijn rustige ademhaling te horen was hij heel diep in slaap. Hermelien dacht opeens aan wat madame Rommela net gezegd had: ‘en dan die gekken die in slaap vallen als ze een boek lezen… ’ Ze schudde van het geluidloze lachen bij die gedachte. Plotseling stond ze stokstijf stil: Malfidus had wat gemompeld en over zijn blonde kruin gekrabd, maar sliep toen weer verder. Zachtjes sloop ze op haar tenen naar hem toe. Het kon toch niet kwaad om even te kijken wat hij had opgezocht? Ze trachtte te ontfutselen in welk boek hij had gelezen. Maar ze kon moeilijk het boek onder zijn hoofd vandaan trekken om de titel te bekijken. Toen zag ze dat hij niet alle tekst bedekt had met zijn armen. Voorzichtig keek ze wat er stond. De spiegel van Neregeb is een betoverde spiegel. Boven de spiegel staat een spreuk, deze luid: Neregeb jiz taw ra amneiz nesnem tawt einno otki. De eigenlijke betekenis van deze spreuk is ‘ik toon mensen niet wat ze zien maar wat zij begeren.’ Mensen die in de spiegel kijken wordt in feite hun diepste hartewens getoond. Dit kan te maken hebben met uiterlijke veranderingen, roem, rijkdom of zelf begeerd worden. De gevolgen die de spiegel kan aanrichten zijn vreselijk. Mensen kunnen geestelijk zó geteisterd worden door wat deze spiegel laat zien dat ze langzaam gek worden. De spiegel verblijft op het moment in – Verder kon Hermelien het niet lezen, want precies daar werd de tekst verborgen onder Malfidus' hand. De spiegel van Neregeb… Had ze Harry daar niet eens over horen praten? In het eerste jaar misschien. Wel, dat is al erg lang geleden. Maar waarom wilde Draco Malfidus daar persee over lezen? Terwijl Malfidus nog steeds ongestoord verder sliep dacht ze na. Wat zou zij zien in die spiegel? Vast geen geld of roem, dat kon haar allemaal niks schelen. Misschien wel dat ze succesvol afgestudeerd was ofzo, of dat ze kinderen had. Ze zette een stap achteruit en bleef even staren naar Malfidus. Zou ze hem wakker maken? Nee, dat was geen goed idee. Malfidus zou haar vast en zeker uitschelden. Stilletjes schuifelde ze bij hem vandaan en besloot maar weer een boek uit de kast te pakken. Ze bladerde verstrooid in een boek totdat ze alweer geluiden hoorde. Malfidus hoestte en maakte een onverwachte beweging. Hij rekte zijn armen uit en gaapte. Hermelien keek als verstijfd toe. Wat zou hij zeggen als hij haar daar een paar meter verderop zag staan met een boek in haar handen? Snel ging ze achter een hoge boekenkast staan. Een beetje nerveus luisterde ze hoe Malfidus zijn boek opzij schoof en nog een keer gaapte. ‘Merlijn, wat heb ik geslapen,’ mompelde hij. Ze hoorde hoe hij zijn tas inpakte. Ging hij weg? Nu? Terwijl ze alleen met hem in de bibliotheek zat? Ze sloop achter de boekenkast vandaan en stak nieuwsgierig haar hoofd om de hoek. Zo te zien was hij iets kwijt, want hij keek voortdurend onder het tafeltje en achter de boeken. Uiteindelijk viste hij ergens zijn ganzenveer vandaan. Malfidus draaide zich om en vliegensvlug ging Hermelien weer achter de kast staan. Waarom was ze hem nou zo aan het begluren? ‘Weet je,’ zei hij opeens hard en lijzig. Hermelien onderdrukte een giechel. Was hij nou tegen zichzelf aan het praten? ‘Ik heb best wel door dat iemand daar vanachter die kast mij aan het bekijken is.’ Hermelien snakte zo hard naar adem dat hij het vast gehoord had. Hij praatte dus niet in zichzelf. Wat moest ze nu doen, snel uit de bibliotheek rennen voordat hij om het hoekje kwam kijken? Een stem in haar hoofd sprak haar echter tegen: ‘Ik zou maar hier blijven als ik jou was, wie weet...' Die gedachte zorgde er echter voor dat Hermelien zich nog ongemakkelijker voelde. Maar ze kon er maar beter aan toegeven, Malfidus wist toch al dat ze daar stond. Met een zenuwachtig voorgevoel stapte ze achter de kast vandaan. Malfidus richtte meteen zijn grijze ogen op haar, maar er was alleen een verschil; voor het eerst keken ze niet schamper, zelfvoldaan of boosaardig, eerder vriendelijk. Vriendelijk? Sinds wanneer keek Draco Malfidus vriendelijk! ‘Hallo Griffel,’ zei hij terwijl hij zoals gewoonlijk zijn hand door zijn haar haalde. ‘Hoi,’ zei ze schuchter. Waarom maakte hij haar altijd zo verlegen? ‘Je hoeft me niet te bespioneren als je me graag wilt spreken hoor,’ zei hij grijnzend. Hermelien staarde hem aan. Onwillekeurig liet ze haar blik over zijn gezicht glijden. ‘Ik wou je niet wakker maken,’ mompelde ze. Plotseling deed hij een stap naar voren en ze moest moeite doen om niet weer naar adem te snakken. Hermelien wilde aan de ene kant heel graag de benen nemen, maar aan de andere kant zou ze het allerliefst daar blijven. ‘Voor jou mag je me anders wel wakker maken,’ fluisterde hij vleiend. ‘W – wat?’ piepte Hermelien. Nerveus keek ze hoe hij nog dichterbij ging staan en haar diep en doordringend aankeek. Hermelien werd zich plots vreselijk bewust van het feit dat haar armen er als hulpeloze soepstengels bij hingen. 'Kom op, Griffel. Je weet dat je er niet slecht uitziet.' Hermelien lachte een beetje gespannen en zag dat hij haar onderzoekend aankeek. ‘Je hebt daar een losse wimper zitten,’ zei hij, terwijl ze in zijn ogen het schemerige licht zag weerkaatsten. Voorzichtig veegde hij het bij haar oog weg en Hermelien merkte dat ze knikkende knieën had. Ze was zich er maar vaag van bewust hoe dichtbij hij wel niet stond. Ze stonden zo dicht op elkaar dat hun neuzen elkaar bijna aanraakten. Ze voelde zijn warme adem haar gezicht strelen… Alsof hij haar een sein had gegeven sloot ze haar ogen. Alles was in haar hoofd zo luchtig dat het leek alsof ze droomde. Hij drukte zijn lippen zachtjes op de hare. Geschrokken voelde ze plotseling dat er een tong langs haar lippen gleed. Ze zoende hem terug en Draco liet zijn handen tot haar middel zakken. Na wat wel een eeuwigheid leek konden ze elkaar weer loslaten. Ze staarde eventjes opgelaten naar zijn schoenen en keek hem toen met een ferme rode blos aan. Hij glimlachte naar haar en ze voelde enorm veel kriebels in haar buik. Zenuwachtig friemelde ze aan haar haren. ‘Laten we maar gaan,’ zei hij terwijl hij haar hand vastpakte. ‘Anders gooit madame Rommela ons er zo toch wel uit.’ Hermelien knikte en ze liepen gezamenlijk de bibliotheek uit. Toen ze bij de trap waren waar Malfidus moest afdalen naar de kerkers gaf hij haar een kus op haar wang. ‘Slaap lekker,’ zei hij geruststellend en terwijl Hermelien hem nakeek daalde hij de marmeren trap af. Ze was nog steeds een beetje trillerig door de gebeurtenis van daarnet. Hij had haar gezoend, Malfidus had haar gezoend… Met een verwrongen glimlach dacht ze aan wat Harry en Ron zouden zeggen als ze vertelde dat ze Draco Malfidus gezoend had. Ze zag Rons walgende gezicht al voor zich en hoorde Harry zeggen: ‘Hermelien! Hoe kon je dat nou doen!’ Het was waarschijnlijk maar beter als ze het aan niemand vertelde. ----------------------------------- miss louise Titel: Enge Meisjes Auteur: miss louise Onderwerp/Korte Samenvatting: Pfff, ik ga niks zeggen hoor! Behalve dan dat het een Draco/Harry slash is. Even geen Hermelien. Dit is voor de verandering :D! Enge Meisjes ‘Potter! Potter!’ Geërgerd keek Harry achterom. Hij had het wel verwacht, maar dat maakte het feit dat Malfidus hem roepte niet aangenamer. Harry zag toe hoe Malfidus twee eerstejaars ruw opzij duwde en op hem afliep. Op dat gaf Hermelien hem een por omdat hij zo treuzelde. ‘Au!’ zei Harry gepikeerd. ‘Kom op!’ siste Hermelien, en ze ging Harry voor in de menigte. Harry liep snel achter Hermelien aan en merkte na een tijdje op dat Malfidus weer verdwenen was. Hij stopte zo abrupt dat Ron tegen hem aanknalde en languit op de grond neerviel. ‘Verdomme, Harry! Je kon ook even zeggen dat je stopte hoor!’ zei Ron gepikeerd, wiens oren rood waren. Harry besteede geen aandacht aan Ron en vroeg met een glazige blik in zijn ogen: ‘Waar is Malfidus?’ ‘Malfidus?’ vroeg Ron walgend. ‘Wat is er met hem?’ ‘Hij riep me net…’ ‘Nou en! Wees blij dat hij weg is! De wereld is al lelijk genoeg zonder dat hij om ons heen hangt!’ ‘Je hebt gelijk,’ zei Harry snel. ‘Kom, laten we naar de Grote Zaal gaan. Ik ben uitgehongerd door die treinreis.’ Ron knikte en liep gauw achter Hermelien aan, die al een stuk verder was. Harry kreeg daar echter de kans niet voor, want hij hoorde een paar meisjes opgelaten gillen, en nog geen seconde later werd hij door een giechelende meidenbende meegetrokken. ‘Harry! Harry!’ ‘We bewonderen je zo!’ ‘Mogen we je handtekening?’ ‘Ik heb altijd al willen zeggen dat je zulke mooie ogen hebt…’ Van alle kanten trokken er meisjes aan Harry, en ze waren zo opdringerig dat Harry het gevoel had dat hij verstrikt was geraakt in duivelstrik. ‘Nee – ik wil niet – mijn vrienden wachten op me – ik –‘ sputterde Harry. ‘Aaah, toe! Wil je mijn boek signeren met mijn eyeliner?’ vroeg een knap, blond meisje blozend. ‘Nee! Ga weg – ik wil naar de Grote Zaal!’ schreeuwde Harry. Harry probeerde de meisjes weg te duwen, maar dat was tevergeefs: ze waren met teveel. Plotseling hielden de meisjes allemaal op met giebelen en keken angstig naar een punt die Harry niet kon zien. Harry keek verwoed om zich heen, maar voordat hij kon zien wie of wat zoveel angst zaaide werd hij met een enorme kracht uit de jammerende meisjesbende getrokken. Harry hield zijn adem gespannen in. Zo te voelen was dit meisje wel erg groot en sterk… Hij zag in zijn gedachten al voor zich dat hij mee werd getrokken door Herpine Zoster, en die gedachte was ondraaglijk. Verwoed maaide Harry met zijn benen heen en weer. ‘Laat – me – los!’ bracht Harry moeizaam uit. ‘Potter kan wel op tegen Jeweetwel, maar als hij aandacht van vrouwelijk schoon krijgt siddert hij van angst!’ zei een spottende stem op een triomfantelijke toon. Meteen rukte Harry zich los. ‘MALFIDUS!’ riep Harry uit. ‘Stomme fret! Eh – ik – nee dat bedoelde ik niet zo… Ik… ik – ik wil naar de Zaal!’ ‘Dat willen we allemaal wel, Potter,’ zei Malfidus koeltjes, terwijl hij zijn hand ontspannen door zijn blonde haren liet glijden. ‘Maar ik wil ook wel bij je blijven hoor. Dan heb je tenminste geen last meer van die afschuwelijke en enge meisjes.’ ‘Ik ben niet bang voor ze, hoor!’ zei Harry gepikeerd. ‘Oh nee?’ vroeg Malfidus uitdagend. ‘Je leek net anders behoorlijk slecht op je gemak.’ ‘Zo voel ik me de hele dag al!’ snauwde Harry. Toen hij Malfidus ongelovig zag kijken voegde hij er gauw aan toe: ‘Nee – echt! Ik word voortdurend overal aangestaard! Ga jij maar eens in mijn plaats staan, dan snap je wat ik bedoel!’ ‘Ik snap heel goed wat je bedoelt, Potter,’ zei Malfidus sloom. ‘Wat?’ vroeg Harry schaapachtig. ‘Ik snap het echt hoor. Ik vind meisjes ook maar eng.’ ‘Ik weet niet waar je het over hebt!’ zei Harry snel. ‘Denk er maar over na,’ zei Malfidus, terwijl hij pijnlijk in Harry’s arm kneep. Boosaardig voegde hij er aan toe: ‘Als je er tenminste over na durft te denken.’ Malfidus liep het stenen bordes van het kasteel op, en Harry keek hem verbouwereerd na. Waar sloeg dat nou weer op? Terwijl Harry afwezig wreef over de plek waar Malfidus geknepen had liep hij de Grote Zaal binnen. Meteen hoorde hij meisjes gillen, en velen wezen naar hem. Snel liep Harry naar Hermelien en Ron, die een plaatsje voor hem vrij hadden gelaten. ‘Waar was je!’ murmelde Ron, die Harry met de nodige lading spuug besproeide door het eten dat hij in zijn mond had gepropt. ‘Eerst liep je nog achter ons, en toen was je weg!’ ‘Ik…’ begon Harry aarzelend. ‘Ik werd belaagd door een paar hysterische meiden.’ ‘Het houdt ook nooit op, hé,’ zei Hermelien geïriteerd. Harry knikte. Het was geen leugen. Harry had alleen zijn ontmoeting met Malfidus verzwegen. Onwillekeurig speurde hij naar het witblonde hoofd van Malfidus aan de tafel van Zwadderich. ‘Je hebt echt wat gemist, gast,’ zei Ron, die hem een bemoedigende por gaf. ‘De toespraak van Perkamentus, en de sorteerceremonie natuurlijk!’ ‘Dat is jammer dan,’ zei Harry, terwijl hij afwezig zijn aardappelen opschepte. ‘Ach, je was niet de enige die laat was,’ zei Hermelien. ‘Oh nee?’ vroeg Harry verbaasd. ‘Malfidus, die kwam ook te laat binnen,’ zei Hermelien schouderophalend. ‘Ja,’ zei Ron gnuivend. ‘Sneep kwam meteen op hem afgelopen. Lachen! We konden in de hele zaal horen hoe Sneep tegen hem schreeuwde dat hij als klassenoudste het slechte voorbeeld gaf.’ ‘Dat is niet grappig Ron!’ zei Hermelien streng. ‘Het had Malfidus zijn badge kunnen kosten!’ ‘Alsof dat jou wat kan schelen…’ mompelde Ron. Hermelien wierp hem een zure, Anderlingachtige blik toe, en Ron hield meteen zijn mond. Toen het feestmaal eenmaal afgelopen was stond Harry gauw op. Voor hem waren Hermelien en Ron aan het bekvechten, maar dat was zo normaal dat hij daar niet meer van opkeek. Toen hij de marmeren trap op wilde lopen op weg naar de slaapzaal, werd hij opeens op zijn schouder getikt. Geïriteerd draaide Harry zich om, maar die irritatie nam plaats voor regelrechte paniek. Hij keek recht in de grijze ogen van Malfidus. ‘Oh nee!’ zei Harry met overslaande stem, en hij struikelde over een traptrede. Malfidus lachte en Harry werd rood. Sinds wanneer deed hij zo paniekerig in de buurt van Malfidus? ‘Zo te zien heeft de familie Wezel je evenwichtszintuig aangetast,’ schamperde Malfidus met een gemene grijns. Vervolgens stak hij zijn hand uit. ‘Maar dat geeft niks hoor, schat. Ik help je wel overeind.’ ‘Nee!’ zei Harry, met een stem zo hoog als dat van een hysterisch basisschoolmeisje. ‘Ga weg – Malfidus. Ik wil je niet hebben!’ ‘Jij wilt mij niet hebben? Wat zeg je nou, schat?’ Harry’s nekharen gingen recht overeind staan. Waarom zei Malfidus steeds ‘schat’ tegen hem? ‘Dat wat jij zegt – nee echt – ik wil gewoon naar bed!’ sputterde Harry. ‘Echt waar? Je mag ook bij mij liggen hoor,’ zei Malfidus, wiens grijns breder werd. ‘Wat is hier aan de hand?’ Een ijzige stem klonk door de inmiddels verlaten hal. Razendsnel draaiden Harry en Malfidus zich om. Sneep kwam met grote, hondse passen aangebeend en keek Harry minachtend aan. ‘Potter en ik hadden een gezellige conversatie, professor,’ zei Malfidus, terwijl hij zijn hand weer door zijn haar haalde. ‘Helemaal niet! Het was walgelijk! Malfidus was me seksueel aan het intimideren!’ zei Harry boos. ‘Werkelijk?’ zei Sneep, die nu met enige interesse naar Harry en Malfidus keek. Harry knikte vurig en Malfidus gaapte verveeld. Sneep richtte zijn kille, zwarte ogen op Harry. ‘Potter, je bent een bedrieger en een leugenaar. Je pogingen om meneer Malfidus zwart te maken worden steeds gewiekster.’ ‘Wat!’ zei Harry verbijsterd. ‘Nee – echt! Malfidus nodigte me zelfs in zijn bed uit!’ ‘Potter, zie in dat je geen humor hebt. Ga slapen. Twintig punten aftrek voor Griffoendor,’ zei Sneep met een definitieve ondertoon, en hij keerde Harry en Malfidus de rug toe. Harry kookte van woede, en het feit dat hij Malfidus vanuit zijn ooghoek geamuseerd zag grijnzen maakte hem nog woedender. ‘Dit is allemaal jouw schuld!’ blafte Harry. ‘Idioot!’ ‘Ach, schat,’ zei Malfidus, die zich duidelijk kostelijk amuseerde. ‘Je hebt het ook zo moeilijk…’ ‘Hou je kop!’ snauwde Harry, en hij liep zonder Malfidus nog een blik waardig te keuren de marmeren trap op. Maar alweer werd hij met die enorme kracht teruggetrokken. Malfidus drukte Harry tegen zijn borstkast aan en Harry kon nog onmogelijk loskomen. ‘Wees toch niet zo gespannen, Potter. Dat hoeft namelijk helemaal niet,’ zei Malfidus lijzig. ‘Dra – Malfidus! Ik bedoel Malfidus!’ zei Harry gepikeerd. Hij wilde zojuist tegen Malfidus zeggen dat hij helemaal niks van hem moest hebben, maar hij kon niet meer uit zijn woorden komen. Het was alsof zijn stembanden afgekneld waren. ‘De naam is Draco, Harry,’ zei Malfidus. Harry besefte nu pas dat hij nog steeds in Malfidus’ armen gevangen zat. Harry kon zich niet meer verzetten. Draco bracht zijn gezicht steeds dichter naar die van Harry. Voor Harry wist wat Draco nou precies van plan was voelde hij Draco’s lippen tegen de zijne. Harry had totaal geen besef van tijd meer, en voelde zich na een tijdje steeds meer ontspannen. Maar toen Draco hem los liet voelde Harry zich weer helemaal hyperactief en keek hij Draco verwilderd aan. ‘Ik – jij zoende me!’ zei Harry opgelaten. ‘Goed opgelet, Harry,’ zei Draco met een knipoog. Harry zette een stap achteruit. ‘Ik moet maar nodig naar mijn slaapzaal, mijn – eh.’ Harry nam geen eens de moeite meer om een smoes te verzinnen: hij stormde de marmeren trap op en liet een gniffelende Draco in de hal achter. ----------------------------------- miss louise Titel: Onzichtbaar Auteur: miss louise Onderwerp/Korte samenvatting: Niemand kan Hermelien zien, of horen... Onzichtbaar Hermelien zag toe hoe Patty Park twee dobbelstenen over de tafel liet rollen. Patty sloeg haar hand voor haar mond. ‘Twee keer zes…’ fluisterde Patty Park. Verwilderd keek Patty haar man Draco Malfidus aan. ‘Niet in paniek raken,’ mompelde hij. ‘Misschien is het gewoon toeval…’ ‘Dat zullen we wel zien!’ zei Patty, met overslaande stem. ‘Pak dat glas!’ Met tegenzin pakte Draco het glas aan. ‘Kom op, Patty. We weten dat dit geen zin heeft en –‘ ‘DOE HET!’ snauwde Patty. Met open mond keek Hermelien toe. Draco en Patty Park deden wel heel erg vreemd… ‘Hallo!’ zei Hermelien, terwijl ze met haar handen voor Draco’s ogen zwaaide. ‘Hou op met dit rare gedrag en verdwijn uit mijn huis!’ Draco reageerde niet op Hermelien, maar deed daarintegen zijn ogen dicht. Krampachtig hield hij het glas in handen. ‘Reageer dan!’ zei Hermelien hysterisch. ‘Wat doen jullie in mijn huis!’ Hermelien keek naar Patty Park, maar die staarde gewoon door haar heen. ‘Leg het glas op tafel…’ fluisterde Patty tegen Draco. Draco legde het glas op tafel en maakte een draaiende beweging. Het glas draaide een paar rondjes, en bleef toen prompt liggen. Het glas wees Hermeliens richting op. Patty ademde kort en angstig. ‘Stel je vraag!’ zei ze op dezelfde fluistertoon. ‘Bent u dood?’ vroeg Draco. Hermelien schrok zich wild. Het was niet de gebruikelijke lijzige stem. Draco’s stem was drastisch veranderd: het klonk nu zwaar en grauw, met een schelle ondertoon. ‘IK BEN NIET DOOD!’ schreeuwde Hermelien. ‘Wat is dit nou weer voor een onzin!’ ‘Nog een keer!’ siste Patty. ‘Bent u dood?’ vroeg Draco nogmaals, met die onnatuurlijke stem. ‘IK BEN NIET DOOD! IK BEN NIET DOOD! IK BEN NIET DOOD!’ gilde Hermelien. Haar blik viel op een paar belastingspapieren die op de tafel lagen. Verblind van onwetendheid griste Hermelien de papieren weg, en versniperde het voor de neus van Patty Park. Patty gilde. ‘AAAAAAAAAAAAAAAH! ZE HEBBEN CONTACT GEZOCHT! DRACO, WORD WAKKER!’ Alsof er een startschot afging ontwaakte Draco uit zijn trance. ‘Wat is –‘ begon hij verwilderd. Toen vielen zijn ogen op de papiersnippers op tafel en zijn ogen werden groot van verbijstering. ‘Ik wil hier weg!’ snikte Patty Park. ‘Laat het ophouden!’ ‘Natuurlijk, lieverd,’ zei Draco sussend, en hij pakte Patty’s hand. ‘Het was doodeng!’ jammerde Patty. ‘Plotseling werd dat papier versnipperd! Ik – ik dacht even dat ik –‘ Patty hikte, en Draco legde zijn wijsvinger op haar lippen. ‘Ssst. We gaan hier morgen met onmiddelijke ingang vertrekken. Mijn vader heeft nog extra huizen in zijn bezit, in het geval van nood…’ ‘Oh, Draco,’ zei Patty vertederd, en ze liet haar hoofd op zijn schouder rusten. Hermelien kon niks anders doen dan verbijsterd toestaren. Waar sloeg dit op? Waar negeerden Draco en Patty haar straal? Oke, ze konden haar vanaf Zweinstein al niet luchten of zien, maar om haar zo buiten te sluiten was wel heel erg onbeleefd. Nagelbijtend liep Hermelien de kamer uit. Gelukkig maar dat ze weggingen, ze gingen eindelijk weg uit haar huis… De volgende ochtend werd Hermelien al vroeg wakker, omdat ze de deurbel af hoorde gaan. Hermelien draaide zich om in haar bed. ‘Ik wil nog even blijven liggen…’ kreunde ze. Toen echter nog een keer de deurbel ging stond ze toch op. Trillerig liep ze naar het raam en keek naar buiten. Wat daar te zien was deed haar hart stilstaan. Nee, dat kon niet! Hoe was het mogelijk! ‘Ron,’ fluisterde ze, terwijl ze overmand werd door emotie. Zonder er bij na te denken dat ze nog in haar pyjama stond rende ze naar buiten. ‘RON! RON!’ riep ze. Haar stem galmde door het hele gebied, maar Ron keek niet op of om. Aan de andere kant van het erf riep een andere stem naar Ron, die van Draco kwam. ‘Ah, Wemel,’ zei Draco vriendelijk, hoewel zijn ogen kil stonden. ‘Malfidus,’ zei Ron met een knikje. Hermelien ging iets dichterbij staan. Waarom negeerde Ron haar nu ook al? ‘Ik begrijp dat jij deze gebeurtenissen kan verhelderen?’ ‘Jazeker,’ zei Ron ernstig op zakelijke toon. Hermelien staarde Ron aan. Wat was Ron oud geworden! Tussen zijn rode haar zaten verscheidende grijze plukken. Oke, we werden allemaal ouder. Maar zo snel? Dat kon toch niet? Stiekem gluurde ze naar Malfidus. Die was ook niet meer wat hij geweest was… Hij was nog steeds helemaal blond, maar zijn gelaatstrekken leken wel omgesmolten tot rimpels. Vreemd… Hermelien zelf was nauwelijks ouder geworden. ‘Ron, praat tegen me! Alsjeblieft!’ zei Hermelien smekend. Hoewel ze haar man al jaren niet gezien had, omdat Ron om onverklaarbare redenen verdween, kon hij toch wel het respect opbrengen om haar aan te kijken? ‘En jij beweerde dat je er bewijs voor had?’ vervolgde Malfidus kil. Ron lachte als een boer met kiespijn. ‘Ja, ik denk dat je hier geen eens had willen wonen als je dit vantevoren geweten had…’ Ron liep naar een overwoekerd deel van het erf, en Draco Malfidus liep in een drafje achter hem aan. ‘Je reflexen zijn ook niet meer geweldig,’ zei Ron, met een afkeurende blik op Draco’s benen. ‘Tja, we worden allemaal oud,’ zei Draco zuur. Ron lachte, en schopte een paar struiken opzij. ‘Dit heb je zeker nog nooit gezien, of wel?’ Draco stond zo abrupt stil dat Hermelien tegen hem opknalde. Plotseling ging er een rilling door Draco’s hele lijf. ‘Wat is er?’ vroeg Ron bezorgd. ‘Niets, ik – ik had het opeens heel koud!’ zei Draco gepikeerd. ‘Oh, oke…’ zei Ron. ‘Dat is wel erg zeg, Wemel,’ zei Draco, die droevig keek naar iets wat net niet in Hermeliens gezichtsveld was. ‘Ja, maar het is al jaren geleden…’ Ron zuchtte. ‘Dat ik dat geen eens wist! En ik maar denken dat ze nooit buitenkwam!’ zei Draco. ‘Nee, maar het is ook alleen maar bekend geworden in gesloten kring.’ ‘Dat begrijp ik…’ ‘Dank je.’ Voor Hermelien was de maat vol. Waar hadden Draco en Ron het over? Ze liep langs Draco, die weer rilde en keek vol afschuw naar datgene wat Ron Draco had laten zien. Hermelien Griffel 1980 – 2007 Moge zij in vrede rusten ----------------------------------- Hippogriefje Titel: De Keuze is aan Jou Auteur: Hippogriefje Onderwerp/Korte samenvatting: Jaar 1. Harry zit samen met Ron in de Zweinsteinexpress, als Draco Malfidus hun coupé inkomt en hem een aanbod doet om naar Zwadderich te komen.. De Keuze is aan Jou “Welke Afdeling denk je dat je in komt?” Vroeg Ron Wemel aan Harry Potter toen ze in de trein naar Zweinstein gingen. Harry haalde zijn schouders op. “Ik weet niet veel over de afdelingen..” Mompelde hij weer eens beschaamd omdat hij iets niet wist over de toverwereld. “Nou, ik ga denk ik naar Griffoendor. Mijn hele familie heeft er tot nu toe in gezeten. In Griffoendor zitten moedige mensen enzo..en ehm..in Huffelpuf zitten alleen losers.” “Ik kom daar vast in.” Dacht Harry mistroost. “En in Ravenklauw zitten alle slimme mensen..Echte nerds, haha! Tot slot heb je nog Zwadderich. Alle duistere tovenaars hebben daar in gezeten, JeWeetWel meegeteld!” “Ik kom hoop ik ook in Griffoendor.” Gokte Harry. Hij wist het nog niet echt. Waarschijnlijk werd het toch Huffelpuf. Plotseling ging de deur van hun coupé open. Een jongen met witblond haar verscheen in de deuropening. Twee grote kleerkasten van jongens stonden achter hem. “Is het waar dat Harry Potter hier zit?” Zei de jongen terwijl zijn blik naar Harry gleed. “Ja..” zei Harry behoedzaam. De jongen kwam hem vaag bekend voor. “Kom je bij ons zitten?” Vroeg de jongen. “Ach wat onbeleefd van me, Draco Malfidus.” Hij stak zijn hand uit. Harry pakte de hand aarzelend vast en schudde hem. Draco glimlachte naar hem. “Je komt zeker wel in Zwadderich he?” Zei hij een beetje ongeduldig. Harry haalde zijn schouders op. “Misschien ga ik wel naar Griffoendor.” Zei hij zachtjes. “WAT?” Snauwde Draco zo plotseling dat Harry geschrokken wegschoof. “GRIFFOENDOR? Dat is echt zielig. Wil je je met zulk volk inlaten Potter? Zwadderich kan je een grotere toekomst bezorgen. Met Zwadderich kun je beroemd worden – niet dat je dat nog niet bent - , grote dingen bereiken...Met Zwadderich maak je vrienden.” Dat laatste woord deed het hem. Harry wilde wel vrienden. Hij had nooit eerder vrienden gehad. Ja, misschien die Ron, maar wie zegt dat? Hij kende hem nog maar een kwartier. Draco keek hem verwachtingsvol aan. “De keuze is aan jou, Potter. Wil je een mislukking worden, een jongen die aan anderen denkt maar zelf niks terugkrijgt? Of wil je een ster worden, wil je rijk worden, grootse dingen meemaken..Wil je echte vrienden maken? De keuze is aan jou.” Harry stond op. Hij had zijn keuze gemaakt. Hij pakte zijn hutkoffer en de kooi van Hedwig en liep zonder Ron nog aan te kijken de coupé uit. Hij was beter af zonder hem. Misschien zou Ron wel zijn enige vriend zijn geworden. Nu heeft hij Draco, en die kan hem echte vrienden bezorgen die hem steunen. Grijnzend liep Draco de coupé in die de twee jongens deelde die de hele tijd om hem heen liepen, en nog twee andere mensen. Een donkere jongen knikte naar hem en een meisje met een nogal pekineesachtig gezicht knipoogde naar hem en gooide haar haren naar achteren. Zouden dit zijn nieuwe vrienden worden? Wauw, ze leken allemaal zo cool. Harry lachte even nerveus naar de mensen en ging toen naast de donkere jongen zitten. Draco streek naast hem neer en ging breeduit zitten. De 2 grote jongens gingen aan weerszijden van het meisje zitten. Na een korte stilte staarde Draco verontwaardigd naar de anderen. “Nou kom op!” Zei hij, “Stel je eens voor!” Het meisje tegenover Harry boog meteen naar voren. “Haai...” Zei ze en ze lachte haar tanden bloot. “Ik ben Patty Park.” Ze knipoogde opnieuw naar hem en maakte een kusmondje. Onzeker lachte Harry terug; meisjes vonden hem nooit leuk vroeger. De donkere jongen links van hem stak zijn hand uit. “Benno Zabini.” Bromde hij. Hij leek een stuk volwassener dan de rest. “En dat zijn Korzel en Kwast.” Zei Draco achteloos terwijl hij naar de twee grote jongens gebaarde. Toen ze eindelijk op de school aankwamen werden ze gesorteerd. “Potter, Harry!” Zei een streng uitziende heks die professor Anderling heette. Niet veel later liep hij blij naar de tafel van Zwadderich. Toen Ron werd gesorteerd en in Griffoendor belandde, keek hij nog even vuil naar Harry voordat hij naast een roodharige tweeling ging zitten. Harry keek even vuil terug. Hij was hem niks verschuldigd, hij was gewoon jaloers dat hij in zo’n stomme afdeling zat. Harry schonk de rest van de avond geen aandacht meer aan hem en vermaakte zich prima met Draco en de rest. Die dag erna, tijdens toverdranken had hij echter wel last van Ron. Hij was rustig met zijn toverdrank bezig toen Ron langsliep en tegen zijn ketel aanstootte. Harry keek hem chagrijnig na. Hij had een hekel aan dat roodharige achterhoofd. “Kom op, pak hem terug!” Siste Draco naast hem toen Ron weer terug kwam lopen van de ingrediëntenkast. Vlug stak Harry zijn voet uit en lag Ron languit over de vloer; de ingrediënten over de vloer verspreid. “HA WEMEL, KUN JE NIET LOPEN MET DIE GROTE FLAPVOETEN VAN JE!” Sneerde Draco door de klas heen. Een paar anderen lachten en Harry grijnsde zelfvoldaan. “Wat is hier aan de hand.” Zei een ijzige stem plotseling en Harry’s glimlach gleed van zijn gezicht af als een druppel water. De toverdrankmeester, professor Sneep, stond tegenover hun tafel en keek naar het tafereel. Harry, met een nog half onder de tafel uitstekende voet, Ron op de grond, zijn kleren druipend van een nogal dure substantie. “Dat wordt betalen Wemel.” Gromde hij haast onhoorbaar. Ron krabbelde overeind. “Nee professor! Harry stak zijn voet uit!” Hijgde Ron terwijl hij het grootste gedeelte uit zijn gewaad probeerde te krijgen. “Is dat zo?” Sneep draaide zijn hoofd weer naar Harry en Draco. “Dat was alleen maar omdat Wemel Harry’s toverdrank verpestte meneer!” Zei Draco snel. “Hij stootte tegen Harry’s ketel aan en daardoor heeft hij er teveel monniksap ingegooid!” Het was verbazingwekkend hoe snel hij dat leugentje klaar had. Harry keek hem bewonderend aan en Draco glimlachte even. Sneep keek weer duister naar Ron. “Betalen Wemel.” Herhaalde hij zonder een greintje mededogen. “Morgen wil ik 50 Galjoenen zien, het is heel moeilijk om aan eenhoornbloed te komen. En zo te zien is je gewaad ook wel aan vervanging toe.” Ron staarde naar zijn gewaad. Het eenhoornbloed was er al bijna helemaal ingetrokken. Het huilen stond hem nader dan het lachen en bedroeft sjokte hij terug naar zijn plaats. “WAT IS ER WEMEL? KUN JE HET NIET BETALEN?” Gilde Draco over zijn schouder. “Zo is het wel genoeg.” Zei Sneep, maar Harry zag dat hij ook lachte. In de pauze, op weg naar de Grote Zaal, werd Harry ineens bij zijn arm gegrepen en naar achteren gesleurd, een leeg lokaal in. “DRACO!” Schreeuwde hij snel en die draaide zich vliegensvlug om. Samen met Korzel en Kwast stormde hij het lokaal in. Ron had zijn toverstok op Harry gericht. “Waarom doe je me dit aan?” Zei hij met trillende stem. Heel rustig kwam Draco op Ron aflopen. Ron richtte nu zijn stok op Draco. “En jij..met je leugens..” Zijn stok trilde ook. Draco knipte met zijn vingers en Korzel en Kwast sloten snel de deur achter hem. Ze liepen dreigend op Ron af. “IK VERVLOEK JULLIE ALLEMAAL HOOR!” Gilde Ron terwijl hij twee stappen achteruit deed. Draco lachte schamper. “Waarmee wil je ons vervloeken, als ik vragen mag? Je kent nog geen één vervloeking, Wemel.” Kwast sloeg Ron’s stok uit zijn handen en pakte hem toen samen met Korzel vast. “J-jij kent o-ook geen vervloek-kingen.” Stotterde Ron terwijl hij zich tegen de kracht van de twee jongen verzette. “Oh nee..?” Zei Draco nu zachtjes en dreigend. “Ik heb wel een leuk trucje van mijn vader geleerd..” Hij kwam nog dichterbij, tot ongeveer een meter afstand. Ron trilde onbedwingbaar. “A-als je één van de onvergeeflijke vloeken gaat gebruiken!” Waarschuwde hij. “Doe niet zo achterlijk!” Snauwde Draco. “Zo dom ben ik niet, Wemel. Nee, deze is heel leuk, je zou er zelf om kunnen lachen.” Nieuwsgierig stond Harry op van de tafel waar hij op was gaan zitten. Hij ging naast Draco staan en staarde naar Ron met een wazige blik. Draco richtte zijn toverstok op Ron en – “Rictusempra!” Korzel en Kwast lieten Ron los, die op de grond viel en naar adem hapte. Eerst dacht Harry dat hij hem liet stikken en hij pakte angstig Draco’s arm, maar toe zag hij Ron huilen van het lachen, om zich heen slaan en vervolgens naar zijn buik grijpen. Het was een kietelspreuk. “Laat hem maar.” Grinnikte Draco en hij stopte zijn toverstok tussen zijn broekriem. Harry liet Draco’s arm los. Draco draaide zich om en liep de deur uit. “Moet...moet je geen tegenspreuk doen?” Vroeg Harry aarzelend terwijl Ron gilde van het lachen. “Nah, na een halfuur houd het vanzelf op.” Zei hij zonder om te kijken naar een spartelende Ron. “Laten we gaan.” Beval hij. Harry keek nog één keer om naar Ron voordat Korzel de deur dichtdeed. Hij kromp in elkaar van de buikpijn en lachte nu geluidloos. “Het kan nog flink lachen worden met Draco.” Dacht Harry tevreden, en hij liep achter de rest aan, een mooie toekomst tegemoet. ----------------------------------- magical Titel: ~When I Saw You~ Auteur: Magical Onderwerp: Charlie & eigen karakter, meer vertel ik niet. Toen ik je voor de eerste keer zag, zat je in een lege coupe. Die vulde jij met je schoonheid. Ik kwam bij je zitten en maakte kennis. De treinrit was nog nooit zo vlug voorbij gegaan. Je vertelde me over je vorige school, die maar vier jaar telde, hoe jij een andere school ging zoeken en hier terecht kwam. Ik weet nog hoe je lange, donkere haren die een verbazingwekkende schijn hadden in het zonlicht me aantrokken, ik wou ze aanraken, ermee spelen. Maar ik hield me in. Je vertelde hoe je de dood van je grootmoeder die vakantie had moeten verwerken, terwijl je nog met het verdriet zat omdat jij je vriend had betrapt met je beste vriendin. Op school kwam je in mijn afdeling terecht, een gelukzalig gevoel vulde mijn buik. Het gevoel was nieuw, en onbekend. We trokken steeds vaker op, terwijl onze vriendschap groeide. We deelden samen een passie die velen minachten: draken, de meest intrigerende dieren in de hele magische wereld. Naarmate we ons verdiepten in de draken, waren we zelf tijdens de pauzes en avonden bij elkaar. Één ding was zeker: we werden langzaam, maar zeker één. Na een hele lange tijd van worstelen met onze gevoellens maakte we via brief elkaar duidelijk hoe we elkaar lief hadden. Ik weet nog hoe nerveus is was toen ik net op het moment die van mij had verstuurd, de jouwe kreeg. Ik was zo blij om jouw brief te lezen, dat ik naar jou ben toegestormd en jou in mijn armen heb genomen en jouw hartstochtelijk kuste. De meest wonderbaarlijkste kus ooit. Vanaf die dag waren wij voor altijd één. Later toen we beiden school verlieten, kreeg ik de aanbieding om in Roemenië te werken in een reservaat vol met onze passie. Toen, ik in Roemenië aankwam begon ik je steeds meer en meer te missen, maar we snapten beiden dat we onze passies niet mochten laten wateren, onze liefde mocht onze werkkracht niet in de weg staan. Na enkele jaren van contact via briefwisseling, wist je me te verrassen door op mijn verjaardag aan de deur te staan, met een groot geschenk: een miniatuur van een Hongaarse Hoornstaart. Nadat jij was vertrokken, besefte ik dat ik het mooiste en grootste geschenk, geschonken door God, weer had laten gaan: JIJ! Onmiddellijk nam ik vrijaf op mijn werk, en zocht jou op. Nadat ik je huis had gevonden durfde ik niet aan te bellen, ik bleef uren naar de bel kijken, hopend dat deze uit zichzelf zou overgaan, toen het uiteindelijk donker was, verdwijnselde ik naar huis, mezelf verwijtend dat ik laf was. De volgende dag, en een paar dagen daarna stond ik steeds hopeloos naar jouw huis te staren, zonder enig doel, zonder enige hoop, zonder ook maar een zin die zou kunnen uitdrukken wat ik voelde en nog voel voor jou. Tot op een dag, ik helemaal de moed opgaf en naar mijn eigen huis weerkeerde zoals alle hopeloze dagen. De verrassing was toen echter zo groot, dat ik nog steeds tranen in mijn ogen krijg als ik er aan denk: In mijn huis stond een grootte, ingepakte doos met het opschrift: Onmiddellijk openen, fragiele inhoud. Mijn nieuwsgierigheid was meteen gewekt en zonder aarzelen opende ik de doos en zag jou erin zitten. Ik vloog je rond de hals, huilde van blijdschap en kuste jou zoals op onze allereerste kus. Kort nadien, toen jij sliep door de uitputtende reis, verliet ik mijn huis en snelde naar een welbepaalde winkel. Toen ik terug thuis kwam en jij onder de douche stond moffelde ik mijn kleine verrassing tussen jouw kleding. Toen jouw kreet uit de badkamer klonk, wist ik dat jij het had gevonden. Toen je enkele seconden later half aangekleed naar me toe kwam gerend wist ik het zeker, je droeg nu mijn cadeau: een verlovingsring. Niet lang daarna was alles voorbereid en stonden we beiden naast elkaar aan het altaar. De hele aanwezigheid was verrukt over onze verloving, en traantjes vloeiden terwijl wij ons jawoord aan elkaar gaven. Een jaar nadien, wist je met vol vreugde te vertellen dat je zwanger was. Ik had jou nog nooit zo gelukkig gezien! Echter, een maand na het heugelijke nieuws sloot het noodlot toe: wij verloren ons kind en kregen een harde realiteit te verduren. Nadat we eindelijk het verdriet hadden verwerkt, kwam alweer het volgende aandraven: de oorlog. Voldemort had de oorlog opnieuw voor geopend verklaard, na een korte tijd van stilte. Albus was ondertussen al een jaar overleden en Harry Potter, één van mijn jongere broers vrienden vocht tegen hem. Natuurlijk was jij niet te houden toen we door de orde opgeroepen werden om te helpen met het gevecht. Iets wat ik niet had toegelaten als ik wist wat voor gevolgen het zou hebben. Jij liet daar je leven. In het hospitaal wist de Heler mij nog te vertellen, dat jij opnieuw zwanger was en de vrucht was gestorven samen met jou. Nog nooit was ik zo een diepe, zwarte put gevallen, maar ik wist dat ik er ooit zou uitgeraken, zodat ik dit kon schrijven en bij je graf plaatsen. ‘Rust zacht, mijn lieve meid, weldra kom ik jou achterna, en vormen wij een gezin’. ----------------------------------- Dracoliekje Deze one-shot speelt zich af nadat Samhain is gechristianiseerd (maar de meeste Kelten blijven hun gewoonten behouden). Het Dodenfeest (Halloween-special) http://img511.imageshack.us/img511/1594/89throughthefirebysassyck1.jpg ------------------------------------------- Zij kon zich nog goed voor de geest halen hoe het allemaal was begonnen. Jaren waren voorbijgegaan, maar geen enkel dag was gepasseerd waarin ze die dag, die afschuwelijke dag, niet vervloekte. Zij was nog een klein meisje geweest. Een naïef klein meisje, vol met dromen en verlangens. Ze hadden samen al zoveel gedaan, zo veel spelletjes gespeeld. Op een dag had ze, terwijl ze samen aan het wandelen waren door het grote bos, een mooie steen gevonden. Ze had zich gebukt en het glimmende dingetje in haar handen gehouden. Hij had haar met een rare blik aangekeken. Die blik had haar niet aangestaan. “Geef die steen aan mij,” had hij gezegd. Hij had het niet eens gevraagd, misschien zou alles anders zijn verlopen als hij het gewoon had gevraagd. “Nee,” had ze gezegd. Ze had het steentje stevig in haar handen geklemd. “Nee,” had ze fluisterend herhaald toen ze hem dichterbij zag komen. “Kom op, geef het gewoon! Ik wil er ook mee spelen!” Ze had een vreemd gewaarwording in haar hand gevoeld. Het jeukte, het jeukte zo verschrikkelijk. Ze had haar handje opgeheven, en ermee gewezen naar haar beste vriend. “Laat me met rust!” had ze geschreeuwd. Toen was alles wazig geworden voor haar ogen. En sindsdien, had hij haar ook daadwerkelijk met rust gelaten. Sinds die dag, was heel haar leven veranderd. Voor ze het wist, had de Vrouwe haar apart in een hoekje getrokken. Zij had gezegd dat ze niet langer onderdak wilde bieden aan haar, niet aan haar soort. Zij was gemeen geweest tegen haar. Zij had haar beschuldigd van dingen waarvan ze wist dat het niet waar kon zijn. Nee, dat zou ze nooit doen! Dat kon niet! Niet zij! Ze zou de blik in de ogen van de Vrouwe die dag nooit vergeten. Ze had er nog steeds nachtmerries over. Het had haar zo minderwaardig doen voelen, zo verwerpelijk. Ze was laag. Ze was uitschot. Maar toch deed het haar pijn om te zien dat ook de moeder van haar beste vriend haar zo zag. Hij was de enige die ze graag had gezien, hij had haar angsten gedeeld. Ze kenden elkaar al jaren, ze waren samen opgegroeid. Zij had geen afscheid genomen, omdat dat te moeilijk geweest zou zijn. Ze had jarenlang gewerkt als slavin bij een boer. De Vrouwe had haar hiertoe verplicht. Ze had geschrobd tot ze haar handen niet meer kon voelen, ze had elke dag trouw het eten gekookt, ze had heel het huishouden op haar eentje moeten doen. En ’s nachts voldeed ze aan de wensen van de boer. Het was een oude man geweest, en hoewel hij aardig en lief was tegen haar, had ze hem uit het grond van haar hart gehaat. Ze had echter niet geklaagd. Ze had nooit gedurfd. Ze was al opgelucht met het feit dat de Vrouwe had gezegd dat haar geheim veilig zou zijn bij haar, als zij maar gehoorzaamde. De dag kwam dat ze de leeftijd bereikte waarop normale meisjes trouwden. Ze had een berichtje ontvangen van de dienaars van de Vrouwe. Er zou een groot feest gevierd worden op het plein. De feest van de Doden. Iedereen was uitgenodigd. Het meisje had dagenlang haar moed verzameld. Hij had haar al jaren niet gezien. En ze schaamde zich om in haar werkkleding voor zijn neus te verschijnen. Ze had al het beetje geld dat ze had verzameld gedurende de jaren, gebruikt om stof te kopen. Stof waarmee ze een kleedje voor zichzelf naaide. Ze was er lang mee bezig geweest. Maar het was een mooi kleedje geworden. Ze wist dat ze vele regels brak. Het was niet de gewoonte dat je nieuwe kledij aandeed op het Dodenfeest. Zo lokte je de geesten aan, kwade geesten. Maar diep vanbinnen wist het meisje dat ze niets te vrezen had. Ze had haar armen en benen urenlang geschrobd om de stank van de dieren en de vieze geur van de boer af te wassen. Ze had haar lange, vuurrode haren gekamd totdat ze geen knopen en klitten meer kon vinden. ’s Nachts was ze onopgemerkt ontsnapt uit de hebberige armen van de boer. Toen ze hem zag, later die avond, voelde ze haar ogen prikken van herkenning en haar lichaam beven van blijdschap en bewondering. Hij was gegroeid. Hij was niet langer het speelse kleine jongetje die ze zich zo levendig herinnerde. Nee, hij was een echte man geworden. Haar hart maakte een sprongetje toen zij zag dat hij haar richting op kwam. Het liefst van al wou zij zich in zijn armen gooien, gillen dat niemand hen vanaf dat moment zou kunnen scheiden, want zij zou hem nooit meer loslaten, nooit meer. Maar ze hield zich in. Een vlaag van herkenning spoelde over zijn gezicht heen. Ze glimlachte, omdat ze eventjes, al was het maar voor een fractie van een seconde, het gezichtje van haar kleine vertrouwde vriend had kunnen zien. Maar ze stopte plotseling met glimlachen. Had ze dat juist gezien? Had ze wrok gezien in zijn ogen? Ze durfde geen adem te halen. Ze huiverde toen hij dichterbij kwam en zijn gezicht maar een paar centimeters van de hare was verwijderd. “Lang geleden,” fluisterde hij. Ze had alleen maar kunnen knikken, terwijl ze met al haar macht hoopte dat haar knieën het niet zouden begeven. “Ik heb je gemist,” antwoordde ze zachtjes. Ze had hem willen omhelzen, maar hij duwde haar van zich af. Ze smakte op de grond. Een vlammende pijn schreed door heel haar lijf. Ze zag de mensen naar haar kijken. Ze stond in alle haast hakkelig op. Ze was verblind met verdriet, haar wangen waren vuurrood. Hij had haar vast voor iemand anders gehouden. Hij had vast een foutje gemaakt. Als hij had geweten wie ze was, dan… Dan zou hij nooit zo gereageerd hebben. Daar was ze zeker van. Ze bande de twijfeling uit haar gedachten. Hij was nergens meer te bespeuren. Maar ze zou hem vinden, vannacht nog. Zij zou hem vertellen wie ze was, en dan zou alles goed komen. Hij zou haar redden. Rondom haar maakten de mensen plezier, dansten ze tot ze buiten adem waren, en vierden dat de doden deze nacht naar de aarde terugkeerden. Zij keek met doffe ogen voor zich uit, negeerde alle vrijwilligers die met gretige ogen aanboden te dansen. Stilaan dwaalden de mensen af richting hun huizen. Zij bleef wachten. Op hem. Haar hart maakte alweer een sprongetje, voor de zoveelste keer die nacht, toen ze hem eindelijk terug zag. Hij liep hand in hand met een jonge vrouw. Langzaam kwamen haar benen in beweging. Eerst zette ze kleine stapjes, daarna begon ze sneller en sneller te lopen, al haar resterende energie gebruikend. “Stop,” schreeuwde ze hen na. “Stop! Stop eventjes, alsjeblieft!” Hij hield halt, en keek achterom. Daarna wachtte hij. Hij wachtte op haar. Zweetdruppels parelden op haar voorhoofd, haar haren waren uit model, en de achterkant van haar kleedje was nog steeds een beetje modderig, maar niets kon haar minder deren. Ze gooide zich voor de voeten van haar vriend. “Ik ben het!” snikte ze. Ze haalde een klein steentje uit een verborgen zakje van haar kleed en legde het op haar palm. “Ik ben het, herken je me niet?” De jonge vrouw aan zijn zij keek haar met grote ogen aan. “Phelan, ik wil hier weg, ze maakt me bang,” zei ze op een hoge toon. Phelan gehoorzaamde. Hij keek in de ogen van het meisje die voor zijn voeten lag, en spuwde in haar gezicht. “Vuile heks,” mompelde hij voor hij zich omdraaide. “Ga je duivel bevredigen.” Op dat moment brak er iets in het meisje dat op de grond lag. Voor ze het wist had ze haar hand, waarmee ze de steen vasthield, in de lucht geheven. Ze verzamelde al haar krachten. Al haar vastberadenheid. Al haar verdriet. Ze bad tot al haar goden, opdat zij hun vuur en passie met haar zouden delen. Die nacht plaatste ze voor de eerste keer in haar leven een vloek op iemand. “Opdat je nooit meer bemind zal worden,” fluisterde ze vol afgunst achter zijn rug. ----------------------------------- miss louise Titel: Het perfecte koppel Auteur: miss louise Onderwerp/Korte samenvatting: Een flauw grapje van een fictiefiguur uit Harry Potter. Hallo, idiote Dreuzels. Ik ben een personage uit de Harry Potter boeken die al een tijdje geleden is verzonnen door J.K. Rowling. Het is niet vreemd dat ik de eerste leerling was die Harry ontmoette net voor zijn reis naar Zweinstein, want ik ben nou eenmaal uitermate belangrijk. Geïnspireerd door degene die mij verzonnen heeft heb ik zelf ook maar een verhaaltje geschreven. Eigenlijk is het een soort van sprookje. Het sprookje heet 'het perfecte koppel.' Ooit van gehoord? Vast niet, want ik heb het verzonnen! Ha! Oke, genoeg gebrabbel, laat ik beginnen met het verhaal. Lang, lang geleden... Nee, sorry, foutje. Nog niet zo lang geleden, ontmoette twee perfecte mensen elkaar op een exclusief feestje. Ze hadden een perfecte relatie, een perfect huwelijk, en hun leven was natuurlijk, perfect. Op een besneeuwde, stormachtige kerstavond was dit perfecte koppel met hun perfecte auto aan het rijden over een perfecte weg, totdat het hen opviel dat er een nogal stressig persoon aan de kant van de weg stond te liften. Het was de Kerstman, met een bundel vol cadeautjes. Omdat het perfecte koppel het niet over hun hart kon halen om al die kinderen op kerstavond teleur te stellen, lieten ze de Kerstman meerijden. Een paar minuten later reden ze over de weg, terwijl hun hele auto was ingeladen met cadeautjes. Helaas, de kwaliteit van de weg ging achteruit. Het was glad geworden en het perfecte koppel en de Kerstman hadden een ongeluk. Maar één iemand van het gezelschap had het overleefd. Ach jee, wat heb ik weer een moordzuchtig sprookje verzonnen... Maar wie was de overlevende? Scroll maar naar beneden voor het antwoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De perfecte vrouw had het overleefd. Zij was eigenlijk de enige die echt bestond in dit geval. Iedereen weet dat de Kerstman niet bestaat, en er bestaat geen grotere nonsens dan de perfecte man. Wat logisch is, want ik ben de perfecte man. Maar jullie weten allemaal dat ik nooit maar een voet in een auto zou zetten, want dat zou er voor zorgen dat ik geen perfecte man meer ben. De perfecte man zou immers nooit Dreuzelvervoersmiddelen gebruiken. * Vrouwen, stop met lezen hier. Dit is het einde van de grap. Mannen, blijf scrollen. * . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Dus, als de perfecte man en de Kerstman niet bestaan, dan moet de vrouw gereden hebben. Dat verklaart ook waarom er een auto-ongeluk was. Trouwens... als je een vrouw bent, en je leest dit, dan toont dit nog een ander feit aan: Vrouwen luisteren nooit. Met boosaardige groet, Draco Malfidus ----------------------------------- miss louise Titel: Avondje nablijven bij Sneep Auteur: miss louise Pottertje! Heb je pijn aan je litteken? Zie je visioenen?’ Een lijzige stem schalde door een van de gangen van Zweinstein. Woedend balde Harry zijn vuisten. ‘Negeer hem,’ fluisterde Hermelien naast hem. ‘Hij is het niet waard…’ ‘Verotte Malfidus!’ zei Ron kwaad. Malfidus kwam grijnzend langsgelopen, geflankeerd door zijn maatjes Korzel en Kwast. ‘Gut, Potter. Je ziet nogal bleekjes. Misschien moet je maar naar de ziekenzaal gaan, dan kan je litteken uitzieken.’ ‘HOU NU VOOR EEN KEER EENS JE GROTE MOND!’ brulde Harry tegen Malfidus. Ron en Hermelien waren nogal geschrokken van die plotselinge uitbarsting, en Malfidus’ grijns werd zo mogelijk nog breder. ‘Denk aan je bloeddruk, groentje,’ zei hij schamper. Korzel en Kwast grinnikten dom en Malfidus leek behoorlijk in zijn sas. ‘Subtiliteit van een zesjarige, Malfidus!’ snauwde Hermelien, terwijl ze Ron en Harry mee probeerde te trekken. ‘Kom, laten we gaan…’ Maar Harry en Ron gaven absoluut niet mee, het enige wat ze konden was Malfidus woedend aanstaren. Hermelien zuchtte en liep weg. ‘Nemen we de benen? Hé, ik vond het net zo gezellig!’ riep Malfidus haar na. ‘Tot ziens, modderbloedje!’ ‘Wat zei jij?’ vroeg Ron boos. Malfidus zijn ogen versmalden zich tot twee kleine spleetjes. ‘Ik zei modderbloedje, Wezel. Moet ik uitleggen wat dat betekend?’ zei hij minachtend. ‘Ik weet heel goed wat dat betekend, dank je!’ blafte Ron. De bel ging, en Harry trok Ron aan zijn kraag. ‘Kom mee, Sneep wordt laaiend als we te laat komen…’ mompelde hij tegen Ron. ‘Ik – hak – hem – in – honderd – kleine – stukjes!’ zei Ron moeizaam, en Malfidus en zijn bodyguards lachten hatelijk. ‘Kom nou mee!’ zei Harry geagiteerd, en hij kreeg eindelijk wat beweging in Ron. ‘De ballen, en laat ze niet vallen!’ riep Malfidus hen spottend na. Ron gromde nog een woedende verwensing, maar liet zich uiteindelijk meeslepen door Harry. Ron bleef furieus mompelen, en zo nu en dan ving Harry dingen op zoals ‘stomme idioot’ en ‘moet doodrotten’. Harry snelde gauw samen met Ron naar de kerkers, maar voordat hij ook maar zijn vingers kon uitsteken naar de knop van de deur van Sneeps lokaal vloog die open en kwam hard in Rons gezicht terecht. Harry lette niet op de ijzingwekkende schreeuw van Ron, maar wilde afwezig naar binnen lopen, totdat hij merkte dat hij tegen iets aangelopen was dat Sneep bleek te zijn. ‘Jullie zijn te laat,’ zei Sneep kil. ‘Twintig punten aftrek van Griffoendor.’ Harry keek Sneep woedend aan, en Ron wreef lusteloos over de enorme buil op zijn voorhoofd. ‘Professor Sneep! Professor! Het spijt me dat ik te laat ben, ik –‘ Malfidus kwam met zijn tas aangerend, maar toen hij Harry en Ron zag bleef hij boosaardig grijnzend staan. ‘Draco!’ riep Sneep uit, met een euforie waar Harry en Ron kromme tenen kregen. ‘Kom gauw binnen!’ ‘Hij mag wel gewoon naar binnen en wij krijgen twintig punten aftrek!’ zei Harry, wiens stem trilde van onderdrukte woede. ‘Klootzak!’ En ze wisten toen allemaal dat Harry te ver was gegaan. Er viel een gespannen stilte, en uiteindelijk zei Sneep zacht en dreigend: ‘Strafwerk, Potter. Vanavond om acht uur op mijn kamer, met meneer Malfidus.’ ‘W-wat?’ vroeg Harry, met een verbijsterde blik op Malfidus. ‘Heeft hij ook strafwerk?’ ‘Nee, hij gaat toezicht op jou houden. Ik heb namelijk ook nog andere dingen te doen, in tegenstelling tot jou,’ zei Sneep gedecideerd. ‘Maak het nou!’ zei Harry boos. Malfidus keek hem vol leedvermaak aan, en zei op een kruiperige toon tegen Sneep: ‘Natuurlijk! Ik zal goed op Pottertje letten!’ Ron keek schaapachtig van Harry, naar Sneep en tot slot naar Malfidus. Harry was nu zelfs boos op Ron. Hij kon wel een beetje steun gebruiken! ‘Naar binnen,’ siste Sneep. Niemand protesteerde. Als Sneep eenmaal kwaad was kon je het beter niet erger maken. Met gebogen hoofd liep Harry naar binnen. Alles leek vandaag fout te gaan, alles… Die avond sjokte Harry teneergeslagen naar de kerkers. Strafwerk maken onder het toezicht van Malfidus en Sneep, kon het nog erger? Met een naargeestig voorgevoel klopte hij op de deur. Sneep deed open en keek hem walgend aan. ‘Ah, daar ben je Potter.’ Harry wrong zich vluchtig langs Sneep en liep het lokaal in. ’s Nachts waren de kerkers nog minder aangenaam dan overdag. Plotseling viel zijn blik op een gedaante die ontspannen op het bureau zat. Het was Malfidus, die een enorme stapel perkament in zijn handen hield. Toen Malfidus Harry zag kijken vormde zich een boosaardige glimlach langs zijn lippen. Sneep liep naar Malfidus toe, en nam de stapel perkament zorgvuldig over. ‘Ga zitten,’ beval Sneep kil. Opgelaten ging Harry aan een tafeltje zitten, wachtend op wat er zou komen. Sneep liep naar hem toe en liet de stapel perkament met een daverende klap op Harry’s tafel vallen. ‘Dit zijn oude dossiers,’ zei Sneep monotoon. ‘Ze moeten gesorteerd worden. Zie maar hoe ver je komt.’ Vervolgens, zonder nog maar één woord te zeggen, beende Sneep met spinachtige stappen het lokaal uit. Harry zat nu alleen met Malfidus, iets wat hem behoorlijk verontrustte… Harry besloot om niet naar Malfidus te kijken, en gewoon stilzwijgend aan het werk te gaan. ‘Hoe voelt het nou om behandelt te worden als een hond, Potter?’ vroeg Malfidus lijzig, na een lange stilte. ‘Ik zou het niet weten, Sneep is altijd aardig voor me.’ ‘Ik weet niet beter,’ zei Harry met tegenzin. ‘En laat me alsjeblieft mijn werk doen.’ ‘Ocharme, je wilt toch niet beweren dat je liever dat werk maakt dan dat je met mij praat!’ zei Malfidus spottend. ‘Toevallig wel!’ snauwde Harry. ‘Hou je kop!’ ‘Pottertje, je moest eens weten hoe ver je ernaast zit,’ zei Malfidus, genietend van het feit dat hij Harry aan het lijntje kon houden. ‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg Harry gespannen. Hij kende Malfidus al langer dan vandaag, dit was natuurlijk weer een stomme truc om Harry uit zijn schulp te lokken… ‘Ik bedoel dat jij wel degelijk met me wilt praten,’ zei Malfidus, met de arrogantie van een dominante leeuw. Harry stond op. Genoeg geklets, Malfidus kreeg er van langs. Hij balde zijn vuisten en keek Malfidus dreigend aan. ‘Nog één opmerking en ik doe het!’ zei Harry uitdagend. ‘Doet wat?’ vroeg Malfidus afwezig. ‘Dan sla ik je hoofd eraf!’ zei Harry met knarsende tanden. ‘Potter toch! Kom maar bij papa!’ zei Malfidus, met die tenenkrommende grijns. Harry’s nekharen gingen recht overeind staan. Wat brabbelde Malfidus nou weer? Kom maar bij papa? ‘Ik – heb geen vader,’ zei Harry aarzelend. Malfidus barstte in honend gelach uit. ‘Alsof ik dat niet wist!’ zei hij. Harry gaapte van vermoeidheid, en besteedde geen aandacht meer aan Malfidus. Malfidus daarintegen sprong van het bureau af en ging naast Harry’s tafeltje staan. ‘WAT!’ zei Harry agressief. ‘Demp je stemgeluid, Potter,’ zei Draco bestraffend. Harry wierp hem een minachtende blik toe, en gaapte nog een keer. Hij ging haast dood van vermoeidheid, en dan werd hij ook nog eens gekweld door Malfidus… ‘Bedtijd zie ik!’ zei Malfidus. Vol afschuw schoof Harry zijn stoel van Malfidus af. Wat kregen we nou? ‘Wat? Met jou?’ zei Harry ongelovig, terwijl hij Malfidus ongemakkelijk aankeek. ‘Ik bedoel dat je moet gaan slapen, oen.’ ‘Oh…’ Beschaamd, maar opgelucht ging hij weer aan zijn tafeltje zitten. ‘Eh – zou je weg willen gaan?’ vroeg Harry aan Malfidus. ‘Waarom? Ik sta hier wel goed,’ zei Malfidus ontspannen. ‘Ja, nou…’ mompelde Harry. Als Malfidus niet weg wilde gaan, ging hij zelf wel weg. Opgetogen pakte Harry zijn spullen, klaar om te verkassen naar een andere tafel, maar nog voordat hij een stap had gezet werd hij bij zijn kraag gepakt door Malfidus. ‘Niet zo snel, Potter. Waarom blijf je niet rustig zitten?’ vroeg hij gladjes. ‘Omdat jij de hele tijd om me heen hangt!’ zei Harry gepikeerd. ‘Ik wil dat er minstens drie meter afstand tussen ons blijft, hoor je? ‘Ik niet,’ zei Malfidus gemeend, en hij deed een stap vooruit. Paniekerig dacht Harry na. Malfidus stond veel te dicht bij, hij moest weg zien te komen… Maar als Sneep doorkreeg dat hij de benen had genomen kreeg hij vast nog meer strafwerk. ‘Laat me gewoon met rust,’ zei Hearry opgelaten. Hij voelde zich klam en zenuwachtig, en hij had het gevoel dat zijn hart sneller klopte dan normaal. ‘Potter,’ zei Malfidus schamper. ‘Je weet zelf ook wel dat dat juist het laatste is wat je wilt.’ Harry stond nogal zwak op zijn benen. Waar was Malfidus op uit? Daar kwam hij daarna snel achter, want Malfidus stapte op hem af en gaf hem een hartstochtelijke zoen. Harry voelde dat hij helemaal duizelig werd. Wat overkwam hem nu weer? Plotseling, veel te vroeg naar Harry’s zin, verbrak Malfidus de zoen. Hij was doodsbleek en keek naar iets of iemand die in de deuropening stond. ‘Wat is hier aan de hand?’ Het was de kille stem van Sneep die door het koude lokaal galmde. ‘We –‘ begon Harry, maar hij kwam niet uit zijn woorden. ‘Ik liet Potter zien hoe het werkte met –‘ hij keek Harry nogal bedenkelijk aan, en verzon toen snel wat. ‘– mond op mond beademing.’ Harry proestte het uit toen hij Sneeps gezicht zag. Sneep trok sarcastisch één wenkbrauw op, en siste: ‘Smoesjes! Mijn lokaal uit! Nu!’ En beschaamd, maar geamuseerd verlieten Harry en Malfidus het lokaal. ----------------------------------- child of the other side Titel; Deserted Auteur; c'est moi Korte samenvatting; Okay lezertjes, even een belangrijke, korte (of poging daartoe) inleiding op mijn one-shot. Het gaat over de final battle, het laatste gevecht tegen Voldemort. Je leest het verhaal vanuit Harrys oogpunt, al heeft dit verhaal geen happy ending. Want mijn Harry lijkt niet veel op Rowlings Harry. In dit verhaal wordt het Harry teveel, hij wordt gek. Dit is niet geheel onverwacht als je even nadenkt over wat hij allemaal heeft meegemaakt; jaren lang geen sociale contacten, gepest, iemand op 11-jarige leeftijd vermoord (al komt Rowling hier nooit meer op terug), nagestaard door iedereen, etc. Het gewicht van de rest van de wereld ligt op zijn schouders en het lijkt mij niet verwonderlijk als hij daar onder knapt. Ik had het nooit gekund. Anyway, om een lang verhaal kort te maken, ik heet uw allen van harte welkom in Harrys wereld die niet langer vredig is. Waarschuwing; deze one-shot is niet leuk en aardig en zeker 12+. Lezen op eigen risico. Have fun! (: *** Deserted Watching the world go by isnt being a part of it De nachtelijke schreeuwen van weleer gonsden door de purper gekleurde lucht. Zij stroomden in golven, gleden over het water als een onzichtbare kracht, bereikten menig oor maar deden alleen een enkel persoon ontwaken. Lange, aan elkaar geleefde wimpers werkten zich open en lieten hun eigenaar de merkwaardige wereld van de nacht bekijken. Deze was wazig en bevlekt door de substantie die tussen de haartjes was blijven steken. Moeizaam kwam het figuur overeind. Een zachte kreun ontsnapte zijn lippen. Zijn gehele lijf was stijf en stram van het lange liggen. Hoe lang, wist hij niet. Met enige moeite wreef hij door zijn ogen en haalde onmiddellijk zijn hand er weer vandaan. Geschokt bekeek hij haar, ze was besmeurd met dezelfde druppels die aan zijn ogen hingen. Bloed. Een vloek galmde door de donkere nacht, gevolgd door een snik. Alleen en verlaten, bebloed en besmeurd, vuil en moe. Hij wist niet waar hij was of waar hij naar op weg was. Het enige dat vast stond, was dat hij zich uit de voeten moest maken. Waarom en waarvoor waren vermengd in zijn hoofd tot een witte dons van dekens, die te diep was om om te spitten. Met enige moeite wist hij zichzelf staande te krijgen. De ondergrond leek ongelijk te zijn, zij speelde onder zijn voeten. Het lichaam deinsde van links naar rechts, geleek te struikelen over diens eigen voeten eer het zijn draai weer vond. Stap na stap. Hij kwam wel vooruit. Echt! Om zichzelf te bewijzen, gooide hij een vluchtige blik over zijn schouder. De wereld schommelde rond haar as en haastig bracht hij zijn blik weer naar voren. Op het laatste moment kon hij nog houvast vinden aan een boom. Bedankt, fluisterde hij enigszins triomfantelijk aangezien de plek, onbekend maar nu toch vertrouwd, enige meters van hem was verwijderd. Hij was inderdaad vooruit gekomen. Met draaiende ogen en wankelende benen bewoog hij zich voort. Van nergens naar niemandsland. En in zijn onbezonnen stroom van gedachtes en dromen kwam het niet in hem op om magie te gebruiken. Niets kwam in hem op, behalve dat het maanlicht zo mooi scheen vanachter de wolken vandaan. Hij strekte zijn hand uit om de stralen te ontvangen maar zij liepen zijn vingers op de een of andere manier mis. Een snik borrelde op uit zijn keel. Beteuterd struinde hij verder. * Leed. Angst. Geschreeuw. Zij waren overal en zij waren talrijk. Alle denkbare vormen van pijn overspoelde mij op hetzelfde moment. Een vloedstroom van emoties, een stortbui van gevoelens waar ik niets tegen kon beginnen dan moedig mijn kin te heffen en er op af lopen alsof het mijn laatste mars was. Een dodenmars Lichamen lagen her en der over de grond verspreid. Kreunend, krijsend, hun ledematen zo vreemd opgesteld dat het geheel onmenselijk leek. Mijn ogen vlogen door hun kassen, het wit afstekend tegen de donkere omgeving. Ze moesten hier ergens zijn. Alleen, rood. De kleur liet me kokhalzen. In feite was ik te beroerd om verder te gaan maar kon niet stoppen, niet nu. Een blauwe straal vloog op me af en ik kon haar maar net op tijd ontwijken. Mijn beurse lichaam protesteerde hevig toen ik over de harde grond heen rolde. Zij was moe. Ik was moe. Iedereen was moe maar het mocht niet baten. Voordat ik wat kon doen, drukte er een zwaar gewicht op mijn borst. Verschrikt keek ik omhoog, recht in twee paar grijze ogen. Zij stonden vastberaden. Geschrokken? vroeg de man geamuseerd terwijl hij zijn staf op het gevallen lichaam richtte. Nerveus begon ik te lachen. Moeizaam ging mijn borst mee met het vreemde geluid. De voet verschoof iets naar beneden, de twee paar ogen zich versmallend tot spleetjes. Wat is er zo grappig? Het klonk meer als een dreigement dan een vraag. Opnieuw borrelde er een lach uit mijn buik omhoog. De angst leek op mijn zenuwen te werken. Zij braken in honderden stukjes en elk deel scheen zijn eigen leven te leiden. Ik had me al jaren geleden afgevraagd wanneer ik onder de druk zou knappen. Het was alleen maar logisch dat het op een moment als deze zou gebeuren. Geluk raakt op. De dooddoener leek zich bewust niet van mijn verwarde gedachten, en grauwde. Hij verwachtte waarschijnlijk dat hij in de maling werd genomen. Dit liet mij enkel nog harder lachen. Tranen drupten over mijn gezicht heen. Van verdriet, van moeheid, van de pijn. Zijn toverstaf ging omhoog, zijn lippen bewogen zich maar er kwamen geen woorden uit. De wereld om mij heen was er een van stilte. Met bewondering staarde ik naar de fel rode straal, die uit de punt ontstond en zich stilletjes op mij af, voort bewoog. Nee! De gil ging door merg en been en doorboorde mijn wonderlijke wereld zonder enig gevoel of waarschuwing. Een schaduw vloog over mijn heen, tegen de man aan, en nam me het zicht op de straal af. Onmiddellijk was de omgeving gehuld in duister. Nee, bracht ook ik uit. Met moeite krabbelde ik overeind en kroop naar voren om te zien wat er had plaats gevonden. De man lag al bloed op hoestend op de grond, zijn mantel opengescheurd, zijn masker van het gezicht af gegleden. Het eens trotse gezicht van Lucius Malfidus was verwrongen tot een bleek voorkomen van pijn. De rode vloeistof droop van zijn lippen en uit zijn doorboorde borst, waar het zwaard van Griffoendor in prijkte, naar beneden. Een ongenadige klap sloeg het lucht uit mijn longen. Nee, fluisterde ik ontzet. Dit kon maar een ding betekenen. Met trillende handen rolde ik het roerloze figuur vanaf zijn gewonde lichaam, wensend dat mijn voorbarige gedachten niet waar konden zijn. Maar zij waren dit wel. Twee paar levenloze ogen staarden omhoog, mond half geopend in een onafgemaakte hulpkreet. Ook de rest van mijn lichaam begon te trillen terwijl mijn handen haar mantel bij een graaide. Ik trok aan de kluwen, schudde het lichaam heen en weer, maar het was te laat. Tranen maakte mijn zicht wazig, doch niet wazig genoeg om de bruine bos haren uit mijn gezichtsveld te bannen. Hermelien. De pijn, de onmacht. Een kreet van gescheurde wanhoop rees uit mijn keel op. De omstanders keken vluchtig opzij maar hadden geen tijd om mij aan te vallen of bij te staan. Ik was alleen. Iets knapte. De schreeuw ging over naar een ongecontroleerd jammeren wat eindigde in een vaag gegiechel. Ik gooide haar lichaam aan de kant en hamerde mijn hoofd op de borst van Lucius. Hij schreeuwde ontzet en zijn armen vlogen omhoog om mijn geweld te stoppen maar hij was niet sterk genoeg om mij tegen te houden. Zijn armen wonden zich als in een laatste redmiddel om mijn keel maar ik bleef slaan. Hard. * Nacht ging over tot dag, en de zon verliet haar baan om deze weer in te laten nemen door haar nachtelijke tegenhanger. Niet dat zijn voeten hem zo ver lieten komen. Halverwege de dag was hij door zijn knien gegaan en niet meer overeind gekomen. De maan keek mokkend op hem neer, alsof ze hem berispte. Wat zij misschien ook wel deed. Zij had er alle recht op, iemand moest het immers doen. Ergens tussen zijn gebroken gedachten wist hij, dat wat hij had gedaan, fout was maar het gevoel van zekerheid was te groot om er spijt van te hebben. Zijn verlangen naar rust was zo groot geweest. Hij had het nooit gekregen, hij had nooit gekregen waar hij zo naar verlangd had. Vrede. En een kans op een normaal leven. De ogen, de priemende blikken, de vragen. De taken die ongevraagd op zijn schouders werden gelegd door een man die zoveel sterker was en zoveel meer had doorgemaakt. Een krankzinnige kakellach ontsnapte aan zijn gebarsten lippen en deed een aantal vogels geschrokken opvliegen. Ook hij hield even halt bij het plotselinge geluid, staarde ongemakkelijk naar de vertrekkende dieren. Hij wilde ook vertrekken, kunnen wegvliegen wanneer hij dat verlangde. Wanneer hij dat verlangd had. * Bloed spatte op. Ik proefde het op mijn lippen, voelde het over mijn gezicht stromen als een onaangename regenbui. Alleen was zij warm. Ik hief mijn hoofd op en keek Lucius aan met een gestoorde glimlach en dolle ogen. Wurg me maar, ging het door me heen. Het kon me niets meer schelen. Langzaam ging zijn protest over in een zacht gemurmel. Het duurde enige minuten voordat hij compleet stil viel en zijn bleke, bloedloze handen van mijn keel afgleden. Ik boog mijn hoofd opzij, bekeek hem vanaf een afstandje en sloot hem toen de ogen als in een laatste ingeving van gezond verstand. Toen stond ik op en bekeek de rest van het slachtveld. Zij was grijs in mijn ogen. Kaal en levenloos. Er lagen geen tientallen lichamen, er waren geen mensen aan het vechten, er vlogen geen spreuken door de lucht, de maan gaf geen licht. Het was alleen ik en Hermelien. Nee. Ook zij was weg. Zij had me verlaten, alleen achtergelaten om mezelf te helpen. Net als Ron, net als Perkamentus, net als Sirius, net als mijn ouders. Alleen. Vergeten. * Na een uur besefte hij dat hij nog steeds naar de reeds al lang vertrokken vogels aan het kijken was. Hij wist dat ze niet terug kwamen, daar wachtte hij dan ook niet op. Misschien had hij nog steeds de stille hoop dat hij, als hij maar lang genoeg wachtte, ook vleugels zou ontspringen. Sjokkend struikelde hij verder. Gras vormde een vliegend tapijt onder zijn voeten. Al wankelend stortte hij ten aarde. De aardse geuren vlogen zijn opengesperde neusgaten binnen en lieten hem denken aan vroeger. Hoe hij toen, nog onwetend van de grote, verlangende wereld die verscholen op hem zat te wachten, in de tuin had gewerkt. Omdat het hem was opgedragen. Hoe onschuldig waren die tijden geweest. Geen doden, geen verdriet, alleen pijn. Altijd pijn. Woedend begon hij zichzelf op het hoofd te slaan. De pijn had hem gek gemaakt, had hem laten doen wat hij had gedaan. De gruwelijke daden van een dag geleden. Hij wilde ze niet herinneren. Hij verlangde er niet na om ze te herinneren en tot zijn grote opluchting verlieten ze voor het grootste gedeelte van de tijd zijn warrige brein. Daar was hij dankbaar voor. Te moe om zichzelf wat verstand bij te brengen, liet hij zijn handen slap langs zijn lichaam hangen. Hij wist dat hij het begon te verliezen. Zijn gedachten speelden spelletjes met hem. Hij kon zich al niet langer herinneren waar hij was, of welke tijd het was. Of hij van spaghetti hield of niet. Maar dat is een stomme vraag. Tegen zichzelf spreken leek ook niet gezond te zijn voor zijn verder ineenstorting. Alleen kon hij zichzelf niet tegen gaan, want jezelf tegenspreken betekende dat hij opnieuw tegen zichzelf moest gaan praten en dat wilde hij nu juist vermijden. Ook het feit dat er een gestage hoeveelheid bloed uit verscheidende wonden liep, ging hem te boven. Als hij dit geweten had, dan was hij niet gaan lopen, op zoek naar iets waarvan hij wist dat hij het toch niet zou vinden. Iets wat alleen zou komen wanneer het donker definitief zou vallen. Wanneer de vogels terug kwamen van hun vlucht. Zuchtend sloot hij zijn ogen en strekte zijn armen uit om in vage gedachten weg te vliegen. * Met strakke passen liep ik over de donkere vlakte heen, me niet bewust dat er vloeken langs mijn ogen en lichaam schoten, dat een ongeruste Remus mijn naam riep. Dat Ron op mij af kwam rennen om me weg te halen van dit schouwspel, dat Hermelien mij met een ontzette blik na staarde, haar gezicht besmeurd met Lucius zijn bloed. Iets trilde in mijn handen. Ik kan niet langer gedenken wat het was. Opgekropte woede, gekheid, verdriet dat niet langer gehandhaafd kon worden. Het getril werd erger en een onbekende kracht nam de besturing van me over. Een hand viel op mijn schouder. Ik draaide me om en keek midden in de ogen van Ron. Nee, gilde ik en strekte mijn arm vooruit. Rons ogen, maar het waren niet echt Rons ogen want Ron was dood, groeide bij het aanzicht van de trillende staf die op hem werd gericht. Groen licht ontvlamde. Het volgende moment lag hij op de grond, de angst nog steeds zichtbaar in zijn ogen. Ron! kwam de ontzette kreet van Hermelien. Vanuit mijn ooghoek zag ik hoe ze eraan kwam lopen. Lijzig draaide ik me om en als in slowmotion viel haar blik op de mijne, kwam haar lichaam tot stilstand en deinsde ze achteruit. Zichzelf verwerend, hief ze haar armen op maar het was te laat, ook op haar vloog een groene straal af. Als een dolle begon ik om me heen te schieten. De rode ogen van Voldemort, de geschokte blik van Remus, de variatie van ogen achter de witte maskers, Dwaaloog, Tops, iedereen. Duisternis nam mijn gedachten over en ik kon enkel nog maar lachen. Vrij, ik was vrij. Alleen was de pijn die zij met zich meebracht ondraagbaar. Vermoeid zonk ik op mijn knien neer, terwijl de omgeving om mij heen, nu doodstil en onbewegelijk, begon te draaien. Het laatste wat me te binnen schoot, was dit ik deze plek beter kon verlaten. Op laatste krachten verdwijnselde ik naar een veilige plek in een onbekend bos, stortte daar te aarde en viel in een diepe reis naar bewusteloos zijn. In een droomloze slaap. De nachtelijke maan scheen op mij neer en de kou stolde het bloed op mijn lijf. Ik was alleen, en ook weer niet. ----------------------------------- Jessica. Titel: Draco en de spiegel van Neregeb. Auteur: Miss Raddy. Korte samenvatting: Het gaat over Draco die de spiegel van Neregeb vind en ziet wat hij eigenlijk het liefste heeft. Draco en de spiegel van Neregeb. Draco Malfidus loopt door de gangen van Zweinstein. Zelfs hij weet niet welke kant hij op wilt. Hij loopt gewoon, om even weg te vluchten van al zijn problemen en fustraties. Het bloed bonst wild in zijn hoofd en hij haalt onrustig adem. Hij kan het niet, het lukt hem niet. Hij wil het niet. Zijn opdracht is gewoon te groot voor hem. Al zijn plannetjes mislukken en als het hem niet lukt dan dan zal Heer Voldemort zijn familie uitroeien. Hij denkt aan zijn ouders en voelt dat zijn ogen vochtig worden. Niet aan denken Draco, houdt hij zichzelf voor en hij knippert met zijn ogen. Hij doet een grote, zware, houten deur open en stapt de ruimte in. De ruimte is helemaal verlaten. Er staat helemaal niks in. Geen kast, geen tafel. Helemaal niks. Hij sluit de deur en loopt naar het midden. De kamer is bedolven onder een dikke laag stof. Er zitten geen ramen in de ruimte en het is er donker. Draco pakt zijn toverstok en mompelt: Lumos. Meteen gaat er een lichtje branden aan de punt van zijn stok. Hij loopt naar de muren en laat zich, met zijn rug tegen de muur aan, naar beneden zakken. Het is al laat en hij heeft geen flauw idee waar hij is. Hij zucht en vecht tegen de tranen. Na ongeveer een kwartier staat hij op. Er is maar een kwartier verstreken, maar Draco voelt het alsof hij er al uren zit. Nox, zegt hij en het lichtje van zin toverstok dooft langzaam uit Dan staat Draco weer in het pikkedonker. Hij ziet zelfs zijn eigen handen niet. Trillend doet hij zijn toverstok in zijn gewaad. Hij slikt en heft zijn linkerhand op. Niet dat hij het zal zien, maar toch stroopt hij zijn mauw op. In het kille donker strijkt hij met zijn vingers over het Duistere Teken. Het Teken dat hij heeft gekregen van Heer Voldemort. Als hij achter zich plotseling hoort draait hij zich bliksemsnel om. Hij laat zijn mauw weer zakken en is doodstil. Hij luistert aandachtig, maar dat is moeilijk, want zijn hard klopt ongewoon hard. Een zacht gemiauw en een krakende deur. Vilder, mompelt Draco onhoorbaar. Hij haast zich naar een andere deur en rukt deze open. Hij rent de kamer uit en slaat de deur achter zich dicht. Dat had hij niet moeten doen. Nu weet Vilder dat er iemand was. En dat er nu iemand op de vlucht is. Draco rent verscheidene deuren door en kijkt niet achterom. Hij weet niet of Vilder hem volgt en hij hoeft het ook niet te weten. In n stuk rent hij het halve kasteel door. Wat hem opvalt is dat hij gelukkig niemand tegen komt. Geen leraar, geest of dier. Als hij denkt dat hij niet meer wordt gevolgd stopt hij met rennen. Hijgend doet hij een zware, zwarte deur open en stapt een ruimte binnen. Hij kijkt de ruimte door. De kamer is groot en er is een mooi, vaag licht. Er zit een groot raam in de kamer en daardoor vallen er stralen maanlicht naar binnen. Langzaam loopt Draco verder. Hij ziet iets groots in de hoek staan. Terwijl zijn ademhaling langzaam normaal wordt, loopt hij erheen. Als snel ziet hij dat het een spiegel is. Een grote, oude spiegel. Hij laat zijn hand over de lijst gaan. Er zit geen stof op en er staat wat boven. Een spreuk. Neregeb jiz taw ra amneiz nesnem tawt einno otki Draco heef geen flauw idee wat het betekend en hij laat zijn blik zakken. Dan schrikt hij zich rot. Hij ziet zichzelf. Daar is op zich niets vreemds aan, maar de Draco in de spiegel maakt een andere beweging dan de Draco die er voor staat. Draco legt zijn hand op de koude, gladde spiegel en staart er met grote ogen naar. De Draco in de spiegel heeft zijn linkerarm uitgestoken. Op zijn linkerarm is eerst het Duistere Teken zichtbaar, maar dan krimpt het. Het vervaagd. Het gaat weg. Draco maakt een raar geluidje en stroopt snel zijn mauw op. Hij kijkt naar zijn arm, maar zijn teken zit er nog steeds. Weer kijkt hij naar de spiegel. Bij de Draco in de spiegel is het Teken weg, verdwenen, foetsie. Draco gaat erbij zitten en denkt na. Hoe kan het dat zijn spiegelbeeld wat anders toont dan hoe hij is? Hoe kan het dat zijn Duistere Teken in het spiegelbeeld weg is? Hoe kan dat? Draco probeert logisch na te denken, maar daar slaagt hij niet in. Hij is helemaal uitgeput. Het was een lange schooldag geweest, door de zware taak die op zijn schouders rust slaapt hij niet goed meer, en hij heeft net ook nog een eind gerent. Hij is moe heel moe. Hij gaat op zijn rug liggen en denkt na. Hij blijft nadenken en nadenken. Totdat zijn hersenen weigeren om nog verder na te denken. Ook zijn hersenen zijn uitgeput. Elk deel van zijn lichaam doet pijn en is moe. Hij staart naar het plafond, maar hij kijkt er niet echt naar. Hij ziet het eigenlijk amper. En langzaam, heel langzaam vallen zijn ogen dicht en valt hij in een diepe slaap. Een onrustige slaap. Maar hij slaapt lang. Zo lang dat als hij wakker wordt de zon al hoog aan de hemel staat, hij het ontbijt heeft gemist en hij allang in de klas had moet zitten ----------------------------------- Mrs Charlie Weasley Titel: Kauwgomroze en Sproeten Auteur: Mrs Charlie Weasley Korte samenvatting: Charlie en Tonks, op school. Kauwgombalroze en Sproeten Het was vrijdagochtend, net voor het ontbijt, en Prof. Dumbledore stond op. Even kuchte hij om de aandacht van de leerlingen te trekken en wachtte daarna rustig af tot het geroezemoes verstomde. Weldra was het doodstil en Prof. Dumbledore schrapte zijn keel: Tot mijn grote genoegen mag ik jullie mededelen dat, degene die er toestemming voor hebben, morgenochtend vanaf 10.00 uur naar Zweinsveld toe mogen. Mr. Filch zal jullie bezoekformulier nauwkeurig controleren en zonder geldig bezoekformulier heeft het geen enkele zin om het te proberen want je wordt gegarandeerd betrapt. Met een opgestoken wijsvinger en een waarschuwend gezicht keek hij de grote zaal rond. Jullie zijn dus gewaarschuwd!!! Maar voor nu, smakelijk eten! Charlie zat aan tafel en als 5de jaars mocht hij, al 2 jaar, naar Zweinsveld toe dus voor hem was de nieuwheid er allang af maar de spanning en opwinding voelde hij weer opborrelen in zijn maag. Hij had al een tijdje een oogje op iemand maar zo verlegen als hij was, durfde hij haar niet, op een afspraakje naar Zweinsveld, mee te vragen. Stiekem keek hij, vanuit zijn ooghoek, naar haar. Ze zat te praten, te lachen en te eten. Gelukkig, dacht hij, Ze heeft niet in de gaten, dat ik naar haar kijk en dat ik haar toch wel heel leuk vind. Charlie Weasley was, sinds zijn 4de leerjaar, aanvoeder en zoeker van het zwerkbalteam van Griffoendor en kreeg, dankzij zijn goede prestaties, genoeg aandacht van de meisjes maar niet van haar. Zij liep altijd met een grote boog om hem heen en hij wist niet wat hij moest doen om haar aandacht te trekken. Daarbij kwam nog het feit dat ze in een andere afdeling zat, namelijk in Ravenklauw, en dus hadden ze niets gemeenschappelijks wat het nog moeilijker maakte. Hij zuchtte en at gauw zijn eieren met spek verder op. Echt lekker waren ze niet meer want ze waren inmiddels koud geworden. Verliefd?, klonk de vragende stem van Bill, de tweejaar oudere broer van Charlie. Charlie schudde zijn hoofd maar Bill lachte. Kom op, Charlie, ik ken je al iets langer dan vandaag en ik zie dat je verliefd bent. Wie is de gelukkige? Bill grinnikte en Charlie keek hem boos aan. Ik ben niet verliefd, Bill en laat me met rust! Ga Percy pesten of een brief aan ma schrijven, beet Charlie hem toe en stond op. Snel liep hij weg, voordat Bill antwoord of een reactie kon geven. Vanaf een afstandje keek ze naar de tafel van Griffoendor en naar hem. Heimelijk was ze verliefd maar hij was onbereikbaar voor haar, dat wist ze heel goed en ook heel zeker, want hij was populair bij de meisjes. Soms liepen er wel 3 van die tuttebellen om hem heen te draaien en zijn aandacht op te vragen. In haar ogen was Charlie perfect maar hij zag haar niet staan want zij was absoluut niet zo als die tuttebellen en daarom vermeed ze hem om het gekwijl niet te hoeven aanzien. Door haar onhandigheid was ze onzeker en probeerde dat te verbergen door vrolijk te zijn maar soms lukte dat niet zo goed en had ze er verdriet van want ze werd regelmatig uitgelachen of voor de gek gehouden. Charlie had haar nog nooit uitgelachen maar voor hem bestond ze amper dus was dat niet zo vreemd. Snel keek ze weer en zag hoe hij, ongenteresseerd, zijn eieren met spek of iets wat daar op leek zat te eten. Haar eten lag onaangeroerd op haar bord en doelloos staarde ze naar haar glas pompoensap, wat naast het bord stond. Terwijl ze probeerde om niet teveel en/of te vaak naar hem te kijken, dacht ze aan het eerste weekend Zweinsveld. Uiteraard hoopte ze dat Charlie naar haar toe zou komen en haar mee uit zou vragen maar helaas, dat was niet gebeurd en ze had de hoop al opgegeven. Opeens hoorde ze Charlie tegen Bill uitvallen en keek op. Vreemd, dacht Nymphadora Tonks, die graag Tonks genoemd werd, Normaal gesproken zijn Bill en Charlie zo close met elkaar. Wat zou er aan de hand zijn? Met haar ogen volgde ze Charlie, die duidelijk boos was en de grote zaal uitliep. Even had ze de neiging om op te springen en Charlie achterna te rennen maar wat als ze hem had ingehaald? Wat moest ze dan tegen hem zeggen! Ze schudde haar hoofd bij die gedachte. Nee, dat was geen goed idee, zei ze zachtjes tegen zichzelf. De sfeer in de grote zaal was uitbundig en vrolijk maar Tonks merkte er niet veel van. Haar gedachte dwaalde steeds weer af naar Charlie. Uiteindelijk stond ze op om naar de les te gaan en terwijl ze door de gang liep, lette ze niet goed op. Ze struikelde over iets wat Peevees daar had neer gegooid en viel hard op de grond. Gauw raapte ze haar spullen op en keek om zich heen maar gelukkig had niemand het gezien. Nadat hij, de grote zaal boos was uitgelopen, was hij naar de ingang van de leerlingenkamer van Griffoendor gegaan. Na het wachtwoord gezegd te hebben klom hij door het portretgat en besloot om aan 1 van de tafels te gaan zitten. Het vuur brandde lekker en Charlie viel bijna in slaap. Opeens hoorde hij een geluid en keek daardoor snel op de klok. Tot zijn grote afschuw zag hij dat de les Dreuzelkunde zo goed als voorbij was en hij deze dus had gemist. Hij vloekte binnensmonds maar het had geen zin meer want hij was nu toch al te laat. Omdat er verder niemand meer in de leerlingenkamer was, ging hij huiswerk maken. Gauw pakte hij zijn werkstuk over toverdranken, een stuk perkament en zijn ganzenveer. Charlie doopte zijn veer in de inkt en in plaats van aan zijn werkstuk te beginnen, schreef hij iets heel anders. Pas toen hij klaar was met schrijven en het nog een keer doorlas, zag hij wat hij gedaan en geschreven had. Er stond: Hoi Dora, Zou je het leuk vinden om morgen met mij naar Zweinsveld te gaan? Als je antwoord JA is, dan zie ik je om 10.00 uur bij het standbeeld van Marie met de broek aan. Ben je er om 10.30 niet, dan ga ik er van uit, dat je het niet leuk vindt en je antwoord dus NEE is. Lots of Love, Charlie Weasley. Charlie schrok van wat hij geschreven had en twijfelde wat hij met het briefje moest doen. Tuurlijk was het makkelijkste om er een propje van te maken, het propje vervolgens in de open haard te gooien en alles zo te laten als het nu was maar hoe vaak had Bill al tegen hem gezegd dat hij eens wat brutaler, wat de meisjes betrof, moest zijn en er eentje mee uit moest vragen. Al zo vaak dat Charlie de tel kwijt geraakt was maar Bill had makkelijk praten, zijn looks waren goed en hij had een vlotte babbel. Even dwaalde zijn gedachten af naar haar. Wat zou ze zeggen op zijn uitnodiging? Zou ze nee zeggen? Ja, waarschijnlijk wel maar hij moest het proberen. Deze keer was het anders en als ze nee zou zeggen, dan. Nee, daar wilde hij nu niet aan denken. Dat zou hij dan weer wel zien, eerst dit stapje voor stapje. Hij stond op, pakte het perkament van de tafel, rolde het op en verzegelde het, met een simpel zwiepje van zijn stok. Snel klom hij door het portretgat op zoek naar Tonks of een andere Ravenklauwer maar hij zag niemand, alleen Peevees die ondersteboven zweefde en schijnbaar de grootste lol had om iets wat hij uitgehaald had met iemand. Plotseling kreeg Peevees hem in de gaten en zweefde naar hem toe. Charlie zag hem aankomen en besloot om hem te negeren, ongeacht wat Peevees zou zeggen of doen. Peevees kneep zijn kleine, boosaardige oogjes tot spleetjes en wilde net iets gaan roepen, toen de bel ging. De deuren vlogen open en weldra was de gang gevuld met leerlingen, die druk praten, lachten, riepen en gilde. Peevees vloog mokkend weg, op zoek naar een nieuw slachtoffer. Charlie zag Tonks niet en raakte een beetje in paniek. Hij had het rolletje perkament stevig in zijn hand maar ging vreselijk twijfelen of hij het wel aan haar moest geven. Een paar 1ste jaars rende voorbij en eentje botste tegen Charlie aan, met als gevolg dat ze op de grond viel. Het arme kind keek versuft om zich heen terwijl Charlie zijn hand uitstak om haar omhoog te helpen. Toen ze weer op haar voeten stond, mompelde ze: Bedankt. Hij lachte en zei: Graag gedaan maar jij zit toch in Ravenklauw, h? Ze knikte en Charlie gaf haar het rolletje perkament. Zou je dit aan Nymphadora Tonks willen geven? Weer knikte ze en rende weg. Na haar les waar ze maar net op tijd was geweest, ging ze terug naar de leerlingenkamer. Nadat ze binnengekomen was, kwam er een 1ste jaars naar haar toe en gaf haar een rolletje perkament. Voorzichtig haalde ze de verzegeling eraf, rolde het perkament open en las de tekst. Ze kon haar ogen niet geloven en las het nog een keer, voor de zekerheid en ja, het stond er toch echt: Charlie vroeg aan haar, Nymphadora Tonks, of ze mee ging naar Zweinsveld met hem. Snel liep ze naar de 1ste jaars, waar ze het rolletje van gekregen had, en vroeg nieuwsgierig: De persoon, van wie je dit gekregen hebt, was dat een jongen met rood haar en sproeten? Het meisje knikte en Tonks glimlachte. ----------------------------------- Moonslave Titel: Away From Me Auteur: Moonslave Samenvatting: Lucius Malfoy komt voor een hartverscheurende keuze te staan. Lees maar... Away From Me Ze was zo mooi. Zo perfect. Hij kon haast niet stoppen met zijn ogen over haar heen te laten gaan. Haar blonde haren lagen als een krans rond haar hoofd en glansden in het maanlicht. Haar bleke gezicht met de gesloten oogleden en lichtjes open mond leek haast engelachtig. Haar bolle buik gaf aan dat ze nieuw leven in zich droeg. Ze was zo perfect. En ze was zijn vrouw. Voorzichtig liet hij zijn vinger op een afstand van minder dan een centimeter van haar lichaam zweven, haar contouren volgend, zonder haar n keer aan te raken. Hij was bang om haar wakker te maken. Ze had haar slaap nodig, de zwangerschap had haar uitgeput. En ze was nog maar zeven maanden ver. Nog twee te gaan dus. Nog twee loodzware, uitputtende maanden te gaan, en dan zouden ze eindelijk hun tweede zoon in hun handen kunnen houden. Gelukkig glimlachend bij deze gedachte, draaide Lucius zich op zijn rug en sloot zijn ogen. Na een tijdje viel hij in een diepe, rustige slaap, vol met mooie dromen. Dromen over Narcissa, Draco, zichzelf en de toekomstige baby. Dromen over een dolgelukkig gezinnetje. Niets of niemand zou tussen hen komen, nooit. Lucius? De zachte, nog wat slaperige stem van Narcissa haalde hem op een aangename manier uit zijn droomwereld. Hmm? murmelde hij, terwijl hij zich nog steeds met gesloten ogen in haar richting draaide. Volgens mij is er iemand aan de deur. Ik hoorde de deurbel. Laat hem daar dan maar staan, antwoordde Lucius, terwijl hij zijn ogen opendeed en haar aankeek. Het is midden in de nacht. Die persoon moet maar leren overdag te komen. Kom. Hij strekte zijn hand uit naar Narcissa, die rechtop in bed zat. Even keek ze twijfelend van hem naar de slaapkamerdeur, maar legde zich toen bij zijn beslissing neer. Glimlachend liet ze zich door Lucius neerduwen, haar armen om zijn schouders geslagen. Lucius boog zich naar voren en kuste haar plagend op de neus. En nu we toch allebei wakker zijn, kunnen we net zo goed Auw! Geschrokken rolde Lucius van Narcissa af, met een van pijn vertrokken gezicht. Een plotselinge brandende pijnscheut trok door de binnenkant van zijn linker onderarm. Wat is er, Lucius? vroeg Narcissa met een bezorgde stem, Roept Hij je? Lucius gaf geen antwoord, maar rolde voorzichtig de mouw van zijn pijnlijke arm omhoog. De vertrouwde rilling ging door hem heen toen hij zag dat het Teken op zijn arm zwart en duidelijk afgetekend was. De Heer Van Het Duister riep hem. Opnieuw ging de deurbel. Langer en indringender nu, alsof de wachtende ongeduldig werd. Lucius keek naar Narcissa. Haar ogen blonken in het licht van de maan. Je denkt toch niet zei ze voorzichtig. Ik denk dat ik beter eens ga kijken wie er aan de deur is, zei Lucius, trachtend zo luchtig mogelijk te spreken, hoewel de zenuwen door zijn keel vlogen. Was het echt De Heer Van Het Duister die aan de deur stond? Waarom dan? Wat bracht hem in het holst van de nacht bij hem thuis? Hij sloeg zijn benen over de rand van het bed, pakte zijn kamerjas en trok deze aan, de pijn aan zijn arm trachtend te negeren. Blijf hier, Narcissa, zei hij, toen hij zag dat ze aanstalten maakte om ook op te staan, Ik ga wel even alleen, dat lukt me wel. Oh Ok, antwoordde Narcissa, hoewel ze er duidelijk niet gerust op was. Met bezorgde ogen keek ze toe hoe Lucius rechtstond, zijn kamerjas wat strakker om zich heen trok en naar de slaapkamerdeur liep, ondertussen een poging wagend zijn haar wat glad te strijken. Toen hij de deur open deed, kon ze zich echter niet meer bedwingen. Lucius? zei ze vragend. Ja? Wees voorzichtig, alsjeblieft. Lucius draaide zich om naar zijn vrouw. Ze zag er inderdaad heel bezorgd uit. Geen zorgen, zei hij, terwijl hij glimlachte, Zal ik doen. Met bonkend hart liep Lucius het donkere huis door, de trap af, de keuken voorbij. Zijn linkerarm brandde nog steeds op de plek waar zijn Teken zat. Naarmate hij dichter bij de voordeur kwam, leek het zelfs te verergeren. Of was dat gewoon inbeelding? Uiteindelijk bereikte hij de deur. Snel veegde hij nog de laatste slaap uit zijn ogen en streek zijn haar naar achteren. Vervolgens reikte hij naar de deurknop en deed de deur voorzichtig open, bang voor wie er buiten stond. Groot was zijn opluchting echter toen hij zag dat er geen kale, bleke man met rode ogen stond, maar iemand anders. Goedenacht, Antonin, zei hij, er niet in slagend zijn opluchting te verbergen, Wat brengt jou hier? Onze Meester, antwoordde Antonin Dolochov kort, terwijl hij zijn kap naar beneden deed, zodat zijn scherp afgetekende gezicht duidelijk zichtbaar werd in het maanlicht, Hij heeft me gestuurd je te komen halen, omdat hij zeker wilt zijn dat je komt. Hij heeft je nodig, Lucius. Verbaasd staarde Lucius Antonin aan. De Heer Van Het Duister had iemand gestuurd om hem te komen halen? Dan moest het wel heel dringend en belangrijk zijn. Je zou beter wat opschieten, Lucius, in plaats van zo te kijken, zei Antonin, die duidelijk ongedulig was aan het worden, De Heer Van Het Duister vindt het niet leuk als men treuzelt. Ik Ja, natuurlijk, ik kom al. Wacht hier, ik ga me even aankleden. Lucius draaide zich om en liep haastig naar de trap, zo naar de badkamer. Daar trok hij snel een alledaags gewaad aan, smeet wat water in zijn gezicht, deed een poging om zijn haar te borstelen en keerde met een sprintje weer terug naar de hal, waar Antonin hem stond op te wachten. Dat werd tijd, zei hij, terwijl hij een afkeurende blik op zijn horloge wierp, Kom, we hebben al genoeg tijd verloren. Hij draaide zich op zijn hielen om en liep naar de deur. Lucius volgde op de voet. Net toen hij echter n voet buiten het huis, in de duistere koude, had gezet, hoorde hij een vreselijke gil. Hij kwam van de eerste verdieping binnen het huis. Hij kon maar van n iemand komen. Narcissa. Narcissa was in gevaar. Narcissa had hem nodig. In een reflex draaide Lucius zich om en liep het huis weer binnen, naar Narcissa. Hij moest haar gaan helpen. H! Jij daar! De scherpe, ietwat kwade stem liet Lucius stilstaan. Wat denk jij wel dat je gaat doen? De Heer Van Het Duister zal nu al kwaad zijn, als we nog later zijn gaat hij helemaal niet kunnen lachen. Maar Narcissa sputterde Lucius tegen. En blik van Antonin deed hem echter zwijgen. Ok, ok, ik kom al, het zal wel een slechte droom geweest zijn. Dat hoopte hij tenminste. Hij draaide zich opnieuw om en liep terug, maar werd opnieuw ruw gestopt door een nieuwe gil. Lucius! LUCIUS! Narcissa, fluisterde Lucius. Verwilderd keek hij van de donkere hal naar Antonin, van binnen verscheurd door twijfels. Zijn hart zei hem naar binnen te rennen, naar Narcissa te gaan, ze was in nood en riep hem. Zijn verstand zei hem echter dat als hij nu niet mee ging, de wraak van De Heer Van Het Duister niet te min zou zijn. Lucius! Mijn water breekt! Lucius, alsjeblieft! Kom! LUCIUS! Wanhopig keek Lucius naar Antonin. Alsjeblieft, Antonin Ze heeft me nodig, zei hij zwakjes, in de hopeloze hoop dat hij hem zou helpen. Antonin had echter een brede grijns op zijn gezicht. Dit wordt interessant, zei hij, terwijl hij zijn armen over elkaar sloeg en Lucius nauwkeurig observeerde, Nu komen we te weten waar je loyaliteit echt ligt. Welke kant kies je, Lucius? De machtige kant van De Heer Van Het Duister, of de kant van het alledaagse, onbelangrijke leventje? Wat ga je doen, Lucius? Duizend en n gedachten gingen tegelijk door Lucius hoofd. Het was onmogelijk om er een structuur in te vinden, laat staan ze op een rijtje op te kunnen zetten. En de tijd drong, zowel in het ene als in het andere geval. Hij moest nu zijn hartverscheurende keuze maken. Wat moest hij doen? Naar boven gaan, zijn vrouw helpen, of meegaan met Antonin? In allebei de gevallen zou hij verliezen. Van winnen was geen sprake. IIk mompelde hij uiteindelijk, na wat wel een eeuwigheid leek, met het gegil van Narcissa op de achtergrond en de grijns van Antonin vlak voor hem. Zeg het eens, jongen, zei Antonin op een snerende toon. Lucius richtte zijn hoofd op, zodat hij Antonin recht in de ogen keek. Daar lag pure minachtig in, minachting voor die jonge kerel die het overwoog het gezag van zijn Meester te ondermijnen. Deze minachting zorgde ervoor dat Lucius een besluit nam. Ik ga mee, zei hij. Zo, dan ben je toch loyaler dan ik dacht, reageerde Antonin, met een zweem van verbazing in zijn stem, Kom, we moeten meteen door. Hij draaide zich om en verdween met wapperende mantel in de duisterde nacht. Lucius volgde op automatische piloot, het wanhopige gegil van Narcissa achter zich latend. Toen Lucius terugkeerde, vond hij zijn vrouw bewusteloos en in een plas bloed. Hij bracht haar meteen naar Sint Holistos, maar het kwaad was al geschied. De baby was gestorven in Narcissas buik. Door het daar te lang in te laten zitten, zou Narcissa nooit meer vruchtbaar zijn. Draco zou voor altijd enig kind blijven. Sinds die dag was alles anders ten huize Malfoy. ----------------------------------- Laeta Titel: Vier woorden Auteur: Laeta Samenvatting: Geschreven voor challenge over de Malfoys. Draco heeft moeite met liefde. Harry/Draco slash. Vier woorden Draco keek naar de kleine stofjes die dwarrelden in de straal van zonlicht die zich tussen de twee gordijnen heendrong. Soms volgde hij even een individueel stofje, maar al snel verdween deze in de massa. Vreemd dat die stofjes niet zichtbaar zijn in het volle licht, maar dat n enkele lichtstraal in een donkere kamer ze tevoorschijn kan brengen, dacht Draco bij zichzelf. Draco pakte zijn toverstok en fluisterde zachtjes quod tempus est. Een straal van stoom vormde een uurwerk dat 8:30 aangaf. Als hij het opstel voor professor Snape nog af moest krijgen, zou hij nu moeten opstaan. Voorzichtig om de persoon naast hem in bed niet te storen glipte hij zijn bed uit en ging naar de badkamer. Een half uur later kwam hij met nog half nat haar de kamer weer in. Twee helder groene ogen keken hem slaperig aan vanonder een warrige bos haar. Was je kwijt, waar was je? murmelde Harry slaperig. Hij wreef de slaap uit zijn ogen en tastte op het nachtkastje naast hem voor zijn bril. Draco liep naar Harry toe en plukte de bril van achter de leeslamp vandaan. Ik was alleen maar even naar de badkamer, je kunt ook echt geen moment zonder me, zei Draco met een spottende ondertoon, terwijl hij de bril op Harrys neus zette. Ah, goed zo, zei Draco, terwijl hij Harrys gezicht bestudeerde, ik wil niet dat iemand anders de Harry zonder bril ziet, Draco bekeek Harry van top tot teen, of zonder kleren, voegde hij er grijnzend aan toe. Hij boog zich naar zijn Harry toe en plantte een kus op zijn voorhoofd. Allemaal van mij! fluisterde hij waarschuwend. Een rode kleur verscheen op Harrys wangen en hij draaide zijn ogen weg van Dracos indringende blik. Draco liep naar de deur en draaide zich daar nog even om. Denk eraan dat niemand je mag zien op de terugweg naar de Gryffindor toren! riep Draco voor hij de deur achter zich sloot. Afwezig knikte Draco naar de Slytherins in de leerlingenkamer die hem begroetten. Hij was er met zijn hoofd niet bij. Vier maanden was het al weer geleden dat Harry De Vier Woorden had gesproken. Vier maanden en zoveel was er in de tussentijd gebeurd He, Granger, heb je buiten lopen spelen? Er kwam opeens een sterke vlaag van moddergeur langs, Draco lachte onschuldig naar het vrouwelijke deel van het gouden trio, terwijl de Slytherins achter hem in lachen uitbarstten. Het was misschien niet de meest originele grap die hij gemaakt had, maar ach, het werkte. Malfoy, jij ongelooflijke door Myrtles plee getrokken strontzak! Die Wezel probeerde uit alle macht los te komen uit de greep van dat modderbloedje om, voor zover Dracos intutie klopte, hem aan te vallen en in elkaar te slaan. Niet dat hij daartoe enige kans had, Draco had minstens vijf mensen in de groep achter hem die zijn of haar leven zouden geven om hem te beschermen. Ok, misschien niet hun leven, maar een paar gebroken botten zouden ze er zeker voor over hebben. Kalm Ron, hij is het niet waard! suste Granger, Toch Harry? voegde ze toe in de hoop voor een beetje steun. Tevergeefs, de persoon in kwestie staarde onbeholpen naar de grond. Wat Potter, eindelijk door dat je jezelf omringt met tuig? vroeg Draco met een perfecte Malfoy grijns. Eindelijk kreeg hij een reactie; twee groene ogen keken hem fel aan. Zeg dat niet, Malfoy! zei Potter, maar het antwoord miste de gebruikelijke felheid. Zeg dat niet, Malfoy? Draco kon het niet helpen, hij schoot in de lach. Misschien niet het meest Malfoy-achtige wat hij kon doen, maar de rode blos op Potters wangen was het waard. In drie stappen was Draco bijna neus aan neus met Potter. Nou ja, neus aan neus, eerder kin aan neus aangezien Potter een stuk kleiner was. Kreeg die Potter ooit nog een groeispurt? Zo, zo, Potter. Waar zijn je gebruikelijke snelle come-backs gebleven?Heeft een doxy je tong gepakt? Of heb je eindelijk door dat ik gewoon altijd gelijk heb? Harry? vroeg Ron vragend Waarom zeg je niks terug, je laat die snob toch niet winnen? Ja, kom op Harry, je kent de regels. Ik beledig jou, jij beledigt mij. Ik haat jou, jij haat mij. Regel 1 in het Hogwarts universum. Ik haat je niet, Malfoy. Potter fluisterde, maar de Draco verstond elk woord. Elk vernietigende woord, elk woord dat als een stormram door al zijn veronderstellingen en wereldbeelden heen brak. De rest stond te ver weg en had het niet gehoord, zij zagen slechts twee jongens, aartsvijanden, die elkaar aanstaarden zonder ook maar een spier te bewegen. Draco wendde als eerst zijn ogen af en liep dwars door de groep Slytherins heen. Die vier woorden, ik haat je niet, waren het begin geweest. Na de uitspraak van Harry had Draco hem twee dagen lang ontweken. Maar het ontwijken in lichamelijke zin stond niet gelijk aan het ontwijken van zijn gedachtes over Harry. Uiteindelijk was Draco naar Harry toe gegaan en had om opheldering gevraagd. De opheldering was gekomen in de vorm van een kus. En in tegenstelling tot de hand die Harry in het eerste jaar had geweigerd, weigerde Draco de kus, het teken van iets voorbij vriendschap, niet. - ~ - ~ -~ - ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - Gerriteerd duwde Draco Pansy van zich af. Dray, waarom ben je zo afstandelijk de laatste tijd? Het is maanden geleden sinds we ook maar iets gedaan hebben! zeurde Pansy Heb je misschien een vaste scharrel gevonden? Maar dat heeft je nog nooit weerhouden om te doen waar je zin in hebt. Is het misschien al in je opgekomen, Pansy-lief, dat jij het bent waar ik geen zin in heb? vroeg Draco op een ijskoude toon. Het was waar wat Pansy had gezegd, Draco had nooit lang achter elkaar een relatie gehad en een relatie had hem nooit weerhouden zijn lusten achterna te lopen. Dat betekende niet dat hij het leuk vond dat dit recht in zijn gezicht gezegd werd. Maar waarom zou je ook niet doen waar je zin in hebt, je bent maar n keer jong. Draco wist maar al te goed wat na de schooltijd kwam; Vader zocht een geschikte vrouw uit, Draco trouwde en zorgde voor een erfgenaam, Draco en de vrouw gingen samen naar bepaalde feesten en gingen verder, discreet, hun eigen weg. Vader? Ja, mijn zoon? Waarom slaap jij niet met mama op n kamer? Draco, dat hebben we toch nooit gedaan? Waarom wil je dat opeens weten? De zevenjarige Draco keek beschaamd naar de grond, nieuwsgierigheid was voor het gewone volk, zijn familie stond daar boven. Maar hij wou het echt weten, dus raapte hij al zijn moed bij elkaar. Ik was vandaag spelen bij Vincent en Greg. We deden vind de tovenaar en Greg en ik moesten ons verstoppen. Ik wou een kamer in gaan, maar Greg hield me tegen. Hij zei dat het de kamer van zijn ouders was. Dus ik vroeg of zijn ouders geen geld hadden om een eigen kamer voor zichzelf te hebben. En toen lachte Greg me uit.. Draco keek vanuit zijn ooghoek naar zijn Vader. Hij wist dat hij iets had moeten doen, niemand lachte een Malfoy uit, maar hij was zo verbaasd geweest. Ga verder zei zijn Vader kalm en Draco wist wel beter dan een rechtstreeks verzoek van zijn Vader te weigeren. Greg zei dat zijn vader en moeder heel veel van elkaar hielden en daarom zo vaak mogelijk samen wouden zijn. Daarom slapen ze s nachts in n kamer. En toen zei hij dat mijn ouders vast niet van elkaar hielden als ze in aparte kamers sliepen en.. en.. Draco keek wanhopig op naar zijn vader. Draco, ik denk dat het tijd is dat wij het gaan hebben over de liefde. Stel je voor dat de ouders van Gregory zo erg van elkaar houden dat ze niet meer zonder elkaar kunnen. Dan zijn ze gelukkig met elkaar, toch? Draco wist niet welk antwoord van hem verwacht werd, dus hield hij maar zijn mond. Gelukkig leek Vader het niet erg te vinden, want hij praatte gewoon door. Maar stel dat de moeder overlijdt. De vader van Gregory zal dan heel ongelukkig zijn en misschien zelfs depressief worden. Dat is het probleem met liefde, je kunt er niet op vertrouwen dat degene van wie je houdt bij je blijft. En wat zijn dingen die je niet kan controleren, Draco? Draco glimlachte, dat antwoord wist hij: Je moet nooit vertrouwen op de dingen die je niet zelf in de hand hebt. Deze dingen kunnen zich tegen je keren. Zijn Vader gaf hem een trotse blik en Draco gloeide van blijdschap. Precies. Liefde gaat erom dat je jezelf helemaal geeft aan de ander. En dat terwijl degene van wie je houdt op elk moment van je afgenomen kan worden. Misschien niet uit vrije wil, maar iemand kan altijd ziek worden en doodgaan. Daarom is liefde slecht, het kan je verwoesten als het weg gaat. Het enige wat altijd bij je blijft is je eigen geest, je ratio. Daarom is dat het enige waar je op kan vertrouwen. Draco wist dat zijn Vader gelijk had. Je moest de goede keuzes maken in het leven en niet vertrouwen op de dingen die van buitenaf kwamen. Nooit, maar dan ook nooit, kon je afhankelijk zijn van iemand anders. Het was gevaarlijk om je teveel aan iemand te hechten, want dan liep je het gevaar jezelf te verliezen. ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - Draco lag op zijn rug op zijn bed. Een hoofd met een warrige bos zwart haar lag op zijn buik. Met n hand streek hij door de haren van Harry en met zijn andere hand hield hij het boek vast wat hij aan het lezen was: Gewone toverdranken en hun duistere tegenhanger. Ik houd van je, Draco murmelde Harry op de grens van waken en slapen. Het was niets meer dan een fluistering, maar Draco had het opgevangen. En hij verstijfde. Harry werd wakker door de plotselinge verandering. Is er iets mis? vroeg Harry verward, maar Draco duwde hem van zich af en stapte uit het bed. Is er iets mis, vraag je? Is er iets mis? Je zegt net dat je van me houdt, verdomme, dat is er mis! Harry keek hem met een blik aan die in andere omstandigheden komisch was geweest. Wat dacht je dat ik voor je voelde? Vriendschap met een bonus? Alleen maar lust? In de naam van Merlijn, Draco, wat zie jij dan in onze relatie als het geen liefde is? Draco staarde vol verwarring naar het bleek weggetrokken gezicht van Harry en sprak uit wat hij voor vanzelfsprekend had gehouden. Harry, je verwachtte toch niet dat we de rest van ons leven bij elkaar blijven? Na school krijg jij vast n of andere hoge baan aangeboden op het ministerie en ik moet denken aan het voortzetten van de Malfoy-lijn. Het is leuk voor zolang het duurt, maar je weet toch dat dit niet eeuwig kan duren? Het is leuk zolang het duurt? HET IS LEUK ZOLANG HET DUURT?! Is dat de reden dat je niet wil dat we anderen over onze relatie vertelden? Was ik gewoon een scharrel, een streepje erbij op je lijst? Of nee, hoeveel anderen heb je gehad sinds wij zijn begonnen te daten? Harrys stem was ijskoud geworden, zelfs in hun ergste ruzies had Draco Harry nog nooit zo gehoord. Harry, wees realistisch. Het is niet alsof we later gaat trouwen, een groot huis kopen en vier kinderen krijgen. Ik kan me onmogelijk hechten aan iemand die later toch weer weg gaat. Maar dat betekent toch niet dat we nu niet kunnen genieten van wat we nu hebben? vroeg Draco in een poging tot Harry door te dringen. Ik denk niet dat deze relatie, voor zover het een relatie was, voor mij werkt, Malfoy. Ik zou het fijn vinden als je de komende tijd zover mogelijk van me weg blijft. Harry draaide zich abrupt om en stormde de kamer uit. In de verte hoorde Draco een paar gillen van de Slytherins en een wat doe jij hier, Potter? van Blaise. Maar Draco bekommerde zich daar niet om; Harry was weg en niet van plan om ooit nog terug te komen. Draco slaakte een kreet van frustratie en sloeg met al zijn kracht zijn vuist tegen de muur aan. ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - ~ - ~ Draco was nog bleker dan gewoonlijk en zat lusteloos in zijn groentes te prikken. Hij keek naar Harry aan de andere kant van de Grote Zaal, maar deze negeerde hem volkomen en praatte levendig met zijn vrienden. Drie dagen was het nu al sinds de Ruzie en nog steeds hadden ze geen woord met elkaar gesproken. Ook was het drie dagen geleden sinds Draco een goede nachtrust had gehad, een maaltijd naar binnen had gekregen of gelachen had. De Slytherins merkten zijn stemming op en bleven zo ver mogelijk bij hem uit de buurt. Iedereen behalve Pansy. Dray, je bent nu al drie dagen niet bepaald te genieten. Dit is niet je gebruikelijke doen, als je een probleem hebt, waarom los je het dan niet gewoon op? Sorry Pansy, maar deze stemming is er juist omdat een probleem is opgelost. Als dit jouw manier van oplossen is, heb ik liever dat je een probleem hebt. Vanuit mijn kant lijkt het of je een stuk gelukkiger was mt dan zonder. En gaat het er in het leven niet om dat je gelukkig bent? Nee, jij dom mens. Geluk wat van buitenaf komt kan zo weg genomen worden, dus daar moet je niet op vertrouwen. Jij noemt mij dom? Op jouw wijze van leven kan je niet eens geluk krijgen om afgenomen te worden. Dus jij wilt de rest van je leven ongelukkig blijven, simpelweg omdat je bang bent dat geluk van je afgenomen kan worden? Dat noem ik pas stom! Daar zit wat in zei Draco verdwaasd. Zie je wel! begon Pansy triomfantelijk, maar Draco was inmiddels al opgestaan en naar de tafel van de Gryffindors gelopen. Potter, ik moet even met je praten. Ik denk niet dat ik je iets te zeggen heb, Malfoy, antwoordde Harry koeltjes. De Gryffindors om hem heen grinnikten. Ok, dan doe ik het hier. Ik heb ontdekt dat jij een probleem bent dat me gelukkig maakt. En aangezien ik beter gelukkig-makende problemen kan hebben dan geen problemen en ook geen geluk, heb ik besloten hierheen te komen. Wat? Harry keek hem met een waar heb jij het over- blik aan, een blik die gedeeld werd met de rest van de Gryffindorclub. Wat ik bedoel is dat ik je bij me wil hebben! Ik voel me gelukkig als je bij me bent en ik voel me ongelukkig als je weg bent. En het is dus beter als je bij me bent en het is beter om bij jou te blijven dan bij n of ander puur-bloed huppeltutje waar ik niets om geef. Ik krijg een warm gevoel in mijn buik als ik je kus, iets dat ik nooit voelde bij mijn vroegere scharrels. En sinds ik jou heb, voel ik me al misselijk bij het idee dat ik iets moet doen met iemand anders. Een beetje buiten adem keek Draco Harry aan zonder enige aandacht te besteden aan de geschokte stilte die in de gehele Grote Zaal hing. Langzaam stond Harry op en iedereen hield zijn adem in. Wat je dus bedoelt is dat je van me houd? Draco haalde diep adem. Ja Dat was alles wat ik wilde horen, en na die uitspraak zoende Harry Draco vol op de mond. Het duurde niet lang voor Draco de kus beantwoorden. Ze merkten niet hoe Ron flauwviel, hoe Pansy huilend de zaal uitliep of hoe Snape treurig naar het stel keek, hopend dat Lucius ooit tot hetzelfde inzicht zou komen als zijn zoon. Nee, dat alles ging aan hen voorbij. Op dat moment hadden ze alleen oog voor elkaar. Einde ----------------------------------- Jessica. Titel: He'll never be the same Auteur: Ik Samenvatting: Ik heb het geschreven voor de zwad fanifc challange. Het gaat over Lucius Malfoy. He'll never be the same Lucius Malfoy zit aan de keukentafel. De ochtendprofeet ligt opengeslagen op de tafel. Hij leest een artikel over Sirius Black. Black is ontsnapt uit Azkaban, de gevangenis. In het artikel staan de daden die Black heeft verricht. Verschrikkelijke daden. Lucius kijkt er fronsend naar. ''Als ze eens beter wisten, denkt hij en hij neemt een slok van zijn koffie. Hij slaat de pagina om en leest verder. Zijn vrouw en zoon zijn naar de Wegisweg, om nieuwe schoolspullen te kopen voor zijn derde jaar. Zijn zoon, Draco wordt dit jaar al weer dertien. Het is dus al weer twaalf jaar geleden dat Black is opgesloten in Azkaban. En het is ook al twaalf jaar geleden dat zijn meester verdwenen is. Zijn meester, die net op het punt was dat hij alles en iedereen beheerste, verdween na een aanval op een baby. Een baby. Kun je je het voorstellen? Een machtige en zeer begaafde tovenaar die naar benenden wordt gehaald door een baby. Zonder dat hij de pagina ook echt gelezen heeft slaat hij hem al weer verder. Ook hier staat niks op wat hem interesseert. Dan gaat de keukendeur open en een huiself komt naar binnen lopen. Lucius Malfoy kijkt niet op of om en vraagt, terwijl hij nog een pagina van de krant omslaat: 'Wat is er?' 'Er is bezoek, meester. Meneer Snape wilt u graag spreken. Hij staat voor de deur, meester Malfoy,' piept de huiself. Na dit nieuws kijkt Lucius de elf verbaast aan. 'Is Snape hier? Hoezo?' 'Weet ik niet, meester Malfoy,' zegt de elf en hij haalt zijn kleine schoudertjes op. 'Laat hem binnen,' zegt Lucius en hij vouwt de krant dicht en neemt een laatste slok van zijn koffie. De elf buigt diep en doet dan de deur dicht en loopt weg. Lucius wacht af en na een paar secondes gaat de deur weer open en komt een lange man in een zwart gewaad de kamer in. 'Lucius,' begroet de man de heer des huizes. 'Severus,' zegt Lucius koeltjes. De twee mannen kijken elkaar aan. Lucius heeft geen idee wat Snape komt doen. Wat hij wel weet is dat hij het niet leuk vindt. Lucius houdt niet van onverwacht bezoek. Laat de mensen maar een afspraak maken, dan weet hij tenminste van tevoren of er iemand van plan is langs te komen. 'Wat kom je doen?' Vraagt Lucius zuchtend en ongenteresseerd. Snape trekt n van zijn wenkbrauwen op. Hij neemt er de tijd voor zijn reismantel af te doen. Dan gooit hij de mantel over een keukenstoel en gaat daarna op de stoel zitten. En zelfs als hij zit geeft hij geen antwoordt. Lucius kijkt Snape vragend en enigszins boos aan. 'Nou?' Spoort Lucius Snape aan. 'Mag ik een kop koffie?' Vraagt Snape en hij knikt naar de koffiepot op het aanrecht. Hij wacht echter niet op antwoord. Hij pakt het lege kopje van Lucius van de tafel, staat op en loopt naar het aanrecht. Hij vult de kop met koffie en neemt een slok. Hij trekt een vies gezicht en pakt een kleine flacon uit zijn binnenzak. Lucius kijkt hem aan alsof hij zich net verslikt heeft in zijn eigen koffie. Wat moet Snape hier? En waarom is hij zo... zo irritant. Snape gooit de inhoud van de flacon in de koffie en heft zijn kopje op naar Lucius. 'A chant,' zegt hij en hij neemt een slok. 'Veel beter.' Snape loopt terug naar de tafel en neemt weer plaats op de stoel. 'Geef antwoord, Snape! Wat doe je hier?' Lucius raakt nu echt gerriteerd. ''Wat doet die halfbloed hier? Waarom komt hij zo binnenvallen en waarom drinkt hij van mjn koffie uit míjn kopje,'' Snape neemt nog een slok en zucht. Hij kijkt Lucius aan over de rand van het kopje koffie. 'We moeten praten,' zegt Snape uiteindelijk. 'Over wt,' bijt Lucius hem toe. 'Over Black, ofzo! Dat jij hem nou zo haat omdat je op school niet man genoeg was om voor jezelf op te komen en hij je de hele tijd...' 'Nee! Niet over Black,' valt Snape hem nogal koeltjes in de rede. 'Waar dan over?' 'Heb je niks sterkers?' Lucius kijkt Snape verbaast aan. 'Wat?' Snape wijst naar het kopje koffie. 'Heb je niets sterkers?' Herhaalt Snape. Lucius kijkt hem boos aan. ''Kan die vent dan nooit normaal doen?'' 'Je hebt dat goedje al bij je koffie gedaan. Sterk genoeg voor deze o zo rstige ochtend!' Snape trekt alweer zijn wenkbrauw op. Hij kijkt Lucius aan alsof hij niet goed bij zijn hoofd is, maar hij legt zich er bij neer dat Lucius hem toch niks sterkers gaat geven. 'Waarom ben je hier?' vraagt Lucius ''En wanneer ga je weer weg?'' 'Hoe gaat het tussen jou en Narcissa?' Vraagt Snape scherp. Nu is het lucius' beurt om zijn wenkbrauw op te trekken. 'Goed. Wat is dat nou weer voor een vraag?' Zegt hij. 'En je verlangt nooit naar iemand anders?' Vraagt Snape nieuwsgierig. ''Damn, zou hij het weten van die secretaresse?'' 'Nee!' Zegt Lucius woedend. 'Vertel wat je komt doen of ga weg! Ik heb geen zin om jou mijn tijd te latten vergallen!' Lucius staat op, klaar om Snape zijn huis uit te zetten. Hij zou hem er gewoon uit duwen! Snape staat echter ook op en pakt zijn reismantel van de stoel. Hij doet hem alleen niet aan. Hij legt hem over zijn arm en pakt het kopje koffie. Hij slaat het kopje achterover en zucht. Lucius kijkt hem aan. Hij heeft de behoefte om het kopje af te pakken en kapot te rammen op Snapes' hoofd. Maar Lucius houdt zichzelf in en wacht geduldig af wat Snape zal gaan doen. 'Weet je,' zegt Snape langzaam.'Je boft eigenlijk maar. Een leuk huis. Een kind. Een vrw.' ''Waarom die nadruk op vrouw? Waarom dat gezeur over iemand anders willen?'' Lucius zwijgt. 'Ja, je hebt het toch lekker voor elkaar, vind je niet?' Zegt Snape en hij kijkt Lucius aan met een soort vreemde schittering in zijn ogen. Lucius knikt. 'Dacht ik ook ja,' zegt Snape. Hij kijkt Lucius nog steeds met die vreemde blik aan. Lucius wacht af. Snape zet het kopje met een klap op de tafel en hij gooit de mantel over zijn schouders. ''Eindelijk, hij gaat weg.'' Snape zucht terwijl hij zijn mantel vast maakt. 'Weet je, Lucius. Het is jammer...' 'Wat is jammer? Doe toch niet zo vreselijk vaag en vertel me gewoon de reden van je bezoek!' Snauwt Lucius. De twee mannen kijken elkaar aan. Lucius kijkt kwaad en Snape kijkt met een rare blik. Snape komt in beweging. Langzaam loopt hij rond de tafel naar Lucius toe. Lucius doet niks. Hij blijft staan. ''Ik heb hier dus z geen zin in.'' Snape loopt tot ongeveer een meter voor Lucius. Alweer kijken de twee mannen elkaar aan. Lucius nog steeds kwaad, maar Snapes' uitdrukking si veranderd. Zijn blik is hongerig. 'Wt kom je doen?' Vraagt Lucius om een geforceerd kalme toon. 'Lucius,' fluistert Snape en hij komt dichterbij. Ng dichterbij. Lucius kijkt hem verbaasd aan. De zwarte ogen kijken diep in de grijze ogen. Lucius weet zichzelf geen houding te geven. Hoe went zijn blik af en ziet het kopje koffie staan. ''Wat zou hij er in gegooid hebben?'' 'Lucius,' zegt Snape nog een keer. Lucius kijkt Snape weer in de ogen. Hij schrikt van het feit dat hun ogen maar een paar centimeter van elkaar verwijdert zijn. Lucius voelt zijn hart bonken in zijn keel. 'Lucius,' herhaalt Snape weer. Hij zegt zijn naam zachtjes en langzaam. 'Severus, ik...' Lucius valt stil. Wat moet hij dan zeggen? ''Rot op!'' Snape en Lucius kijken elkaar weer aan en voor Lucius het helemaal door heeft buigt Snape zich iets naar voren. Zijn warme lippen drukken zich op de lippen van Lucius. Snape zoent hem. Hij znt hem. En Lucius biedt geen weerstand. Totaal niet. Hij sluit zijn ogen en zoent terug. Lucius heeft geen idee hoe lang het allemaal duurt. Het lijkt in iedergeval een eeuwigheid. Hij voelt een hand in zijn lange blonde haar en dat lijkt hem tot zichzelf te brengen. Hij stapt naar achteren en doet zijn ogen open. Hij stopt de zoen en kijkt met grote ogen naar Snape. Snape opent zijn ogen ook. Hij lijkt blij. Zijn ogen schitteren en hij zijn mond lijkt te vechten tegen een glimlach. 'Ik zie je later wel weer,' zegt Snape en hij draait zich om. Hij opent de deur en verlaat de keuken. Hij neemt niet de moeite om de deur weer dicht te doen. Sprakeloos staat Lucius daar maar te staan. ''What the f*ck!'' Hij slikt en loopt naar de keuken tafel en gaat aan de tafel zitten. ''Oh my God!'' Hij blijft een halfuurtje naar niks zitten staren. Zijn hartslag is normaal geworden en hij heeft zijn mond net gespoeld met water. Maar tch, tch was de zoen fijn geweest. Hij wilde het wel niet en hij moet er niet aan denken het nog eens te doen, maar tch voelt het goed. Hij wordt door een hoop lawaai uit zijn gedachten gehaald. 'Draco! Let dan toch op!' 'Sorry!' Twee mensen kwamen de keuken in. Lucius doet snel alsof hij de ochtendprofeet leest, die nog steeds op de tafel ligt. 'H, schat,' begroet een blonde vrouw hem. Lucius kijkt op van de krant en ziet zijn vrouw staan. Hij glimlacht naar haar. 'Haai, vader. Ik ga mijn spullen boven neer leggen,' zegt een jongen die veel op Lucius zelf lijkt. Het is zijn zoon, en met al zijn nieuwe schoolspullen verlaat hij de keuken. 'Is er wat, Lucius?' Vraagt zijn vrouw. ''Ja! Snape heeft me gezoend!'' 'Nee, schat, er is niks,' verzekert hij haar. Hij staat op en loopt naar haar toe. Hij geeft haar een kus op haar lippen. 'Ik zag Severus net lopen. Kwam hij van hier?' Vraagt Narcissa en ze schenkt een kopje koffie in. 'Ja. Ja, we hebben even wat gepraat. Hij was in de buurt, snap je...' 'Wat leuk,' zegt Narcissa. Ze kijkt naar de krant, die Lucius neer had gelegd. Sirius Black is haar neef en ze pakt de krant en begint te lezen. Haar lippen krullen tot een gemene glimlach. ''Ja, leuk...'' Als Narcissa eens wist wat er daarnet was gebeurd, had ze het waarschijnlijk niet zo leuk gevonden... ''En toch... zal Snape nooit meer dezelfde voor me zijn...'' ----------------------------------- Loena-fanaatje Titel; Ik jou ook Auteur; Loena-Fanaatje Onderwerp/zeer korte samenvatting; Kort verhaal over Foppe, Jammerende Jenny en een aantal andere geesten van Zweinstein. Ik jou ook Ik haat je! riep Jenny boos. Huilend zweefde ze naar boven en ging bij het ramen verder met huilen. Ik jou ook! riep Foppe haar plagend na. Hij stak zijn hand nog een keer door haar hoofd heen waardoor Jenny nog harder ging huilen. Laat me met rust! jammerde ze. Foppe giechelde even, maar zweefde toen toch weg. Het was immers acht uur geweest en d tijd om leerlingen te betrappen die illegaal uit bed waren. Hij zweefde het lokaal uit waar hij Jenny had zitten treiteren en vloog door de gangen heen. Jenny huilde. Waarom deed Foppe nou zo vervelend tegen haar? Wat had ze hem aangedaan? Wat had ze de rest van de wereld aan gedaan? Waarom mocht niemand haar? Waarom was ze een geest en was het dus onmogelijk om zelfmoord te plegen? Foppe sjeesde door de gangen. Niemand. Waarom waren ze allemaal zo verdomde braaf? Soms wilde leerlingen hem nog wel eens omkopen en was het ontzettend leuk om de reacties te zien als hij een chocokikker weigerde. Opeens hield hij stil in het midden van de gang. Waarom was hij eigenlijk zo onaardig? Tegen de leerlingen, maar ook tegen Jenny? Ze hadden hem nooit iets aan gedaan en hij wist bijna zeker dat hij nooit in Zwadderich had gezeten. Waarom deed hij zo niet lief tegen iedereen? Waarom had hij Jenny zo gepest? Ze was al zo onzeker. Een onbekend gevoel overmeesterde hem. Wat was dat voor vreemd gevoel? Hij had opeens helemaal niet meer de behoefte om mensen te treiteren of dwars te zitten en al helemaal Jenny niet. Opeens kreeg hij een idee. Hij moest naar de Grijze Dame. Die wist vast wel wat het vreemde gevoel was. Me-mevrouw? vroeg Foppe toen hij de Grijze Dame in een lokaal had gevonden. Mevrouw? vroeg ze. Binnen n seconde zweefde ze voor hem. Van schrik vloog Foppe een meter achteruit waardoor hij opeens weer op de gang was. Snel ging hij het lokaal weer binnen. De Grijze Dame kwam op hem af. Foppe? Ben je ziek of zo? Noemde je me nou net mevrouw? Ik kan het haast niet geloven! Kunt u mij helpen? Ik heb- Ga maar liggen. Ze wees op een soort van bank. Foppe zweefde er een stukje boven in een ligpositie. De Grijze Dame zette haar bril die bovenop haar hoofd stond op haar neus en pakte er een klembordje bij. Ze naam plaats op een divan die ook in het lokaal aanwezig was. Vertel het maar, zei ze met een veer in de aanslag. Ik heb een- Begin bij het begin. Ik was bij Jenny daarnet. En hoe voel je je daarbij? Dat weet ik niet, dat is nou net het probleem! De Grijze Dame begon druk aantekeningen te maken op haar klembordje. Wat schrijft u daar? wilde Foppe weten. Met een ruk richtte de Grijze Dame haar blik op Foppe. U? Zei je nou echt u tegen mij? Foppe knikte ongemakkelijk. De Grijze Dame begon weer druk te schrijven, de vraag van Foppe negerend. Ok, zei de Grijze Dame haar aantekeningen nog eens overlezend. Hoe voel je je daarbij? Waarbij? Bij het onbekende gevoel. O. Ehm Ik weet zeker dat ik dat nog nooit heb gehad. Misschien wel als menszijnde, maar daar herinner ik me niet zoveel meer van. Het geeft me een blij gevoel. Ik wil geen mensen meer pesten. Ik wil mensen helpen. Het doet dus hele vreemde dingen met je, concludeerde de Grijze Dame. Ze begon weer te schrijven, al hield ze daar nu veel eerder mee op dan daarnet. Och, kunt u mij helpen? De Grijze Dame verbleekte, tot zover dat kon bij een geest. Zei zei zei je nou och? Foppe wist nu wel zeker dat deze school een tweede psycholoog nodig had, al was het maar alleen voor de Grijze Dame. Ja, ik zei och. Kunt u mij alstublieft helpen? Ik-ik sorry. Ik denk dat ik even moet gaan liggen. Foppe hielp zichzelf overeind en knikte even. Heel begrijpelijk. Hij vloog het lokaal uit terwijl hij verzon wat hij nu eens moest gaan doen. Weet je knul, je bent veranderd. Dat is goed en dat zeg ik niet over iedere eigenschap. Foppe glimlachte naar de Dikke Monnik. Maar wat ik me afvraag, waarm ben je zo veranderd? Dat is ook mijn grote vraag! De Grijze Dame kon mij niet helpen en aangezien u de geest van Huffelpuf bent en in Huffelpuf heel veel verschillenden soorten mensen zitten, dacht ik dat u het misschien wel wist. Ik weet wel wat het zou kunnen zijn maar- Wat? Och, verteld u het mij alstublieft! -nee, dat is onmogelijk. Dat kan gewoon niet. Jij? Nee van mijn lang zal ze- nee. De Dikke Monnik zweefde weg, Foppe alleen achterlatend. Alleen Heer Hendrik bleef nu nog over om naartoe te gaan. De rest zou hem nooit vergeven. Heer Hendrik! Foppe zweefde naar hem toe. Heer Hendrik keek om. Foppe! Wel als je me nou! Wat ik toch over jou gehoord heb vandaag! Ik voel me zo vreemd, zei Foppe, nog wat nahijgend van het snelle vliegen. Ik hoorde het ja. Maar sorry, ik heb haast, ik kan je niet helpen. Foppes mond viel open. Heer Hendrik, die hem kans op kans had gegeven, Heer Hendrik, die altijd vertrouwen in hem had gehad. Hij had geen tijd?! Bijna verviel Foppe weer in zijn oude gewoontes en wilde Heer Hendrik uitschelden voor alles wat hij kon verzinnen, maar hij bedacht zich. Helaas, zei hij rustig. Dat zal dan maar een andere keer moeten komen. Is het jullie niet opgevallen dat Foppe wel heel snel veranderd is? vroeg de Dikke Monnik toen hij samen met de Grijze Dame en Heer Hendrik naar de Grote Zaal voor het middageten zweefde. Ja, dat viel mij ook al op. Heeft n van jullie misschien een theorie over wat hem mankeert? Hij is echt zichzelf niet meer. Ach wat, zei Heer Hendrik. Het is toch iets positiefs? Wat maakt het nou uit hoe hij zou geworden is? Ik weet het niet hoor. De Monnik heeft gelijk. Foppe veranderde wel heel snel. Ach, zei de Dikke Monnik. Liefde doet vreemde dingen met een geest. Mijn beste, denk je echt dat Foppe verliefd is? Op wie dan wel? kaatste Hendrik terug. Ik weet dat het vreemd klinkt, kwam de Grijze Dame tussen beide. Maar hij zei dat hij zich vreemd voelde nadat hij Jenny had ontmoet. Jenny? riepen beide mannen in koor. Onmogelijk! riep de Monnik. Zekers te weten! riep Hendrik. Foppe en Jenny. Mwah. Het klinkt wel leuk, zei de Monnik. Mijn beste! riep Hendrik uit. Denk je echt dat Foppe dat soort bepaalde gevoelens voor iemand kan ontwikkelen? Foppe is ook maar een me- geest. Op dat moment zweefden ze de Grote Zaal binnen. Onmogelijk, mompelde Hendrik. Hij heeft vast iets gesnoven. Hoe verklaar je dan dat hij zo snel veranderd is? vroeg de Monnik aan de Dame. Liefde doet vreemde dingen met men- geesten. De Monnik knikte. Daar zit wat in. Nu wist hij het zeker. Hij had het hen horen zeggen. Het was dan misschien niet heel erg aardig dat hij hen in hun overleg had afgeluisterd, maar het ging over hem en hij had het recht te weten wat er over hem gezegd werd. Jenny ging nooit naar de Grote Zaal tijdens het middageten. Misschien probeerde ze zichzelf weer te verdrinken in het toilet. Foppe besloot om op zijn minst even bij haar te gaan kijken. Hij zweefde door de muren heen om er zo snel mogelijk te zijn. Foppie! kirde Jenny zodra ze hem zag. Jenny! riep Foppe. Hij moest nog een bijnaam voor haar verzinnen. Ik vind het moeilijk dit te bekennen maar sinds de vorige keer dat ik je zag voel ik me zo vreemd, zei ze glimlachend. Jij ook? Ik ook! zei Foppe. Hij voelde hoe onhandig hij deed. Ik-ik vind je lief, zei hij zachtjes. Ik jou ook, fluisterde Jenny. ----------------------------------- Sabr Titel: Gebroken Auteur: Sabr Onderwerp/zeer korte samenvatting: Lees maar, dan kom je er vanzelf achter Gebroken Donkere, opeengepakte wolken dreven over de besneeuwde daken en kleine sneeuwvlokken werden door de kille, harde wind alle kanten opgeblazen. Hier en daar kringelde rookpluimen uit de schoorstenen en achter sommige gesloten gordijnen was vaag het flakkerende licht van een kaars te onderscheiden. De straten waren uitgestorven op een enkele auto of voetganger na en in de verte klonk vaag het geluid van de klingelende kerkklokken, die aangaven dat het 7 uur in de ochtend was. Een klein hondje trippelde, met de staart tussen zijn poten, over het trottoir en maakte kleine pootafdrukken in de nog rijpe sneeuw. Hier en daar bleef hij even staan om aan een lantaarnpaal te snuffelen en tilde dan zijn poot op om zijn teritorium af te bakenen. Hij duwde zijn neus eens een keer hoopvol tegen de rand van een vuilnisbak op zoek naar iets te eten, maar hij was te klein om erbij te kunnen. Toen hij achter zich het geluid van voetstappen hoorde draaide hij zich geschrokken om, maar keek toen nieuwsgierig naar de vrouw die wankelend de straat overstak. Maar zodra ze dichterbij kwam zette de hond het op een lopen en rende een duister steegje binnen, de vrouw alleen latend in de toch al verlaten straat. Haar lange, haren zaten vol klitten en hingen als natte slierten langs haar gezicht. Een harde windvlaag deed ze opvliegen, zodat ze in haar gezicht sloegen en vermoeid sloot de vrouw haar ogen. Ze legde haar trillende, paarse vingers tegen haar mond en probeerde ze op te warmen met haar adem. Condenswolkjes glipten tussen haar koude vingers door en werden toen opgenomen in de donkere lucht. Ze sloeg haar dunne en gescheurde jas nog wat dichter om zich heen en in al haar ellende liet de vrouw zich op haar knien vallen. Ze voelde hoe de sneeuw door haar versleten mantel drong en haar knien gevoelloos van de kou maakte, maar dat kon haar niets schelen. Tranen stroomden over haar wangen en met een ruw gebaar veegde ze ze weg. Niet nu. Ze was er bijna en dan zou ze verlost zijn van alle problemen. Dat voelde ze. Ze keek, met ogen die rood waren van alle tranen die ze de afgelopen tijd gelaten had, naar het gebouw aan de overkant van de straat. Ze was er bijna. Met een enorme krachtsinspanning wist ze zichzelf overeind te hijzen en met haar blik strak op het gebouw gericht, wankelde ze verder. Ze kneep haar ogen even stijf dicht, toen de pijn weer erger werd en ze probeerde zich staande te houden door zich met twee handen aan een lantaarnpaal vast te grijpen. Waarom... Waarom was ze toen in vredesnaam die drank vergeten.. Hoe had ze dat kunnen doen? Dit alles was haar eigen schuld, haar eigen nalatigheid zou haar ondergang worden. Ze haalde en keer diep adem en toen de pijn weer wat minder was geworden zette ze aarzelend een paar passen. Haar knien knikten gevaarlijk, ze was aan het einde van haar krachten, maar toch moest ze door. Zo wankelde ze verder, niet merkend dat de kleine hond vanaf de ingang van het steegje, met een scheef kopje naar haar zat te kijken. Het begon al wat lichter te worden en het was duidelijk dat de mensen ontwaakten. In steeds meer huizen werden de kaarsen aangestoken en er kringelde nu rook uit bijna alle schoorstenen. Het was harder gaan sneeuwen en de wind beukte nog altijd tegen de ruiten. Hier en daar loerden mensen tussen de gordijnen door om naar de dikke laag sneeuw te kijken die er in die nacht verschenen was, maar niemand lette op de vrouw die nu kruipend de straat overstak, met haar blik nog steeds vastberaden op het grote gebouw gericht. De schrale wind sneed als een mes langs haar gezicht en haar handen waren doorweekt en gevoelloos van de kou. Natuurlijk had ze ze in een oogwenk weer warm kunnen toveren, maar ze had haar toverstok gebroken toen het gebeurd was. Ze wilde niks meer van magie weten, het had haar leven verpest en had ervoor gezorgd dat ze hier nu lag, bibberend in de sneeuw en aan het einde van haar krachten. Waar had ze dit alles aan verdiend? Wat had ze ooit gedaan dat ze dit alles moest doormaken. Het lot was wreed. Ze had geen geluk gekend in haar leven. Ze had altijd haar hoofd hoog gehouden en een masker had ze opgezet als haar vader weer tegen haar tekeer was gegaan. Ze had het van zich af weten te zetten, het had haar niets gedaan. Als haar broer haar weer had gesard had ze een paar keer geslikt en zich kranig geweerd. De muur was dikker en dikker geworden, geen emotie drong er meer door. Dat was misschien ook wel de reden geweest dat ze haar magische kracht was verloren. Maar het belangrijkste was dat ze stand had kunnen houden tegen de tiranie. Maar toen hj haar verliet was die muur uit elkaar gespat. Het was de laatste druppel. Ze was ingestort, maar opgeven had ze niet gedaan. Vier maanden waren het nog geweest. Vier maanden lang had ze geprobeerd om overeind te blijven en nu was het zover. Ze kon niet meer, maar het einde was in zicht. Vanuit haar ooghoeken zag ze de kleine hond van daarstraks met een afgekloven bot in zijn bek voorbij trippelen, terwijl hij vrolijk kwispelde om de veroverde buit. Wanneer had ze eigenlijk voor het laatst gegeten? Ze wist het niet en het was ook niet belangrijk meer. Met een enorme krachtinspanning wist ze overeind te komen en zette wankelend koers naar de hekken, die steeds dichterbij kwamen. Ze was er bijna! Maar toen er een nieuwe pijnscheut kwam verloor ze het kleine beetje evenwicht dat ze had en viel hard met haar knie op de scherpe rand van de eerste traptrede. Ze jammerde zachtjes en de tranen sprongen haar opnieuw in de ogen. Maar ze zou niet opgeven, niet nu. Ze beet haar tanden op elkaar en sleepte zichzelf de trap op, terwijl ze een rood spoor achterliet in de smetteloze laag sneeuw die er lag. Zodra ze zichzelf tegen het hek aanduwde, ging de grote, zwarte deur open zag ze twee jonge vrouwen naar buiten komen rennen. Ze trokken het roestige hek verder open en ze voelde hoe de twee vrouwen haar overeind trokken en op haar benen neerzetten. Met knikkende knien liep ze ondersteund door de vrouwen naar de deur, die uitnodigend open stond. Ze voelde hoe een mengeling van vreugde en opluchting door haar lijf stroomde. Ze had het gered. Zodra ze de drempel overgestapt was kwamen er nog twee vrouwen aangesneld en terwijl de vrouwen met elkaar praatten, sloot ze vermoeid haar ogen en even schoten haar mondhoeken omhoog, zodat er een kleine glimlach verscheen. Nu zou alles goedkomen. Ze werd naar een klein kamertje geleid, waar enkel een ijzeren ledikant en een grote, houten kast stond en met een vertrokken gezicht ging ze op het bed liggen, terwijl er een nieuwe pijnscheut door haar lichaam schoot. Nog even en dan was alles voorbij. Even voelde ze een steek in haar hart, toen ze besefte dat er niemand in spanning op de gang zat te wachten. Geen geliefde die haar de hand vast zou komen houden als het zover was. Niemand die haar een kus op haar bezwete voorhoofd zou drukken en haar in haar oor zou fluisteren dat ze niet bang hoefde te zijn, dat alles wel goed zou komen. Een eenzame traan vormde zich in haar ooghoeken en gleed langzaam over haar wang naar beneden. Ze was alleen. Een kleine 14 uur later vulde het gehuil van een kleine, besmeurde baby het kleine vertrek. Uitgeput, maar voldaan liet ze zich in de kussens terugzakken. Het was gelukt. Ze had volbracht. "Houdt vol mevrouw! We laten u naar het ziekenhuis overbrengen." Hoorde ze iemand zeggen. Ze schudde haar hoofd. "Wat.. is.. het?" Wist ze met veel moeite uit te brengen. "Het is een jongen, mevrouw." Zei dezelfde stem. Ze glimlachte vermoeid. "Ik wil dat ie Marten gaat heten, naar z'n vader." Fluisterde ze, terwijl ze haar best deed haar bewustzijn te bewaren. "Asmodom, naar mijn vader." Er dansten lichtjes voor haar ogen. "En Vilijn moet z'n laatste naam zijn." Ze balanceerde op het randje. "Ik hoop dat hij op zijn vader lijkt." Even verscheen er een man met ravenzwarte krullen, een bleke huid en een oogverblindende glimlacht op haar netvlies en toen werd alles zwart. Ze voelde zich wegglijden en een warm gevoel verspreidde zich door haar lichaam. In de verte hoorde ze nog even het zachte gehuil van een baby, maar toen werd het stil. Het was voorbij. Ze had haar taak vervuld. Buiten sloeg de klok zijn twaalfde slag en werd met een schril gepiep de eerste vuurpijl de lucht ingeschoten en de donkere lucht verlichte. Kinderen renden rond met kleine sterretjes in hun handen en terwijl iedereen elkaar lachend feliciteerde met het nieuwe jaar, keken de vier vrouwen roerloos toe hoe het armzalige hoopje mens dat bleekjes in dat grote bed lag, haar laatste adem uitblies en de baby rustig in haar armen lag te slapen. ----------------------------------- Genner Titel: De Beslissing Auteut:: Genner Korte samenvatting:Hermelien moet kiezen tussen Viktor Krum en Ron Wemel. Onderweg komt ze voor nog een hindernis te staan. De Beslissing Besluiteloos staarde Hermelien voor zich uit. Ze wist niet wat ze moest doen: kiezen voor Ron of voor Viktor? Ron kende ze al zolang en ja, ze hadden hun ruzies gehad, maar is dat niet normaal? Viktor langs de andere kant was de eerste jongen die aandacht aan haar besteedde, die haar zag staan en zitten (^^) en daar ook voor uitkwam. Ron wilde het echter altijd verbergen. Kon ze maar zeggen dat ze dezelfde gevoelens had Duizenden meisjes zaten achter Viktor aan en toch koos hij haar. Maar met Viktor kon ze niet zo goed praten. Met Ron ook niet, maar toch beter. Zoals ze onlangs aan Harry had toevertrouwd, was Viktor meer een fysiek persoon. En als ze aan haar toekomst dacht Viktor was een wereldberoemde Zwerkbalspeler, hij zou nauwelijks tijd voor haar hebben. De wereld rondreizen en wedstrijden spelen om daar tussendoor te trainen. Ron zag ze meer als een vader die ook een deel van het huishouden en de opvoeding van de kinderen op zich nam en dat vond Hermelien wel belangrijk. De regen stroomde als tranen langs de ruit van de meisjesslaapzaal. De anderen lagen te slapen en Belinda snurkte zelfs. De bedden wierpen lange schaduwen in het maanlicht dat door het venster scheen. De stenen vensterbank waar ze op zat was oorspronkelijk koud geweest, maar ze had die al snel met een spreuk verwarmd. Buiten glinsterde het meer en het water bewoog zachtjes mee met de wind. Een uurtje geleden was het licht in Hagrids hutje gedoofd. De wind speelde met de bladeren van de bomen in het Verboden Bos. De takken van de Beukwilg stonden breed, alsof ze het kasteel wilden omhelzen. Het terrein lag er vredig bij. Hermelien wenste dat ze zich ook zo vredig voelde vanbinnen. Ze schrok toen de deur met een zacht gepiep openging. Een waas van rood verscheen en daaronder was vaag een bleek gezicht te onderscheiden; het was Ginny. Wat doe je hier? fluisterde Hermelien. Ginny sloot de deur zachtjes en liep naar haar toe. Ze ging ook op de vensterbank zitten. Ik kon niet slapen. Hoezo? Hermelien Ik denk dat ik verliefd ben. Het kwam als een verrassing voor Hermelien. Ze wist niet goed wat ze moest antwoorden. Waarom kwam Ginny dit in het holst van de nacht vertellen? En hoe wist ze dat ze wakker zou zijn? Ze had evengoed kunnen liggen slapen. Op Daan Tomas? vroeg ze. Ze had al gezien dat die de laatste tijd vaak in haar buurt wilde komen en dat Ginny daar geen problemen over maakte, integendeel. Ook zij leek wel genteresseerd in Daan. Toen Hermelien de vraag gesteld had, veranderde Ginnys gezichtsuitdrukking van eerst opgelucht naar verdrietig. Ik ben blij dat het zo lijkt. Waarom? Het vermindert de aandacht op degene op wie ik echt verliefd ben. Hermelien dacht na. Eigenlijk had ze liever gehad dat Ginny niet gekomen was, niet nu, op n van de weinige momenten dat ze de tijd had om te piekeren over haar gevoelens. Ik snap het niet, bekende ze. Ginny leek een kleur te krijgen, maar Hermelien was niet zeker. Het vage maanlicht gaf niet genoeg zekerheid. Ook Ginny keek nu naar buiten. Het terrein ligt er prachtig bij, niet? Ja, ik heb het ook al gemerkt. Maar op wie ben je nu verliefd? Ik weet je, Hermelien, het is moeilijk. Hermelien had Ginny dolgraag willen vertellen hoe goed ze dat wist, maar ze wilde niet dat ze wist dat ze verliefd was op haar broer. Ik ik heb me nooit eerder zo gevoeld. Het is erg verwarrend. Ik ben het nu wel zeker, het is te duidelijk om eraan te twijfelen. Maar toch Ginny keek recht in de ogen van Hermelien. Een schokje ging door haar heen, maar toen keek Ginny weer weg. Ze slapen toch allemaal? Ze fluisterde zo mogelijk nog zachtjes. Ik denk het wel. Ginny haalde diep adem en zei toen: Hermelien, ik denk, nee, ik weet zeker dat ik verliefd op je ben. Voor Hermelien antwoord kon geven, was Ginny alweer verdwenen. Razendsnel, zo lenig als een kat, was ze van de vensterbank gesprongen en naar de deur gelopen die ze achter zich dichttrok met een luide klap. Belinda werd wakker. Wie was dat? Hoe bedoel je? Die deur, wie heeft die dichtgeklapt? Niemand. Het was de wind. Oh. Belinde draaide zich om en snurkte verder. Hermelien wist niet wat ze moest doen, ze was een beetje geschrokken van de bekentenis van Ginny. Nu had ze Viktor, Ron en Ginny. Die laatsten familie. Dat zou voor problemen zorgen, dat wist ze zeker. Als ze Ron zou kiezen, zou ze Ginny nog meer kwetsen dan als haar keuze uiteindelijk op Viktor viel. Ze wilde haar hart volgen, hoewel dat nog steeds niet kon beslissen, maar ze wilde ook Ginny niet kwetsen. Ze zuchtte en leunde met haar hoofd tegen de muur. Ze deed haar ogen dicht en langzaam viel ze in een lange slaap. In haar dromen veranderde het gezicht van Viktor in dat van Ron, en dat van Ron naar dat van Ginny. Ron schreeuwde tegen haar dat ze met de vijand heulde, en een seconde later huilde Ginny tranen met tuiten omdat Hermelien nu iets met haar broer had. Het leek wel de hele nacht door te gaan. De volgende ochtend werd ze erg verward wakker. Ze zag dat de slaapzaal leeg was. Waarom hadden ze haar niet wakker gemaakt? Vlug sprong ze onder de douche. Terwijl ze haar haar waste, maakte ze een beslissing. Bij het afdrogen overtuigde ze zichzelf nog meer en toen ze aan het ontbijt in de Grote Zaal kwam, wist ze het zeker. Met zekere stap liep ze naar de tafel van Griffoendor en ging naast Ginny zitten. Het spijt me, fluisterde ze in Ginnys oor. Daarna keek ze naar Ron, die recht tegenover hen zat. Ginny volgde haar blik, knikte en slikte. Hermelien schraapte haar keel. Ron, kom je na het ontbijt even mee? Ron antwoordde met zn mond vol spek, eieren en toast: Ja hoor. ----------------------------------- Josse Titel: These Tears Auteur: Josse Korte samenvatting: niets! Muhaha. Jullie lezen het maar. (a) Het was een inzending voor de chalenge van Slytherin, en het thema was Malfoy. These TearsPotter, siste Draco. Rot op. Harry probeerde Draco in zijn ogen te kijken, maar Draco draaide zijn gezicht weg. Draco fluisterde Harry, smkte Harry. Ik zei, rot op Potter. Ik wil je niet meer zien. Nooit meer. Voorzichtig draaide Harry zich om, alsof hij hoopte dat Draco hem terug zou roepen. Draco zei niets. Bij de deur keek Harry nog even om naar Draco, en wat hij zag schokte hem. Draco stond daar, helemaal alleen in de Kamer van Hoge Nood, armen over elkaar geslagen, een pluk witblond haar voor zijn ogen, ogen een kille grijze kleur hadden. Draco riep Harry niet terug. Toen Harry in de leerlingenkamer van Griffoendor aan kwam, liep hij meteen door naar de slaapzaal. Hij plofte - niet al te charmant neer op zijn hemelbed, met zijn hoofd in het kussen verstopt. Hij had er niet over moeten beginnen. Waarom was hij erover begonnen? De deur van de slaapzaal ging open en er kwam iemand binnen. Harry? Is er iets? vroeg Ron. Of er iets is! Hij wil me verdomme nooit meer zien! wilde Harry het liefst schreeuwen. In plaats daarvan mompelde hij een Er is niets, in het kussen en sloot de gordijnen van zijn hemelbed. Het was eventjes stil maar toen hoorde Harry de deur van de slaapzaal weer open en dicht gaan, en hij wist dat Ron weer weg was. Harry ademde diep in en uit maar het zware gevoel op zijn borst ging niet weg. In feite werd het alleen maar erger. In gedachten kon Harry Draco aan het voeteneinde van zijn hemelbed zien zitten. In kleermakerszit, hij grijnsde tevreden naar Harry. Het leek alsof hij met zijn blik wilde zeggen, ik heb je precies waar ik je hebben wil. Onwillekeurig gingen Harrys gedachten terug naar de keer dat Draco in zijn slaapzaal was geweest. Harry had Draco onder de onzichtbaarheidsmantel mee naar de toren van Griffoendor gesmokkeld, waar Draco bijna onwel was geworden door de hoeveelheid rood en goud. Ten minste, dat was wat Draco had gezegd. Harry bedacht met een wrange glimlach dat de aanwezigheid van al dat rood en goud ondanks alles geen slechte invloed had gehad op Dracos zoentalenten. Harry, die inmiddels rechtop was gaan zitten, liet zich weer op zijn bed vallen. De herinnering aan Draco, aan zijn handen, zijn haren, zijn lippen, het zorgde er alleen voor dat Harry zich nog lamlendiger voelde. En dat hij nog meer spijt kreeg van het feit dat hij ooit begonnen was over Lucius. Draco had al zo vaak gezeg dat hij het met Harry niet over Lucius wilde hebben. Waarom was Harry er dan toch over door gegaan? Waarom had hij Draco zo in de richting geduwd waar deze koste wat het koste net naartoe wilde? Onrustig stond Harry weer op en liep naar het raam. Hij keek naar de zilverkleurige maan en bedacht zich dat het zilver van de maan precies de kleur was als die van Dracos ogen. Zuchtend draaide Harry zich weer om, waar Draco nog steeds naar hem grijnsde vanaf Harrys voeteneinde. Die nacht sliep Harry niet. Nou ja, af en toe sloot hij zijn ogen, van pure uitputting of in een poging orde op zaken te stellen in zijn gedachten. Wat de reden ook was dat Harry zijn ogen sloot, het hielp geen barst. Als hij zijn ogen sloot zag hij Dracos kille blik, de eerste blik die hij in Dracos ogen had gezien, in het eerste jaar op weg naar Zweinstein. En zodra Harry zijn ogen weer opende zag hij Draco zoals hij hem alleen zag als ze samen waren. En Harry wist niet hoe hij Draco wilde zien. De kille blik van Draco leek dwars door hem heen te kijken, hem te willen zeggen dat dit alles zijn eigen schuld was. En zodra Harry de mooie, lieve, chte Draco zag, werd hij wreed herinnerd aan datgene wat hij die avond kwijt was geraakt. Om zeven uur s ochtends viel Harry eindelijk in een verwarrende, en zo mogelijk nog vermoeiender slaap. Ron probeerde Harry om acht uur wakker te maken, het was woensdagochtend en ze hadden het eerste uur Verweer Tegen de Zwarte Kunsten, met Zwadderich. Maar toen Harry Ron vriendelijk doch dringend verzocht had om toch verdomme zijn bek dicht te houden, was Ron maar zonder Harry naar de lessen gegaan. Harry was vervolgens weer in een onrustige slaap gevallen, waar hij om het uur uit wakker schoot. Zijn dromen bestonden uit vlagen herinneringen, herinneringen aan de eerste treinreis, herinneringen aan het duel met Draco in het tweede schooljaar, herinneringen aan de Zwerkbalwedstrijden, herinneringen aan Draco die Harry uit joelde omdat hij flauw gevallen was bij de Dementors, aan Hermelien die Draco in het derde schooljaar een klap had verkocht, aan Draco die gewond was geraakt omdat hij Scheurbek had beledigd, de Potter is Prut badges die Draco in zijn vierde schooljaar gemaakt had toen Harry de vierde kampioen was geweest in het Toverschooltoernooi, Draco in het Inquisitiekorps, Draco die de SVP verried aan Omber. Maar ook vlagen van avonden en middagen die hij de afgelopen maanden met Draco had doorgebracht, de gestolen momenten in Zweinsveld of in de Kamer van Hoge Nood. Harry Harry kreunde zachtjes en klampte zijn hoofd vast. Hij had een stekende koppijn en voelde zich alsof alle Centauren uit het Verboden Bos over hem heen gerend waren. Harry! Voorzichtig ging Harry rechtop zitten en keek recht in het gezicht van Hermelien. Hij moest bekennen dat het een aangename variatie was om eens niet in de grijze ogen van Draco te kijken, toch wist hij niet zeker of hij er blij mee was dat Hermelien hem zo zag. Wat is er in de naam van Marcels geheugensteen aan de hand met jou?! vroeg Hermelien. Ze klonk bezorgd, maar ook gefrustreerd. Nie En wg het niet om te zeggen dat er niets aan de hand is! Nu klonk Hermelien overduidelijk enkel en alleen gefrustreerd. Omdat Harry Hermelien niet wilde vertellen dat hij al maanden een relatie had met Draco Malfidus, de vorige avond ruzie had gehad met diezelfde Draco Malfidus omdat hij was gaan zeiken over diens vader, Lucius Malfidus, en zich nu dus gedumpt voelde, hield hij zijn lippen stijf op elkaar. Na enkele minuten verbrak Hermelien de stilte die Harry had veroorzaakt. De bedoeling was dat je nu zou zeggen wat er aan de hand was. Dat weet ik, zei Harry zacht. Hij had zijn gezicht weer eens in zijn hoofdkussen verstopt. Steek maar van wal. Nee, zei Harry weer. Hij ging het Hermelien niet vertellen, hoe graag ze het ook wilde weten. Ok, dat is duidelijke taal. Hermelien leek verbijsterd door Harrys directe antwoord en Harry voelde schuldgevoelens opborrelen. Sorry Hermelien, het is niet dat ik je niet vertrouw. Het is gewoon Je kan het me niet vertellen, onderbrak Hermelien Harrys warrige excuses. Harry knikte mat. Ik snap het. Of eigenlijk snap ik het niet. Maar ik respecteer je keuze. Bedankt, fluisterde Harry, nog steeds vanuit zijn hoofdkussen. Even later was Harry weer alleen. Hermelien had verder geen woord meer gezegd, en ze zou hem de rest van de avond met rust laten, net als Ron. Beiden hadden ze niets geweten van Harrys relatie met Draco, of de problemen die zich voorgedaan hadden. Ze wisten niets over de aantrekkingskracht die er was tussen Harry en Draco, niets over de ruzies die ze altijd hadden, en ze wist al helemaal niets over hoe fantastisch Draco wel niet kon zoenen. Gelukkig niet. Die nacht sliep Harry weer slecht en het enige wat hem troost bood was dat hij naar Draco had geluisterd. Het had hem de kop gekost, maar hij had geluisterd. Ik wil je niet meer zien. Nooit meer. Sinds dien had Harry Draco niet meer gezien en ondanks dat hij Draco miste als een long, of een lever, of een ander orgaan dat je nodig hebt om te overleven, hij zou bij Draco uit de buurt blijven. Toen Harry de volgende ochtend wakker werd, was iedereen al naar de lessen vertrokken, en toen ze s avonds terug kwamen om te gaan slapen, deed Harry alsof hij sliep. Zo ging het drie dagen door, tot Ron op een avond uitriep dat Harry NU zijn bed uit moest komen, omdat de slaapzaal begon te ruiken alsof er iets dood lag te gaan. Harry wilde antwoorden dat hij het gevoel had dat hij dood aan het gaan was, maar slikte zijn opmerking in. Om middernacht opende Harry voorzichtig de gordijnen van zijn hemelbed en schoof zachtjes de hutkoffer onder zijn bed uit. Met een gefluisterde Lumos verlichtte hij de punt van zijn toverstaf en plukte een schone handdoek, schone kleren, zijn onzichtbaarheidsmantel en de Sluipwegwijzer uit zijn hutkoffer. Hij sloop de slaapzaal uit en voor hij het portretgat uit klom, gooide Harry de onzichtbaarheidsmantel om. Ik zweer plechtig dat ik snode plannen heb. Onderweg kwam Harry niemand tegen en toen hij het wachtwoord gaf (chocokikkerkaartje) dat hem naar de badkamer van de Klassenoudsten zou leiden, bedankte hij de Sluipers in gedachten voor hun kaart. De grootte en uitbundigheid van de ruimte overdonderde Harry steeds weer als hij er binnen kwam en op zijn tenen liep hij naar de grote badkuip. Hij deed enkele kranen open, met iets meer zorgvuldigheid dan de eerste keer dat hij hier geweest was in zijn vierde jaar. Harry was niet echt in de stemming om na zijn bad naar viooltjes en rozen te ruiken. Laat staan twintig verschillende geuren door elkaar heen. Toen het bad eenmaal gevuld was deed Harry zijn kleren uit en stapte het stomende water in. De stomende ruimte versterkte Harrys bedrukte stemming slechts en Harry liet zich naar de bodem zakken. Hij had het gevoel dat hij aan het huilen was, maar hij wist het niet zeker. Alles om hem heen was water, de mogelijke aanwezigheid van tranen om het verlies van Draco als geliefde was niet op te sporen. Harry voelde zich wel alsof hij aan het huilen was, na vier nachten niet slapen was hij eindelijk in staat om het toe te geven. Hij mistte Draco, en hij was bereid om alles te doen om Draco terug te krijgen. Zo bleef Harry ruim een uur in het water weken, tot zijn vingers eruit zagen alsof hij honderd eenenvijftig was en het badwater ondertussen koud was geworden. Hij droogde zichzelf af en kleedde zich aan. Toen hij de deur van de badkamer achter zich sloot concludeerde hij opgelucht dat hij niet naar viooltjes of rozen rook. (Of een combinatie van die twee.) Met behulp van de Sluipwegwijzer wist Harry veilig tot aan de Kamer van Hoge Nood te komen en toen hij zag dat Vilder in zijn kantoortje was, en alle docenten op hun kamers, stopte hij de kaart weg. Waarschijnlijk schrok hij daarom zo toen hij op de hoek van de Kamer van Hoge Nood tegen Draco aan botste. Sorry, fluisterde Harry terwijl hij Draco overeind hielp. Zijn onzichtbaarheidsmantel was van zijn hoofd gegleden, en hij keek Draco recht in zijn ogen. Waar was je de afgelopen dagen? vroeg Draco. Zijn stem klonk rauw, alsof hij net gehuild had. Je wilde me nooit meer zien, Harry kon het nalaten om enig verwijt door te laten klinken in zijn stem. Inderdaad. Harry draaide zich om en wilde weg lopen toen Draco hem bij zijn hand pakte. Het was Harry een raadsel hoe Draco had kunnen weten dat zijn hand zich daar bevond, aangezien deze nog steeds bedekt was door de onzichtbaarheidsmantel, maar dat weerhield Draco er niet van om Harry nu terug te trekken. Het spijt me, fluisterde Draco. Ik heb je gemist, Draco, slikte Harry. Alles aan je. Draco grijnsde zelfvoldaan, en Harry wist dat hij vergeven was. Toch kon hij het niet laten. Het spijt Verder kwam Harry niet. Draco had zijn lippen op de zijne gedrukt, en voor het sinds ze ruzie hadden gehad en Harry boos dezelfde gang als waar ze nu in stonden uit was gestormd, had Harry het gevoel dat hij weer kon ademen. ----------------------------------- Dracoliekje Titel: Aan mezelf, Over mezelf. Auteur: Dracoliekje Samenvatting: Filosofeer mee met Marten... ^^ Extra: Deze one-shot heeft op een andere forum een plaatsje bij de gevorderde one-shots verdiend. Veel leesplezier! ------------------------------------- Aan mezelf, Over mezelf. http://img151.imageshack.us/img151/9522/300pxriddleinhogwartshz6.jpg Ik. Het is voor mij moeilijk om mezelf te definiren, want ik heb het altijd al moeilijk gehad met belangrijke keuzes maken. Zou ik me moeten beschrijven als de persoon die ik op dit moment ben, of de persoonlijkheid die ik op een dag hoop te worden? Want in mijn ogen ligt hierin een wereld van verschil, een grote avontuurlijke pad dat wacht op mijn komst. Om me te begrijpen, in de volle betekenis van het woord begrijpen, zal je bereid moeten zijn alle druppeltjes informatie die je over mij kunt verzamelen met open armen op te slorpen. Daarom wil ik beginnen bij het begin, ook al jeuken mijn vingers om je te vertellen over mijn huidige toestand. Van het begin af aan vanaf mijn eerste schreeuw uit verschrikkelijke angst en onverdraaglijke pijn toen ik op deze grote, angstaanjagende en vooral meedogenloze wereld terechtkwam heb ik het gevoel gehad dat ik een speciaal iemand ben. Hoe raar dit ook voor jou, trouwe lezer, mag klinken, je zult merken dat je deze gedachte in mate je verder leest steeds meer eigen zult worden. Het is van cruciaal belang dat je dit begrijpt voor ik je verder toestemming mag geven om te verdrinken en te verdwalen in mijn gedachtestromen die ik durf vergelijken met koele watervallen; ik voel me bijzonder. Misschien is dit gevoel wel eigen aan iedereen, aangezien de mens een wezen is, gedoemd zijn ziel en zijn kostbare gedachten te bewaren in zijn ommuurde bewustzijn en gesoleerde lichaam, en te verdrinken in de eenzaamheid meegesleurd met dit hele gebeuren. Toch - en je mag me vertrouwen hierin, ik heb echt mijn best gedaan - kan ik dit gevoel maar niet negeren. Dus daarom verzette ik me ook nooit tegen dit absurde idee. Ik voelde met heel mijn hart aan dat ik n stap voor was op de medezielen die samen met mij rondzwerven op aarde, want ik wst al dat ik speciaal was, me verzetten zou onnodig zinloos zijn geweest. In plaats daarvan accepteerde ik mezelf zoals ik was. Speciaal. Ik moest alleen nog ontdekken waarin. Ondertussen ben ik het antwoord op deze vraag op een moeilijke manier te weten gekomen. Maar ik wil het nog even spannend houden, zodat jij, mijn liefste lezer, bij het lezen hiervan zult geprikkeld worden door je gevaarlijkste verlangen en tegelijkertijd je grootste wapen; je nieuwsgierigheid. Ik hoop ooit weer heel te zijn, en ik ben trots omdat ik het zelfstandig al tot deze stadium heb gehaald. Ik zal de wereld laten zien wat hij in die paar jaren dat ik verscholen was in mezelf heeft moeten missen. Iedereen zal het zien. Iedereen zal de ware ik zien. En dan zal ik me eindelijk kunnen definiren als de persoon die ik ben. Op dit moment kies ik ervoor me te definiren als de persoon die ik ooit hoop worden. Maar ik weet en heb er het volste vertrouwen in dat de persoon die ik ooit hoop te worden, ook de persoon is die ik zal worden. Ik vertrouw anderen misschien niet meer, ik leer stilaan mezelf weer te vertrouwen. Begrijp je me al iets beter, mijn begripvolle lezer? Ik accepteer mijn fouten, ik accepteer me zoals ik ben. Ik ben ik. Ik ben de persoon die ik nu ben en die ik ooit zal worden. Ik ben bovendien mezelf. En ik hou van mezelf. Ik ben een speciaal iemand. Ik ben speciaal en bijzonder. Marten Asmodom Vilijn, maar jij mag me gerust Voldemort noemen. ----------------------------------- celtic_me Titel: Niet voor Niets Auteur: Celtic_me Korte samenvatting: James Potter denkt na over zijn leven. Ik heb een goed leven. Misschien niet het leven dat ik verwacht had, misschien was het zelfs beter. Ik had het echt getroffen met Lily Evers. Nadat ik eindelijk besloten had mijn losbollige leven te verlaten om bij haar te blijven, was alles alleen maar beter geworden. Niet dat ik het tijdens mijn jeugd dan zo slecht had gehad. Neen, in tegendeel zelfs. Met Sirius Zwarts, mijn beste vriend, had ik enkele van de beste jaren van zijn leven geleefd. We spookten altijd wel iets uit, en samen met Remus en Peter hadden we de grootste lol. Maar toen kwam Lily. Opeens maakte het kattenkwaad een minder groot deel van mijn leven uit. Tuurlijk bleef ik alles mispeuteren wat ik kon, ik liet geen gelegenheid voorbij gaan om Zwadderaars te pesten, en dan in het bijzonder Secretus... ik bedoel Sneep. Wat moest ik anders? Ik moest een reputatie hooghouden, hoor. Als ik er nu over nadenk, besef ik wat een klier ik vroeger geweest ben, en van veel beslissingen heb ik spijt. Als ik de tijd kon terugdraaien, zou ik allerhande zaken overdoen. Lily heeft me echt veranderd. Door haar ben ik veranderd, ik ben een beter mens geworden. Wanneer ze vroeger naar me keek, scheen er enkel minachting en medelijden in haar blik door te komen. Maar sinds ze besloot me een kans te geven, is die blik langzaamaan ontdooid. Op de duur lichtte de zon op als ze lachte. Naarmate ze meer bij me was, zou ik veranderen. Daar ben ik haar heel dankbaar voor. Lily slaagt erin het beste in mensen naar boven te halen, en in mij. Zij was degene die mij echt aan het lachen krijgt. Nu, maar vroeger ook al. Als ze naar me keek, al was het met een vernietigende blik, dan nog zou ze me doen smelten. Met een simpele glimlach zou ze me alles kunnen laten doen, het was sterker dan de Imperiusvloek. Ik ben wel nog nooit ge-imperiusd, maar toch, het is het idee dat telt. Toen ik na jaren de moed had om te vragen of ze met me wilde trouwen, had ik het idee dat mijn hele wereld zou kunnen instorten door n woord, drie letters. Maar in plaats daarvan, was het alsof een heel nieuwe wereld openging. Ze zei 'ja', en op dat moment had ik geen bezem nodig om van de grond te komen. Lily wilde de rest van haar leven met mij delen, ze had mij gekozen, en nog steeds weet ik niet waaraan ik dat verdiend heb. Niet veel later had ik datzelfde gevoel helemaal opnieuw, toen ze me vertelde dat we ouders zouden worden. Nog nooit had ik zo naar iets verlangd als naar de geboorte van ons kind. Harry is nu onze hele wereld. Een wereld waarvan we alletwee willen dat het de moeite waard is om in te leven. Nu was er een zekere duistere tovenaar die een beetje tegen dat idee is, maar op de duur zullen we daar wel een oplossing voor vinden. Harry was bijna n jaar oud, en de meest vrolijke kleine jongen die je je kan indenken. Hij lachte altijd, maar nog net iets harder als zijn gekke peetvader op bezoek was. Sirius kon ervoor zorgen dat Harry sliep, lachte at, stil was wanneer hij het ook wilde. Hij heeft een rare invloed op mijn zoon, maar ik zou niet willen dat Harry een andere peetvader heeft. Het is een frisse avond. Stiller, en koeler dan anders. Ik zit alleen in de woonkamer, terwijl Lily bij Harry zit. Nadenken over je leven kan soms goed zijn, dan besef je dat je voor bepaalde dingen moet vechten. Ik heb moeten vechten voor Lily's liefde, maar dat is eens strijd die ik gewonnen heb. ik hou van haar, en zij van mij. Zonder haar ben ik niets, niemand, gewoon een onzichbaar iets in een veel te grote wereld. Zij maakt alles waard om voor te leven, zij en Harry. Als ik lach, lacht zij mee. Heb ik een slechte dag, dan komt ze gewoon bij me zitten, en wacht af tot ik er zelf over begin. Ze weet wanneer ik een gesprek nodig heb, of wanneer ik haar gewoon in mijn armen wil houden. Daar heb ik meer behoefte aan dan ooit tevoren. Lily, die gewoon dicht tegen me aan zit, mijn armen om haar schouders, haar hoofd in mijn nek. Sinds Harry er was, zijn we nog dichter naar elkaar toegegroeid. We hadden ngo steeds die momenten voor onszelf, alleen zat er nu een klein ventje tussen ons in. Precies alsof hij het weet, is hij dan heel stil. Hij houdt zich zachtjes bezig met zijn knuffelbeer (die hij trouwens van Sirius heeft gekregen, nergens gaat hij heen zonder het pluchen ding) en na een tijdje valt hij in slaap. Die momenten zijn magisch, en dan bedoek ik niet in de bekende zin van het woord. Ja, we leven in een magische wereld, waarin ales in verband staat met magie, blah blah blah. Neen, die momenten zijn magisch omdat we allemaal samen zijn. En geheel, zonder dat we iemand anders nodig hebben. Zachtjes stond ik op uit mijn zetel en liep ik de treden op naar Harry's slaapkamer, vlak langs die van mij en Lily. In de deuropening bleef ik staan. Lily had Harry in haar armen en ze zong zachtjes voor hem. Ik moest onwillekeurig glimlachen. Van zo'n tafereel word ik helemaal warm vanbinnen. Dan denk ik opnieuw dat ik het beter heb getroffen dan veel mensen in deze wrede wereld. Mensen wier gezinnen en huizen zijn vernield door Voldemort. Mijn wereld was nog heel. En dat wilde ik het liefst zo houden. Op dat moment kreeg Harry me in de gaten. 'Papa' hoorde ik hem zeggen. Lily draaide zich om en lachte naar me. Opnieuw kon ik helemaal smelten. Ik liep naar binnen en sloeg mijn armen rond mijn vrouw en zoon. Ik drukte een kus op Lily's hoofd. 'Wat houd ik toch van je. Dat weet je toch.' fluisterde ik in haar haar. 'Tuurlijk, James. Ik houd ook zielsveel van jou. jij bent mijn alles, samen met Harry. Ik zou niet zonder jullie kunnen.' zei ze. Ik glimlachte opnieuw. met gesloten ogen rook ik het parfum van Lily's haar. 'Ik kan me geen leven voorstellen zonder jou, mijn allerliefste Lily, niet zonder jou en niet zonder Harry.' zei ik nu. Wat had ik toch? hoe kwam het dat ik zo emotioneel was? 'Ik ook niet, James, ik ook niet. Ga alvast naar beneden, ik kom zo.' aan mijn gezicht had ze gezien dat er iets scheelde. Ze zou zodadelijk naast me komen zitten in de zetel, met haar hoofd op mijn borst, zodat ze mijn hart kon horen kloppen. Dat deed ze altijd als er iets scheelde. Maar als ik haar zo dicht bij me had, gingen dikwijls alle problemen al ver weg. Toen ik terug de kamer uitliep, zag ik Harry naar me zwaaien met zijn kleine handje. Ik lachte. Toen ik net op de zetel was gaan liggen, ging de deurbel. Lily was al onderweg naar onder. 'Laat maar, lieve. Ik doe wel open.' zei ik. Zo laat had ik niemand meer verwacht, dus mijn toverstok lag nog op de tafel. Ik wilde de deur openen, maar een rilling liep over mijn rug, en twee seconden later werd het slot eruitgeblazen. Nog een tiende van een seconde stond ik aan de grond genageld, maar toen kwam ik weer tot mezelf. 'Lily, het is Hem, pak Harry en maakt dat je wegkomt, ik probeer hem tegen te houden!' riep ik naar boven, naar Lily die halverwege de trap stond. Toen ze de angst en paniek op mijn gezicht zag, rende ze naar boven. Het laatste wat ik hoorde, waren die twee vernietigende woorden. 'Avada Kedavra' Toen ik een laatste keer opkeek, zag ik nog net Lily naar me kijken. Ik wilde roepen, naar haar toegaan, zeggen dat alles goed kwam. Ik wilde bij haar zijn, haar in mijn armen houden, haar vertrouwde geur ruiken, haar stem nog n keer horen. Maar het was gedaan. Ik kon niet meer bij haar zijn. Ik stierf met het idee dat Lily het licht in mijn ogen zag doven. Als zij of Harry maar in leven bleef, dan wist ik dat het niet voor niets was geweest. Dan had mijn dood zin gehad. James Potter was niet meer. ----------------------------------- Patricia De spoilermaatregel is weg, dus ik kan m'n fanfic gewoon posten *doet dansje* dus, voor iedereen die onder een steen lag en het boek nog niet gelezen heeft: Waarschuwing: Spoilers Titel: Een vreemde kerst Auteur: Patricia89 Korte samenvatting: Wat doe je als je moet vluchten? Helemaal alleen, in de kou. Wat doe je als je geen toverstok meer hebt? Lees en ontdek! Een vreemde kerst Een rilling liep over haar rug, zo koud had ze het. Ze had geprobeerd vuur te maken, maar dat was haar niet gelukt. Wat is het leven zonder toverstaf toch lastig. Ze was nu al dagen, nee, weken ondergedoken. Nadat ze was gered uit het Ministerie is ze, net als anderen, gaan onderduiken in de Schotse Bossen. Twee keer was ze al ontsnapt aan de Bloedhonden, maar ze was benieuwd of het haar ook nog een derde keer zou lukken. Niet aan denken. Blijf positief. Dat was haar instelling. Het begon allemaal met de herrijzenis van Jeweetwel, ongeveer een half jaar geleden, toen Perkamentus was overleden. Alles veranderde. Het begon langzaam, het Ministerie maakte rare besluiten, er kwam een nieuwe minister, en het werd al snel duidelijk dat Jeweetwel het Ministerie had overgenomen. Er ging een gerucht, dat alle dreuzeltelgen zich moesten registreren, en dat als ze niet konden aantonen dat ze een heks of tovenaar in de familie hebben, ze hun magie hadden gestolen van een chte heks of tovenaar. Dit geloofde ze eerst niet. Het was maar een gerucht, iedereen wist dat je magie niet kon stelen. Maar twee dagen daarna stond het zelfs in de Ochtendprofeet. Alle dreuzeltelgen moesten zich registreren. Wie weigerde ging naar Azkaban. Ze vroeg aan haar ouders, of ze nog andere tovenaren of heksen in de familie had, maar ze wist dat dit niet het geval was. Vanaf dit moment ging het steeds slechter met haar. Ze wou niet naar het Ministerie, veel te bang om te worden afgevoerd naar Azkaban. Veel te bang wat andere mensen van haar, de magiesteler, dachten. Maar ze had geen keus. Ze moest zich wel laten registreren. Danil, haar vriend, had een afspraak gemaakt. Over 2 weken wist ze het, mocht ze in de wereld van Hocus-Pocus blijven, of werd ze afgevoerd naar Azkaban. Vanaf dat moment ging het slechter met haar. Ze kon niet meer slapen, ze at amper, en zelfs haar vriend had het met haar uitgemaakt, omdat hij ervan overtuigd was dat ze schuldig was. Ze wou gaan onderduiken, maar ze hoopte dat ze door de keuring heen kwam. Toen was het zover, ze moest naar het Ministerie. Ze verschijnselde voor de ingang, ging snel naar binnen en zag dat het een drukste van jewelste was. Dit was haar eerste keer op het Ministerie, en vroeg aan n van de medewerkers waar ze heen moest. Hij wees haar de weg, maar toen ze weg wou, hoorde ze hem nog sissen: Vies modderbloedje. Het kleine beetje hoop dat ze had, verdween. Aangekomen bij de rechtszaal moest ze haar toverstok inleveren. Zodra ze was vrijgesproken, kreeg ze hem terug. Daarna nam ze plaats op de harde, houten bank. Het was er koud, en ze voelde zich ellendig. Toen zag ze waardoor het kwam. Dementors, ze zweefden hier rond, alsof zij, de dreuzeltelgen, criminelen waren. De tijd ging erg langzaam, en elke keer als er weer iemand werd afgevoerd, werd de sfeer nog grimmiger. Maar voordat ze werd opgeroepen, kwamen er patronussen naar buiten, gevolgd door twee mensen die zeiden dat ze moesten onderduiken. Ze rende mee met de groep, allang blij dat ze daar weg kon. Nu zat ze dus hier, in de Schotse bossen. Ondergedoken, voor haar eigen soort nog wel. Ze zat hier nu al een week, helemaal alleen. De eenzaamheid verveelde haar. In het begin had ze nog gezelschap, maar dat werd te gevaarlijk. Met een groep van 5 andere dreuzeltelgen ging ze op pad, maar na een week kwamen ze al bloedhonden tegen. Ze kon, samen met Beau ontsnappen. Hij trok haar mee en verdwijnselde snel. Voordat ze het door had, stond ze in Wales. Helemaal overstuur had hij haar uitgelegd wat er was gebeurd. De naam van Jeweetwel was een Taboe. En wie had de naam gebruikt? Juist, die domme Ulrich. Zonder het te weten, had hij iedereen in gevaar gebracht. Maar niet lang daarna, op een heldere avond, hoorden ze geritsel achter zich. Er was wat achter hen, maar zonder toverstok konden ze niets beginnen. Beau keek achter hen, en schreeuwde: Verdwijnsel! en weg was ze. Beau was weg. Ze had geen flauw idee waar hij kon zijn. Was hij nog weggekomen, of hadden ze hem weten te pakken. Ze werd er gek van, niet wetende wat er was gebeurd. Niet wetende wat er zou gebeuren. Het vuur was nog steeds niet aan. Zuchtend gaf ze het op. Slapen, dat was de beste oplossing. Niet dat ze goed sliep. Integendeel, ze was constant op haar hoede. Het minste of geringste geluidje dat ze hoorde nam ze in haar op. Angst overwon het van de slaap. Zo ging het al dagen. Ze had niemand gesproken, en wist niet eens welke datum het was. Het moest rond kerst zijn, maar ze wist het niet zeker. Nog nooit was ze alleen geweest met kerst, en ze vond het ook een raar idee. Kerst was eigenlijk ook niet zo belangrijk. In ieder geval niet belangrijk op dit moment. Haar enige wens was dat ze het niet alleen hoefde te vieren. Deze wens kwam in vervulling. De volgende dag, het was iets warmer, kwam er een man aanlopen. Hij had vuile kleren aan, en hij zag eruit alsof hij zich in weken niet gewassen had. De man, die aardig op leeftijd was, mompelde tegen zichzelf. Het enige wat ze kon horen was: Dreuzeltelgenonzinvolde.. Nee, schreeuwde ze, en rende naar de man toe. De man, geschrokken van haar schreeuw, viel om, en keek paniekerig om zich heen. Gebruik die naam niet, zei ze, de naam is een taboe. De man, nog steeds geschokt, keek haar aan. Taboe, wat is nou weer een Taboe? Ze vertelde haar verhaal, over hoe ze bijna was gepakt door de Bloedhonden. De man glimlachte, en dankte haar. Hij stelde zich voor en vertelde zijn verhaal. Hoe hij op de vlucht was geslagen, nog voordat hij bij het Ministerie langs was gegaan. Hoe hij al weken geen mensen had gezien. Hij was daarom ook blij dat hij iemand tegenkwam. Hij had, in tegenstelling tot de meeste dreuzeltelgen die op de vlucht waren, wl een toverstok. Hij sprak een paar spreuken uit, en er was een vuur, en een veilige slaapplaats. Dit was nou net wat ze miste, een gezelschap mt toverstok. Samen gingen ze op zoek naar eten. Dit was altijd lastig. Welke bessen kon je eten, en welke waren vergiftigd. Gelukkig had de man vaker gekampeerd, waardoor hij een basiskennis had van het bos. Het was een hele tocht, maar uiteindelijk hadden ze een goed plekje gevonden om de tent op te zetten. Na nog lang verhalen uitgewisseld te hebben, en de nacht al gevallen was, gingen ze toch maar slapen. De volgende dag werd hopelijk beter. En dat was ook het geval. De dag was warmer van de vorige, of kwam dat door het gezelschap, of misschien was het toch omdat ze eindelijk bij het vuur zat. Het maakte haar niet uit. Ze voelde eindelijk weer hoop. Hoop dat ze deze tijd kon overleven. Hoop dat Jeweetwel uiteindelijk verslagen werd, en dat ze weer tot de tovergemeenschap kon toetreden. Samen liepen ze door, en ze hoorden van een paar dreuzels die langsliepen (ze hadden een ontzichtbaarheids spreuk uitgesproken) dat het vandaag eerste kerstdag was. Verdrietig dat ze deze tijd niet met haar familie kon vieren, maar toch blij dat ze niet alleen was, ging ze eten zoeken. Ze had maar een paar bessen gevonden, maar toen ze terugkwam, zag ze dat haar gezelschap een konijn had gevangen. Na een heerlijk kerstmaal, een echt goed maal, was ze opeens intens gelukkig. Het was kerst. Ze had een heerlijk maal op. Ze was in goed gezelschap. Zelfs Voldemort kon deze kerst niet meer verpesten. It'll be lonely this Christmas Without you to hold It'll be lonely this Christmas Lonely and cold It'll be cold, so cold Without you to hold This Christmas Dankjewel Smalofski voor het nakijken ;) ----------------------------------- Perfect Enemy ------------------------------ Titel: Vlinders Auteur: Perfect Enemy Samenvatting: Hermelien/Draco Extra: Het is een beetje een rare, maar ik moest het gewoon even kwijt. Het is ook een beetje vanuit mijn eigen gevoel geschreven. Er komt later nog een stukje achter, maar dat is nu nog een beetje niet geschreven x'D. Dat moet ik nog afwachten zeg maar. ;] ------------------------------ Vlinders Iedere keer weer als hij langs komt. De vlinders vliegen op in mijn buik en soms lijkt het zelfs alsof ze helemaal omhoog komen en kunnen ontsnappen uit mijn mond. Alleen als hij langskomt. Hij, de jongen waaraan ik de grootste hekel zou moeten hebben. Het valt niet meer te ontkennen dat ik verliefd ben. Maar het aan iemand vertellen, daar probeer ik maar niet eens aan te denken. Misschien schaam ik me er voor, misschien weet ik dat ze me voor gek uit gaan maken. Of misschien is dat nog steeds een stukje ontkennen. Want als niemand het weet, dan is het er ook niet, toch? Maar ik weet dat het er is. De vlinders, de blosjes op mijn wangen. Het is aan alle kanten te zien, dat weet ik zeker. Ik blijf mezelf maar voorhouden dat het tussen mijn oren zit, maar eigenlijk weet ik wel beter. Het zit al lang niet meer tussen mijn oren, en het is gewoon de realiteit. Misschien moet ik de waarheid maar eens onder ogen zien, maar ik ben bang denk ik. Bang voor de waarheid. Is dat wel goed? Betekent dat niet dat ik moet liegen om te ontkennen dat ik verliefd ben? Op hem, de persoon waaraan ik eigenlijk de grootste hekel hoor te hebben. Liefde kun je niet sturen, zeggen ze wel eens. En toch heb ik het gevoel dat ik het stuur, ook al wil ik het eigenlijk niet. Want als ik alleen maar aan hem blijf denken, maak ik mezelf helemaal gek. Dan word ik alleen maar zenuwachtiger als ik hem weer een keer zie. Er komen alleen maar steeds meer in plaats van minder vlinders bij. Ik heb een brief in mijn koude hand. Alles wat ik voel heb ik er in geschreven, aan hem. Maar ik durf hem niet te geven. Ik durf hem niet aan hem te laten lezen en de inhoud durf ik ook niet gewoon aan hem te vertellen. Waarom is het toch zo moeilijk? Als ik niks zeg, weet ik dat ik er mee blijf zitten. Maar als ik het wel zeg, wat dan? Ik denk niet dat het daar beter van word. Wat zeg ik? Ik weet het wel zeker. Als ik hem de brief laat lezen, weet ik zeker dat ik me nooit meer op school kan vertonen. Hij zal mij, Harry en Ron alleen nog maar meer gaan klieren. Misschien breng ik mezelf en mijn vrienden zelfs wel in gevaar, gezien zijn familie. Zo een, twee, drie kan ik zelfs niet bedenken wt ik precies leuk aan hem vind. Wr ik me toe tot aangetrokken voel. Want eerlijk gezegd is hij niet eens zo knap. Hij ziet er goed uit, dat wel, maar knap is hij niet. Daarbij is hij ook niet eens aardig. Zelfs niet voor Patty, iemand die hij zijn vriendin noemt. Was ik haar maar. Ben ik nou jaloers op Patty? Waarom? Omdat zij hand in hand met hem loopt. Omdat zij hem kan aanraken wanneer ze dat wil. Ze kan alles tegen hem zeggen zonder zich er voor te hoeven schamen. Haar familie en de zijne hebben dezelfde ideen en idealen. Ze kunnen doen wat ze willen zonder er straf voor te krijgen. Zeker hij. Want hij is het lievelingetje van Sneep. Opnieuw spelen de vlinders in mijn maag. Langzaam en steeds sneller vliegen ze door mijn hele lichaam. Zelfs mijn benen tintelen. Alleen omdat hij langs komt. Dit moet stoppen en snel ook, maar ik weet niet hoe. Misschien kan ik liefde echt niet sturen en moet ik gewoon wachten tot het afgelopen is. Maar hoe lang gaat dat nog duren? ----------------------------------- Pluckjes Titel; Vriendin voor het leven Auteur; Pluckjes Onderwerp/zeer korte samenvatting; Emotive --------- Vriendin voor het leven De wind rukte aan mijn haren, wilde ze het liefst met zich mee de lucht in nemen en ze naar een onbekende bestemming brengen. Treurig bleef ik voor me uitstaren, mijn handen naast me tegen de muur geplaatst. Mijn hoofd leunde ertegen, mijn vingers spreidde ik. Opwellende tranen vertroebelden mijn zicht, zorgden ervoor dat ik het gevoel had dat iemand mijn keel steeds een beetje meer dichtkneep. Waarom? Die vraag spookte alsmaar door mijn hoofd, vanaf het moment dat ik de brief per uil had ontvangen. Vanuit het diepst van mijn hart wenste ik dat ik niet langer meer bestond, dat ik door de grond opgeslokt kon worden en nooit meer boven zou komen. Ik wilde niet meer, ik kon niet meer. Maar ik had het zelf niet gekund. Ik kon geen eind maken aan mijn leven, ik wilde het niet. Hoewel de pijn ondragelijk was, het verdriet me aan stukken scheurde en het ongeluk zich op leek te stapelen en zijn best leek te doen mij te verhinderen mijn geluk te vinden, kon ik het niet. Ik had er gestaan, voor de spiegel in de badkamer. Ik had er gestaan, op de rand van de brug. Heimelijk had ik voor me uitgestaard, wilde ik mijn ongeluk laten winnen. Ik was gevloerd, telkens weer opnieuw. Nu weer. Met pijn in mijn hart zag ik de letters van de brief weer voor me, hoorde ik mijn gedachten de zinnen oplezen. De impact die die woorden op mij hadden gehad, was er nu weer. Harder, zo leek het. Een traan rolde over mijn wangen, baande zich een weg naar de stenen vloer onder mijn voeten. Wat mij had gestopt heimelijk te hopen op een eind van mijn leven, was iets dat mij zo ontzettend dierbaar was. Iets dat mijn hele leven betekende, iets waarvan een gedachte meer dan genoeg was. Iets dat als een van de weinigen mijn hart kon bereiken, de onzichtbare muur om mij heen kon doorbreken. Vrienden. Ze brachten meer dan enkel tegenspoed, problemen. Ze deden meer dan enkel je leven runeren om die van henzelf te redden, om er zeker van te zijn dat zij niet met een dolk in de rug werden gestoken. Ik uit alle personen mocht dat zeggen, kon dat zeggen. Ik was er niet trots op, wilde niet terugdenken aan de tijd dat ik zonder ze moest. De gedachten eraan deden me pijn, na al die jaren nog steeds. Plots leek ik mezelf bijeen te rapen, veegde ik resoluut de tranen van mijn wangen en maakte ik me los van de muur. De gang waar ik had gestaan, buiten, was uitgestorven. Iedere levende ziel zat binnen, in de Grote Zaal. Zorgeloos. Als ze eens zouden weten hoe graag ik die tijd terug wilde, de tijd dat ik zorgeloos kon zijn, dat ik me nergens druk over hoefde te maken, dat ik geen keuzes hoefde te maken. Onwillekeurig gleden mijn gedachten weer naar de brief die ik aan het begin van de avond ontvangen had, die de oorzaak van mijn pijn en verdriet was geweest. Een hand gleed over mijn rug, een arm volgde al snel rond mijn middel. Ik reageerde niet, hoefde niet te kijken om te weten wie het was. Door mijn tranen heen zag ik het vertekende beeld van het bemoedigend glimlachende meisje met haar rode krullen. Hij verdient het niet., fluisterde ze me toe. Haar woorden herhaalde ik in gedachten, ik wist dat ze gelijk had. Maar dat nam de ondraaglijke pijn niet weg. Hij verdient het niet., fluisterde ik met een lichte trilling in mijn stem. Hij verdiende het niet, hij uit iedereen die ik kende, verdiende helemaal niets. Dapper herhaalde ik de woorden fluisterend, krachtiger en overtuigender. Op momenten als deze zou ik willen dat iedereen in zou zien wat dingen voor iemand konden betekenen, wat het kleinste gebaar kon betekenen. Maar weinigen zagen het, tot mijn spijt. Vanuit het diepst van mijn hart zou ik willen dat iedereen een vriendin als die van mij tegen zou komen. Eentje die je niet uit hoefde te leggen wat er in je hoofd speelde, die dat zelf al kon zien. Eentje waarmee je kon lachen, huilen, praten. Waar je echt mee kon praten. Een vriendin voor het leven. Ik was zuinig op die van mij. ----------------------------------- Pieper Titel; De eerste Magische Kerst Auteur; Ikzelf *trots* Ik hoop tenmisnste dat het een verhaal is om trots op te zijn. Onderwerp/zeer korte samenvatting; Een Kerstverhaal, de hoofdpersonages worden snel duidelijk. ...............................Het was voor de fanficchallenge geschreven, maar ik kwam er te laat achter dat er nog geen spoilers gebruikt mochten worden. Enjoy zou ik zeggen. ------------------------------------------------ ...............................Het was nog erg vroeg op de ochtend. Het had heel de nacht gesneeuwd, daardoor lag er buiten een dik pak sneeuw. Bijna alle huizen in het dorp waren versierd. Het ene met al wat meer lichtjes als het andere. Er hingen kransen aan deuren, ook bomen bleven niet ongezien bij dit tafereel en werden verlicht door slierten lampjes. Bij n enkel huis, het gezin dat daar woonde was altijd voor op hun tijd geweest, hing er zelfs een Kerstman aan de gevel. Deze leek, als je hem snel bekeek, op een inbreker. Bovendien was het een afschuwelijk gezicht. Als mensen hier passeerden keken ze snel de andere kant uit, hopend dat dit in de toekomst geen rage zou worden. Maar toch met al die fonkelende lichtjes en de nog onbevlekte sneeuw leek deze plaats eerder magisch dan een gewoon dorpje. Zeker nu, nu de zon juist opkwam en een oranje gloed de hemel leek te verwarmen. Een eindje verder, bij de rivier, die dichtgevroren was, stond er een huis waar van al deze kerstvreugde niets te merken viel. De sneeuw die rond dit huis lag, was niet wit en mooi glad, maar bruine drek. Ook was het huis niet versierd met lampjes of gevel-Kerstmannen. Aan de voordeur hing enkel een klopper, die er wel elk moment leek af te vallen. Binnen was het echter nog triestiger dan buiten. In de kleine woonkamer stond geen kerstboom en de enige sok aan de schouw, een pluizige grijze, leek gevuld te zijn met kolen. Er lag een man in de zetel te slapen. Zijn gesnurk overstemde het gezoem van de tv. Aan het eind van de gang stond een deur op een kier. Hoewel de kamer erachter geen verschil toonde met de rest van het huis, voelde je toch dat de sfeer er minder grimmig was. ...............................Hij lag helemaal verscholen onder zijn dekbed. Want zo voelde hij zich op zijn best, met de lakens ver over hem getrokken. Hij was beschermd van de buitenwereld door een broos laken. Hoewel zijn laken zelfs het licht niet kon tegenhouden, voelde het voor hem aan alsof het alles en iedereen buiten hield. Het was er veilig. En het belangrijkste, het was zijn plek, van hem en niemand anders, zijn hele kamer voelde voor hem als een versterkte bunker. Als hij wou dat zijn plannetje lukte, was het nu wel tijd om op te staan. Zachtjes liet hij zijn voeten in zijn sloffen glijden en liep naar de stoel. Daar hingen zijn broek en vest. Zodra hij zijn broek aan had stak hij zijn hand in zijn zak, hij wou er zeker van zijn dat hij zijn cadeautje bij had. Het was er nog. Hij glimlachte en dacht aan haar gezicht als ze het zou openmaken. Ze zou helemaal verrast en blij zijn. Plots veranderde zijn glimlach in een verschrikking. Wat als ze niet blij was? Wat als ze boos was dat hij haar bij haar thuis had opgezocht? Hij keek naar beneden, naar het cadeautje in zijn hand, zuchtte diep en bedacht zich dat zelfs als ze kwaad zou zijn, haar kwade blikken draaglijker zouden zijn dan hier blijven. Hier was er niets, behalve dan het geruzie van zijn ouders. Hij verkoos de mogelijke woede van Lily boven het gevoel van niets. Hij deed zijn schoenen en jas aan, bond een groene sjaal rond zijn nek en sloop zachtjes de kamer, zijn fort, uit. Het eerste wat hij hoorde toen hij de slaapkamerdeur achter zich toetrok, was het gesnurk van zijn vader. Met een grote boog liep hij om de zetel, waar zijn vader in lag, heen naar de deur. Hij zag de oude sok die aan de schouw hing en een vlaag van walging overviel hem. Dit moest zijn vader gedaan hebben. Als blijk van afkeer voor de zoon, die hij zo haatte. Severus was zo kwaad dat hij met veel kabaal de deur opende en deze nog harder achter zich dichttrok. Hij liep snel weg van het huis, want hij had geen zin om met kerstdag afgeranseld te worden door zijn vader. ...............................Severus had al enkele minuten gelopen en moest nu wel uit het bereik van zijn vader zijn. Hij begon rustiger te stappen. Hij wou niet helemaal buiten adem zijn als hij bij Lily aankwam. Welk huis was het ook weer? De keer dat hij haar stiekem naar haar thuis had gevolgd lag de sneeuw er nog niet en waren al de huizen niet op precies dezelfde manier versierd. Opeens zag hij het huis. Hij herkende de rode brievenbus en met het opschrift Evans kon het moeilijk anders dan haar huis zijn. In plaats van naar de voordeur te lopen, liep hij langs het huis door naar de achtertuin. Onderweg naar hier had Severus zich toch nog bedacht. Hij durfde het cadeautje niet afgeven maar als hij vandaag Lily gewoon zag, kon hij zijn Kerst toch nog geslaagd noemen. Hij verschool zich achter een dikke boom in de tuin en keek via een groot raam hun woonkamer in. Buiten was het net iets donkerder dan binnen dus hij dacht dat ze hem binnen zeker niet zouden kunnen zien. In het midden van de woonkamer stond een grote kerstboom, de piek reikte net niet tot aan het plafond en onder de boom lagen wel tientallen pakjes. Het ene al groter dan het andere. Toen zag Severus konijntjes de trap af komen. Dat was raar, wanneer hij beter keek zag hij dat het sloffen waren. Sloffen van, sloffen van de vader van Lily. Severus kon een flauwe grijns niet onderdrukken. Een volwassen man met konijnensloffen. Maar al gauw bleek dat heel de familie dezelfde konijnensloffen aanhad. Dat maakte het minder lachwekkend en hierdoor werd het familiegevoel van dit gezin duidelijk kracht bij gezet. Daar stond ze, in haar lichtblauw nachtkleed en met dezelfde sloffen als haar vader. Haar rode haren nog ongekamd en in een losse staart. Ze keek liefdevol naar haar beide ouders toen ze het eerste pakje opende. Ze zat op haar knien en lachte duidelijk hardop met een grap van haar vader. Deze pakte zijn vrouw stevig vast en keek over haar schouder mee naar hun dochter die de pakjes opende en lachte. Haar groene ogen fonkelden toen ze zag wat ze had gekregen. Ze gaf haar ouders een kus en openden gretig een tweede cadeau. ...............................Ben je ons weer aan het bespieden? In al zijn opwinding, had hij helemaal niet gemerkt dat er iemand naar buiten was gekomen en hem nu gadesloeg. Petunia stond plots voor hem en keek hem woedend aan. Haar vuisten waren gebald en het zag ernaar uit dat hij elk moment een klap kon verwachten. Severus deinsde achteruit en viel in de zachte sneeuw. Hij glibberde nog enkele meters naar achter maar Petunia bleef volgen. Wel? Ik bedoel er niets mee, ik wou alleen stamelde Severus. Je was ons aan het bespieden engerd, krijste Petunia ik ga het aan papa vertellen. Niet doen! riep een veel zachtere en aangenamere stem. Lily kwam ook het huis uit. Ze had een kamerjas aangetrokken en in het vroege ochtendlicht was ze nog mooier dan onder het schijnsel van de kerstlampjes. Niet doen Tuuntje. Ga terug naar binnen, je hebt nog geen enkel cadeautje geopend en mama en papa vragen zich af waar je bent. Ik moest je komen zoeken. Stampvoetend liep Petunia naar binnen. Voor ze de deur achter haar dicht deed, gaf ze Severus nog een laatste vuile blik. Severus was blij dat hij gered was, maar toen zag hij dat Lily niet blij keek en ook niet kwaad, ze leek bang. Dat maakte hem nog onzekerder en hij besloot dat het veiliger was om nog even in de koude sneeuw te blijven liggen. Waarom ben je hier? Severus ontweek de bange blik van Lily en tastte in zijn broekzak op zoek naar zijn cadeau. Toen hij het gevonden had stak hij het uit naar Lily. Ik kwam je een cadeau brengen, maar werd bang en bedacht me op het laatste moment. Gesterkt door haar nieuwsgierigheid liep ze naar Severus toe en nam het kleine pakje uit zijn hand. Wat is het? Vroeg ze en draaide het kleine dingetje in alle richtingen rond. Een knalbonbon, antwoordde Severus, een echte, niet die prullen die Dreuzels maken. Severus ging rechtstaan en veegde restjes sneeuw van zijn jas, zijn haar was nog vettiger dan anders maar zijn ogen schitterden als nooit te voren. Lily was niet kwaad. Zullen we hem samen opendoen? Lily knikte en samen trokken ze de knalbonbon open. Er volgde een luide knal en ze werden in een gouden gloed gehuld. Er viel een puntige zwarte tovenaarshoed uit. Severus raapte hem op en zette deze op het rode haar van Lily. Zijn gezicht was zo dicht bij het hare geweest, dat Severus zich moest bedwingen om haar geen kus op de wang te geven. Hij keek verlegen op, zette enkele passen achteruit en zei nog voor hij snel wegliep: Vrolijk Kerstfeest Lily was verbaasd door deze snelle wending en zwaaide naar de jongen die sneller en sneller van haar wegliep. Met blozende wangen liep ze terug het warme huis in. ...............................Triomfantelijk stapte Severus door de straten van het dorpje. Want hij wist dat volgend jaar, als hij in Zweinstein zat, de Kerst nog magischer zou worden dan deze. ----------------------------------- Weasley_Girl Titel: Flappie Auteur: Weasley_Girl Korte samenvatting: Het is een kerstverhaal die ik voor fanficchallenge had geschreven met Draco Malfidus als hoofdpersoon. Dit verhaal is gebaseerd op het liedje Flappie van Youp van het Hek. Uit een reactie die ik had gekregen werd duidelijk dat mijn verhaal niet mee mocht doen aan de fanficchallenge. Ik hoop dat jullie wel van mijn verhaaltje zullen genieten. :) Flappie Het was een koude kerstochtend in 1986, maar dat kon de zesjarige Draco niets schelen. Gelijk na het ontbijt liep Draco vrolijk de besneeuwde tuin in. Op weg naar zijn Flappie. Draco wist nog goed hoe verbaasd zijn ouders gereageerd hadden toen hij voor zijn vijfde verjaardag een konijn uitzocht in de dierenwinkel, in plaats van een uil, rat, pad of tarantula. Bah, een tarantula. Hoe kon zijn vader toch denken dat hij dat een leuk huisdier zou vinden? Niemand houdt toch van spinnen? Laat staan van zulke grote, harige exemplaren. Gelukkig vond zijn moeder het prima toen ze zag hoe lief het konijntje was. Zijn vader kon het niet begrijpen, maar dat gaf niets. Flappie was tenslotte niet van hem. Flappie was een klein tam dwergkonijntje met dezelfde witblonde haren als Draco. En sinds Dracos vijfde verjaardag waren die twee onafscheidelijk geweest. Tot groot afgrijzen van Lucius stond Draco erop stond dat hij zelf voor Flappie zou zorgen en niet n van de huiselfen. Als zijn moeder zijn vader toen niet gekalmeerd had, was zijn hoofd vast ontploft. Daar was Draco van overtuigd als hij terugdacht aan zijn vaders boze, rode gezicht. Met een glimlach liep Draco verder naar het konijnenhok die in een uithoek van de tuin stond. Zijn warme glimlach verdween van zijn gezicht toen hij het konijnenhok zag zonder zijn Flappie. Paniekerig begon Draco te zoeken in de buurt van het konijnenhok. Flappie!! Flappie! Waar ben je nou, riep Draco terwijl hij steeds meer in paniek raakte. Flappiiieee!!! FLAPPIIIEEE!!!!, riep Draco terwijl er een traan over zijn wang stroomde. Niet goed wetend wat hij nu moest doen rende Draco terug naar huis. Op weg naar een persoon die hij altijd om advies kon vragen. Vlug rende Draco weg van het konijnenhok langs het bezemschuurtje richting het grasveld. Net voor hij het grasveld bereikte, struikelde hij over het stoeprandje langs het veldje. Languit belandde Draco in de sneeuw. Snel stond hij weer op, de pijn amper voelend. Flappie was nu het enige wat telde. Vlug rende Draco weer verder op weg naar zijn huis. Door de keuken en langs minstens een half dozijn huiselfen rende Draco op weg naar de eetzaal waar zijn moeder waarschijnlijk de laatste details voor het kerstdiner doornam. Mam! Wat moet ik doen Flappie is weg, zei Draco snikkend. Met een afkeurende blik keek Narcissa naar haar drijfnatte zoon die met een spoor voetstappen van modder en sneeuw de eetzaal in kwam gerend. Mam, help nou? Flappie is weg, zei Draco nogmaals terwijl de tranen over zijn wangen liepen. Ik weet niet waar hij is, zei Narcissa terwijl ze haar blik op haar zoon richtte, ga nu maar lief spelen dan zorg ik ervoor dat een huiself je straks een paar chocokikkers brengt. En trek gelijk ook maar iets fatsoenlijks aan we krijgen straks bezoek. Maar Flappie dan, zei Draco zacht. Narcissa negeerde haar zoon en ging verder met het uitkafferen van een huiself die volgens haar het verschil tussen een mes en een vork niet eens kon herkennen. Als zijn moeder hem niet hielp, dan moest hij het maar aan zijn vader vragen dacht Draco vastbesloten. Hij wist dat Lucius altijd een hekel had aan Flappie, maar hij moest zijn konijn gewoon vinden. Vlug gooide hij in de keuken zijn jas en schoenen uit en rende naar de trap. Snel liep hij boven aan de trap de rechter gang in. Rennen deed hij niet want Draco wist dat zijn vader daar een hekel aan had. Pap, zei Draco zachtjes terwijl hij op de deur van zijn vaders kantoor klopte. Pap, zei Draco nogmaals maar nu wat luider. Toen Draco weer geen gehoor kreeg deed hij voorzichtig de deur van het kantoor open en gluurde naar binnen. Wat gek? Normaal gesproken zat zijn vader s middags altijd op zijn kantoor. Snel rende Draco terug naar beneden naar de keuken. Waar is mijn vader, vroeg Draco met een minachtende blik, waar Lucius trots op zou zijn, aan de dichtstbijzijnde huiself. Meester is in het bezemschuurtje, zei de huiself met een diepe buiging waarbij zijn neus de grond raakte, maar hij wil absoluut niet gestoord worden, sprak de huiself verder. In dubio bleef Draco voor zich uit staren. Hij wilde vader niet boos maken maar wie moest hem anders helpen met zoeken naar Flappie? Een paar meter van hem vandaan keek een huiself met medelijden naar de zesjarige Draco. Wetend wat het afschuwelijke lot van Flappie was. Dobby, staar niet zo voor je uit! Aan het werk, zei Narcissa voor ze zich tot haar zoon wendde. De huiself die zojuist nog stond te staren ging als een bezetene verder met het hakken van de groenten waarbij hij zich meermalen in zijn vingers sneed. Draco, heb je je nu nog niet omgekleed. Beschamend keek Draco naar de punten van zijn natte sokken. Je gaat je nu omkleden. En ik duld geen tegenspraak, zei Narcissa nors. Vlug liep Draco weer de trap op en sloeg dit keer de linker gang in, op weg naar zijn kamer. Daar aangekomen trok Draco niet zijn nieuwe kerstkleding aan die zijn moeder bedoelde maar andere iets wat oude, warme winterkleding. Als zijn vader hem niet kon helpen met zoeken dan ging hij toch alvast alleen zoeken. Voorzichtig, zonder zijn moeder tegen te komen, ging Draco naar buiten en doorzocht de hele tuin. Behalve natuurlijk het bezemschuurtje waar hij niet naar binnen mocht. Maar daar kon Flappie toch niet zijn, zijn vader was daar immers en die had hem anders vast weer teruggezet in zijn hok. Uren later zat hij na zijn zoektocht koud en verkleumd voor het konijnenhok. Niet begrijpend hoe het kon dat Flappie nu weg was. Ik had het hok toch goed dicht gedaan, vroeg Draco zich af terwijl hij eigenlijk wel zeker wist dat hij het hok goed had afgesloten. Hij was zelfs gisteravond nog even teruggegaan en had wat langer bij het hok van Flappie gestaan. Alsof hij wist dat Flappie vandaag weg zou zijn. Huilend bleef Draco nog even bij het hok van Flappie zitten. Vanuit zijn ooghoeken zag hij iemand over het grasveld lopen. Pap!, riep Draco terwijl hij naar zijn vader toe rende. Lucius draaide zich om en wachtte tot zijn zoon de afstand tussen hen had overbrugt. Pap, Flappie is weg! Wil je me alsjeblieft helpen zoeken, vroeg Draco terwijl hij zijn tranen van zijn wangen veegde. Minachtend haalde Lucius zijn neus op bij het horen van de naam van dat stomme konijn. Dus Draco had het nog steeds over dat stomme beest. Alsjeblieft, vroeg Draco terwijl hij een klein rukje gaf aan zijn vaders mantel om zijn aandacht te krijgen. Vertwijfeld keek Lucius op zijn horloge en antwoordde: Ik denk dat ik nog wel een half uurtje tijd heb om je te helpen. Opgelucht sleurde Draco zijn vader door de tuin. Terwijl Draco op verschillende plaatsen nogmaals zocht om zijn sneeuwwitte konijn tussen de sneeuw terug te vinden maakte Lucius slechts minachtend opmerkingen zoals: Hier is hij ook niet hoor. In plaats dat Lucius hem hielp met zoeken genoot hij van de grote en welvaart die zijn goed onderhouden tuin uitstraalde. Draco we moeten nu echt naar binnen. Over een half uur arriveren de gasten al, zei Lucius. Door deze ene zin leek het of het laatste beetje hoop dat Draco nog steeds koesterde om Flappie te vinden nu voorgoed verdween. Zon diner met vrienden van zijn ouders duurde immers enorm lang en het zou vast al uren donker zijn voordat het etentje afgelopen zou zijn. Veel te laat dan om nog verder te zoeken naar Flappie. Teleurgesteld liep Draco naar zijn kamer en probeerde zijn nieuwe kerstgewaad netjes aan te trekken. Tijdens het omkleden schrok Draco van zijn eigen gedachten. Het zou vannacht vast weer vriezen. Flappie zou dus doodvriezen en dat was allemaal zijn schuld dacht Draco triest. Aan het kerstdiner zaten zijn ouders druk te praten met een paar kennissen en collagas van zijn vaders werk. Dat zijn ouders nu geen aandacht voor hem hadden vond Draco helemaal niet erg. Hij zat namelijk nog steeds met zijn gedachten bij Flappie die nu waarschijnlijk aan het doodvriezen was. Geen hap kreeg Draco door zijn keel. Toen na de soep de huiselfen het hoofdgerecht serveerde zei zijn vader uiterst grappig: Kijk Draco, daar is Flappie dan! Vol walging keek Draco naar de zilveren schaal waar Flappie in drie stukken op lag. Voor het eerst in zijn leven zag hij zijn vader als een vreselijke man. Gillend en stampend ging Draco van tafel op weg naar zijn kamer maar voor hij de eetzaal verliet draaide hij zich nog een keer scheldend om en riep: Flappie was van mij! Op zijn kamer had hij eerst nog een uur liggen huilen op het sprei. Niet gelovend dat zijn vader dat had kunnen doen. Vervolgens had hij nog een tijd lang voor het raam gestaan, maar het hok van Flappie stond er maar verlaten bij. *-* Het werd tweede kerstochtend 1986 Draco had wraak genomen. Zijn moeder wist het vast nog goed, vaders bed was leeg. Draco zei dat zij niet in de schuur mocht komen, en als ze lief ging spelen dat ze dan wat lekkers kreeg. Praat niet met zon toon tegen me, zei Narcissa woedend, En blijf hier anders Anders geef ik je op voor adoptie. Draco keek minachtend richting zijn moeder overtuigd dat wat hij gedaan had niets was vergeleken met wat zijn vader Flappie had aangedaan. Toch besloot hij om zijn moeder niet te volgen die richting het bezemschuurtje rende. Bij het bezemschuurtje aangekomen lukte het Narcissa om met het eenvoudige Bombarda de troep die voor het schuurdeurtje stond samen met het schuurdeurtje op te blazen. In het schuurtje zag ze hoe haar man met een flinke buil op zijn hoofd in zijn nachtkleding zat vastgebonden aan een stoel. Met wat spreuken begon Narcissa de touwen los te maken en richtte zich vervolgens tot Lucius. Draco is veel te ver gegaan. Dit zal hem een flinke straf opleveren. Wat voor straf denk jij dat het beste is, vroeg Narcissa aan haar man. We straffen hem niet, zei Lucius. Verbaasd keek Narcissa haar man aan, had ze hem zojuist wel goed verstaan? We straffen hem niet omdat hij vandaag heeft laten zien dat hij een waardige Zwadderaar zal worden, ook al waren zijn beweegredenen fout. Maar we hebben nog tijd zat om zijn hoofd te vullen met de juiste beweegredenen. Als de heer van het Duister er nog geweest zou zijn, denk ik dat Draco een goede volgeling van hem zou zijn geworden, zei Lucius trots. Niet goed bevattend wat Lucius hier allemaal mee bedoelde ging Narcissa akkoord met het voorstel van Lucius, zoals het een waardige dooddoenersvrouw betaamde. Wetende dat ze dit kerstfeest waarschijnlijk nooit meer zou kunnen vergeten. ----------------------------------- Frie Titel: Onverwacht Auteur: Frie Onderwerp/zeer korte samenvatting: Hermelien is verliefd. Harry! Wacht op mij! riep Hermelien door de gang. Harry keek om en stopte. We moeten ons haasten, Sneep kan er vast niet om lachen als we te laat bij Verweer Tegen de Zwarte Kunsten zijn. Waar is Ron? Hermelien zuchtte. Waarom vroeg iedereen dit nou aan haar? Kon haar het wat schelen waar Ron was. Bij Belinda. antwoordde ze. Toen ze bij het lokaal aankwamen zagen ze dat Sneep er nog niet was. Is Sneep er nog niet? vroeg Hermelien aan Marcel. Neen, en dat vind ik helemaal niet erg! lachte Marcel. Wat vindt u niet erg, meneer Lubbermans? zei een bekende stem. Marcel zijn gezicht verstijfde. Hermelien draaide zich om en zag daar Sneep staan. De leraar die ze het meeste haatte, al kwam Zwamdrift ook in de buurt. Ik zei niets. antwoordde Marcel met een piepstemmetje. Tien punten aftrek voor Griffoendor! zei Sneep luid en hij ging het lokaal binnen. De Zwadderaars lachte luid. Lubbermans, Griffoendor heeft ook niets aan jou h! riep Malfidus. Och, hou je mond Malfidus. Alsof jij zon grote aanwinst bent voor Zwadderich! snauwde Hermelien. Malfidus draaide haar de rug toe en hij ging ook het lokaal binnen, gevolgd door Korzel, Kwast en Patty die haar een vuile blik toe wierp. Harry, Hermelien en Marcel gingen als laatste het lokaal binnen. Toen iedereen op zijn plaats zat draaide Sneep zich naar de klas. Vandaag gaan we het hebben over de Patronusbezwering. In de klas begonnen sommige leerlingen tegen elkaar te fluisteren. Iedereen, behalve de ex-leden van de SVP. Die kennen we al. fluisterde Hermelien. Ja, alle leden van de SVP kunnen hem al. Sneep zal versteld staan. zei Harry met een lachje. Stilte! Wie kan er mij wat meer vertellen over de Patronusbezwering? Hermelien stak haar hand snel omhoog. Het kon haar helemaal niets schelen dat het niemand meer verbaasde dat ze het antwoord wist. Maar Sneep ontweek, zoals altijd, haar vinger. Juffrouw Griffel, anders moet u op u stoel gaan staan! Dan zien we u nog duidelijker. Hermelien slikte en staarde naat het bureaublad. Wel? Ik wacht op een antwoord. Hermelien begon alles op te sommen wat ze maar wist over de Patronusbezwering. Harry en Hermelien zaten in de bibliotheek. Ze hadden hopen huiswerk gekregen van Sneep en daar wouden ze zo snel mogelijk vanaf zijn. Ze zaten nu al uren tussen de boeken. Harry, gaan we niet stoppen? stelde Hermelien voor. Stoppen? Jij? vroeg Harry met opgetrokken wenkbrauw. Ja, ik wil iets leuks gaan doen. Gaan we wandelen langs het meer? Harry lachte. Ja, kom we gaan! Ze liepen de bibliotheek uit naar de leerlingenkamer van Griffoendor waar ze hun schoolboeken achterlieten en dan naar het meer. Hermelien en Harry zaten langs de oever van het meer. Mis je Ron niet? vroeg Harry opeens. Neen, niet echt. Hermelien keek Harry aan alsof ze het een overbodige vraag vond. Jij wel? Ja, eigenlijk wel. Niet dat ik me niet goed voel met jou. Ik kan goed met ja praten, en je bent er altijd voor me. Maar Hermelien voelde dat ze rood werd. Bedankt stotterde ze. Moest ze nu zeggen? Maar ze kennen elkaar al zo lang. Ik kan het hem nu toch niet vertellen? Misschien wil hij me niet meer. Ik wil hem niet kwijt. Waar denk je aan? Hermelien schrok wakker. Niets. Ik was in gedachten verzonken. Harry legde zijn hand op haar knie. Als er iets is, je kan het mij altijd vertellen. Dat weet je toch? Hermelien keek geschokt. Wat moet ik nu doen? Zeg hem wat je voelt, zei een stemmetje in haar hoofd. Harry, ik. Harry ging dichter bij haar zitten. Ik ben verliefd. zei ze in n zucht. Wat leuk! lachte Harry. Wie is de gelukkige? Hermelien besefte dat ze het nu moest zeggen. Ze zuchtte en keek Harry aan. Malfidus. ----------------------------------- kjell-lovers Dochter van een Dooddoener Hijgend lag ik op de grond te wachten totdat mijn vader opnieuw zou uithalen met zijn ruwe hand of me zou vervloeken waarvan je zon helse pijn kreeg die je je niet kon inbeelden. Je bent een schande voor de familie! Het is een eer de Heer te dienen, maar jij vond het blijkbaar leuk om me voor schut te zetten en hem af te wijzen! riep hij en sprak zoals voorspeld de cruciatusvloek over me uit. De pijn ging door merg en been en dat was te horen aan mijn uitgeputte stem waarmee ik de longen uit mijn lijf gilde. Ik probeerde te roepen dat hij moest ophouden, maar ik vond er de kracht niet voor. Ik hoopte dat ik flauw zou vallen zodat die pijn mijn lichaam en mijn geest niet langer zou teisteren, maar het leek wel alsof mijn leven alleen uit pijn en zorgen bestond. Dus of ik nu sliep of wakker was, altijd moest ik ergens aan denken. Mijn vader hief de vloek op en hurkte naast me neer. De Heer is bereidt je een tweede kans te geven. Je kunt hem beter grijpen, want anders zal ik hem niet tegenhouden je te straffen. En je kunt je er het best van op je hoede zijn dat hij genadeloos omgaat met mensen zoals jij. Hij stond op en liet me alleen achter in de sfeerloze woonkamer waar ik al bijna achttien jaar leefde. We woonden in een villa, maar mijn vader had nooit veel moeite gedaan om het huis goed en wel te onderhouden, dus deed ik het. De woonkamer was volledig zwart en straalde dus niet veel speciaals uit, maar iedereen kon weten dat dit het huis was van een Duistere Tovenaar wanneer je hier binnenstapte. Er stonden niet veel meubelen en andere spullen. Enkel een zachte, maar doodgezakte bank Dit was mijn leven; Gabrilla Stones, de dochter van een volgeling van Voldemort die wenste dat zijn dochter dit ook zou worden. Mijn moeder was kort na mijn geboorte gestorven, dus herinner ik me niet veel van haar. Ik kon haar enkel van op fotos die mijn vader me onder mijn neus gedrukt had nadat ik urenlang had gezuurd om ze te zien. Eigenlijk leek ik erg op haar en dat was misschien de reden dat mijn vader me enigszins negeerde en me niet behandelde zoals het zou moeten. Ik had donkerbruin haar en blauwe ogen, net zoals mijn moeder. Ik voelde hoe een traan over mijn wang gleed en veegde hem weg nadat ik was rechtgestaan. Ik wankelde even op mijn benen, maar dat was ik gewoon geworden. Ik wreef even over mijn benen met mijn armen zodat ik er iets meer gevoel ik kreeg. Er heerste een leegde in mij die ik niet kon plaatsen. Misschien was het een moederpersoon die ik nodig had om me bij te staan, of misschien was het een vriend waartegen ik alles kon vertellen. Ik nam mijn favoriete leesboek uit de kast die zich ook in de woonkamer bevond en liep toen naar de voordeur. Zorg dat je op tijd terug bent, Stones! werd er naar mijn hoofd geslingerd vanuit de keuken, maar daarna bleef het stil wat voor mij het teken was om te vertrekken. Ontspannen nam ik plaats op de grond tegen n van mijn favoriete bomen. Ik was in het kleine, warrige bosje aangekomen dat vlak naast ons huis grensde en waar ik me aardig thuis voelde. Ik sloeg mijn boek open op de pagina waar ik gisteren was geindigd en begon te lezen. Mijn vader verdween helemaal uit mijn gedachten en ook Voldemort was het laatste waar ik op dat moment aan dacht. Verliefd keek Brice naar het meisje van zijn dromen dat naast zich lag. Met de romantische zonsondergang en de sterrijke hemel kon hun afspraakje niet beter verlopen. Het meisje draaide zich op haar zij en keek Brice aan en speelde met zijn haren net zoals de wind deed. Het zand tussen hun tenen kriebelde zachtjes en zorgde voor een aangenaam sfeertje. Door een krakend geluid schrok ik op en keek omhoog, recht in de ogen van een onbekend persoon. Wie ben jij? vroeg ik verward. Ik dacht dat hier niemand anders kwam. Dacht ik en deed mijn boek terug dicht. Ik ben Joshua, Joshua OCloney. Wie ben jij? werd me gevraagd. Ik dacht even na of ik wel de waarheid zou vertellen en kwam tot de conclusie dat hij me dan misschien niet zou willen leren kennen. Ik ben , ik bedacht snel een andere achternaam, Gabrilla Longbottom. Antwoordde ik glimlachend. Wel dan; aangenaam kennis gemaakt te hebben, Gabriella Longbottom. Zei hij grijnzend en stak zijn hand uit die ik aannam. Zo, waar woon je eigenlijk? Ik heb mijn volledig levensverhaal gedaan, maar je hebt bijna nog niets verteld over jezelf. We liepen al anderhalf uur door het bosje en praatten honderduit over vanalles en nog wat. Het was heel gezellig totdat hij een aantal dingen over mij wilde weten. In een klein huisje in de stad. Was mijn korte antwoord. Ik keek hem niet langer aan en voelde me opnieuw leeg. Ik kon tegen niemand mijn echte identiteit vertellen omdat ze me dan haast verafschuwden. Mijn vader was maar al te bekend onder de mensen, maar net zoals Lucius Malfidus was het haast onmogelijk om hem te kunnen oppakken. Waar dan? Ik woon ook in de stad. Zei Joshua die niets in de gaten had. Achter ons hoorden we takken kraken en zware voetstappen op de aarde. Ik nam meteen Joshua zijn hand vast uit schrik voor de identiteit van de mensen die er aankwamen. Snel! Verstop je. Fluisterde Joshua in mijn oor en trok me mee achter een grote, dikke boom. Wie zijn dat? vroeg ik zo stil mogelijk en hield Joshua stevig beet. Dooddoeners, volgelingen van JeWeetWel. Ik kreeg het op slag koud en voelde me droevig en triest. Dit was dus het moment waarom ik op tijd thuis moest zijn; Voldemort zou persoonlijk naar ons toekomen om me op te nemen in hun groep of om me te doden wanneer ik opnieuw weigerde. De in zwart gehulde personen liepen ons voorbij en namen inderdaad het pad naar mijn huis. Ik voelde hoe Joshua opnieuw rustig ademhaalde en zich naar mij omdraaide. Hij keek me lief in de ogen en hield mijn hand nog steeds vast. Ik had de tijd niet om me af te vragen hoe hij wist dat ik een heks was, maar daar maakte ik me dan ook geen zorgen over. Je weet vast wel wie JeWeetWel is. Zei Joshua duister en met gedempte stem. Ja, ik weet inderdaad wie dat is. Antwoordde ik met een droevige ondertoon. Scheelt er iets? Nee, hoor. Maar ik denk dat ik maar eens naar huis ga. Ik liet nu toch zijn hand los en nam mijn boek goed beet. Wil je dat ik even mee loop? Nee, dank je. Zei ik lief en keek hem een laatste keer aan voor het pad op te stappen. Ok dan. Zie ik je nog terug? Ja, natuurlijk. Ik kom hier heel vaak dus je gaat me vast nog eens zien. Morgen, om 18.30. Is dat goed? Ik had snel geknikt en was weggerend. Ik stond in de keuken te wachten totdat Voldemort me kon ontvangen. Hij bevond zich in de woonkamer, samen met zijn Dooddoeners en mijn vader. Ik stond te trillen op mijn benen en mijn buik deed enorm veel pijn door de krampen die erin woeden. Elk moment kon mijn laatste zijn en toch stond ik hier doodgewoon te wachten totdat mijn vader me kwam halen. Ik haalde mijn portefeuille uit mijn achterzak en nam er een foto uit, een foto van mijn moeder. Wat zou jij nu doen? vroeg ik me af. Was jij ook een Dooddoener? Of trotseerde je pap zodat het je dood werd? Ik zuchtte diep en bereidde me geestelijk voor op wat er me zodadelijk te wachten stond. Gabriella, je kunt meekomen. Mijn vader was binnengekomen en keek me emotieloos aan. Hij vertrok opnieuw en trok de deur achter zich dicht zodat het nu net leek alsof hij helemaal niet binnen was gekomen, maar ik wist wel beter; ik moest naar Voldemort gaan en me bij hem aansluiten of hem opnieuw afwijzen en een vroege en pijnlijke dood sterven. Juffrouw Stones, ik bied je een tweede kans op een beter leven. Begon Voldemort die uit de schaduwen gestapt was. Hij stond recht voor me en de Dooddoeners waren om ons heen komen staan. Ben je bereid om je bij mij aan te sluiten en te doen wat ik je vraag wat beloond wordt met roem en rijkdom? Ik slikte en zocht mijn vader op met mijn ogen, maar hij stond uit mijn gezichtsveld. Ik had plots een duidelijk beeld van Joshua en wist dat hij me nooit meer zou willen zien wanneer hij te weten kwam dat ik een Dooddoener was. Ik keek recht in zijn bloeddoorlopen ogen en antwoordde luidt en duidelijk; ja met een zuivere stem die niet trilde van schrik. Dat is heel wijs van jou, meisje. Grijnsde Voldemort tevreden omdat hij er een nieuwe volgeling bij had. Kom hier! riep hij plots gebiedend en ik deed wat hij me opdroeg. Rol je mouw op. Ik deed opnieuw wat me gezegd werd en keek naar mijn ontblote arm. Ik had een aantal lidtekens die ik te danken had aan mijn vader. Voldemort haalde zijn toverstok uit zijn binnenzak en plaatste de punt ervan tegen mijn huid waarna hij een ingewikkelde spreuk mompelde. Hij helse pijn schoot door mijn hele arm en ik moest enorm veel moeite doen om het niet uit te schreeuwen van de pijn. Na enkele seconden trok de pijn terug weg en opende ik mijn ogen om een verafschuwende blik te krijgen. Op mijn arm was het Duistere Teken goed zichtbaar. De gitzwarte kleur stond voor altijd getekend op mijn bleke huid. Niemand zou me nog als een gewoon meisje beschouwen. Niemand zou nog met me willen omgaan. Ik dacht opnieuw aan Joshua; ik zag hoe hij teleurgesteld wegliep en mij treurend om een vriend achterliet. Ik ben blij dat je kon komen. Zei Joshua blij en nam me in zijn armen als verwelkoming. De zon scheen op ons neer, waardoor ik me verschuilde in de schaduwen van de bomen die zich achter mij bevonden. We liepen samen het bos in en ik voelde me net zoals de eerste keer dat ik met hem sprak; gelukkig dat ik iemand had om mee te praten. Heb je zin om mee naar de stad te gaan? vroeg Joshua plots en keek me lief aan met zijn groene ogen. Nee, ik ben liever hier. Ik houd niet zo van de drukte. Was mijn antwoord. Dan blijven we hier. Hij liep voor me uit naar een iets groter grasplekje waar we languit konden liggen. Lachend brachten we de hele avond met elkaar door en ergens in mijn binnenste verstond ik niet hoe het zo vlug kon klikken tussen ons. Hoe wist je eigenlijk dat ik een heks was? vroeg ik genteresseerd en ging op mijn zij liggen zodat ik hem beter kon aankijken. Hijzelf lag op zijn rug met zijn armen onder zijn hoofd naar mij te kijken. Door je boek. Ik heb het ooit zien liggen in Klieder & Vlek. Antwoordde hij simpel en streek een plukje haar uit mijn gezicht. Ik keek op mijn uurwerk en kwam tot de zielige ontdekking dat ik alweer naar huis moest. Ik zei Joshua gedag en snelde naar huis. Weken streken voorbij en ik bleef Joshua zien, maar ik moest ook opdrachten uitvoeren voor Voldemort. Het was de bedoeling dat ik samenwerkte met de jonge Malfidus, maar we waren als water en vuur en door hem was ik erachter gekomen dat mijn vader de moordenaar was van de vader van Joshua. Ik had uit niets laten blijken dat het me iets deed, maar in mijn binnenste schreeuwde ik van woede en wilde ik wegrennen om mijn vader de huid vol te schelden, maar ik moest mijn rol goed blijven spelen en ervoor zorgen dat mijn leven niet in gevaar gebracht werd. Want ik wilde niet dood. Ik wilde blijven genieten van Joshua zijn aanwezigheid. Hij was de enige die ik had, maar ik was wel niet eerlijk tegenover hem. Het werd steeds moeilijker om hem af te wijzen om me naar huis te brengen. Maar op een dag had ik besloten om hem over mijzelf te vertellen. Ik moest hem de waarheid vertellen. Wanneer hij een echte vriend was, zou hij me blijven zien. En anders wist ik dat hij mijn vriendschap niet waard was. Hey, Gabriella. Ik heb een vriend meegebracht. Ik hoop dat je het niet erg vindt. Zei Joshua enthousiast en omhelsde me zoals gewoonlijk. Achter hem stond een jongen met ravenzwart haar, groene ogen en een brilletje; dit was Harry Potter besefte ik. Nu zou het nog moeilijker worden om het hem te vertellen. Hij lachte met Harry en zag er zo gelukkig uit en nu moest ik hem zoiets gaan vertellen. Hij had me voorgesteld aan Harry en ik wist niet meer hoe ik me moest gedragen. Mijn baas was de persoon wie de jongen voor mij dood wilde. Eigenlijk zou ik hem dus nu moeten uitleveren aan Voldemort, maar ik had het niet in mij. Joshua? vroeg ik zenuwachtig. Joshua keek me aan en ik zag de pretlichtjes in zijn ogen. Kan ik je even alleen spreken? Natuurlijk. Hij nam mijn arm beet en leidde me een aantal meters verder weg van Harry. Ik moet je iets vertellen. Begon ik en keek hem met angstige ogen aan. Ik moet je ook iets vertellen. Maar dit kan niet wachten. Protesteerde ik en ging iets dichter tegen hem aanstaan. Dit ook niet. Zei Joshua en drukte zijn lippen op de mijne. Eerst bleef ik staan en kuste hem terug, maar daarna stapte ik geschrokken achteruit. Wat scheelt er? Ik dacht dat het wederzijds was. Dat is het ook, maar er is iets wat je moet weten. Ik heb geloven over Gabriella, Gabriella, Gabriella. Werd er plots op ijselijke toon gezegd. Ik draaide me om en keek in de ogen van Voldemort. Achter hem stond een aantal Dooddoeners waaronder mijn vader en Lucius. Gabriella, wat heeft dit te betekenen? vroeg Joshua verward en deed nu ook een stap achteruit. Ik zag hoe Harry duister naar Voldemort keek en zijn toverstok greep, net zoals Voldemort zelf. Dit wilde ik je net vertellen. Mijn achternaam is niet Longbottom maar Stones. Ik voelde hoe mijn ogen waterig werden en ik moest enorm veel moeite doen om de tranen binnen te houden. Voldemort en Harry waren in een gevecht verwikkeld en de Dooddoeners stonden rondom hen. Ik keek hen geschrokken aan en wilde roepen dat ze moesten ophouden, maar eerst moest ik Joshua duidelijk maken dat ik dit absoluut niet wilde en er niet voor gekozen had om een Dooddoener te zijn, maar Joshua greep mijn arm en trok mijn mouw omhoog. Ik zag zijn blik die naar het Duistere Teken keek en bedekte het opnieuw. Joshua Probeerde ik, maar ik zag aan zijn gezicht dat het de moeite niet waard was. StonesJouw vader is dus de reden waarom ik geen vader meer heb. Zei hij boos en kreeg een harde blik in zijn ogen. Daar kan ik niets aan doen! Ik wilde dat het anders was geweest. Riep ik uit en wilde hem omhelzen, maar hij duwde me ruw weg. Alstublieft. Je begrijpt het niet. Zei ik wanhopig. Ik begrijp het heel goed. Ik wil niets meer met je te maken hebben. Hij draaide zich om en liep razendsnel naar de plaats waar het gevecht zich plaatsvond om Harry bij te staan. Hij liet mij vallen. Hij liet me vallen omdat ik de dochter was van een Dooddoener. Hij liet me vallen omdat ik een moordenaar moest worden. ----------------------------------- duffie Titel; Broken hearts Auteur; Duffie Onderwerp/zeer korte samenvatting; Molly is verliefd, maar ze mag niet samen zijn van haar ouders. Broken hearts. Ik stak mijn lok haar weer achter mijn oren. Ik mocht niet van mijn ouders. En mijn ouders waren de baas. Tegen hn kon ik het niet halen. Zij bepaalden wat er gebeurde in huis, wanneer ik sliep, wanneer ik at, we ik was. Zij beslisten wie mijn vrienden waren, wanneer ik hen zag en waar ik hen zag. Zij beslisten wie mijn vriendje was... Ik lag op mijn bed, helemaal uitgeteld. Het interesseerde mijn ma niet of hij een goede jongen was of niet. Of hij zich braafjes aan de regeltjes hield of niet. Ma had zijn obsessie ontdekt en dat had ik met mijn liefde voor hem moeten bekopen. Ik mocht hem niet meer zien. Deed ik het toch, dan... Waren de gevolgen waarschijnlijk groter dan je je kon voorstellen. Mijn gezicht was nat van de tranen, mijn ogen waren gloeiend heet n gezwollen van de vele tranen die ik had gelaten. Mijn haar had een koperen glans door de late avondzon die erop scheen. Dat frustreerde me. Die glans in mijn haren had hj zo mooi gevonden. Ik snikte nog een keer. Ik had mezelf opgelegd om niet meer om hem te huilen. Het was over, zo hadden mijn ouders het beslist. Maar ik kon het niet. Ik kon geen afscheid van hem nemen! Verdomme! Ik houd van hem! En dat was de druppel. Ik barstte opnieuw in huilen uit. Huilen. Dat was het enigste wat ik de laatste drie dagen deed. Ik stond op, poetste mijn tanden en keek in mijn spiegelbeeld. Mijn ogen, die nog rood en gezwollen waren van de vorige avond, weigerden hun orders op te volgen en lieten de tranen de vrije loop. Tijdens het ontbijt, probeerde ik zo vrolijk en opgewekt te zijn als anders. Mama merkte niets. Papa wel. Daarna zocht ik mijn toevlucht in de tuin, om daar aan de rozen die ik had geplant te ruiken, ze daarna uit te trekken en dan te vertrappelen. Hij had me op ons eerste afspraakje een roos gegeven. Het teken van liefde, had hij toen gezegd, voordat hij zich naar mij had toe gebogen. Nu weet je precies hoeveel k van jou houd. Daarna had ik mijn bed helemaal bedolven onder de rozen aangetroffen. Ik glimlachte bij die herinnering. Het was niets meer dan herinnering. Dat wel. Iets dat vervlogen is. Iets waar de tijd van is gepasseerd. Iets wat ik uiteindelijk toch vergeet... Tijdens het middagmaal keek ik geen van mijn ouders aan. Ik kon het niet. Zij lieten me lijden, zij lieten me niet antwoorden op iedere uil die hij me stuurde. Zij lieten me wanhopiger en wanhopiger worden. Morgen moest ik weer naar tante Gusta. Dan zal alles wel anders zijn. We aten eieren, die mama had gebakken. Ze zat me uitdagend aan te kijken, met een brede glimlach op haar gezicht. Papa bleef me maar bezorgde blikken sturen. Ik haatte hen. Hen allebei. Maar k moest sterk zijn. Ik mocht niet laten zien hoe hard hen beveel mij kwetste. Ik was degene die zijn zin zou krijgen. Ik zou deze strijd winnen. Ik beet op mijn lip om niet te gaan huilen. Tante Gusta bleef maar tegen mij tetteren. Alsof ik al niet genoeg problemen had. Neen. Ik moest pers weten hoe Olleke, Prest, Fries en Akkerd (haar katten) aan hun einde kwamen. Ze liet me veel te veel fotos zien en voederde me bedorven beschuitjes, die ik dumpte in de dichtstbijzijnde bloempot. Ma zei dat ik dankbaar moet zijn, omdat ik zon lief hebbende tante had. Ik wou dat hij me lief had. Niet die oude snol! Ik nam afscheid van tante Gusta en maakte dat ik de deur uit was. Ik was ondertussen al 18. Oud genoeg om een man te zoeken, vond pa. Oud genoeg om een man te zoeken die mijn ouders goed keurden, vond ma. Ik zuchtte, terwijl ik de straat doorslenterde. Als in n snelle beweging, werd ik in een donker steegje geduwd en keken twee lieve ogen me aan. Waarom antwoord je niet meer, Molly? vroeg hij bezorgd. Ik glimlachte vaagjes, voordat ik mijn hoofd schudde. Dit mag niet meer zijn, mompelde ik, terwijl ik naar mijn voeten staarde. Wat mag niet meer zijn? Wat, Molly? Wij? Waarom niet? Je stelt te veel vragen, antwoordde ik, terwijl ik hem aan keek. Zijn hoopvolle ogen ontmoetten mijn sombere ogen. Ik zag hem slikken. Het spijt me. Ik rende de steeg weer uit. Opnieuw had ik gedaan wat mijn ouders mij hadden opgelegd. Ik wist nu wel zeker. Ik had zijn hart gebroken. Ik kon de stukjes horen vallen. De volgende dag ontving ik nog minstens zes uilen van hem. Hij wou maar niet geloven dat het over was. Hij wou een reden. Met betraande ogen had ik zijn brieven gelezen. Zovele woorden... Woorden die overspoeld werden door wanhoop. Dat hij van me hield, dat hij me niet wou verliezen. Maar hij had me al verloren. Ik hield van hem, met heel mijn hart. Maar iedere keer dat ik zon brief van hem ontving. Vol liefde, wanhoop en vragen, scheurde die brieven mijn hart in duizenden stukjes. Om hem daarna met tape weer aan elkaar te plakken en hem weer te verscheuren. Ik zuchtte en sloeg mijn ogen neer. Ik vouwde zijn laatste brief weer op en stak hem onder mijn hoofdkussen. Hij zou me vergeten. Hij moest me vergeten. Maar ik hem niet. Mijn hart zou altijd de zijne zijn. Of het nou verscheurd of gelijmd was. Maanden verstreken. En zijn brieven namen af. Het gaf me een stekende pijn in mijn borstkast, om te weten dat hij het opgaf. Hij gaf mij op. Er was geen avond voorbij gegaan, dat ik me niet in slaap had gehuild. Om s ochtends dan weer mijn rode ogen te camoufleren. Ik was nu zelfs op zoek naar werk. Ik was afgestudeerd als Heler, maar dat was inmiddels al zon twee jaar geleden. Twee jaar dat ik niet meer met hem deftig heb kunnen afspreken. Maanden geleden dat ik hem nog in dat steegje had gezien. Het leken wel eeuwen. Ik zat in het park te staren in het niets. Ik zag verschillende kinderen. Sommigen schoven de glijbaan af, anderen maakten een zandkasteel en weer anderen speelden tikkertje. Ouders die glimlachend naar hun kroost keken, om daarna diep in hun partners ogen te kijken. Ik zuchtte. Dit wou ik ook. Met hm. Toen iemand naast me neerplofte, keek ik niet opzij. Het waren mijn zaken niet, wie er naast me zat. Maar alleen was ik niet meer, terwijl dat net de reden was om naar het park te gaan. Ik stond recht en slenterde traag het park uit. Ik glimlachte eens vriendelijk naar iemand, toen die me groette. De glimlach was niet gemeend. Geen enkele glimlach die ik de mensen de laatste tijd schonk, kwam recht uit mijn hart. Ik schrok plots op, toen iemand mijn hand pakte en me een steegje in sleurde. Ik wou gillen, maar die persoon legde een hand op mijn lippen. Ik voelde mijn hart een sprongetje van opluchting maken en de vlinders in mijn buik weer opvliegen als een orkaan. Ik keek in zijn bruine ogen, die me liefdevol aanstaarden. Hij haalde zijn hand van mijn lippen, om die met zijn eigen lippen te vervangen. Een half uur later stonden we nog steeds in dat zelfde steegje. Ik had mijn armen rond hem heen geslagen en hij keek me nog steeds liefdevol aan. Molly, fluisterde hij, de perfecte stilte die tussen ons heerste verbrekend. Ja? antwoordde ik, terwijl ik hem vragend aan keek. Ga met me mee. Het klonk niet als een beveel, eerder als een vraag. Een lieve suggestie. Ik glimlachte. Ja, Arthur, fluisterde ik tegen zijn lippen aan. Ik ga met je mee. Ik had hem terug. Mijn grote vlam. Degene die zo een glimlach op mijn lippen kon toveren. Ik zou uiteindelijk zijn vrouw worden. Dat voelde ik gewoon. We zouden het niet breed hebben. We zouden niet rijk zijn. Maar we zouden elkaar hebben. Ht grootste geluk dat iemand kon overkomen, als je dolverliefd op elkaar bent. Mijn ouders konden de hoogste boom in met hun bevelen, ik bleef bij hem. Bij hem voelde ik me goed. ----------------------------------- Annaaa Titel: Hij Auteur: Annaaa Onderwerp/zeer korte samenvatting: Draco/Snape, Draco word mishandelt en komt altijd naar Snape, Hoe gaat hij hier mee om? -Songtekst: Story van Maroon 5 Hij De bel ging. Ik deed open. Voor me stond een 20 jarige jongen, blond haar en een ongelukkige blik in zijn ogen. Zijn armen waren bedenkt met blauwe plekken, sommige nieuw, anderen oud. Zijn oog was blauw, net gebeurt. Zijn andere oog was paars, nog van vorige week. Uit zijn mond sijpelde bloed, hij had een snee op zijn wang. Ik keek hem aan. Hij keek terug. Zonder iets te zeggen deed ik de deur verder open en liepen we naar binnen. Hij hinkelend. Do you mean all the things you are? Are you pleased with the way things are? Wear that dress to protect this scar, That only I have seen. Ik bood hem een stoel aan en hij ging zitten. Voor zich uit starend. Denkend. Waarschijnlijk aan hem. Ik snoof. Hij, met zijn schijnheilige kop, waar werkelijk kwade en wrede gedachtes achter schuilen. Of nee, eigelijk nog erger. Hij dacht er waarschijnlijk niet bij na. Maar hij was tenslotte ook belangrijker dan de wereld. Hij had het immers gedaan. Ik wist het moment nog wel, het moment na de oorlog. Hoe de tortelduifjes bij elkaar kwamen. Verliefd. jong. Ik kwam binnen met de thee. Met trillende handen nam hij het kopje thee aan wat ik voor hem hield. B-bedankt. Ik zei niets. Hij bleef het zeggen. Bedankt. Hij bleef terugkomen. Blijkbaar merkte hij wat ik dacht. Hij maakte een schuldige indruk en probeerde me toen op mijn wang te kussen. Ik wende mijn gezicht af. Het was te laat. Do you give just to please yourself? Do you wish you were somewhere else? Justified all the things you tried, said that it was all for me. Draco, er moet iets veranderen. Hij keek me aan en knikte. Hij wist het wel. Hij wist het heel goed. Maar hij kon het niet. Het deed hem pijn. Hij was te laf. Je moet me vergeven. Het zal beter worden. Ik keek hem verwondert aan. Dat hij dat nog durfde te zeggen. Hij, waardoor mijn wereld was ingestort. Degene waar voor mijn wereld bestond. Maar hij had niet de wereld waar ik in bestond. Ik keek hem aan. Ondanks alles, ondanks de pijn in zijn ogen, ondanks mijn woede voor hem, leek hij zo knap. Zo verschrikkelijk knap. Ik wendde snel mijn blik af. Hij grijnsde en trok daarna een gezicht. Het deed pijn. And be near, Just for the moment, Stay here, Never go home. Did you know that everything she ever does is for you? So it goes, the story of a broken heart comes true, It comes true. Ik keek omlaag. Ik hoorde gekletter van een stoel en een paar seconden later voelde ik een zachte, tedere kus op mijn voorhoofd. Hij glimlachte. Mijn wereld leek weer opgebouwd. Die lippen, die zachte volle lippen op mijn gerimpelde voorhoofd. Alle ellende uit me weggezogen door die lippen. Hij liep naar de deur. Hij wou weer zorgen voor een dramatisch einde. Krampachtig greep ik zijn arm. Blijf hier. Ga nooit meer naar huis. Hij keek me aan. Uit zijn ogen begreep ik alles. Hij hield van hem. Hij kon het niet. Hij houd van me. fluisterde hij Die jongen mishandelt je! Ben je gestoord ofzo?! schreeuwde ik. Uit frustratie liet ik zijn arm los, maar hij liep niet weg. Hij staarde bang naar mijn handen, die in de lucht hingen, wilde gebaren makend. Now I'm in love but I don't know how I'm in pain cause I want it now As I sit watching her eyes close, I slowly open mine. Ik schudde mijn hoofd. Dat zou ik nooit doen. Zijn lichaam ontspande. Ik kreeg een aanval. Wat was er mis met mij? Ik leek wel verslaafd. Ik viel op mijn knien op de grond en drukte mijn hoofd tegen zijn benen. Open je ogen. Hij houd niet van je. k houd van je. Hij keek me moeilijk maar geschokt aan. Hij knielde voorzichtig naar me neer. Ik hou van je. Dat doe ik. Maar hij is.. hij is.. alles. Ik keek hem aan. Alles. Alles voor liefde? Alles voor pijn? Hij leek mijn gedachte te snappen. Voorzichtig probeerde hij zijn plekken te verbergen. Probeer je het goed te praten wat hij heeft gedaan? verluidde ik mijn stem. Ik liep van hem weg en keek uit het raam. Ik moest iets verzinnen. Ik kon hem niet laten lopen, ik kon het niet. I am so confused by this. I know that life is hit or miss. Days are stung by too much sun, I think that you may be the one. Langzaam vormde er een plan in mijn hoofd. We zouden ontsnappen, ik zou hem helpen ontsnappen. Zijn vader, Hij en vrienden zouden er nooit achter komen. We zouden naar Amerika gaan. We zouden in de hoofdstad wonen. Wij samen. We zouden niemand kennen, dus hij zou geen enkel oog voor iemand anders hebben dan voor mij. Hij zal hem langzaam vergeten. We zouden niemand anders zien dan elkaar. In mijn lichaam verspreide zich een krankzinnig blij gevoel. Ik voelde zijn warme adem in mijn nek. Overal kreeg ik kippenvel. We gaan weg. Hij keek me geschokt aan. Wat? We gaan weg, Draco, we gaan weg! Ik was me niet bewust van de angstaanjagend schittering in mijn ogen, en snapte niet hij me zo aankeek. Hou op, zo ken ik je niet! Je gaat me beter leren kennen. Ik hou van je! En jij ook van mij. We gaan! Nee, nee, ik wil niet! dreigend liep ik naar hem toe, ik voelde de onbeheerste woede in mij. Is het om hem? Hij deed een paar stapjes naar achter. Mijn lichaam leek om te draaien. Hoe durfde hij dit te doen. Niet naar mij te luisteren. Mijn droom, mijn wil. JE HOUD VAN ME! brulde ik, voordat ik hem hardhandig vastbond en hem achterop de bezem zette. Nee, alsjeblieft, doe het niet. Zet me neer. Dit ben ik niet waard. Alsjeblieft! ik negeerde de smekende, bange stem. Alles wat telde was ik. Hij was tenslotte altijd het belangrijkst. Hij speelde de hoofdrol in zijn leven. Ik vloog net zolang door tot ik in zijn huis was. Hij schreeuwde van angst. Ik zei de spreuk. Hij viel hard neer, zijn ronde bril kletterde op de grond. Draco gilde: Nee, Severus! Wat heb je gedaan?! Ik vloog het huis uit, op naar Amerika. ----------------------------------- Jessica. Titel: Ontsnapt Auteur: Miss Raddy Korte samenvatting: Iemand ontnapt. Lees het verder maar ;) Ontsnapt Eenzaam, koud en verdrietig zit hij daar. Al 12 jaar lang. Te wachten. Te wachten op zijn kans om te kunnen ontsnappen. En deze avond zou het gebeuren. Hij had er goed over na gedacht. Hij had immers alle tijd gehad om na te kunnen denken. Het zou gevaarlijk kunnen worden. En als hij gepakt zou worden dan Niet over nadenken, mompelt hij in zichzelf. In gedachten blijft hij dat tegen zichzelf herhalen. Hij slikt en ziet beelden voor zich. Hij ziet een foto voor zich, waarop een jongetje van een jaar oud op een speelgoed bezem rond vliegt. Het beeld verspringt en hij ziet een huis Een renie is het meer. Het zijn de overblijfselen van het huis van zijn beste vriend. Zijn ogen worden vochtig. Hij gaat op de grond zitten. Tegen de muur aan en gooit zijn hoofd omhoog. Hij kijkt naar het plafond van zijn donkere, vieze cel in Azkaban. Het is er kil, donker en triest. Een ander beeld flitst door zijn gedachten. Het beeld van een grote en woeste man. Het is Hagrid, die Harry op kwam halen. Eerst wilde hij Harry niet meegeven, maar hij heeft het toch gedaan. Dat was de laatste keer dat hij zijn peetzoon heeft gezien. Misschien zou hij hem nooit meer zien Misschien dacht Harry wel dat hij gestoord is of dat hij een massamoordenaar is. Zou hij hem kunnen overtuigen dat hij dat niet is? Dat hij onschuldig is? Dat hij Harry al die tijd vreselijk heeft gemist? Hij is op Zweinstein, mompelt hij. Daar moet hij straks heen. Daar zal hij Harry vinden. Dan kan hij hem de waarheid zeggen. Dan kan hij hem omhelzen. In zijn ogen zal hij de ogen van Lily kunnen zien. Een beeld van Lily flitst door hem heen. Een mooie en slanke vrouw met groene ogen. En naast haar een man. Een man met een bril, warrig zwart haar en een vriendelijke blik in zijn ogen. Een traan loopt over zijn wangen. Hij mist hen. Hij mist hen zo vreselijk erg. En hij zat hier vast voor de moord op hen. Maar hij is onschuldig. Hij heeft het niet gedaan. Hij is geen dooddoener en hij is er ook nooit een geweest. Het is allemaal de schuld van die vieze rat. Hoe had hij hem ooit kunnen vertrouwen? Hij had het ooit een goede vriend van hem kunnen zijn? Waarom had hij niet gezien wat voor man het eigenlijk was? Waarom heeft hij tegen Lily en James gezegd dat het beter is om Peter als geheimhouder te maken? Waarm? En dat maakt het weer de schuld van hem. Als hij dat nooit had gezegd, was het nooit gebeurd. Was het dan toch allemaal zijn eigen schuld? N, zegt hij fel tegen zichzelf. Het is Peter Pippelings schuld. Het is de schuld van de vieze rat. Het is de schuld van Wormstaart. En nu denkt iedereen dat hij dood is. Iedereen denkt dat hij Peter heeft gedood. Maar niks is minder waar. Peter heeft zijn eigen dood in scne gezet. Hij leeft. Hij leeft en hij zal hem vinden. Hem vinden en doden. Hij is op Zweinstein, zegt hij weer. De Rat is op zweinstein. Uit zijn versleten mantel pakt hij een oud krantenartikel. Er staat een foto op. Een foto van een gezin. En op de schouder van een van de jongens, zit hij. Wormstaart, op de schouder van een jongen die terug zou gaan naar Zweinstein. En daar zal hij ook heen gaan. De koud wordt erger. Hij doet de foto terug in zijn mantel. De kou wordt weer erger en hij weet wat er gaat gebeuren. De celdeur gaat open. Dan gebeuren er allemaal dingen in een flits. De man verdwijnt. Een hond verschijnt. De dementor wil eten de cel inschuiven en de hond wurmt zich door de tralies. Hij rent door. Niemand heeft het inde gaten. Hij rent naar het einde van het eiland. Hij springt en gaat kopje onder. IJskoud water komt in zijn mond, zijn ogen, zijn oren. Ademen lukt even niet meer. De kou is intens. De hond gaat water trappelen. Langzaam begint de hond weer te ademen. En hij zwemt. En zwemt. En zwemt. En nu is hij, de hond, uitgebroken uit Azkaban. Hij heeft iets gedaan wat nog nooit iemand is gelukt. Hij is ontsnapt. Sirius Zwarts is ontsnapt. ----------------------------------- Genner Titel: Luna's Huwelijk Auteur: Genner Onderwerp: Luna trouwt :P Luna's Wedding Ik was uitgenodigd op het huwelijk van Luna Leeflang. Ik keek er erg naar uit omdat ze een excentriek meisje was dat vast een interessante trouwceremonie zou organiseren. Toen ik aangekomen was op de heuvel waar hun huis gebouwd stond, was alles erg rustig. Geen teken van een mogelijke feeststemming. Verbaasd ging op de deur kloppen. Lunas schoongrootvader, Newt Scamander, opende de deur. Hij kende me niet en ik vertelde hem dat ik uitgenodigd was op de bruiloft. Toen ik die woorden gesproken had, vormde zich een glimlach om zijn mond. Hij lachte breed. Kom binnen, kom binnen. Het hele gebeuren vindt plaats in de achtertuin, legde hij uit. Ik stapte naar binnen en keek verwonderd rond. Toen we door het huis liepen, vielen me telkens nieuwe dingen op. Er stonden veel vreemde, kleurige apparaten. Er was een soort theepot die de hele tijd kletste over koetjes en kalfjes, felblauw geschilderd. De oren en de teut waren van brons. Ik trok de achterdeur achter me dicht en daalde samen met Newt Scamander de heuvel af. Het leek onwezenlijk om naast de man te lopen die mn favoriete schoolboek had geschreven, Fabeldieren en Waar Ze Te Vinden. We daalden nu een stenen trapje af en het schouwspel dat zich voor mijn ogen afspeelde, was werkelijk adembenemend. Een grote, witte tent was uitgespreid zover mijn gezicht reikte. Er liepen heel wat vreemde figuren, bohmiens, zigeuners, mannen in kleurrijke pakken met grote snorren en vrolijk zingende dwergen. Een waas van blond haar passeerde vlak voor mij en ik knipperde even met mn ogen. Toen herkende ik Luna. Zij zag me nu ook. Hallo! Ik ben blij dat je er bij bent, werkelijk geweldig. Je ziet er stralend uit, zei ik. Waar heb je die jurk vandaan? Ze droeg een mooie, diepblauwe jurk met bronzen borduursel dat bestond uit vele krulletjes. Dank je! Die jurk heb ik gekregen van mijn Azische vrienden. Perzen hebben hem gemaakt en hij is gekleurd in Turkije. Ik ben er ook heel blij mee. Ik bedacht dat Luna wel heel genereuze vrienden had; de jurk zag er erg duur uit. Tijdens haar reis rond de wereld op zoek naar fabeldieren en meer had ze vast heel wat mensen leren kennen. Het leek er dan ook op dat ze die stuk voor stuk uitgenodigd had. Een man in een degelijk zwart pak kwam uit de menigte. Ik herkende hem meteen als Rolf Scamander, de man die met Luna zou trouwen. Rolf was een gezonde man. Hij was een beetje mollig en had pikzwart, hevig krullend haar. Bakkebaarden omringden zijn gezicht. Hij zag er intens gelukkig uit. Ze waren ook een mooi stel, zoals ze daar stonden, Rolfs arm om Lunas heup. Hij drukte een kus op haar lippen en toen fladderde Luna weg. Ik draaide me om en zag dat er nog een gast was. Kleine, rode wezentjes in groen kostuum met gele hoedjes schoten door de benen van de gasten heen. Ze hadden wel iets weg van aardmannetjes, maar dan kleiner. De kleurencombinatie van hun vacht, kostuum en hoedjes deed wat pijn aan de ogen. Ze hielden schalen eten en drank boven hun hoofden. Als een schaal viel, verdween die meteen en verscheen er een nieuwe in hun handen. De tent was versierd met slingers van planten. Ik herkende veel radijsjes, paddestoelen, zwammen en wierplanten. Ik nam een glas toen een klein wezentje het me aanbood. Het goedje was blauw en smaakte erg zacht. Ik voelde me warm worden van binnen en de zoete smaak zinderde na in mijn mond. Er passeerde weer een wezentje, maar dat zag er helemaal anders uit. Dit wezentje was helemaal van dezelfde kleur, vacht, kostuum en hoed. Het was een diepe kleur, een soort blauwgroen. Het was erg mooi. Toen Luna weer bij me kwam, vroeg ik haar welke wezentjes dat waren. Haar ogen glimden van trots. Dat zijn nu de Nargels. Luna straalde. Even later kwam Rolf er ook weer bij. We moeten gaan, Luna, het gaat zo beginnen. Ik zag nu andere Nargels, die dezelfde, blauwgroene kleur hadden als die die ik even daarvoor had gezien. Luna verdween in de menigte aan Rolfs hand; de ceremonie was begonnen. ----------------------------------- Catie Titel:: Runaway Auteur:: Catie Onderwerp/zeer korte samenvatting:: Twijfels en pijn maken het leven er niet gemakkelijker op. Maar er is altijd een lichtpuntje... Runaway Ze opende haar ogen en liet haar blik door de kleine kamer glijden. Ze wilde verdwijnen en nu meteen. Ze voelde de tranen opwellen in haar ogen, maar ze wilde er niet aan toegeven. Als ze zich nu zwak zou opstellen zou ze hier nooit wegkomen. Ze had haar plannen al gemaakt, ze wist wat ze moest doen zodra hij binnen zou komen. Ze wist dat als ze zou falen, ze een nog groter probleem had. Zachtjes haalde ze adem, probeerde ze zichzelf gerust te stellen, ze wist dat ze dit kon. Ze had al zo vaak dit soort dingen gedaan. Maar ze realiseerde zich heel goed, dat het bij hem zo anders was. ze sprak tegen zichzelf dat ze sterk moest zijn, ze moest hier wegkomen, hoe dan ook. Zijn zachte lippen verplaatsen zich naar haar nek en liefdevol gaf hij haar kleine kusjes in haar nek. Zijn handen gleden over haar buik heen, naar boven toe. Ze kreunde zachtjes, hoe kon ze zijn tedere handen ooit weerstaan? Niet doen, alsjeblieft, fluisterde ze zachtjes. Maar hij luisterde niet naar haar en zijn lippen verplaatsen zich naar boven toe, haar nek, haar oorlelletje en toen over haar kaaklijn, naar haar lippen toe. Toen zijn lippen die van haar raakte kon ze niets anders doen dan zich overgeven aan hem. Ze kuste hem terug en zachtjes sloeg ze haar armen om zijn nek heen. Ze liet een hand door zijn wat langere witblonde haar glijden en haar andere gleed langzaam over zijn rug heen. plotseling werd de deur met een hoop gekraak opengeduwd. Ze keek op. Zijn witblonde haren waren korter dan ze zich kon herinneren, maar het misstond hem niet. Zijn grijze, doordringende ogen keken haar aan, voor de meeste zou hij niets zijn dan een doodnormale jongeman, maar voor haar was hij zoveel meer. En we ontmoeten elkaar weer... Ze antwoordde niet en keek hem aan, met ogen vol emoties. Hij liep op haar af, zachtjes streelde hij haar wang met zijn hand en keek haar aan. Zijn blik verhardde en hij pakte ruw haar pols vast. Waarom? vroeg hij en hij keek haar kwaad aan, Waarom ging je weg? Ze zweeg en keek hem met pijnlijke ogen aan. Uiteindelijk sloeg ze haar ogen neer. Ik was bang. De woorden kwamen er bijna onhoorbaar uit. Voor wat? Voor mij? Nee, dat was het niet... het kwam plotseling zo dichtbij, alles. Het maakte me bang, de drukte, alles. Had er dan met me over gepraat! Dacht je echt dat wegrennen de optie was? Het spijt me! De tranen die waren opgeweld in haar ogen kwamen nu vrij. Het waren echte tranen, ze kon tegen hem gewoon de schijn niet ophouden. Ze voelde dat hij langzaam haar pols losliet en haar toen tegen zich aantrok. Ze liet de tranen lopen terwijl ze zichzelf tegen hem aandrukte. Hij fluisterde geruststellende woorden in haar oor en ne een lange tijd liet hij haar los, pakte haar hand vast en begeleidde haar de kamer uit. Ze wist precies waarheen. Zwijgzaam liepen ze door de tuin heen. Hij had haar hand al een tijdje geleden vastgepakt en af en toe wierp hij een blik op haar en glimlachte.af en toe wierp ze een plagerige blik op hem en toen ze bij de fontein aankwamen liet ze zijn hand los en boog zich over de rand heen. Ze liet haar vinger rondjes maken en keek hoe de kringen in het water zich verspreidden. Hij kwam naats haar staan, zwijgend, maar glimlachend. Uiteindelijk spette ze wat water in zijn gezicht en grijnsde even breed. Hij slaakte een verbaasde kreet en snel deed ze een paar stappen achteruit. Kom hier! zei hij lachend. Maar ze luisterde niet en toen hij bijna voor haar stond draaide ze zich om en rende met een lach weg. Hij ging haar achterna en uiteindelijk werd ze bij haar middel gegrepen en opgetild. Niet veel later lagen ze lachend op de grond. Ik hou van je. fluisterde hij zachtjes tegen haar. Ze keek hem aan, glimlachend. Ik hou ook van jou. fluisterde ze. Hij ging rechtop zitten en keek haar aan. Plotseling merkte ze dat hij nerveus leek. Ze ging rechtop zitten en keek hem wat verbaasd aan. Ze zag dat hij een klein doosje uit zijn zak haalde en haar aankeek. Haar hart stokte toen hij het doosje opende en ze keek hem aan. Geschokt. Wil je alsjeblieft met me trouwen. Tranen welde op in haar ogen, tranen van geluk. Langzaam knikte ze. Niets liever. Zijn warme lichaam lag tegen het hare aan,. Zijn regelmatige ademhaling bewees dat hij al sliep. Ze kon zelf de slaap niet vatten. De angst die haar eerder was overvallen was teruggekomen toen ze had gezien hoe hij naar haar had gekeken. Hoe hij had gekeken toen zijn zoon haar vasthield. Ze was doodsbang voor die blik. Ze vroeg zich af of dit wel wijs was. ze zuchtte, ze moest nadenken, maar de grote dag kwam steeds dichterbij. De dagen waren langzaam verstreken. Elk moment dat ze alleen was had ze geprobeerd na te denken, maar was ze tot niets gekomen. Zachtjes wreef ze over arm heen, een grote blauwe plek bevond zich onder haar kleding. Ze hoopte dat de blauwe plek weg zou zijn voor de dag, maar ze wist wel beter. Ze moest dus een moment alleen vinden bij het omkleden om de blauwe plek te verbergen, of liegen... Laat me los! haar stem was kwaad en ze keek hem aan. Hij trok haar echter dichter naar zich toe en ze keek hem aan. Angst was toch te zien in haar ogen. Zon mooi gezichtje... fluisterde hij zachtjes tegen haar, Geen wonder dat hij voor je viel. Laat me gaan, ik heb je niets misdaan! Ownee, je hebt me zeker niets misdaan... het is alleen je manier van kijken, hoe je grijsblauwe ogen kijken, hoe elke emotie ervan af is te lezen en je het sosm toch voor elkaar krijgt om zo emotieloos te krijgen. Men wordt er meteen aan gevonden, maar dat wist je al, toch? Gezien je verleden... Waag het niet om het over mijn verleden te hebben! woede klonk nu in haar stem, Ik heb fouten gemaakt ja, maar dat heb jij ook gedaan! Plotseling voelde haar wang branden en langzaam draaide ze haar hoofd terug, schrik stond in haar ogen getekend. Misschien had ze beter niet terug kunnen kijken, dan had ze de volgende klap nooit zien aankomen... Het was de nacht voor de grote dag, alles was gereed, haar jurk hing in een andere kamer klaar. de bruidegom mocht de jurk nooit zien voordat de trouwdag was, dat bracht ongeluk. Het was al laat en hij sliep al. Langzaam ging ze rechtop zitten en keek naar zijn slapende gestalte. Zachtjes duwde ze een kus op zijn lippen, het was misschien wel de laatste keer dat ze dit ooit zou kunnen doen. Toen stapte ze uit het bed en begon zich om te kleden. Snel propte ze nog wat kleding in haar tas en liep toen zachtjes naar de deur toe. Waar denk je heen te gaan? Geschrokken draaide ze zich om en daar stond hij, aangekleed en wel. Zijn haar zat nog warrig en hij keek haar aan. Je begrijpt het niet, ik kan dit niet. Hij schudde zijn hoofd en begon op haar af te lopen, maar ze was hem voor. Ze draaide zich om, opende de deur en ging ervandoor. Toen ze buiten was begon ze te rennen alsof haar leven ervanaf hing. Naomi wacht! Ze stopte toen hij haar naam riep en langzaam draaide ze zich om. De pijn was op haar gezicht te lezen en ze schudde haar hoofd. Draco, alsjeblieft. Laat me gaan. Nee Naomi, ik hou van je en ik laat je niet gaan. Wat is er aan de hand? Je zult het nooit begrijpen. Vertel het me dan eens! Wat is er aan de hand. Ze schudde haar hoofd en draaide zich om. Maar hij pakte haar pols vast en trok haar naar zich toe. Wanhoop was in zijn ogen getekend Is het vanwege mij? Ze schudde haar hoofd. Nee, natuurlijk niet. Hoe zou het aan jou kunnen liggen..? Als het niet aan mij ligt, neem me dan met je mee. Ze keek hem aan. In zijn ogen stond wanhoop, hij wilde haar niet kwijtraken, nooit. De angst in haar ogen kon hij niet begrijpen. Je hoeft me niet te vertellen wat er is, als je me maar meeneemt. Ik wil je niet kwijt. fluisterde hij zachtjes. Ze knikte langzaam. We moeten eerst naar Gringotts, we zullen al het geld wat we hebben nodig hebben voor onze reis. Hij knikte en plotseling trok hij haar tegen zich aan en kuste haar. Het was een lange kus en uiteindelijk brak Naomi hem af. We moeten nu gaan, anders zullen we worden ontdekt. Hij knikte en toen ze van het terrein af waren pakte hij haar stevig vast. Niet veel later verdwenen ze... ----------------------------------- Frie Titel: Verliefd Auteur: Frie Onderwerp/zeer korte samenvatting: Nu het Hufflepuff maand is, heb ik een verhaal over Carlo Kannewasser geschreven ;) Hij opende zijn ogen en keek naar de klok. vijf uur. mompelde Carlo. Hij draaide zich nog een keertje om in zijn bed en sloot zijn ogen weer. Hij dacht verder aan haar... Carlo! Wakker worden! Hij voelde dat hij door elkaar geschud werd. Huh? Wat is er? vroeg hij slaperig. Wat er is? Het is acht uur! We moeten gaan ontbijten en dan naar Bezweringen. Hij ging rechtop zitten en zag dat Joost voor hem zat. Ga al maar, ik kom wel. Joost keek met gefronste wenkbrauwen aan. Is alles wel goed met je? Carlo zuchtte. Jaja, alles ok. Hij stond op en zocht naar zijn gewaad. Dan ga ik maar. Besloot Joost. Carlo greep zijn gewaad dat op de grond lag en zocht naar zijn das. Waar is dat domme ding nou? gromde hij. Straks kom ik nog te laat. Carlo, eindelijk! riep Joost toen hij aan kwam lopen. Ik vond mijn das niet. zei hij. Haast je maar! We hebben nog maar vijf minuutjes. Carlo pakte een boterham en smeerde er boter op. Maar plots voelde hij zich helemaal warm worden vanbinnen. Zijn mes gleed uit zijn hand en hij kon alleen nog maar voor zich uit staren. Haar lach, haar ogen, haar haren, Hij kon niets zeggen dat hij niet prachtig vond aan haar. Carlo? Heuh? Hij besefte dat het wel een heel raar zicht moest zijn geweest. Dat mes dat viel en hij die met open mond voor zich uit staarde, zonder met zijn ogen te knipperen. Weet je wel zeker dat je je goed voelt? vroeg Laura die aan de andere kant van de tafel zat. Niets aan de hand. zei hij flauwtjes. Kom, we gaan! besloot Joost en ze stonden recht en gingen richting Bezweringen. Goeiemorgen! Huffelpuff en Ravenklauw, dat wordt zeker een leuke les! piepe professor Banning. Vandaag gaan we enkele spreuken herhalen, zoals Wingardium Leviosa en Accio, en we gaan er dieper op in. Carlo zuchtte. Fijn zeg, een hele les veertjes laten zweven. Joost lachte stilletjes. Ik heb wel andere dingen aan mijn hoofd. Carlo keek hem nieuwsgierig aan. Ik ga haar straks vragen of ze vrijdag met mij naar Zweinsveld gaat. Haar? Wie bedoel je? vroeg Carlo. Ginny Wemel. Carlo zuchtte opgelucht. Oh, Ginny Wemel. herhaalde hij. Wat? Vind je haar niet knap? vroeg Joost verbaasd. Jawel. antwoordde hij. Hij wou niet over Ginny praten, zij kon hem niks schelen. Ze is heel knap. besloot hij dan maar. Joost grijnsde. Ik heb gehoord dat ze me knap vind. zei Joost opgetogen. Joost, hou nu eens twee minuten je mond! riep Carlo. Stilte daar! beval Banning met een hoog stemmetje. Joost keek Carlo met een opgetrokken wenkbauw aan. Carlo pakte zijn veer en zei: Wingardium Leviosa. Zijn veer ging zachtjes de hoogte in. Het werd donker, Carlo zat buiten op een bankje en hij dacht aan zijn leven, zijn familie, zijn herinneringen maar vooral aan haar. Hey Carlo hoorde hij opeens en hij keek op. Hoi Cho. zei hij vriendelijk. Alles goed met je? vroeg ze en ze ging naast hermzitten. Gaat wel, met jou ook? Cho knikte. Ik was aan ons aan het denken. fluisterde ze. Aan ons? Hoe bedoel je? Ja, we hadden het leuk samen. En ik, ik mis je. Carlo keek in haar betraande ogen. Cho, het was fijn, echt waar, je bent een heel lief meisje en we hadden een leuke tijd. Maar ik voel niets meer voor jou en dat weet je. Maak het alsjeblieft niet erger. Carlo voelde zich schuldig maar hij sprak de waarheid. Het was leuk, maar de liefde was voor hem over. Ik begrijp het. snike ze. Dus je hebt een nieuw meisje ontmoet. Ze glimlachte, al leek het heel geforceerd. Inderdaad. Al heb ik ze niet echt ontmoet, snap je? Hij vroeg zich af waar hij mee bezig was, waarom was hij hierover met Cho aan het praten? Ze is zeker wel knap. zei Cho. Wat bedoel je daar nou weer mee? Hij vond die opmerking buiten alles. Niets. antwoordde ze met een snik. Wie is het? Carlo keek haar aan. Sorry Cho, maar dat zeg ik niet. Ik wil niet dat ze het van iemand anders hoort. Cho knikte. Ik begrijp het Carlo, Maar mag ik je een tip geven? Stel het niet te lang uit, vraag of ze mee gaat naar Zweinsveld. Ik bedoel, als je het haar niet verteld of nooit met haar spreekt zal ze het nooit weten, denk je niet? Carlo glimlachte. Dit had hij niet van Cho verwacht. Dankje. fluisterde hij en hij gaf haar een schouderklopje. Dag Carlo. Slaapwel. en ze stond recht en verliet het schoolterrein. Hij bleef alleen achter De volgende ochtend ontwaakte hij met een goed gevoel. Vandaag ging hij het haar vragen. Hij moest het vandaag wel doen, morgen was het uitstapje naar Zweinsveld al gepland. Hij ging samen met zijn vrienden naar de Grote Zaal en ontbeet er. Ga al maar naar Verweer Tegen de Zwarte Kunsten. Ik kom zo. zei hij tegen Joost. Ok, dan ga ik eerst even Ginny zoeken. glimlachte Joost. Heb je haar al gevraagd? vroeg Carlo nieuwsgierig. Ja, en ze heeft meteen ja gezegt. Joost lachte en draaide zich om. Carlo wachtte aan de uitgang van de Grote Zaal dat ze voorbij zou komen. Hij gluurde even naar binnen en zag dat ze nog altijd aan haar afdelingstafel zat. Hij wachtte. Plots zag hij dat ze recht stond en naar buiten kwam. Carlo slikte. Nu moet het gaan gebeuren. Hey! riep hij vriendelijk. Ze keek hem met grote ogen aan. Alles goed? vroeg Carlo zacht. Ja alles ok. En met jou? Ze glimlachte. Ook. Heb je les nu? vroeg hij. Ja, Gedaanteverwisselingen. En jij? Carlo voelde dat dit gesprek niet echt vlotte. Neen, ik loop wel even met je mee. Ze knikte. Wat was hij toch een enorme domoor! Hij heeft sewwes Verweer Tegen de Zwarte Kunsten van Sneep. En van de ergste leraren van Zweinstein. Ga je morgen ook naar Zweinsveld. Zijn stem beefde. Ze keek op en glimlachte weer. Carlo voelde zijn hart kloppen in zijn keel. Ja. antwoordde ze kort. Geen zin om met mij te gaan? Had hij het gevraagd? Hij stopte met wandelen, ze zag het en stopte ook. Euh, ok. Ze bloosde. Dan zie ik je morgen na het ontbijt? vroeg hij. Dat lijkt me super! Hij zuchtte. Het was hem gelukt! Maar nu moet ik gaan! stotterde ze. Tot morgen. ze draaide zich om maar voor Carlo goed en wel besefte wat hij deed pakte hij haar hand. Ze draaide zich razendsnel om. Tot morgen. fluisterde hij in haar oor en gaf haar een zoen op haar wang. Je bent een echte huffelpuff. zei ze lief. Het zijn prachtige mensen. en ze keek hem aan. Hij glimlachte. Bedankt Hermelien. stotterde Carlo en hij kneep in haar hand. Meneer Kannewasser, u bent te laat! zei de ijzige stem van Sneep. Weet ik. zei hij opgewekt. Sneep trok een wenkbrauw op. Tien punten aftrek voor Huffelpuff! riep Sneep. Maar dat laatste had Carlo helemaal niet gehoord. Hij dacht aan Hermelien, alleen aan haar ----------------------------------- Perijn Titel; De Kus Auteur; Sirius Zwarts Onderwerp/zeer korte samenvatting; Dit is het verhaal van Cho rond de kus met Harry bij de laaste SVP bijeenkomst voor de kerst Het was al weer bijna kerstmis en de kerstvakantie zat er aan te komen en de leerlingen in de leerlingenkamer van Ravenklauw begonnen al flink in de vakantiestemming te komen. In een hoek zat, zoals eigenlijk het hele jaar al, Cho, huilend samen met haar vriendin Marina. Marina was het hele jaar al het steun en toeverlaat van Cho, die Carlo Kannewasser nog steeds erg veel miste. Vanavond was de laatste SVP bijeenkomst voor de vakantie, en Cho had eigenlijk niet zoveel zin in om te gaan. Maar het is juist beter om te gaan, zo kun je Carlo even vergeten en weer je aandacht op Harry zetten zei Marina om Cho wat op te vrolijken. Maar Carlo was zo uniek, zelfs als ik bij Harry in de buurt ben, kan ik hem niet vergeten. Misschien met je eens een stap verder gaan met hem? vroeg Marina. Inderdaad, dacht Cho, misschien kan ik dan Carlo een plaatsje geven. Vanavond zal ik Harry Potter kussen. Die avond gingen Cho en Marina samen tegen acht uur naar de Kamer van Hoge Nood. De hele avond ging voor Cho als een vage gloed voorbij. Uiteindelijk klonk toch het laatste fluitsingnaal van Harry en begon de rest langzaam het lokaal te verlaten. Weet je zeker dat je het gaat doen vanavond? vroeg Marina voor de laatste keer. Ik weet het heel zeker, anders komt het nooit ervan en blijf ik altijd bij Carlo hangen. Maar moet je niet eerst naar de leerlingenkamer om je op te dutten? vroeg Marina duidend op de tranen over haar gezicht. Nee, ga maar vast zei Cho tegen Marina en Marina verliet de kamer. Cho keek nog omzich heen om te kijken of iedereen weg was en keek toen naar Harry die de kussens aan het goed leggen was. Cho kon zich niet meer inhouden en snikte hartverscheurend. Ze dacht weer aan Carlo en of hij het had overleefd als hij ook deze lessen had gehad. Harry draaide zich om en keek haar aan. Wat -? Harry leek niet uit zijn woorden te kunnen komen. Wat is er? vroeg hij zwakjes. Cho veegde de tranen van haar gezicht. S-sorry, zei ze gesmoord, Ik denk... het komt... nu we deze dingen oefenen... vraag ik me af... of hij nog zou leven... als hij dit ook geleerd had. Harry keek haar raar aan, net alsof hij er niet hier over wilde hebben. Hij hd dit ook geleerd, hij was er zelf zelfs heel goed in, anders had hij nooit het centrum van de doolhof kunnen bereiken. zei Harry bedrukt, Maar als Voldemort je echt dood wil hebben, maak je geen schijn van kans. Bij het horen van de naam kreeg Cho van de schrik de hik. Jij hebt het wel overleeft, als baby. zei ze zacht. Tsja, zei Harry terwijl hij naar de deur liep omdat hij waarschijnlijk graag weg wilde. Ik weet niet waarom. Dat weet niemand, dus is het niet iets om trot op te zijn. Cho dacht dat Harry de kamer wilde verlieten en zei snel O, ga nog niet weg terwijl Cho het bijna niet meer hield aan de gedachte van Carlo en Jeweetwel. Het spijt me dat ik zo van streek ben... dat was niet m'n bedoeling... Terwijl er weer een hik omhoog kwam voelde Cho duidelijk dat haar ogen rood en gezwollen waren, van al dat gehuil de afgelopen dagen. Ik weet dat het vreselijk voor je moet zijn, zei ze terwijl ze Harry goed aankijk en zag dat hij graag weg wilde, Dat ik over Carlo begin terwijl jij hem hebt zien sterven... je wilt het zeker het liefst vergeten? Harry zei niets terug maar Cho zag aan hem dat hij het daarmee eens was, maar dat durfde hij niet te zeggen. Je bent een h-heel goede leraar, zei Cho om geen stilte te laten vallen. Ik heb nog nooit iemand kunnen Verlammen. Bedankt. zei Harry toch enigzins opgelaten. Ze keken elkaar aan het Cho dacht dat het nu moest gebeuren omdat Harry volgens haar heel graag weg wou. Ze keek even omhoog. Maretak, zei Cho en wees naar de maratak boven hun hoofden. Ja, zei Harry schor, Waarschijnlijk zit het vol Nurgels. Wat zijn Nurgels? dacht Cho hardop. Geen idee, zei Harry terwijl Cho weer een stap dichter naar hem toe deed. Dat moet je aan Lijpe Loena vragen, bedoel ik. Cho wist niet wat ze moest doen, lachen om de grap of denken aan Carlo. Ze maakte een vreemd geluid dat tussen een snik en een lach hield. Ondertussen stond Cho vlak voor Harry en keek hem recht in zijn prachtige groene ogen aan. Ik vind je echt heel aardig, Harry. Cho bewoog haar lippen steeds meer naar die van Harry. Ze kon zien dat Harry verbaasd keek en deed toen haar ogen dicht. Toen de lippen van Cho de lippen van Harry raakte voelde ze zich helemaal weer verlost van de gedachte van Carlo. Even later hielden ze op met zoenen. Nou dat was... begon Harry verstomp. Ik hou echt van jouw, Harry zei Cho en verliet de kamer. Toen Cho in de leerlingenkamer kwam zat Marina al op haar te wachten. En, is het gelukt? vroeg ze gelijk toen Cho bij haar kwam zitten. Cho knikte, ze kon nog niks zeggen van het zalige gevoel dat ze nog steeds voelde in haar hele lichaam. Hoe was het? Het was nog wel moeilijk, om Carlo van me af te zetten, maar uiteindelijk... zei Cho alsof ze in de zevende hemel was beland. Wanneer zien jullie elkaar weer? vroeg Marina gretig. We hebben nog geen afspraak gemaakt, al je dat bedoel. zei Cho en kon een grote geeuw niet onderdrukken. Als je niet erg vind, ga ik nu naar bed, truste. Truste Cho. Cho besloot om de volgende aan Harry te vragen of hij met haar uit zou willen gaan. De volgende dag bij het ontbijt keek Cho steeds naar de tafel van Griffoendor, maar Harry was nergens te zien. Ze kon alleen Hermelien vinden, zelf zijn beste vriend Ron was nergens te bekennen. Toen Hermelien opstond om naar de leerlingenkamer te gaan, stond Cho op en liep naar haar toe. Hoi Hermelien zei Cho en zag dat Hermelien een beetje schrok. Hallo Cho, wat is er? vroeg ze snel. Waar is Harry, ik heb hem vandaag nog helemaal niet gezien? vroeg Cho terwijl ze weer om haar heen keek of ze toevallig hem niet ergens zag lopen. O, Harry is samen met Ron naar Rons huis gegaan vanwege een noodgeval met Rons vader. zei Hermelien nogal nuchter. O, wat is er dan met zijn vader? vroeg Cho enigzins verbaasd om het plotselinge vertrek van Harry. Dat weet ik niet, sorry antwoordde Hermelien, Maar ik moet weg, anders mis ik de trein naar Londen. zei Hermelien en liep op een drafje weg. De vakantie sloop heel langzaam voorbij, maar uiteindelijk was toch de eerste lesdag weer aangebroken. Toen Cho na bezweringen richting de leerlingenkamer liep zag ze Harry op de gang staan samen met Ron en Hermelien. Hoi, Harry zei ze toen ze achter Harry stond. Harry draaide zich snel om en schrok van haar plotselinge verschijning. O, hoi. zei hij verschrikt. Nou, wij zijn in de bieb, zei Hermelien snel en sleepte Ron tegen zijn wil in mee. Leuke vakantie gehad? vroeg Cho erg opgelaten omdat ze eindelijk weer met Harry sprak. Ja, best wel. zei Harry redelijk verbaasd. Ik heb eigenlijk niet veel bijzonders gedaan, zei Cho snel en zeer opgelaten. Eh... volgende maand mogen we weer naar Zweinsveld. Heb je het gezien? Dat was inderdaad waar, Cho had vanmorgen in de leerlingenkamer een briefje zien hangen waarop stond van studenten op 14 februari naar Zweinsveld mochten. Wat? reageerde Harry verbaast, O, nee, ik heb nog niet op het prikbord gekeken. Ja, op Valentijnsdag... O ja? zei Harry, nog steeds raar kijkend. Cho zag dat het hem ging dagen, maar nog niet helemaal, Nou, je wilt zeker graag -? Alleen als jij ook wilt, onderbrak Cho Harry zeer gretig omdat ze niet wou wachten totdat Harry uitgedacht was. Harry staarde haar, alsof hij had verwacht dat ze wat anders wou vragen. Ik eh - begon hij. Cho raakte van slag, ze dacht dat Harry niet met haar uit wilde, O, het geeft niet als je geen zin heb. Maak je geen zorgen, Ik ik zie je nog wel. Cho liep verlamd en verslagen langzaam weg van Harry. Cho! H CHO! klonk het hard achter haar. Cho was al halverwege de marmeren trap gekomen toen ze verbaast omkeek. Eh heb je zin om op Valentijnsdag met mij naar Zweinsveld te gaan? Ooo, ja! zei Cho terwijl ze voelde dat haar hoofd vuurrood werd, maar toch glimlachte ze omdat ze eindelijk een date had met Harry Potter. Nou... prima... dat is dan afgesproken. zei Harry en liep bijna huppelend de trap af. Cho keek helemaal verliefd naar Harry die de trap afliep, en liep vervolgens de trap weer op richting de leerlingenkamer. Die avond ging Cho naar bed met het gevoel dat het een perfecte dag geweest was. Ze had eindelijk een afspraak met de beroemde Harry Potter, en nog wel op Valentijnsdag! Niets kon meer een gelukkige, lange relatie met hem in de weg staan, echt helemaal niets meer! ----------------------------------- Perijn Titel; Vriend of Vriendloos Auteur; Sirius Zwarts Onderwerp/zeer korte samenvatting; Loena probeert met behulp van Wisseldrank uit hoe het is om veel vrienden te hebben Loena zat dromerig vooruit te staren in de leerlingenkamer van Ravenklauw. Voor haar hing een schilderij van Rowena Ravenklauw, een van de oprichters van Zweinstein. Onder haar schilderij staat de lijfspreuk van Ravenklauw: Wijsheid zonder grens is ieders liefste wens. De kleuren van Ravenklauw waren ook mooi uitgebeeld in de leerlingenkamer. Het blauw en brons kwam overal naar voren, van de vloer tot aan het plafon. Een aantal klasgenoten van Loena kwamen de trap af vanuit de slaapkamers. De derde jaars leerlingen hadden die ochtend Verweer tegen de Zwarte Kunsten van professor Dolleman. De klasgenoten negeerde allemaal Loena, zoals ze altijd deden. Zo af en toe voelde Loena zich echt eenzaam, maar ze had altijd wat te lezen. Haar vader was namelijk de redacteur van het blad "De Kibbelaar", waar altijd interessante verhalen in stonden, vond Loena, ook al zeiden de andere dat het allemaal onzin is. Op weg naar het lokaal Verweer tegen de Zwarte Kunsten zag ze opeens een groepje vierde jaars lopen, gezellig met elkaar pratend. Loena voelde zich een beetje hol van binnen, zij had helemaal geen vrienden, meestal vond ze dat niet erg, maar nu voelde dat heel leeg aan. Ze voelde een prik in haar wijsvinger. Vast een kabouter, hoopte Loena, want kabouter speeksel is heel heilzaam. Toen ze ging zitten in het klaslokaal voelde ze weer alleen. Niemand ging naast haar zitten. Ze probeerde de gedachte te verdrijven, maar dat lukte niet. Ze had al drie jaar lang zonder vrienden goed uitgehouden, dus waarom niet nog drie jaar. Maar Loena dacht steeds aan hoe het zou zijn om vrienden te hebben. Twee maanden later zat Loena in de meiden toilet waar een spook genaamd Jammerende Jenny rond spookte. Het was een ideale plek om geheime dingen te doen die veel ruimte in beslag namen, want niemand kwam hier. Voor haar stond een kleine ketel met een stroperige toverdrank er in. Ze haalde een haar uit haar zak. Ze had het haar van een meisje van haar afdeling gepakt. Ze had er wel voor gezorgd dat ze opgesloten in een kast zat en dat Loena haar kleren had, zodat ze die kon aantrekken zodra ze de Wisseldrank op had. Ze deed het haar in de toverdrank die in een blauwe kleur veranderen. Ze deed wat in een beker en dronk het op. Cho Chang liep uit de toilet en ging richting de Grote Zaal, vanavond was namelijk de Kerstbal van het Toverschool Tournooi. Toen ze in de hal kwam keek ze ongemakkelijk om zich heen, alsof ze niet wist waar ze heen moest. "H, Cho, hier ben ik" zei een stem achter haar en ze voelde een hand op haar schouder. Ze draaide zich om en zag een knappe jongen. Ze wist dat het Carlo Kannewasser was, n van de twee Kampioenen van Zweinstein. "Eh, hallo daar, ik zoek mijn danspartner voor vanavond, weet jij waar ik hem kan vinden?" vroeg Cho. "Voel je je nog wel lekker Cho? Je klinkt zo zweverig vanavond, en ik ben je danspartner, weet je dat niet meer?" zei Carlo met een zeer verbaasde en bezorgde blik. "Oh, eh, ik eh, ik was dat, eh, ik was dat even vergeten, kwam waarschijnlijk door de Knarkloppertjes" zei Loena onzeker, ze vreesde nu het ergste, als Carlo inderdaad haar danspartner was, betekende dat ze de avond moest openen met de andere kampioenen. Carlo, nog steeds achterdochtig, ging samen met Loena de Grote Zaal binnen en ging vooraan zitten, bij de andere kampioenen en hun partners. Loena voelde dat iedereen naar haar staarde en aandacht voor haar had, het voelde enerzijds goed, maar anderzijds toch ook weer niet, als kon ze dat niet echt goed beschrijven. Gelukkig had Loena zich al voorbereid op het maaltijd en een flacon met Wisseldrank meegenomen, zodat ze niet opeens halverwege de avond zou terug veranderde in haar zelf. Na het eten, waar Loena veel aandacht kreeg en met veel leerlingen en leraren praatte, kwam toch het moment daar dat ze moest gaan dansen, iets waar Loena eigenlijk niet goed in was, omdat ze nog nooit iemand had om mee te dansen. Carlo pakte haar hand vast en begeleidde haar naar het midden van de Grote Zaal, waar de tafels naar de zijkant waren getoverd. De vier Kampioenen en hun partners stonden klaar om te dansen toen de muziek begon. Loena kreeg niet veel mee van het dansen, alleen dat ze voelde dat iedereen naar haar staarde, dat ze zo snel mogelijk weg wou en dat ze absoluut niet kon dansen. Het leek een eeuwigheid te duren voordat de muziek stopte. Loena probeerde weg te gaan, maar Carlo pakte haar arm stevig vast. "We zijn nog niet klaar hoor, de avond is nog jong" zei hij en begon te dansen toen de muziek weer begon. Tot haar opluchting begonnen nu ook andere leerlingen en leraren te dansen. Als snel danste de hele zaal er op los. Toen de muziek weer ophield zei Loena snel dat ze even naar de WC moest. Ze liep zo snel als ze kon de Grote Zaal uit, weg van Carlo, weg van het dansen. Toen ze in de hal was stopte ze even, ze moest even denken waar ze was, toen ze dat weer wist liep ze verder richting de leerlingenkamer van Ravenklauw. Onderweg kwam ze langs de kast waar ze de echte Cho Chang had opgesloten. Ze deed de kleren van Cho uit en legde die naast de nog bewusteloze Cho. Toen ze in de leerlingenkamer was keek ze naar het schilderij van Ravenklauw met haar lijfspreuk eronder: Wijsheid zonder grens is ieders liefste wens. Wat ze vanavond had gedaan was absoluut geen wijsheid, dit had ze nooit mogen doen, nu wist ze dat ze veel gelukkiger was zonder vrienden dan met. Het was ondertussen alweer juni en de laatste Opdracht van het Toverschool Tournooi zat er aan te komen. In Loena's gedachte knaagde de Vergevenisloppertjes nog steeds aan de gedachte van het Kerstbal en Carlo. Ze moest toch een keer vertellen wat er echt was gebeurt die avond. Op de ochtend van de Derde Opdracht was ze al vroeg in de Grote Zaal en zag Carlo alleen zitten aan de Huffelpuf tafel. Loena liep naar hem toe. "Hallo daar, vind je het erg als ik naast je komt zitten?" vroeg ze zweverig. "Nee hoor, je mag gewoon gaan zitten, er is plek genoeg hier" zei Carlo beleeft en ging verder met het ontbijt. "Kijk uit, daar zweeft een Knarkloppertje" zei Loena snel en geschrokken. "En wat?" vroeg Carlo zeer verbaast. "Een Knarkloppertje, ze zijn onzichtbaar en die vliegen in je oor naar binnen en maken je suizelig" ze Loena doodgewoon. "Ok, dan" zei Carlo sarcastisch en negeerde haar en ging weer verder met het ontbijt. "Ik moet je nog wat anders vertellen" zei Loena en Carlo keek op. "Ik heb met tijdens de Kerstbal met je gedanst", Carlo keek nu erg vreemd en stikte zowat in zijn boterham, "ik had Wisseldrank op, ik wou weten hoe het voelde om vrienden en bekend te zijn, maar het was eigenlijk niks voor mij, daarom ging ik zo snel weg. Het spijt me dat ik het heb gedaan, nou ik moet weer gaan, ik wil meer ontdekken over de Kreukelhoornige Snottifant, nou doei" zei ze en ze stond op en huppelde weg nog voordat Carlo iets kon zeggen en bleef haar zeer verbaast na staren voordat hij weer verder ging met zijn ontbijt, waarschijnlijk denkend dat hij het allemaal gedroomd of bedacht had. Toen Loena in de leerlingenkamer kwam zag ze Cho en haar vriendinnen zitten en ging achter haar zitten. Ze hoorde dat ze een beetje overstuur was. Ze had het over Carlo, die sinds de Kerstbal, waarvan ze overigens niets meer van kon herinneren, erg vreemd tegenover haar gedroeg. Ze zei dat ze wou wat er toen was gebeurt. "Je zult daar nooit achterkomen hoor, de Knarkloppertjes hebben je hersenen te veel aangetast blijkbaar." zei Loena zomaar uit het niets tegen Cho. Cho keek om en keer haar aan met een zeer verbaasd gezicht, "Waar heb jij het nou over, wat zijn Knarkloppertjes nou weer, die bestaan helemaal niet, ik ben gewoon vergeten wat er is gebeurt die avond" zei Cho vuil tegen haar. "Echt niet, je bent het niet vergeten" zei Loena en ze liep een beetje boos weg. Ze ging naar haar slaapkamer en ging op haar bed liggen. Ze wou dat ze nooit de Wisseldrank had gebruikt, had ze maar nooit willen weten hoe het voelt om vrienden te hebben. Ze zou nooit meer vrienden kunnen worden met Carlo, dat wist ze zeker, maar nu Cho vuil tegen haar deed kon ze het wel vergeten, zij was de populairste meisje van de afdeling, nu zou iedereen haar voorgoed negeren. Ze ging op haar rug liggen en staarde naar het plafon, eigenlijk wou ze niet naar de Derde Opdracht gaan, vanwege Carlo, maar ze wou ook niet het grote spektakel missen. Die avond ging ze toch naar het zwerkbalstadion, om Harry Potter aan te moedigen aan, de andere Kampioen van Zweinstein. En toen Harry en Carlo uit het doolhof kwamen, bleek dat Carlo was vermoord, volgens het schoolhoofd door Jeweetwel, maar het Ministerie ontkende dat, maar Loena wist zeker dat Perkamentus gelijk had en steunde hem, net als Harry Potter, die het allemaal had zien gebeuren. Ondanks Loena's afkeer tegen vrienden na de ervaring met de Wisseldrank, zou ze vier hele goede vrienden krijgen in de strijd tegen Jeweetwel. ----------------------------------- miss_sweet Titel: His one and only kiss Auteur: miss_sweet Onderwerp: Lily/Severus Overige: Ik vind dit echt een heel mooie en lieve ship. En het idee voor deze one-shot kwam spontaan gisterennacht, dus heb ik het meteen uitgewerkt. Laat zeker weten wat jullie ervan vinden, want ik ben ook aan het denken om een L/S fanfiction te schrijven. Veel leesplezier! _______________________________________________ His one and only kiss I loved you more than Ive ever known Those starry eyes Those tender lips You made my heart melt Then boil into a roaring fire I now know What my eyes could not see You are the only one that is for me Many nights those tears flew Being myself without anyone Anyone to care about the thoughts Looking at the sky and knowing Many mistakes I had Many mistakes I have had Gary R. Hess Lily. De stem klonk schor en zacht. Het leek net of het van ergens anders kwam. De kamer was donker en een jongen zat achter zijn bureau met heel zwak licht dat kwam van zijn toverstok. Hij keek naar een foto en leek diep in gedachten verzonken. Severus! De luide stem deed hem opschrikken en hij werd zich weer bewust van plaats en tijd. Snel stopte hij de foto terug in de lade en ging naar beneden. Daar stond zijn vader die hem streng aankeek. Severus vroeg zich af wat hij nu weer verkeerd had gedaan. Er staat een meisje op je te wachten buiten. Zijn vader keek hem doordringend aan, net of hij zijn gedachten wou lezen. Wie komt er jou bezoeken? zei hij minachtend en neerbuigend. Maar Severus hoorde het niet meer, het leek net of zijn hersenen verlamd waren. Lily? Voor zijn huis. Zonder nog op zijn vader te letten, rende hij snel naar buiten. Daar stond ze met haar rug naar hem toe. Haar vuurrode haren dansten op haar schouders en in de lucht door de kille wind die waaide. Maar zelfs zo en met haar rug naar hem toe zag ze er nog steeds prachtig uit. Severus zuchtte zacht en ging naar haar toe. Lily, zei hij zacht. Wat hij echter niet verwacht had, dat ze opeens haar armen om hem heen sloeg en snikkend haar gezicht tegen zijn schouder drukte. Een beetje onbehulpzaam en onwennig sloeg hij zijn armen om haar middel. Hij wou haar wel voor eeuwig vasthouden. Wat scheelt er, Lily? vroeg hij bezorgd en met een hand raakte hij heel delicaat haar haar, als helemaal bezeten gleed hij met zijn vingers door haar prachtige haar. Maar al snel stopte hij hiermee toen hij besefte wat hij deed. Petunia, snikte ze. Ze haat me. En ze heeft mama en papa tegen me opgezet. Oh Sev, ik weet niet meer wat ik moet doen. Ze liet hem weer los en keek hem met haar betraande, maar toch prachtige groene ogen aan. Vanbinnen ging er bij Severus iets tekeer, hij wou haar voelen, vasthouden, troosten. Maar hij zag hoe ze rilde van de kou. Het is hier veel te koud, Lil. Kom mee naar binnen, dan praten we daar verder, probeerde hij geruststellend. Hij was een dergelijke situatie niet gewend en voelde zich een beetje ongemakkelijk omdat hij zich niet goed wist te gedragen. Vinden je ouders dat niet erg? vroeg ze een beetje onzeker en staarde naar de deur. Severus was er zich goed bewust van dat hij hier later problemen door zou krijgen, maar Lily was belangrijker. Hij moest haar troosten, haar lieve lach moest weer op dat mooie gezichtje van haar komen. En dat was ook de reden dat hij loog. Nee, natuurlijk niet. Gerustgesteld glimlachte ze lichtjes en volgde hem mee naar binnen. Het eerste wat Lily opviel, was dat het huis een heel akelige en bedrukte sfeer had. De meubels waren armzalig en het was donker binnen. Ze bleef dicht bij Severus, omdat ze zich niet op haar gemak voelde. En toen ze langs de woonkamer kwamen, zag Lily iemand in de zetel zitten met zijn rug naar haar. Lily vond dat het wel beleefd was dat ze even dag zei, maar omdat Severus al op de trap stond en haar vragend aankeek, volgde ze hem maar snel. Bij zijn kamer aangekomen, keek hij haar even verontschuldigend aan. Het is nogal klein en leeg, maar ik ben er tevreden mee. Hij werd een beetje rood en keek naar de grond. Lily glimlachte geruststellend. Hij was zo lief dat hij haar liet binnenkomen, het kon haar helemaal niks schelen. Dit was de eerste keer dat ze hier was. In zijn kamer stond alleen een bed tegen de muur, een stoel en een krikkemikkig bureau. Het was heel donker en de gordijnen waren voor het raam getrokken. Maar gelukkig deed Severus het licht aan en gebaarde haar op het bed te zitten. Zelf schoof hij de enige stoel in de kamer dicht bij het bed en ging voor haar zitten. Je moet je geen zorgen maken, het komt wel goed, zei hij om de stilte te doorbreken. Hij hoopte dat hij niets verkeerd had gezegd, want Lily barste opnieuw in tranen uit. Ik hou zoveel van haar, maar ze kan het me gewoon niet vergeven dat ik een heks ben. Ze heeft een smerige streek uitgehaald. Ik weet niet of dat ik het haar kan vergeven. Ze is mijn zus en toch doet ze... Lily stopte om met haar hand haar steeds sneller vloeiende tranen weg te vegen. Severus toverde een zakdoek tevoorschijn en overhandigde het aan haar. Het komt wel goed, zei hij opnieuw. Het is goed dat je gekomen bent. Sev, bedankt. Ik wist niet wat ik moest doen of waar ik moest gaan. Ik wou daar gewoon even weg. Severus kon er niet tegen haar verdrietig te zien, het deed hem pijn. Hij wou haar nooit zien huilen, hij wou haar alleen maar gelukkig en vrolijk zien. Hij stond op en ging naast haar op het bed zitten. Hij keek recht in haar betraande ogen. Jij verdient het niet om ongelukkig te zijn, zei hij zacht en een beetje verlegen omdat hij zo dicht bij haar zat, sloeg hij zijn ogen neer. Oh dat is zo lief, zei Lily en ze hield op met snikken. Ze keek naar Severus die naar zijn handen staarde. Je bent echt een geweldige vriend, weet je dat. Eindelijk glimlachte ze oprecht. Haar hele gezicht klaarde op, haar ogen straalden en er kwamen kleine kuiltjes in haar wangen. Zonder het te beseffen, staarde hij haar aan. Ze was gewoon beeldig. Severus? vroeg ze een beetje verbaasd, omdat hij zo staarde. Maar hij leek haar niet te horen. Hoe vaak had hij hier niet van gedroomd. En nu zat ze hier. Lily Evers zat op zijn bed en hij zat zo dicht naast haar. Ze zei dat hij geweldig was. Hij kon zijn ogen niet afwenden. Het leek alsof zij hem had betoverd. Lily lachte zacht en boog zich naar hem toe om met een hand voor zijn ogen te zwaaien. Dit had hij helemaal niet verwacht. Zo dicht was ze nog nooit geweest. Hij voelde haar warme adem op zijn lippen. Hij kon zich niet langer beheersen. Zijn hand raakte haar wang en voor ze kon reageren, drukte hij zijn lippen op haar zachte, warme lippen. Het leek alsof alles vervaagde, alsof hij droomde. Het voelde goed, t goed. Severus voelde hoe ze verstijfde. Maar toen hij langzaam zijn hand over haar rug liet gaan, leek ze te ontspannen. En Severus dacht dat zijn hart zou ontploffen toen ze hem terugkuste. Wat hij niet besefte was dat Lily op dit moment kwetsbaar was en dat dit helemaal niets met liefde te maken had. Zijn mooie droom verbrak al snel, toen Lily zich uit zijn omhelzing losmaakte en hem met grote ogen aankeek. Onbewust en ongelovig bracht ze haar vingers naar haar lippen waar hij haar zojuist had gekust. Nee, zei ze zacht. Dit.. ik mag niet... Verward keek ze hem aan, maar van zijn gezicht kon ze geen emotie aflezen. Severus wou het haar zeggen, de drie woorden die hij elke avond zei toen hij ging slapen. Terwijl hij zichzelf moed insprak, stond Lily op. Ik kan beter weggaan. Lily, nee. Je moet luisteren... Maar dat deed ze allang niet meer. Ze ging weg en liet een teleurgestelde Severus met een gebroken hart achter. She told me tonight she doesn't want me, a tidal wave of pain causes my vision to blur. My world shatters like glass, I am only a spectator... numbly sitting and watching, unable to catch the flying pieces. As I blindly reach out, there's nothing solid to grasp... emptiness slips through my fingers, and pain is my only companion. Linda Ritnour Edit: dit gedichtje hoorde er oorspronkelijk bij, maar ik dacht dat het einde zou verpesten. Maar zo is het beter denk ik (: ----------------------------------- reneetjuh Titel; verloren hoop Auteur; reneetjuh Onderwerp/zeer korte samenvatting; twee onmogelijke liefdes Verloren Hoop Vertel mij het verhaal van verwrongen leugens. Over ondenkbare liefde en onvergeeflijk verraad. Kom aan mij en waarschuw mij voor oneindige wanhoop en de zachte duisternis die kwam verlichten. Vervolgens drupte de rode vloeistof in de onschuldige sneeuw. Het stroomde tussen de ijskristallen door en probeerde een uitgang te vinden. Het vermengde zich met modder, voetafdrukken en dode grassprietjes, die zich onder het stralende wit verscholen hadden. Een krankzinnige lach rolde over haar lippen. Haar ogen straalden triomf uit op het moment dat zij naar het dode lichaam van haar geliefde keek. Zijn ogen waren wijd opengesperd en zijn lippen stonden een beetje open, verstokt in een zin die helaas nooit meer gehoord zou worden door de vrouw. Haar kleren zaten net als de zijne vol met scheuren, modder en natte vlekken. Tenslotte viel ze op haar knien. Ze hief haar handen omhoog en keek naar de duistere wolken die zich boven haar sloten. Haar tranen vermengden zich met de regen die plotseling alle kanten uitspatte. Hoewel zij nog zoveel te zeggen had, zweeg zij ook en zonk langzaam in de duisternis. 'Geweldig!' Van blijdschap klapte Bestianer in zijn handen. Zijn mondhoeken krulden omhoog zodat zijn mond een brede glimlach vormde, die zijn blije en verrukte woorden enkel kracht bijzetten. Hij sprong uit zijn klapstoeltje en klom op het podium, dat elke dinsdagavond werd klaargezet in de Grote Zaal, zodat ze goed konden oefenen. De leerlinge die op het podium stond te trillen op haar benen, was blij dat haar stukje waar ze wekenlang voor had geoefend eindelijk voorbij was en verwachtte dat hij nu zou komen met zijn kritiek, gezeur en ander geneuzel, dat anders nooit ver weg was. Maar dit keer bleef het stil. Enkel het woord 'geweldig' werd steeds herhaald. Ook de andere leerlingen, die zo hun best deden om Bestianer tevreden te stellen, staarden met open monden naar het verlegen meisje dat net zo'n boeiende en pakkende monoloog had voorgedragen. Zodra Bestianer naast het meisje stond, hurkte hij op zijn knien en pakte als een echte prins in een dramatisch toneelstuk haar handen en begon te spreken. Het meisje moest blozen toen zij zijn woorden hoorde en wist niet goed wat ze moest zeggen. Al een paar dagen had Bestianer gezocht naar een geschikt verhaal, een rode draad of een gedicht waarop hij zijn toneelstuk kon baseren, maar niets scheen hem goed genoeg te zijn. Iedere leerling die een stuk had voorgelezen en geprobeerd had om Bestianer voor zich te winnen, was harteloos weggestuurd met de mededeling dat het te slap, voorspelbaar of te ingewikkeld was. Tientallen stukken perkament had de jongemandoorgenomen en stuk voor stuk had hij ze in de prullenbak gegooid. Wanhopig was hij begonnen met het zoeken naar toneeltalenten op Zweinstein, zodat hij dat probleem in ieder geval had opgelost. Want de leraar Voorspellend Rekenen was geen oude en saaie man zoals iedereen in gedachten had. Zijn lessen waren gezellig en bovendien leerzaam. Sinds zijn aanstelling een paar jaar geleden hadden veel meer mensen, vooral meisjes, besloten om het vak te volgen. Het schoolhoofd Anderling was tevreden met het resultaat. De cijfers waren de afgelopen jaren met een paar punten omhoog gegaan. Maar Bestianer was ook een jongeman van Dramatiek, schoonheid en muziek. Hij vond het niet acceptabel dat Zweinstein nauwelijks aan cultuur deed en had erop gestaan elk jaar een toneelstuk te regisseren, dat rond kerst werd opgedragen voor de leerlingen en de leraren die wensten te kijken. Klassiek, modern, liefde of oorlog, het thema maakte niet veel uit. Dit jaar had hij echter niets geschikts kunnen vinden. Uiteindelijk had hij de leerlingen laten zoeken. Deze kwamen allemaal met flutverhalen over jonge mensen met onbenullige problemen. Neen, zoiets kon de professionele toneelstukken van de voorgaande jaren niet opvolgen. En dit meisje, met haar lange zwarte haren die sluik langs haar gezicht vielen was zijn redding. Een natuurtalent op het podium en bovendien met een verhaal dat iedereen in zijn greep had gehouden. Haar donkere ogen hadden triest gestaan, prachtig verbonden met de trieste ondertoon die over haar hele monoloog had geheerst. Bestianer was zeker onder de indruk en bovendien was hij ervan overtuigd dat dit meisje de hoofdrol moest krijgen, ook al zag ze er zo verlegen uit en leek ze absoluut niet bestemd tegen de druk die hing over grote rollen. 'Prachtig! Dit moeten we hebben. Is het toevallig een stuk uit een verhaal dat jij nu op je nachtkastje hebt liggen?' vroeg Bestianer terwijl hij zachtjes in haar handen kneep. 'Je hebt het geweldig gedaan! Uit jouw mond zal het vast vele malen mooier geklonken hebben dan het in werkelijkheid is, maar uiterlijk bedriegt nou eenmaal de werkelijkheid. Kindje, prachtig meisje, kom alsjeblieft bij ons in het team en ik zal je ervan verzekeren dat je de tijd van je leven tegemoet gaat!' Het meisje bloosde en liet haar hoofd zakken om haar rode wangen te verbergen. 'Ja, het is een stukje uit een dun boekje. Eigenlijk komt het van Dreuzels, maar met een paar kleine aanpassingen zal er niet veel verschil zijn. Ik wil heel graag helpen! Vorig jaar was ik diep onder de indruk en ik ben blij dat ik mag helpen, al was het maar achter de schermen,' zei ze met een zachte stem. Nu ze zichzelf was en niet stond te vertellen over de liefde en haat van twee mensen, was ze niet zo aangrijpend als Bestianer eerst gedacht had. Maar hij wist zeker dat zij zou uitblinken, met de juiste aanwijzingen. 'Maar, luister! Ik wil dat jij de hoofdrol gaat spelen! Jij bent uiterst geschikt en jij hebt mijn eer gered! Kom en haal nu het boekje waar het gehele verhaal instaat. Ik zie je zo weer terug!' lachte Bestianer. Er blonken tranen in haar ogen toen ze dit nieuws hoorde en een rilling liep over haar rug wanneer ze dacht aan de avond die zou komen en waarin zij in het middelpunt zou staan! Hoewel ze zoiets nooit gedurfd had, wist ze zeker dat ze met Bestianer als steun alles aankon. In haar slaapzaal sprong de verlegen schone op haar bed. Ze trok de lade van haar kastje open en haalde een donkergroen boekje tevoorschijn. Haar vingers streelden de sierlijke zwarte letters van de kaft. Verloren hoop, stond erop geschreven. Ze wist dat Bestianer aan het wachten was, maar kon het niet laten het boekje even open te slaan. Zelf was ze net zo aangegrepen door het verhaal als alle anderen. Nadat ze een paar weken geleden het boekje in een grote kast had gevonden, was ze niet in staat geweest het weg te leggen totdat ze het uit had. In haar boekentas had ze het bij zich gedragen en iedere minuut waarin ze wat tijd voor zichzelf had, lag het boekje open voor haar. En zodra ze de laatste bladzijde in haar geheugen geprent had, begon het allemaal opnieuw. Ik weet nog goed hoe het allemaal begon. Op mijn achtste verjaardag kwamen de hele familie, vrienden, kennissen en vage bekenden langs om de feestdag waarop mijn verjaardag viel, te vieren. Elk jaar werd er een groot bal gehouden ter ere van de sterfdag van de verloren koning en mijn verjaardag kwam nauwelijks aan de orde. Dit jaar was het feest in ons landhuis. Met hun grote en opvallende koetsen kwamen de rijkste families van het land bijeen om te dansen, eten en te drinken. Ze werden beleefd naar binnen geleid door onze bedienden. In de hal stonden mijn ouders en ik iedereen vriendelijk te verwelkomen en ik waagde het niet te stoppen met glimlachen omdat mijn moeder me een zacht tikje zou geven als ze zag dat ik met een chagrijnige blik tussen onze gasten liep. Ik moest vrolijk lijken, ook al waren de gasten niet hier voor mijn verjaardag. Gelukkig waren er ook kinderen. Ze moesten dicht bij hun ouders blijven, zodat ze onderling konden opscheppen over de verwennerij die de ouders aan hun kinderen gaven en hoe hun zoons of dochters al groeiden. Stiekem hielden we onderling toch contact. We stopten elkaar papiertjes toe of gingen zachtjes fluisteren. Er was een kleine jongen van mijn leeftijd. Zijn donkere haren waren netjes geknipt en liepen net boven het kraagje dat rond zijn hoofdje bolde. Een paar bruine ogen flitsten de kamer rond en ze wisten iedere dame, van elke leeftijd, te charmeren. Misschien kwam het doordat ze onweerstaanbare nieuwsgierigheid uitstraalden of door de wimpers die onschuldig op en neer knipperden. Hoe dan ook, ik was diep onder de indruk van dit jongentje. Zo gingen de eerste regels na de proloog, dat het meisje net had gelezen. Het eerste hoofdstuk was misschien niet zo pakkend en met minder woorden beschreven, zij was niettemin nieuwsgierig geworden. De hele avond hadden haar ogen naar het boekje gestaard, totdat haar jaargenoten, die ze geen vriendinnen durfde te noemen, begonnen te klagen over het felle licht dat haar toverstok had uitgestraald. Maar zodra de zon hoog genoeg aan de hemel stond om de slaapzaal te verlichten, was ze verder gegaan met lezen. Ergens midden in het boek werden de hoofdpersonen van elkaar gescheiden. Hoewel ze met elkaar moesten trouwen, zo hadden hun ouders besloten, ging het niet door. Een knallende botsing tussen verschillende opvattingen, zorgden voor een grote ruzie. Het hele vriendenclubje met de rijkste mensen van de omgeving werd gesplitst en de ouders van de knappe jongen verhuisden naar het noorden van het land. Het meisje bleef eenzaam achter terwijl haar ouders wanhopig zochten naar een andere geschikte huwelijkspartner. Ze was inmiddels al negentien jaar, en bovendien enig kind. Geen toekomstplannen hebben om te trouwen, werd niet geaccepteerd. Mij was het verboden om naar buiten te gaan, maar niemand kon mij beletten door het raam naar buiten te staren. Door het glas heen kon ik de grote weg zien, de weg waarlangs ik straks mijn geliefde zou zien vertrekken. De weg leidde langs de andere landhuizen, verschillende landhuizen en kruisde verderop met de weg naar het noorden, waar Fabian heen zou vertrekken. Straks zou zijn koets voorbij komen. Fabian zou snel een nieuwe partner vinden. Spoedig zou hij trouwen en voor het grote feest zouden zelfs mijn ouders uitgenodigd zijn. Meer om op te scheppen over deze snelle overeenkomst met een familie in het verre noorden, dan om overwegingen de hele toestand weer bij te leggen. Fabian was knap. Hij was nog niet eens vertrokken van mij en nu stond hij alweer op het punt te trouwen. Zijn ogen hadden mij vanaf het begin in zijn macht gehouden. Zijn manier van lopen straalde een zekere nonchalance en zelfverzekerdheid uit, iets wat mensen in mij nooit zouden herkennen. Ik wist dat mijn uiterlijk niet opvallend was, behalve in de categorie van lelijkheid. Mijn haren waren vaal en dof. Ik had een grote neus, die al het andere in mijn gezicht overschaduwde. Ik was tevreden met mijn lichaam, het was alleen jammer dat je gezicht vaak een eerste indruk wekte. Het kon mij niets schelen als ik een oude vrijster zou worden, de enige die ik wilde was Fabian. Het jongentje dat op mijn achtste al mijn hart gestolen had. Ik schrok op uit mijn gedachten toen ik de witte koets van Fabians familie zag naderen. Het geknars van grind kon ik zelfs tot in mijn kamer horen. Met een droevige blik volgde ik de koets totdat hij aan de horizon verdween en mijn zicht wazig geworden was door de tranen die opwelden. Mijn hoop was gevestigd op het idee dat de koets misschien nog zou stoppen voor ons landhuis, maar dat had hij niet gedaan. Fabian had zijn ouders niet kunnen overhalen om hem toch met mij te laten trouwen. De koets reed de ijzeren hekken dat onze tuin van de weg scheidde voorbij. Ik probeerde iemand te herkennen, maar de koets was te ver van mijn raam verwijderd en ik zag zelfs geen donker silhouet. Triest bedacht ik me dat Fabian mij misschien wel vergeten was en nu gewoon zat te lezen terwijl hij op het ritme van de koets heen en weer hobbelde. Het hele boek had de jonge leerlinge in haar greep gehad. Misschien wel omdat ze zich zo goed in de hoofdpersoon kon verplaatsen. Lelijk en verliefd op de populairste jongen van de school. De jaloezie op de bruiloft van Fabian was misschien wel het mooist. Het was precies de steek die zij in haar hart voelde als ze een ander meisje of vrouw met hem zag flirten. Mylene had Fabian het bos ingetrokken, ondanks al zijn bezwaren. Ze kon er niet tegen om te zien hoe Fabian glimlachte naar zijn knappe bruid en het besef dat hij er de rest van zijn leven samen mee zou zijn. 'Mylene, sta niet stil bij het verleden. Onze dagen zijn voorbij. Voor ons is er geen hoop meer, hoe graag wij dat ook zouden willen. Zoek een eigen partner en zorg dat je een veilig leven krijgt. Mylene, ik gun je niets meer dan geluk, een prachtig gezien en een heerlijk leven,' zei Fabian met smekende ogen. Mijn lippen vormden twee dunne strepen op mijn gezicht en om deze woorden begon ik harder te knijpen in zijn arm dan eigenlijk nodig was. Hoe kon hij dat nou zeggen? We hoorden bij elkaar en hadden afgesproken dat niets ons uit elkaar zou halen! Woest duwde ik de takken van het bos opzij. Ik stapte over de donkere regenplassen die de grond bedekten en probeerde mijn jurk zo schoon mogelijk te houden. Toch scheurden onze zondagskleren en een mengeling van modder en water zorgden ervoor dat de zoom van mijn jurk een vies kleurtje kreeg. Als een hond trok ik Fabian achter mij aan, maar hij bood geen tegenstand. Gedwee liet hij zich meevoeren door mijn woede en jaloezie en even voelde ik zijn vingers van zijn vrije hand langs mijn heupen tintelen. Ik keek verdrietig achterom en zei hem dat niet te doen. Het was te laat of te vroeg daarvoor, dat lag aan hem. Bij een mooie open plek hielden we stil. Ik liet hem los en zag hoe hij zo ongemerkt mogelijk over zijn arm wreef. De plek die ik gekozen had straalde een vredige sfeer uit. De sneeuw was nog niet gemengd met de dood dat elders al om zich heen geslagen had. De bomen wiegden als statige wijze mannen heen en weer en een paar eigenwijze grassprietjes en sneeuwklokjes probeerden door de witte vlakte heen te breken. Zwijgen keken we elkander aan maar geen van beiden zette een stap naar voren om de ander zachtjes een teken van liefkozing te geven. Hoewel ik de liefde tussen ons meer dan ooit voelde vloeien, stonden we als ijselijke sneeuwmannen tegenover elkaar. Ik probeerde te bedenken wat het nut was van deze wandeling. Het was het beste om terug te gaan en toe te zien hoe Fabian zijn woord gaf aan dat onuitstaanbare boerenwicht uit het noorden. Ik moest zijn raad opvolgen en een eigen leven gaan leiden. Ik hoopte dat ik toch altijd door zijn gedachten zou dwalen, spijt van deze onbegrijpelijke beslissing. 'Ik ben jaloers,' gaf ik zachtjes toe. Fabian knikte. 'Ik ook. Op alle mensen die kunnen kiezen voor hun grote liefde en een gelukkig leven voor zich hebben. We zullen echter altijd gedoemd zijn. Maar wees gerust, de tijd zal bijna alles helen,' fluisterde Fabian. 'Wistena is een mooi en lief meisje. Ze zal uitstekend bij mij passen. Zo is het beter, Mylene. Zo is het goed.' Ik schudde verdrietig mijn hoofd. Zo was het niet goed, maar we hadden niets meer te kiezen. Onze hoop was verloren en onze liefde zou dooien en verdwijnen net als de sneeuw waar we nu in stonden. 'Fabian, mijn leven stond in het teken van jouw vertrek en als je nu gaat trouwen zal hij in het teken staan van mijn verloren hoop. Als je nu trouwt, zal ik sterven doordat ik vanbinnen opgevreten ben door angst, verdriet en pijn. Blijf bij mij,' smeekte ik voor de laatste keer. Ik voelde het koude lemmet, dat onder mijn jurk verborgen was, tegen mijn huid branden en als een sluwe spin gleden mijn vingers onder de jurk. Ze omklemden het handvat. Met een onbekende woede dat door mijn aderen stroomde en ieder lichaamsdeel in vuur en vlam zette, wist ik dat ik in staat was iedereen om mij heen onherroepelijke schade toe te brengen. Fabian stapte nu voorzichtig naar voren en streelde zachtjes mijn wang. Hij keek mij verloren aan en na een paar minuten opende hij pas zijn mond. 'Lieve, het is te laat. Als we eerder bij elkaar waren gekomen of nooit van elkaar waren weggeweest, dan had het zo kunnen zijn. Ik ben te ver in mijn nieuwe leven om weer een weg terug te kunnen maken, Mylene. Jij bent het mooiste wat me overkomen is. Maar het gaat niet meer,' zei hij droevig. 'Laat het los.' Een schreeuw van haat ontsnapte uit mijn mond. Mijn hand die het mes had geklemd, schoot omhoog en doorboorde zich door de borst van Fabian. Een blik van verbazing en pijn hielden me in zijn greep, totdat hij neerviel. Als een overwonnen prins lag hij. Zijn zwarte haren lagen verwaaierd om zijn bleke gezicht. 'Mylene,' fluisterde hij, steeds weer opnieuw. 'Mylene.' Rode vloeistof drupte in het maagdelijke sneeuw. Een krankzinnige lach rolde over mijn lippen. Zijn hart zou de mijne zijn. Maar hij antwoordde niet meer. Hij was verloren en plotseling besefte ik wat ik gedaan had. Moordenaar! Dief! Verrader! Ik liet me op mijn knien vallen en smeekte om vergiffenis. Fabian bleef me aankijken met zijn bruine ogen, die nog leken te glinsteren van verdriet. Met een schreeuw van pijn en woede trok ik het mes uit mijn geliefde en plantte de punt in het midden van mijn borst. Ik keek naar de lucht boven mij en zag dat hij grauwer was geworden. Regen drupte naar beneden en lieten kleine gaatjes achter in het sneeuw. Dooi, verdwenen. Verloren hoop. Het mijne was verloren gegaan toen ik zijn koets naar het noorden zag vertrekken en ik had dat te laat beseft. Droevig klapte het meisje het boekje dicht en met een schok besefte ze dat ze haar lievelingspassages weer over had gelezen. Bestianer was nu zeker al meer dan een half uur op haar aan het wachten. Toch stond ze niet op om haastig naar de Grote Zaal te gaan. Ze bleef liggen en na een paar minuten haalde ze een minuscuul flesje onder haar bed vandaan. Met een vreemd gevoel in haar borst staarde ze naar de doorzichtige vloeistof, dat voor onvoorwaardelijke liefde zou zorgen. Het machtigste liefdesdrankje ooit. Langzaam schudde ze haar hoofd. Net als zovele andere meisjes hoorde ze bij de groep die Bestianer adoreerde. Zijn ogen achtervolgden haar al maanden in al haar dromen, die tot het paradijs van mooie liefde behoorden. Bestianer scheen haar nooit opgemerkt te hebben tijdens zijn lessen. Met gebogen hoofd zat zij achterin de klas aantekeningen te maken om goede cijfers te halen op zijn vak. Maar hoewel haar cijfer nog nooit lager was geweest dan een A, kende hij nauwelijks haar naam. Ze zuchtte en schroefde voorzichtig het flesje open. Een heerlijke geur van rozen, de zee en haar oude kamer kwamen haar tegemoet. Opnieuw schudde ze haar hoofd. Haar hoop moest niet gevestigd zijn op dit flesje. Als hij haar niet zou opmerken en nooit van haar zou houden, dan was dat haar lot. Ze gooide teleurgesteld het flesje op de grond, waar het kapot spatte in duizenden stukjes. Het drankje stroomde over de stenen alle kanten uit en met natte ogen keek ze ernaar, het drankje waaraan zij maanden gewerkt had. Ze wist dat het drankje niet kon zorgen voor een liefde zoals het in dit boek geschreven stond. Wilde ze Bestianer haar laten opmerken, dan was dit haar kans. De hoofdrol moest ze met beide handen aangrijpen. Elke avond haar tekst studeren, hard werken om geen plankenkoorts te krijgen en luisteren naar de wijze tips van Bestianer. Met een glimlach stond ze op en rende naar De Grote Zaal. Bestianer klapte blij in zijn handen toen hij haar de zaal in zag komen en nam opgelucht het boekje over. Heel even was hij bang geweest dat ze niet zou komen opdagen. Het mysterieuze meisje dat hij nog nooit had gezien. Het leek alsof ze was opgerezen van een waar paradijs en hem was komen redden. Hij was echt bang dat hij het zich maar verbeeld had tijdens een doezeling die hij kreeg van al die saaie verhalen. Maar zodra ze de zaal was ingelopen en met een verlegen glimlach en een geheimzinnige blik in haar ogen op hem af was komen lopen, sprong zijn hart verheugd op. Zijn ogen boorden zich in de heldere ogen van haar en even leken ze gevangen in een moment die alleen zij tween beleefden. Ondanks hun leeftijd en positie voelde zij dat ze altijd voor hem zou kiezen. Deze jongeman, die plotseling op Zweinstein was gekomen en een ware revolutie teweeg had gebracht. En hoewel Bestianer had gedacht dat hij nooit de liefde zou voelen zoals het in de meeste romantische toneelstukken geschreven stond, voelde hij dat dit meisje zijn hart gestolen had in de minuut dat zij in een droevig optreden met haar hele ziel op het podium had gestaan. Ze kenden de gevoelens van de ander niet, maar vanaf dat moment waren hun harten verbonden met elkaar en enkel de dood kon hun band nog breken. ----------------------------------- Mrs Charlie Weasley Titel: Please, don't leave me Auteur: Mrs Charlie Weasley Onderwerp/zeer korte samenvatting: Harry en Ginny. De songtekst waar het verhaaltje op gebasserd is, is van The Kelly Family en word gezongen door Patricia en Jimmy. Please, dont leave me. Ginny huilde. Ze voelde zich miserabel, ellendig en alleen. Harry en zij waren gaan samenwonen en de toekomst zag er rooskleurig uit. Tot die vreselijke dag en Harry besloten had om bij haar weg te gaan. De tranen kwamen weer en ze deed er niet eens moeite voor om ze tegen te houden. Het enige wat ze wilde was iemand die van haar hield, haar beschermde, er voor haar was en die ze al haar liefde kon geven. Haar grote liefde was weggegaan uit haar leven en ze begreep niet waarom, waarom hij zich bedacht had en waarom hij haar verlaten had. Ze had het al zo vaak gevraagd maar hij kon of wilde het niet zeggen. Het was over, het was voorbij. Ze moest met opgeheven hoofd verder maar dat was zo moeilijk. What made you change your mind What made you leave my life If you could tell me straight I might never do it again Please dont leave me Please dont go... Hey little sister dont cry Come on hold your head up high If you could be so brave To let him go his way Please dont leave me Please dont go Please dont leave me I need you so If you cant take my love Or you cant take my soul If you cant take my love Ill learn to let you go Bought a babys dress one day And hid it under my bed (Oh yes she did...) I never did act this way (Whats this way?) Until I met you babe (Babe yeah) Please dont leave me Please dont go Please dont leave me I need you so If you cant take my love Or you cant take my soul If you cant take my love Ill learn to let you go Please dont leave me Please dont go Please dont leave me I need you so. ----------------------------------- Manouk Titel: De Ultieme Grap Auteur: Noukju Onderwerp/zeer korte samenvatting: Geschreven voor een FanFiction Challenge, geen idee wat het thema was. Het gaat over George & Fred Weasley. George streek peinzend met de bovenkant van zijn veer langs zijn kin voor hij woorden in de deur begon te krassen. Fred en hij waren al weken bezig met het verzinnen van de ultieme grap, d manier om Omber eens goed in paniek te laten raken. Aangezien de examens er nu aan zaten te komen waren de leraren strenger. Fred en hij hadden zo ongeveer elke avond strafwerk, en aangezien hun plannen zo niet opschoten hadden ze besloten te doen alsof de examenvrees hen ook in zijn greep had en zich stil te houden bij de lessen. Vooral Anderling was wantrouwig, maar geen enkele leraar had er echt bezwaar tegen. Onder de lessen niet communiceren was natuurlijk geen optie, dus hadden ze iets nieuws verzonnen. Ze hadden ontdekt dat op de derde verdieping, de zevende gang en dan in de eerste jongenstoiletten bijna nooit iemand kwam. Dus de vierde wc werd hun hoofdkwartier. De deur was inmiddels bijna volgekrast met ideen en aanmerkingen daarop. Na een poosje had Fred voor de zekerheid een stukje perkament met Verstopt op de deur gehangen, zodat er echt helemaal niemand meer in die wc kwam. Het had niet lang geduurd voor ze ook de zijkanten begonnen te gebruiken. Overal hingen stukken perkament met dingen die ze 's avonds in de leerlingenkamer bedachten en maffe tekeningen van plannen die ze hadden gemaakt. Maar ht idee zat er nog steeds niet tussen. George maakte zijn zin af. ..en we moeten Dobby vanavond nog nieuwe sokken brengen. Hij veegde de overige inkt met een stuk wc-papier van zijn veer en stopte hem in zijn zak, waarna hij de prop wc-papier op de grond liet vallen. Ze hadden met Dobby geregeld dat deze wc met rust gelaten zou worden. Ze gaven hem eens in de zoveel tijd een paar sokken en deden alsof Harry ze met dat cadeau gestuurd had. Dobby zorgde ervoor dat de andere huiselfen de aantekeningen lieten hangen. Alleen de bevlekte stukken wc-papier verdwenen steeds op miraculeuze wijze. George ging de wc uit, duwde de deur achter zich dicht en richtte zijn staf op het slot. 'Colloportus,' mompelde hij. Zo wisten ze tenminste zeker dat er geen grapjassen in hun toilet zouden komen. Of een idioot uit het Inquisitiekorps die vond dat hij te belangrijk was om een briefje op de wc-deur te lezen. George zag Korzel daar wel voor aan. Die kn niet eens lezen. In gedachten verzonken over het nieuwe plan van Fred klom hij de twee trappen op, terug naar het lokaal waar ze Verweer tegen de Zwarte Kunsten hadden. Hij voelde in zijn zak of hij nog wel genoeg Neusbloednoga had voor de rest van de dag. Hij had er nog twee, dat moest genoeg zijn. Hij duwde de deur van het lokaal open en alle blikken waren gelijk op hem gevestigd. Hij zag de priemende blik van Omber, die hem probeerde te betrappen op iets wat niet mocht. George hief zijn hand een stukje op, zodat Omber zijn bebloede mouw zag, en grijnsde. 'Mijn bloedneus is weer helemaal over. Ik hoop dat ik mijn boek er niet mee heb beschadigd.' Hij zond een onschuldige blik in de richting van Omber en liep terug naar zijn plek. Zodra hij met zijn rug in de richting van Omber liep, grijnsde hij naar Fred en gaf hij een knipoog aan het meisje van Ravenklauw dat zo schrok toen hij plotseling een bloedneus kreeg. Met een uitgestreken gezicht ging hij naast Fred zitten en richtte zijn blik op zijn boek. De bladzijdes waren doorlopen van het bloed en hij kon er amper iets van lezen. Hoewel hij sowieso nog geen letter van het boek had gelezen, wist hij dat Omber deze kans zou gebruiken om hem na te laten blijven. Braaf stak George zijn hand in de lucht. 'Ja, meneer Wemel?' vroeg Omber scherp, na hem eerst tien minuten genegeerd te hebben. 'Het spijt me, professor Omber, maar ik kan mijn boek niet meer lezen.' 'En waarom dan wel niet?' 'De bladzijdes zijn doorlopen van het bloed en ze plakken aan elkaar.' Hij hield het boek omhoog, zodat er een paar druppels bloed op het tafelblad spatten. Het meisje uit Ravenklauw huiverde, en aan de gezichten van enkele anderen te zien was ze niet de enige. 'Dan maak je het schn!' Omber liep bijna paars aan van woede. Dit was nu al de derde keer dat de les verstoord werd. Eerst ging Fred naar de wc, toen kreeg hijzelf 'plotseling' een ernstige bloedneus en nu zwaaide hij met het boek, zodat de bloedspetters rondvlogen. 'Maar professor, ik moest mijn staf opruimen aan het begin van de les.' George moest een grijns onderdrukken toen het gezicht van Omber nog paarser werd. Zo langzaam mogelijk pakte hij zijn staf uit zijn zak. Voor de show bleef hij extra lang in zijn zakken zoeken, waarna hij deed alsof de staf bleef steken. Toen hij hem eindelijk boven het boek hief, deed hij alsof hij na moest denken over de spreuk. Zijn blik gleed vlug over het uitgestreken gezicht van Fred, maar aan de twinkelende ogen kon George zien dat zijn broer moeite deed om niet te lachen. 'Sanitato,' zei hij, aarzelend maar duidelijk, alsof hij niet zeker wist of de spreuk wel juist was en alsof hij geen idee had hoe je moest toveren. Hij hoorde het meisje uit Ravenklauw giechelen. De spreuk had -vanzelfsprekend- uitstekend gewerkt. Hij hoorde het meisje een verrast gilletje slaken en een paar anderen naar adem snakken. Aangemoedigd door het meespelen riep Fred: 'Kijk nou, het is hem gelukt!' Verschillende mensen applaudisseerden en George wierp een vlugge blik op Omber. Hij zag dat ze zo mogelijk nog paarser was dan eerst en hij sloeg demonstratief zijn ogen neer en begon te lezen. Naast hem deed Fred bijna op hetzelfde moment hetzelfde en niet lang daarna was de klas weer stil. Toen de les afgelopen was, nam Omber -die inmiddels een stuk minder paars was- de boeken weer in. Ze inspecteerde het boek van George grondig, maar zoals iedereen wel had verwacht zag het er weer als nieuw uit. Met een zelfvoldane grijns liepen George en Fred het lokaal uit, op weg naar de Grote Zaal. Fred ging iets dichter bij zijn broer lopen en mompelde vanuit zijn mondhoek: 'Wat vond je ervan?' George keek even om zich heen, maar zag geen mensen die zo dicht in de buurt liepen dat ze hem konden horen. 'Dat heeft ze zo onder controle, helemaal met wat hulp van Vilder en Sneep,' fluisterde hij terug. Hij zag hoe Fred weer wat meer rechtop ging lopen en nadacht over George's kritiek. Er verscheen een denkrimpel in Fred's voorhoofd, die pas verdween toen George hem ruw opzij trok om ervoor te zorgen dat hij niet tegen Angelique aan zou botsen. Eenmaal in de Grote Zaal namen ze plaats op de hoek van de Afdelingstafel. Op de bank tussen hen in legde Fred een paar stukke perkament die hij uit zijn tas haalde. George pakte er een stapeltje vanaf en bladerde ze door. 'Wat wil je eten?' George keek verstoord op toen hij Fred's stem hoorde en zag Harry kijken. Hij hield het perkament wat lager en boog eroverheen, zodat Harry niet kon lezen wat erop stond. 'Doe maar wat. Smeer gewoon wat het dichtst bij staat op een stuk brood.' Fred pakte een stapel boterhammen en begon te smeren, zodat George zich weer op de stukken perkament kon concentreren. Hij bladerde door de eerste zes pagina's, waar nieuwe ideen voor de FopShop en de Spijbelsmuldozen op stonden, en legde ze onderop de stapel. Hij bekeek aandachtig de verbeteringen op hun beste grap. Hij sloeg de bladzijde om en kon zijn grijns niet onderdrukken toen hij de tekening van Fred zag. Hij bekeek het gebochelde poppetje met druipend haar dat Sneep moest voorstellen en volgde de wirwar van pijlen. Hij fronste zijn wenkbrauwen toen hij een fout in de aantekeningen zag en viste zijn veer uit zijn zak. Nog voordat hij erom kon vragen hield Fred een potje inkt voor zijn neus en gooide hij een stapeltje boterhammen op George's bord. George begon te strepen op het stuk perkament en woorden in de kantlijn te krabbelen. Net op het moment dat hij een extra pijl in de tekening zette, gaf Fred hem een por. Ietwat verstoord keek George op en hij volgde de blik van Fred in de richting van de Ravenklauwtafel. Tot zijn stomme verbazing kwam het meisje uit de vorige les in de richting van hun Afdelingstafel lopen. George gaf haar een schaapachtige grijns en herinnerde zich net op tijd dat ze het perkament niet mocht lezen. Haastig verzamelde hij de stukken perkament, maar het meisje naderde snel en hij had geen flauw idee waar hij het kon laten. Fred griste een stapeltje uit zijn handen en ging er vlug op zitten. George volgde zijn voorbeeld met de rest van de stukken perkament, hopend dat er geen inktvlekken op zijn gewaad zouden komen. Het meisje kwam met een glimlach tegenover hen staan en wierp een blik op de lege bank die voor haar stond. 'Is deze vrij?' 'Net zat Haast Onthoofde Henk er nog, maar ik denk niet dat hij er een probleem mee heeft als jij er gaat zitten.' Ze lachte naar hem en George grijnsde terug. 'Ik ben Layla. En jullie zijn de beruchte Wemel-tweeling. Wie van jullie was degene met de bloedneus?' George keek schuldbewust. 'Ik ben bang dat Fred die eer aan mij moet geven.' Ze lachte weer. 'Geweldig, die spreuk. Ik dacht dat ze zou ontploffen. Niet dat het erg is, ze zou vast een mooi stuk vuurwerk zijn geweest.' George hersens begonnen overuren te draaien. Daar zat wat in.. 'Vuurwerk?' 'Ja, dat zou de school behoorlijk opvrolijken.' George's grijns werd nog breder dan hij al was. Layla was geniaal. 'Maar waar ik eigenlijk voor kwam.. Heb je al iemand om mee te nemen naar Zweinsveld volgend weekend?' Ze vroeg het nonchalant, maar ze keek hem hoopvol aan. 'Volgens mij niet. Dat moet je even overleggen met mijn secretaresse.' Voor de zoveelste keer in hun korte gesprek lachte ze. 'Dan zie ik je dan.' 'Nee, je ziet me de volgende les van onze favoriete lerares.' Layla stond glimlachend op en liep terug naar de Ravenklauwtafel. Vlak voor ze er was draaide ze zich om en zwaaide even. Fred had een brede grijns op zijn gezicht. 'Je bent binnen, George.' 'Nee, wij zijn binnen.' George stond op en haalde wat stukken perkament onder zich vandaan. Hij pakte bladerde erdoorheen en hield een van de onderste bladzijdes omhoog. 'Zie hier ht ultieme wraakplan.' Hij hield het stuk perkament voor het gezicht van Fred, zodat die het woord Vuurwerk kon lezen. Hij keek even bedachtzaam, maar toen begonnen zijn ogen te fonkelen. 'Briljant. We zijn briljant.' ----------------------------------- duffie Titel: Unfaitful Auteur: Duffie Onderwerp/zeer korte samenvatting: Ginny bedriegt Harry. Story of my life, searching for the right, but it keeps avoiding me. Sorrow in my soul, 'cause it seems that wrong really loves my company. Een meisje met felrood haar vloekte binnensmonds. Had ze die theepot weer laten vallen! Ze nam haar toverstok uit haar broekzak en mompelde een Reparo. Ze keek op toen ze kleine, trippelende voetstapjes op het parket hoorde. Albus, zei ze geschrokken. Wat doe jij hier? Het kleine jongen grinnikte, terwijl zijn zusje (die aan zijn hand hing), giechelde. De theepot weer vallen laat, mama? giechelde Lily. Ginny zuchtte en glimlachte. Ja. Domme ik, h? Albus knikte. Domme jij, ja, grijnsde die. Ginny keek hem vaag aan. Waarom leek hij nou toch weer zoveel op zijn vader? Waar is James? vroeg ze bezorgd. Lily giechelde opnieuw. James is slaapjes doen, knikte Albus plechtig. Ginny knikte ook. En waarom zijn jullie niet slaapjes doen? vroeg ze genteresseerd, terwijl ze op haar hurken ging zitten en de theepot op de keukenkast zette. Omdat Klaasie Vaakie nog niet langs weest zijn, knipperde Lily met haar ogen. Dat is niet lief van hem h? zei Ginny zogenaamd kwaad op Klaas Vaak. He's more than a man and this is more than love, the reason that the sky is blue. The clouds are rollin' in, Because I'm gone again and to him I just can't be true. Nadat ze de kinderen weer in bed had gelegd, zette ze de televisie op en zakte neer in de blauwe zetel. Ze zuchtte en kroop weg in het stof. Gin? vroeg een stem vermoeid. Ginny keek op, naar de klok, en zag dat het al half twaalf was. Zat ze hier echt al zo lang? Hee, glimlachte ze, voordat ze recht stond en haar man een kus in zijn hals gaf. Het schuldgevoel was ze al jaren geleden kwijt. Ze keek in die prachtige groene ogen van hem en hij glimlachte. Geen problemen gehad met die kleine koters? vroeg Harry glimlachend. Ginny schudde haar hoofd. Geen enkele. Gelukkig hebben ze dat van hun moeder, knipoogde ze. Harry grinnikte. Hoe was het op je werk? vroeg Ginny verder. Goed Het- Oh. Harry. Het spijt me echt. Maar ik heb de nachtdienst en ik moet er eigenlijk echt vandoor. glimlachte Ginny verontschuldigend. Harry keek bezorgd naar haar, maar zuchtte vermoeid. Ginny boog zich naar hem toe en gaf hem nog een vluchtig kusje. Tot morgen, liefje. Ze liep door naar de gang, nam haar jas, schoot in haar schoenen en liep de deur uit. And I know that he knows I'm unfaithful and it kills him inside. To know that I am happy with some other guy I can see him dying. Ginny verschijnselde met een luide knal in een afgelegen straatje, pal voor een groot landhuis. Ze zuchtte. Ze had het schuldgevoel misschien wel opgegeven, maar dat deed er nog niet toe dat ze niet meer om Harry gaf. Dat deed ze wel! En ze droeg met trots de naam Potter Maar om de n of andere reden zocht ze iets bij iemand anders dat Harry haar niet kon geven. Ze belde aan en de butler liet haar binnen. Juffrouw Potter, knikte die me toe. Die alwetende blik sneed dwars door haar heen. Ze sloeg haar ogen neer en volgde de oude man naar het prachtige salon. Het salon had spierwitte sofas. Zo van die grote waar niemand je in kon zien, als je erin zat. De muren waren met goud bewerkt, alleen al door naar de muren te kijken kon je weten dat de persoon, die erin leefde, een rijkeluisleventje had. Ginny, fluisterde een stem in haar rechteroor, voordat twee lippen zich op de hare drukten. Ze sloeg haar armen om hem heen en kuste hem terug. Ze werd de volgende morgen wakker in zijn armen en keek omhoog. Zijn blonde haren schitterden in de vroege ochtendzon. Zijn borstkast deinde traag op en neer en Ginny deinde mee. Ze keek weer voor zich uit en haar blik werd steeds waziger. I don't wanna do this anymore, I don't wanna be the reason why. Everytime I walk out the door, I see him die a little more inside. I don't wanna hurt him anymore. I don't wanna take away his life. I don't wanna be, a murderer. Ginny strompelde haar eigen huis binnen en liep naar de keuken, de opgewekte moeder spelend die ze altijd was. Mammie! gilde Lily, voordat ze in Ginnys armen sprong. Hee, schat. glimlachte Ginny. Er is iets mis met papa, vertrouwde haar dochter haar toe. Ginny keek verbaasd, voordat ze de keuken binnen liep, waar James zijn armen rond zijn vader heen had geslagen. Goede morgen, groette ze hen beiden. James keek eens op, fluisterde iets tegen Albus die tegenover hem zat en zweeg verder. Harry keek niet eens op. Harry? vroeg Ginny verbaasd, terwijl ze haar dochter goed vast hield. Hoe was het op je werk? klonk het hard. Ginny keek hem niet-begrijpend aan. Harry stond op en wandelde de keuken uit. I feel it in the air, as I'm doin' my hair, preparing for another date. A kiss upon my cheek, it's here in lucktely as if I'm gonna be out late. I say "I won't be long. Just hangin' with the girls." A lie I didn't have to tell Because we both know, where I'm about to go and we know it very well. Ze had haar koffer al gepakt. Met een paar belangrijke spullen in. Ze wou bij Draco intrekken. Mevrouw Malfidus worden. Maar Harry dan? En James? Albus, Lily? Zuchtend stampte ze haar koffer onder haar bed. Ze kon dat niet maken. Ze was mevrouw Potter en hoorde daar trots op te zijn. Honderden vrouwen zouden in haar schoenen willen staan! Ze keek de lavendelkleurige kamer nog eens goed rond. Kon ze dit alles achter zich laten? Ze wist het antwoord, maar wou hem niet weten. Bang voor haar reactie. Voor hun reactie. Wat zou haar ma zeggen? Of haar pa? Met een Malfidus! Ze zouden haar ophangen en laten hangen. En Harry. Als hij al geen touw zou knopen en ernaast zou komen hangen. Ze wist dat hij het wist. Als versteend bleef ze naar de deur kijken. Our love, his trust I might as well take a gun and put it to his head. Get it over with, I don't want to do this anymore --whoa-oooh-- anymore. Ginny huilde mistroostig. Als ze de tijd kon terugkeren had ze dat gedaan. Ze had nooit, nooit bij hem mogen weggaan! Waar zat haar verstand?! Ze bekeek de Ochtendprofeet nog eens. -Harry Potter- Zijn laatste wanhoopsdaad. Eerder deze ochtend bracht onze reporter ter plaatse, Suzanne Lubbermans, het nieuws naar de redactie dat de held uit de Tovenaarswereld een einde heeft gemaakt aan zijn eigen leven. Volgens sommige buurtbewoners, was de man al wanhopig sinds zijn vrouw hem verliet. Ginny stopte met lezen en gooide de krant naar Dracos kop. Alsof het allemaal zijn schuld was. Ze haatte zichzelf. Ze had iemand vermoord. ----------------------------------- LieffJ Titel; Kiss Auteur; LieffJ Onderwerp/zeer korte samenvatting; Het is een Draco/Harry slash ^^. Ik denk dat daarmee alles al gezegd is :'). Ik vind hem zelf niet echt super, maar hij kan er mee door :]. Harry! Wacht! Hij keek om toen hij Hermeliens stem hoorde. Ze kwam op hem afgerend met een stuk papier in haar hand, dat er behoorlijk verkreukeld uitzag. Harry! Herhaalde Hermelien lichtjes hijgend van het lopen toen ze naast hem stond. Er is een wijziging in ons lesrooster. - Ze wees op het papier - Omdat Anderling vorige week ziek was, hebben we nu inhaallessen. Harry knikte, zoiets had hij al verwacht. Wanneer? Vroeg hij. Morgen. Na Bezweringen. En- Hermelien haalde diep adem, alsof ze moed verzamelde om slecht nieuws te vertellen. Harry bereidde zich daar al vast op voor. Samen met de Zwaderaars. De rancune droop van Hermeliens stem af. Harry kreunde zachtjes. Nu moest hij ook nog eens bij Gedaanteverwisseling Malfidus' praatjes aanhoren. Bedankt, Anderling. Mompelde hij. Nou ik ga... Ron zoeken. Zei Hermelien met een blik op het stuk perkament. Harry knikte en keek haar na terwijl ze de gang uitliep. Ergens hoopte Harry dat Anderling opnieuw ziek zou worden, zodat de lessen met Zwaderich niet door zouden gaan. Ze was dan wel stukken rechtvaardiger dan Sneep, Malfidus trok zich daar niks van aan en kon op een subtiele manier het bloed van onder Harry's nagels persen. Tot zijn ergernis leek het alsof de bel een half uur te vroeg ging. Hij hees zijn tas op zijn schouder en volgde Ron en Hermelien naar het lokaal. De Zwaderaars waren er nog niet, dus ging Harry, Ron en Hermelien op hun gebruikelijke plaatsen zitten. Pas toen alle Griffoendors al plaats hadden genomen, kwamen de Zwaderaars binnen. Er was geen stoel meer vrij, ze stonden wat hooghartig het lokaal te bekijken. Oh ja. Zei Anderling achteloos, ze gebaarde met haar toverstok en er verschenen her en der stoelen, bij iedere tafel. Ook twee aan de bank waar Harry, Ron en Hermelien zaten. De Zwaderaars bleven onbewegelijk staan, tot Anderling er korte metten mee maakte. Park, Goedleers, ga zitten bij Broom en Patil. Zabini, Kwast, aan de tafel van Thomas- Patty Park protesteerde, maar Anderling moest het f negeren, f gewoon niet horen. Uiteindelijk ging ze zitten, met een gezicht waar de afkeer van af te schrapen was. Die blik werd weerspiegeld door Belinda en Parvati. Alle Zwaderaars gingen hooghartig zitten, en Harry kreunde toen Anderling zei: Korzel, Malfidus, ga zitten bij Potter, Wemel en Griffel. Moet die achterlijke Flubberworm bij ns zitten! Siste Ron zowel verbaast als gerriteerd. Met veel onnodig lawaai ging Malfidus naast Harry zitten, Korzel liep als een schoothondje achter hem aan en ging aan de andere zijde langs Malfidus zitten. Vandaag behandelen we opnieuw de Verdwijnspreuken. Vorige les had vrijwel iedereen zijn slak succesvol laten Verdwijnen, dus jullie begrijpen hoe de spreuk werkt. Deze les oefenen jullie op kleine zoogdieren muizen. Zei Anderling. Iedere leerling kreeg een muis en niet veel later probeerde iedereen deze te laten Verdwijnen. Hermelien slaagde bij de tweede poging. Ron daarintegen zwaaide tevergeefs met zijn stok op een manier waar een majorette trots op zou zijn geweest. Harry moest moeite doen om zich te concentreren. Problemen, Potter? Zei een lijzige stem. Harry draaide een kwartslag zijn hoofd en keek Malfidus aan. Hij speelde achteloos met zijn staf en zijn muis was verdwenen. Hij negeerde Malfidus en probeerde nogmaals, zonder succes. Malfidus gniffelde hatelijk. Problemen, Potter? Harry keek gerriteerd op. Waarom moest Anderling exact dezelfde vraag stellen als Malfidus een paar minuten eerder had gedaan? Anderling ging onverstoorbaar verder. Je bent een van de weinige. Harry keek rond. Buiten hem was het alleen Marcel en Kwast niet gelukt. Zelfs Rons muis was weg, hij keek Harry aan en haalde nogal verdwaast zijn schouders op. Anderling ging er verder niet meer op in en liep weg. Hoe voelt het om de slechtste van de klas te zijn, Potter? Siste Malfidus fluisterend, zodat alleen Harry het hoorde. Ik vraag me het werkelijk af. Harry balde onder tafel zijn vuisten. Dat zou jj moeten weten, Malfidus. Zei hij zonder opkijken. Je hebt het misschien nog niet gemerkt, maar mjn muis is verdwenen. Malfidus klonk verschrikkelijk zelfingenomen. Ook je hersenen laten Verdwijnen misschien? Mompelde Harry gerriteerd. Jij kan niet veel meer laten Verdwijnen, toch. Harry liet hem voor wat hij was. Malfidus daarintegen niet. Zou je dat van je moeder hebben? Voor Modderbliedjes is het toch aangeboren dat ze over een lagere intelligentie beschikken. HOU JE MONDER OVER MIJN MOEDER! Harry was recht gesprongen en richtte zijn toverstok op Malfidus. Die bedacht zich niet en zichtte de zijne op Harry. In tegenstelling tot Harry, gilde hij niet, maar siste de woorden tegen hem; Hoor je de waarheid niet graag, Potter? Potter! Malfidus! Anderling kwam naar hen toegelopen. Nablijven! Zei ze, met samengeknepen lippen. Hij klopte op de deur van Anderlings kantoortje. Binnen. Zei ze, en hij deed de deur open. Ga zitten, Potter. Harry ging zitten. Niet veel later deed Malfidus de deur open. Ook tegen hem zei Anderling 'Ga zitten', hoewel het killer klonk of verbeelde Harry zich dat. Malfidus ging zitten. Vilder wil dat deze dossiers geklasseerd worden, dus begin er maar aan. Zei ze. Harry en Malfidus pakten tegelijk een dossier. Hij keek Malfidus even aan en een korte schok leek door hem heen te gaan. Harry schreef de schok toe aan een gevoel van haat en las de woorden op het dossier. Een uur verstreek tergend langzaam. Harry deed lusteloos voort en keek op toen Vilder het kantoortje kwam binnenvallen. Professor, Foppe is weer bezig. Zei hij. Anderling keek naar de twee leerlingen en zei streng: Verder werken. Ze liep met Vilder mee. Harry staarde even naar de dichte deur en ging toen aan het werk. Draco daarintegen niet, hij stond recht en liep een pas of drie, vier bij Harry vandaan. Harry kon zich niet concentreren. Hoewel hij Malfidus niet kon zien, voelde hij diens ogen op zijn rug branden. Hij keek om en Malfidus keek snel weg, alsof Harry zijn ogen beschadigd had. Wat? Snauwde Harry. Een paar seconden was er een opgelaten stilte. Wat kijk je zo? Vroeg Malfidus toen gepikeerd, doch had hij een lichte blos op zijn wangen en zijn stem klonk zachter. Jij keek naar mij. Reageerde Harry. Wie probeerde Malfidus in Merlijns naam voor de gek te houden!? Je verbeeld je dingen, zoals gewoonlijk. Ik verbeeld me helemaal niks! Harry begon gerriteerd te raken. Hij wenste dat Malfidus hem niet langer aan zou kijken - met een blik die hij niet kende van de kille, grijze ogen en terug aan het werk zou gaan. Of dat Anderling binnen zou komen. Dat doe je wel, Harry! Zei Malfidus met een stem die het beste omschreven kon worden als hysterisch. Harry merkte dat zijn handen klam aanvoelden en hij realiseerde dat Malfidus hem voor het eerst 'Harry' noemde, in plaats van 'Potter'. Ook Malfidus moest tot die conclusie zijn gekomen, want hij wendde eindelijk zijn blik af en zag er nogal geschokt uit. Wat zei je? Vroeg Harry, hoewel het hem moeite kostte. Zijn mond voelde kurkdroog aan. Het verbaasde hem zelfs dat hij zijn lippen nog van elkaar kon krijgen. Malfidus reageerde niet. Wat zei je, D-Draco. Nu keek hij terug op. Dat hoorde je wel. Harry stond ook recht. Ik begrijp je niet. Loog hij, hij begreep onderhand wel wat Draco bedoelde. Of hij hoopte tenminste dat hij het begreep. Voor Harry meer kon zeggen, drukte Draco zijn lippen op die van Harry. En voor hij ook meer kon doen, hadden Draco's lippen de zijne ook alweer verlaten. Draco zag er nog een graadje hysterischer uit dan net. Ik begrijp het. Zei Harry. Draco keek hem angstig aan. Hij leek totaal niet op de zelfingenomen jongen die Harry zich herinnerde. Harry drukte zijn lippen even terug op die van Draco en deed alsof er niks aan de hand was, al voelde het alsof hij ieder moment kon overkoken. Hij ging terug aan het werk, en geen moment te vroeg. Hij zat nog maar net of Anderling kwam binnen. Malfidus, wilt u terug gaan zitten! Zei ze gepikeerd. Malfidus ging zitten, en de rest van de avond wist Harry dat hij naar hem keek, want de enkele keren dat Harry van zichzelf mcht kijken, zag hij Draco snel zijn ogen neerslaan. De volgende morgen zag Harry Draco lopen, op weg naar de Grote Zaal. Ze waren beiden alleen. Dag Po- Harry. Zei hij zacht. Draco. Zei Harry, en hij glimlachte. Draco's mondhoeken krulde lichtjes, en Harry keek hem na terwijl ze ieder hun weg naar hun afdelingstafel gingen. ----------------------------------- Hermelien-fan Titel; Broken apart Auteur; Hermelien-fan Onderwerp/zeer korte samenvatting; Het is een one-shot over L/S, omdat ik Severus gewoon eigenlijk heel zielig vind, en ik deze ship echt heel mooi vind. Ik wil er niet al te veel over verklappen Broken apart Het was een grauwe dag. Een echte winterdag. Nergens lag er sneeuw. Het enigste wat duidelijk aanwezig was, was de kou. En niet alleen de kou van buiten, oh nee. Was dat maar waar. Het was pas een echte strenge winter binnen in me. Diep in mezelf. Waar niemand het ooit zou kunnen merken. Ik had het ontbijt al over geslagen. Het liefst sla ik de rest van deze dag, van deze week, van de rest van mn leven over. Ik wou dat ik het kon beindigen. Maar zo makkelijk schijnt het niet te zijn. Daarom probeer ik ook gewoon zo veel mogelijk dingen over te slaan. En ik zal ook alles overslaan dat maar mogelijk is. En dat allemaal alleen maar om die ene confrontatie naar zo ver mogelijk te verschuiven. Zo ver als maar kan. Ook al weet ik dat het vroeg of laat moet gebeuren. Nou; ik kies voor laat. Wees daar maar zeker van. Buiten is er niemand te bekennen. Tja, wat verwacht ik eigenlijk ook? Ik weet niet meer wat ik moet verwachten. Ik merk van mezelf niet eens meer de momenten waarom ik een diepe zucht uit mn mond laat ontsnappen. Dat is de laatste tijd nou eenmaal zo. Nooit heeft iemand echt naar mij omgekeken, en nu kijken ze ook alleen maar gergerd naar mij om na elke zucht die mijn mond verlaat. Nooit heeft iemand echt naar mij omgekeken. Behalve die ene persoon. De ene persoon die zo plots verdwenen is uit mijn leven. Ze is nog niet verdwenen. Maar het zal moeten. Er is geen andere manier. Ze mag niet meer in mn hoofd rondspoken. Ik krijg er genoeg van. Elke keer weer als ik aan haar denk of wanneer ik haar zie, voel ik een drang. Een drang om te zeggen dat het niet waar is, te zeggen dat ik geen andere keus had. Maar ik laat die drang geen macht van mij nemen. Ik heb immers ook geen andere keus. Dit is de enige uitweg. De enige manier. Ik trek het zachte, fluwelen gordrijn met een ruk dicht. Alsof dat een einde zou kunnen maken aan mij en mijn gedachten. Woest op mezelf loop ik van het raam weg en stort ik me op mijn bed. Het enigste wat ik nog hoef te doen, is het zeggen van die pijnlijke woorden. Met nog een diepe zucht sta ik op van mn bed en zwaai ik mijn tas over mijn schouder heen. Met een brok in mn keel en mn blik op de grond gericht loop ik mijn leerlingenkamer uit. Niemand kijkt op of om naar me. Het is ook nooit anders geweest. Geen idee waarom eigenlijk. Sommigen zeggen dat ik maf ben, dat ik geen tong heb of anders nooit heb leren praten. Dat ik geboren ben om het ene drankje over te gieten naar een ander drankje. Anderen zeggen dat ik gewoon anders ben. Maar is iedereen niet anders? Als we allemaal hetzelfde geweest zouden zijn, was er toch nergens meer iets leuks aan? Niet dat mijn leven er nou bepaald leuk uitziet. Alles behalve zelfs. Ik merk niks van de dingen die er om me heen gebeuren. Ik heb mezelf langzaam maar zeker van de rest van de wereld afgesloten. Misschien dat ik inderdaad vergeten ben hoe ik moet praten. Ze zeggen dat de beste vriend van een eenzaam persoon de dove stilte is. De dove stilte die ons ook laat vergeten hoe onze stembanden de woorden nog moeten laten uitkomen. Misschien is het wel waar. Misschien ben ik inderdaad wel verdoofd van de wereld om me heen. Mijn donkere ogen staren niet-ziend naar de grond. De koude stenen flitsen alleen maar als een vage waas voorbij. Ik merk zelfs niet eens dat twee breed grijnzende jongens mij roepen met de naam die ze me hebben gegeven. Iedereen noemt me voortaan zo. Niet dat ik veel ter spraken kom, maar het gaat om de gedachte erachter. Echte trendzetters zijn die jongens. Een trend waar gaan einde aan zit. Een trend waar geen einde aan komen zal. Behalve voor haar. Zij is de enige geweest die niet met die trend mee is gegaan. Zij is tevens ook de enige die me nog een beetje als normaal beschouwde. Maar snel zal dat ook over zijn. Veel te snel. Sev? klinkt er opeens een zachte stem achter me. Opeens worden alle details van de stenen onder mijn voeten helemaal duidelijk. Mijn ogen zijn open gesperd en kijken wanhopig naar de grond. Ik adem nu alleen nog maar in korte pozen. De brok in mn keel is alleen maar groter geworden. Zou ik weggaan? Gewoon doorlopen en doen alsof ik niks gehoord heb? Maar mijn voeten zijn als aan de grond genageld. Dit is dan het moment. Het moment dat veel te snel gekomen is. Ik kom niet meer vooruit. Mijn ogen kijken weer in een waas naar de grond. Dan haal ik nog eens diep adem en draai ik me om. Wat? klinkt er schor maar kil uit mijn keel. Ik dacht.. Ik bedoel.. Laatst.. spoort ze me dan aan. Ik richt mijn blik van de grond op en al snel vinden mijn ogen de amandelvormig groene ogen van haar. Ik probeer zo kalm mogelijk te blijven. Maar diep binnen in me is er een hevige storm uitgebroken. Ja? Wat wil je van me? Ik ben er wel zeker van dat je het niet meende.. Ik wil het wel vergeven en vergeten, maar.. Volgens mij.. Nu ik je zo zie.. Er valt niks te vergeven en te vergeten. Maar, Sev.. Wat nou? Ik zei toch dat er niks te vergeven valt! Ik zal mn woorden heus niet terugnemen. Na die woorden kijk ik weer weg van haar. Haar ogen stonden opeens zo anders.. Zo gebroken. Als je me nu weer met rust wil laten, ik moet naar mn les, modderbloedje. breng ik dan weer schor uit. Ze kijkt me ongelovig aan. Alsof ze nooit had verwacht dat ik zon onverwachte wending kon maken. Ik kon het ook niet, maar het moest. En nou is het allemaal voorbij. Verleden tijd. ----------------------------------- Hermelien-fan Titel; Beauty and the Beast Auteur; Hermelien-fan Onderwerp/zeer korte samenvatting; One-shot over Remus en Lily. Maar dan niet echt in een ship-vorm (: Wel een beetje kort en niet zo goed als m'n vorige one-shot, maar het kan er dus wel mee door xD Beauty and the Beast Het was een gruwelijke nacht geweest. Ik zie mezelf nog steeds staan. Met angst, verschrikking en medelijden in mn ogen. Mn haren waren helemaal nat geworden en ze hingen voor mijn gezicht. Dat kwam voornamelijk door het slechte weer dat er aan de lucht hing. De stortbuien gaven er nog een lichte draai aan. Een draai die eigenlijk niet had gehoeven. Het was zo al erg genoeg. Ik kan mezelf en ieder ander ervan verzekeren dat het de verschrikkelijkste nacht geweest was. Het zou ook niet anders kunnen, vooral niet als je je eigen vriend zo.. Er gaat een rilling over mijn rug en snel schud ik de gedachtes van die nacht weg. Ik moet gaan slapen, wat rust nemen. Ik voel me verschrikkelijk en hartstikke moe, maar ik kan geen oog dicht doen. Ik kan dat beeld niet van me afduwen. Ik kan het niet vergeten. De volgende ochtend besef ik pas dat mijn vermoeidheid macht over me genomen had. Ik sta vermoeid op en doe alles wat ik iedere ochtend doe. Maar dan met veel minder enthousiasme. Ik heb geen zin in een ontbijt, dus die sla ik over. Vervolgens volg ik al mijn lessen, maar dit maal veel minder aanwezig dan gewoonlijk. Gevoelens en gedachtes van de vorige nacht overwelmen me keer op keer. Ik kan aan niks anders meer denken en al snel vind ik mezelf weer in de leerlingenkamer. Heel de dag is als een waas voorbij gegaan en ik heb er niks van gemerkt. Ik loop snel door naar mijn slaapzaal en laat me dan op mijn bed zakken. Heel langzaam. Zo blijf ik een poos zitten. Na wat wel uren lijkt voor mij, neem ik een besluit en loop ik uitermate kalm naar beneden. Daar zie ik hem zitten. Weerloos voor zich uit starend. Door het zwakke licht van het haardvuur valt de ene helft van zn gezicht in de schaduw. Op de andere helft zijn er schrammen en vage sneetjes te onderscheiden. Langzaam loop ik naar hem toe en enkele ogenblikken later vind ik mezelf al op de bank naast hem. Hij kijkt me met verwarring en angst in zn ogen aan. Er vormt zich een minuscuul verzekerd en vertrouwd glimlachje om mn lippen. Eentje die haast niet op te merken is. Ik weet niet of hij het op heeft kunnen merken, maar hij ziet er al iets meer opgelaten uit. Misschien dat het komt door de warme, zachte blik van mn ogen. Ik weet het niet. Voorzichtig ga ik wat dichter bij hem zitten en even later leg ik mijn hoofd langzaam op zijn schouder. Het heeft een rustgevend effect op ons beiden. Zwijgend staren we naar het nog licht flakkerende vuur in de haard. Ik hoor zn hart flink tekeer gaan. Lily.. verbreekt hij dan de stilte. Het is goed, Remus.. klinkt er dan zacht en haast fluisterend uit mijn mond. Het is goed.. ----------------------------------- Hermelien-fan Titel; It feels just like yesterday Auteur; Hermelien-fan Onderwerp/zeer korte samenvatting; Weeral een L/S one-shot. Het speelt zich af in hun jeugd, en Sev verklaart Lily wat ze nou echt is. It feels just like yesterday Heb je ooit het gevoel gehad dat je nergens bij hoorde? Dat je nergens bij paste? Nou, ik ken het gevoel maar al te goed. En weet je wat? Volgens mij wil ik ook eigenlijk helemaal nergens bijhoren. Het was een normale dag. Met normaal bedoel ik dan ook echt normaal. Een dag waar niks speciaals in gebeurt. Iedereen heeft wel zon dag. Een dag waarin je je verveelt en waarin je ook niks tegen die verveling kan vinden. Zon dag. Het is op zich niet warm, maar al helemaal niet koud. De vrolijke kleuren en geuren van de bloesem aan de bomen is het eerste ding dat me opvalt wanneer ik naar buiten stap. De zon staat nog niet zo hoog aan de lucht, maar daar trekken een aantal jonge vogeltjes zich niks van aan. Rustig om me heen kijkend loop ik via het paadje voor de deur van mijn huis, de tuin uit. Thuis heb ik nooit iets te doen. Ik heb geen broers of zussen. Alleen maar een brom-vader en een klaag-moeder. Andere dingen dan brommen en klagen doen ze sowieso niet tegen mij. Laat staan samen gezellig dingen doen. Daarom ben ik liever elke dag ook meteen zo vroeg en snel mogelijk het huis uit. Terwijl ik gewoon nog op mn gemak wat rond me heen kijk, leiden mijn voeten me naar een plek waar ik wel vaker kom de laatste tijd. Ook al neem ik me voor om eens ergens anders heen te gaan, daar blijft het dan ook bij; het blijft bij mij meestal alleen maar bij gedachtes en voornemens. Ik zet me neer op een bankje en staar dan even naar het afgevallen speeltuintje voor mij. Het ziet er inderdaad afgevallen uit, terwijl dat juist het leuke sfeertje geeft. De schommels piepen wanneer je ze een zetje geeft en de glijbaan kraakt wanneer je er vanaf glijdt. Ik vraag me af waarom ik mezelf eigenlijk zo verbonden voel aan deze plek. Ik heb geen leuke jeugdherinneringen bij het speeltuintje zelf, en aan de piepende en krakende toestellen zal het ook niet liggen. Dan opeens komt het antwoord op mijn vraag vrolijk lachend op me afstormen. Letterlijk. Sorry dat we je zo lieten schrikken. mompelt het meisje nog na uitgelegd te hebben dat ze samen met het andere meisje tikkertje aan het spelen was. Ik ben trouwens Lily. En dit is mijn zus Petunia. Hoe zei je ook alweer dat jij heette? Ik kijk even van het ene meisje naar het andere. Ze hadden allebei hun haar tot iets over hun schouders. De ene die als Petunia voorgesteld werd, had zwart haar en donkere ogen. Het andere meisje dat de hele tijd aan het woord was geweest Lily dus had echter fel, rood haar dat vrolijk glansde in de zon, en vriendelijk staande amandelvormig helder groene ogen. Ik had me nog niet voorgesteld.. mompel ik dan. Dan besluit ik me toch maar even voor te stellen. Severus.. Ik had nog geen enkel woord uitgebracht sinds ik ze zo plots zag verschijnen. Niet dat ik wel zomaar iets tegen de twee meisjes had gezegd als ik niet verbaasd was geweest door de plotselinge actie. Ik praat nou eenmaal niet graag met mensen. Vooral niet met mensen die ik niet ken. Ik heb sowieso geen echte vrienden. Daarom heb ik er eigenlijk ook geen idee van waar er over te praten valt en wat interessant is voor zowel mij als mn leeftijdsgenoten. Nee, ik denk dat ik liever nog een tijdje afgezonderd zal gaan blijven. Ik heb het tot nu toe nog overleefd. Zo slecht is het dus ook niet. Zou je geen zin hebben om met ons mee te doen? vraagt Lily mij dan na een korte stilte. Petunia werpt een verveelde blik op haar jongere zus. Euhm.. Nee, ik denk dat ik hier liever nog even blijf zitten. antwoord ik dan. Ik was toch van plan om zo weg te gaan. Oh. brengt Lily dan uit met een blik die ik maar al te goed ken. De blik van teleurstelling. Maar dit keer om een andere reden. Lily had daadwerkelijk gewild dat hij mee zou doen. Laten we dan maar gaan. zegt Petunia, waarna ze zich weliswaar meteen weer omdraait. Kom je, Lils? vraagt ze dan zonder om te kijken. Lily knikt eventjes en glimlacht dan nog eventjes naar mij. Jammer.. Maar we zullen elkaar vast wel weer tegenkomen. Leuk je ontmoet te hebben. Na die woorden draait ook Lily zich om en loopt ze achter haar zus aan. Wanneer ze Petunia weer bij kan houden slaat ze haar arm om Petunia heen en niet veel later rennen de meisjes alweer lachend rond in het afgevallen speeltuintje. Zo gingen er een aantal dagen voorbij. Elke dag weer ben ik naar het speeltuintje gegaan. Elke dag weer heb ik toegekeken hoe de twee meisjes genoten van het leven. Iets waar ik niet veel van snapte. Nadat Lily me toen een aantal keren nog had aangesproken, ben ik mezelf eigenlijk een beetje gaan verstoppen. Ik vond het namelijk fijner om in stilte toe te kunnen kijken. Om dingen en mensen in stilte te kunnen observeren en bestuderen. Zo ben ik er ook van gaan houden om te zien hoe twee meisjes van mijn leeftijd zoveel plezier konden hebben met de kleinste dingen. Zo heb ik de meisjes ook beter leren kennen. Ik heb ze beter leren kennen, terwijl hun hoogstens mijn naam wisten. Zo kan ik ook meteen vertellen dat de twee zusjes een hechte band met elkaar hebben. Ze verkorten elkaars namen en geven er vervolgens een leuke draai aan. Ook heb ik ze nog nooit echt zien ruzie maken. In ieder geval niet in het openbaar. Petunia is een meisje met twee verschillende kanten. Of je staat aan de ene kant bij haar, of bij de andere. Zo doet ze heel aardig tegen Lily, terwijl ze van mij niks moet hebben. Ik kan het haar niet kwalijk nemen, ze is namelijk niet de enige. Lily daarentegen is altijd wel lief en aardig. Ze schijnt dol te zijn op het maken van nieuwe contacten. Erg sociaal dus. Maar er is meer aan Lily. Veel meer. Lily is apart. Ze is anders. Anders dan haar zus. Anders dan alle anderen. Haast even anders als mij, maar in tegenstelling tot mij is zij wel geliefd en gewenst. Ook bij mij. Zo gaan er nog een aantal dagen voorbij. Ik blijf elke dag komen en gaan. Soms zijn ze er niet, soms wel. Ik focus me nu eigenlijk pas echt alleen op Lily. Ik weet het nu zeker. Er zijn namelijk al verscheidene voorgevallen opgetreden. En allen wijzen ze maar op n ding. Ik stap uit mijn schuilplaats wanneer Petunia voor de zoveelste keer deze week tegen Lily heeft gezegd dat ze niet zo hoog van de schommels af mag springen. Heey, Sev! roept Lily dan, wanneer ze me opmerkt en vervolgens op me af komt lopen. Lily kort het liefst alle namen af. Nu schijn ik dus blijkbaar opeens Sev geworden te zijn. Ik mompel een begroeting terug en vervolgens blijf ik haar even aankijken, waarop zij een vragend gezicht trekt. Ik weet wat jij bent.. mompel ik dan. Wat ben ik dan? vraagt ze dan op haar beurt met een nieuwsgierige blik in haar ogen. Ondertussen is Petunia uitdrukkingloos achter Lily gaan staan. Een meisje? vraagt ze dan met een lachje. Een heks.. mompel ik dan. Petunia kijkt me raar aan, terwijl Lily me verontwaardigt een vragende blik werpt. Ik besluit dat ik het het beste zo zelfverzekerd mogelijk kan overbrengen. Je bent een heks. ----------------------------------- Frie Titel: Later. Auteur: Frie Onderwerp/zeer korte samenvatting: Het speelt zich enkele jaren na de epiloog af. Verder verklap ik niets ;) De groene lichtstraal kaatste terug en stierf Voldemort. Even was het doodstil, maar toen begon iedereen te juichen. Voldemort was verslagen en alles was voorbij. Ginny glimlachte bij het zien van de verbijsterde gezichten van haar kinderen. Wow. fluisterde Lily. Geweldig! lachte James. Maar mam, wat is er met de Zegevlieger gebeurd? vroeg Albus. Ginny bukte zich naar haar kinderen toe en hun gezichtjes kwamen dichter. Je vader heeft hem terug gelegd op de plaats waar hij vandaan kwam. Hij is fantastisch Ik wist wel wat er allemaal gebeurt was, maar niemand heeft het ons nog nooit zo uitgebreid vertelt. zei Albus. Ik ben jullie moeder, en Harry is jullie vader. Jullie moeten het gewoon weten. Ginny knipoogde en stond recht. Jullie moeten jullie koffers nog maken, morgen is het weer n september. De drie kinderen lachte. Ik kan niet wachten! piepte Lily. Ik hoop dat Scorpius van school is gestuurd. zuchtte James. Hoe bedoel je? Harry die een deel van hun gesprek had opgevangen kwam nu nieuwsgierig de kamer binnen. Je bedoelt het zoontje van Draco Malfidus? Ja, die ja. antwoordde Albus. We haten hem: hij is irritant, gemeen, een opschepper en bovendien heeft hij ook een hekel aan ons. Harry zuchtte. Net zijn vader, die was ook zo. Zit er maar niet te veel over in. Harry keek zijn kinderen n voor n aan. Wel? Ga jullie hutkoffers maar halen, ik help wel met inpakken. James, Albus en Lily liepen in snelle pas naar de zolder waar hun hutkoffers lagen. Ze waren nog maar net buiten en Harry zei dat Ginny moest gaan zitten. Je hebt hem het hele verhaal verteld? vroeg Harry Inderdaad. Ginny glimlachte. En ze zijn zo fier op hun vader. Volgens mij gaan ze morgen het hele verhaal aan Roos en Hugo vertellen. Ginny pakte zijn hand. Er ging een warme gloed door Harry heen. Het voelde net zoals de eerste keer dat ze zo innig waren met elkaar. Ze kuste Harry en ging op het bed liggen. Mam! riep Lily. Ik kan de koffers niet vinden. Ik kom! zuchtte Ginny. Ze kuste Harry nog eens en stond recht. Roos! Hugo! Albus riep zowat heel het perron bij elkaar. Rustig Albus. blafte Ginny. Hallo. Alles ok? vroeg Roos die samen met Hugo en haar ouders kwam aanlopen. En klaar voor een nieuw jaar jongens? grijnsde Ron. En laat Scorpius maar eens zien wat jullie waard zijn! Hermelien keek Ron boos aan. Ron! Zeg dat niet, straks komen ze nog in de problemen door jou geklets. Harry glimlachte. Hermelien was nog steeds zoals vroeger. Ze konden het erg goed met elkaar vinden, heel erg goed. Ze was zijn beste vriendin en nu was ze familie, al heeft het altijd al zo aangevoeld. Ronald Wemel was ook altijd al zijn rechterhand geweest. Harry grinnikte even. Best grappig hoe ze hier nu stonden met vijf kinderen naast hun. We schrijven zo vaak we kunnen. zei Ginny en ze kuste Lily op haar wang. Daar heb je Malfidus. fluisterde Ron. Hij is nog altijd dezelfde. Ze zagen hoe dat de kleine Scorpius naar hen toe kwam. Draco Malfidus had geprobeerd zijn zoon tegen te houden maar dat was hem blijkbaar niet gelukt. Harry dacht dat Malfidus zoveel mogelijk uit zijn buurt wou blijven. Zo Potters, klaar voor weer een nieuw jaar? Dit jaar gaan jullie eraan, net als Griffoendor. zei Scorpius arrogant. Lily wierp hem een vernietigende blik toe en keek naar James die stoer een stap naar voor had gedaan. Harry staarde naar het tafereel. Hou er eens mee op. beval Hermelien. Kom Scorpius, hou dat maar voor op school. siste Draco en hij keek recht in Harrys ogen. Dag. zei hij kort en draaide zich om, gevolgd door een teleurgestelde Scorpius. Ik denk dat jullie best een plaatsje gaan uitzoeken. zei Ron. Tot bij kerst. zei Ginny en ze gaf al haar kinderen nog een laatste afscheidszoen, net als Roos en Hugo. Amuzeer jullie en doe jullie best. vervolgde Hermelien. En de kinderen stapten in de Zweinsteinsexpres, klaar voor weer een fantastisch jaar. ----------------------------------- LieffJ Titel: Death. Auteur: LieffJ Onderwerp/zeer korte samenvatting: Mijn versie van Tonks dood ^^. Hij is misschien iets te.. emotioneel voor Tonks, maar ik vond 'm wel kunnen, aangezien net daarvoor haar man vermoord is Remus Johannes Lupos, neem jij tot je wettige echtgenote Nymphadora Tops? Ze snikte zachtjes, een Lamstraal mistte haar rakelings. Voetstappen stierven weg in de verte. Ze dachten dat de Lamstraal haar geraakt had. Niets was minder waar. De gang waarin ze zich bevond was leeg en bezaaid met stukken puin en door het gedaver elders in het kasteel opwaaiend stof. Ze kuchtte. Remus, ik ben z-zwanger. Ze draaide om en liep de gang uit, alsof ze bestuurd werd. Haar ledematen voelden zwaar aan, alsof ze nooit had leren lopen - en het ook nooit meer zou leren - en haar hart klopte op een onnatuurlijk snel ritme. Wat zei Harry? Een rilling kroop ongewild over haar rug en schouders. Ze versnelde haar pas. Met haar trillende linkerhand omklemde ze haar toverstaf. Hij zei dat ik bij je moest blijven. Het geluid van stemmen die luidkeels vervloekingen schreeuwden naar elkaar, drong tot haar door en betastten haar hersenen. E-en wat ga je doen? Ze versnelde haar pas opnieuw, tot ze bijna rende, midden in de strijd. Ze ontweek net een cruciatusvloek en liep verder, zonder om te kijken wie hem afvuurde. Een paar meter verder stond ze even stil en ze mompelde Paralitis. Haar toverstok was gericht op Jeegers, die Daan Thomas probeerde te vervloeken. Ze zag hoe haar vloek Jeegers raakte, en hij viel neer. Ze begon terug te lopen. Naar hem luisteren. Niet veel later rende ze een volgende, ogenschijnlijk verlaten gang in en voelde haar knien knikken. We- we hebben een zoon? Een zon? Tranen stroomden geluidsloos over haar bleken wangen, en drupten op de vloer of haar kleren. Ze wilde ze niet tegenhouden. Zelfs als ze het gewild had, zou het niet gelukt zijn. Ze vergat het kasteel, en de oorlog. Onze Ted. Moeten we hilen? Sneerde iemand achter haar, Moeten we huilen om onze lieve Remus! Ze draaide zich om en keek recht in de donkere ogen die maar van n iemand konden zijn. Bellatrix. Hij doet het! Hij wil Peetvader worden van Ted! Ze droogde haar tranen met haar mouw en richtte haar toverstok op Bellatrix, die vreugdeloos lachtte. Dom, dom meisje. Bellatrix richtte eveneens haar toverstok, en voor ze iets kon zeggen, gilde Bellatrix al... Dan verklaar ik nu , onder de ogen van de getuigen, Remus Johannes en Nymphadora tot man en vrouw. Tot de dood hen scheidt. Avada Kedavra. ----------------------------------- Smalofski Titel: Titelloos xD Auteur: Ik :) Onderwerp/zeer korte samenvatting: Een kort verhaaltje dat ik schreef voor de Ravenklauwchallenge een tijdje geleden, met als onderwerp de Ravenklauw leerlingenkamer ^^ Slaperig open ik mn ogen en rek me uit. Verdorie, weer in slaap gevallen in de bibliotheek. Wat haatte ik dat, heel mijn lichaam doet altijd pijn als ik wakker wordt. Die houten, harde banken waren echt niet wat je noemt heel uitnodigend. Ze zouden veel meer mensen kunnen lokken door er een paar zachte zetels te zetten, maar niemand luistert ooit naar mijn ideen. Jammer genoeg leek het het favoriete plekje van Lisa te zijn, en ik vergezel haar altijd, zodat ze niet zo alleen zou zitten. Ik gaan staan en probeer weer wat gevoel in mijn ledematen te krijgen. Kunnen we nu gaan? vraag ik klagend aan Lisa, die opschrikt uit haar boek en me glimlachend aan kijkt. Jij hebt zeker honger? En kou, vul ik hoopvol aan. Hij lijkt te werken, want Lisa slaat haar boek dicht en bergt het op in haar tas, samen met een hoop papier en die grappige veren van haar, waar ik niet aan mag komen. Kom, dan gaan we, zegt ze en loopt naar de uitgang van de bibliotheek. Dat moet je me geen twee keer zeggen. Ik spring recht en loop haar snel achterna. Het is vast al laat, fluistert Lisa als we door de gangen lopen, ik hoop dat Vilder me niet ziet. Vilder is niets, maar die kat van hem. Wat een arrogant wezen is dat, antwoord ik. Ssssst, stil nou, straks hoort iemand ons nog! Op de tippen van mn tenen loop ik naast haar en ik zorg dat ik muisstil ben. Mmmm, muis Het is koud in de gangen van het kasteel en ik voel mn haren rechtstaan, maar ik geef geen kik. Als we eindelijk bij de ingang van de leerlingenkamer komen, kan ik niet wachten tot we binnen kunnen. Schiet op, schiet op, jaag ik Lisa op en ik ga alvast ongeduldig voor de ingang staan. Lisa lacht en klopt met de adelaarskop. Ook al zie je me niet vaak, ik ben er wel. Mijn huis is bekleed met het fijnste zijde en ook al ben ik klein, het leven zonder mij, zou heel wat minder aangenaam zijn Kom op. Ik word een beetje ongeduldig. Het is koud en ik wil graag de warme leerlingenkamer binnen. Gino heeft beloofd een plaatsje naast het vuur voor me vrij te houden en ik wil niet dat die achterbakse Birro mijn plaats inpikt. Oh, Kaliska, ik weet het niet, zegt Lisa beteuterd, en laat zich naast mij tegen de muur neerzakken. Huis van zijde? Ik snap er niets van. Ik zucht, want ik weet al wat er nu staat te gebeuren. De kans dat iemand op dit uur nog voorbij komt, is klein. Ik ga op haar schoot zitten want daar is het tenminste wat warmer. Ik nestel me dicht tegen haar aan, en voel me weer slaperig worden. Lisa moet lachen. Wat zit jij daar nou te spinnen? grinnikt ze. Wacht eens even! Ze sprong zo snel recht dat ik met een boog in de lucht vloog. Gelukkig komen katten altijd op hun vier poten terecht. Kaliska, dat is het! Een spin! Je ziet ze niet, maar ze zijn er wel. Hun webben zijn van zijde gemaakt, en het zijn nuttige diertjes, want zonder hen zou het hier vol vliegen en muggen zitten! Heel goed, antwoordt de adelaarskop, en laat ons eindelijk binnen. Blij dat we in de warmte kunnen, sprint ik naar het haardvuur, waar Gino al zit te wachten. Ha, daar ben je eindelijk, zegt de pikzwarte, charmante kater, Ik heb een plaatsje voor je bijgehouden. Dank je, antwoord ik, en ik geniet van de warmte die het haardvuur uitstraalt. Ik rol me op en begin luid te spinnen. Er is echt geen enkel plekje in Zweinstein waar ik liever was, dan in de gezellige, warme, zachte leerlingenkamer van Ravenklauw. Weet je Ik heb het zwaar moeten verdedigen hoor, schept Gino op, Birro was er op uit. Maar ik zei nee, deze plaats is voor Kaliska, en voor Kaliska alleen! Trots steekt hij zijn borst vooruit, en ik moet glimlachen. Mijn held, zeg ik lief en ik geef hem een dankbaar likje op zijn wang. ----------------------------------- Potterfreaky auteur; ik titel; Goede Tijden dit was mijn inzending voor de Gryff challenge van afgelopen maand, thema was Valentijn. Goede tijden. Rosmerta was al vroeg wakker, het was begin februari en erg koud, ze was naar beneden gegaan om de zaak door te luchten, zoals gewoonlijk had het de avond ervoor aardig blauw gestaan van de rook. Dat zouden ze moeten verbieden! mopperde ze in zichzelf, terwijl ze alle ramen openzette en een bezem sommeerde om alle modder en zand op te vegen. Terwijl de bezem aan het werk ging, liep ze naar de keuken voor haar eerste kop koffie. Rosmerta liet zich op een keukenstoel zakken terwijl ze een slok van het hete goedje nam. Haar gedachten gleden naar de avond tevoren, ze grijnsde; al die scholieren die dachten dat ze indruk op haar konden maken. Ze moest toegeven het was goed voor haar ego. Vooral die rode vriend van Harry Potter kon er wat van. Maar de tijd dat ze op jongetjes van 16 viel was al een jaar of 15 geleden. Toen om een uur of negen de post kwam, pakte Rosmerta die aan van haar uil Adonis. Ze gaf hem een uilenkoekje en liet de brieven een voor een door haar handen glijden zonder echt te kijken. Tot ze een roze tegenkwam. Haar handen kwamen tot stilstand en ze richtte haar aandacht op de roze, naar after shave ruikende envelop. Ze fronste haar wenkbrauwen; welke man zou haar zo iets sturen? Ze bracht het ding naar haar neus, trok een vies gezicht en hield het acuut zo ver mogelijk van zich af, hoe dan ook, het was nu al niet haar type! Toch won haar nieuwsgierigheid het van haar afschuw en ze opende de brief. Ze sprak snel een spreuk over de brief, zodat die walgelijke lucht verdween, toen begon ze te lezen; Lieve Rosmerta, Jij, die er altijd bent, jij die altijd iedereen kent O god, hij ging rijmenze ging er eens goed voor zitten. Rosmerta met het allerlekkerste boterbier(hij leek uitgerijmd) Ik wil je vertellen hoeveel ik van je hou, ik aanbid de grond waarop je loopt, Jij bent alles voor me! Veel kussen van je geheime aanbidder Rosmerta proestte het uit, het moest niet veel gekker worden. Dit moest een grap zijn, het was dat of iemand was te dronken geweest en bovendien uitgeschoten met zijn flesje after shave. Ze legde de brief weg en besteedde er verder geen aandacht aan. De volgende morgen arriveerden er een hele stapel enveloppen, allemaal met de walgelijke lucht van die dag ervoor. Rosmerta liet van verbazing de kop koffie uit haar handen vallen. Ze wees gerriteerd met haar stok op de puinhoop en mompelde Sanitato en daarna Reparo Ze keek naar de stinkende massa in haar hand en gooide ze op tafel alsof ze zich eraan gebrand had. Ze ging zitten en begon ze allemaal open te maken, Na een stuk of vijf werd ze misselijk en had traanogen van de walm, ze sprak snel de geurvrij spreuk weer uit en haalde diep adem. De brieven hadden allemaal zon beetje dezelfde inhoud; de schrijver adoreerde haar, wilde de grond onder haar voeten kussen en vooral; hij wilde met haar uit. Rosmerta legde de laatste weg en staarde naar de muur, ze moest toegeven, hij was wel romantisch. Een tikkeltje gestoord, dat wel. Het neigde naar stalken, dat ook. Maar toch romantisch. Ze zocht de brief op waarin stond hoe mooi hij haar vond en hoe lief ze lachte. Ze giechelde een beetje manisch. Haar interesse was gewekt! Het punt was, ze wilde zeker weten dat dit geen studentengrap was Op Hogwarts inmiddels, hadden twee roodharige grappenmakers de tijd van hun leven, Jaaaaa, schrijf nog even hoe mooi ze is en hoe mooi haar haren glinsteren in het ochtendlicht! hij rolde bijna van het bed van het lachen. Ik ben bang dat ze wel wat hulp nodig heeft van ons, die brieven alleen gaan niet genoeg zijn!grijnsde de ene rooie, Zorg jij dan voor de liefdesdrank? Ze grijnsden beiden. Achter de deur stond een andere roodharige jongen te grijnzen, hij zag het wel zitten om Valentijnsdag door te brengen met Madame Rosmerta. Het moest een koud kunstje zijn om die liefdesdrank te onderscheppen. Ron, want die was het, had genoeg gehoord en maakte dat hij weg kwam. Morgen de eerste brief naar Snape sturen? vroeg toen een derde jongen. Jep doe maar en dan sturen we van de week die doos chocola, zowel naar Madame Rosmerta als naar Snape! Een kleine week later, toen Rosmerta weer post kreeg was ze niet in het minste verbaast dat er een grote doos bonbons bijzat van haar geheime aanbidder. Ze had inmiddels een sterk vermoeden van wie het moest zijn, gisterenavond had die rode vriend van Potter haar zitten aankijken alsof hij haar wilde opeten, ze kon niet geloven dat iemand zo doorzichtig kon zijn Ze had aan zijn gerriteerd kijkende vriendin gevraagd hoe zijn naam was. Het meisje had chagrijnig geantwoord dat hij George Weasley heette. Zo die gaan fijn retour! dacht ze heimelijk lachend. Rosmerta besefte niet dat ze de situatie met de minuut ingewikkelder maakte. Toen Ron de volgende morgen de bonbons zag arriveren bij George, was hij vastbesloten de dingen te stelen. Tijdens het eten sloop Ron de slaapkamer van de tweeling in en stal de doos chocola, kinderlijk eenvoudig, als hij erover nadacht.. Toen Severus Snape de eerste liefdesbrief had gekregen had hij gemeen gelachen, zijn eerste gedachte ging onmiddellijk naar die onuitstaanbare Weasley tweeling. Net iets voor hen. Niettemin was hij wel erg nieuwsgierig naar wat ze van plan waren; Snape was dan ook niet verbaasd toen hij zijn doos bonbons had gekregen, Hoe onorigineel en voorspelbaar.. mompelde hij. Hij boog zijn hoofd even en rook kort aan de chocola. Liefdedrank! Merlijns baard, DAT had ik niet gedacht zei hij cynisch tegen zichzelf. Valentijn naderde en de hele soap rondom de liefdesdrank werd hoe langer hoe ingewikkelder. Snape had Rosmerta inmiddels uitgenodigd om op Valentijn naar Madame Puddifoots Theeroom te komen en Ron had dit afgeluisterd bij zijn broers, die uiteraard het brein achter de operatie waren en dachten het allemaal prima voor elkaar te hebben. Professor Snape riep na de les Toverdranken Neville bij zich. Neville had zijn Toverdrank zoals gewoonlijk vreselijk verpest. De lucht van verrotte eieren hing penetrant in de lucht toen hij schoorvoetend naar voren liep. Neville was als de dood voor Snape, Hij ging bij zijn bureau staan en durfde niet op te kijken. Snape keek niet op, maar zei zonder blikken of blozen , Longbottom, morgen is het Valentijn, neem deze doos bonbons en ga naar Hogsmeade, naar de theeroom! Neville stond aan de grond genageld, Wa-hat? stotterde hij. Sneep keek nu gerriteerd op en zuchtte diep, Wat had je nu weer niet begrepen? Ehm, niets, professor mompelde Neville snel voor hij de doos pakte en maakte dat hij weg kwam. Hij hoorde Snape nog net Nee, dat had ik ook niet verwacht mompelen voor hij het lokaal verliet. Neville staarde verdwaasd naar de doos bonbons, hij had werkelijk geen flauw benul wat hij ermee aanmoest en besloot dat het misschien wel leuk zou zijn om ook eens met Valentijn in de tearoom te zijn. De volgende dag waren er veel mensen gespannen; Neville omdat hij voor het eerst in zijn leven met Valentijn in Hogsmeade zou zijn, Ron omdat hij Rosmerta eindelijk zou zoenen, De tweeling omdat zij in de volle overtuiging waren dat Snape en Rosmerta zichzelf volslagen belachelijk zouden maken en zij de grap van de eeuw zouden hebben, Snape omdat hij benieuwd was van wie hij 50 punten kon aftrekken en Rosmerta omdat zij die charlatan wilde ontmaskeren! Neville besloot die morgen dat hij best een zon chocolaatje kon nemen, daar zou niemand iets van merken Madame Puddifoot was s morgens vroeg haar tearoom aan het versieren ter voorbereiding op Valentijn. Ze mompelde een romantisch liedje om in de stemming te komen en betoverde de engeltjes die zoals gewoonlijk confetti op de tafeltjes zouden strooien. Kort na tien uur stroomden de stelletjes langzaam haar gezellige zaakje binnen en kreeg ze het druk. Fred en George wilden er geen seconde van missen en waren met de stelletjes mee naar binnen geglipt. Ze waren helemaal achterin aan een tafeltje gaan zitten en wachtten nu geduldig af. Rond half elf smeet Snape de deur van de theeroom open en stapte met grote stappen binnen. Hij ging in een hoek zitten en keek bijzonder boos. Madame Puddifoot staarde hem verbaasd aan, Gunde hij die kinders nou niets?! Op Valentijn! Ze twijfelde of ze naar hem toe zou gaan of niet. Nou ja, hij was tenslotte een klant. Ze liep naar hem toe. Snape voelde dat zijn bloed kookte, hij wenste dat hij al die aan elkaar geplakte pubers niet hoefde te zien. Toen eentje die hij herkende als een vijfdejaars Huffelpuf zich naar hem omdraaide, riep hij woest: Valt er iets te zien, Wakers? Wakers verschoot van kleur en richtte zich acuut weer op zijn partner. Net toen Snape zich op de kop koffie richtte die madame Puddifoot voor hem had gezet, werd de deur opengesmeten. Er klonk een zuigend geluid en iedereen staarde naar de deur, Rosmerta kwam naar binnen gestapt, met vlak achter haar aan, in feite aan haar rokken hangend, Neville Er klonk geproest en gelach, Neville leek zichzelf aan Rosmerta te hebben vastgeklonken en probeerde nu haar voeten te zoenen, Dat was een sterk drankje.. dacht Snape terwijl hij geamuseerd naar Neville staarde. Hij moest er niet aan denken dat hij daar had gezeten. Net toen Rosmerta hem briesend wilde vragen wat hij eraan dacht te gaan doen ging de deur opnieuw open; Ron stormde binnen en leek recht op Snape af te gaan, de hele zaak hield nu zijn adem in. Ron wierp zich zonder te twijfelen met een gracieuze duik bovenop Snapes schoot. Net toen hij hem midden op zijn mond wilde zoenen, kwam Snape bij uit zijn shock, greep zijn toverstok en riep; STUPEFY! Ron viel als een standbeeld achterover. Snape stond op en beende woest de zaak uit, hier en daar wat mensen uit elkaar toverend. SNAPE!! WACHT!!riep Rosmerta hem wanhopig achterna terwijl ze Neville van het lijf probeerde te houden. Op dat moment konden Fred en George zich niet langer stil houden, ze gilden het uit van het lachen en lieten zich tegen elkaar aanvallen, terwijl de tranen hen over de wangen biggelden. Fred wees op Ron, die daar nog steeds lag met een suffe, verliefde uitdrukking op zijn gezicht, zonder een woord te kunnen uitbrengen. George wees op Nevilles actie om Madame Rosmertas voeten te zoenen, die hem probeerde af te schudden als een lastig insect. Bij Rosmerta ging op dat moment een lichtje branden: Dus jullie zaten achter die brieven! begon ze woest en zocht haar toverstok. Ze wilde vastberaden op hen afstappen, maar was Neville een moment vergeten, dus sleepte ze Neville al vloekend met zich mee, als een soort mislukte keten. Heel de zaak zat inmiddels vol met lachende leerlingen, sommigen veegden de tranen van hun wangen van het lachen. Toen Fred Rosmerta op zich af zag komen, greep hij George beet en begon tussen de tafeltjes door richting uitgang te rennen, een vloek scheerde over zijn hoofd heen, net voor hij de deur achter hen dichtsloeg. Merlijns baard, was dat even leuk!gierde hij , Wat een stel sukkels! Dat was nog beter dan wij hadden bedacht! Hij dacht aan Ron en Neville en begon weer te lachen. En Ron maar denken dat hij ons te slim af was! Er zou nog veel nagepraat worden over die bewuste Valentijsdag, niet alleen op Hogwarts maar zeker ook bij de Weasleys thuis. Al was Ron daar niet onverdeeld blij mee _________________ G R Y F F I N D O R ----------------------------------- Avana Auteur: Avana xD Titel: Dobby's toversok Ook van mij m'n inzending voor de Griffoendor Fanfic Challenge voor Februari. Thema: Valentijn. Dobbys toversok Harry Potter, meneer, piept Dobby enthousiast bij het zien van de zestienjarige tovenaar die zichtbaar is in de gloed van het haardvuur. Hij loopt mompelend heen en weer en is blijkbaar zo in gedachten verzonken dat het hem ontgaat dat Dobby achter hem Verschijnseld is. De leerlingenkamer van Griffoendor is verder donker en verlaten. Oh, nu kan Dobby Harry Potter eindelijk vragen wat hij hebben wil, denkt de huiself opgewonden. Dobby weet dat Harry Potter erg blij was met de sokken die hij ook dit jaar met Kerst gegeven heeft maar eigenlijk wil hij hem iets anders, iets speciaals geven. Iets dat zegt Dobby vindt Harry Potter geweldig maar ook Dobby vindt het heel erg wat er vorig jaar gebeurd is. En nu kan Dobby dus aan Harry Potter vragen wat zijn liefste wens is! Zelfs als ik gebruik kan maken van een verrassingsaanval, dan zit ik nog met het Priori Incantatem effect, mompelt Harry binnensmonds. Hij stopt, maakt een zwaaiende beweging met zijn rechterarm voor hij zich abrupt omdraait en verder gaat met ijsberen. Harry Potter, klinkt het dringend achter hem. Ondanks dat de stem bekend klinkt, draait Harry zich bliksemsnel om met zijn toverstok voor zich uit. Zijn hart klopt tegen zijn ribben en hij rolt met zijn ogen. Dobby! Natuurlijk! Wie anders dan Voldemort ziet altijd kans hem zon schrik aan te jagen. Harry Potter, meneer, Dobby wil graag weten wat uw liefste wens is. Verward staart Harry naar de huiself die op zijn tenen wippend staat te wachten op antwoord. Mijn liefste wens? herhaalt Harry. Zijn gedachten dwalen automatisch terug naar zijn eerder overpeinzingen. Dat is duidelijk; Voldemort verslaan natuurlijk maar dan moet ik toch eerst Een toverstok, mompelt Harry. Hij draait zich weer om en vervolgt zijn wandeling voor het haardvuur, iedere gedachte aan de huiself alweer vergeten. Misschien kan Perkamentus regelen dat ik in het weekend Olivander bezoek. Zou een andere stok net zo goed werken? Hij merkt niet dat Dobby enthousiast fluisterend begint op te ruimen. Een toversok! Harry Potter wil een toversok! Dobby weet precies waar hij die kan vinden. ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ Valentijnsmorgen. Iets wekt Harry. Hij heeft geen idee wat het is maar hij blijft stil liggen en probeert zijn ademhaling zo gelijkmatig mogelijk te houden. Het is doodstil op de slaapzaal maar toch heeft hij het gevoel dat er iemand is. Heel voorzichtig opent hij zijn ogen een stukje en tuurt door het spleetje. De schreeuw wordt door een magere hand gesmoord nog voordat hij Harrys lippen verlaat. Hij staart in een paar uitpuilende, groene ogen en mocht hij nog twijfels hebben over de identiteit van zijn onverwachte aanvaller, dan vertelt zijn wildkloppend hart hem wel dat het Dobby weer is. Sttt Harry Potter, Dobby wil niemand wakker maken. Harry snuift. Hij schuift de huiself opzij en tast naar zijn bril. Af en toe zijn er momenten dat hij wilde dat hij Lucius Malfidus geen kleding had toegestopt. Nu hij zijn bril op heeft, merkt hij dat Dobby zijn opwinding amper de baas is. Hij stuitert praktisch op het bed op en neer en zijn oren flapperen enthousiast mee. Vrolijke Valentijn, Harry Potter meneer, en zijn stem slaat achterover. Met een doffe dreun laat Harry zich weer achterover op zijn bed vallen. Merlijns baard! Is het alweer zover? Valentijn, de feestdag uit de hel. De kakofonie van uilen, stapels pakjes, een overdaad aan geparfumeerde brieven, angst voor liefdesdrankjes, de hele dag plagende en jaloerse klasgenoten en overal verlegen lachende meisjes die hoopte op een afspraakje voor het Valentijnsbal s avonds omdat hij toevallig Harry Potter is. Hij wil de dekens over zijn hoofd trekken en pas morgen weer wakker worden maar natuurlijk wordt dat verhinderd door Dobby die aan zijn arm trekt. Ik heb een cadeautje voor Harry Potter, meneer. Harry denkt aan de stapels bontgekleurde sokken op de bodem van zijn hutkoffer en zucht. Dobby steekt een klein pakje uit. Om het felroze papier met rode strepen zit een grote gele strik. De gedachte dat dit pakje ook tijdens het ontbijt bezorgd had kunnen worden, maakt dat hij de huiself bijna vergeeft voor het abrupte ontwaken. Bijna! Hij komt overeind en probeert verontschuldigend te kijken als hij het cadeautje aanneemt. Sorry Dobby, ik was helemaal vergeten welke dag het Maar de huiself onderbreekt hem en gebaart dat hij het pakje moet openen. Het op en neer springen maakt Harry duizelig, dus hij trekt snel het papier los en staart naar de inhoud. Het is een sok! Niet echt verrassend behalve dat het er maar n is. Bovendien is het niet het soort sok dat Dobby hem normaal geeft. Geen felle kleuren, geen strepen, stippen of andere wilde patronen. Deze sok is groen, iets donkerder dan de kleur van Harrys ogen en hij ziet eruit alsof hij bij een chique galagewaad gedragen hoort te worden. Een toversok, Harry Potter! Het is een toversok! Zoals u gevraagd heeft. Een wat? Een toversok? Wanneer heb ik dat gevraagd? Dat was uw liefste wens Harry Potter, meneer, dus heeft Dobby er n gezocht. Maar Harry kijkt de huiself wat verward aan, wat doet die sok dan en waarom is er maar n? Hij brengt geluk, meneer! Als je hem aandoet, brengt hij uren geluk. Ik heb het zelf gehoord. Maar ik kon ze niet allebei pakken, dat zou niet eerlijk zijn. Harry Potter moet beloven dat hij de toversok vanavond aandoet. Grote, uitpuilende ogen kijken hem smekend aan en Harry knikt sprakeloos. ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ Valentijnsavond. Wij gaan al vast naar de leerlingenkamer, roept Daan naar Harry die met een handdoek om zijn middel de douche uit komt slenteren. Alvast de dames bekijken, vult Simon grijnzend aan. Blijf niet te lang treuzelen, maat. Tenzij je wilt dat Hermelien je persoonlijk komt halen en mee naar de Grote Zaal sleept. Harry staart fronsend naar Ron maar die haalt verontschuldigend zijn schouders op en loopt naar de deur, gevolgd door Marcel die Harry een begripvolle blik geeft. Harry zucht eens diep en duikt dan vlug in zijn hutkoffer op zoek naar ondergoed en sokken. Hij weet dat Ron niet overdrijft wat Hermelien betreft. Bovenop zijn spullen ziet hij de sok die Dobby hem die morgen gegeven heeft. Hij staart er even naar maar beloofd is beloofd en hij legt hem samen met de rest van zijn kleding op bed. Wel besluit hij een ander paar over de sok aan te trekken; hij heeft geen zin om voor gek te lopen. Als Harry eindelijk helemaal is aangekleed, staat hij op van het bed. Meteen begint zijn rechterbeen onverklaarbaar te trillen. Eerst zachtjes maar dan steeds ongecontroleerder. Wat is dat in Goderics naam? Zijn been maakt schokkende bewegingen en lijkt zijn lichaam mee te willen trekken. Het is net of het een eigen leven leidt, een eigen wil heeft. Hij kan nog net zijn toverstok van zijn nachtkastje mee grissen voor hij de kamer uit gesleept wordt. De post van Rons hemelbed die hij probeert te grijpen, glipt van tussen zijn vingers en ook de deurpost die hij wanhopig met beide handen vastgrijpt, houdt zijn bewegende been niet tegen. Het lijkt wel zon wichelroede, denkt Harry half hysterisch. Straks eindig ik nog in de Klassenoudstebadkamer, met Jenny in bad. Hij probeert op de bovenste traptrede te gaan zitten in een poging zijn schoen uit te doen omdat hij inmiddels wel een donkerbruin vermoeden heeft dat die stomme sok er iets mee te maken heeft. Maar voor hij die verdraaide huiself kan zeggen, belandt hij al met een pijnlijk zitvlak onder aan de trap. Als een breakdancer bereikt hij tenslotte de leerlingenkamer en terwijl iedereen hem aangaapt, danst hij richting het portretgat. Ron, Daan, doe iets! roept hij wanhopig. Hou me tegen! Maar de andere Griffoendors kijken bewegingloos toe als zijn lichaam zich achter zijn been aan door het portretgat worstelt. Hermelien, het komt door de toversok van Dobby, probeert hij uit te leggen, in de hoop dat zij hem kan helpen. Nog voor Hermelien kan reageren, slaat het portretgat achter Harry dicht. Dat spoort zijn vrienden eindelijk aan en haastig klimmen ze ook door het portretgat en volgen Harry. Harry, wat bedoel je? Huiselven hebben toch helemaal geen toverstok, hijgt Hermelien als ze hem inhaalt. Hoewel zijn vaart wat wordt afgeremd nu de anderen hem proberen vast te houden, blijft hij als een Zwaan-kleef-aan door de gang glijden, richting het trappenhuis. Trappen! Bij de gedachte aan zijn pijnlijke achterwerk verbleekt hij en wanhopig roept hij: DOBBY. Vrije elf of niet, Dobby plopt bijna onmiddellijk vlak voor hem uit het niets maar wordt onmiddellijk meegesleurd door de onvrijwillige polonaise. Harry grijpt hem bij zijn theedoek en rammelt hem woedend door elkaar, de kreten van een verontwaardigde Hermelien negerend. Wat is er met die sok? Waarom kan ik niet stoppen met bewegen? Dobbys ogen puilen nog verder uit en hij begint verontschuldigingen te stamelen. Dobby is sorry Harry Potter, meneer. Dobby wist niet het niet. De sok wil waarschijnlijk naar de andere toe, meneer. Als u gewoon meegaat, komt het vanzelf goed en krijgt u geluk. GELUK! brult Harry. IK MAG VAN GELUK SPREKEN DAT IK MIJN NEK NOG NIET GEBROKEN HEB! Terwijl de stoet zich uit alle macht veilig langs de trapleuningen probeert te laten glijden, herinnert Harry zich opeens iets dat de huiself die morgen zei. dus heeft Dobby er n gezocht ik kon ze niet allebei pakken, dat zou niet eerlijk zijn. Als Marcel noodgedwongen los moet laten, krijgt de stoet gelijk weer meer vaart en Harry moet zijn uiterste best doen om op de been te blijven. Toch verslapt zijn greep op Dobby niet als hij met opeengeklemde kaken vraagt: Dobby, van wie heb je die sok gepakt? En hoe wist je er van af? Maar voor de huiself kan antwoorden, belandt de kluwen met een smak onderaan de trap in de hal. Terwijl Harry overeind probeert te krabbelen, realiseert hij zich dat de anderen hem niet meer vast houden en dat hij nu op volle snelheid richting de Grote Zaal beweegt. Muziek komt hem door de openstaande deuren tegemoet en Harry ziet dat het feest al in volle gang is. Als een magneet lijkt zijn been of liever gezegd de sok hem tussen de andere leerlingen door, ergens heen te trekken. Maar waar heen? Of beter gezegd: naar wie? Een vreselijke gedachte komt bij hem op en hij begint nog heftiger tegen te stribbelen en grijpt alles en iedereen waar zijn handen maar bij kunnen. Meisjes gillen, tafels met glazen worden omvergetrokken en over dat alles uit hoort hij tot zijn grote gruwel een bekende stem gillen: KORZEL! KWAST! HOU ME TEGEN IDIOTEN! Opeens lijkt alles in slow motion te gaan; leerlingen stappen uit de weg en maken het pad vrij waarover zijn been besloten heeft te gaan. Met wijd opengesperde ogen ziet hij van de andere kant van de zaal Draco Malfidus op zich afkomen, gevolgd door Korzel en Kwast die hem struikelend proberen bij te houden. Oh nee, niet jij! Waag het niet me aan te raken, Potter, bijt Malfidus hem toe. Maar voor Harry een sarcastische opmerking terug kan maken, zijn ze elkaar genaderd. In de Grote Zaal staat iedereen aan de grond genageld toe te kijken alsof ze een zwerkbalongeluk gadeslaan. De kracht waarmee de bovenlichamen van beide aartsvijanden tegen elkaar opbotsen, perst de lucht uit hun longen. Wankelend proberen ze op de been te blijven en grijpen elkaar onbedoeld beet. Harry rechterbeen verstrengelt zich met dat van Malfidus en zijn brilmontuur drukt pijnlijk tegen Malfidus jukbeen. Ze staren elkaar gealarmeerd aan met opengesperde ogen en terwijl hun lippen tegen elkaar geperst worden, hoort Harry in de verte de hoge piepstem van Dobby. Dobby is heel erg sorry Harry Potter meneer. Maar dit was uw liefste wens. ----------------------------------- Addiie @Avana: Mooie oneshot! Auteur: Moi Titel: Gone Onderwerp/zeer korte samenvatting: Ga maar lezen, kom je er vanzelf wel achter. ^^ Gone Charlie Weasley slaakte een diepe zucht en keek triest naar het gezicht van zijn huidige vriendin, Sophia. We hebben het hier al vaak genoeg over gehad, Sophia, zei hij zacht maar streng, maar Sophie was onvermurwbaar en dat wist hij maar al te goed. Kan me niets schelen! antwoordde ze fel en ze sloeg haar armen koppig over elkaar. Ik wil meehelpen met vechten! Ik wil net zo graag als jij dat deze oorlog stopt, dat Harry Voldemort verslaat en dat iedereen weer in vrede kan leven, zonder al die maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat ze zelf en hun familie door Death Eaters worden vermoord. Charlie keek Sophia strak aan. Je kan sterven. Sophia was even stil. Dan sterf ik maar, zei ze toen zacht. Maar als ik sterf, ben ik tenminste gestorven voor een wereld die ik, samen met anderen, wilde redden. Charlie slikte. Ze had gelijk en dat wist hij. Hij deed een stap naar haar toe en nam haar in zijn armen. Goed, zei hij toen zacht. Ga je gang; maar beloof me dat je heel voorzichtig zult zijn. Charlie Weasley schudde zijn hoofd en knielde neer voor haar graf. Zo jong, dacht hij verdrietig en hij sloeg zijn ogen neer. Ze was zo jong. Ze had nog een heel leven voor zich, wij hadden nog een heel leven voor ons, samen Charlie legde zijn hand op het koude grafsteen en staarde naar de woorden die erop stonden. Sophia Brandon Geliefde dochter, vriendin en zus Voor altijd uit ons leven Voor altijd in ons hart Ze had niet hoeven sterven, dacht Charlie miserabel. Het is allemaal mijn schuld ik liet haar meevechten! Als ik niet had toegestemd, was ze nu niet dood Charlie stond op en stak zijn handen in zijn broekzakken. Hij draaide zich van Sophias graf weg en begon weg te lopen. Bij het hek van het kerkhof keek hij nog n keer achterom. Vaarwel, Sophia. ----------------------------------- Addiie Auteur: Addiie Titel: Beautiful Onderwerp/zeer korte samenvatting: Ron observeert Hermelien op het Kerstbal in het vierde jaar (EDIT: dit is mijn versie, niet die van Rowling. Dus er is geen ruzie en dergelijke) Beautiful Met een grimas keek Ron Wemel toe hoe zijn beste vriendin met de o zo beroemde Viktor Kruml danste. Hij heeft haar gewoon ingepalmd, dacht hij jaloers en hij fronste zijn wenkbrauwen. Ja, dat zal het zijn. Hij heeft haar vast en zeker vertelt hoe fantastisch ze is en dat is nog waar ook. Zeg, ga je nog met me dansen? vroeg zijn danspartner, Padma Patil, chagrijnig en Ron keek haar sikkeneurig aan. Nee. Padma stond nijdig op en liep naar haar zus, Parvati, die met een jongen van Beauxbatons aan het dansen was. Harry, die naast Ron zat, keek chagrijnig toe hoe Carlo Kannewasser met Cho Chang aan het dansen was. Vraag haar om te dansen, suggereerde Ron en Harry keek hem geschrokken aan. Wat? Wie? vroeg hij gedesorinteerd en Ron rolde zijn ogen. Cho, natuurlijk! Je zit nu al een halfuur naar haar te kijken! Vraag haar gewoon om te dansen, dat wil je toch zo graag, of heb ik het fout? Het ziet ernaar uit dat ze het prima naar haar zin heeft met Kannewasser, ontweek Harry de vraag en hij spuwde Carlos achternaam bijna uit. Wat jij wilt. Ron haalde zijn schouders op en draaide zijn hoofd weer terug naar Hermelien. Ze zag er beeldschoon uit deze avond met die maagdenpalmblauwe jurk en haar bruine haren die in een elegante knot in haar nek lagen. Hallo. Ron keek op toen hij de stem van zijn kleine zusje hoorde en knikte kort naar haar. Hebben jullie het ook zo warm? Nee, antwoordde Harry, die nog steeds naar Cho en Carlo aan het staren was. Ik heb het eigenlijk nogal koud. Ginny keek een beetje gekwetst bij Harrys korte antwoord, maar herstelde zich vlug. Nou, misschien moet je ook eens gaan dansen en Ik heb al gedanst, onderbrak Harry haar. Weet je nog wel? De openingsdans. Ginny glimlachte flauwtjes. Die duurde ongeveer een halve minuut, Harry. Geen wonder dat je het koud hebt. Harry negeerde haar en ging door met staren naar Cho. Ron zag Ginny op haar lip bijten en glimlachte naar haar. Ginny glimlachte terug en keerde zich toen naar Harry. Zou je dan met mij willen dansen, Harry? Harry keek verwonderd op en staarde naar Ginny, die hem hoopvol aankeek. Langzaam kroop er een glimlach rond zijn mond. Goed. Hij stond op en liep samen met Ginny de dansvloer op. Ron glimlachte en op dat moment plofte Hermelien naast hem neer. Warm, h? zei ze opgewekt en ze wuifde zichzelf koelte toe. Viktor is wat te drinken gaan halen. Ron negeerde dat en staarde haar aan. Hermelien fronste haar wenkbrauwen naar hem. Ben ik zo interessant, Ronald? Ron bloosde. Nou, je je ziet er heel mooi uit, zei hij zwakjes en Hermelien lachte naar hem. Oh Ronald, dat is zo aardig van je! Dank je wel! Ze keek naar de dansende leerlingen en was verbaast doen ze Harry met Ginny zag. Hoe heeft Ginny Harry overgehaald om met haar te dansen? Door hem te vragen. Hermelien sloeg haar ogen ten hemel. Dat snap ik ook wel, Ron; maar, ik dacht dat Harry Cho Chang leuk vond? Ron haalde zijn schouders op. Ik denk het. Hmm. Hermelien kijk gefascineerd naar Harry en Ginny, die zichzelf kostelijk leken te vermaken. Nou ja, het maakt ook niet uit. Ik heb gehoord dat Cho nou niet echt oh! Daar is Viktor! Ron keek op en zag Viktor op Hermelien afkomen. Hermelien sprong op en zwaaide naar hem. Viktor! Hierzo! Toen hij bij hen was, glimlachte Hermelien naar hem. Viktor, ik wil je voorstellen aan mijn beste vriend, Ron Wemel. Viktor knikte naar Ron. Chet is leuk om je te ontmoeten, Ron, zei hij en hij overhandigde Hermelien haar drankje. Na tien minuten liepen Viktor en Hermelien weer terug naar de dansvloer en bleef Ron alleen achter op zijn stoel. Wayne Brady - Beautiful From the moment I saw you, from the moment I looked into your eyes there was something about you I knew I knew that you were once in a life time a treasure near impossible to find and I know how lucky I am to have you Cause I've seen the rainbows that can take your breath away the beauty of the setting sun that ends a perfect day and when it comes to shooting stars, I've seen a few but I've never seen anything ... as beautiful as you Holding you in my arms no one else has fit so perfectly I could dance forever with you, with you and at the stroke of midnight please forgive me if I can't let go cause I never dreamed I'd find a Cinderella of my own Cause I've seen the rainbows that can take your breath away the beauty of the setting sun that ends a perfect day and when it comes to shooting stars, I've seen a few but I've never seen anything ... as beautiful as you Oh I've seen the rainbows that can take your breath away the beauty of the setting sun that ends a perfect day and when it comes to shooting stars, I've seen a few but I've never seen anything ... Oh oh, oh no, I've never seen anything ... as beautiful as you From the moment I saw you, from the moment I looked into your eyes ... ----------------------------------- Genner Titel: Hermelien + Ron = ? Auteur: Genner Onderwerp/zeer korte samenvatting: Hermelien is verliefd op Ron, maar wil ze dat toegeven? Is Ron verliefd op Hermelien of gaat hij toch voor Belinda? Blijven Ron en Hermelienvrienden, gaan ze niet meer met elkaar om of worden ze een koppel? Hermelien+ Ron = ? Hermelien Griffel zat aan de tafel van Griffoendor en wachtte op Ron en Harry. Ze zuchtte ongeduldig, waar bleven die twee? Ze vroeg zich af wat ze de laatste tijd uitvoerden. Ze wist niet hoe het kwam, maar ze waren altijd te laat voor de lunch. Ze schrok even op toen Ginny naast haar kwam zitten. Hoi, Hermelien, zei Ginny vrolijk. Ze schepte een lepel puree op. Alles goed? Ja hoor, antwoordde Hermelien afwezig. Ze was meer genteresseerd in de deuren van de Grote Zaal waar haar twee vrienden elk moment doorheen konden komen. Ginny volgde haar blik en vroeg toen verbaasd: Is er iets? Nee, niets. Ik wacht op Ron en Harry. Ginny grinnikte. Op Ron, bedoel je? Hermelien werd rood en zei verdedigend: Nee, op allebei. Waarom zou ik enkel op Ron wachten? Oh, dat weet ik niet, zei Ginny luchtig. Misschien omdat je iets meer voor Ron voelt dan voor Harry? Ik heb werkelijk geen idee waar je het over hebt, Ginny. Oh, komaan, Hermelien. Mij hou je niet voor de gek! Ik zie je wel kijken naar Belinda en Ron als ze elkaar weer eens aflebberen alsof ze overheerlijke ijsjes zijn! Hermelien kon een glimlach om die opmerking niet onderdrukken, maar wilde toch niet toegeven hoe ze zich voelde. Niet tegenover Rons zus, want dan zou Ron het binnen de kortste keren ook weten en dat wilde ze niet. Ze wilde niet voor gek staan, ze wilde niet te horen krijgen dat Ron haar niet wilde, maar Belinda. Dat zou pas een afgang zijn. Oh, kijk, daar zijn ze, zei Hermelien enthousiast. Ron en Harry kwamen de Grote Zaal binnen, keken even rond en kwamen toen Hermeliens richting uit. Ze gingen aan weerszijden van haar zitten en Hermelien schoof demonstratief wat dichter naar Harry toe. Ginny fronste haar wenkbrauwen nog even veelbetekenend en stond toen op om bij Daan, haar vriendje, te gaan zitten. Hermelien, ik moet je iets vertellen, zei Harry opgewonden. Hermelien slaakte een zucht en bereidde zich voor. Het had vast weer iets met Draco Malfidus te maken. Het gaat over Draco, begon Harry. Hermelien rolde met haar ogen. Moet dat nu echt, Harry? Ja, het moet echt! Jezus, dit is belangrijk, weet je! Ik denk echt dat hij een Dooddoener is. Hermelien protesteerde, maar Harry legde haar het zwijgen op met een handgebaar. Luister, ik heb je al verteld over het Duistere Teken dat hij toonde in Odius & Oorlof - Dat wt je niet, Harry, het is een pure gok. Weet jij wat het anders kan zijn? Nee, maar - Laat me dan even uitspreken! Hermelien merkte dat Harry gerriteerd begon te raken en liet hem dan maar uitspreken. Uit haar ooghoeken keek ze even naar Ron, die achteloos een worstje op zijn vork prikte. Goed, vertel. Wel, vind jij het niet erg vreemd dat hij de laatste tijd niet meer zoveel tijd doorbrengt met Korzel en Kwast? Ik bedoel, vroeger waren ze onafscheidelijk. Dat is normaal, Harry. Vrienden groeien uit elkaar, dat gebeurt. Ik denk dat ze bang zijn voor Malfidus. Nu hij het Duistere Teken heeft, is hij heel wat belangrijker geworden, ging Harry onverstoorbaar voort. Hermelien luisterde niet meer. Belinda was de Grote Zaal binnen gekomen en liep meteen op Ron af. Die maakte plaats voor haar en ze had het gevoel dat ze misselijk werd. Ze concentreerde zich op haar bord en deed een dappere poging om verder te eten. Hermelien? vroeg Harry. Hermelien keek op en zag dat Harry er nogal geagiteerd bij zat. Ja? Nou? Wat vind je? Ik vind dat je overdrijft en je je er niet zoveel zorgen om moet maken. Perkamentus heeft alles onder controle. Ja, maar Perkamentus ziet ook altijd alleen het goede van mensen. Hij heeft zich al eens vergist, kijk maar naar Sneep. Harry, ik weet dat je Sneep haat en ik vind hem zelf ook erg verdacht, maar we hebben nog geen enkel concreet bewijs dat hij echt slecht is. Komaan, Hermelien Luister, ik wt het! Ik zei net dat ik hem ook verdacht vind, maar dat wil niks zeggen. Hou er gewoon over op, wil je? schoot ze uit haar slof. Haar stem klonk veel te hoog naar haar zin. Ze stormde de Grote Zaal uit en liet een verbaasde Harry achter. Ze rende naar de toren van Griffoendor, naar de leerlingenkamer. Die was helemaal leeg; iedereen was nog aan het lunchen. Ze zakte neer in een fauteuil en barstte in tranen uit. Ze kon er niet meer tegen: de druk van het schoolwerk, Harrys obsessie met Malfidus en zijn koppigheid daarin en per slot van rekening Rons gevogel met Belinda. Ze kon het niet aanzien. Was ze dan echt zo lelijk? Waarom waren jongens enkel bezig met uiterlijk? Zij verwachtten wel dat meisjes niet naar hun uiterlijk keken en konder daar zo over jammeren, maar ze waren zelf geen haar beter, in tegendeel, ze waren stukken erger! Zo ging ze nog een tijdje door met tegen zichzelf praten en ze schrok op toen het portretgat openging. Ze droogde snel haar tranen en trok een zo strak mogelijk gezicht. H, wat is er? vroeg Ron bezorgd. Hermelien was verbouwereerd dat juist hij achter haar aankwam. Kwam hij haar troosten? Hij ging zitten op het voetenbankje voor de fauteuil en keek haar onderzoekend aan. Hij zat er wat onbeholpen bij en klopte onhandig op Hermeliens arm. Dat deed hij zodanig hard dat het pijn deed, maar Hermelien liet het niet merken. Wat denk je dat er is? vroeg Hermelien uiteindelijk bitter. Ik weet het niet, daarom vraag ik het ook! Denk eens goed na! Het leek erop dat Ron echt zijn best deed; er verschenen zelfs denkrimpels op zijn voorhoofd. Na wat wel een eeuwigheid leek, klaarde zijn gezicht op. Is het Harrys obsessie met Malfidus en wat hij uitvoert? Hermelien dacht dat ze Ron zou slaan. Hoe kon je nu zo lomp zijn? Ze overwoog even of ze de waarheid zou vertellen en besloot toen dat dat het beste was. Nee, dat is het niet, Ron. Oh. Ron leek werkelijk teleurgesteld. Ron, komaan! riep Hermelien uit. Ze wilde niet meer wachten en trok Ron naar zich toe. Ze kuste hem vol op zijn mond en klampte zich aan hem vast. Toen ze hem losliet, leek hij stomverbaasd. Wowdat wasdat Ron leek geen woorden te vinden, gaf het toen op en kuste Hermelien even passioneel terug. ----------------------------------- Schhrazade titel: het geheim auteur: Schhrazade onderwerp/zeer korte samenvatting: het gaat over Zalazar Zwadderich en zijn geheim. Ik keek verveeld uit het raam en zuchtte. Waarom lieten mijn drie vrienden me toch steeds in de steek? Waarom werd er toch nooit naar mij geluisterd en werden mijn ideen steeds meteen verworpen? Waarom had ik toch een pakt gesloten met Goderic Griffoendor, Rowena Ravenklauw en Helga Huffelpuf als ik wist dat er alleen maar narigheid van ging komen? Waarom gebeurde wat er gebeurde? Ik zuchtte nogmaals, strekte mijn rug, pakte mijn toverstok en stond recht. Vannacht had ik nagedacht. Ik had een plan. Vanaf vandaag zou alles veranderen. Vanaf vandaag zou niemand me nog onder de voet lopen. Vanaf vandaag zou ik mijn wetten laten gelden. Vanaf vandaag zou Zweinstein nog completer zijn dan hiervoor: reeds hadden Goderic, Rowena en Helga al iets aan het kasteel toegevoegd dat volledig van hen was. Maar samen hadden ze iets bedacht waarmee ze hoopten de slechte kant van me te verdrijven: de kamer van hoge nood. Reeds lang was ik achter hun zijde van het oorspronkelijke plan gekomen en sindsdien piekerede ik over ene manier om hen terug te pakken. Niet alleen hen, maar ook hun nakomelingen en alle kinderen op Zweinstein afkomstig van dreuzelouders. Het kasteel zal ooit vrij zijn van modderbloedjes, maar daarvoor had ik eerst een plaats nodig, een hele veilige plek waar alleen ik en mijn waardige erfgenamen er het bestaan van mogen weten! Ik liep peinzend door de kerkers van het kasteel, toen ik plots een gedaante zag dichterbij komen. Het was Goderic Griffoendor. Schijnbaar herkende hij mij ook, want hij zei: Hallo, oude vriend van me! Wat loop je zo te denken? De eerste gedachte die toen in me opkwam, was hem vermoorden, maar ik deed het niet. Ach, waarom moest hij toch steeds zo hartelijk tegen mij doen? Om beleefd te lijken, gaf ik hem toch nog antwoord: Ik loop hier niet te denken en wat doe je hier eigenlijk? Ik dacht dat je schrik had van de kilte van de kerkers? Dat hij hier liep, was inderdaad verwonderlijk, maar zonder hem de kans te laten, te antwoorden, rende ik plotseling de kerkers uit. Ik had het gevonden! Ik had de ideale schuilplaats voor mijn plan gevonden. Zo snel ik kon, liep ik in de richting van de meisjestoiletten op de derde verdieping. Stil, sloop ik er naar binnen en ging voor n van de wasbakken staan. Ik keek nog eens goed om me heen en fluisterde een ingewikkelde spreuk. Toen ik even later op de hals van de kraan tikte met mijn toverstok, verschenen er langs beide zijden een slang op. Ik keek tevreden naar het symbool dat mijn familie voorstelde. Na een korte zwaai met mijn toverstok en me er weer van verzekerd te hebben dat niemand keek, blies ik een deel van de vloer tussen de wasbakken op, waardoor een groot gat ontstond in het midden. Ik keek even naar de donkere diepte en sprong. Enkele ogenblikken later landde ik op een hoop brokken steen en puin en toen ik op me heen keek, knikte ik tevreden. Met een nieuwe spreuk liet ik de stenen zich op elkaar opstapelen en een ruimte vormen. Weer knikte ik goedkeurend toen ik zag wat ontstaan was. Toen ik door de zaal liep, merkte ik dat dit de plaats was waar de riolen in elkaar overliepen; en goede schuilplaats voor mijn plan, dus. Aan de andere kant van de zaal, richtte ik een monument ter ere van mezelf op en vlak er naast een groot gat in de vorm van ene mond met ene tong eraan. Nu bleef ik voor die mond staan en voelde even in mijn zakken. Uit mijn linkerbroekzak haalde ik een groot slangenei dat al aan het barsten was en legde het op de tong. Na enkele minuten bewonderenswaardig te hebben toegekeken op de vorderingen die de slang binnenin het ei maakte, keek ik met een glimlach op mijn gezicht toe hoe het reptiel hulpeloos over de stukken ei heen gleed en er van de tong viel. Net toen de slang dreigde de grond te raken, trok ik bliksemsnel mijn toverstok, richtte het op het arme dier e, sprak een ingewikkelde spreuk uit. Het resultaat was dat de slang even de lucht werd in getild, waar het even bleef zweven en daarna in mijn handpalm terecht kwam. Mijn glimlach werd nog breder toen ik zag dat het reptiel zo liefdevol naar me keek, zoals nog nooit iemand ervoor had gedaan. Aangezien ik vele van slangen wist, had ik ook meteen door dat het een vrouwtje was en doopte ik haar Nagini (dezelfde naam die Voldemort later zou overnemen om zijn voorouder te eren). Dolgelukkig als ik was dat mijn plan geslaagd was, sprak ik Nagini meteen in sisselspraak toe: Nagini, ik was alleen, moederziel alleen. Maar toen kwam jij in mijn leven ook een wees en nu zijn we samen. Samen zullen we door het leven gaan en in ruil voor je vriendschap, zorg ik voor je eten, waardoor je snel zal groeien. Hier, op Zweinstein de school die ik met mijn drie voormalige vrienden stichtte lopen heel wat leerlingen rond die het niet verdienen hier op school te zitten! Ze verpesten de omgeving, mijn reputatie, ze maken me kapot. Ik wil ze hier weg en daar kan jij me bij helpen. Ik keek de slang met grote ogen vragend aan en glimlachte toen ik haar kop zag knikken. Ze begreep dus was ik zei! Dat betekende dat ik haar rechtmatige eigenaar was! En enthousiast als ik was, legde ik Nagini mijn plan uit om Zweinstein modderbloedvrij te maken. Enkele maanden later Ik stond voor de laatste maal in deze aan mij zo dierbare plek. Zweinstein was nu voltooid en niemand anders kende mijn geheim. In sisselspraak riep ik mijn trouwe slang, Nagini. Een gerommel werd hoorbaar en mijn geliefde huisdier kwam via de mond tevoorschijn. Ik sprak haar triest toe: Nagini, mijn enige toeverlaat, dit is de laatste keer dat ik nog in deze zaal zal geweest zijn. Dit is de laatste keer dat ik je heb bevolen een modderbloedje aan te vallen als middagmaal. Vandaag is de laatste dag aangebroken dat ik je nog zie en zal zien. Na mij, zullen er eeuwenlang geen mensen meer afdalen naar de Geheime Kamer. Vaarwel mijn trouwe vriendin! Nagini legde als laatste groet aan mij, haar hoofd op mijn schouder en ik huilde. Voor het eerst sinds jaren huilde ik weer, omdat ik besefte dat ik daarna niemand meer nog als vriend zou mogen beschouwen. Ik kreeg meten weer dezelfde begrijpende blik in Naginis ogen te zien als de eerste keer dat we elkaar zagen. Om ons te troosten, wat eigenlijk meer voor mij bedoeld was, zei ik: Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was. ----------------------------------- Addiie Titel: My Baby Auteur: Addiie Onderwerp/zeer korte samenvatting: Harry en Ginny verwachten hun allereerste kindje. (EDIT: mjn versie, niet die van Rowling, dus de kinderen hebben niet zulke saaie namen. Hoewel James niet zo saai is. ^^) My Baby Harry Potter keek glimlachend naar zijn vrouw waar hij nu al vijf jaar gelukkig mee getrouwd was. Ze had een behoorlijk dikke buik en Harry legde er een liefdevolle hand op. Ik kan niet wachten tot de baby er is, Gin. Ginny glimlachte gelukzalig. Ik ook niet. Nog twee maandjes en dan kan je je kindje vasthouden. Hoe voelt dat? Harry zuchtte. Geweldig. Hij voelde de baby onder zijn hand schoppen en wreef een paar keer over Ginnys buik. Wil je echt niet weten wat de sekse is? Ginny schudde abrupt haar hoofd. Nee, ik wil dat het een verrassing voor zowel voor jou als voor mij is. Ze glimlachte naar haar man. Ben je zo nieuwsgierig? Harry knikte en kuste Ginny even. Yep. Ik dacht, misschien kan ik kleertjes gaan kopen. Hij grijnsde toen Ginny hem een plagerige duw tegen zijn arm gaf. Jij en kleren kopen? Dat gaat denk ik niet goed samen, lieverd. Nou, alles voor mijn kleine, mompelde Harry en hij wees naar Ginnys buik. Het is mijn allereerste kind. Laat me dan even. Ginny keek hem glimlachend aan en legde haar hand over die van Harry. Een zomerkind, kirde ze. Dat is toch leuk? Harry glimlachte warm naar haar. Zeker; maar een winterkind had ik net zo leuk gevonden, Ginny. Ginny knikte zonder haar ogen van haar buik af te wenden. Ik wil niet langer wachten. Ik wacht nu al meer dan een half jaar! Harry trok haar tegen zich aan. Nog heel even en dan is onze baby er. Ik heb ook moeten wachten, weet je nog? Ginny glimlachte naar. Dat is waar. 1 maand later Ginny kromp in elkaar toen er een pijnscheut door haar buik heen ging. Harry keek op van de Ochtendprofeet toen hij haar in elkaar zag krimpen. Lieverd, is alles goed? vroeg hij bezorgd en hij legde zijn hand op Ginnys rug. Je hebt dit nu al de hele dag. Ik weet niet, antwoordde Ginny vertwijfeld en ze wreef even over haar buik. Hun baby schopte als een wilde en ze sloot haar ogen. Als de baby nog langer doorging, zou ze het niet meer trekken. Ze keek op naar Harry, die plotseling heel bleek werd. Harry? Wat is er, lieverd? Hij wees onder haar en Ginny keek naar beneden. Oh god, kreunde ze toen ze zag dat haar water was gebroken. Harry, breng me nu onmiddellijk naar het St. Holisto. Maar de baby was pas over een halve maand uitgeteld! zei Harry, totaal verbijsterd en een beetje in paniek. Ginny knarste met haar tanden toen ze weer een wee voelde. Nou, de baby zegt nu! en ik denk dat de baby de keuze krijgt! gromde ze en ze greep Harrys arm. En breng me nu verdomme naar het St. Holisto voordat ik hier ga bevallen! Harry greep haar vlug vast, trok haar mee naar de haard en schreeuwde: St. Holisto! Met Ginny in zijn armen liep hij snel naar de balie. Mijn vrouw! Ze moet bevallen! zei hij gehaast. De vrouw van de balie wees naar een grote deur aan de andere kant van de hal en Harry liep een paar Helers tegemoet. Mijn vrouw moet bevallen! Help haar! zei Harry, die even op Ginny neerkeek toen ze kreunde. De Helers knikten en pakten Ginny van Harry over. Harry volgden hen naar de kraamafdeling en wilde de kamer binnengaan, maar een vrouw hield hem tegen. U wacht hier, meneer Potter, zei ze vriendelijk. Maar ik wil mee! protesteerde Harry zwakjes. Ik wil bij haar zijn. De Heler knikte toen maar en Harry liep haastig de kamer binnen, waar Ginny hem woest aankeek. Ik doe dit verdomme nooit meer, Harry! viel ze meteen tegen hem uit en Harry kromp in elkaar bij het horen van die woedende ondertoon. Nooit meer! Dit is allemaal jouw schuld! Dit is bijna bij alle vrouwen, suste de Heler Harry toen hij haar verwilderd aankeek. Als de baby er is houd ze op. En hoelang duurt dat nog? vroeg Harry, bijtend op zijn nagels. Als het meezit zes uur. Wt?! 6 uur later Oh Ginny, zei Harry en hij glimlachte vertedert bij het zien van zijn pasgeboren dochter. Ze is echt prachtig. Hij raakte heel voorzichtig het kleine wangetje aan en zijn kleine meisje gaapte even. Harry glimlachte nog breder. Ze heeft jouw ogen, prevelde Ginny zachtjes en ze glimlachte naar Harry. En jouw haren, mompelde Harry en hij streek over het kleine bolletje van zijn dochter. Ze is perfect. Ginny knikte. Hoe zullen we haar noemen? vroeg ze en Harry trok een bedenkelijk gezicht. Wat vind je van Seraphina? stelde hij toen voor en Ginny knikte glimlachend. Seraphina Lily Potter, zei ze toen en er sprongen tranen in Harrys ogen. Echt? Ginny glimlachte naar hem op en hij grijnsde naar zijn vrouw. Hij boog zich voorover en kuste zijn vrouw. Daarna gaf hij Seraphina een klein kusje op haar wangetje en glimlachte teder. Welkom op de wereld, Seraphina. ----------------------------------- Patricia Titel: Mijn herinnering Auteur: Patricia89 Onderwerp/zeer korte samenvatting: Een herinnering van Peter Pippeling Mijn herinnering Het was weer zover. 1 september leek altijd zo ver weg, maar dit jaar ging het wel erg snel. Ik keek terug op mijn vakantie. Gezellig met de familie naar Ierland. Oh, wat is dat land toch mooi. Ik wou dat het weer vakantie was, maar toch vond ik het niet erg dat ik weer naar school moest, weer naar mijn vrienden. We hadden afgesproken buiten het station van Londen, zoals we al drie jaar deden. James stond er al. Snel liep ik naar hem toe en gaf hem een stevige hand. Au. Die hand was wel erg stevig. Samen wachtten we op Remus en Sirius. Sirius kwam samen met zijn broer Regulus, die ons een vuile blik gaf. Ik kon die jongen niet uitstaan, maar voordat ik wat kon zeggen kwam James al met een opmerking. Hey Sier, wat heb jij nou weer aan je hangen? Sirius antwoordde: Tja, nog even, en ik ben er weer vanaf. Sirius en James lagen in een deuk. Ik vond het ook wel grappig, maar niet z grappig. Toch lachte ik. Sirius en Regulus bleven bij ons staan. Regulus keek telkens vol afgunst naar me, en dan weer naar James. Ik wist dat Sirius en James niet konden wachten tot Remus kwam, zodat ze naar de trein konden lopen, en verlost waren van Regulus. Langzaam tikte de klok verder. Nog steeds geen Remus. Ik vroeg aan James of Remus niet al in de trein zat. Hij antwoordde lachend dat hij dat maar beter niet kon doen. Ook Sirius grinnikte. In de verte zagen ze iemand aan komen rennen. Deze persoon had een grote koffer bij zich, en het zag er dus grappig uit. Sirius schreeuwde: Hey Reem. De jongen zwaaide, waardoor hij zijn evenwicht verloor, en viel. James, Sirius en ik lagen helemaal dubbel, en ook Remus kon er de grap van inzien. Snel hielpen we hem met zijn koffer, en we liepen met zn vijven naar perron 9 . Nadat we op het perron stonden liep Regulus weg. Er kon nog net een zie je op school vanaf, en toen was hij verdwenen. Nou, ik kan je vertellen dat we hem niet gemist hebben. Samen tilden we de koffers in de trein, en zochten een lege coup. Na de hele trein te zijn doorgelopen zagen we eindelijk een lege coup. Maar wij waren niet de enige die hem zagen. Voor ons stond een groepje tweedejaars Griffoendors. Sirius zei meteen dat wij ouder waren, en dus hadden wij de eerste keus. De tweedejaars stribbelden nog wat tegen, maar gaven zich al snel gewonnen. Lachend namen we plaats en we praatten wat over Remus aanstelling als klassenoudste. Zolang je ons maar niet verlinkt, zei Sirius lachend. Remus keek raar naar Sirius. Dan moet je je maar een keer gedragen! Er viel een stilte. Ik keek naar Remus en zag zijn pretoogjes. Op hetzelfde moment lachte iedereen. Ik kon het me niet voorstellen. James en Sirius die zich gedragen. Ook Remus die zijn vrienden verlinkt. Nee, dit kan alleen in een droom gebeuren. Het volgende onderwerp was Severus. Die vieze jongen uit Zwadderich. Bah, wat had hij een hekel aan Zwadderich. Maar, als hij even goed nadacht, zijn sommige standpunten van Zwadderich wel goed. Nee, niet aan denken. Zwadderich is het pure kwaad, zoals James, Sirius en Remus hem al vaak hadden gezegd. Maar we hadden het over Severus, niet over Zwadderich in het algemeen. Iedereen wist dat James een oogje had op Lily, volgens James het mooiste meisje van Griffoendor. Maar James kon het niet verkroppen dat Lily veel tijd doorbracht met Severus. Wat was er nou tussen die twee. James vond het maar niks, en daarom pestte hij Severus ook. Ach, het is maar een Zwad. James vertelde hen dat Secreetje ook klassenoudste was geworden. De sfeer daalde direct. Severus, klassenoudste? Dit was zeer slecht nieuws. Nu konden we hem niet elke dag pesten. Nu moesten we oppassen met wat we deden. Alhoewel, we konden overal onderuit komen. We waren niet voor niks de marauders! Maar ondanks alles moesten we voorzichtig zijn. Je wist maar nooit wanneer je kansen zouden keren. Zweinstein kwam steeds dichterbij, en het was tijd voor Remus om zijn klassenoudsten ronde te lopen. Samen met de andere Griffoendor klassenoudste liep hij zijn ronde, en Sirius, James en ik liepen er natuurlijk achteraan. Zodra ze weer een Zwad zagen die zich misdroeg kregen ze eerst straf van Remus, en daarna mochten James en Sirius hem nog eens uitkafferen. Ik deed ook mee, maar James en Sirius namen de leiding. Eigenlijk wou ik niet meedoen, maar ik weet zeker dat ze anders zouden gaan zeuren tegen mij, en daar had ik ook geen zin in. Na onze ronde gingen we weer naar onze coup. Het was altijd zo leuk. We waren altijd n. Met leuke dingen, maar ook met minder leuke dingen. Vooral het pesten van Zwadjes was leuk. Samen stonden we sterk. Ach, ze hadden een goed hart. Ze waren trouw aan hun vrienden. Maar toch, de herinnering van die dag weet ik nog zo goed. Waarom moesten ze nou zo gemeen zijn. Nu wil de heer van het duister ze vermoorden. En waarom moet ik degene zijn die de geheimhouder is. Ik wil het niet. Ik weet dat ik ze dan moet verlinken. Ik wil het niet, maar ik kan geen nee zeggen. Het was leuk jullie gekend te hebben. Al deze herinneringen zal ik koesteren, maar aan niemand vertellen. Bedankt Shirley voor het beta-en ----------------------------------- Avana's Draco Titel: Ombers vergissing Auteur: Strijder van Perkamentus Onderwerp/zeer korte samenvatting: Een One-Shot voor valentijnsdag met Omber in de hoofdrol. Ombers vergissing In het kasteel was het behoorlijk rustig, omdat bijna alle oudere leerlingen Valentijn waren gaan vieren in Zweinsveld, maar daarin was de lerares Verweer tegen de Zwarte Kunsten niet genteresseerd. Ze zat helemaal alleen in haar kantoortje vergezeld van muren vol met sierborden waarop talloze katten afgebeeld stonden en miauwden toen Dorothea Omber op het raam toestapte om de uil binnen te laten die net op de ruit had getikt. Een grote bruine bosuil hield een klein stukje perkament in zijn snavel, dat Dorothea gauw aannam en openvouwde. Het was een gedicht in een slordig handschrift en hier en daar zaten er inktvlekken op het perkament. Toen ik je voor het eerst ontmoette, Stond ik verwonderd van je vertederende ogen, Die mijn hart verwarmden. Sinds die dag heb ik genoeg aan een glimlach van jou Om mijn honger te stillen.. Ik hou van elke kuch, van elk woord, Dat jouw lippen verlaat. De dag waarop ik wachtte is aangebroken En ik hoop dat jij hem zult beantwoorden. Daarom zal ik vanavond op je wachten Aan de ingang van dit kasteel Om onze liefde te beleven. Als een ridder zal ik klaarstaan om Mijn lieve prinses op te vangen. Dorothea trok even haar wenkbrauwen op en rook toen aan het perkament, maar stopte daar al gauw mee toen ze moest hoesten van de doordringende geur van mottenballenparfum die het perkament met zich meedroeg. Normaal zou ze alles wat met Valentijn of met liefde te maken had afkeuren, maar ditmaal was het anders. Voor de eerste keer in haar leven dacht er blijkbaar ook eens iemand aan haar en ergens wist ze wel wie haar dat gedicht had gestuurd. Haar gedachten dwaalden af en ze droomde van Cornelius en vooral van de positie als ministervrouw die ze zou krijgen als ze op zijn avances inging. Ze hield helemaal niet van hem, maar dat deerde niet. Liefde is iets voor zwakkelingen en die zwakte zou ze gebruiken om haar carrire een extra duw te geven. Ze kon er toch ook niet aan doen dat Cornelius voor haar charmes was gevallen en zou het niet gemeen van haar zijn als ze hem afwees? Dorothea gniffelde om haar brilliante plan en poseerde even voor de houten wandspiegel die naast de deur hing. Dag mevrouw de minister, giechelde ze zelfvoldaan alsof ze net de hele tovenaarswereld had veroverd. Harry en Ron zaten allebei humeurig aan de tafel van Griffoendor, toen Hermelien de Grote Zaal kwam binnengelopen. Harry kon het niet verkroppen dat Cho hem alleen had achtergelaten bij madame Kruimelaar, omdat hij liever niet over Carlo wilde praten. Ron, die helemaal onder de modder zat, zag er zowaar nog gerriteerder uit dan Harry. De Zwerkbaltraining was slecht verlopen en Ron bleek er echt van overtuigd te zijn dat Griffoendor nu het slechtste Zwerkbalteam in jaren had. Ginny die naast Ron zat, had dat blijkbaar ook beseft en wierp steeds nijdige blikken op haar oudere broer. Je raadt nooit wat er nu is gebeurd, zei Hermelien enthousiast terwijl ze tussen hen was komen zitten. Vertel het dan gewoon, als we het toch niet kunnen raden, antwoordde Ron droogjes. Zeg, wat is er met jou aan de hand? zei Hermelien bitsig. Ik wil er niet over praten, snauwde Ron vrijwel onmiddellijk en hij wierp een vluchtige blik op Ginny. Vertel het nu maar gewoon. Kijk eens, zei ze en ze legde een groot hart met pralines in poezenvorm op tafel. Dat had je nu ook weer niet moeten doen , begon Ron. Dat is niet voor jou, idioot. Het is voor Omber, onderbrak Hermelien hem. Zeg, Hermelien, het is niet omdat je de slimste heks van je jaar bent dat je de leraars nog moet overladen met geschenken, zei Ron verontwaardigd. Je zult sowieso ook wel het maximum van de punten krijgen. Ik kan ze veel beter gebruiken en hij stak zijn hand uit naar een praline. Hou nu eens vijf minuten je mond, zei Hermelien scherp toen ze op Rons hand sloeg om hem ervan te weerhouden een praline te eten. Ik moet hem aan Omber geven van Marcel Van Marcel? vroeg Harry plots en Ginny keek verwonderd op. Wat wil hij van Omber? Niets, zei Hermelien. Hij heeft het ook van iemand anders gekregen, maar hij kon niet zien wie het was en die persoon wilde liever anoniem blijven. Marcel heeft me gevraagd om hem aan Omber te geven, omdat hij nog iets moest doen voor professor Stronk. Dan gaan we met je mee, zeiden Harry en Ron in koor. Even later werd er bij het kantoortje van Omber aangeklopt. Ze deed bruusk de deur open en keek geschrokken van het trio naar het hart. Jij!, brulde ze naar Harry. Ze trok het hart uit Hermeliens handen en liet haar hersenen razendsnel werken. Harry Potter wilde haar voor de hele school belachelijk maken door haar te overladen met zielige Valentijncadeaus en haar vanavond naar de hal te laten gaan om haar zogezegde geliefde op te wachten. Het zou haar niet verbazen als alle leerlingen en professoren er zouden zijn. Als hij dacht dat ze daarin zou lopen, had hij het mooi mis. Hoog-Inquisiteur Dorothea Omber liet niet met zich sollen. Ze trok Harry aan zijn gewaad het kantoor binnen en sloeg de deur voor de neus van Ron en Hermelien dicht. Je hebt net weer gesolliciteerd om strafregels te komen schrijven, meneer Potter, zei Omber dreigend. Ze legde een stuk perkament en dezelfde dunne zwarte veer, die de woorden Ik mag niet liegen in zijn hand had gekerfd, op het tafeltje voor Harry en zei: Ik wil dat je schrijft: Ik mag een professor niet belachelijk maken. Maar, professor, protesteerde Harry. Ik weet niet waarover u het heeft. Probeer er niet onderuit te komen, Potter, zei Omber boos. Ik weet dat je me voor gek wilt zetten met die Valentijncadeaus. Dat is helemaal niet waar! zei Harry gerriteerd. Hermelien moest u dit hart geven van iemand, maar hij wou zijn naam niet zeggen. Omber keek Harry even doordringend aan en nam toen een besluit. Goed dan, meneer Potter, zei Omber. U kunt gaan, maar ik hou je in de gaten. Harry keek haar vuil aan, maar wist dat het verstandiger was om nu zijn mond te houden. Hij liep vlug naar buiten om Ron en Hermelien te kunnen vertellen wat hij had meegemaakt. Dorothea ging terug in haar roze fauteuil zitten en dacht aan Cornelius. Ze had nooit beseft dat hij zon romanticus was en nu ze erover nadacht, kon ze zich niet herinneren dat de minister ooit had laten merken dat hij iets meer voor haar voelde. Waarschijnlijk wilde hij niet dat iemand op het ministerie zou ontdekken dat hij verliefd was op een van zijn trouwste medewerkers, bedacht ze zich. Je zou de geruchtenmolen dan eens moeten horen. Cornelius had groot gelijk om het stil te houden. Ze werd uit haar overpeinzingen gehaald door dezelfde bruine bosuil die eerder die dag al op haar raam had getikt. Ze deed het vensterraam open en haalde een groot roze kussen uit de poten van de uil. Het kussen voelde bijzonder zacht aan en er was een grote kat op gebreid. Dorothea lachtte hoog en meisjesachtig en drukte het kussen zo innig tegen haar borst dat ze net een kleuter met haar knuffelbeer leek. Ze keek op de klok; het was bijna half acht. Binnen enkele uren zou ze Cornelius rond haar vinger gedraaid hebben en de macht over het ministerie verwerven. Ze liep gauw naar de kleerkast om haar mooiste jurk aan te trekken, schminkte nog even haar gezicht en tuitte haar lippen. Om vijf over acht liep ze de trap naar de hal af en keek naar de eiken voordeuren die de koude en regen buiten Zweinstein hielden. Er stond nog niemand. Zou hij misschien buiten op haar wachten? Ze stapte galant naar de eiken voordeuren en deed ze open. Enkele Ravenklauwen staarden haar verbaasd na. Ze trok haar jas wat dichter om zich heen toen de wind tegen haar borst blies en sloot haar handen om haar bovenarmen. Ze liep het bordes af en zag wat verder een schaduw staan. Haar hart ging wat sneller slaan, eerder van de zenuwen dan van een opborrelende liefde. Haar mond viel open toen ze de man die haar opwachtte, herkende. Hij droeg een afschuwelijke leren vest en zijn haren leken al jaren niet meer te zijn gewassen. Hij ontblootte zijn gelige tanden en begroette zijn geliefde. Mevrouw Norks streek langs zijn benen. Het was Argus Vilder! Dorothea Omber keek nog even ontzet naar het tafereel, maar herstelde zich verbazend snel. Argus, wat haal jij hier in hemelsnaam uit? riep Dorothea gepikeerd. Ik kom speciaal voor jou, mijn liefste, antwoordde Argus vol overjaarse kalverliefde en hij bracht zijn mond naar haar toe om haar een kus te geven. Expelliarmus! riep Dorothea, nadat ze razendsnel haar toverstok had getrokken, en Argus werd achterover geblazen. Hou onmiddellijk op met die onzin, Vilder, brulde Dorothea razend. Ik wil hier geen woord meer over horen. Maar liefste , bracht Argus moeizaam uit, toen hij overeind krabbelde. Noem me geen liefste, riep Dorothea boos. En haal die rommel weg, vervolgde ze toen ze wat verderop een deken zag liggen, omringd door zachtjes flakkerende kaarsen. Op het laken lag allerlei lekkers van gebraden kip tot pompoenpasteitjes. Ze keek er nog even minachtend naar en liep toen terug naar het kasteel. Omber sloeg de voordeuren met een harde bonk dicht. Argus bleef overmand door emoties achter. Er bengelde een traan over zijn wang. ----------------------------------- Genner Titel: Darco vs. Hermelien Auteur: Genner Onderwerp/zeer korte samenvatting: Draco wilt zich bewijzen voor Hermelien, maar is dat wel nodig? Draco vs. Hermelien Ik stapte het Zwerkbalveld op, trots als de pauw die de Patronus van mijn vader vormde. Ik speurde met mijn ogen de tribune af op zoek naar een wilde bos haar en een rode sjaal. Ik voelde hoe mijn hart een sprongetje maakte toen ik haar ontdekte tussen de anderen. Ik knikte naar haar, dat kon geen kwaad. Ze zou nooit denken dat het echt naar haar was. Madam Hooch gaf teken dat we konden beginnen en ik sloeg snel mijn been over mijn bezem. Meteen schoot ik de lucht in en maakte ik een ronde langs het stadion. Ik concentreerde me er dan wel op de snaai te vinden, maar toch schoot mijn blik regelmatig naar de kant van de tribune waar de supporters van Griffoendor zaten. We speelden die dag tegen de grote helden die ik zo minachtte. Ik haatte elke Griffoendor uit de grond van mijn hart, behalve die ene. Hermelien. H, Malfidus! Ga je nog achter die snaai aan of hoe zit het? schreeuwde de aanvoerder me toe. Ik snoof luid en zette koers, achter Potter aan. Ik ging al snel de andere kant op vliegen toen ik het gouden balletje niet in zijn buurt bespeurde. Hij deed vast alsof hij de snaai gezien had om mij te misleiden, maar ik liet me niet vangen door zijn spelletjes. Ik maakte een duikvlucht om Potter af te leiden en toen ik achter me keek, zag ik dat het me lukte. Ik grijnsde en haalde enkele kunstjes uit waar ik erg op geoefend had. Ik hoorde gejuich uitstijgen van de tribunes en hoopte dat Hermelien ook onder de indruk zou zijn. Daar was ik wel behoorlijk zeker van, om eerlijk te zijn. Welk meisje was er nu niet onder de indruk van een Zwerkballer? Bovendien ging Hermelien vorig jaar met Krum en dat was waarschijnlijk de beste Zwerkballer van het moment. Als Krum haar kon krijgen, waarom ik niet? Krum zag er goed uit, maar ik ben er zeker van dat ik er zelf ook mocht zijn. Wat ik meer had dan Krum, was inhoud. Die jongen sprak bijna geen Engels en kon dus ook geen deftig gesprek voeren met Hermelien, iets wat ik probleemloos aankon. En een slimme meid als Hermelien had wel behoefte aan diepgang, dacht ik zo. De klap van de knuppel kwam hard aan. H! brulde ik. Dat had echt pijn gedaan. Ben je gek ofzo? De Drijver antwoordde: Moet je maar niet zo dromen, man! Het is een wedstrijd! Ik kon hem nauwelijks verstaan en haalde mijn schouders op. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes. Waar zat die verdomde snaai ook? Ik vloog rond het stadion en scheerde langs de tribune van Griffoendor, die me met veel gejoel ontving. Ik zocht snel de ogen van Hermelien, maar vond haar niet. Opeens werd ik met een ruk naar boven getrokken. Verdorie, Malfidus, wat is er aan de hand? Potter heeft de snaai gezien! Bluf! antwoordde ik schreeuwend. Nee! Kijk dan toch, verdomme! Ik keek op en zag Potter aan de andere kant van het stadion, verwoed vliegend, zijn hand uitgestrekt. Ik vloekte binnensmonds en ging achter hem aan. Ik ging naast hem vliegen en gaf hem een flinke duw. Op de tribunes hoorde ik protest, maar gelukkig leek madam Hooch het niet gezien te hebben. De snaai is voor mij, Potter! grijnsde ik. Dit is mijn wedstrijd. Potter schreeuwde iets terug, maar ik hoorde hem niet meer. Ik zag de snaai nu ook, strekte mijn hand uit. Ik kon de tegenstribbelende vleugels en het koude metaal al voelen, ik proefde de smaak van de overwinning al, ik zag Hermeliens bewonderende gezicht en hoorde het fluitje van madam Hooch. Potter had net voor mijn neus zijn vingers om het gouden balletje gesloten en zo de wedstrijd gewonnen voor Griffoendor. Ik vloekte brullend, bijna krijsend en kon Potter wel op zijn arrogante smoel slaan. Wie dacht die kerel dat hij was? Ik vloog naar het midden van het stadion, waar de andere teamleden me al opwachtten. Ze zagen er stuk voor stuk woedend uit. Malfidus! Waar was jij mee bezig? vloog de aanvoerder tegen me uit. Je bent waardeloos! Ik snap cht niet waarom jij in het team zit! Zijn vader heeft hem zijn plaatsje gekocht, dat is toch duidelijk. Mijn handen jeukten om die arrogante smoel niet in elkaar te kloppen; het was een Griffoendor die op weg was naar het team, waarschijnlijk om hen te feliciteren. Hou je kop, siste ik en ik stapte dreigend op hem af. De aanvoerder hield me echter tegen. We willen niet nόg meer moeilijkheden! Door jou hebben we bijna geen kans meer op de Zwerkbalcup, verdomme! De aanvoerder prikte zijn vinger op mijn borst. Jij doet de volgende wedstrijd niet mee. Ik keek de anderen aan, verwachtend dat iemand het voor me zou opnemen, maar ze knikten allemaal instemmend. Goed dan, we zullen zien wat jullie ervan bakken, sukkels! Ik spuugde in het gras en stampte naar de kleedkamer. Ik kon wel janken, maar ik had nog net genoeg trots om het niet te doen. In de kleedkamer was het ijskoud en ik rilde. Ik liep recht naar mijn plek en trok mijn Zwerkbalgewaad uit. Ik twijfelde even en besloot toen dat ik me later wel kon wassen, in het kasteel. Ik stond op het punt mn broek aan te doen toen de deur openging. Ik draaide me vliegensvlug om om de idioot die de deur opende toen ik in mijn boxershort stond iets toe te snauwen toen ik zag dat het Hermelien was. Ik werd vuurrood en vervloekte mezelf erom. Wat moet jij hier, Modderbloedje? zei ik gemeen terwijl ik een handdoek om mijn middel sloeg. Ik deed er net dat beetje te lang over zodat ze misschien eens kon kijken wat me meegegeven was; ik was er best trots op. Ze lachte verlegen en zei: Het spijt me, Dra Malfidus. Ik dacht Wat? Wat dacht je? Ik kom Malfidus eens lekker uitlachen? Nou, dat heb je mis! Wegwezen. Nee, ik - Zei ik niet dat je kon oprotten? Nee, niet bepaald. Je zei dat wegwezen. Jij verdomde betweter, je begrijpt me heel goed! Weet je, Malfidus, ik had het mis. Ik wilde je igenlijk komen troosten omdat ik wt dat je een rotwedstrijd achter de rug hebt en je teammaten je vast lynchen als ze hier binnenkomen, maar blijkbaar heb je dat niet nodig. Ik dacht dat het iets betekende. Even was ik stomverbaasd. Dat wt iets betekende? Wel, je vloog wel duidelijk vlak langs onze tribune toen de snaai aan de andere kant van het stadion was. En je keek vaak genoeg in mijn richting. Je hebt wel veel verbeelding. Dat denk ik nu ook. Ik vind het jammer, want eigenlijk mag ik je wel. Waarom doe je ook altijd zo stoer? Ik weet niet waar je het over hebt, zei ik ijskoud. Hermelien deed haar mond open om nog iets te zeggen toen madam Hooch in de deuropening verscheen. Wat is hier aan de hand? Wat doet u hier, juffrouw? Madam Hooch keek naar Hermelien en leek toen pas diens rode sjaal op te merken. U draagt geen Zwerkbalgewaad en bent bovendien een Griffoendor. Wegwezen, jongedame. Hermelien ging mee met Madam Hooch en ik stootte mijn hoofd tegen de muur. Waarom had ik me ook weer zo gedragen? Ik wilde gewoon niet dat ze me op dat moment zag, net nadat ik een wedstrijd verloren had. Ik dacht dat ze me nu wel helemaal zou haten, nu ik haar zo behandeld had. Toen wist ik niet dat niets minder waar was. ----------------------------------- Smalofski Titel: Anders bekeken Auteur: Smalofski Korte samenvatting: Dit is een verhaal dat ik ongeveer een jaar geleden schreef voor een fanficchallenge, met als onderwerp "Faunaten" Nu heb ik er een vervolg op geschreven, eigenlijk bedoeld voor de fanfic challenge van deze maand, met onderwerp "Ravenklauw", maar het werd te lang, en ik kon het niet goed inkorten, dus ik post het als oneshot. Titel: Zeven jaar later Auteur: Smalofski Korte samenvatting: Zeven jaar later... Vervolg op "Anders bekeken" --------------------------------------------------------- Anders bekeken... Ik zat op een van de hoogste takken van de hoogste Douglasspar in het bosje waar onze zwerm net was neergestreken. Als leider was het mijn taak om deze plek te keuren, en te beslissen of we hier halt zouden houden of niet. Mijn geoefende ogen gleden over het landschap. Op vijf minuten vliegen lag er een klein mensendorp, dat kon problemen geven Ons volk vermeed mensen, en mensen vermeden ons. Dit was al eeuwen zo, mensen wisten zelfs niet meer dat we bestonden. Voor hen waren we een mythe, een lang vervlogen verhaal uit hun jeugd We konden het net zo goed zijn, ons ras stond op het punt uit te sterven. Al wat er overbleef van onze ooit zo omvangrijke en welgerespecteerde soort, waren ik en mijn troep. Een handje vol, gedoemd om ten onder te gaan. Mijn blik gleed naar mijn moeder, die wat lager zat, en de veren van mijn zus Tiraka aan het goed leggen was. Waar zou Tiraka ooit een mannetje vinden dat voor haar zou zorgen zoals ze verdiende? Al haar hoop lag bij de zeldzame solitaire mannetjes die rondzwerven, en die we uitzonderlijk tegenkomen. Maar het gebeurde steeds minder dat we zon zwervers tegenkwamen. De laatste keer was ze zelfs nog een jong Nog een laatste keer liet ik mijn blik over het landschap gaan. Op het dorpje na, was deze plek ideaal. Maar er lag een moeras tussen ons bosje en het dorpje, de kans was groot dat hier nooit mensen kwamen Ik vloog een paar takken naar beneden, en floot het melodietje waar iedereen op zat te wachten. De kust is veilig, we blijven hier voor een paar dagen. Onmiddellijk zocht iedereen het beste plekje in het bosje uit en maakte het zich gezellig. Ik wist dat ze opgelucht waren. De laatste tijd werd het steeds moeilijker om een goed plekje te vinden om te blijven voor een paar dagen. De mensen wonnen terrein op de natuur, ze zaten overal Ik stelde een paar wachters aan, die elkaar zouden aflossen, en in ieder geval de eerste uren de omgeving in het oog zouden houden, om zeker te zijn dat hier geen mensen kwamen. Die avond, bij zonsondergang, vloog ik naar de rand van het moeras. Ik kan niet ontkennen dat ik nieuwsgierig was naar de mensen. Op een manier waren ze barbaars, en is het amper voorstelbaar dat ze zo lang overleeft hebben en zo succesvol zijn gebleken in de evolutie, maar dan hebben ze ook hun verfijnde kanten. Hun muziek, hun kunst, hun gebouwen Ik sloot mijn ogen en bleef stil zitten in het gras. Resten van eeuwenoude magie stroomden door mijn aders, en die van mijn soortgenoten. Generatie na generatie werd de kunst van het magie-kanaliseren doorgegeven van ouder op kind. Ooit had ik het van mijn vader geleerd, ooit zou ik het aan mijn zoon leren. Toen ik voelde dat alle magie zich gebundeld had op n punt in mijn lichaam, concentreerde ik me op de vorm van een mens. Ik had dit eerder gedaan, meer nog, ik was erin geoefend. Niet veel later rekte ik mijn mensenlichaam uit. Terwijl ik naar het dorp liep, wende ik aan het vreemde gevoel dat dit mensenlichaam mij toch telkens opnieuw gaf. Het was niet het lichaam waar mijn geest in behoorde te zitten, en ik merkte dat het zich ertegen verzette. Ik zou niet langer dan een paar uur in deze vorm kunnen blijven. Maar ik was niet van plan heel lang in dit onnatuurlijke lichaam te blijven. Aan de rand van het dorp besefte ik al snel dat ik vreemd werd aangestaard. Ik was een vreemdeling en kwam uit de richting van het moeras. Maar ik negeerde de achterdochtige blikken, en liep het dorp in. Ik keek en luisterde aandachtig naar de mensen en hun gedragingen. Ze waren fascinerend Aan een bronnetje op het plein, bleef ik even staan. Ik keek naar mijn spiegelbeeld in het heldere water dat langzaam ronddraaide in een bassein, alvorens het over de rand stroomde, en zich een weg baande door de straten, in de richting van het moeras. Een donkerharige mensenman keek terug vanuit het water. Even keek ik in mijn eigen, gele ogen, die vreemd stonden in het mensengezicht. Ik verbrak het beeld door mn handen in het water te steken en een kommetje te vormen, waaruit ik kon drinken. Een van de voordelen van mensenhanden Wie bent u? Ik schrok op. Een meisje met lang, zwart haar tot haar middel, en mooie blauwe ogen keek me vragend aan. Ik schatte haar een jaar of 15, maar het was moeilijk om zoiets te bepalen, bij een andere diersoort. Ik nam haar een momentje in me op. Het was vreemd, mensen leken me niet zo sociale wezens. Nog nooit hadden ze meer interactie geven dan een paar vreemde en schuchtere blikken. Er was iets aan dit meisje Het was niet de dure kleren die ze aanhad, of haar bleke huid, die duidelijk verried dat ze van welgestelde afkomst was. Het duurde even voor ik besefte wat we gemeenschappelijk hadden. Magie. Dit kind bezat magie, net zoals ik magie bezat. Halia Ik vertelde het meisje mijn naam. Ze glimlachte en vertelde haar naam. Ik heet Rowena. Aangenaam. Het was ondertussen donker aan het worden en de mensen op straat werden schaarser. Ik knikte naar het meisje ter afscheid en liep terug naar de straat die uitkwam op het moeras. Ik wou net het dorp uitlopen toen ik tegengehouden werd door de stem van het meisje. Toen ik me omdraaide zag ik dat ze me gevolgd was. Wacht! Je kan niet naar daar gaan! Oh? Ze knikte overtuigd van nee. Er zit een troep Reuzeadelaars in het bos achter het moeras. Ze zijn gevaarlijk! Ik moest onwillekeurig lachen. Adelaars! Wij waren zeer zeker geen adelaars! Ik schudde mijn hoofd. Mensen! Adelaars leven niet in troepen, antwoordde ik. Ik had verwacht dat ze verder zou zwijgen, maar toen ik me weer omdraaide en verder liep, liep ze weer achter me aan. Dit was een bijzonder volhardend individu WACHT! Geduldig en een tikje geamuseerd, draaide ik me om. Het zijn geen adelaars. Weet ik. Nu stond ze wel even met haar mond vol tanden. Ze herstelde echter snel en zei, na een snelle blik achter zich, alsof ze bang was dat iemand meeluisterde: Het zijn Avlatis! Ze spuwen vuur en hebben vlijmscherpe klauwen! Deze keer was het mijn beurt om verbaasd te zijn. Wisten mensen dat toch nog dat we bestonden? Hoe weet je dat? vroeg ik, gentrigeerd. Ik heb ze gezien. antwoordde ze, Ze zitten in het sparrenbos achter het moeras. Je hebt ze gezien? Hoe was dat mogelijk? Er stond de hele middag iemand op de uitkijk! Ze knikte. Ja! Ze waren groot en eng, en als je naar ze toe gaat, zullen ze je zeker aanvallen! Waarom? Ik heb hen niets misdaan Maar maar Maar het zijn wilde monsters! Ze kunnen je met n adem tot as verpulveren! Ik glimlachte. Maak je om mij maar geen zorgen. Avlatis zijn geen monsters. Ze vallen geen onschuldigen aan. Enkel wanneer je hen of hun jongen bedreigdt, zullen ze zich verdedigen. Avlatis zullen eerder wegvluchten, dan vechten. Rowena keek me vreemd aan. Hoe weet jij zoveel over Avlatis? Hoe weet jij zoveel over Avlatis? beantwoordde ik haar vraag met een vraag. Gelezen. Wel dan, waarom zou ik het niet kunnen gelezen hebben? Ze keek me verward aan. Omdat omdat iedereen weet dat die boeken verboden zijn! Ik trok mijn wenkbrauwen op. Waarom zijn ze verboden? De Kerk zegt dat fabeldieren ontstaan zijn uit hekserij. Twee jaar geleden zijn alle boeken over magie verbrand. Ze had een ongelukkige uitdrukking op haar gezicht. Mensen... Ik begrijp niets van ze. Rowena! Kind, gelukkig, daar ben je! Een jonge vrouw kwam aangelopen, en trok Rowena hardhandig mee, nadat ze een wantrouwige blik op mij had gegooid. Ik schudde verward mijn hoofd en wandelde rustig terug naar het moeras, waar ik weer in een Avlati veranderde. Die zelfde nacht trokken we verder. De volgende ochtend werd Rowena wakker en vond een boek op haar bed. Ze staarde even verbluft naar het boek, en besefte al snel dat wie het daar ook gelegd had, waarschijnlijk via het raam was binnengekomen. Ze pakte het zware boek op en keek ernaar. De hoeken waren verbrand, alsof het in een vuur had gelegen, maar er net op tijd was uitgehaald. Ze las de titel: Alles over Magie en Fabeldieren, van Aardholles tot Zankers Met een glimlach opende ze het boek. Ze zag dat op een bepaalde pagina een papiertje diende als bladwijzer. Ze bladerde door naar de paginas waartussen het papiertje zat, en las de titel van het hoofdstuk: De Avlatis. Op het papiertje stond: Rowena, Wijsheid is niet noodzakelijk dat wat iedereen denkt. Niet alles is wat het lijkt. Denk het onmogelijke, Zoek naar het andere antwoord, Vind de moeilijke weg, En je zal zien, Dat niets onmogelijk is. Halia Ravenklauw Het was getekend met een pootafdruk van een grote vogel, een Avlati --------------------------------------------------------- Zeven jaar later Ik weet niet waarom ik gekomen ben. Het leek het enige juiste om te doen, maar nu ik hier ben, weet ik niet meer wat er zo bijzonder was aan deze plek. Alles is zo verwarrend. Alles is zo vaag. Het lijkt wel alsof de dichte mist die s ochtends over de open velden hangt in mijn hoofd zit en mijn gedachten verbergt. Flarden van gedachten en herinneringen komen willekeurig op en verdwijnen dan weer voor dagen, maanden, jaren voor altijd. Ik voel mijn geest afnemen en ik vrees dat het steeds erger wordt. Ik kan me zelfs de simpelste dingen niet meer herinneren. Gisteren zocht ik tevergeefs naar de naam van mijn bloedeigen moeder. Ik herken het landschap rond mij niet meer, hoewel ik ooit het hele land kende als mijn broekzak. Het maakt me bang. Bang dat ik mijn verstand verlies. Bang dat er niets van mij zal overblijven, buiten mijn rudimentaal instinct. Bang dat ik niet meer zal zijn dan die arme zielen die vrolijk kwetteren, maar niet beseffen welke intellectuele geneugten ze missen. Het voelt alsof een deel van mij aan het sterven is Het begon allemaal toen Tiraka en haar man Kimmo gedood werden door die mensen. We waren de laatsten van onze soort. En opeens opeens was ik de laatste. De enige. Tot uitsterven gedoemd. Ik had amper tijd om over het verlies van mijn dierbare zuster en schoonbroer te rouwen, want ik merkte al snel dat onze soort niet gebouwd was om alleen te leven. Avlatis zijn zeer intelligent, maar hun vorm van magie vereist dat ze samen blijven. Ik voelde altijd de aanwezigheid van mijn soortgenoten in mijn hoofd. Als ze voor lange tijd zonder soortgenoten moeten overleven waarmee ze kunnen praten, discussiren, kunnen brainstormen en denken, wordt hun geest al snel mistig, zoals ik nu aan den lijve ondervind. Mijn vrees is dat als ik niet snel een andere Avlati vind, ik zal sterven. Een windvlaag waait door mijn hoofd en waait mijn gedachten door elkaar. Ik voel me duizelig worden en ik besef dat ik weinig tijd over heb. De wanhoop die mij naar deze plek gestuurd heeft overvalt me weer en overmand door angst, sper ik mijn bek open en blaas een grote steekvlam uit. Ik kan niet helder meer denken. Ik schreeuw het uit in angst maar niemand kan me horen. Mijn klauwen grijpen zich vast aan de tak waarop ik zit, als mijn gezichtsvermogen het laat afweten. Het wordt zo licht in mijn hoofd, en het lijkt wel alsof de nacht opeens gevallen is. Ik voel mijn spieren ontspannen, en ik glij weg van de tak en in het buitenbewustzijn. Twee paarden racen over het bospad. Het paard dat de vrouwelijke ruiter draagt, ligt voorop en baant zich een weg over het pad, vurig aangespoord door zijn berijdster. Een paar meter achter haar volgt de mannelijke ruiter, die zijn paard zo mogelijk nog harder aanspoort, in de hoop de vrouw in te halen. Kom op Robert! Toon wat dat paard van jou kan! roept de vrouw lachend, als ze even achter zich kijkt. De man kijkt echter niet lachend en roept terug: Rowena, stop nu toch! Het is hier gevaarlijk! Rowena laat haar paard echter nog sneller galopperen, en roept plagerig terug: Dan moet je me eerst vangen! Met een rijvaardigheid die weinig mannen haar zouden nadoen, laat ze haar paard over een afsluiting springen, en rijdt ze verder het sparrenbos in. Ze was niet bang voor dit bos. Robert wist het niet, maar in haar jeugd was ze hier al zo vaak komen rijden, als ze aan het wakende oog van haar gouvernante ontsnapt was. Ze kent elke put en elke boomwortel en wist precies waar er moeras lag en waar niet. Dit bos had geen verrassingen meer voor haar. Help me! Ze schrikt en trekt aan de teugels van haar paard om hem te doen stoppen. Ze kijkt verschrikt om zich heen om te zien wie om hulp riep, maar de begroeiing is nogal dik en ze kan het niet zien. Robert heeft haar ondertussen ingehaald en hijgt piepend: Ik heb je! terwijl hij de teugels die ze losgelaten heeft, vastgrijpt om te voorkomen dat ze er weer vandoor gaat. Robert! Heb jij die stem gehoord? Robert kijkt haar vreemd aan. Welke stem? Er riep iemand om hulp. Ik denk dat het daar vandaan kwam. Ze wijst naar een aantal Douglassparren die dicht bij elkaar staan. Robert schudt zijn hoofd. Ik heb helemaal niets gehoord en ik kwam vlak achter je aan. Je zal gedroomd hebben. Of je wilt gewoon niet toegeven dat ik je te pakken heb je gekregen, grinnikt hij. Kunnen we niet even gaan kijken? smeekt ze hem, maar hij heeft hun paarden al gedraaid en laat ze rustig teruglopen naar de richting vanwaar ze kwamen. Liefje, je hebt gewoon gedroomd. Kom, we moeten terug naar het dorp. Pastoor McNally zal wel weer commentaar hebben als hij ziet dat we uit het bos komen. En het zou ook geen kwaad kunnen als je eens een dameszadel zou gebruiken. De pastoor zegt zo al dat ik mijn toekomstige vrouw wat beter onder controle moet houden, maar ik zeg het hem keer op keer dat ik het wel probeer maar dat jij Rowena luistert niet naar Roberts verhaal over hoe de pastoor vindt dat ze zich wat meer onderdanig moet gedragen. Ze draait zich om en blijft naar de sparren kijken, die steeds verder weg liggen, tot ze ze niet meer kan zien. Ze was er zeker van dat ze niet gedroomd had Die avond, als haar familie denkt dat ze slaapt, sluipt ze haar huis uit, en haalt haar paard van stal. Ze kijkt even naar het moeras en het bos erachter en huivert. Het ziet er heel anders uit in het donker. Maar ze bijt op haar tanden en beklimt haar paard. Ze moet het weten. Met een lantaarn in de hand, laat ze haar paard voorzichtig het pad volgen. Het is voor het arme dier niet makkelijk om in het donker zijn weg te vinden, en ze laat het dan ook rustig zijn eigen tempo vinden. Ze rilt even. De zomermantel die ze aanheeft, houdt niet alle kou tegen. In de verte hoort ze dierengeluiden die haar wat beangstigen. Na een uurtje in het donkere bos, bereikt ze het hek waar ze deze middag over gesprongen heeft. Ze stapt af en bindt de teugels van haar paard vast aan het hek. De witte merrie snuift onrustig in het vooruitzicht hier alleen achtergelaten te worden. Rustig maar, fluistert Rowena en aait haar paard over haar snuit. Ik ga niet ver weg. Ze slikt even, klimt over het hek en legt de rest van de afstand te voet af. Haar kleed blijft hangen aan de takken van de bomen die uitsteken en ze laten schrammen na op haar gave huid. Ze bijt op haar tanden en zet door tot ze bij het bosje komt. Ze heft haar arm met de lantaarn op en kijkt rond. Haar teleurstelling is groot als ze niets ziet. Heeft ze dan toch gedroomd? Is hier iemand? roept ze voorzichtig, maar het blijft stil. De wind blaast haar haren door elkaar en ze zucht zachtjes. Een veer dwarrelt voor haar ogen en laat Rowena omhoog kijken. Daar, enkele meters boven de grond, omhoog gehouden door twee dunne takken die elk moment kunnen breken, ligt een enorme adelaar. Verstrikt slaat ze haar handen voor haar mond. Dit had ze niet verwacht. Even weet ze niet wat te doen, maar dan beseft ze dat dit de reden is waarom ze naar deze plek getrokken was. Ze haalt haar toverstok uit hier in de nacht in het bos zou geen dreuzel haar kunnen zien en laat de vogel voorzichtig naar beneden zakken. Hij lijkt dood. Arm dier, fluistert ze, Wat is jou toch overkomen? Voorzichtig raapt ze de vogel op om hem een waardig graf te geven in plaats van gewoon te laten liggen, maar ze trekt haar hand even snel terug als ze hem uitgestoken heeft. Hij voelt helemaal niet koud, maar is nog warm! Leef jij nog? vraagt ze overdonderd aan het bewusteloze dier, alsof hij haar antwoord kan geven. Ze doet haar mantel af en wikkelt hem rond de adelaar. Daarna haast ze zich snel naar huis. Mijn hoofd doet vreselijk pijn als ik wakker wordt. Ik open voorzichtig mijn ogen, maar doe ze snel weer dicht en kreun als het felle licht erin schijnt. Het eerste wat ik merk is dat ik niet meer alleen ben. Mijn gedachten, hoewel ze nog steeds wat vaag en mistig zijn, beginnen weer duidelijker te worden. Opluchting stroomt door mijn lichaam. Op een of andere manier heb ik een andere Avlati gevonden, wiens geest ik kan delen. Maar ik ben nog zwak en ik kan me amper bewegen. Het licht is nog steeds te fel voor mijn ogen, en ik voel voorzichtig rond me. Ik lig op iets zachts en aangenaams. Ik zuig grote tuigen lucht in me op en voel me helemaal wakker worden. Mijn hoofd wordt helderder dan de laatste dagen en ik kan me weer alles herinneren. Alles wat ik dacht kwijt te zijn, is terug. Ik heb mn leven terug. Ik probeer nog eens te wennen aan het licht, en merkt dat het heel wat beter gaat deze keer, omdat er een grote schaduw voor de lichtbron staat. Mijn zicht is nog wat wazig, en ik probeer uit te maken wat het is. Ik schrik als ik merk dat het een mensenvrouw is. Rustig, spreekt de vrouw, als ze ziet dat ik beweeg. Ik doe je niets. Ik kalmeer een beetje, want ik besef dat ik toch geen kracht heb om me te verdedigen. Jij bent een Avlati he? vraagt ze genteresseerd, en houdt een lepeltje met een vreemde vloeistof voor mij. Drink dit, dan voel je je snel weer beter. Ik ben stomverbaasd en neem deze vrouw in me op. Ze heeft iets bekends. Langzaam komt mijn geheugen terug en zie ik weer het stoutmoedige vijftienjarige meisje voor mij, die ik zeven jaar geleden ontmoet heb. Het dringt tot me door. De aanwezigheid in mijn hoofd is geen andere Avlati. Het is zij. Ik zucht opgelucht en drink de vloeistof die ze me voorhoudt op. Ze had niet gelogen, dit drankje deed wonderen. Ik voelde me meteen een stuk beter. Wat is er gebeurd? vraag ik, nieuwsgierig als altijd. Ze kijkt me echter alleen vreemd aan. Ik begrijp dat ze mijn Avlati-taal natuurlijk niet verstaat. Ik weet niet of ik genoeg kracht over heb om mijn menselijke vorm aan te nemen, maar ik probeer het toch. Het gaat trager dan normaal en het kost me bijna al mn kracht, maar het lukt me in een mensenman te veranderen. Ik probeer te spreken, maar het lijkt alsof ik amper lucht in mn longen heb. Er verschijnt een lach op haar gezicht als ze me herkent, en ze buigt zich voorover. Ssst, fluistert ze zachtjes, Slaap Halia. Ik waak over je. Ik glimlach dankbaar en ga slapen. Het kan me niet schelen wat pastoor McNally denkt! Ik schrik wakker. Al enkele weken verblijf ik bij Rowena. Ze verzorgt me alsof ik haar eigen kind ben, en ik heb veel aan haar te danken. Zij heeft er voor gezorgd dat ik sterk genoeg ben om weer te vliegen en op zoek te gaan naar andere Avlatis, als die nog bestaan. Ik ben je man en je zult luisteren naar mij! Het geluid komt van de straat en klinkt niet goed. Ik kijk door het raam en zie haar staan, samen met die Robert. Mijn ogen vernauwen. Ik mag hem niet. Hij behandelt Rowena alsof ze minderwaardig is, hoewel hij zelf niet eens magie bezit, en zij een van de slimste en meest talentvolle mensen is die ik ooit ontmoet heb. Ik heb nog niet mijn ja-woord gegeven en als jij je zo gedraagt zal ik dat ook nooit doen! bijt ze terug. Mijn haren gaan rechtop staan als ik zie dat hij haar arm ruw vastpakt en haar naar zich toe trekt om op zachte toon iets tegen haar te zeggen. Ik kan niet verstaan wat het was, maar Rowena rukt zich los, staart hem woedend aan en spuugt dan in zijn gezicht. Vervolgens rent ze weg, met een woedende Robert achter haar aan. Ik kan haar niet aan haar lot achterlaten, en besluit dat het tijd wordt dat ik weer Avlati wordt, hoewel ik na al die tijd aardig gewend ben geraak aan dit mensenlichaam. Ik vind hen als ik boven een van de velden rond het dorp vlieg. Rowena is bijna al haar voorsprong verloren en is buiten adem, en Robert nadert snel, bozer dan ik ooit een mens heb gezien. Niemand verlaat graaf Robert Lansley! Hier zal je voor boeten, teef! Hij heft zijn hand op om haar te slaan, en zij duikt angstig weg, maar ik zet een duikvlucht in. Mijn scherpe kauwen boren zich in zijn arm en hij gilt het uit. Ik pik hem met mijn schavel en hij valt jammerend op de grond. Net op het moment dat ik het wil afmaken en vuur wil spuwen, houdt Rowena mij tegen. Nee niet doen! gilt ze, Laat hem. Laat hem leven. Kom! Even kijk ik verbaasd naar Robert die bloedend op de grond ligt, en vraag ik me af waarom hij haar medelijden heeft verdient. Maar ze smeekte mij en ik zou nooit iets kunnen doen dat haar verdriet zou doen, dus laat ik hem verder met rust. Bij de ingang van het dorp wordt ik weer mens en kijk ik haar aan. Ik ik kon hem niet zomaar zijn gang laten gaan, zeg ik verontschuldigend, als ik haar betraand gezicht zie. Ik had hem nooit pijn mogen doen. Nu haat ze me vast. Een gevoel van diepe spijt trekt door me heen. Niet vanwege Robert, maar omdat ik haar verdriet heb gedaan. Maar ze pakt mn hand en legt die op haar natte gezicht. Een schok trekt door mn hele lichaam en ik voel mijn benen zacht worden. Wil je met me meekomen? vraagt ze zachtjes. Ik ga weg van hier. Ik ga naar een groot kasteel om kinderen met magie les te geven. Ik ging het aanbod eerst afslaan omdat Robert niet meekon, maar nu Nu wil ik niets liever. Toe, zeg dat je met me meegaat. Ik kijk haar verward aan. Mensen zijn echt rare wezens. Eerst is ze boos, dan verdrietig, en nu dit Ik begreep niets van hen. Maar ik weet een ding. Ik kan dit meisje niet achter laten. Ze heeft me mijn leven terug gegeven en leven zonder haar is even nutteloos als leven zonder verstand of hart. Ik ga met je mee, antwoord ik. Ik zou haar nooit kunnen verlaten. En voor het eerst in mijn leven, voel ik me werkelijk thuis in mijn mensenlichaam. ----------------------------------- Avana's Draco Titel: De laatste kans Auteur: Strijder van Perkamentus Onderwerp/korte samenvatting: Alfred Noot wil met behulp van de Steen van Wederkeer Voldemort laten wederkeren. Een verhaal dat zich afspeelt na Deathly Hallows. De laatste kans Een grote bosuil met een stuk perkament aan zijn poot scheerde net over de tafel van Zwadderich, toen Alfred Noot een slok nam van zijn thee. De brief belandde precies op zijn toast met honing die hij in zijn rechterhand hield. Stomme pokkenuil, vloekte Noot. Het wordt tijd dat vader eens een deftig beest in huis haalt. Dat mormel past toch helemaal niet bij onze stand. Hij scheurde de brief open en maande zijn vrienden aan om mee te lezen. Alfred, Je kent het plan. Vannacht is het volle maan. Ik hoop dat je ondertussen de Onvergeeflijke Vloeken voldoende onder de knie hebt om de tweeling Lorchan en Lysander te overmeesteren. Spaar ze niet. Vergeet eerst de Steen niet uit de geheime bergplaats te halen, waar opa hem destijds heeft verstopt. Zonder de Steen kunnen we de Heer van het Duister niet laten herrijzen. Stel me niet teleur! Theodoor Noot Alfred keek op van de brief en nipte nogmaals van zijn thee, terwijl hij de anderen aankeek. Kwast staarde hem onbegrijpend aan. Wat moeten we doen met die , begon Kwast en hij keek even terug naar de brief. Steen van Wederkeer, vervolgde hij. Luister jij eigenlijk wel als ik iets zeg? zei Noot gergerd. Ik heb het je vorig jaar nog allemaal uitgelegd. Mijn vader is ervan overtuigd dat we de Heer van het Duister terug tot leven kunnen wekken als we Lorchan en Lysander bij volle maan martelen tot ze dood gaan. Kan je vader dat vuile werkje niet zelf opknappen? vroeg Ludovic Mortsaan, een potige vijfdejaars die over evenveel hersens beschikte als een Flubberwurm. Omdat het een tweeling met zijn, stomme trol die je bent, antwoordde Noot nu kwaad. Alleen het bruut verbreken van de intense band tussen een tweeling is krachtig genoeg om de Heer van het Duister te laten herrijzen. Na Voldemorts dood is er geen tweeling meer op Zweinstein geweest, dus kon vader het niet zelf doen. Anders had hij het zeker gedaan. Noot was amper uitgesproken, toen James Potter gniffelend aan kwam lopen en met zijn hand ruw door Noots haar schuurde. Heeft Pindanootje een briefje van de pappie gekregen? vroeg James snerend. Rustig aan, Potter, beet Noot hem toe. Of je mag boksbal spelen voor Kwast. O, gaat die papzak mij slaan? spotte James. Liever niet, ik zou niet willen dat hij zijn tere botjes breekt. Kwast besefte pas vijf tellen later dat James hem belachelijk aan het maken was, maar tegen de tijd dat hij overeind was gesprongen om die arrogante zesdejaars een lesje te leren, liep James al naar de hal. James keek even om zijn schouder om er zeker van te zijn dat niemand hem zag, voordat hij de bibliotheek binnenstapte. Hij snelde voorbij Madame Rommella, die hem met wantrouwige spleetoogjes nakeek, hopend om hem op een overtreding te kunnen betrappen, en liep naar het verste tafeltje waaraan twee Ravenklauwen zaten te studeren. Ik dacht al dat ik je hier zou vinden, broertje, zei James glimlachend. James? zei Albus verbaasd. Jij in de bibliotheek? Geloof me, het is niet voor mijn plezier, mompelde James half geamuseerd en half minachtend. Noot is iets van plan en ik heb er geen goed gevoel bij. Waar heb je het over? vroeg Albus fronsend. Noot kreeg een brief van zijn vader, wauwelde James. Er stond iets in over een Steen van Wederkeer. D Steen van Wederkeer? vroeg de blonde jongen naast Albus geschrokken. Dat is n van de Relieken van de Dood. De Steen kan doden weer tot leven wekken. Had ik jou wat gevraagd, Schorpioen? snauwde James. Waarom verbaast het me trouwens niet dat jij dat soort van duistere dingen weet? Laat Scorpius met rust! zei Albus scherp. We kunnen ons beter afvragen waarom Noot die Steen wil. Dat komen we pas te weten als we hem volgen, zei James vastberaden en er verscheen een schittering in zijn ogen. Doe niet zo mal, onderbrak Albus. We kunnen hem moeilijk dag en nacht schaduwen. Wij niet nee, verbeterde James hem glimlachend. Knijster? Er klonk een luide knal en een klein wezentje met reusachtige vleermuisoren verscheen tussen James en Albus. Hoe , begon Albus, maar James stak zijn hand op om aan te geven dat hij moest zwijgen en richtte zich tot de huiself. Knijster, ik wil dat je wat voor me doet. Alfred Noot voert iets in zijn schild dat niet deugt en ik moet weten wat dat is. Ik wil dat je hem volgt en me zo snel mogelijk verslag komt uitbrengen. Zeker, meester Potter. Knijster zal zijn uiterste best doen, antwoordde de huiself en hij verdween met dezelfde knal. En nu? vroeg Albus die een beetje uit het lood geslagen was. Nu wachten we, zei James en hij ging op een stoel naast zijn broer zitten en nam een Snaai uit zijn gewaad die hij steeds een beetje losliet om hem nadien weer in zijn hand te sluiten. Scorpius trok zijn wenkbrauwen op, wisselde een veelbetekenende blik met Albus en ging toen weer verder met zijn werkstuk voor Toverdranken. Buiten was het al pikkedonker, maar in de bibliotheek heerste een oranje gloed van de paar kaarsen die op de tafels stonden. Opruimen! snauwde Madame Rommella tegen Albus, James en Scorpius. De bibliotheek gaat zo dicht. Kom morgen maar terug. Alsof ik dat zou willen, mompelde James. Madame Rommella keek hem vernietigend aan en opende haar mond om hem de les te lezen, toen er een herkenbare knal klonk en er een huiself in een vuile doek verscheen. De bibliothecaresse deed van het schrikken een stap achteruit en botste tegen de boekenkast achter haar. Enkele boeken vielen uit de kast en kwamen op haar hoofd terecht. Ze viel bewusteloos neer op de grond. Albus liep in paniek naar Madam Rommella, maar nadat hij er zich van had verzekerd dat ze niet dood was, draaide hij zich om en luisterde aandachtig naar Knijster. Knijster heeft nieuws, meester Potter, begon de huiself. Alfred Noot en zijn vrienden hebben Lorchan en Lysander Scamander gegijzeld en trekken nu naar het Verboden Bos. Knijster heeft niet kunnen horen wat ze van plan zijn, maar hij heeft ze wel zien binnengaan in de Kamer van Hoge Nood. Ze hebben er een steentje meegenomen, meester Potter Ze hebben wat? vroeg James geschrokken. Lorchan en Lysander? vervolgde Albus. Hoe halen ze het in hun hoofd om eerstejaars te ontvoeren? We moeten ze helpen! voegde Scorpius er geschokt aan toe. Accio onzichtbaarheidsmantel, riep James en even later kwam er een glimmende zilverachtige mantel aanvliegen. Bedankt voor je hulp, Knijster, zei James. Je mag terug naar huis gaan. Onder de mantel, jongens. We gaan die Zwadderaars een lesje leren. Het trio schuifelde voorzichtig voorbij het bewusteloze lichaam van Madame Rommella de bibliotheek uit en daalde zo snel mogelijk de trap naar de hal af. Ze slopen behoedzaam langs Foppe die tegen de muur aan het squashen was en trokken zachtjes de eiken voordeuren open. Toen ze op het terrein waren, gooiden ze de mantel van zich af en sprintten tot aan de rand van het Verboden Bos. Ik voel me niet op mijn gemak, mompelde Scorpius. Albus raakte Malfidus hand even aan en zei: Rustig maar, er zal ons niets overkomen. Het is trouwens onze plicht als Klassenoudsten om onze eerstejaars te redden. Kom op, drong James aan en hij trok de twee Ravenklauwen mee het Verboden Bos in. Neeeeeeeeee! jammerde Lorchan. Laat mijn broer gerust. Alsjeblieft Hou je mond jij, zei Noot koel en hij richtte zijn toverstok op Lorchan. Crucio! Lorchan schreeuwde het uit van de pijn. Lysander die er al erg aan toe was, zat er slap bij en kon enkel toekijken hoe zijn broer steeds bleker werd. We zijn er bijna, besloot Voldemort die boven de Steen van Wederkeer zweefde. Het wordt tijd om er een eind aan te maken. De tweeling werd steeds zwakker en bleker, terwijl Voldemort steeds vastere vorm begon aan te nemen. Als ze stierven, zou Voldemort terug tot leven zijn en zou hij de Steen niet meer nodig hebben om te kunnen verschijnen. Zeker, Heer bevestigde Noot. Hij keek de tweeling aan en zei: Smeek me om jullie uit jullie lijden te verlossen! Nooit! bracht Lysander er nog met moeite uit voor hij bewusteloos neerzeeg op de klamme aarde met zijn hand naast Lorchans hoofd. Laat ze rechtop staan, beval Voldemort. Ik wil het licht in hun ogen zien doven. Sta op! dirigeerde Mortsaan. Kwast en Streuvel, hou ze vast. Noot en Mortsaan hieven hun toverstok op en openden hun mond om de Vloek des Doods over de tweeling uit te spreken. Nog voor ze hun toverstok hadden laten zakken, werden ze allebei achterover geblazen door een rode lichtstraal. Kwast en Streuvel gooiden Lorchan en Lysander tegen de grond en trokken hun toverstok. Albus verstijfde Kwast en sprintte naar de tweeling, gevolgd door Scorpius en James. Noot en Mortsaan die weer overeind gekomen waren, schoten groene en rode stralen op het drietal af. En van Noots stralen raakte Albus in zijn rug. Hij werd de lucht in geslingerd en kwam hard tegen de grond aan. Albus! gilde Scorpius en hij rende naar het slappe lichaam van zijn beste vriend. De aanrennende Lily, Roos en Hugo schoten tegelijk een verschillende vloek op Noot af. Die wist niet meer waar hij het had. Hij vloog eerst omhoog, belandde dan pardoes op de grond en bleef nog een hele tijd rondtollen. Hoe , begon James die zich omdraaide om te zien wat er gebeurd was. Knijster heeft ons alles verteld, legde Lily uit terwijl ze een perfecte Vleddervleervloek op Streuvel afstuurde. We zijn jullie onmiddellijk achterna gekomen. Mortsaan die als enige ongedeerde Zwadderaar overbleef, besefte dat ze hadden verloren en zette het op een lopen. Waar ga jij naartoe, angsthaas, riep Hugo hem na. Dat gaat zomaar niet. Hij richtte zijn toverstok op de dikke benen van Mortsaan en sprak de Vloek van Beentjeplak over hem uit. Dat lijkt er al meer op, voegde hij eraan toe, toen Mortsaan voorover op de grond viel. Lily raapte de Steen van Wederkeer op en zei: Deze neem ik mee. Misschien is het beter dat papa hem bewaart. Scorpius had Albus al op zijn rug gelegd en boog zich over hem heen. Scorpius, ik , prevelde Albus. Stil maar, suste Scorpius. Alles komt goed. Ze keken elkaar in de ogen en Albus wreef met zijn hand langs Scorpius wang. Die boog zich langzaam dieper over zijn vriend heen en drukte zijn lippen tegen die van Albus. Lily en Roos glimlachten goedkeurend, maar James gaapte de twee jongens verbijsterd aan. Scorpius trok Albus overeind, kuste hem nogmaals op de mond en knuffelde hem innig. Ik hou van jou, fluisterde Scorpius in Albus oor. Albus keek hem glimlachend aan, streek met zijn hand door de blonde haren van Scorpius en zei: Ik ook van jou. ----------------------------------- Avana Titel: Een Griefje zien Auteur: Avana Korte samenvatting: Harry zit - nadat Voldemort verslagen is - nog met een heleboel onverwerkte zaken. Er is n iemand die antwoorden heeft. Geschreven voor de Griff FF Challenge "After Deathly Hallows". Een Griefje zien Ik snap niet waarom je zonodig met hem wil praten, maat. Harry maakte een nonchalant gebaar met zijn rechterschouder en wendde zijn blik af van Ron. Hij wilde niet dat zijn vrienden zouden merken hoe gespannen hij eigenlijk was. Gelukkig liepen er op dit moment weinig leerlingen door de gangen. Het gemompel en gezwaai van de schilderijen als hij langs liep, was al erg genoeg. Ik bedoel, hij bleek aan het eind van de oorlog niet zo slecht te zijn als we dachten maar de zes jaar daarvoor was hij wel altijd een ellendeling! ging Ron verder. Opnieuw dat schoudergebaar. Ja nou het is niet alsof hij daar geen reden voor had, Ron, zei Harry. Hij keek even opzij naar rechts; Hermelien leek met haar gedachten mijlen ver weg. Ze keek alsof ze een vraagstuk voor Voorspellend Rekenen moest oplossen, dacht Harry. Ze reageerde zelfs niet toen Ron vol verontwaardiging losbarstte: Een REDEN? Wat voor reden was er om je zes jaar lang te treiteren en dwars te zitten. Of ben je dat opeens vergeten? En weet je niet meer hoe hij je vrienden behandelde? Wat hij tegen Harry stak met een gebiedend gebaar zijn hand op. Ron stopte midden in zijn geraas, verstapte zich even en keek Harry toen niet begrijpend aan. Harry haalde diep adem en zocht naar de juiste woorden om Ron uit te leggen waarom hij dit wilde doen. Waarom hij het moest doen! Kalm verklaarde hij: Het is over, Ron. Voldemort is dood en de oorlog is voorbij. En ik weet dat hij verschrikkelijke dingen heeft gedaan, maar dat heb ik ook. Toen Ron hier tegenin wilde gaan, hief hij opnieuw zijn hand op. Ik weet dat ik Voldemort moest doden; ik had geen keus. Maar ik heb ook andere dingen gedaan, dingen waarbij ik wel een keuze had. Harry dacht aan de Onvergeeflijke Vloeken die hij had gebruikt. Zou hij ooit kunnen accepteren wat hij had gedaan? Het is niet dat ik hem opeens mag, Ron. Maar ik respecteer hem. Wat had jij gedaan als je in zijn schoenen had gestaan? Had jij kunnen doen wat hij deed? Hij zweeg even en keek een paar derdejaars na die hen giechelend passeerden. Het is niet dat ik zin heb om met hem te praten maar ik wil het hele Voldemort gebeuren kunnen afsluiten. Ik heb eindelijk een schooljaar zonder dat de dreiging van Voldemort boven mn hoofd hangt en ik wil niet constant hoeven denken aan de vragen die in mn hoofd rondspoken. Harry slikte moeizaam. Hij wilde niet bekennen dat hij regelmatig badend in het zweet wakker werd van het herbeleven van alle gruwel uit de afgelopen jaren. Ze gingen de hoek om aan het eind van de gang en vanuit zijn ooghoek zag Harry dat Ron een paar keer zijn mond opende en weer sloot. Het bleef even stil. Toen voelde Harry plotseling dat zijn rechterhand werd vastgepakt en hij realiseerde zich dat Hermelien blijkbaar toch niet zo in gedachten was als hij had gedacht. Ze gaf hem een kneepje voordat ze zijn hand losliet en verklaarde: Ik kan gewoon niet geloven dat professor Anderling je zomaar haar werkkamer laat gebruiken. Ik weet dat je er al eerder alleen was en in het zesde jaar had je natuurlijk die lessen van professor Perkamentus maar dat waren uitzonderlijke situaties. Nu ben je weer gewoon een leerling. Een achtstejaars leerling; dat is minder gewoon maar toch een leerling. Stel je voor Harry glimlachte dankbaar toen Hermelien er uitgebreid op doorging. Hij keek naar Ron die met zijn ogen rolde maar zich bij Harrys keus scheen te hebben neergelegd. Met een iets lichter gevoel in zijn hart arriveerde hij tenslotte bij de grote waterspuwer voor de ingang naar professor Anderlings werkkamer. Ron en Hermelien wensten hem succes en liepen toen samen terug, ongetwijfeld naar de Bibliotheek, dacht Harry glimlachend. Hij zei het wachtwoord Emeric Morfo en stapte door de spleet in de muur op de onderste treden van de trap. ~ * ~ * ~ * ~ De glanzende eikenhouten deur met de koperen klopper stond op een kier. Toen Harry de werkkamer binnenstapte, bonsde zijn hart zo erg dat hij dacht dat professor Anderling het in London zou kunnen horen. Ze zou over twee uur weer op Zweinstein arriveren na haar afspraak met Romeo Wolkenveldt, de nieuwe Minister van Toverkunst. Tot die tijd had Harry toestemming om het n en ander te bepraten met Potter, klonk het plotseling van opzij. Hoewel Harry dacht dat hij er op voorbereid was, trok zijn maag samen bij het horen van de stem met die overbekende sneer. Met gesloten ogen haalde hij een keer diep adem voor hij zich langzaam een kwart slag draaide. Goedemiddag, professor Sneep. De gitzwarte ogen van Severus Sneep boorden zich in die van Harry en hij vergat een ogenblik dat hij naar een schilderij keek. Ik zie dat je je nog steeds niet aan de normale schoolregels hoeft te houden. Privileges voor de Uitverkorene? Bij het horen van die beschuldiging leek er iets in Harry te breken. Vergeten waren de vragen die hij wilde stellen. Vergeten alles wat hij wilde zeggen. Woede, onmacht, afwijzing en onbegrip; het borrelde als gifgroen zuur naar boven en brandde in zijn keel. Privileges? Ik heb nog nooit om privileges gevraagd. Ik heb ze ook nooit gewild en ik heb ze al helemaal nooit van u gekregen! barstte Harry los. Met gebalde vuisten stond hij voor het schilderij van de man die hij altijd veracht had. Hij zou er het liefst op los timmeren maar dat had vast weinig effect. Onverschillig merkte hij dat de andere schilderen leeg waren; het zou geen verschil hebben gemaakt als de andere schoolhoofden meeluisterden. Terwijl Sneep hem onaangedaan aankeek, liet Harry alle opgekropte woede van de afgelopen zeven jaar los. Van de onredelijke manier waarop Sneep hem altijd had behandeld, het verraden van Remus geheim waardoor hij niet meer op Zweinstein kon blijven. Van de dood van Perkamentus en het feit dat Sirius misschien nog geleefd zou hebben als Sneep Harry beter Occlumentie had geleerd. Harry raasde en tierde en schold en negeerde het gemompel van de schoolhoofden die weer terug kwamen van andere schilderijen uit het kasteel. Uitgeput zakte hij tenslotte met zijn knien op de oude vloerbedekking neer, zijn gezicht in zijn handen. Hij merkte dat zijn wangen nat waren en veegde ze afwezig droog met zijn mouw. Sneep had al die tijd niets gezegd en de plotselinge stilte drong tot Harry door. Ook de andere schoolhoofden zwegen afwachtend. Het enige geluid kwam van de zilveren instrumentjes die nog steeds brommend ronddraaiden. Kijk me aan, klonk het plotseling. Bij die woorden hief Harry langzaam zijn hoofd en rechtte zijn rug. Groene ogen ontmoetten een paar glinsterende zwarte. Lily moet zo trots op je zijn. Sneep aarzelde alsof hij er iets aan toe wilde voegen maar zweeg. Waarom? vroeg Harry schor en hij wist dat Sneep begreep dat Harry niet op de vorige opmerking doelde. Waarom heb ik nooit geweten dat je mijn moeder kende? Waarom behandelde je me zo als je van mn moeder hield? Waarom Hij verwoordde zijn vragen niet hardop. Hij begreep het waarom. Begreep nu de rol die Sneep gespeeld had. Sneep antwoordde niet maar bleef zijn blik gevangen houden en Harry zag wat hij een jaar eerder niet had kunnen geloven toen Perkamentus het hem vertelde; de spijt die Sneep altijd gehad had over het doorspelen van de profetie. Er leek iets op zijn plaats te vallen en Harry voelde zich opeens kalmer dan hij zich in lange tijd gevoeld had. Opeens realiseerde hij zich dat Sneep hem door die beelden in de Hersenpan kostbare herinneringen aan zijn moeder had gegeven. Dank u, professor, zei Harry en hij meende het. Sneep knikte en vroeg toen lijzig: Was er nog een andere reden dat je hier bent dan om alle schoolhoofden wakker te schreeuwen, Potter? Harry keek hem even fronsend aan en liet zijn ogen toen over de andere portretten glijden waarvan de meeste nu weer bewoond werden. De voormalig schoolhoofden deden erg hun best om niet te laten merken dat ze onbeschaamd meeluisterden hoewel professor Perkamentus hem met twinkelende ogen aankeek alsof hij wilde zeggen: Goed zo, jongens. Toen Harrys blik weer terug gleed om die van Sneep te ontmoeten, kon hij zweren dat diens ogen geamuseerd glinsterden. Behalve dat ik het zo gemist heb om op mijn plaats gezet te worden? vroeg Harry sarcastisch. Potter! zei Sneep waarschuwend. Harry slikte; bespottelijk hoeveel effect een paar potten verf en wat toverkunst nog konden hebben. Ik wil zoveel mogelijk weten over de Dooddoeners, antwoordde hij tenslotte. De Dooddoeners, zei Sneep vlak. Ja, er lopen er nog altijd een aantal vrij rond en zolang die niet opgepakt zijn, is het nog steeds niet veilig. Niet veilig, echode Sneep, waardoor Harry zich zorgen maakte over het feit dat Sneep hem herhaalde. Hij dacht niet dat dat een goed teken was. Nee, professor. De Schouwers nog steeds op zoek. Vooral naar Bijlhout, Zagrijn en Totelaer, die kans zagen te ontsnappen toen in mei. Sneep staarde Harry met opgetrokken wenkbrauwen aan maar zei niets. Zijn donkere ogen leken zich door hem heen te boren en Harry vroeg zich plotseling ongemakkelijk af of schilderijen ook Legilimentie konden toepassen. Toen hij zijn vochtige handpalmen aan zijn broek probeerde af te vegen, grijnsde Sneep. Harry schuifelde onwillekeurig met zijn voeten naar achter en vroeg zich af of hij er niet beter van door kon gaan. Sneep kon hem tenminste niet volgen. De achterkant van zijn nek begon te prikken en een lijzige stem achter hem stopte hem net zo effectief als een Petrificus Totalis. In dat geval is het misschien een goed idee dat wij ergens anders heen gaan om te praten, Potter. Verbijsterd keek Harry naar het nog steeds grijnzende schilderij. Traag draaide hij zich tenslotte om, om oog in oog te komen staan met zijn vroegere Toverdrankleraar. Zijn mond zakte open en zijn hersens probeerden te bevatten wat hij zag. De persoon voor hem bewoog lichtjes heen en weer zodat zijn lange, zwarte mantel om hem heen zwaaide. Zijn gelaat was nog bleker dan Harry zich herinnerde. Praktisch transparant want door hem heen door hem registreerde Harry geschokt zag hij het kabinet dat onder het raam stond. Het oude klaslokaal verderop in de gang misschien, Potter? Hoe kon Sneep zelfs als geest zo ongeduldig klinken, vroeg Harry zich af. Met een laatste blik op de Sneep in het schilderij, volgde hij de gedaante voor hem de werkkamer uit. ~ * ~ * ~ * ~ Verdwaasd liep Harry twee uur later door de gangen terug naar de toren van Griffoendor. De middag was wel heel anders verlopen dan hij had verwacht. Ten eerste had hij, in plaats van Sneep kalm en beheerst zijn vragen te stellen, de man bevestigd in zijn idee dat Harry Potter een verwende, driftige puber was die geen greintje zelfbeheersing bezat. Dat Sneep zich later nog verwaardigd had uitleg te geven over datgene dat Harry in de Hersenpan gezien had, was onverklaarbaar. Maar dat Sneep ook na zijn dood de veiligheid en het welzijn van Lilys zoon belangrijk genoeg zou vinden om terug te keren, was nauwelijks te bevatten. H Harry, alles goed? vroeg een dromerige stem onverwachts naast hem. Hij keek opzij in de bezorgde ogen van Loena. Je kijkt alsof je een Griefje gezien hebt, zei ze. Een Griefje? vroeg Harry een beetje wantrouwend. Is dat net zoiets als een Kreukelhoornige Snottifant? Loena glimlachte licht. Nee Harry, dat is een uitdrukking. Zoals Dreuzels geloof ik, zeggen: Je kijkt alsof je een geest gezien hebt? Harry knikte begrijpend en dacht aan de geest die hij zojuist had gezien. Ja Loena, ik heb een Griefje gezien! ----------------------------------- Potterfreaky hier mijn inzending van de Gryff challenge Titel; Te laat auteur; Potterfreaky korte samenvatting; after DH; Harry volgt een laatste 8e jaar op Zweinstein en ze gaan met alle achtstejaars kamperen in een bos. Harry komt echter te laat en de enige plaats die er nog is is met Draco Malfidus in een tent... Te laat Ik meen het, ik ga niet met Malfidus in een tent slapen! Harry keek Hermelien aan alsof ze hem net gevraagd had of hij met Aragog in een tentje wilde gaan liggen. Ze waren op schoolkamp en het regende bakstenen. Hermelien had inmiddels ervaring met het opzetten van tenten en had er tot nu toe al tien opgezet, die snel door iedereen bezet waren. Harry staarde door de regennevel naar de enige tent die nog over was. Hij was te laat verschijnseld om nog enige keus te hebben. Terwijl hij langzaam doorweekt raakte, sloeg hij zijn armen over elkaar en staarde koppig naar de tent. Hermelien zuchtte diep en liep toen hoofdschuddend naar haar eigen tent Wat jij wilt, dan slaap je toch lekker buiten! hoorde hij haar nog net zeggen. Een zeer natte minuut later besloot hij eieren voor zijn geld te kiezen. Zo kijk, daar hebben we De Jongen Die Te Laat Was klonk het pesterig vanuit de schaduw van de tent. Harry, die had aangenomen dat de tent magisch vergroot was, wilde hooghartig de tent in stappen, maar liep meteen tegen de tentstok aan. Tot zijn afschuw was de tent kleiner dan een gemiddeld toilet en zat hij nu zon twintig centimeter bij Draco Malfidus vandaan. Zoals jullie allen gemerkt hebben zijn de tenten niet magisch vergroot, dit in het kader van ons Dreuzel-integratie-project, klonk toen opeens de magisch versterkte stem van professor Anderling, die nauwelijks boven het geroffel van de regen uitkwam. Harry staarde om zich heen. Dit kunnen ze niet menen. Hij voelde hoe zijn kleding druppelde op het tentzeiltje en huiverde plotseling. Malfidus lag op een luchtbed, en keek hem geamuseerd aan. Dacht je nu dat IK hier blij mee ben? Dus jij was ook te laat! concludeerde Harry meteen. Ik was hier net een minuut voor jou, gaf Malfidus toe. Toen hij gedachteloos zijn natte broek wilde uittrekken, begon Malfidus te sputteren. Uhm, Potter wat doe jij, precies Harry staarde hem nijdig aan. Droge kleding aandoen! Je doet je ogen maar even dicht of zo! Met een snelle beweging haalde Draco zijn toverstok te voorschijn. Na een kleine zwaai van Dracos stok voelde Harry zijn kleding droog worden. Hij wist dat hij Malfidus daarvoor dankbaar zou moeten zijn aangezien hij anders een longontsteking zou hebben opgelopen, maar dat was zijn eer te na. Hij bleef even staan omdat er alleen maar ruimte was op het bed naast Malfidus. Harry overdacht die optie twijfelend, maar Malfidus scannende ogen zagen alles. Ik zal je niet opeten, Potter. Harry keek de blonde Zwadderaar even aan en rechtte toen zijn rug. Hij liet zich op het luchtbed vallen. Angstvallig probeerde hij uit de buurt van Malfidus te blijven. Zo lagen ze daar een half uurtje. In de tenten ernaast leek iedereen het erg naar zijn zin te hebben. Harry vloekte inwendig. Allerlei gevoelens schenen om voorrang te strijden, zijn hart bonkte zo hard dat hij bang was dat Malfidus het zou horen. Ineens klonk toen weer de stem van professor Anderling. Zo het is nu redelijk droog. Iedereen uit de tenten Harry bemerkte ineens dat het tikken inderdaad gestopt was. we gaan wat ondernemen! Ze klonk veel vrolijker dan Harry zich voelde. Hij hees zich overeind. Helaas bleek Malfidus hetzelfde idee te hebben. De luchtbedden echter, waren daar niet op berekend en met een luide schreeuw vielen de twee tegen elkaar aan. Harry maaide woest met zijn armen in de lucht om maar weg te komen. Verdraaid luchtbed! vloekte hij luid. Mmmpppfffff! Ga weg! klonk het woest onder hem. Harry had niet gedacht dat het nog veel erger kon worden maar hij had buiten zijn klasgenoten gerekend. Hij kreeg het benauwd toen hij het onmiskenbare geluid van een rits hoorde en het hoofd van Daan Thomas zag. Hij deed een wanhopige poging om Daan aan te kijken en wilde dolgraag uitleggen dat dit niet was wat het leek, maar het kwaad was al geschied. Heey allemaal, kom eens kijken! brulde Daan opgewekt naar de andere leerlingen. Harry hoorde Draco luid vloeken en gelukkig, net op het juiste moment rolde hij van het luchtbed af, het kleine voortentje in. Harry keek zijn klasgenoten wazig aan. Zijn bril zat scheef op zijn hoofd. Hij moest er bijzonder verfomfaaid uit zien. Iemand ruilen? vroeg hij hoogst gerriteerd. Iedereen proestte het uit. Op dat moment werd hij ruw aan de kant geduwd en zag hij Malfidus langs schieten. Iedereen maakte dat hij weg kwam. Harry haalde een hand door zijn haar en zette zijn bril recht. Hij voelde zich verward. Harry nam een flinke hap adem en vermande zich. Met opgeheven hoofd kroop hij uit de tent en deed om tijd te winnen zorgvuldig de rits achter zich dicht. Toen hij zich omdraaide bleek, uiteraard, dat hij weer de laatste was. Iedereen keek hem aan en professor Anderling zond hem een gerriteerde blik. Hij zei niets en ging in de rij staan, naast Hermelien. We gaan een dropping doen! Weer die opgewekte toon. En iedereen gaat voor de teambuilding met zijn tentgenoot of -genoten, op stap. Wij hebben voor Viavias gezorgd. Ze wees op de berg rotzooi naast zich. Harry kreeg de neiging om te gaan schreeuwen. Daan, die aan de andere kant naast hem stond, grinnikte even.. Professor Anderling ging onverstoorbaar verder met haar uitleg; ze zouden allemaal een paar 100 meter van elkaar gedropt worden (hoe ver werd niet genoemd) en mochten geen magie gebruiken om weer terug te komen. In nood mochten ze rode waarschuwingssignalen sturen. Nu had Harry door zijn Gruzielementen zoektocht inmiddels ervaring genoeg in het survivelen, maar zelfs met je vrienden was het een beproeving. Er was echter wel een wedstrijdelement aan verbonden. Er liepen drie leerkrachten rond bij wie ze uit de buurt moesten blijven; werden ze gezien dan betekende dat strafminuten. Degenen die als eersten aankwamen (nadat de strafminuten eraf gehaald waren), wachtten een beloning. Zowel Harry als Draco waren vrij competitief ingesteld alleen waren ze niet gewend samen te werken. En zo kwam het dat ze een kwartier later, na samen met een oude handschoen naar een onbekende plek gereisd te zijn, door een dichtbegroeid bos ploegden. Zowel Harry als Draco weigerden toe te geven dat ze allerminst blij waren met elkaar als reispartners. Uiteraard hield Draco niet echt rekening met hem; Harry had al heel wat takken in zijn gezicht gehad. Hij hield de eer echter aan zichzelf en negeerde het keer op keer. Harry zag het niet meer zitten. Hij keek nu een goed uur naar Dracos achterwerk en tot zijn afschuw vond hij het niet eens erg. Toen hij zich dit had gerealiseerd, was hij nog gerriteerder geraakt. Al een tijd twijfelde hij aan zijn geaardheid. Maar hij was de Jongen Die Bleef Leven. Prima allemaal, maar hij kon er niets aan doen dat hij de Uitverkorene bleek. En dat heel de tovergemeenschap op hem lette. Nog steeds. Nijdig schopte hij een tak weg en gromde een beetje. Hij had afgelopen jaar tijd genoeg gehad om na te denken en ja, dan twijfel je wel eens. Hij probeerde zichzelf gerust te stellen. Hij zou keurig met Ginny trouwen en 2.2 kinderen krijgen, klaar uit. Diep in zijn hart wist hij echter dondersgoed dat dat niet was wat hij wilde. Net toen hij bedacht had dat hij wel trek kreeg, klonk er een enorme schreeuw. Harry dacht dat zijn hart stilstond en begon aan de takken voor hem te trekken. Malfidus! brulde hij, want Draco was verdwenen. Hier! klonk het gedempt. Waar? brulde Harry terug. Toen verloor hij plotseling zijn evenwicht en kwam hardhandig in aanraking met de aarde. Nou, gevonden, klonk het droogjes naast hem. Harry kreeg het acuut warm; hij dacht dat die tent erg was, maar dit was nog kleiner. Hij hees zich overeind en schoof langzaam opzij. Zover het kon, en dat was niet ver. Toen keek hij omhoog. Het was minstens drie meter en geen mogelijkheid om omhoog te komen, behalve met magie uiteraard. Hij vloekte en voelde voorzichtig aan de pijnlijke bult die nu op zijn achterhoofd was verschenen. En nu? Harry wist niet zeker wat hij van deze situatie moest vinden. Weet ik veel, jij bent degene met kampeerervaring! sneerde Malfidus. Je dacht toch zeker niet dat ik ooit gekampeerd heb? Hij stak zijn neus in de lucht. Het is dat dit Hij keek walgend om zich heen. verplicht was, anders was ik hier zeker niet geweest! Harry draaide met zijn ogen. Je vergeet erbij te vermelden dat papa geen invloed meer heeft op het schoolbestuur Malfidus draaide zich snel om, zijn lippen in een woedende streep verwrongen, JIJ weet NIETS van mijn vader! Harry keek hem wat geamuseerd aan. Nou helpen kan hij ons allerminst h? Draco sloeg zijn armen over elkaar. Jij bent toch degene die De Heer van het Duister versloeg? Harry keek hem vragend aan. Draco grijnsde gemeen; Dan moet dit toch een peulenschil zijn? Harry besloot die opmerking te negeren; Rode waarschuwingsignalen dan maar? En dan de rest van het jaar moeten horen wat een loser ik ben? Ik dacht het niet! siste Draco woest. Zijn gezicht was inmiddels nog maar twintig centimeter bij dat van Harry vandaan. Harry slikte moeilijk en voelde hoe de spanning zich opbouwde. Hij vroeg zich af of Draco het ook voelde. Hij probeerde Draco niet aan te kijken maar zijn blik werd als een magneet naar de grote grijze ogen van de Zwadderaar getrokken. Hij las eerst afkeer en toen verwarring in diens ogen. Hier zijn ze! Harry schrok zich weer een ongeluk. De spanning werd ruw doorbroken door Hagrid, die blijkbaar aan het hele bos wilde laten weten dat ze daar waren. Zijn grote bebaarde hoofd hing boven de kuil en staarde vrolijk op hen neer. Een grote hand plukte hen n voor n uit de kuil en een tel later stonden ze versuft naast elkaar in het bos. Harry trachtte Draco niet aan te kijken en zo te zien had Draco de spanning wel degelijk gevoeld want hij keerde resoluut zijn rug naar hem toe. Wat is er nou gebeurd, jongens? vroeg Hagrid, zich totaal niet bewust van de ongemakkelijke sfeer. Nou, laat eens zien, we deden verstoppertje! snauwde Draco sarcastisch. Harry glimlachte lichtjes maar zag Hagrid wazig kijken en kreeg medelijden. Een val, Hagrid. Hagrid knikte begrijpend. Het kost jullie helaas twee minuten straftijd, mochten jullie winnen. Harry en Draco keken Hagrid glazig aan. Ehm, nou ... dan ga ik maar weer succes! Hagrid zwaaide en maakte dat hij weg kwam. Harry was nu serieus verward. Hij had verwacht dat Draco hem gelijk walgend zou wegduwen of dat anders nu wel gedaan zou hebben, nu ze weer samen waren, maar niets van dat. Hij nam weer het voortouw en zo liepen ze zwijgend verder. Tot Harry zijn maag voelde knorren. Malfidus, moeten we niet iets te eten gaan zoeken? Draco draaide zich zo plotseling om dat Harry -weer- tegen hem opbotste. En dat is de derde keer. Volgens mij wil je gewoon graag lichamelijk contact. Klonk Dracos scherpe stem van heel dichtbij. Harry hijgde en voelde Dracos lichaamswarmte, En nu? hij raakte een beetje in paniek. Draco nam het heft in eigen hand. Welk eten had je in gedachte? fluisterde hij, Harry had wel wat ideetjes maar dat was vast niet wat Draco bedoelde. Paddestoelen? opperde Harry met dunne stem. Draco lachte hooghartig, Ach jee, wat weinig fantasierijk Harry slikte moeilijk. Om zijn verwarring niet te laten merken, ging hij snel zoeken naar paddestoelen en andere eetbare dingen behalve MalfidusHij schudde zijn hoofd om die gedachte. Even later aten ze stilzwijgend de paddestoelen die smaakten naar rubber. Draco at echter zonder enige vorm van commentaar. Na de nodige obstakels kwamen ze om elf uur s avonds terug op de kampeerplaats waar ze, verrassing, de laatsten bleken. Harry zuchtte en keek even snel opzij naar Draco. Die glimlachte tot zijn verbazing lichtjes en keek verlangend naar de tent, of was dat zijn verbeelding? ----------------------------------- Leonie En hier ook mijn inzending van de Gryff Challenge Titel: De drie wensen Auteur:**GiNnY** Korte samenvatting: After DH; Nu Fred dood is heeft George het niet makkelijk... De drie wensen De zon scheen schitterend op de met keien geplaveide straat. Overal stonden of liepen er winkelende mensen die probeerden in deze drukte hun boodschappen te doen. Het is hier de afgelopen jaren nog nooit zo druk geweest, zei een vrouw tegen haar vriendin. Vind je het gek? zei deze terwijl ze in de etalage van de gewadenwinkel keek. Niemand heeft de laatste tijd eens goed kunnen winkelen zonder dat er gevaar op de loer lag, maar nu Jeweetwel eindelijk verslagen is, wil iedereen zo snel mogelijk van de vrijheid genieten. h, kijk uit! riep ze tegen een aantal jongens, die spelend tussen de massa mensen renden. De achterste jongen verontschuldigde zich snel maar zijn vrienden daarentegen waren al weer verder gerend. Jongens wacht op mij, dit is niet eerlijk! riep de jongen terwijl hij nog een poging waagde om zijn vrienden in te halen. Voordat hij zijn zin ook maar kon afmaken, raakten zijn vrienden de paal al aan. Helaas Jamie, zei een blonde jongen die als eerste bij de paal was, je moet dit keer weer Jeweetwel zijn. Maar ik was gister ook al Jeweetwel; ik wil nu eens Harry Potter zijn, zei Jamie een beetje boos toen hij ook eindelijk bij de paal was. Dan moet je de volgende keer maar wat sneller zijn, zei de blonde jongen lachend terwijl hij zijn vriend een bemoedigende knipoog gaf. H jongens, wat doet die man daar? riep een donkere jongen terwijl hij naar een winkel wees waar een man netjes briefjes op de ramen plakte. Geen idee, zei Jamie. Sinds de dood van Jeweetwel is de Tovertweelings Topfopshop niet meer open geweest. H jongens, wacht nou even! Zijn vrienden waren al naar de winkel gerend en bekeken de briefjes waarop stond dat de winkel gesloten was en het pand te huur stond. Verbaasd keken ze elkaar even aan en liepen toen naar de man toe. Meneer? vroeg de blonde jongen terwijl hij naar het blaadje wees. Gaat u echt stoppen met de winkel? Je kunt toch lezen hoop ik? zei de roodharige man kortaf terwijl hij de jongen aan keek. De jongens keken elkaar geschrokken aan. Waarom? vroeg Jamie met een klein beetje paniek in zijn stem. Daarom zei de man en hij draaide zich om richting de deur. Maar de eetbare duistere tekens dan? vroeg een jongen die bij het idee dat hij geen duistere tekens meer kon eten al kippenvel kreeg. Die koop je maar ergens anders. Maar niemand anders heeft ze! riep de jongen in paniek uit. Dan heb je pech, zei de man en hij deed de deur open om naar binnen te stappen. En uw tweelingbroer dan? Zo snel als de man kon, draaide hij zich om. De jongens deden een stapje naar achter bij het zien van de felle blik van de man. Die heb ik niet, zei de man nors, liep naar binnen en trok de deur hard achter zich dicht. Die verdomde jongens ook, waarom moest iedereen het de hele tijd over zijn broer hebben. Langzaam liep hij verder de winkel in en keek even rond. Het was nu een week geleden dat hij Fred dood in de Grote Zaal had zien liggen. Hij had vanaf dat moment in een zwart gat geleefd. Hij voelde zich leeg en vreselijk van binnen en dat gevoel was niet meer overgegaan. Het zou waarschijnlijk nooit meer overgaan. Elke dag opnieuw verwachte hij dat Fred vrolijk de winkel in zou stappen om te zeggen dat hij weer een geweldig idee had voor een nieuw artikel. Elke dag miste hij de grappen die hij en Fred hadden gemaakt. Het was zelfs zo dat hij af en toe het gevoel had dat Fred gewoon naast hem stond en tegen hem aan praatte. Hij keek even de winkel door en voelde een traan over zijn wang heen glijden. Dit was hun levenswerk geweest, hun alles, maar hij kon het allemaal niet meer aan. Hoe kon hij nou zonder zijn broer een Tovertweeling zijn? Het liefst wilde hij gewoon alles vergeten. Alles vergeten wat er die dag gebeurd was en dit was de enige oplossing. Opeens hoorde hij deur achter zich opengaan en snel draaide hij zich om. We zijn gesloten, zei hij, balend dat hij de deur niet op slot had gedaan. Waarom? hoorde hij een zachte vrouwenstem zeggen en hij zag dat Angelique op hem af kwam lopen. Het ...het ging niet meer, zei hij zacht terwijl hij de tranen binnen probeerde te houden. Hoofdschuddend liep Angelique naar hem toe. Hoe heb je het kunnen doen? zei ze zacht, maar de woede was duidelijk in haar stem te horen. Dat zeg ik toch net, het ging niet meer, antwoordde hij terwijl hij Angelique fel aankeek. Waarom bemoeide iedereen zich nou met hem? Dit alles was toch zijn keuze! Hoezo, het ging niet meer! reageerde Angelique fel terwijl ze hem onbegrijpend aan keek. Dit was jullie levenswerk en Fred zou nooit ... Er is geen jullie of ons meer, viel hij haar in de rede, en we zullen nooit weten wat Fred wel en niet zou willen. Wat kom je eigenlijk doen? Ik heb wat voor je, zei ze kortaf terwijl ze zonder hem aan te kijken een brief gaf. Hij pakte de brief aan en herkende gelijk het handschrift van zijn broer. Verbaasd keek hij Angelique aan, maakte de brief open en begon te lezen. Bij elke regel die hij las, voelde hij de tranen in zijn ogen prikken. Fred had deze brief voor de zekerheid geschreven, zodat als hij er niet meer zou zijn, hij toch nog wat achter liet. Toen hij alles had gelezen, keek hij nog even naar de laatste paar regels. En dan nog dit stond er als ik er straks niet meer ben, heb ik waarschijnlijk nog niet alles gedaan wat ik graag in mijn leven zou willen doen. Daarom heb ik nog een paar wensen en ik hoop echt dat jij ze voor mij kan voltooien. Ze zijn makkelijk, wees gerust want teveel nadenken is slecht voor je hersenen. Ik wil ten eerste dat je gewoon verder gaat met Tovertweelings Topfopshop. Het is ons levenswerk geweest en het moet door gaan. En de wereld zou gewoon te saai worden als er geen leuke Tovertweeling artikelen meer verkrijgbaar waren. Ten tweede hoop ik dat je er voor kan zorgen dat Angelique gelukkig wordt. Je weet hoeveel ik van haar houdt, en als ik er straks niet meer ben, wil ik dat ze net zo gelukkig is als vroeger. En dan het laatste; ik wil vooral niet vergeten worden. Je weet dat ik van aandacht houd en ook na mijn dood mag de wereld de geweldige Fred niet vergeten. Ik weet zeker dat je het kunt, hoe moeilijk het dan misschien ook zal zijn. Fred. Met tranen in zijn ogen vouwde hij de brief weer dicht en keek Angelique aan, die nog steeds in de winkel stond. Wat moest hij nou met deze brief? Zou hij het allemaal wel aan kunnen zonder zijn broer? Fred had er in ieder geval vertrouwen in en als zijn broer vertrouwen in hem had, lukte het altijd. Dit was ook het enige dat hij terug kon doen na al die mooie jaren. Uiteindelijk vouwde hij de brief dubbel en zag dat Angelique hem vragend aan keek. Je moet me helpen, zei hij met een schorre stem en keek Angelique hoopvol aan. Tot zijn verbazing knikte ze instemmend. Natuurlijk, waarmee? Zonder nog wat te zeggen liep hij naar een tafel en pakte een bloknoot. Met schrijven, zei hij zacht en hij vertelde Angelique zijn plan. Wow, kijk hier! zei een blonde jongen terwijl hij naar een boek wees. Er staat hier dat Fred en George de eerste op Zweinstein waren die hun eigen Verplaatsbare moeras hebben geplaatst! Wisten jullie dat Fred en George een wc op Zweinstein hebben opgeblazen en het resultaat ervan nog steeds te zien is? zei Jamie terwijl hij zijn vrienden trots aan keek. Dat staat namelijk op pagina 45. Tevreden keek George Wemel naar zijn klanten. Het was een goed idee geweest om de winkel te heropenen en een boek te schrijven met alle streken van zijn broer en zichzelf. Zo zou Fred in ieder geval niet vergeten worden. Hij keek even naar Angelique die een meisje bij de kassa stond te helpen. Zij had hem gesteund, hoe hard of vervelend hij ook tegen haar tekeer ging. Zonder haar was dit allemaal niet gelukt en zou de winkel nooit meer open zijn gegaan. Prachtige gedaan, George, zei Angelique die naast hem ging staan. Glimlachend keek hij haar aan. Dit was nooit gelukt zonder jou, zei hij, als ik ooit nog wat voor je terug kan doen Hij zag haar glimlachende gezicht met stralende ogen. De ogen werden steeds groter en groter en hij zag ze steeds dichterbij komen. Voordat hij er erg in had, voelde hij haar lippen tegen de zijne en een magische gevoel ging door hem heen. De drie wensen waren vervuld. ----------------------------------- miss_sweet Titel: I've something to tell you Auteur: miss_sweet Onderwerp: Lily/Severus Overige: Ja, weeral (: Ik ben een beetje in L/S sfeer denk ik, hun liefdesverhaal is ook zo zielig toch mooi en boeiend om over te schrijven. Deze one-shot heeft dan ook geen happy ending. Ik heb dit lang geleden geschreven, een paar dagen nadat ik mijn vorige L/S one-shot hier had gepost. Maar toen was ik er niet echt tevreden over. Nu heb ik het beter uitgewerkt en ik ben er nu eerlijk gezegd wel tevreden over. Hier heb ik Severus&Lily vanuit een ander oogpunt, en als ze op Hogwarts zijn, beschreven. En ik vind _____________________ I've something to tell youEr zijn 6.650.370.000 mensen in de wereld. Zes miljard mensen, zes miljard zielen. En toch kan soms maar n persoon genoeg zijn om je hele wereld betekenen. Zon sterke band dat niemand ertussen kan komen. In mijn leven is er zo iemand. Mijn liefde voor Lily is onoverwinnelijk en oneindig. Voor haar zou ik mijn leven opgeven. Voor haar zou ik mijn hele leven veranderen. Maar dat besefte ze toen nog niet. Het begon allemaal op een mooie, zonnige dag. Ik zat samen met haar onder de schaduw van een boom. We zaten vrolijk te kletsen en ik voelde me echt gelukkig. Elke keer als ze sprak voelde ik me licht in mijn hoofd worden. Nee, dat meen je niet, zei ze lachend en duwde me plagend in mijn zij. Dat meen ik wel, zei ik trots grijnzend. Dus je hebt echt Potter beetgenomen. Alleen al die pretlichtjes in haar ogen, deden de vlindertjes in mijn buik opwellen. Ja, je had zijn gezicht moeten zien. Ik voelde me zelfvoldaan, Lily was echt onder de indruk. En dat deed me veel meer dan ze ooit zou weten. Zo zaten we nog uren te kletsen zonder op de tijd te letten. Het was een mooie dag en het was weekend, dus zaten er wel meerdere mensen buiten. Maar daar had ik helemaal geen aandacht voor. Mijn gedachten waren maar bij n persoon, die nu lachend een verhaal vertelde over een klasgenoot. Ik luisterde maar half, ik kon wel uren naar haar kijken zonder moe te worden. Is het niet mooi? zuchtte ze blij. Ik keek ook naar de zonsondergang. Het was inderdaad prachtig. De gelegenheid was perfect. Ik keek opzij naar haar, ze glimlachte naar me en legde haar hoofd op mijn schouder. Bij haar aanraking, voelde ik me helemaal warm worden. Ik moest het haar nu zeggen, een betere kans zou ik niet krijgen Lily? Haar naam rolde zo zacht over mijn tong dat het wel leek dat ik het kon proeven. Hmm? Ik moet je iets vertellen. Omdat haar hoofd nog steeds op mijn schouder lag, kon ik niet zien hoe ze zou reageren. Ja, klonk haar lieve stem. Ik luister hoor. Voorzichtig duwde ik zachtjes haar hoofd van mijn schouder en ze keek me een beetje vragend aan. Ik nam haar hand vast en keek recht in die wondermooie groene ogen van haar. Lily liet haar ogen naar haar hand gaan die ik nu vasthad en daarna keek ze me aan. Sev? vroeg ze zacht. Lily... Ze zweeg en keek me alleen maar geduldig aan. H Evers! klonk er een luide stem. Snel liet ik haar hand los en keek chagrijnig voor me uit. Ik was er bijna, en natuurlijk kwam Potter dat verpesten. Ik kon hem wel iets aandoen! Ik was maar een paar woorden verwijderd van hetgeen ik haar al zolang wou zeggen. Maar het moment was jammer genoeg voorbij. Wat is er Potter? zuchtte ze vermoeid. Er is niets, zei hij grijnzend en plofte naast haar neer. Ik keek meteen de andere kant op. Waarom moest hij net n komen en net hir zitten. Kon hij Lily geen moment met rust laten. Ik voelde jaloezie opborrelen. Vethaar, je gaat me toch niet negeren. Ik haalde diep adem en bleef koppig de andere kant opkijken. Gelukkig liet Potter het daarbij, maar hij moest Lily ook met rust laten! Gespannen en met gespitste oren volgde ik het gesprek. Ga je met me uit, volgende week naar Zweinsveld? Nee, Potter. Nee, nee, nee! Hoe vaak moet ik dat nog zeggen. Dit is nu al de zoveelste keer deze week dat je het vraagt! Zolang je eindelijk toegeeft dat je van me houdt. James Potter! Ik word cht nog eens gek van je! Ben je dan al niet gek van mij, klonk zijn arrogante stem. Kom, Sev. We gaan ergens anders zitten. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. Snel stond ik op en volgde Lily. Ik hoorde hem nog vaag iets zeggen van een schoothondje. Maar dat kon me niets schelen. Ze gaf mij tenminste aandacht, terwijl ze Potter altijd een kwal zou vinden. Mijn dag kon niet meer stuk. Tenminste dat dacht ik toen. Toen we bij het Griffoendor Portetgat kwamen, wou ik afscheid van haar nemen. Maar ze hield me tegen. Wat wou je daarnet eigenlijk zeggen, voor Potter ons kwam storen? vroeg ze vriendelijk. Niets. Komaan, Sev. Je ging echt iets zeggen. Ja maar... Je kan me alles vertellen, dat weet je toch. Ja, dat weet ik. Maar.. dit is niet de juiste plek. Oh? Ik dacht na en nam toen toch een besluit. Het was nu of nooit. Kan je me binnen een uurtje boven in de Noordertoren ontmoeten? Tuurlijk, als het belangrijk is. Ze glimlachte. Ik zag dat ze een beetje verbaasd was, maar was haar dankbaar dat ze zonder meer instemde. Dus nam ik afscheid en ging op weg naar mijn eigen Leerlingenkamer. Ik had een uurtje om mezelf moed in te spreken. Nog nooit was de tijd zo traag voorbijgegaan. Ik was op mijn weg naar de Noordertoren en toen ik de laatste trap opklom, zag ik haar staan. Ze leunde op de reling en staarde naar de nachtlucht gevuld met allemaal fonkelende sterren. Hoi. Ze draaide zich om en keek me glimlachend aan. Wat is het hier mooi. Ja. Ik ging bij haar staan en keek ook naar het uitzicht, het was gewoon prachtig. De sterrenhemel bracht de perfecte, romantische sfeer. Na een lange stilte, waarbij we beiden in onze eigen gedachten verzonken waren, verbrak Lily uiteindelijk de stilte. Er scheelt toch niets? vroeg ze voorzichtig. Nee, maar er is iets... dat ik je moet vertellen. Nou, vertel maar hoor. Ze glimlachte geruststellend. Lily.. ik. Het was toch niet zo makkelijk als ik dacht. En misschien was dit toch niet zon goed idee. Maar ik was nu wel te ver gekomen om terug te krabbelen. Ze keek me hoopvol aan. Ik... Ja? ...Ikhouvanje. Ik liet de woorden uit mijn mond ontsnappen en haalde diep adem. Ik had het zo vaak geoefend voor de spiegel, en nog steeds was het zo moeilijk. Maar Sev, ik hou toch ook van je. Je bent mijn beste vriend, zei ze simpel en ik kon de opluchting van haar gezicht aflezen dat het niets ernstig was. Nee, ik hou cht van jou, zei ik al wat zekerder. Haar uitdrukking veranderde van een glimlach naar verbazing, van verbazing naar ongeloof, en toen sloeg ze een hand voor haar mond en haar ogen werden groot. Je bedoelt... Ik knikte verlegen. En ik kan het bewijzen. Een beetje onzeker, maar toch vastberaden omdat ik nu al zo ver was gekomen, legde ik een hand in haar nek en staarde in die vertrouwde groene ogen. Ik sloot mijn ogen, maar ik zou haar lippen nooit voelen, want ze trok zich terug. Verbaasd en gekwetst keek ik haar aan. Het spijt me, Severus. Maar ik kan dit niet. Voor ik nog iets kon zeggen, liep ze weg. Ik staarde haar na en kon niet geloven wat er net gebeurd was. In mijn dromen liep het altijd goed af. Waarom ging het nu mis dan? Ik bleef maar staren naar de plek waar ze zojuist was verdwenen en n enkele traan rolde eenzaam langs mijn wang. Mijn hart brak in duizend stukjes en ik voelde mijn benen slap worden. Ze was mijn leven, mijn doel, de enige die ik ooit wilde. Maar voor haar was ik alleen maar een vriend, niet meer. Misschien was het nog te vroeg? Misschien had ik haar afgeschrikt? Ja, dat moest het zijn! Met horten en stoten haalde ik adem. Ik had het gevoel dat ik elk moment kon flauwvallen. Ze moest wel van me houden, het kon niet anders. Ik kon niet leven zonder haar. Ze moest gewoon... ze moest.. ze moest! Lily, alsjeblieft.. je moet van me houden. Ik heb je nodig, fluisterde ik in de nacht, terwijl ik voelde hoe mijn wangen nat werden. ----------------------------------- TopazLover <3 Titel; Voor altijd (inzending van de Gryff Fan Fiction Challenge) Auteur; TopazLover <3 Onderwerp/zeer korte samenvatting; After DH: Harry is bezig met zijn opleiding tot Schouwer en komt eindelijk weer samen met Ginny. Voor altijd Harry Potter woonde in een bescheiden huis in de Halvemaanstraat, maar hij was er niet vaak. Als hij aan iets een hekel had, dan was het aan eenzaamheid. Meestal bleef hij, na zijn lessen om Schouwer te worden, eten bij Ron Wemel en Hermelien Griffel, zijn twee beste vrienden en tevens verloofden. Daarna zocht hij tegen zijn zin zijn huis op. Het was een koude dag in november op het moment dat Harrys leven veranderde. Na de buitentrainingen in de kou stootte Ron hem aan. Wist je al dat Ginny vermist is? Ginny? herhaalde Harry. Zijn stem klonk schriller dan normaal. Was het omdat hij het al jaren vermeed om haar naam hardop uit te spreken? Hij zag haar gezicht nog voor zich: jong, maar toch serieus, en dan die vlammend rode haren, die om haar gezicht heen leken te dansen Sinds hij haar gezien had in de Grote Zaal, vlak nadat Voldemort was verslagen, probeerde hij haar te vergeten. Dat was tot nu toe totaal niet gelukt. Elke keer als hij alleen in zijn huis kwam, stelde hij zich voor dat zij hem kwam begroeten. Of dat hij moest wachten totdat zij thuis was. Dan had hij iets om naar uit te kijken, behalve de leegte. Hij had wel een huiself, genaamd Knijster, maar omdat mevrouw Wemel de moeder van Ron, Ginny en hun broers ziek was, verpleegde hij haar al meer dan vijf maanden. Ze logeerde bij Loena Leeflang en was opeens weg, zei Ron zacht, omdat twee andere studenten mee probeerden te luisteren. Ma is helemaal overstuur en dat is niet goed voor haar; pap en Romeo hebben talloze zoekacties op touw gezet sinds gisterenavond, maar ze is nog niet terecht. Wat erg, was het enige dat Harry wist te antwoorden. Maar het was meer dan wat erg. Het was vreselijk. Wat als iemand Ginny iets aangedaan had? In de week daarna spande Harry zich dubbel in voor zijn opleiding en hij deed alles om Ginny te vergeten, maar steeds bleef hij aan haar denken. Hij fantaseerde over haar ogen, over haar haren en over haar prachtige karakter. Dit maakte dat hij zich s avonds nog eenzamer voelde in zijn huis dan gewoonlijk. Ginny was nog steeds niet terecht en ook in de Ochtend Profeet werden voortdurend oproepen gedaan om haar te vinden. Harry las de krant tegenwoordig niet eens meer, uit angst om haar naam tegen te komen, of nog erger, om te lezen dat ze dood gevonden was. Na een vermoeiende dag en een lekker etentje bij zijn vrienden, dronk Harry thuis nog een glas wijn. Hij las een boek en verveelde zich. Opeens werd er op de deur gebonkt. Meteen sprong Harry overeind, gooide zijn boek op de grond, liet de wijn eroverheen vallen en sprintte door de deur. Razendsnel gooide hij hem open. En hij kon zijn ogen niet geloven toen hij haar zag. Haar rode haren waren nat van de regen, haar bruine ogen keken smekend en haar gezicht was lijkbleek, waardoor haar sproeten afstaken tegen de bleke huid. Mag ik binnenkomen? Haar stem klonk niet rustig en helder, zoals in zijn droom, maar angstig en gejaagd. Natuurlijk, zei Harry trillerig en hij deed een stap opzij. Hij kon het nog niet bevatten dat zijn vroegere vriendinnetje drijfnat in zijn hal stond. Wil je eh misschien wat kleren van me lenen? bood hij aan. Dan kan dat natte spul uit. Na die opmerking werd hij knalrood, hoewel dat niet nodig was. Nee, dank je, wees ze zijn aanbod zacht maar krachtig af. O eh ok. Harry moest moeite doen om zijn teleurstelling te verbergen. Waar kan ik mijn jas ophangen? vroeg Ginny haast zakelijk. Wat stom dat hij dat niet gevraagd had! Hij had het gevoel dat zijn gezicht in brand stond. Aan aan de kapstok. Die is daar, wees hij. Wat voelde hij zich stom! Snel hing ze haar jas op, ze vergat zelfs om daar een zweefspreuk voor te gebruiken. Het spijt me, Harry, zei ze en nu was het haar stem die trilde. Ik wilde hier niet zomaar binnenvallen, maar ik wist je adres en en ik durfde niet naar mijn familie. Hij zit achter me aan. Harry hielp haar naar de bank en struikelde over zijn boek. Hij kon nog maar net voorkomen dat ze allebei vielen. Eh ik vind het het is fijn dat je leuk dat je er bent. Dat was het stomste dat hij had kunnen zeggen. Zijn stem klonk vast, maar de woorden die hij zei, wilde hij helemaal niet zeggen! Hij wilde dat hij iets heldhaftigs kon iets, iets dat meer indruk op haar zou maken dan zijn woordenschat. Wie zit er achter je aan? Dat klonk een stuk beter, gelukkig. Draco Malfidus, zei Ginny zacht, terwijl ze op de bank neerplofte. En Theodoor Noot. Ze ze wilde me ontvoeren, omdat, omdat Er verscheen een traan in haar bovenhoek. Omdat ze iemand wilden kwetsen iemand van wie houd. Ben je van iemand gaan houden? vroeg Harry en het leek alsof zijn hart kromp. Een scherpe pijn schoot door zijn borst en er schoten tranen in zijn ogen. Snel keek hij de andere kant op, zodat ze het niet zou zien. Ja ik geef heel veel om hem. Degene van wie ik houd - Zeg maar niks, Ginny, ik denk dat dat Dat ik het niet wil weten, wilde hij zeggen, maar er geen woorden uit zijn mond. Ben jij van iemand gaan houden? Ik eh, nee, hakkelde hij. Zeg, hoelang wil je hier blijven? Dat was pas een lompe vraag en hij las de gekwetstheid in haar ogen. Een paar dagen, niet langer, zei ze zacht. Is dat goed? Ja hoor, eh prima. Hij durfde niks meer te zeggen, bang dat ze zou zien hoe blij hij was. Na drie dagen was Harry nog steeds niet gewend aan haar aanwezigheid. Hij had Ron laten doorgeven dat hij ziek was en was drie dagen weggebleven bij zijn opleiding. Ron wist dat Ginny bij hem was, verder niemand. Onder het avondeten ging de bel. Blijf zitten, fluisterde Harry naar Ginny, die geschrokken overeind sprong, dan ga ik kijken wie het is. Het is vast Ron. Maar het was niet Ron. Het was een doodongeruste Hermelien, die ook wist dat Ginny bij Harry was. Ze hebben Ron gepakt, Harry! kwam ze direct ter zake. Hij is in het St. Holisto, nu is hij stabiel. Houd Ginny in de gaten, want volgens Ron was het een tenger ventje dat hem ontwapende en vervolgens te grazen nam. Wie weet zit hij achter Ginny aan! En voordat hij een reactie kon geven, was ze alweer Verdwijnseld. Net toen Harry weer naar binnen wilde lopen, greep een hand zijn schouder. Potter, zei een kille stem. Langzaam draaide hij zich om en keek recht in het lange, sluike haar van Draco Malfidus. Impedimenta! schreeuwde hij, maar Malfidus had zijn toverstok ook getrokken. Crucio! krijste Malfidus en de vloek raakte Harry. Een pijn schoot door hem heen, hij ging onderuit Stop! schreeuwde een stem achter hem. Er klonk een knal en Harrys pijn hield op. Hij zag Ginny staan, met een woedende blik in haar ogen. En hij zag ook Malfidus, die heel hard wegrende voor iets dat zij niet konden zien. Wauw, bedankt, zei Harry. Je bent geweldig. Ze glimlachte. Meen je dat nou? Anders zou ik het niet zeggen. Opeens was hij niet meer verlegen. Ginny, ik vond je altijd heel leuk en ik weet dat we verkering gehad hebben en maar Je zei dat je op niemand verliefd was, fluisterde Ginny. Daar dacht ik niet bij na, zei Harry zacht. Ben ik degene van wie je houdt? Het antwoord was heel simpel: haar lippen raakten de zijne. Daar stonden ze, Harry Potter en Ginny Wemel, voor het huisje in de Halvemaanstraat, waar ze nog lang gelukkig zouden zijn. ----------------------------------- San Riddle Titel: Van het een komt het ander Auteur: San Riddle, ik dus :') Aantal woorden: 1.815 Korte samenvatting: Fred & George hebben een practical joke uitgehaald bij Hermelien en George komt zijn excuses aanbieden. Dan komen er diep weggestopte / onverwachte gevoelens boven. Ik heb deze een hele tijd geleden gemaakt voor een Fanfic Challenge met het thema Overwachte Liefdes. Laatst kwam ik hem weer tegen tussen mijn oude bestanden en ik vond hem zo ontzettend slecht :') Ik heb alleen het plot hetzelfde gehouden en de rest van het verhaal helemaal veranderd. I hope you enjoy! --------------------------------------------------------------------- Van het een komt het ander De wekker op het nachtkastje in de logeerkamer geeft 02:34 aan en het is muisstil in het Nest. Toch kan zij de slaap niet vatten. Al uren ligt ze naar het plafond te staren, maar desondanks kan ze de slaap niet vatten. Er waren zoveel rare dingen gebeurd vandaag.. Fred! George! Kom hier nu! bulderde de stem van mevrouw Wemel door het huis. Zelfs op de tweede verdieping, waar zij zat, was het duidelijk hoorbaar. Er klonk wat gestommel en gegiechel; de tweeling had duidelijk weer wat uitgehaald. Ze slaakte een zucht en sloeg nog een bladzijde van het boek, over de Geschiedenis & Cultuur van de Magirs in China, met het gevoel dat ze dit allemaal al eens eerder had gelezen. Misschien moest ze maar een pauze nemen en even wat gaan drinken bij mevrouw Wemel in de keuken. Maar aan de andere kant.. Fred en George waren vast ook beneden en ze kregen op dit moment zeer waarschijnlijk een preek van mevrouw Wemel. Geen goed moment om te gaan; als mevrouw Wemel boos was op Fred en George kon je maar beter uit de buurt blijven. Haar vermoedens werden bevestigd als er boze stemmen vanuit de keuken naar boven waaien, maar al snel werd het opstootje weer opgeslost. Ze hoorde de jongens de trap opdenderen en met een flauwe glimlach sloeg ze haar boek dicht. Eindelijk kon ze in alle rust wat gaan drinken. Als ze samen met mevrouw Wemel was, was ze wel veilig. In de paar dagen dat ze hier nu logeerde hadden Fred en George haar al een paar keer flink te pakken gehad en ze had er nu echt genoeg van. Schuchter deed ze haar deur open en keek voorzichtig om het hoekje.. FEORGE! gilde ze toen onverwacht twee bossen rood haar voor haar deur zag staan. De tweeling bescheurde zich van het lachen. Freoge? hoorde ze Fred gieren, die heb ik nog nooit eerder gehoord. Wel Gred en Forge. Maar Freoge? George ving Freds blik en gauw waren ze allebei weer verdiept in hun giechelbui. Jaja, het is allemaal ontzettend grappig, zei ze zuur. Wat doen jullie hier voor mij deur? Het duurde een tijdje voordat ze antwoord kreeg, maar na een tijdje liet Fred een serieus kuchje horen en zei plechtig: We komen onze verontschuldigingen aanbieden voor alle problemen die we van de week hebben veroorzaakt voor je, Hermelien. Ze liet even een schamper lachje horen en keek beide jongens doordringend aan. Toen ze naar George keek kon het haar niet onopgemerkt blijven dat zijn oren en nek helemaal rood werden. Denken jullie nou echt dat ik daar intrap? George haalt zijn schouders op en kijkt naar zijn schoenen, maar als Fred dat ziet geeft hij hem een tik tegen zijn schouder en snel verandert hij zijn houding en zegt: Natuurlijk! Ten slotte zijn wij heel erg charmant. En dit is echt een hele goede deal. Je krijgt een boek van ons over de Beste Grappen in de Geschiedenis van de Toverkunst en we zullen je de rest van je tijd hier met rust laten. Ze haalde even haar schouders op; ze was echt niet genteresseerd in ng een boek over de Geschiedenis van Weetikveelwat, maar het was wel aardig van de tweeling dat ze het goed wilden maken met haar. Fred haalde het boek vanachter zijn rug vandaan en gaf het aan haar. Behoedzaam pakte ze het van hem aan en bekijkt de achterkant. Het boek zag er ok uit en als ze het echt serieus meenden zouden ze het boek toch niet betoverd hebben? Ze begon in het boek te bladeren en mompelde even een bedankje, waarna ze naar beneden liep om uiteindelijk dan toch wat te gaan drinken. Als ze de keuken binnenkomt zonder ook maar van haar boek op te kijken, hoort ze aan de geluiden dat mevrouw Wemel al bezig is met de lunch. Ze ging aan de lange keukentafel zitten toen ze twee bekende stemmen hoorde viel het haar pas op dat Harry en Ron ook al in de keuken waren, waarschijnlijk net terug van een potje Zwerkballen op de heuvel. Ze hadden haar expres niet meegevraagd en ze was boos, maar aan de andere kant kon ze het ook wel begrijpen.. Ze besloot zich over haar wrok heen te zetten en hen te vragen hoe hun ochtend was geweest. Ze las even de regel af en wilde toen haar blik van het boek afwenden. Maar het lukte niet. Ze liet even een schamper geluidje horen; zo interessant was het boek nou ook weer niet.. Ze was zich ervan bewust dat Harry en Ron haar in de gaten hielden, maar wat ze ook deed, het boek liet haar aandacht niet los. Snel stond ze weer op en wendde zich tot mevrouw Wemel natuurlijk nog steeds diep verdiept in het boek. Mevrouw Wemel.. Ik, eh, geloof.. dat de beste grappen uit de geschiedenis zijn gemaakt door Fred en George Wemel! Mevrouw Wemel draaide zich vliegensvlug om en vroeg toen met een bezorgde stem of het wel goed met haar ging. Hermelien draaide zich met een schok om en rende naar boven. Zodra ze weer in haar logeerkamer stond sloeg ze de deur met een knal dicht en draaide de deur op slot. Het kwartje was gevallen bij haar; Fred & George hadden het boek behekst voordat ze het aan haar hadden gegeven! Woedend liet ze zich op haar bed stortten en begon te huilen. Waarom waren Fred & George zo gemeen tegen haar? Tijdenlang deed ze pogingen om zich los te maken van het boek steeds op een meer hysterische manier- en op het moment dat ze met een schaar in haar handen stond werd er op de deur geklopt. Ze slaakte een diepe zucht. Snapten ze nou niet dat ze geen behoefte had aan mensen om haar heen? Iedereen zou haar eens gewoon met rust moeten laten. Was het leven nog maar net zo simpel als toen ze een klein meisje was.. Dan zou ze nu geen last hebben van al die ingewikkelde emoties die ze op dit moment voelde en dan zou ze zeker geen last hebben gehad van Fred. Oh, en George natuurlijk, want die was net zo irritant als zijn broer. Hermelien, gaat het met je? hoorde ze toen een bekende stem vragen. Als je mijn binnenlaat zorg ik dat alles goedkomt. Even twijfelde ze, maar toen stond ze op om de deur van het slot af te draaien. De deur ging heel langzaam open en toen stapte George naar binnen. Toen ze zag dat hij het was kon ze zich niet meer inhouden, stormde wild op hem af en begon hem met het boek op zijn hoofd te slaan. Waarom hebben jullie dat ding aan mij gegeven? Ik heb jullie toch niks misdaan, of wel soms? Even viel er een stilte, maar toen mompelde George raspend: Als je me loslaat zal ik alles uitleggen, Hermelien. Geschrokken hield ze op en George haalde even diep adem, terwijl hij op het bed ging zitten en gebaarde dat zij naast hem moest gaan zitten. Haar hart begon hard te bonzen toen ze dat zag, maar toch gehoorzaamde ze hem. George schraapte nog een keer zijn keel en begon toen te praten: Ik weet eigenlijk niet waarom Fred dat ding aan jou heeft gegeven. Ik wist wel dat hij iemand zocht om het op uit te testen, maar het plan was om dat eigenlijk op ma te doen. Ik denk dat Fred dat niet durfde en het toen aan jou heeft gegeven. Het spijt me zo erg dat ik hem niet heb gestopt, Hermelien. Ik kon het niet.. Het ging om onze reputatie. Terwijl haar handen verder door het boek bladeren, probeert ze hem aan te kijken.. Ze zou ontzettend boos op hem moeten zijn, maar op een of andere manier kon ze het niet. Hij zag er zo lief uit toen hij haar zijn excuses aanbood, met zijn veel te lange, rode haar en zijn bruine ogen die zo ondeugend sprankelden.. Voordat ze doorhad wat ze aan het doen was boog ze dichter naar hem toe en keek hem diep in zijn ogen. Ze zag dat er een grijns over Georges gezicht gleed en hij trok haar dichter naar hem toe. Toen raakten hun lippen elkaar. Pas toen ze gestommel op de gang hoorde liet ze hem los. Waar was dat goed voor? vroeg ze aan hem. Ze was voorbereid op het ergste, zodat ze niet zou laten zien hoeveel hij haar had gekwetst. Ik wilde je laten zien hoe erg ik het voor je vind. Duidelijk. Ze keek op naar hem en voelde zich ontzettend verliefd en verward tegelijk. Haar fantasie was uitgekomen, maar op deze manier had ze zich het niet voorgesteld. Even verbeeldde ze dat de kus in de kleedkamers bij het Zwerkbalveld waren geweest, aan het einde van het seizoen en dat Griffoendor de Zwerkbalcup in handen had, maar ze werd opgeschrikt door George. Vertellen we de anderen hierover? vroeg hij en hij sloeg zijn ogen neer. Hermelien kon zich de verwijtende blik in Rons ogen al voorstellen en snel schudde ze haar hoofd. Ik wil niet weten hoe Fred hierop reageert! probeerde ze hem voor te houden. George keek haar even aan en glimlachte. Als jij het niet wilt, vertellen we het niet. Fijn! Ik bedoel hoe hadden we dit uit moeten leggen? Van het een komt het ander? Ik bedoel jij kwam laten zien dat je veel spijt had en daarom zoenden we, toch? begon ze hysterisch. George wendde zijn blik weer af en begon het tapijt te bestuderen. Weet je, Hermelien.. Ik vind je al een tijdje leuk.. Eigenlijk al sinds ik je voor de allereerste keer op school zag, met je opvallende haar en mooie ogen. En je bent zo slim, Hermelien. Stralend lachte ze naar hem en met haar ene vrije hand pakte zijn hand. We doen gewoon rustig aan. Als we denken dat iedereen er aan toe is, kunnen we het vertellen. George knikte. Nou, nu dat geregeld is zal ik maar eens de betovering verbreken, grijnste hij en hij gaf haar snel nog een kus op haar mond, voordat hij zijn toverstok pakte. Als ze eindelijk de slaap begint te vatten, hoort ze ergens een deur opengaan. Met een ruk komt ze omhoog, maar ze ziet niemand. Was het echt of was haar verbeelding gewoon op hol geslagen door bijna de hele dag in dat boek gelezen te hebben? Maar dan hoort ze een stem, zijn stem. Hermelien, slaap je al? George. Onbewust verspreidt een enorme glimlach zich over haar gezicht en ze trekt hem bij haar op bed. Ze voelt dat hij naast haar onder de dekens komt liggen en hij slaat zijn armen om haar heen. Ik moest de hele tijd aan jou denken, fluistert ze in zijn oor. ----------------------------------- Smalofski Titel: Let me go... Auteur: Ik geef je 3 gokken Aantal woorden: 1609 Korte samenvatting: Een verhaaltje dat ik al heel lang geleden eens heb geschreven maar nooit gepost (denk ik). Het is geschreven uit een iets ander standpunt... BANG! Met een luide klap kwam mijn staart onzacht in aanraking met de ijzeren tralies van mijn kooi. De man die op een stoel aan het indutten was, sprong geschrokken recht, vloekte luid en keek gedesorinteerd rond zich. Toen hij mij in het oog kreeg, vloekte hij nog luider - deze keer met mij in de rol van lijdend voorwerp - en ging weer zitten, zijn ogen duister op mij gericht, dat irritante stokje dat ze allemaal bij zich hebben, quasi losjes in de hand. Maar ik ben niet in het minst onder de indruk van de houding van wie ik benoem als de kleine dikkerd. Ik mocht hem niet en dat was wederzijds. Hij kijkt op zijn horloge, geeuwt, kruist zijn armen voor zijn borst en sluit zijn ogen weer. Ik wacht, en loop gerriteerd heen en weer in mijn kooi. Ik kan de aanwezigheid van die man niet verdragen en zal niet slapen voor hij weg is. Maar voorlopig wacht ik. Pas als de luide snurkende geluiden weer door de ruimte verspreiden, neem ik een goede aanloop, en sla zo luid als ik kan met mijn staart tegen de baren van mijn kooi. BANG! VERVLOEKT ROTBEEST! Echt, je zou toch denken dat na vier keer hij slimmer was dan weer te gaan slapen? Ik staar hem brutaal recht in de ogen aan. Ik weet dat hij daar nerveus van wordt. Stomme tweevoeter Blijkbaar is hij alle hoop op een beetje slaap die nacht verloren, want hij haalt zijn krant uit en begint te lezen. Ik kan een geeuw niet onderdrukken. Zelf ik word ooit moe Maar ik zal niet slapen voor de kleine dikkerd weg was. Gewoon voor de lol sla ik nog een keer met mijn staart tegen de tralies, die voor de zoveelste keer die nacht een ongelofelijk lawaai maken. GENOEG! De man spring recht en komt met grote passen op mij af en blijft op een metertje afstand staan. Vervloekte magische tralies laten geen vuur door Het kan met niet schelen dat we zo weinig mogelijk magie moeten gebruiken bij jou, dat lawaai met stoppen! Silencio! Hij richt dat irritante stokje op de tralies en er komt een lichtflits uit, maar verder gebeurt er niets. Goed, nu is het mijn beurt. Met al mijn kracht sla ik tegen de tralies, maar de luide BANG bleef uit. Ik moet toegeven dat ik even uit mijn lood geslagen ben. Met een zelfvoldane lach op zijn gezicht zegt de kleine dikke: Sla maar zoveel je wilt, rotbeest, je maakt jezelf alleen maar moe Hij gaat weer op zijn stoel zitten, met zijn voeten op de tafel en valt weer in slaap. Ik geef het niet graag toe, maar na tien pogingen moet ik hem gelijk geven. Ik maakte mezelf moe, en het had geen effect meer, nu de tralies doodstil bleven. Gelukkig komt een uurtje later de aardige Rooie binnen. Ik mag hem wel, hij is anders. John! zegt hij tegen de kleine dikkerd die al een half uur luid lag te snurken. Met een geluid dat meer op een varken lijkt, wordt hij wakker en staat snel recht. Oh, Hallo. groet hij de aardige Rooie en geeuwt. Kom je me aflossen? Rooie knikt en de kleine dikkerd wijst gerriteerd naar mij. Hij is weer in vorm vandaag. Ik heb van heel de nacht maar een uurtje kunnen slapen, omdat hij zo nodig met veel lawaai tegen de tralies moest slaan elk half uur. De enige manier om hem stil te krijgen, was om de tralies te vervloeken. Toen mijn genoegen kijkt Rooie niet zo blij. John, je wt dat we geen magie mogen gebruiken in hun bijzijn. Ze reageren daar niet goed op. Hoe wil je dat hij je ooit vertrouwd? Wie zegt dat ik dat wil gromt John stil en werpt nog een boze blik op mij, die ik beleefd beantwoord met een dreigende grom. Hoe dan ook, als jij het zo graag zonder magie wilt doen, ga je gang. Maar ik voorspel dat je niet veel zult slapen vannacht. Het is ook belachelijk om hier hele nachten bij hem te gaan zitten. Neem het van mij aan: Hij zal nit aan mensen wennen. Rooie glimlacht alleen. Dat doet hij wel vaker, iets wat ik niet betreur. Mensen praten te veel Wanneer gaan jullie het nog eens proberen met hem? vraag Dikke aan Rooie. Volgende week denken we. Hopelijk reageert hij deze keer beter op zijn soortgenoten in het park. Vorige keer hebben we maar net op het nippertje een drama kunnen vermijden. Ik zou niet te veel hoop hebben. Hij is en blijft een vals beest. Ach, glimlacht Rooie, hij moet gewoon een kans krijgen. Dikke lijkt niet onder de indruk, maar haalt zijn schouders op en geeuwt. Ik ben er vandoor, veel geluk ermee! Als Dikke weg is, neemt Rooie een stoel, zet hem voor de tralies neer, gaat er achterstevoren op zitten met zijn armen op de rugleuning en kijkt me aan. Een tijdje kijken we elkaar aan, maar als na een half uur er nog steeds niets gebeurd is, wordt ik zo moe, dat ik mijn ogen steeds op Rooie gericht neerleg op het stro op de grond. Langzaam word ik door slaap overmand en uiteindelijk sluit ik mijn ogen en val in slaap. De droom die ik heb, is niets nieuws. Meer nog, het is het onderwerp van al mijn dromen sinds ik hier gevangen zit. Steeds hetzelfde. Mooie herinneringen aan de dagen voor mijn gevangenschap. Ik wist het nog goed hoe ik jong en speels was. En ook al kon ik vroeger ook niet vrij bewegen waar ik wou, ik was vrijer dan ik ooit wou zijn. Bij mijn vader, die van me hield. In deze cel is het alsof een deel van mij dood gaat. Ik verlang naar de buitenlucht, naar de zon. Mijn vleugels uitslaan en de vrijheid tegemoet vliegen. Maar ik weet dat het niet zal gebeuren. Zelfs al laten ze me in het park, vrij zal ik nooit meer zijn. De zachte hand van mijn vader veegt voorzichtig de tranen weg die in mijn semi-droom ontsnapt zijn. Ik vlei mijn hoofd in zijn hand en laat me zachtjes achter de oren krabbelen. Wacht. Ik sper mijn ogen open en deins verschrikt achteruit. Rooie zit op zijn knien voor de tralies en heeft zijn hand waarmee hij me net geaaid heeft nog door de tralies zitten. Ik ben helemaal in de war. Waar is hij mee bezig? Weet hij niet dat ik gevaarlijk ben? Ik maak lawaai, ik bijt, ik ben giftig! Niet dat ik Rooie wil bijten, maar waar was hij mee bezig?! Ik maak een dreigend geluid, om hem duidelijk te maken dat hij uit mijn buurt moet blijven, maar Rooie is niet onder de indruk. Hij glimlacht alleen. Man, was is dat een irritante gewoonte Zenuwachtig loop ik heen en weer achterin mijn cel, mijn ogen nauwkeurig op hem gericht. Hij staat recht, steek een hand in zijn gewaad en haalt er iets uit dat ik niet onmiddellijk kan herkennen. Het rinkelt een beetje in zijn hand als hij ermee naast mijn cel loopt, naar de achterkant ervan, waar een grote deur zit, langs waar ik als jong binnen gebracht was, zon maand geleden. Hij verdwijnt door een klein deurtje en een paar seconden later hoor ik een gerammel aan de grote deur van mijn cel. Tot mijn uiterste verbazing verschijnt Rooie door die deur. Ik kijk hem wantrouwig aan, terwijl hij de grote deuren open duwt. Wat was hier aan de hand? Waarom ging die deur open? Ik kijkt door de deur naar waar mijn vrijheid wacht en kan het idee dat het een valstrik is niet uit mijn hoofd zetten. Ik kijk naar Rooie die weer dichter bij mij staat dan veilig voor hem is, zeker nu er geen magische tralies meer tussen ons zitten, en ik hem z tot een hoopje as kan verpulveren. Hij kijkt glimlachend terug en gebaard naar de open deur. Ga maar, jongen. Ga maar? GA MAAR?... Echt? Stapje voor stapje ga ik langs hem heen, door de deur. Eenmaal buiten kijk ik verwonderd om me heen. Ik was vergeten hoe mooi het hier was, zelfs midden in de nacht. Ik strek mijn vleugels die al zoveel weken niet meer gebruikt zijn, en een beetje stijf aanvoelen. Ik probeer ze uit en merk tot mijn genoegen dat ze nog steeds krachtig kunnen slaan. Maar voor ik vertrek, kijk ik nog een maal achter mij, naar Rooie, die tegen de deuren geleund staat. Hij lijkt te begrijpen wat ik wil zeggen, want hij glimlacht. Hij kan mooi glimlachen voor een mens. Met twee krachtige slagen van mijn vleugels komt mijn lichaam van de grond, en in een paar seconden ben ik hoog in de lucht, op weg naar huis. Op weg naar de vader die me grootgebracht heeft, en van me hield, zoals ik van hem hield, ondanks mijn jeugdige onnozellariteiten. Ik sta verborgen in de schaduwen van het bos en zie hem over het terrein lopen. Vader Ik stoot een zacht geluidje uit dat zijn aandacht trekt. Wie is daar? roept hij in mijn richting, maar ik antwoord niet. Voorzichtig komt hij dichterbij, zijn kruisboog in aanslag. Kom tevoorschijn! Langzaam zet ik een paar stappen vooruit, zodat hij mij kan zien in het licht. Een paar minuten kijken we elkaar aan. Ik zie de tranen in zijn ogen opwellen, en weet op dat moment dat hij nog steeds evenveel van me houdt als die dag dat hij me moest opgeven. Wanneer hij spreekt, is het niet meer dan een met vreugdetranen doordrongen heel gefluister: Norbert ----------------------------------- nautic hier nog een one schot van mij zelf vindt ik hem niet zo goed maar hier is die dan titel: ship hermione ron auteur: ikkuh zelf nautic dus samenvatting: hermione is een weekend alleen thuis in de kerst vakantie, en ron komt bij haar op bezoek :) het speeld zich dus af in het jaar naar dat voldemort is verslagen One shot hermione ron Het wat zaterdag en hermione stond voor het raam haar ouders uit te zwaaien. Ze keek op de klok en zag dat ze nog ongeveer anderhalf uur had voordat Ron kwam. Ze was best een beetje zenuwachtig want zovaak was Ron nog niet bij haar thuis geweest, ze ging meestal naar het nest. Ze sprintte de trap op en vloog de badkamer binnen, nog even snel douchen. Toen ze klaar was liep ze naar haar kamer en pakte 1 van haar lievelings boeken: een beknopte geschiedenis van Zweinstein. Met het boek onder haar arm liep ze naar beneden. In de hal bleef ze even voor de grote spiegel staan en kamde haar haar nog even. Ze liep de woonkamer binnen en plofte op de bank neer en begon te lezen. TRING TRING Toen ze de bel 2 keer hoorde gaan schrok ze op, dat moest Ron zijn. Ze was weer eens veel te diep in haar boek weggezonken. Ze rende naar de voordeur, voor de spiegel bleef ze nog even staat, en haalde haar hand door haar haar. Toen haalde ze diep adem en opende de deur hallo hier ben ik dan zie Ron grijnzend. kom binnen Hij stapte naar binnen en gaf haar een kus op haar mond. hermione stapte opzij zodat hij er langs kon en Ron zette - of eerder gezegd smeet- zn tas op de grond. hermione liep voor hem uit de kamer binnen heb je honger? en ze keek hem vragen aan. honger? Nee ik rammel mooi, dat komt goed uit we eten tosti tosti watte? Terwijl hermione Ron uitlegde wat tosti was liep ze naar de keuken en begon kaas te snibbelen. Ze voelde dat Ron achter haar ging staan, en kreeg het daardoor nogal warm. Hij steunde met zn hoofd op haar schouders en had zn armen om haar middel gelegd en keek genitreerd naar hoe hermione de tosti ijzer dicht klapte. en nu vroeg hij wachten en. - Ze draaide zich om en keek recht in de ogen van Ron de voelde dat ze een kleur kreeg en was daardoor even de draad kwijt. Toen Ron haar grijnzend aankeek ging ze snel verder en de tafel dekken Ron die haar nog steeds vasthield lied haar los en begon de keuken kasje open te trekken opzoek naar borden. ahum Ron keek hermione aan dat doe ik meestal zomet een zwiepje van haar staf vlogen uit alle kastjes dingen om de tafel te dekken, met nog een zwiepje dekte de tafel zich uitzichzelf. Ron keek haar aan doe je dat altijd zo, en mag ik die spreuk ook nee, ik doe het niet altijd zo, als alleen als mijn ouders er niet zijn, en de spreuk is dektoria hmm.. dit ga ik thuis ook uitproberen. het belletje ging en dat betekende dat de tostis klaar waren. Ze gingen aan tafel zitten en begonnen te eten. en lekker hermione keek Ron aan jah echt wel hoe maak je dit dit wil ik thuis ook dan heb je wel elektriciteit nodig o laat dan maarzij Ron teleurgesteld Na het eten gingen ze naar de supermarkt. Ze moesten lopend, want Ron had geen fiets en hermione was nog bezig met haar rijlessen en de bus kwam hier niet. In de verte zag hermione een roep jongens toen ze nog wat dichterbij kwamen greep ze Ron zn hand en kneep er zo hard in dat hij haar aan keek wat is er?, en kan je asjeblieft niet zo knijpen ik krijg geen bloed toevoer meer Hermione kneep nu wat minder hard maar hield zn hand nog steeds stevig vast. dat zij die ene stomme idiote kinderachtige rot pubers die me altijd lastig vallen met domme onzinnige rot vragen en opmerkingen je weet wel wat ik laatst tegen jou en Harry zij fluisterde hermione. aha zij Ron ik begrijp het, maar zouden ze dat nu ook doen, je bent nu namelijk niet alleen weet ik niet piepte hermione. Toen ze de jongens voorbij liepen riepen ze niks maar keken ze wel aandachtig naar Ron en hermione gelukkig en ze hield Rons hand heel wat minder stevig vast, maar liet hem niet los. Even later stapten ze de supermarkt binnen. ben je eigenlijk wel eens in zon winkel geweest vroeg hermione neezij Ron en hij keek dan ook zn ogen uit. hermione pakte een mandje en sleurde Ron mee de supermarkt door, hij vroeg de hele tijd aan haar wat alles precies was en hoe het smaakte. Uiteindelijk na dat ze ongeveer een half uur langer in de supermarkt waren omdat hermione bijna bij elk product moest uileggen wat het was kwamen ze bij de kassa aan. waar hermione betaalde. oke wat gaan we nu doen naar de videotheek is goed maar wat is een video teheek en wat kan je daarvroeg Ron. Nadat hermione Ron had uitgelegd wat een videotheek was en wat je er kon, stapten ze de videotheek binnen. Ron wou natuurlijk allemaal heldhaftige superman films, en daar hadden ze dan ook een discussie over. Uiteindelijk stemden ze beide met de nieuwste james bond in; bond 22 op de terug weg waren de stomme jongen er niet meer, dus was de terug weg een stuk minder eng volgens hermione hermione ik snap iets niet helemaal, je hebt me allerlei dooddoeners gevochten en weet ik veel wat allemaal gedaan, en toch vindt je zon stelletje opgefokte pubers eng jah en weetje hoe dat komt, omdat ik ze niet kan vervloeken, sterker nog ik mag ze niet vervloeken, en zo goed kan ik nou ook weer niet op zn dreuzels vechten oke ik snap het hermione opende de voordeur en ruimde de boodschappen op het was inmiddels 5 uur en ze had best honger gekregen. wat wil je op je pizza Ron, dan kan ik die even bestellen okeeeej.. wat is een pizza een pannenkoek van meel met allerlei groenten er op, ze gooide Ron een bestellijst toe waar alles opstond, en wees hem aan wat er dan opzat. Uiteindelijk had Ron een grote pizza met van alles er op en dr aan, en werden ze ongeveer 20 minuten na dat hermione ze had besteld bezorgd. Na dat ze de pizzas op hadden stapelde hermione de borden op en begon ze af te wassen, en Ron hielp haar met afdrogen. wat ik niet helemaal snap hermione, dit kan ook met toverkunst jah dat weet ik maar dat wil me moeder niet, en moeders wil is wetzij ze grijnzend oke en ze vindt het wel goed dat je met toverkunst de tafeldekt ja hermione spatte per ongeluk wat zeep op Ron zn arm, hij keek haar en pakte toen een handvol zeepsop en plantte dat recht in hermione haar gezicht, en die proestte het uit. roooooon dat was niet expres zei ze terwijl ze de theedoek van Ron greep en haar gezicht er mee af veegde. Ze keek Ron aan terwijl hij haar aan keek pakte ze ongezien met haar andere hand wat zeep en gooide dat nu recht in zijn gezicht, hermione!! eigen schuld het staat nu 1-1 en ze vloog weg richting de garage. Even later kwam ze weer met een paar flessen in haar hand. Ron keek haar aan, je moet kiezen wat je wil drinken, want we hebben hier geen botterbier, of ouwe klare jongensborrel. wat heb je dan wel bier, een breezer, wijn, sinas en cola nadat Ron van elke wat had gedronken koos hij voor het bier, want dat smaakte het meest naar botterbier. Hermione zelf nam wijn en liep naar de tv stopte de dvd er in en plofte op de bank, Ron zakte naast haar neer en keek genterneerd naar de film, hermione was tegen Ron aan gaan hangen en hij was met haar haar aan het frunniken Rond een uur of 12 ruimden ze de boel op en liepen ze naar boven. Ron zeulde zijn tas mee je mag zelf weten waar je slaapt of op de logeerkamer of bij mij gelukkig deed de lamp op de overloop het niet anders kon hermione wel door de grond zakken op dit moment. Ron keek haar aan. ik slaap wel op de logeer kamer die is daar h, jah hermione baalde die van binnen wel een beetje want ze had best tegen Ron aan willen kruipen maar het was zijn keus. hij drukte een kus op haar mond, tot morgen herms och nee h kies asjeblieft een ander koosnaampje voor me wil je Ron keek haar aan, ik zal er wel over na denken wat het dan moet worden ze ging op haat tenen staan en kuste Ron nog een keer is goed, tot morgen voordat Ron nog wat kon zeggen glipte ze al onder zijn arm door en verdween haar kamer in Hermione lag in bed maar ze kon niet echt bepaald goed slapen, ze baalde best wel dat hij nu daar verderop sliep en moest de hele tijd aan hem denken. Toen ze een uur later bijna in slaap viel hoorde ze de deur bijna geruisloos open gaan. Ron sloop haar kamer binnen en kroop naast haar in bed, hermione kreeg het gelijk warm. is het aanbod nog steeds geldig fluisterde hij in haar oor ze draaide zich om en keek hem recht in zn ogen aan. voor jou altijd mooi want ik kon niet slapen en dacht bij mezelf dat het een stomme keus wat om daar te gaan liggen ja dat was het ook hij zoende haar en zij zoende terug. Toen stopte hij even en keek haar aan ik hou van je mione ja ik ook van jou, en dat is beter ze kuste hem nog een keer en draaide zich toen om hij kroop wat dichter tegen haar aan en deed zn arm om haar middel. dan ga ik nu maar slapen fluisterde hij in haar oor. mmm ik ook en hij kuste haar nog een laatste keer in haar nek. Hermione glimlachte was het toch nog zo gelopen zo als ze had gehoopt. En zo vielen ze beiden in een diepen slaap oke dit was het dan weer ----------------------------------- <Tonks4ever> Titel: Verzet Auteur: , (Suuz) Onderwerp/zeer korte samenvatting: Een One-Shot met Tonks en George in de hoofdrol. Het is ergens na boek 6. En gaat over het verzet. Ik keek naar beneden. Daar ging weer iemand die ervan werd verdacht bij de Orde te horen. Dat het een lid was was een kleine kans. Er waren nog maar heel weinig mensen die verzet pleegden tegen Voldemort. De meeste mensen die leefden hadden het al opgegeven. Of waren ermee opgegroeid, opgegroeid met oorlog. Ik dacht aan twaalf jaar geleden. Of waren het er al meer? Ik weet het niet meer... De laatste keer dat ik Harry had gezien was al zo lang geleden... In diezelfde tijd had ik waarschijnlijk ook voor het laatst gelachen, nee, lachen was er niet bij in deze tijden. De enige reden dat ik ze niet aanviel, zoals ik vroeger altijd had gedaan was dat ik bijna zeker wist dat het geen lid van de Orde was. En dat ik n van de drie overgebleven leiders was, drie waren er nog over van de acht. Meer dan de helft was niet meer in staat te vechten... Ik zag dat degene die met de dementors liep naar boven keek, smekend. Met een schok herkende ik hem. Het was George. ''Of Fred'' was allang de vraag niet meer. Fred zat al binnen, in zijn eentje. Zijn ziel langzaam wegrottend. Ik keek in die smekende ogen en besloot dat dit een nieuwe start moest worden. Ik sprong naar beneden. 'Expecto patronum,' gilde ik. De dementors stoven achteruit. Ik rende snel naar George en sommeerde zijn toverstok. Snel drukte ik hem in zijn hand. Er kwamen dooddoeners aangesprint en we begonnen te duelleren. Ze waren in de meerderheid. Ik fluisterde in George zijn oor dat hij een ring van vuur moest maken. Ik pakte zijn hand, ondertussen spreuken afvuren met de andere en wachtte op het moment dat de ring verscheen. Snel verdwijnselde ik met George naar Het Nest. 'Even wachten, Tops,' fluisterde George schor. 'Moet... pa halen.' Snel liep hij naar de plek waar het hek had moeten staan. Ik wachtte en speelde met mijn toverstok tot ik George weer zag, samen met Arthur. Nadat hij me had gecontroleerd, 'Favoriete film?' waarop ik antwoordde: 'Taxi, een dreuzelfilm.' Liet hij me Het Nest binnen, waar ongeveer elke week een andere beschermende spreuk over moet worden uitgesproken. Telkens als ik iemand tegenkwam schrok ik. Ze zagen er allemaal zo mager uit... 'Waarom ben je niet op je post, Tops?' vroeg een verbaasde Mevrouw Wemel 'George was gepakt en ik heb hem bevrijd. Ik vond dat het tijd was voor actie. Gewoon weer beginnen bij het begin. Actief verzet, rekruteren... Ik ben dit halfzachte gedoe spuugzat! Ik wil vechten, of sterven...' 'Ja, ik wil zo onderhand Fred en de rest van de Orde ook terug. Moet je kijken hoe het gaat... We zijn met zo weinig. Bijna alle leiders zijn weg. Ron is dood. Hermelien leeft misschien nog, maar die kans is klein. Harry is ergens, maar niemand weet waar. Fred Ginny en Angelique zitten in Azkaban. Van de rest is merendeel f bejaard, f zo jong dat ze eigenlijk niet weten wat ze moeten doen.' 'George en Nymphadora, rustig blijven,' sprak Dwaaloog kalm vanuit een donkere hoek. 'Jullie moeten blij zijn dat er nog mensen zijn die hun nek willen uitsteken voor een rustige wereld... Ook al zijn ze jong, ze doen het tenminste, in tegenstelling met sommige andere laffe volwassenen. Heb respect voor ze. We weten dat jullie, samen met Ginny en de jonge Kareto, de leiders zijn, help ze.' Ik en George hadden ondertussen ons besluit al genomen, het was tijd voor actie. Het was vijf weken later. Ik stond op de besneeuwde stoep. Te laat, zoals bijna altijd. George, Kareto en ik hadden deze weken allemaal strijders gerekruteerd. George en Kareto waren onherkenbaar dankzij wisseldrank en ik door mijn transformaties. Ondanks dat we dachten dat veel mensen geen zin hadden, bang voor de dood of het al hadden opgegeven, hadden we veel mensen gevonden. Nou ja, veel... genoeg. Wie de dooddoeners en de fanatieke aanhangers van Voldemort waren was algemeen bekend, die werden heel erg voorgetrokken. Ook dankzij onze acties met 'De nieuwe Profeet' wisten de mensen dat de Orde weer begon. 'De Nieuwe profeet' was de krant van het verzet. Iedereen die bij de nieuwe Orde kwam was die dag verzameld in het Grimboudplein. Daar werden alle plannen doorgesproken en groepen gemaakt en de taken verdeeld. Toen ik binnen kwam keek ik de kamer rond. Er waren zeker een stuk of 30 nieuwe leden. De groepjes waren al verdeeld. En van de ervaren Orde leden met een groep nieuwe leden. 'Jongens, veel dooddoeners hebben ook lucht gekregen van onze rekrutering en houden dit huis in de gaten. We hebben een beetje te groot en opvallend gerekruteerd. We dachten namelijk dat niemand meer wou vechten,' sprak Kareto. 'Voor een deel klopt dat, en voor een deel niet. Jullie zijn gekomen maar er zijn er ook een hoop thuis blijven zitten. Onze plannen zijn duidelijk en we hoeven het alleen nog maar uit te voeren en te wi-...' Plotseling hoorde we deuren kraken. Als n man stond iedereen op en richtte hun toverstaf op de deur. Langzaam ging de deur open. Er stond iemand, waarschijnlijk een man, in de deuropening. Hij had een lange zwarte mantel aan, met zijn kap ver over zijn gezicht. Dooddoener, dacht ik geschrokken. George, die naast me stond vuurde een lamspreuk af en bond hem vast. De dooddoener was op de grond gevallen en zijn kap was een beetje verschoven. Ik aarzelde en stapte op hem af, ik wou weten wie het was. 'Als n dooddoener binnen kan komen, kunnen er vast ook meer binnenkomen,' sprak een jong meisje een beetje in paniek. 'We moeten iets doen' 'Suus, wees maar niet ongerust,' sprak ik, terwijl ik zelf behoorlijk ongerust was. 'Ok, de groep van Meneer Wemel gaat op wacht staan. Geef een signaal als er dooddoeners binnen komen, dan komen wij helpen...' Ik zag vanuit mijn ooghoeken meneer Wemel naar de deur rennen met een stuk of acht nieuwe Ordeleden achter zich aan. Ik werd steeds nieuwsgieriger wie die onbekende dooddoener was. En ding wist ik zeker, slim was hij niet. Anders had hij wel met zijn toverstok gelopen als hij wist dat wij hier waren... 'Ik ga hem wel met Tom verhoren. Over wie er nogmeer binnen kunnen komen, en hoe,' sprak Kareto. Ze sleepten de dooddoener mee naar een andere kamer. Terwijl Kareto gebaarde dat wij verder konden gaan met plannen. 'Zou Sneep voor zijn dood soms hebben verteld waar het Grimboudplein lag,' vroeg ik onzeker aan George. 'Of heeft die verrader van een Filister wat verteld.' 'Die Filister denk ik niets, want hij is na zijn vlucht er nooit meer geweest,' sprak George. 'En aangezien ik hem zelf van zijn bezem heb getrapt zal hij voorlopig niet veel meer kunnen vertellen. Sneep heeft allang de kans gehad om alles door te vertellen. Hij doet dat nu echt niet meer.' Toen we klaar waren met nieuwe plannen maken en oude uitwerken kwam Kareto boos de kamer in gestormd, gevolgd door Tom. Ze was helemaal boos en had een rood hoofd. Ze zocht naar Veritaserum in een keukenkastje. 'Hij is goed genformeerd. Alleen niet op de hoogte van Azkaban gangers en doden. Hij vraagt steeds om zijn 'beste vriend' Ron. Die sukkel beweerd dat hij Harry Potter is. Potter heeft alleen nooit bestaan. Ook al zeggen jullie van wel. Hij is alleen een legende, een mythe. Een verhaal om aan te geven dat er hoop is.' 'Kareto, Potter bestaat echt. Hoe vaak moeten we dat nog zeggen,' zuchtte ik. 'Wij gaan wel mee. Toch Tops? Dan kunnen we kijken of het echt Harry is. Ik denk alleen van niet. Het is al een jaartje of dertien geleden dat hij is gezien.' We liepen met zijn vieren de gang door naar de keuken. Daar zagen we de Doodoener zitten. Hij hing met zijn hoofd naar beneden en zijn lange, zwarte, klitterige haar hing voor zijn gezicht. 'Kareto, Tom, wat hebben jullie met hem gedaan,' vroeg George. 'Hij ziet er slecht uit...' 'Zo zag hij er al uit. Domme Dooddoener.' 'Fred,' fluisterde de stem hees 'Of ben je George?' Hij keek omhoog. 'Tops, ben jij dat?' Ik liep langzaam op hem af. Benieuwd of het hem echt was. Iedereen, zeker dooddoeners wisten wie ik was. Ik keek hem recht in zijn ogen en zag dat ze groen waren, ze stonden dof, niet helder en vrolijk zoals vroeger. Als het Harry al was... Ik veegde zijn haar uit zijn gezicht en keek naar zijn voorhoofd. Er zat een litteken, bliksemvormig. George die naast me was komen staan staarde even verbaasd ernaar. 'Harry, Harry is terug,' fluisterde hij zachtjes. Alsof we het jaren geleden hadden afgesproken begonnen we een zotte overwinningsdans. Harry was terug. Alles zou goed komen. Dit is mijn eerste one-shot. Dus als je reacties heb... wees een beetje aardig. Sorry als er spellingfouten inzitten maar ben een beetje (erg) dyslecties ----------------------------------- TopazLover <3 Titel: Het (on)mogelijke project Auteur: TopazLover <3 Onderwerp/zeer korte samenvatting: Geschreven voor de fan fic challenge van Griffoendor met het onderwerp: "Inter-house unity". In dit one-shot leert Hermelien dat er belangrijkere dingen dan cijfers zijn. Het (on)mogelijke project Naam: Jaar: Leeftijd: Interesses: Afdeling: Favoriete vak: Overige opmerkingen: Dat stond op het stuk perkament dat op de bank van Hermelien Griffel lag. Fronsend keek ze professor Anderling aan. Professor, waar hebben we dit voor nodig? Voor het samenwerkingsproject, juffrouw Griffel, waarvan ik de bedoeling nu ga uitleggen, antwoordde professor Anderling, terwijl ze keek of iedereen een stuk perkament had. Goed. Griffoendors, luister allemaal maar even naar mij! Dorothea Omber ze trok even een gezicht bij het uitspreken van die naam, alsof ze iets heel vies gezegd had heeft vorig jaar gezegd dat ze wat meer samenhang wilde hebben tussen de afdelingen. Haar enige goede uitspraak in een heel jaar tijd, vrees ik. Er werd even ongemakkelijk gelachen en Hermelien voelde bijna hoe iedereen herinneringen ophaalde aan hun lerares van vorig jaar. Er waren weinig professoren voor wie Hermelien een duidelijke afkeer voelde, maar professor Omber was iemand die ze totaal niet mocht. Ze was streng, maar niet rechtvaardig; in haar lessen leerde je niks en verder was het ook een walgelijke streek om professor Perkamentus weg te werken. dus daarom hebben we besloten u allen de opdracht te geven om een werkstuk te maken over de overeenkomsten en verschillen van alle afdelingen op Zweinstein. U krijgt allen drie partners uit drie verschillende afdelingen. Die gaan we morgen tijdens de het diner in de Grote Zaal trekken. Iedereen krijgt een kwartier om zijn of haar lijst in te vullen, daarna levert u uw lijst in bij mij. Zijn er nog vragen? Nee? Ga uw gang. Naam: Hermelien J. Griffel Jaar: 6 Leeftijd: 17 Interesses: Lezen (Een Beknopte Beschrijving van Zweinstein is mijn lievelingsboek), dingen leren en kijken hoe mijn kat Knikkebeen met de dag slimmer en liever wordt. Afdeling: Griffoendor Favoriete vak: Voorspellend Rekenen Overige opmerkingen: Ik hoop bij enthousiaste en meewerkende leerlingen te komen waarvan ik op aan kan. Hermelien leverde haar lijstje in en pakte haar tas alvast in. Bij wie zou ze komen? Precies zevenentwintig uur, achtentwintig minuten en driendertig seconden later wist ze het. Ze hoorde het in de Grote Zaal, exact vijf minuten voor het toetje arriveerde. Professor Perkamentus was de hele maaltijd al namen aan het roepen, want de hele school deed mee aan het project. Eindelijk was hij aangekomen bij de zesdejaars. In de eerste groep zitten natuurlijk ook weer vier heksen en tovenaars, begon Perkamentus. Van de zesdejaars verwacht ik veel. Jullie zijn volwassener dan de rest van de namen die ik opgelezen heb. Ik hoef niemand hier uit te leggen dat samenwerking belangrijk is, ook al zijn jullie verschillend, zitten jullie niet in dezelfde afdeling of mogen jullie elkaar niet. Van jullie, zesdejaars, verwacht ik respect. Respect voor de school, respect voor deze opdracht, maar natuurlijk ook respect voor elkaar. Hij pauzeerde even, keek over zijn brilletje heen de Zaal in en sprak weer. Deze vier dozen horen bij jullie. Hij gebaarde met zijn toverstok en er verschenen opeens vier dozen Hermelien vond ze op gekleurde verhuisdozen lijken naast hem op tafel. Een groene, een gele, een blauwe en een rode doos. Zwadderich, Huffelpuf, Ravenklauw en Griffoendor. Professor Perkamentus stak zijn hand in de groene doos en haalde er een stuk perkament uit, dat hij aandachtig bekeek en voor zich neerlegde. Datzelfde ritueel herhaalde hij bij de andere dozen. Zwadderich wordt vertegenwoordigd door Vincent Korzel, begon professor Perkamentus. Uit Huffelpuf hoort Hannah Albedil bij deze groep. Cho Chang uit Ravenklauw voegt zich bij dit tweetal en als laatste behoort Griffoendor Harry Potter tot deze groep. Dit was groep n. Hermelien gluurde vanuit haar ooghoeken naar Harry en zag dat hij op het punt stond om te ontploffen. Harry, ik weet JA! JIJ WEET ALLES, JA! IK DOE HIER NIET AAN MEE, HET IS OOK TE GEK VOOR WOORDEN! IK WIL NIET IN DEZE GROEP! BIJ KORZEL EN BIJ CHO! DAT KAN IK TOCH NIET AAN? Harry stond op van tafel en sprintte naar de uitgang, nagestaard door de tafel van Griffoendor. De Zwadderaars joelden en boven hun hoofd zong Foppe: Pottertje is kwaad, Pottertje heeft te veel praat, Pottertje rent weg, O, wat heeft Pottertje toch een pech! Hermelien stond op om Harry achterna te gaan, maar Ron trok haar terug op de bank. Laat hem toch, zei hij schouderophalend. Geniet liever van je eten. O, Ron! Gergerd keek ze naar de tafel, waar Perkamentus intussen al heel kalm vier nieuwe briefjes had verzameld, alsof er niks aan de hand was. Wel zag ze professor Anderling stilletjes wegsluipen richting de deur van de Grote Zaal. Hermelien wist dat ze achter Harry aan ging. Groep twee, zei professor Perkamentus met stemverheffing, om boven het rumoer uit te komen, heeft Patty Park als Zwadderaar, Terry Bootsman uit Ravenklauw, Ernst Marsman uit Huffelpuf en de Griffoendor in deze groep heet Hermelien Griffel. Nee! Opeens had Hermelien zin om net zo hard te gaan schreeuwen als Harry een paar minuten geleden gedaan had. Niet bij Patty, alstublieft niet bij Patty! Niet dat haar stille smeekbede zin had, maar ze voelde zich wel wat lichter nu ze haar hart gelucht had, ook al was het in haar hoofd. Dit ging niks worden, dat wist ze zeker. Ik heb een samenvatting gemaakt van de geschiedenis van Zweinstein en het feit waarom Zalazer Zwadderich vertrok, vertelde Hermelien ruim twee weken later tegen haar drie groepsgenoten. Verder heb ik ook de complete stamboom van de vier stichters van Zweinstein overgetekend uit Een Beknopte Beschrijving van Zweinstein en er een bronvermelding bij gezet, ook al wist ik niet zeker of het allemaal moest. Zeg Patty, zei ze met haar allerliefste glimlachje, heb jij de Sorteerhoed genterviewd en zijn mening over de verschillen en overeenkomsten van alle afdelingen opgeschreven, zoals je vorige week eigenlijk zou doen? Doe ik nog wel. Patty Park grijnsde haar witte tanden bloot. Ik heb nu andere dingen te doen. We hebben tijd genoeg. Ze staarde naar Draco Malfidus, die aan de andere kant van de bibliotheek stond met zijn groepje. Tijd genoeg? ontplofte Hermelien. We hebben nog maar een week! Je kunt je nog het hele jaar bezighouden met een vriendje, juffrouw Park! Ik heb tenminste een vriendje, Griffel, zei Patty Park zacht, maar wel duidelijk hoorbaar. Waarom ben jij opeens single? Waar is je Zwerkballer gebleven? Niemand wil zon stuudje met lelijk haar en waterige ogen. Ik hoorde dat je misschien bleef zitten, Patty, zei Hermelien heel vriendelijk, maar ze voelde haar wangen rood worden. Waarom zeiden Terry en Ernst er niks van als Patty Park zo deed? In haar eentje kon ze onmogelijk tegen haar op. Ik heb hier een lijst van professor Anderling, professor Stonk en professor Banning over de dingen die zij als plus- en minpunten van hun afdelingen zien, zei Ernst pompeus. Alsjeblieft. Hij overhandigde Hermelien het papier. Dankjewel, Ernst, je bent geweldig. Opgelucht keek ze naar Terry, blij dat ze toch nog iets van medewerking had gekregen. En Terry, heb jij de onafhankelijke docenten al vragen gesteld over de belangrijke normen en waarden en elke afdeling? Terry keek even naar Patty, zijn wangen kleurden rood en hij ontweek Hermeliens blik. Sorry, mompelde hij. Nee. Nee? herhaalde Hermelien ongelovig. O ja, en ik kan niet meer naar de bijeenkomsten komen, fluisterde Terry tegen zijn schoenen. Nou eh ik ik mijn moeder iseh, ziek ik moet naar naar huis toe precies wanneer er bijeenkomst is. Dan verzetten we alles gewoon, zei Hermelien, die haar uiterste best deed om haar kalmte te bewaren. Dan dan moet ik heb dan maak ik huiswerk, hakkelde Terry. Sorry, maar ik kan echt niet meer. Maar dan heb je niks gedaan! gilde Hermelien in zijn gezicht. Je laat ons ervoor opdraaien! Wat ontzettend oneerlijk ben jij toch! Je komt wel, dan maak je maar tijd! Desnoods schrijf je mijn huiswerk over, maar tijd maak je! Begrepen? De angstige Terry knikte even en woedend keek Hermelien hem aan. Vervolgens stond ze zwaar ademend op en zei: Morgen rond dezelfde tijd zie ik jullie weer. Daarna liep ze eerst naar het kantoor van Perkamentus, waar ze de Sorteerhoed interviewde en vervolgens zocht ze alle professoren op en stelde ook vragen. Dat werkte ze uit. Het waren twintig vellen perkament die ze in de bibliotheek opborg, samen met de rest van het project. Ten slotte ging ze doodmoe naar bed. Zo verstreken er vijf dagen. Elke dag was er een bijeenkomst, maar Terry en Patty Park waren er niet bij. Samen met Ernst maakte Hermelien het hele project af. Ze ging pas tegen drien s nachts naar bed, want ze had naast het project ook nog haar gewone huiswerk. Uiteindelijk was ze het helemaal zat. Ik schrijf een brief aan Perkamentus, zei ze tegen Ernst. Echt, serieus, als ze er morgen niet zijn, schrijf ik Perkamentus. Dit kan zo niet langer! Goed idee, merkte Ernst op, die nog half verdiept was in Idele Ideen voor Ideale Afdelingen. Ik ben trouwens op pagina zeshonderdtwee en ik heb nog niks waardevols gevonden. Ik weet het, ik weet het! jammerde Hermelien. De boeken hebben mij nog nooit z erg in de steek gelaten. Ik ht alles hier, weet je! Echt alles! Opeens liepen er tranen over haar wangen. Ron kijkt alleen maar om naar die stomme Belinda, Harry denkt alleen maar aan zichzelf, geen enkele jongen kijkt naar mij, niemand vindt mij leuk, de enige jongen waarvan ik dacht dat hij dat hij me leuk vond, laat niks van zich horen, ik ben moe, we zijn in de steek gelaten bij dit project en ik kom niet meer toe aan mijn gewone huiswerk! Met de mouw van haar gewaad probeerde ze haar tranen weg te vegen. Sorry, snikte ze. Geeft niet, antwoordde Ernst, die even naar haar keek. Weet je wat jij nodig hebt? Even rust. We laten het nu even voor wat het is en dan gaan we morgen weer met goede moed aan de slag. Afgesproken, Hermelien? Vijf minuten later vertrokken ze allebei naar hun eigen leerlingenkamer. Het was midden in de nacht toen Hermelien wakker schrok uit een boze droom. Ze had gedroomd dat ze op de bruiloft van Ron en Belinda was en dat Belinda haar bloemen naar haar toe gooide, omdat ze toch nooit bloemen van een man zou krijgen. Op haar tenen sloop ze de slaapzaal uit, voelde de tranen over haar wangen stromen terwijl ze de leerlingenkamer verliet en kwam uit in de bibliotheek, de enige plek die haar een beetje kon troosten. Tot haar verbazing zag ze dat ze niet de enige was in de bibliotheek. Er stond nog een gedaante, die met zijn rug naar haar toe stond. Het enige dat ze zag, was een toverstok. En een stel papieren, waar vlammen uitsprongen. Ze dacht niet lang na en brulde meteen een blusspreuk, bond de dader met magische touwen vast en fluisterde toen: Lumos. Haar toverstok verlichtte het gezicht van Terry en het project. Sorry, jammerde Terry. Ik moest het ik moest het van Patty. Wat? Patty zei tegen mij dat ik niet meer naar de bijeenkomsten moest komen en toen ze van Ernst hoorde dat jij Perkamentus zou schrijven als wij niet meer kwamen, zei ze dat ik het project moest vernietigen. Ze haat jou, ze is jaloers. Voordat Hermelien iets kon zeggen, kwam professor Anderling de bibliotheek binnen. Wat is er hier aan de hand? Hermelien legde het snel uit. Heeft het nadelige gevolgen voor ons cijfer? vroeg ze angstig. Cijfer? Voor het project? Daar krijg je geen cijfer voor, het ging mij om de samenwerking, zei professor Anderling verbaasd. Dit is een les om meer te leren over alle afdelingen. Ik geef er geen cijfer voor. Wat? zei Hermelien, die haar oren niet kon geloven. Dit alles voor voor niks? Het leven bestaat uit meer dan alleen cijfers, juffrouw Griffel. We handelen deze zaak morgen af. En met die woorden verliet professor Anderling de bibliotheek. ----------------------------------- Avana's Draco Titel: Een bittere kus Auteur: Strijder van Perkamentus Onderwerp/samenvatting: Deze One Shot is geschreven voor de Griffoendorchallenge. Er is meer dan alleen het Toverschool Toernooi in Harry's vierde jaar. Geen zwerkbal dat jaar? Oh, jawel hoor! Een bittere kus Harry zat verveeld tegen een lange kast terwijl Hermelien razendsnel allerlei boeken doorbladerde. Er moet hier gewoon iets bruikbaars in staan, zei ze meer tegen zichzelf dan tegen Harry. We weten niet eens wat de eerste opdracht inhoudt, zuchtte Harry. Wat heeft het voor zin om lukraak spreuken te leren? Hermelien keek niet op van haar boek en had blijkbaar ook niet geluisterd naar wat hij had gezegd. Ze mompelde de ene spreuk na de andere en voegde er af en toe iets aan toe als: nee, dat is het niet of die kan nog van pas komen. Trouwens, we moeten gaan, vervolgde Harry. Ditmaal had Hermelien hem wel gehoord, want ze borg de boeken op en zei: Nou, laten we eens gaan luisteren naar wat Perkamentus te vertellen heeft. Ze liepen samen de bibliotheek uit en haastten zich naar de Grote Zaal. Toen ze plaatsnamen tussen Parvati en Fred zag Harry dat Ron er al was. Hij had het overduidelijk naar zijn zin bij Simon en Daan en dat ergerde hem mateloos. Hoe kon Ron zo dom en koppig zijn? Snapte hij nou echt niet dat hij er niet zelf voor had gekozen om deel te nemen aan het Toverschool Toernooi? Erger nog, hij voelde zich erg onrustig en bang voor wat er hem te wachten stond. Hij wist niet of hij wel wilde weten wat Perkamentus te zeggen had. Wat als hij vertelde wat de eerste opdracht inhield? Wat als hij gevorderde toverkunst nodig had om de opdracht te volbrengen? Ze zouden het vlug weten, want Perkamentus was opgestaan van de lerarentafel en schraapte zijn keel. Sommigen van jullie zullen zich nog herinneren dat ik in het begin van het schooljaar heb gezegd dat het schoolkampioenschap Zwerkbal niet zou doorgaan, begon Perkamentus en enkele Zwerkbalspelers keken hem met een hernieuwde interesse aan. Dat is nog steeds zo, voegde hij er onaangenaam aan toe. Maar in overleg met Ludo Bazuyn en de andere schoolhoofden hebben we voor een leuke vervanging gezorgd. Hij zweeg even zodat hij kon genieten van het nieuwsgierige geroezemoes en ging dan verder. Met enige trots stel ik jullie de Toverschool Zwerkbalcup voor. Ditmaal zullen de afdelingen het dus niet tegen elkaar opnemen, maar zal elke toverschool een Zwerkbalteam opstellen dat dan tegen de andere toverscholen zal spelen. Het team dat op het einde de meeste punten heeft behaald, ontvangt de Toverschool Zwerkbalcup en mag zich terecht het beste Zwerkbalschoolteam noemen van Europa. Weer onderbrak Perkamentus zijn uitleg en door heel de Grote Zaal klonk gefluister op. De Zwadderaars konden met moeite blijven neerzitten bij het horen van die kans op eeuwige glorie. Iedereen was er zich duidelijk van bewust dat de spelers van het winnende team een contract konden krijgen bij een professioneel Zwerkbalteam. Fred en George deden echter niet mee aan het gefluister en riepen zo luid dat de hele zaal hun kon verstaan: Dan kunnen we tegen Kruml spelen! Perkamentus glimlachte goedkeurend en maande de leerlingen weer tot stilte. Ludo Bazuyn heeft toegezegd om de coach van het Zweinstein Zwerkbalteam te zijn. Hij heeft laten weten dat er overmorgen selectietrainingen zullen worden gehouden. Iedereen die wil, kan daaraan deelnemen, uitgezonderd de eerstejaars uiteraard. Plaats en datum zullen nog worden meegedeeld. Hij klapte in zijn handen zodat het eten op de lange afdelingstafels verscheen en ging zitten. Die selectietrainingen winnen we met gemak, zei George zelfverzekerd. Ze noemen ons niet voor niets Wandelende Beukers. Fred glimlachte en voegde er tegen Harry aan toe: En jij hoeft je ook geen zorgen te maken. Malfidus ziet de Snaai pas als je hem in zijn mond ramt. Het gaat niet alleen om Malfidus, antwoordde Harry iets voorzichtiger. Carlo heeft het vorig jaar al eens van me gewonnen. Hij zou het best nog eens kunnen doen. Dan is het aan jou om wraak te nemen, zei Angelique die had meegeluisterd. Ik hoop dat ik een van de jagers word. De lucht was grijs en er blies een sterke wind toen Harry zijn bezem besteeg. Ludo Bazuyn had bijna zijn Zweinsteinteam bepaald. Wildeling van Zwadderich haalde het als Wachter, Marcus Hork, Robbie Davids en Angelique Jansen werden de Jagers van het team en weinig verassend kregen Fred en George Wemel de Drijversposities. Enkel de selectietraining voor Zoekers moest nog beginnen. Harry had natuurlijk wel verwacht dat hij het zou moeten opnemen tegen Cho, Carlo en Malfidus, maar er was nog een vijfde kandidaat. Ginny Wemel stond glimlachend naast hem met de Helleveeg van Fred in haar hand. Goed, Zoekers, begon Ludo Bazuyn., zijn jullie klaar? De eerste die de Snaai weet te vangen, wordt onze Zoeker. Succes iedereen! Hij liet de Snaai los, wachtte een tiental minuutjes en vervolgde dan: 321Start! Harry scheurde meteen de lucht in en liet de anderen achter zich. Met zijn Vuurflits had hij sowieso een voordeel op de anderen als het erom zou spannen. Hij tuurde om zich heen, maar kon niets anders zien dan donkere wolken. Hij zweefde van de ene kant van het veld naar de andere en keek voortdurend naar links en rechts, maar hij kon geen blinkend stipje ontwaren. Onbewust zocht hij de anderen en hoopte zo iets te zien. Malfidus hing enkele meters onder hem en keek schichtig om zich heen. Cho en Ginny zweefden net als Harry op en neer over het veld zonder veel succes. Carlo was nergens te bespeuren, maar toen hij een halve draai met zijn bezem maakte, zoefde er een geel gewaad langs hem. De Huffelpuf spurtte razendsnel omlaag. Harry aarzelde geen seconde en zette de achtervolging in. Hij haalde hem gestaag in en toen ze bijna bij de grond waren, zweefde hij vlak naast Carlo. Die glimlachte even naar hem en trok toen weer op. Harry moest het uiterste uit zijn Vuurflits halen om niet tegen de grond te smakken. Het was een Spatski-schijnbeweging geweest en hij was er met open ogen ingelopen. Toen hij weer ter hoogte van de doelpalen zweefde, keek hij woedend om zich heen. Hij moest die Snaai zo snel mogelijk vinden voor Carlo hem echt zag. Aan de andere kant van het veld maakte Cho een versnelling. Toen Harry zijn blik naar de zijkant liet glijden, zag hij het. Ze had de Snaai gezien en hij zou te laat komen. Hij scheurde er hoopvol op af, maar Malfidus had het ook gezien en hij zou er veel sneller zijn. Harry keek angstig naar hen. In wat slechts een seconde leek had Malfidus de Komeet 260 ingehaald. Hij gooide zich keihard tegen Cho aan en ze viel gillend van haar bezem. In Harrys hoofd was plots maar plaats voor een gedachte: Hij moest iets doen, hij moest haar redden. Iemand was hem echter voor. Carlo zoefde onder Cho door en ving haar op. Harry drukte zich helemaal tegen zijn bezem en vloog naar Malfidus toe, maar hij zag nog net hoe Cho haar lippen dankbaar tegen die van Carlo drukte. Harry kreeg een hol gevoel in zijn maag en vergat even de wedstrijd, de Snaai en alles wat op dat moment belangrijk was. Het kon hem niets meer schelen dat Malfidus won. Hij wilde naar Carlo toe en hem van zijn bezem trappen. Hij wou Cho zelf kussen, ze moest voor hem kiezen. Hij bleef doelloos hangen en staarde hen met open mond aan. Malfidus had de Snaai ondertussen in het vizier. Dat beeld bracht Harry weer bij zijn positieven. Hij kon hem niet laten winnen. Hij kon hem niet tegen Kruml laten spelen, dan was Zweinstein op voorhand verloren. Harry dwong zichzelf om Cho en Carlo uit zijn gedachten te zetten en concentreerde zich weer helemaal op de wedstrijd. Vol nieuwe moed drukte hij zich opnieuw tegen zijn bezem en scheurde als een raket op Malfidus af. Nog twintig meter voor hij op gelijke hoogte hing met de Nimbus 2001. Malfidus stak zijn hand uit. Het was voorbij. Hij drukte zich nog meer tegen zijn bezem, maar wist dat hij te laat zou komen. Net toen hij dacht dat alle hoop verloren was, zag hij een rode flits omhoog schieten. Ginny zoefde onder Malfidus door en botste tegen zijn arm. Harry kon hem horen schreeuwen van de pijn. Malfidus had een walgelijke grimas op zijn gezicht, maar hij kon niets meer doen. Ginny had zich al tegen haar bezem gegooid en haar arm naar de Snaai uitgestoken. Even leek de wereld stil te staan, maar toen ze haar hand om de Snaai sloot, barstten de tribunes in een luid gejuich uit. Ginny had gewonnen. Zij zou het opnemen tegen Kruml en ondanks Harrys teleurstelling was hij blij dat Ginny had gewonnen. Hij nam zich meteen voor om haar zijn Vuurflits te lenen. Hij hoopte alleen dat Ron niet gemeen zou worden nu zijn zusje het had gehaald van zijn zogezegde beste vriend. Harry wist nu al dat als Ron een verkeerd woord zou zeggen, hij hem een trap zou verkopen. Hij had het echt helemaal gehad met Rons koppigheid. Hij keek nog even naar Cho en Carlo die al geland waren, maar wendde zijn blik vlug af. Ze stonden knuffelend in elkaars armen en hen nogmaals zien kussen, zou teveel van het goede zijn voor een dag. ----------------------------------- Helen Titel: Tikkie, jij bent m! Auteur: Helen Onderwerp/zeer korte samenvatting: Geschreven voor de Gryff Challenge (Inter-house unity). Ik wil niet teveel weggeven maar, is alles wel wat het lijkt? Tikkie, jij bent m! Verrekte Potter. Potter met zijn fanclub, Potter de geweldige. Draco draaide met zijn ogen en liep mokkend door de hallen van Zweinstein. Af en toe kwam hij een eerstejaars tegen die hij liet schrikken. En als ze hem ook maar verkeerd of raar aankeken konden ze een vloek verwachten. Hij had een paar goede van die wezelmeid afgekeken. En dat Modderbloedje kon er trouwens ook wat van. Abrupt stond hij stil. Was hij nou die bloedverraadster de hemel in aan het prijzen? Draco schudde zijn hoofd om zo het beeld dat hij had gevormd weg te vagen en besloot de eerste de beste eerstejaars te vervloeken. Op hetzelfde moment liep Harry dromerig door de hallen. Op weg naar de Grote Zaal Hij had net Ginny in een volle leerlingenkamer gezoend. Iets wat hij totl niet dacht ooit te doen. Goed, toegegeven, hij had er wel eens aan gedacht, maar niet in het bijzijn van heel Griffoendor. In het bijzijn van Ron. Kijk uit waar je loopt, Pottertje, snauwde Draco. Je hebt zelf toch ook ogen in die kop van jou, was het weerwoord van Harry. Ok, niet het meest intelligente, maar toch, het was een weerwoord. Draco knipperde met zijn ogen en begon te lachen. Ik dacht dat jij wel een betere belediging kon bedenken, Potter. Je zit met je gedachte zeker bij die bloedverraadster. Ik zie echt wel hoe je naar haar kijkt. Wacht, klonk dat jaloers? Want hij was zeer zeker net jaloers. Jaloers, Malfidus? Draco verkleurde een klein beetje maar krabbelde snel weer overeind. Nooit, Potter. Zo klonk het anders niet. Inmiddels had Harry een grijns van oor tot oor en Draco leek te ontploffen van woede. Nou, nou. Heren. Een warme rustige stem deed hen doen omkijken. Wat een haat en nijd hier. Dat kunnen we hier op Zweinstein niet hebben hoor. Er zullen wat veranderingen moeten komen om wat meer respect voor elkaar te krijgen Wat moest Perkamentus nou van jou? Ron en Hermelien waren op het gebekvecht afgekomen en zagen de oude man om de hoek gaan. En wat moest jij van Harry. Jij vuile fret, bulderde Ron. Dat kun jij toch niet snappen, bloedverrader. Ron had zijn toverstok al gepakt maar Hermelien gebaarde Ron de stok weg te stoppen. Heel goed, Griffel, heel goed. Met een voldane grijns, liep Draco naar de Zwadderich leerlingenkamer. Had hij ze even mooi te pakken. En dat gezicht van die wezel was ook geweldig. Dat moest hij aan vader schrijven. Hij wist zeker dat hij door zijn vader dan meer gewaardeerd zou worden. De volgende dag zaten alle leerlingen aan hun afdelingstafel van het ontbijt te genieten toen Perkamentus opstond en de aandacht vroeg. Beste leerlingen. Het is mij opgevallen dat er af en toe wat rivaliteit tussen de verschillende afdelingen heerst. Daarom hebben de andere professoren, en ikzelf besloten dat elke afdeling een sport of spel mag verzinnen dat samen met de andere afdelingen gedaan kan worden. Jullie hebben tot woensdag om jullie spel of sport door te geven aan een van de professoren. Dit weekeind gaan we de spellen of sporten uitvoeren. Het was even stil in de grote zaal en leerlingen keken elkaar verbaast aan. Toen begon het geroezemoes. Dat kan hij toch niet menen en Altijd al gezegd dat Perkamentus niet helemaal bij zijn hoofd was. Hermelien daarentegen was al honderduit aan het vertellen welke ideen zij allemaal had. en dan een spelletje Knalpoker met de hele school, of een Bal, of wat is er, Ron? We hebben al eens een Bal gehad en het was niet heel erg geslaagd voor mij. Ok, geen Bal dus. Hermelien, onderbrak Harry, kunnen we ook eerst gewoon even ons ontbijt opeten en daarna pas bedenken wat we kunnen doen? Na alle lessen was Hermelien alweer druk bezig te verzinnen wat ze als Griffoendor zouden voorstellen als een spel of sport. Ze had zelfs een kleurrijke grafiek opgesteld zodat iedereen kon zien welk spel of sport het meest geliefd was. Zwerkbal stond natuurlijk bovenaan, maar dat was nou net de sport die Hermelien niet wilde doen. Jongens, er wordt altijd al Zwerkbal gespeeld en daar komt alleen maar rivaliteit van en dat is niet wat Perkamentus wil. We zoeken een spel of sport die niemand, of bijna niemand doet of kent. Verschillende sporten en spellen werden door de leerlingenkamer van Griffoendor geroepen. Van Spin the Bottle tot toverschaak. Maar ook dat was Hermelien niet goed genoeg. Ik bedoel zoiets als koekjes bakken. Of Haar zin werd onderbroken door Harry. Uhm toen ik jonger was zag ik anderen vaak Tikkertje spelen. Maar dat zal wel niet Harry! Dat is geweldig! onderbrak Hermelien hem. Harry keek verbaasd naar Hermelien. Echt? Ja, dat kan iedereen tegelijk doen en dat was de bedoeling. Geroezemoes gonsde door de leerlingenkamer. Tikkertje? Wat is dat? Tikkertje, begon Hermelien, is een Dreuzelspel dat vaak door kinderen gedaan wordt. En persoon is de tikker en de rest moet wegrennen want die willen niet getikt worden. Sommige mensen grinnikte bij de woorden getikt worden en Simon grapte dat je wel getikt moest worden van de bazigheid van Hermelien. Hermelien ging ongestoord verder met haar verhaal. Zoals ik dus al zei, is er n persoon die tikt en de rest rent weg. Als je door de tikker getikt wordt, wordt jij de tikker en rent iedereen voor jou weg. Ik zal het voordoen. Hermelien liep naar Harry en tikte hem op zijn borst. Tikkie, jij bent m, riep ze vrolijk. Harry liep naar Ron toe en tikte hem op zijn schouder. Tikkie, jij bent m. En wat is nou het leuke aan dit spel dan? Het leuke aan dit spel, Ron, is dat je als tikker zo snel mogelijk iemand anders moet tikken en als niet-tikker moet je proberen niet getikt te worden door middel van wegrennen. Bijna alle leerlingen waren het met het spel eens. Ze zouden Tikkertje doen. Alle Griffoendor leerlingen probeerden het spel uit en waren al snel in een opperbest humeur. Ze waren er zelfs achter gekomen dat je zo het meisje of de jongen waar je in stilte verliefd op was, zonder schaamte achterna kon rennen en aanraken en misschien wel meer. De sfeer in de Griffoendor leerlingenkamer was erg enthousiast en als het daar al zo goed ging, zou het helemaal goed gaan als alle afdelingen mee zouden doen. Het enige nadeel was dat ze niet wisten hoe Zwadderich zou reageren op een Dreuzelspel. De volgende dagen vlogen voorbij en iedereen werd uitbundiger naarmate het weekeind naderde. Morgen is het zover. Ik kan niet wachten wat iedereen verzonnen heeft. Hermelien, Harry en Ron liepen naar het bord waarop alle sporten en spellen van de andere afdelingen stonden. Zwadderich; Zwerkbal voor 4 afdelingen. Waarom ben ik niet verbaasd? Hermelien draaide met haar ogen en las de rest voor. Oh, dit is wel leuk. Magisch koken met Huffelpuff Harry en Ron keken elkaar verschrikt aan. Koken? Wij? Magisch koken, verbeterde ze hen. Oh, kijk, Ravenkauw heeft een speurtocht met raadsels bedacht en kijk, hier staan wij. Tikkertje, Griffel? Tikkertje? Wat is Tikkertje? Klinkt als een vloek die verkeerd is gegaan. Draco keek geamuseerd achterom waar heel Zwadderich om zijn uitspraak moest lachen. Wat dacht dat Modderbloedje wel. Zomaar een sport, of was het een spel, doorgeven dat hij niet kende. Tikkertje, Malfidus, is een Dreuzelspel. Harry was tussen beiden gekomen met getrokken toverstok Heren, de bedoeling van de samenwerking met de andere afdelingen, is het de kop indrukken van de rivaliteit. Nu was het professor Anderling die op het geruzie was afgekomen. Potter, Malfidus, naar jullie eigen afdeling. Meteen. 5 punten worden van jullie afdeling afgetrokken wegens rivaliteit op de hal. De volgende dag ging iedereen met volle moed naar het eerste onderdeel van het sportgebeuren; De speurtocht van Ravenkauw. Als eerste werden ze allemaal in groepjes geplaatst, alle afdelingen natuurlijk door elkaar. Harry, Ron, Hermelien, Draco, Kwast en Korzel, jullie zitten in een team. Loena, Marcel, Ginny, Simon en Cho. Jullie zitten ook in een team. Toen iedereen in een groepje zat werd het eerst raadsel uitgedeeld. Welk wezen heeft `s ochtends vier benen, s middags twee en s avonds drie? Hermelien had niet veel tijd nodig om het antwoord te geven. Dat is een mens. s Ochtends staat gelijk aan een baby. Die kruipt en dus loopt hij op 4 benen. Dan wordt je ouder en ga je rechtop lopen. Dat zijn dus de 2 benen. Als je ouder wordt, loop je met een stok. Dus loop je dan op 3 benen. En dat wil zeggen dat we waar naartoe moeten, Griffel? Het was Draco die voor de eerste keer nadat hij in de groep gezet was iets zei. Misschien moeten we naar de Lekke Ketel. Dat is de doorgang tussen de Dreuzelwereld en onze wereld. Als je denkt dat ik met je meega naar die Dreuzelwereld, heb je het mis. Ok, toegegeven, die Griffel was wel slim. Hij zou daar nooit opgekomen zijn maar dat ging Draco natuurlijk niet zeggen. Hij had zijn naam hoog te houden. Het hele groepje, dus ook Draco, ging mee naar de Lekke Ketel. Om daar het nieuwe raadsel te pakken. Na een aantal raadsels waren ze weer op het beginpunt aangekomen. Nou, was dit het? Heb ik daar dat hele eind voor gelopen? Nou, Malfidus, geef toe, je hebt er een hoop dingen bijgeleerd. Trouwens, goed van je dat je die vraag over de grootste slang wist. Was dat een compliment van Griffel? Een lichte blos verscheen op Dracos wangen. Is er iets, Potter, Wezel? snauwde hij naar de twee vrienden. Ze mochten natuurlijk niet weten dat Nee, niet aan denken. Na de speurtocht was het spel van Griffoendor aan de beurt. Hermelien legde de spelregels van Tikkertje uit en zette het toen op een rennen. Het was ieder voor zich. Simon ging achter elk meisje aan die hij leuk vond en tikte Cho. Cho op haar beurt tikte Harry, Harry tikte Marcel en Marcel tikte per ongeluk Draco. Het leek er even op dat Draco Marcel wilde vervloeken maar besloot het toch niet te doen. Draco keek rond om te kijken wie hij zou aantikken. Eigenlijk waren al die rennende meisje wel leuk om naar te kijken maar n van die meisjes was erg leuk ... nee, niet aan denken. Ach, wat boeide het ook. Draco ging achter het meisje aan dat hem al geruime tijd opviel. Hij zou haar het Verboden Bos injagen zodat niemand zou zien dat hij haar leuk vond. Al snel had hij haar gevonden en rende op zijn doel af. Ze rende precies die kant op waar hij haar wilde hebben. Haar haren wapperde wild achter haar aan en ze rende tot ze niet meer verder kon. Nu heb ik je. Draco liep langzaam maar verleidelijk naar haar toe, keek haar diep in haar ogen en plaatste een hand tegen de boom waar ze tegenaan stond. Hij boog zich voorover en zoende voorzichtig Hermeliens voorhoofd. Tikkie, jij bent m! ----------------------------------- Maschine Auteur: Maschine Titel: One Shot Lily Potter/Peter Pippeling Onderwerp/korte samenvatting: Je moest een Shot over een koppeltje schrijven (ander forum). Geen verdere voorwaarden. "Tweede Verdieping: Schouwershoofdkwartier." zei de koele stem. De lift ging krakend en piepend open en een roodharige vrouw met opvallend groene ogen stapte er in. Lily Potter stapte in de krakkemikkige lift en drukte op het knopje Begane Grond. Ze was Schouwer bij het Ministerie van Toverkunst en was klaar voor vandaag. Haar man -James Potter- was eveneens Schouwer. Ze hadden elkaar op Zweinstein ontmoet, allebei zaten ze in Griffoendor. Tot haar zevende jaar had Lily James maar een arrogante kwal met te veel ego gevonden, maar in haar laatste jaar op Zweinstein was ze toch als een blok voor zijn charmes gevallen. Ze trouwden zelfs en nu woonden ze ook samen. Het huwelijk was een gelukkige, ze hadden het naar hun zin. Dat James een man uit duizenden was mocht voor Lily dan ook duidelijk zijn. Lily stapte uit de lift en liep naar de uitgang van het Ministerie van Toverkunst. Dit was voor Dreuzels niet zichtbaar. Ze stapte in de telefooncel en deze ging omhoog, totdat ze weer gewoon op straat stond. Lily begon te lopen. Op de hoek van de straat stond een man die haar vaag bekend voor kwam. Het was Peter Pippeling, een kleine man met een ratachtig gezicht en weinig zelfvertrouwen. Op Zweinstein had hij samen met James, Sirius en Remus een clubje genaamd The Marauders gevormd. Ze waren alle vier Faunaten en hun gedaantes verschilden van een rat tot een hert. Pippeling was een rat. "Hoi Peter." zei Lily. "Hoi Lily." antwoordde Peter overdreven beleefd. Pippeling wilde blijkbaar met haar praten, want toen Lily weer wilde doorlopen liep hij een stukje met haar mee. "Hoe was het op het werk, Lily?" vroeg hij. Lily keek hem verbaasd aan. Peter was geen rotzak, maar veel belangstelling had hij nooit voor haar of haar werk gehad. "Goed hoor." antwoordde ze. "Ik denk dat James ook wel zo zal komen." Zag ze daar nu afschuw? Wilde Pippeling niet dat n van zijn beste vrienden terugkwam? Lily negeerde het maar, het was vast verbeelding geweest. Ze hoopte het maar, James was en bleef de enige echte man voor haar. "Wil je ehhh..." Ze keek hem aan. "Ja?" vroeg Lily. "Zeg het maar." Soms kon Pippeling nogal sloom overkomen, maar toch vond ze dat niet heel erg. Hij kon er tenslotte ook weinig aan doen. "Laat maar." Lily keek hem onderzoekend aan. Zijn ratachtige gezicht verried dat hij iets vertrouwelijks had willen zeggen. Maar wat? Lily besloot het maar zo te laten en wilde doorlopen, toen Peter haar riep. "Is er iets, Pippeling?" vroeg ze. "Of wilde je zeggen wat je daarnet niet wilde zeggen?" Peter keek haar met een onschuldige en ergens schattige blik aan. Soms kon hij zo schattig kijken. Zijn kleine gestalte maakte dat hij onschuldiger leek, wie zou zo'n klein mannetje nou van iets verdenken? Zijn ratachtige gezicht was misschien een probleem, maar ach wat.. Eigenlijk was het best aandoenlijk. Lily wist dat Peter altijd had gevochten om wat aandacht en nogal vaak werd geplaagd met zijn verlegenheid en kleine gestalte. Lily had daar stiekem wat medelijden mee gehad. "Ik- Ik zie je later." Voordat Lily kon antwoorden liep Peter al weer weg en was hij verdwenen, de hoek om. Ze haalde haar schouders op. Dan maar niet. Eenmaal thuisgekomen was Lily Potter nog altijd diep in gedachten verzonken over Peter. Wat was er met hem aan de hand geweest? Piekerend zat ze op de bank. "Wat is er schat? Je lijkt zo ontdaan." Lily voelde een arm om zich heen. Het was James, altijd meelevend. "Niets." antwoordde ze. "Wat mot op het werk, niets bijzonders." "Trek je er niet te veel van aan." klonk het naast haar. Lily keek hem aan. "Tuurlijk niet schat." Ze kuste hem. "Je weet toch hoe ik ben?" James glimlachte. Het leek erop dat hij zich geen verdere zorgen maakte. Gelukkig maar... De volgende dag stapte Lily na haar werk weer uit de lift op het Ministerie en ging naar buiten. Daar, precies op dezelfde plek als gisteren, stond Peter. Het leek erop dat hij op haar had gewacht, of was dat soms verbeelding. "Hoi Lily." zei hij en glimlachte. Waarom? Waarom moest hij nu net in hr genteresseerd raken als dat andersom ook zo was? Lily had heus wel gezien dat hij langer dan anders naar haar staarde. Gewoon anders. Op een andere manier dan normaal was. Ze keek hem aan met een wat kille blik. Hij was leuk, hij was schattig, maar ze pikte het niet dat hij zo naar haar keek! James was de enige en daarmee uit! Maar toen veranderde de griezelige blik van Pippeling. Hij keek haar onschuldig aan en Lily voelde een vlaag van medelijden. Ze had er nooit rekening mee gehouden dat hij altijd het slachtoffer van pesterijen was. Je had geluk of je had het niet, en Peter had het niet. Minder dan zij in elk geval. De vrouw kreeg een vreemd gevoel. Iets tussen verliefdheid en medelijden in. "Zullen we bij mij thuis iets drinken?" flapte ze er zomaar uit. "Ik weet zeker dat jij en James nog veel te bespreken hebben." Lily sloeg haar hand voor haar mond. Wat had ze nu weer gezegd? "Is prima." zei Pippeling misschien iets t enthousiast. "Schat." Hij zoende haar en plotseling merkte Lily dat ze verliefd op hem was. Ze had het alleen verdrongen, daarom was het nooit eerder naar buiten gekomen. De zoen duurde voor Lily's gevoel een eeuwigheid. Ze sloot haar ogen.... "Wat doen jullie hier?" Lily schrok, wrikte zich los van Pippeling en draaide zich geschokt om. James. Natuurlijk. Ze waren allebei Schouwer en hadden dezelfde werktijden. Logisch dus dat hij vlak na haar uit het gebouw kwam. "Ik.." begon ze. "We...." Bang keek ze hem aan. "Ik was verliefd." zei ze. "Ze bedoelt dat ze me erg aardig vindt." zei Pippeling snel en Lily was hem erg dankbaar. "Dus jullie vinden elkaar aardig en jullie zijn verliefd?" James keek fronsend van de n naar de ander. "Schat, we waren verliefd maar het was maar voor even. Het is uit." zei Lily tegen James. "Kom je James?" Lily pakte zijn hand vast en trok hem mee, zonder de reactie van Pippeling gezien te hebben. "Jij bent de ware." Ze zoende hem. "En niemand anders kan daar tussen komen." Pippeling keek hen geschokt na. Nee, een Potter kon je niet zo makkelijk krijgen! ----------------------------------- Avana Auteur: Avana Titel: Voor niets gaat de zon onder Onderwerp/korte samenvatting: Geschreven voor de HPF challenge met als onderwerp 'Geheimen', maar niet goed op de datum gelet ^^ En aangezien je over geheimen nooit te veel moet verklappen, zeg ik verder niets en laat ik het je zelf ontdekken xD Voor Niets Gaat de Zon Onder De zesdejaars Zwadderaar gluurt om een hoekje van de donkere gang en trekt snel zijn blonde hoofd terug. Heeft ze me gezien? Hij luistert of haar voetstappen verder gaan, maar hoort niets meer. Tegen de tijd dat hij voorzichtig de hoek omloopt, blijkt de gang verlaten te zijn. Teleurgesteld kijkt hij om zich heen. Verdraaid, nu is ze me weer ontglipt. Al een week probeert hij Wemel te betrappen zodra ze wegglipt uit de Grote Zaal of de bibliotheek; hij weet gewoon dat ze iets in haar schild voert. Albus heeft niets in de gaten. Die slikt de excuses en smoesjes van zijn nicht als Ketelkoek. Maar hij niet. Hij is een Zwadderaar in Salazars naam; hij herkent de tekens! Met ingehouden adem staat Roos Wemel achter het standbeeld van Stinkadorus de Slungelige met het gevoel dat iedereen in de nabijgelegen gangen haar wild kloppende hart kan horen. Zeker de onbekende die haar naar de zevende verdieping verdreven heeft. Wie het is, weet ze niet maar sinds een paar dagen merkt ze dat ze gevolgd wordt als ze ongemerkt probeert weg te glippen. Ze vermoedt dat het James is of anders haar broertje Hugo en ze wil absoluut niet dat haar familie weet waar ze mee bezig is. Voorlopig nog niet in ieder geval. Vandaar dat ze nu hier staat te wachten; om te ontdekken wie van de twee het is. En als hij niet stopt met dat vervelende gedoe dan is een uil naar oma Molly met een subtiel berichtje vast voldoende! Gespannen luistert ze en als ze na een paar minuten zacht geschuifel hoort, gluurt ze voorzichtig over de schouder van Stinkadorus. Zodra ze ziet wie er de gang in loopt, valt haar mond open. Scorpius Malfidus! Hij staat midden in de gang stil en kijkt fronsend om zich heen. Vlug duikt ze weg en haar verbazing wordt vervangen door ergernis. Die vervelende Zwadderaar! Ik had het kunnen weten. Albus mag dan een stuk beter met Scorp zoals hij hem noemt overweg kunnen sinds professor Lubbermans hen samen heeft laten werken aan een project over Boomtrul-etende planten in hun vierde jaar maar Roos heeft nog steeds haar bedenkingen. De blonde klassenoudste kan haar de laatste tijd af en toe zo vreemd aankijken alsof hij iets weet van haar geheime project. Albus is veel makkelijker om de tuin te leiden. Als Scorpius zich uiteindelijk omdraait en terugloopt, wacht ze nog vijf minuten voor ze zich in de gang waagt. Ze baalt er van dat de avond inmiddels al half voorbij is. Telkens achterom kijkend, neemt ze een sluiproute terug naar de vijfde verdieping om daar aan het eind van de gang een leeg lokaal binnen te glippen. Als ze tegen de binnenkant van de deur leunt, zucht ze opgelucht. H Scorpius, heb jij je werkstuk voor Gedaanteverwisseling al af? Scorpius knikt en grist nog een stuk toast van de schaal. Mag ik het even inzien? David Noot kijkt hem vragend aan. Wat heb je er voor over? reageert Scorpius automatisch. Voor niets mag dan de zon opgaan maar daar blijft het in Zwadderich ook bij. Een half pond karamel van Zacharinus? onderhandelt David. Een pond! Ik heb tien centimeter meer dan opgegeven was, eist Scorpius en als David knikt, haalt hij het werkstuk uit zijn tas om het aan zijn klasgenoot te geven. Als Scorpius blik op de tafel van Ravenklauw belandt, beantwoordt hij het hoofdschudden van een lachende Albus met een grote grijns. Zijn ogen glijden over de andere zesdejaars Ravenklauwen en ontmoeten die van Roos Wemel. De blik die ze hem toewerpt, kan alleen maar als vuil bestempeld worden. Hij kijkt haar met opgetrokken wenkbrauwen aan maar ze negeert hem en draait zich opzij om iets tegen Albus te zeggen. Hij neemt een slok pompoensap en besluit om er die avond eindelijk achter te komen wat Wemel in haar schild voert. Hopelijk lukt het vanavond, denkt Roos terwijl ze een kopje thee voor zichzelf inschenkt. Ze houdt de theepot omhoog voor Albus en kauwend op een stuk gebakken spek, schuift hij zijn kopje in haar richting. Ze is zo dichtbij, ze voelt het gewoon. Ze kan de theorie inmiddels dromen en kan de spreuk bijna perfect uitvoeren. Als het niet om Scorpius Malfidus was, zou het haar gisteren vast gelukt zijn. Maar toen ze ontdekte dat hij degene was die haar achtervolgd had, kon ze zich niet meer genoeg concentreren. Ik moet vanavond extra goed opletten. Wie weet wat Malfidus doet als hij ontdekt dat ik Gegrinnik haalt haar uit haar gedachten. De blik van Albus volgend, ontmoet ze de grijnzende blik van Malfidus. Ze sneert. Hij kijkt haar met opgetrokken wenkbrauwen aan en ze grijpt haar kopje zo stevig beet dat haar knokkels wit afsteken tegen het gele porselein. Het lef. Ze haalt diep adem in een poging zich te ontspannen en draait zich om naar Albus met de vraag of ze s avonds samen in de bibliotheek kunnen studeren. Bij het zien van zijn onbevangen blik voelt ze zich een ogenblik schuldig om haar misleiding, maar ze moet en zal Malfidus zien te ontwijken. Diep weggedoken in een nis wacht Scorpius die avond tot de onbewerkte houten deur naar de leerlingenkamer van Ravenklauw opengaat. Hij denkt even aan Albus die nu niet alleen vergeefs op hem wacht maar vermoedelijk ook op zijn nicht. De deur zwaait langzaam open en de bronzen adelaar die als klopper dient, lijkt Scorpius aan te staren. Met ingehouden adem ziet hij Roos Wemel de gang in stappen en behoedzaam om zich heen kijken. Dan draait ze zich naar links en loopt snel de gang door. Scorpius wacht een paar minuten en begint haar dan uiterst voorzichtig te volgen. De variatie op de Monddoodbezwering die hij vanmiddag in de bibliotheek ontdekt heeft, zorgt ervoor dat zijn voetstappen geluidloos die van haar kunnen volgen. Ze leidt hem diverse gangen door en trappen op en af. Regelmatig stopt ze om rond te kijken maar ze merkt Scorpius niet op. Net als hij zich gaat afvragen of ze toch weet dat hij er is en hem van zich af probeert te schudden, ziet hij haar een lokaal binnenglippen. Hij heeft inmiddels geen idee meer op welke verdieping hij zich bevindt; als hij om zich heen kijkt, herkent hij niets in de verlaten gang. Zachtjes sluipt hij naar de deur die inmiddels in het slot is gevallen. Er is geen sleutelgat dus hij drukt zijn oor tegen het hout in de hoop iets op te vangen maar hoort niets. Twijfelend staart hij naar de deur. Wat nu? Als hij te vroeg binnenstapt, is er misschien nog niets te zien. Hij besluit tien minuten te wachten. Het risico dat het lokaal een tweede uitgang heeft, moet hij maar nemen. Roos sluit haar ogen en begint zich te concentreren. Nu ze weet dat Scorpius met Albus heeft afgesproken en ze niemand gehoord of gezien heeft op weg naar hier, is ze minder afgeleid. Haar mantel ligt netjes opgevouwen op een tafel naast haar tas. Het open boek waarin ze nogmaals de belangrijkste punten heeft gelezen, ligt er bovenop. Ze haalt diep adem, verzamelt al haar wilskracht bijeen en visualiseert dat ze van binnenuit iets tegen haar lichaam duwt. En moment staat de tijd stil dan voelt ze hoe haar huid en spieren en pezen rond de botten in haar lichaam trekken. Op het moment dat haar lichaam langer wordt en haar evenwichtspunt verandert, wordt de deur tot haar ontzetting opengeduwd en hoort ze een bekende stem uitroepen: Merlijns baard! is dat ? Verstijfd van angst blijft Roos staan en kijkt omhoog naar de opengesperde ogen van Scorpius Malfidus. Hoeveel heeft hij gezien? Zou ze kunnen ontsnappen en ergens ongezien terug kunnen veranderen? Ze kijkt achterom over de rossige vacht van haar schouders maar ziet geen uitweg. Alleen de deur. Op het moment dat ze op de deur af wil rennen, duwt hij hem met n hand dicht, kijkt met verwondering op haar neer en vraagt: Wemel? O hemel, ze is erbij. Als Scorpius de deur van het lokaal openduwt en binnenstapt, is hij sprakeloos. Het ene moment staat daar Roos Wemel, het volgende moment verandert ze in een dier met een prachtig glanzende rossige vacht. Dezelfde kleur als haar haar. Haar gezicht wordt lang en spits en haar neus glanzend zwart. De vier poten waarop ze nu staat te trillen, hebben een roestbruine vacht en de klauwtjes zijn zwart. Ondanks de scherpe puntjes aan de gekromde zwarte nagels is Scorpius niet bang. Misschien omdat hij teveel onder de indruk is of misschien omdat het dier Wemel herinnert hij zichzelf er banger uitziet dan hijzelf. Hij laat zich ruggelings langs de deur naar beneden glijden tot hij op de grond zit, zodat hij niet langer boven haar uittorent. Wemel, herhaalt hij dan. Ze kijkt hem aan, haar donkere ogen wijd boven de spitse snuit. Haar onderkaak zakt een stukje open en hij ziet een lange tong voorzichtig over puntige tanden glijden. Zou dit de eerste keer zijn dat het haar gelukt is? Hij vermoedt van wel. Gek genoeg voelt hij niets van jaloezie. In plaats daarvan kijkt hij vol ontzag naar het prachtige dier voor zich. Haast automatisch steekt hij zijn hand uit, palm uitnodigend naar boven. Donkere ogen staren in die van hem en dan doet ze aarzelend een paar stapjes naar voren. De prachtige diep roodbruine vossenstaart zwiept met elke stap mee. Hij houdt zijn adem in als hij zachtjes met zijn vingers door de zachte haren achter haar oren strijkt. De gedachte dat dit Roos Wemel is, het irritante nichtje van Albus, zou verontrustend moeten zijn maar dat is het niet; het voelt juist heel natuurlijk. O Salazar, je bent prachtig, fluistert hij bewonderend. Ze doet nog een paar stapjes naar voren en gaat op haar achterpoten zitten. Dan duwt ze speels met haar neus zijn kin omhoog en strijkt langs zijn kaak. Scorpius lacht een beetje beverig en brengt zijn andere hand omhoog om de dikke, weelderige vacht van de vos te strelen. Plotseling verandert het gevoel onder zijn vingers. Zodra hij beseft wat er gebeurt, trekt hij zijn beide handen terug. Voor hem zit Roos Wemel weer in haar menselijke gedaante, heel dichtbij. Ze krabbelt gegeneerd overeind en doet een paar stappen naar achteren. Scorpius voelt zijn wangen gloeien als ook hij overeind komt. Hij is blij dat hij de steun van de deur in zijn rug heeft. Zo uhm dus uhm . Hij schraapt zijn keel en wil opnieuw beginnen maar Wemel valt hem in de reden. Luister Malfidus, haar stem klinkt beheerst maar hij merkt dat ze hem niet aankijkt, ik zou het op prijs stellen als dit onder ons blijft. Scorpius vraagt zich af wat ze precies met dit bedoelt, het feit dat ze een Faunaat is of wat er net gebeurde toen Met moeite brengt hij zijn aandacht weer naar het gesprek. Bedoel je dat je niet van plan bent je te registreren? Ze knikt vastberaden. Kan ik erop rekenen dat je je mond houdt? vraagt ze dringend en ze kijkt hem scherp aan, haar hoofd een beetje schuin. Het licht van een lantaarn valt op haar rossige haar dat hem weer aan de vossenvacht doet denken. Ok, ik houd mn mond, hij kijkt haar grijnzend aan, maar dan help jij me om ook een Faunaat te worden. Voor niets gaat tenslotte alleen de zon onder. ----------------------------------- Hermione_love Titel: It's never to late for an apology. Auteur: Hermione_love Onderwerp/korte samenvatting: Een heel klein slash verhaaltje over dingen zeggen die je niet meent. It's never to late for an apology. Cedric. Harry. Een pijnlijke stilte viel en Harry probeerde krampachtig iets te bedenken dat hij kon zeggen. Hij wilde iets leuks zeggen. Iets grappigsiets slims! Alles was beter dan het vage gestamel dat nu uit zijn keel kwam. Ik was op weg naar de bibliotheek. Ja hoor, dat was echt d zin om een enigszins volwassen indruk op Cedric te maken. Ik moet een boek halen. Gohook al zo snugger. Cedric keek hem grijnzend aan. Dan loop ik meteen met je mee. Ik moet ook naar de bieb. Ehgoed. Cedric lachte. Het zou wat zijn als het net goed was! Harry begon richting de bibliotheek te lopen met Cedric naast hem. Hoor eens, over laatst. Begon Cedric. Goh, jalaten we het daar eens over hebben. Merkte Harry sarcastisch op. Ik bedoelde het niet zo. Nee. Vast niet. Snoof Harry. Ditwe mogen dit niet doen. Cedric wendde zijn gezicht af. Huh? Wat? Vroeg Harry verbluft. Het zou verkeerd zijn. Ik ben drie jaar ouder dan jij en je bent nog maar veertien. Harrys mond zakte open. Wat maakt dat uit? Je bent te jong om- Nou ja - je bent te jong. Mompelde Cedric, die hem nog steeds niet aankeek. Alsof hij zich gebrand had trok Harry zijn handen terug, die om Cedrics zij gelegen hadden. Een minuut geleden had je daar anders geen enkel probleem mee. Antwoordde hij geprikkeld. Ik realiseerde me niet waar ik mee bezig was. Kaatste Cedric terug. Je bent te jong. Te onvolwassen. Het spijt me. Harry staarde Cedric met open mond aan. Pardon?! Je bent nog maar veertien. Herhaalde Cedric. Verdomme, Cedric. Wat doet dat er toe?! Riep Harry boos. Dat doet er wel degelijk toe. Was Cedrics kalme antwoord. Harry snoof schamper. En doe niet zo kinderachtig. Ik zei toch dat het me spijt? Ik doe kinderachtig? Ik zal je eens laten zien wat kinderachtig is. Harry draaide zich om en liep zonder verder nog iets te zeggen de ruimte uit. Harry Cedric stond plotseling stil in de lege gang maar Harry bleef stug doorlopen. Wil je heel even naar me luisteren? Een smekende ondertoon lag er in zijn stem. Harry draaide zich gerriteerd om. Nou, ga je gang. Ik luister. Ik was niet helemaal mezelf die avond. Begon Cedric. Cho was enorm tegen me tekeer gegaan. Ze heeft ons kennelijk een keer gezien en schreeuwde tegen me dat ik een idioot was omdat ik op deze manier met je omging. Dat het gestoord was. Ziekelijk. Pervers. Hij haalde diep adem. Achteraf was het natuurlijk zo duidelijk als wat dat ze gewoon jaloers was. Ik weet niet hoe ze het voor elkaar gekregen heeft maar ik was een beetje van streek door haar. Nou, daar heb ik bar weinig van gemerkt. Merkte Harry stekelig op. Je zou luisteren. Oh ja. Sorry. Toen ik je zag die avond wilde ik eigenlijk alleen wat praten maar jij had kennelijk andere plannen. Een kleine grijns verscheen op Cedrics gezicht bij het zien van Harrys blozende gezicht. Toen ik besefte wat je precies wilde, raakte ik in paniek en zei ik dingen die niet waar waren en die ik ook niet had moeten zeggen. Sorry daarvoor. Harry keek hem aan. Was dat het? Ehjadat was het wel zon beetje, ja. Antwoordde Cedric met een kleine, hoopvolle glimlach. Harry liep op hem af en pakte zijn hand. Mag ik je een kus geven? Liever niet hier. Een gang lijkt me lichtelijk riskant maar daar in dat lokaal staat het je vrij te doen wat je maar wilt. Met Cedric aan zijn hand betrad Harry het lokaal. De bieb kwam later wel. ----------------------------------- Avana Hm, weinig nieuwe oneshots! Mag ik eigenlijk wel een tweede op een pagina posten? Auteur: Avana Titel: Drank en een zilveren droom Onderwerp/korte samenvatting: Geschreven voor de Griff Fanfiction Challenge over Magische wezens. Karakters: Harry, Draco Waarschuwingen: AU! Humor! Slash (als je je ogen half dicht doet ^^) en gepraat over Mpreg. Drank en een zilveren droom Ik vermoord Fred en George, verklaart Harry Potter, redder van de Toverwereld, als hij moeizaam overeind komt. Hij slaat zijn handen voor zijn gevoelige ogen en beweegt voorzichtig zijn benen opzij zodat hij rechtop kan gaan zitten op de oude, comfortabele bank. Kreunend ontdekt hij dat er een kolonie Flubberwurmen feest aan het vieren is in zijn maag. Typisch iets voor de tweeling om een morgen-word-je-volwassen-feestje te organiseren; nu loopt hij er op zijn verjaardag waarschijnlijk de hele dag bij als een Necroot. Hij vraagt zich af of de anderen er beter aan toe zullen zijn. Voor de meesten was het niet zoals bij hem - hun eerste ervaring met sterke drank. Verdraaid, hij had ze nog zo gevraagd geen alcohol in het Pompoensap te doen! Terwijl hij zich langzaam de vorige avond herinnert, begraaft hij wanhopig zijn handen in zijn haar. O Merlijns paarse nachthemd! Vertel me dat ik niet echt Ginny heb gezoend in de keuken van de Wemels. Met zijn geluk had mevrouw Wemel hen gezien en zou ze morgen gelijk beginnen met het plannen van de bruiloft. Met een kreun laat hij zich achterover vallen tegen de rugleuning. Hij betreurt het gelijk als zijn hoofd lijkt te ontploffen met hetzelfde soort knallen als het vuurwerk van gisteravond. Alleen de speciale effecten ontbreken. Of misschien ook niet, denkt Harry, maar het ontbreekt hem aan de moed om zijn ogen open te doen en te kijken of hij die polonaise van zingende slangen met Griffoendorhoedjes opnieuw ziet. De woonkamer lijkt om hem heen te draaien of misschien is hij wel degene die ronddraait. Wanhopig vraagt hij zich af waarom hij niet gelijk met Voldemort is doodgegaan. Dan was hij een heldendaad gestorven. Hij ziet de koppen morgen in de Ochtendprofeet al voor zich. De Jongen Die Hij-Die-Nog-Steeds-Niet-Genoemd-Wordt Versloeg, maar niet was opgewassen tegen Oude Klare! Slachter van reuzeachtige Basilisk, geveld door Flubberwurmen. Ik vermoord ze, herhaalt hij op klagelijke toon. Nou nou, is dat nou taal voor de Redder, klinkt het lijzig, wat zou de Ochtendprofeet daar van zeggen? Het is minder vernederend dan het feit dat ik niet tegen alcohol kan, pruilt Harry als reactie op het stemmetje in zijn hoofd. Hij hoopt maar dat het zich in zijn hoofd bevindt want anders zijn de Flubberwurmen verantwoordelijk en als die met zn allen gaan praten ! Hij opent voorzichtig zijn ogen en kijkt peinzend naar zijn buik. Nope, niets, nada; het blijft stil. Vertel dat Rita Pulpers maar, hoort hij diezelfde stem weer zeggen. Achterdochtig kijkt hij naar zijn navel maar het geluid lijkt van hoger te komen. Vast verbeelding, denkt hij, of de drank. Hij wil een vinger in zijn rechteroor stoppen alsof hij daarmee die vreemde stemmen de wereld uit kan helpen maar zijn arm blijft halverwege in de lucht steken als hij een verontwaardigde gil hoort. H, brillenkop! Kijk je uit met die onbehouwen bewegingen? Dit keer negeert Harry zijn navel. Hij draait zijn hoofd zo snel naar rechts dat hij vreest op Hedwig te lijken. Het volgende ogenblik vreest hij alleen nog maar dat hij hallucineert. Of droomt. Of dronken is. Misschien wel alle drie tegelijk want voor zich ziet hij Draco Malfidus! Hij knippert verwoed met zijn ogen maar Malfidus verdwijnt niet. Wat gek is omdat hij, Harry, zich in het Nest bevindt en dat is wel de laatste plaats waar je een Malfidus mag verwachten. Pas dan merkt hij het aller-vreemdste op; Malfidus is gekrompen! Harry tast opzij naar zijn bril, zijn ogen gefixeerd op de persoon voor hem, en zet die haastig op. Ja hoor, nog steeds gekrompen! Nu weet hij zeker dat het een droom is. Nieuwsgierig bekijkt hij deze miniatuurversie van Draco Malfidus. Hij moet denken aan de kleine Hongaarse Hoornstaart die hij onderin zijn hutkoffer bewaard en giechelt bij de gedachte aan Draco Malfidus die in zijn koffer duikt. De blonde Zwadderaar trekt ongeduldig een wenkbrauw op en er valt een blonde lok voor zijn ogen die hij gergerd wegblaast. Dit is wel een erg bizarre droom, denkt Harry, als hij ziet dat Malfidus een soort groene zijde blouse draagt met een rij zilveren knoopjes aan de voorzijde. De lange mouwen waaieren wijd uit en vallen over de handen die Malfidus ongeduldig in zijn zij heeft gezet net onder een zilveren riem die rijk bewerkt is met Runeachtige tekens. Zijn blik glijdt naar beneden en hij verslikt zich bijna in zijn tong. Onder die blouse heeft Malfidus een maillot aan die strak om zijn bovenbenen spant. Heel strak! Machtige Morgana! Onmiddellijk stapt hij af van dat hele droom-idee; het bestaat niet dat zijn onderbewustzijn hem een Malfidus in Maillot zou voorschotelen. De drank! Het moet de drank zijn, denkt hij wanhopig, maar voor de zekerheid Knijp me eens, flapt hij eruit. Potter, heb je soms van professor Stronks Sint-vituskruid gesnoept? vraagt Malfidus sarcastisch, want ik heb hier absoluut geen tijd voor. We moeten gaan. Gaan? herhaalt Harry schaapachtig. Het beeld voor hem heeft zijn denkvermogen aardig aangetast. O nee, de drank; het is de drank! Ja, Potter, gaan! Ik heb persoonlijk wel iets beters te doen dan wachten tot jij uitgekeken bent. De stem van Malfidus klinkt geamuseerd als hij verder gaat: Al kan ik je dat niet kwalijk nemen. Ik ben natuurlijk betoverend. Goeie Goderic, je kust zeker elke morgen je spiegelbeeld, Malfidus? Smalhart is er niets bij. Als je niet een stuk kleiner was dan mn veer, kon ik om een handtekening vragen. Grijnzend bekijkt Harry de mini-Malfidus. Malfidus kijkt hem uit de hoogte aan en sneert: Als je uitgelachen bent dan kunnen we eindelijk vertrekken. We zijn al veel te laat en Zijne Hoogheid houdt niet van wachten. Vertrekken? Wij? Waarheen? Harry fronst zijn voorhoofd als hij zich afvraagt of dit alles niet het effect is van een toverdrank in plaats van alcohol. Heb je soms nog nichtjes, Potter? vraagt Malfidus verveeld. Verloren gewaande zusjes die zelfs de Ochtendprofeet nog niet ontdekt heeft? Harry knippert met zijn ogen terwijl hij langzaam opstaat. Nee? Ik zou ook eens een keer geluk hebben, mompelt Malfidus. Wij dus, gaat hij verder. Naar de Verborgen Heuvels. Naar de Verborgen Heuvels, herhaalt Harry op geamuseerde toon, natuurlijk. Malfidus negeert hem, draait zich om en vliegt richting de achterdeur. Wat? Wacht even! Vliegt? Ongelovig staart Harry naar de twee vlindervormige vleugels die op een bizarre manier door de mantel van Malfidus heen steken. Het ragfijne zilverkleurige materiaal glinstert bij iedere beweging. Voordat Harry zijn onderkaak van de enigszins versleten vloerbedekking op kan rapen, keert Malfidus zich ongeduldig om. In Salazars naam, waar wacht je op, Potter? De kleine vleugeltjes fladderen nadrukkelijk op en neer en Harry slaat zijn hand voor zijn mond om te voorkomen dat hij giechelt want dat is zo niet-cool. Grijnzend volgt hij de vlinder elf uhm Malfidus naar buiten. Au! Een scherpe pijn aan de rand van zijn oorschelp zorgt ervoor dat hij abrupt zijn hoofd opzij draait en nog net Malfidus als een reuzenvlinder weg ziet fladderen. Je beet me! roept hij verontwaardigd en met een ongelovige uitdrukking wrijft hij over zijn mishandelde oor. Doe niet zo stom, Potter. Waarom zou ik je in naam van alles wat magisch is, willen bijten? Wie weet wat ik zou oplopen, huivert Malfidus overdreven. Maar Harry ziet dat zijn bleke gezicht kleurt in een zachtroze dat zich langzaam uitbreidt naar zijn oren. Puntige oren, ziet Harry nu opeens. Je bent geen vlinder, flapt hij eruit. Hij begint prompt zelf te blozen als Malfidus hem aankijkt alsof Harry Sneep heeft voorgesteld om een keer buiten in het zonnetje les te geven. Briljante conclusie, Potter. Je bent geen vlinder. Vergeef me dat ik ten onrechte aannam dat je je huiswerk altijd van Griffel overschreef. Met een kleine blonde wenkbrauw sarcastisch opgetrokken, vliegt Malfidus achteruit en Harry volgt hem ongemerkt. Nee, ik ben dus geen vlinder en ook geen elf. Ik ben een fee! klinkt het uit de hoogte. Dit keer ontsnapt er wel gegiechel aan Harrys mond. Ok, een fee. Prima, maar waarom moet ik mee naar die Verborgen Heuvels? vraagt Harry terwijl hij probeert zijn gezicht weer in de plooi te trekken. Zit je vriendin met haar vleugels vast in een braamstruik? Of zorgt een verdwaalde Delfstoffer ervoor dat die verborgen heuvel instort? Malfidus rolt met zijn ogen maar geeft geen antwoord. Hij kijkt even om zich heen en vliegt dan verder door de maanverlichte nacht. Schouderophalend volgt Harry de fee. Zouden Fred en George sprookjes gebruiken als basis voor dit wat het ook is, peinst Harry. En misschien heeft zijn eigen brein wel besloten om Malfidus toe te voegen. Het heeft wel iets vernederends; zijn tegenstander zo klein als een insect en waarschijnlijk net zo machteloos. Gekleed in een outfit die Harry wel eens bij de Duffelingen in een tv-reclame heeft gezien voor meisjespoppen, inclusief die vleugels. En dan die maillot, die strakke maillot onder die erg korte blouse Harry knippert verwoed met zijn ogen om te ontdekken dat ze gestopt zijn naast een jong dennenboompje aan de voet van een groot formaat molshoop. Kun je je misschien even concentreren, Potter, zegt Malfidus lijzig. Hij vliegt dichter naar Harry toe en die houdt zijn adem in uit angst Malfidus twee dorpen verder te blazen. Er is geen tijd meer voor de lange uitleg dus luister goed en val me niet in de rede. Jij bent voor een achtste of zestiende deel een fee. Hij heft in een gebiedend gebaar een hand op als Harry hem wil onderbreken. Laat me uitpraten! En van je voorouders was een fee. Ze werd verwisseld met het doodgeboren kind van een volbloedheks. Volgens een oude profetie hij kijkt nijdig als Harry vol ongeloof snuift, zal het kind dat geboren wordt uit een nakomeling van die fee jij dus - en het achterkleinkind van de feenkoning, ongekende krachten hebben en het voortbestaan van het ras veilig stellen. Harry schiet in de lach; nu weet hij zeker dat hij midden in een sprookje zit. Wat is dat toch met die profetien? Dus ik moet n of andere feenprinses zwanger maken en Malfidus schudt zijn hoofd en sneert. Bijna goed, Potter. Behalve dan dat het een feenprins is. WAT? Maar hoe kan dat nou Harry is zo verbijsterd dat hij vergeet dat het allemaal niet echt is. Dat dit allemaal het gevolg is van een grap van Fred en George. Je Dreuzelopvoeding zal altijd merkbaar blijven, nietwaar Potter. Malfidus kijkt neerbuigend. Daar hebben wij magie voor. Maar genoeg gepraat. Hij maakt een paar ingewikkelde gebaren met zijn handen en het volgende moment is hij even lang als Harry. Als Harry niet nog steeds een paar zilverkleurige vleugels zou zien, zou hij denken dat de toverdrank uitgewerkt was. Verstomt staart hij naar Malfidus en ontdekt dan een enorme grote berg achter hem. Dan ziet hij een kolossale dennenboom boven zich uittorenen en sprakeloos schudt hij met zijn hoofd. Dit is niet echt! Dit kan niet echt zijn! In paniek wil hij achteruit stappen maar hij wordt tegengehouden door een arm die stevig rond zijn middel wordt gelegd. Zijn ogen schieten wild van de boom naar Malfidus die hem dicht tegen zich aan trekt. De gesp van de zilveren riem drukt in Harrys onderbuik. Hij hoopt tenminste dat het de gesp is. Merlijn op een steigerende Helleveeg! Als verlamd blijft hij staan en hoort Malfidus zeggen: Ik had me nog niet officieel voorgesteld; Prins Draconius van de Verborgen Heuvels. Jij? Jij? stamelt Harry. De fee knikt. Een lok witblond haar glijdt vanachter een puntig oor. Betekent het dat ik jou zwanger Malfidus schudt zijn hoofd en Harry laat opgelucht zijn adem ontsnappen. Natuurlijk niet, ik blijf gedeeltelijk een Malfidus, verklaart de prins hooghartig, Jij bent degene die negen maanden lang alle kwaaltjes krijgt. Terwijl alles om Harry heen langzaam zwart wordt en hij tegen de feenprins aanzakt, realiseert hij zich plotseling dat die zilveren riem helemaal geen gesp had! ----------------------------------- TopazLover <3 Titel: Een reden voor alles Auteur: TopazLover <3 Onderwerp/zeer korte samenvatting: Geschreven voor de Griffchallege over Magische Wezens. Je personage moest afstammen van een magisch wezen. Een reden voor alles Special van de week: De eenhoorn, met onder andere: waarom de eenhoorn mannen niet mag, waarom de eenhoorn waarschijnlijk afstamt van de Kreukelhoornige Snottifant, of de ogen van eenhoorns inderdaad stukjes maan zijn en nog veel meer! Door Loena Leeflang Ze slaakte een diepe zucht terwijl ze haar veer over het perkament liet gaan. Waarom wist ze eigenlijk zo weinig over de eenhoorn? Nu ze alles opschreef, kwam ze erachter wat voor bijzonder dier het eigenlijk was. Misschien nog wel interessanter dan de Kreukelhoornige Snottifant. Haar vader kreeg al wekenlang verzoekjes binnen om in de Kibbelaar zijn blad een artikel te plaatsen over eenhoorns. Maar omdat hij niemand kende die in die dieren gespecialiseerd was en er bovendien een paar in het Verboden Bos rondliepen, had hij Loena gevraagd om een artikel te schrijven. Ze had meteen Ja! gezegd en was diezelfde dag nog begonnen met schrijven. Het punt was alleen dat ze niks wist over eenhoorns. Ooit had ze wel een les Verzorging van Fabeldieren gehad over eenhoorns, maar daar kon ze zich niks meer van herinneren. Twee dagen later betrapte Ginny haar, terwijl ze in de bibliotheek voor zich uit zat te staren met haar veer en het bijna lege perkament voor haar neus. Loena? hoorde ze haar voorzichtig vragen. Is er iets mis? Je kijkt zo zo leeg, zei Ginny aarzelend, alsof ze het juiste woord niet kon vinden. Ik bedoel Ik schrijf een artikel over eenhoorns, antwoordde Loena zacht. O. En waarom staar je dan voor je uit? Omdat ik eigenlijk niks weet over eenhoorns. In de boeken die ze hier hebben, wordt niet geschreven over de onderwerpen waarover ik het wil hebben. Daarom wil ik dit artikel ook schrijven, zodat mensen meer weten over eenhoorns dan die bekrompen informatie uit boeken. Loena wist dat Ginny het toch niet zo begrijpen, hoe aardig ze ook deed. Zelfs nu ze Ginny al vijf jaar kende, wist Loena dat ze eigenlijk weinig over elkaars leven wisten. Luister eens, Loena, ik denk dat er in die boeken lles staat over eenhoorns wat jij zoekt, bestaat gewoon niet, zei Ginny voorzichtig. Dit was typisch een opmerking die nergens op sloeg, wist Loena. Alleen maar omdat je niet bewezen hebt dat het bestaat, bestaat het niet? Ga dan naar de eenhoorns toe om te bewijzen dat hun ogen inderdaad stukjes maan zijn, snauwde Ginny. Ga dan naar het Verboden Bos, toe dan. Langzaam en met een heel licht gevoel stond Loena op. Ginny had haar gekwetst, maar tegelijk een goed idee gegeven. Opgewekt pakte ze haar perkament en veer van tafel en stopte ze in een binnenzak van haar gewaad. Zonder zich te bedenken dat ze die middag nog les had, wandelde Loena de bibliotheek uit. Ze floot een deuntje, terwijl ze rustig naar het Verboden Bos toeliep. Het was tamelijk stil in het bos. Hoe verder Loena liep, hoe minder vogels ze hoorde fluiten, hoe minder vlinders er langs haar vlogen, hoe minder groen ze zag en hoe dichter de bomen op elkaar stonden. Langzaam werd de sfeer in het bos anders; bedreigender. Nadat ze ongeveer twintig minuten had gelopen, was het muisstil. Ze hoorde takjes onder haar voeten breken en zag dat de bomen bijna geen zonlicht meer toelieten. De steeds grimmiger wordende omgeving hield haar echter niet tegen en ze liep steeds sneller door. Ze wilde zo onderhand de eenhoorns wel eens zien. Ongeveer een half uur later begonnen de geluiden achter haar. Loena keek een paar keer achterom of ze gevolgd werd, maar ze zag niks. O, natuurlijk, een Onzichtbare Overloper, mompelde ze, denkend aan een ander artikel uit de Kibbelaar. Verder besteedde ze geen aandacht aan het geluid en liep rustig door. Er kwam bijna geen zonlicht meer tussen de bomen door en het leek te schemeren in het bos. Nog steeds was er geen spoor te vinden van levende wezens en Loena was teleurgesteld. Ze had wel verwacht om interessante wezens tegen te komen, maar dat leek er niet in te zitten. Aan haar rechterkant lag een omgevallen boom en Loena besloot dat ze wel even wat rust kon gebruiken. Ze ging zitten en pakte haar perkament op schoot. Vervolgens pakte ze haar veer en begon te schrijven. Special van de week: De eenhoorn, met onder andere: waarom de eenhoorn mannen niet mag, waarom de eenhoorn waarschijnlijk afstamt van de Kreukelhoornige Snottifant, of de ogen van eenhoorns inderdaad stukjes maan zijn en nog veel meer! Door Loena Leeflang In het Verboden Bos, dat grenst aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus, leven eenhoorns. Terwijl ik door het bos loop, probeer ik een Snotterende Snaterbek (zie de special van vorige week) te zoeken, maar afgezien van een paar hoge, schelle geluiden laat het dier zich niet zien of horen. Na even gerust te hebben op een boom, waar ongetwijfeld Nurgels (zie de special van zeven weken geleden) in gehuisd hebben, besluit ik om weer verder te zoeken naar eenhoorns. Ze stopte haar stuk perkament en veer weer weg. Loena wilde net opstaan toen er van achteren iets enorms tegen haar opsprong. Ze herkende een grote, zwarte wolfshond voordat het zwart werd voor haar ogen. Zodra ze haar ogen opende, wist ze dat ze zich in een droom bevond. Ze lag in een bos, hoewel het een ander bos leek dan het Verboden Bos, veel lichter en vrolijker. Er floten vogels en de zon scheen. Onder haar lag gras, in plaats van de harde bosgrond. Het was net alsof ze in een sprookje was beland. Langzaam ging ze overeind zitten en toen ze zag wat er voor haar stond, viel ze bijna weer op rug. Voor haar stond een dier met de bouw van een redelijk grote pony, maar veel slanker en edeler. Een dier met een stralend witte vacht, zilveren manen, zilverachtige, lichtelijk uitpuilende ogen en een stralende ivoren hoorn op het edele hoofd. Er was geen twijfel mogelijk: Loena zat tegenover een echte eenhoorn. Gaat het een beetje met je? Onderzoekend keek de eenhoorn haar aan. Loena knikte even en voelde zich vreemd licht, alsof ze zweefde. Ik geloof dat het wel met me gaat. U bent een eenhoorn, concludeerde ze met iets van respect in haar stem. Je kunt me verstaan. Tegen mij mag je wel je zeggen. De stem van de eenhoorn was zacht, maar sterk en klonk niet mensachtig. Het leek alsof elk woord van de eenhoorn nog in de lucht zweefde voor Loena het hoorde. Ik ken je ergens van. Kunt u mij? vroeg Loena, die zich nauwelijks voor kon stellen dat oog in oog stond met een echte eenhoorn. Wat was dit fabeldier prachtig, nog mooier dan ze zich voorgesteld had. Waarschijnlijk nog mooier dan een Prachtpraal Putter. Wat is je naam, meisje? vroeg de eenhoorn vriendelijk en voor het eerst boorde haar blik in Loenas ogen. Loena Leeflang, fluisterde Loena, verrukt door alles om haar heen. Dit was een droomplek, een paradijs. Kon ze hier maar wonen, hier maar blijven, alleen maar met de eenhoorns. Ja, je naam ken ik, Loena, sprak de eenhoorn zacht. Jouw ogen ook. Ik herinner me nog de dag dat je moeder aan mij kwam vragen hoe het kwam dat je geen volledige eenhoorn was. Je was nog maar een baby toen. Jarenlang heeft ze alles geprobeerd om te zorgen dat ook jij een volledige eenhoornkrachten kreeg de krachten die zij ook had en uiteindelijk Stierf ze, terwijl ze aan het experimenteren was om mij te helpen, fluisterde Loena, die tranen in haar ogen kreeg. Was zij een eenhoorn? Net als het prachtige wezen dat naast haar stond? Dit ware verhaal van haar moeder had ze nooit geweten. Heb je jezelf nooit afgevraagd wat ze precies deed toen ze stierf? zei de eenhoorn rustig. Heb je jezelf nooit afgevraagd dat niemand jouw ogen heeft, Loena? Aan jouw ogen kan ik zien dat je n van ons bent. Op dat moment besefte Loena dat ze daar inderdaad nooit bij stilgestaan had. Ze was anders dan anderen en daarom waren haar ogen ook niet speciaal. Maar nu hadden haar ogen een compleet andere betekenis gekregen. Ze kreeg geen woord uit haar mond. Alleen maar verwanten kunnen ons verstaan, zei de eenhoorn met haar rustige stem. Meestal zijn onze verwanten eenhoorns. Maar zoals je bij tovenaars halfbloeden hebt, heb je dat bij ons ook. Je moeder was een raszuivere eenhoorn, maar had ervoor gekozen om een dubbel leven te leiden. Ze leefde als mens, maar kon zich wanneer dan ook in een eenhoorn veranderen. Ze had jouw ogen, Loena. Maar je vader stamt niet van ons af en meestal gaat het in zon geval wel goed, maar Een paar seconden lang viel ze stil. bij jou helaas niet. Ik weet niet waarom, maar je erfde teveel trekken van je vader. Te veel menselijke trekken. Jij zult je nooit kunnen veranderen, nooit onze krachten bezitten. Maar je bent wel n van ons, Loena. Je hebt dezelfde gedachten als wij, je hebt dezelfde ogen en je zult dezelfde bescherming krijgen. Nog steeds kon Loena geen woord over haar lippen krijgen, maar toch dwong ze zichzelf om wat te zeggen. Ik moet een artikel schrijven over eenhoorns. Op dat moment begon de eenhoorn met een zilveren hoef te schrapen over de grond. Ze bleef schrapen tot er een gat ontstond en uit dat gat haalde ze een puntig stuk ivoor. Loena moest even goed kijken voor het tot haar doordrong dat het de punt van een hoorn was. Zacht zei de eenhoorn: Wij eenhoorns kunnen zonder hoorn leven. Je moeder heeft vlak voor haar dood haar hoorn bij mij in bewaring gegeven. Dit is ervan over en ik geef het aan jou. Het zal antwoord geven op je vragen en je helpen om problemen te overwinnen. Het is een deel van onze magie. Met behulp van deze hoorn kun je op deze plek komen en de andere eenhoorns ontmoeten. Als je ons nodig hebt, zijn we er. Houd deze hoorn altijd bij je, Loena. Op een dag heb je haar nodig. Op dat moment klonken er stemmen in de verte. Het zijn docenten van Zweinstein, zei de eenhoorn zacht. Professor Hagrid heeft hen gewaarschuwd. Ze zoeken je. Pak de hoorn maar en stop haar in je zak, dan kom je terug bij hen. En wie weet keer je hier ooit nog wel terug. Voorzichtig pakte Loena de hoorn aan van de eenhoorn. O ja, nog veel succes met je artikel, zei de eenhoorn en op dat moment stopte Loena de hoorn in haar zak. Het was twee jaar later en Loena kon niks zien, ze zat verstopt in een donkere kelder, leek het wel. Vaag herinnerde ze zich de Dooddoeners die haar meegenomen hadden. Haar vader moest haar vreselijk missen. Waarom was ze geen Ondode Oorwurm? Dan liep ze niet het risico om te sterven. Naast haar zat de toverstokkenmaker Olivander, in elkaar gedoken na de zoveelste marteling. Ze dacht aan de eenhoorns en concentreerde zich op de hoorn. En toen hoorde ze opeens bekende stemmen: Harry Potter, Ron Wemel en Hermelien Griffel. Haar moeders hoorn had gewerkt; ze zou gered worden. ----------------------------------- Genner Titel: De Brief Auteur: Genner Onderwerp/zeer korte samenvatting: Een brief voor Lily. Lieve Lily, ik schrijf deze brief naar je, maar ik weet niet of je hem leest. Ik weet nog niet of ik hem aan je geef en als ik dat doe, weet ik niet wanneer. Ik weet niet veel, om eerlijk te zijn. Vroeger had ik alles onder controle. Ik leefde in mn eigen wereldje en daar voelde ik me goed, daar deed ik wat ik wilde. Maar jij jij veranderde alles. Sinds ik jou voor het eerst zag, werd mn leven overhoop gegooid. Door jou wilde ik dat veilige wereldje verlaten en me bij de anderen voegen, enkel om bij jou te zijn. Ik weet dat het onmogelijk is ik weet dat dit niet kan. Maar ik moet het je toch vertellen, ik moet het kwijt, aan iemand, aan jou. Jij bent de enige die ik in vertrouwen durf te nemen. Er is ook niemand anders die naar me luistert. Ik wil dat je weet hoe bijzonder je voor me bent. Ik weet niet of iemand je al vertelt heeft hoe je ogen schitteren als sterren in de nacht als je lacht. Eigenlijk is dat geen goede vergelijking, want sterren zijn tragisch. Als je hun licht ziet schijnen in het donker, zijn ze eigenlijk al dood. Zelf zou ik graag een ster zijn, zodat ik voor iemand kan schijnen, zelfs als ik dood ben. Voor jou wil ik schijnen, ik wil je hoop geven als je er niet meer bent. Dit alles geeft me een vreemd gevoel, omdat ik weet dat jij geen hoop hoeft te krijgen van iemand anders. Je staat zo positief in het leven, gelooft steevast in de goede afloop. Toch hoop ik dat, als ik sterf, je af en toe naar de hemel kijkt en aan mij denkt. Wist je dat je lach de perfectie bijna aanraakt? Je lacht niet overdreven en het is duidelijk dat je lach oprecht en gemeend is, niet vals. Je lach geeft iemand goede moed als hij in de put zit, laat iemand het licht in het donker zien. Jij zal een ware ster zijn. Je gaat altijd in de verdediging voor de zwakkeren, en dat bewonder ik in jou. Je hebt een temperament, maar bent niet opvliegend. Je zet pestkoppen die niet beter weten op hun plek, en hoe. Wist je dat je rode haren wel gesponnen zijde lijken in het licht van de zon? Ze dansen vrolijk op je schouders, spelend met de wind. Je bent beeldschoon, Lily, op elke manier die er mogelijk is. Je sproeten geven je onschuld weer, maar toch ben je ook zo ontzettend wijs. Je rode haren geven je temperament weer, maar toch ben je zo extreem rustig. Je ogen geven je levenslust weer, maar toch ben je zo kalm. Je bent een vat van contradicties, zon complex, fascinerend wezen. Ik kan naar je blijven kijken, over je blijven denken, naar je blijven verlangen zonder me ooit te vervelen. Ik zou het ook doen, als het niet zon ontzettend veel pijn deed. Zoveel pijn omdat ik weet dat ik je nooit de mijne zal kunnen noemen, je nooit in mn armen zal kunnen nemen. Je nooit zal kunnen troosten als je eens verdriet hebt om iets, want niemand is elke seconde van elke dag vrolijk. Het maakt me bitter, als ik eraan denk hoe die dingen voor iemand anders zijn weggelegd. Voor hem. Je weet hoe ik over hem denk, wat ik over hem te zeggen heb. Ik zal deze inkt niet verspillen aan een beschrijving van hoe ik hem zie, want dat weet je al. Ik hoop dat je niet eeuwig blind blijft voor wie hij werkelijk is. Ik hoop dat je op een dag inziet dat je nooit voor hem kan betekenen wat je voor mij betekent. Ik zal je geluk niet in de weg staan toch niet wat jij denkt dat je geluk zal brengen. Ik zal jullie op geen enkele manier proberen te saboteren, ik zal rustig aan de zijlijn staan. Ik vind enkel en alleen dat je moet weten hoe ik me voel. Jij wekt zoveel onbekende sensaties in me op, gevoelens die me opwinden en bang maken tegelijk. Ik ben hier niet mee bekend. Iedereen vindt me vreemd en zonderling. Velen zullen niet geloven dat ik verliefd kan worden, maar het is zo. Want ik hou van jou, met heel mn hart, wat dat ook waard is. Ik zal je altijd trouw blijven, waar je ook bent en wat je ook doet. Ik zal die vriend zijn bij wie je altijd terecht kan, zelfs na jaren zonder contact. Ik zal altijd die persoon zijn die voor je klaarstaat, zelfs al weet je het niet. Wat je ook doet, ik zal het je altijd vergeven omdat ik van je hou, omdat je altijd een plaatsje zult hebben in mn hart. Ik weet dat het vaak niet aan mij is om je vergiffenis te schenken, maar soms zul je dat nodig hebben. Soms zal de wetenschap dat er iemand is op de wereld die je niet veroordeelt om je daden en keuzes, enorm troostend zijn. Ik wil dat je weet dat ik die iemand ben voor jou. Ik zal altijd die iemand blijven. Je hebt zoveel kracht, zoveel mogelijkheden. Je bent zo enorm intelligent en je kan alles doen wat je maar wilt. Je zult vast lange reizen maken, de wereld verkennen. Je zult nieuwe plaatsen zien, mensen ontmoeten, keuzes maken, op kruispunten terechtkomen. Je zult elke dag een keuze maken, als je bij hem blijft. Elke dag opnieuw zul je zeggen ja, ik wil en mijn liefde voor je negeren. Dat doet me ontzettend pijn, maar ergens begrijp ik het wel. Hij is opwindender, avontuurlijker, warmer en jovialer. Ik benijd hem daar niet om, want ik wil nooit de persoon zijn die hij is. Om eerlijk te zijn had ik niet gedacht dat je uiteindelijk voor hem zou vallen, maar het is zo. Ik kan er niets aan veranderen. Ik kan alleen maar hopen en wachten, op jou. Weet dat ik dat ook altijd zal doen. voor altijd liefs, Severus Snape ----------------------------------- Avana's Draco Titel: Het waren de Zoetzure Snaterbekken Auteur: Strijder van Perkamentus Onderwerp/korte samenvatting: Ook Fred en George zullen gauw de voordelen van de Sluipwegwijzer ondervinden. Hoe dat afloopt, kan je hier lezen. Het waren de Zoetzure Snaterbekken Zoals altijd ging er een zagerige stem door het lokaal Geschiedenis van de Toverkunst. Het eentonige gemompel was afkomstig van de oude geest aan het bureautje vooraan in de ruimte. De leerlingen tegenover hem staarden suf voor zich uit. Ze verkeerden allen in een roes, op een roodharige jongen in een hoek van het lokaal na. Hij rommelde in zijn boekentas en viste er met enige moeite een rond pakketje uit. Hij glimlachte en stootte met zijn rechterarm zijn broer aan die zijn hoofd in zijn handen liet rusten. Psssst, fluisterde de jongen in de hoek terwijl hij het dopje van het voorwerp trok en het naar voren gooide. Fred! Die laatste had nog net de tijd om een rokende bal door de lucht te zien vliegen voor die uiteenspatte en het lokaal in een donkerbruine stinkende rook hulde. Nog geen seconde later waren alle leerlingen onder luid gegil recht gesprongen en het lokaal uitgespurt. De tweelingbroers verlieten de ruimte als laatste, op professor Kist na. Die ging ongestoord verder over Bodrod de Behaarde en Ogetfer de Onreine. Vind je ook niet dat we de orde moeten herstellen? zei Fred grinnikend toen ze het tumult op de gang aanschouwden. Zijn broer begreep de boodschap meteen en haalde een nieuwe mestbom uit zijn boekentas. Hij keek om zich heen en richtte naar een harnas aan de zijkant van de gang. Dan rukte hij de dop er opnieuw uit en smeet de bom de lucht in. De bekende donkerbruine rook vulde de gang op. Er werd weer geschreeuwd en enkele meisjes raakten bewusteloos van de doordringende geur. Schaterlachend liepen Fred en George door de gillende gang. Tot er plots een gedaante uit de rook opdoemde die niet zoveel last bleek te hebben van de stank. Zijn venijnige ogen schenen fel door het donkerbruine goedje en zijn kwabbige kaken trilden onophoudelijk. Viezigheid! Smeerboel! Hij keek schichtig om zich heen op zoek naar de schuldige. Fred en George Wemel! riep hij walgend. Ik ben jullie onzin spuugzat! Spuugzat! Meekomen, nu! Andere eerstejaars zouden het in hun broek hebben gedaan van angst voor de concirge, maar de tweeling amuseerde zich kostelijk en volgde hem naar beneden zonder enig protest. Zitten! blafte hij nadat ze de verrotte deur met het bordje Argus Vilder waren binnengestapt. Vilder wroette gefrustreerd door een stapel papieren, terwijl George naar de kettingen en boeien aan de wand achter zijn bureau keek. Fred had zijn oog echter op iets anders laten vallen. Met geniepige oogjes keek hij naar een la van een archiefkast, een la met het opschrift Geconfisqueerd en Levensgevaarlijk. Hij trok aan Georges arm zonder zijn blik af te wenden. Die glimlachte en knipoogde naar Fred toen hij voor de derde keer zijn boekentas opende. Vilder had niets in de gaten en mompelde woedend bij wijze van achtergrondmuziek: OnbeschoftRespectloosVerdienen om gestraft te wordenVierendelenSnap niet waarom Perkamentus George twijfelde geen seconde, trok de dop eruit en gooide de mestbom op het bureau. Nog voor Vilder wat kon zeggen, had Fred de la al open getrokken en het eerste beste voorwerp eruit gegrist. Aaargh, begon Vilder. Wat ? Rennen! schreeuwde Fred en samen spurtten ze met de snelheid van een Centaur het kantoor uit. De leerlingenkamer van Griffoendor werd verlicht door het laatste schijnsel van de smeulende as uit de open haard. Een paar vijfdejaars speelden nog een potje Toverschaak en gingen zo op in het spel dat ze geen aandacht hadden voor de twee eerstejaars die in de zetels gebogen zaten over een geel stuk perkament en fluisterden alsof ze iets te verbergen hadden. Specialis revelio, mompelde George zachtjes en hij wees met zijn toverstaf op het perkament. Er gebeurde niets. H verdorie, zei George gergerd. Deze werkt ook al niet. Kom op, maande Fred hem aan. We vinden het vast wel. Aparecium! Maar ook deze keer vertikte het rafelige perkament om een krimp te geven. De tweeling zuchtte luid. Wat halen jullie uit? Een betweterige stem haalde hen abrupt uit hun concentratie. Percy! bracht George uit. We hebben je niet zien binnenkomen. Dat, zei hij streng. is duidelijk. Ik heb gehoord van die mestbom in Vilders kantoor. Waar zijn jullie in godsnaam mee bezig? Fred stond recht en plaatste zich vlak voor Percy. Schei uit, wil je? zei hij. Daar hebben we onze straf al voor gekregen. En terecht, ging Percy er meteen op in. Wat moet ma wel van jullie denken? Fred haalde zijn schouders op. Dat we een beetje leven in Zweinstein brengen? Percy draaide met zijn ogen en keek toen nieuwsgierig naar George die nog gebukt zat over het perkament. Je voert wat in je schild h? zei hij op dreigende toon tegen Fred. O ja, pikte Fred er sarcastisch op in. Ik zweer plechtig dat ik snode plannen heb. Percy keek hem kwaad aan en stapte woest naar de slaapzaal. Bij de wenteltrap draaide hij zich nog even om en sneerde: Het loopt nog slecht af met jullie! Fred lachte en liet zich met een plof in de zetel vallen. Het duurde even voor hij besefte dat George al een hele tijd met open mond naar het perkament staarde zonder iets te zeggen. Hij schoof dichterbij en keek ook naar de tafel. Er stonden slechts enkele woorden in grote, groene, krullerige letters. Een toverstok is een handig ding Die zin verscheen toen jij Ik zweer plechtig dat ik snode plannen heb zei, legde George opgewonden uit. Dan is het simpel, zei Fred terwijl hij zijn toverstok tegen het perkament hield Ik zweer plechtig dat ik snode plannen heb De krullerige letters verdwenen en werden vervangen door een nieuwe tekst. De heren Maanling, Wormstaart, Sluipvoet en Gaffel Toeleveraars van Technische Trucs voor Toverstreken presenteren met gepaste trots DE SLUIPWEGWIJZER De woorden verdwenen op hun beurt en maakten plaats voor een plattegrond waarop Zweinstein tot in het kleinste detail was afgebeeld. Het vreemdste aan de kaart waren de inktstipjes die kriskras over de plattegrond heen liepen. Bij elke stip stond een naam in piepkleine letters. Fred en George bogen zich dieper over de kaart en keken naar hun eigen stipjes in de leerlingenkamer, bovenaan op de Sluipwegwijzer. Ze staarden elkaar even aan en keken dan weer vol bewondering naar de plattegrond. H, zei Fred plots. Wat doet hij nu? Hij wees naar een punt in de Griffoendor slaapzaal. Het stipje bewoog schokkerig op en neer. Het opschrift luidde Percy Wemel. Geen idee, mompelde George ongenteresseerd. Maar moet je dat zien! Hij tikte met zijn vinger op een heel gangenstelsel dat hij niet kende en fronste zijn wenkbrauwen. Waar zouden die heenleiden? Fred bestudeerde de gangen zwijgend en zei dan: Die moeten naar Zweinsveld gaan. Ze grijnsden breed naar elkaar alsof ze exact hetzelfde dachten, geeuwden tegelijkertijd en liepen samen naar de slaapzaal. Wacht, bedacht George zich plots. Hoe wissen we die kaart terug? Lijkt me logisch, antwoordde Fred nonchalant alsof hij de Sluipwegwijzer al jaren gebruikte. Hij tikte tegen het perkament en mompelde: Snode plannen uitgevoerd. De lijnen vervaagden en de plattegrond veranderde opnieuw in een oud, geel stuk perkament. George stopte ze in zijn zak en stapte na Fred de wenteltrap op. De zon streelde met haar laatste stralen langs de kasteelramen voordat ze onderging en Zweinstein in duisternis hulde. Fred en George slopen geruisloos door de gang op de zevende verdieping met hun blik strak op de Sluipwegwijzer gericht. Hoe kunnen we nu weten welke gang we het beste nemen? vroeg George. Er zijn er zeven! Hij ging met zijn vinger over de kaart om de gangen aan te wijzen. Bijna gelijktijdig werd een deel van de plattegrond blanco. De groene, krullerige letters die ze de avond voordien hadden gezien, verschenen opnieuw. Gaffel begroet de roodharige gluiperds en wijst erop dat de concirge Appolonius Stoffer deze vier gangen kent. Vier gangen kregen een feloranje kleur en lichtten op. Sluipvoet voegt daar graag aan toe dat wie bang is voor weerwolven de gang onder de Beukwilg het beste vermijdt. Nietwaar, Maanling? Hou je kop, Sluipvoet! Maanling verontschuldigt zich voor de flauwe humor van die naar vlooienruikende Sluipvoet en wenst de nieuwsgierige eerstejaars nog een prettige nacht. Wat was dat? vroeg Fred toen de tekst weer verdwenen was. Het antwoord op mijn vraag, glunderde George. Als die Stoffer deze vier gangen kende hij wees ze aan dan zal Vilder die ook wel kennen. En die route via de Beukwilg, lijkt me veel te lastig. Dus blijven er maar twee meer over. Dan nemen we de gang op de derde verdieping, mompelde Fred. Die is het makkelijkste te bereiken. Ze versnelden hun pas, ogen nog steeds op de Sluipwegwijzer gericht om er zeker van te zijn dat Vilder of Mevrouw Norks niet in de buurt waren en daalden af naar de derde verdieping. Ze slopen tot aan het standbeeld van de eenogige heks en kropen erachter. Kijk! zei George en hij wees op de kaart. Hun eigen stipjes verschenen achter het standbeeld en leken hem met een piepklein toverstokje aan te tikken. Dan verscheen er een tekstballonnetje met het woord Dissendium erin. De echte Fred deed exact hetzelfde als zijn stipje, waardoor de bochel van de heks openging. Ze hesen zich allebei in het gat en verlichtten de gang met hun toverstok. Breed grijnzend en met een nieuwsgierige blik liepen ze verder. Een goed uur later kwamen ze hijgend en puffend aan bij een oude, uitgesleten stenen trap. Ze sjokten behoedzaam de trap op en leken eindeloos te stijgen tot Fred plots een luik zag. Hij duwde het open, klom erdoor, draaide zich om en gaf zijn broer een hand, zodat die ook uit het gat kon stappen. Ze bevonden zich in een kelder die volgepropt was met allerlei dozen en kratten. Het luik lieten ze openstaan voor het geval ze het op een lopen moesten zetten. Het was doodstil. Geruisloos en uiterst voorzichtig slopen ze de trap op naar het gelijkvloers. We zijn in Zacharinus Zoetwarenhuis, zei Fred opgetogen toen hij langs de toonbank de winkel instapte. George liep langs hem heen en keek vol bewondering naar de schappen met Roomnoga, honingkleurige toffees en verschillende soorten chocola. Er stonden ook tonnen met Smekkies in Alle Smaken, Ballonbruisballen en wijnballen. Hij passeerde een schap met paars limoenijs en streek zijn vinger door de smeuge brij terwijl Fred een Suikerveer in zijn mond stak. Het was heerlijk om samen van al het lekkers te proeven. De nacht glimlachte goedkeurend, maar verloor stilaan haar duisternis. De roodharige tweeling slenterde slaperig de Grote Zaal binnen. Ze gingen aan weerszijden van Leo Jordaan zitten en schonken zichzelf een kopje thee uit. Hebben jullie wel geslapen? vroeg Percy toen hij hun sneeuwwitte gezichten zag. Natuurlijk, loog Fred. Daar dient een bed toch voor, of niet soms? Dat zou je anders niet zeggen als je jullie gezichten bekijkt, verdedigde hun oudere broer zich. George opende zijn mond om hem van repliek te dienen, maar werd overstemd door Charlie die wat verder aan de afdelingstafel zat. Moet je horen, riep hij van achter de Ochtendprofeet. VREEMDE SNOEPDIEFSTAL Zacharinus Zoetwarenhuis is gisterennacht het slachtoffer geworden van een vreemde inbraak. Er werd voor meer dan 100 galjoenen aan snoep ontvreemd, maar de kassa bleef onaangeroerd. De deur was niet eens geforceerd, voegt Zacharinus er nog aan toe. Het onderzoek naar de diefstal heeft nog niets opgeleverd, maar de hoofdredacteur van de Kibbelaar Xenofilus Leeflang die vandaag als eerste in de winkel verscheen, beweert meer te weten. Het is het werk van de Zoetzure Snaterbekken. Die gaan vaak op zoek naar lekkers en zuigen het dan op. Ze zijn vast langs een klein gaatje binnengedrongen. De Schouwers zullen deze zaak nog verder uitzoeken, maar alles wijst erop dat het een mysterie zal blijven. Fred en George verslikten zich in hun thee en Percy en Leo zetten grote ogen op. Hoe is dat nu mogelijk? riep Leo uit. Percy schudde zijn hoofd. Zoetzure Snaterbekken? Komaan zeg, die Leeflang heeft ze echt niet meer op een rij. Charlie dacht diep na, keek naar de tweeling en dan weer naar het artikel. Hij wist precies hoe de vork in de steel zat, ook al wist hij dan niets van de Sluipwegwijzer en de makers ervan. Willen jullie een broodje? vroeg Charlie glimlachend aan de tweeling. Nee, we hebben niet zon honger, zei George als eerste. En alsof het op commando was, drukten ze allebei hun hand tegen hun buik. Maagpijn. ----------------------------------- Maschine Haat En Liefde "Wt?" Drie gezichten keken hem verbaasd aan. Hoe kon dit? Wie had dit gedaan? Wie had gezorgd dat... "Maar..." Een nogal lange, knappe jongen met lang zwart haar staarde hem verbaasd aan. "Ik dacht cht dat Remus het zou worden." Op de hoek van de bank probeerde Remus onschuldig te kijken. "Ik...." begon hij, en streek verbaasd over zijn warrige zwarte haar. "Ik ook." bracht hij uit en probeerde overtuigend te klinken. Het lukte niet. Hij had het Remus zo graag gegund en nu was het niet zo. Stilte. Peter probeerde zich zichtbaar te verstoppen toen de deur keihard open werd gesmeten. Een woedend meisje uit het vijfde jaar van Griffoendor stond in de deuropening. Ze had donkerrood haar, woeste groene ogen en keek hem aan alsof ze hem ter plekke wilde opeten. "Ja?" vroeg hij koeltjes aan Lily. "Is er soms iets, Evers?" Hij trok een onschuldig gezicht. "Potter!" brieste Lily. "Jij... Jij... Jij smerige kwal!" siste ze en keek hem kwaad aan. Vervolgens wierp ze een afkeurende blik op de andere drie jongens in de coup. "Hoe... hoe heb je dat voor elkaar gekregen, Potter?" "Hoe heb ik wat voor elkaar gekregen?" vroeg James quasi-verbaasd. Op zijn gemak pakte hij zijn bril en begon die te poetsen terwijl hij Lily Evers onderzoekend aankeek. "Die.. Die..." bracht Lily uit. "Schat, als je spraaklessen nodig hebt kan ik dat voor je regelen hoor." zei Sirius kalm. Tegenover hem begon Peter te gniffelen. Sirius gaf hem ongemerkt een por. "HOE HEB JE HET IN MERLIJN'S NAAM VOOR ELKAAR GEKREGEN OM NET ALS IK KLASSENOUDSTE TE WORDEN?!" brulde Lily plotseling witheet. "Kalmeer, Evers." zei James en maakte een vermanend gebaar. "Zoals je weet mag de schoolleiding me erg graag..." begon hij. "NEE GEEN SMOESJES POTTER!" gilde Lily en sloeg de deur met een klap achter zich dicht, zodat nu alleen zij en de vier vrienden zich in de coup bevonden. "Trouwens, gefeliciteerd dat je Klassenoudste bent geworden, Evers. Dat had ik nooit van iemand als jij verwacht." "Wat bedoel je met: 'Iemand als jij?'" gromde Lily. "Nou, gewoon, je weet wel..." begon James vaag. Hij wist dat dit haar woedend maakte en dat beviel hem wel. "Wt bedoelde je, Potter?" siste Lily en hing nu met haar gezicht vlak voor dat voor James. "Je verpest mijn uitzicht, Evers." zei James die zijn bril weer op zijn neus zette. "Ik krijg je nog wel.." siste Lily en wilde weglopen. "H wacht eens." zei Remus. Sirius grijnsde. "Moeten jullie niet gezellig met zijn tweetjes in de Klassenoudstencoup vertoeven?" vroeg hij en trok een onschuldig gezicht. Lily vloekte binnendsmonds en James kwam overeind. "Ja Evers. Zullen we maar gaan dan?" "Schijnheil..." mompelde Lily zacht zodat James het niet zou kunnen horen. Ze stond langzaam op. James hield met een elegant gebaar de deur voor haar open. "Na u, Madame." Hij maakte een overdreven diepe buiging en liet haar voor gaan. James sloot de deur en liet zijn drie vrienden achter. In de coup van de Klassenoudsten hadden zich al een paar leerlingen verzameld. In elk geval de twee uit Zwadderich en nog n uit Huffelpuf. De rest was nog niet aanwezig. James negeerde ze allemaal, ging zitten en knikte even kort naar Hildebrand Slakhoorn, docent Toverdranken. Lily groette Slakhoorn en ging maar naast James zitten, omdat de Zwadderaars de andere bank al helemaal hadden bezet en de Huffel zich bij Slakhoorn had gevoegd. Lily pakte een paar Smekkies uit haar zakken en gaf de overige leerlingen er ook eentje, behalve James. "Krijg ik niks, Evers? Laat je me verhongeren?" James zette twee grote ogen op en keek haar onschuldig aan. Lily negeerde hem. "Wat zullen we dit jaar voor Toverdranken gaan doen?" vroeg Lily aan Slakhoorn, terwijl ze James negeerde. Lily en Slakhoorn waren al druk in gesprek, maar James begon zich te vervelen en verlangde terug naar zijn vrienden. Lily had de zak met Smekkies nog altijd stevig in haar hand, ze had deze expres van James afgewend. Die laatste begon nu geluidloos te vragen of hij een Smekkie mocht. Smekkie? Zijn lippen vormden de woorden terwijl hij er puppyogen bij trok. Als ze n niet zou smelten.. "Wat is het warm hier." merkte Lily op. Ha gelukt! Ze begon nu vast al te smelten.. James ging verder met zijn smeekbedes om een Smekkie. Hij begon nu hysterisch -maar nog steeds geluidloos- naar zijn mond te wijzen en te doen alsof hij flauwviel van de honger. Uiteindelijk moest hij wel iets zeggen. "Evers!" zei hij, dwars door het gesprek van Lily en Slakhoorn heen. "Evers, ik verga van de honger. Doe er iets aan!" Lily draaide zich zuchtend om. "Je bent af en toe ook net een baby h? Hier een Smekkie, dan houd je tenminste je mond." Ze gooide hem een Smekkie toe, dat James braaf met zijn mond opving. Hij begon er hard op te kauwen. "Potter!" riep Lily. "Als je nu net ophoudt dan..." Ze zweeg. "Ja?" vroeg James. "Wat dan?" "Dan vervloek ik je tot je gek wordt." zei ze. "Martelen is verboden schat, dat weet je toch." zei James liefjes. Intussen waren de andere Klassenoudsten ook binnen gekomen. Gelukkig kon de bank magisch worden vergroot zodat ze er allemaal op pasten. Toen ging de deur open en kwamen Sirius, Peter en Remus binnen. "We zijn er bijna Gaffel." zei Sirius. "Zou je je niet eens gaan omkleden?" James knikte en verliet de coup. "Het was me een genoegen deze tocht met u te mogen delen." zei hij tegen Slakhoorn en maakte een elegante buiging. Lily trok een vies gezicht, maar James zag het niet. De vier vrienden verlieten de coup. Op naar hun vijfde jaar op Zweinstein! Eenmaal in de Grote Zaal voor het Openingsfeest hadden de Marauders de grootste lol. Ze maakten grappen over het rode hoofd van Lily, dat zo prachtig kleurde bij haar rode haar en afdeling, maar jammer genoeg nogal vloekte bij haar ogen. "H, Tomaaaaaaatjeeee!" riep James pesterig. Lily zat vlak bij hen en zou James nu zeker kunnen horen. Echter, ze negeerde hem en ging gewoon door met kletsen tegen haar vriendin. "Psssst.. Tomaatje! Mag ik je opeten?" fluisterde Sirius net hard genoeg dat Lily het zou kunnen horen. Peter proestte het uit, hij verslikte zich in zijn pompoensap en begon paars aan te lopen. Remus klopte hem op zijn rug, zei dat hij zich niet zo aan moest stellen en negeerde hem verder. "Ze is wel beleefd h?" zei James sarcastisch en nam een grote slok pompoensap. "Eigenlijk zou ze een paar lesjes etiquette moeten krijgen." zei Sirius langzaam. "En een paar lessen in humor zou ook wel goed zijn." vervolgde hij. Peter pakte een kippenpootje en begon er hard op te kauwen. "Peter!" riep James en trok zogenaamd een vies gezicht. "Je bent op school, niet in de dierentuin!" Hij zag dat Lily hem expres negeerde. Peter slikte het vlees snel door en nam een slok pompoensap om zijn mond te spoelen. "Wat is de pompoensap weer smakelijk vandaag, h Remus?" zei Sirius die net een grote slok had genomen. "Ja, lekker zuur en een beetje zout. Geweldig recept." Plots werd Peter lijkbleek en viel bijna om. Remus kon hem nog net op tijd opvangen voordat hij van de bank af tuimelde. "Wat is er Peter?" vroeg Remus bezorgd. "Ik voel me niet zo lekker." mompelde Peter. "Ach, hij stelt zich aan." fluisterde James tegen Sirius. "Hij ziet anders wel bleek." zei Sirius terug. Stilte. James dacht aan zijn pompoensap en merkte dat hij misselijk begon te worden. Voor zijn ogen begon het te draaien. "Ik..." bracht hij uit. "Ik geloof dat ik ook niet lekker word. Zullen we weggaan?" "Wat is er dan?" zei Sirius, die nergens last van leek te hebben. "Misselijk. En duizelig." zei James. "H wat gek, ik ook." zei Sirius. Het was niet geheel duidelijk of hij het echt meende of niet. "Nu je het zegt..." begon Remus. James stond vast op en wankelde min of meer weg. Sirius kwam er snel achteraan en ondersteunde hem, hoewel hij zelf ook niet zo goed meer kon lopen. Remus liep wel beter dan zijn twee vrienden, maar ook niet helemaal zoals het hoorde. Enkelen keken hen verbaasd na, waaronder Lily. Peter zat nog steeds op de bank. Hij wankelde naar de rest toe, greep zich vast aan het gewaad van Remus en zakte in elkaar. "Peter, jij..." begon Remus. "Peter?!" Hij keek richting de plek waar zojuist James en Sirius hadden gelopen, maar ze waren al weg. Remus besloot dat hij iets moest doen. "Kom op Peter." zei hij. "Op naar de Ziekenzaal!" Hij wandelde -wankelen was een beter woord, of strompelen misschien- door de gangen. Zijn vriend ondersteunde hem, wat maar goed was ook anders lag hij nu waarschijnlijk al op de grond. "Naar de Ziekenzaal." hijgde hij en samen liepen ze er heen. Peter en Remus kwamen als het goed was achter hen aan, ze wisten niet dat Peter al neer was gevallen. Achter zich hoorden ze een geluid van iemand of iets dat gesleept wordt. James keek om. "Peter is al van zijn stokje gegaan." zei hij vermoeid. Moeten we Remus niet helpen? Sirius draaide zich om. Uit de binnenzak van zijn gewaad kwam een toverstok. "Wingardium Leviosa." Peter zweefde nu in de lucht. Niet bepaald comfortabel, maar nu kregen ze hem tenminste goed mee. De twee wachtten op Remus en ook hij werd ondersteund. Zo strompelden ze voort met zijn drien, in een houding waaruit bleek dat ze erg dik bevriend moesten zijn. Met de armen om elkaar heen om elkaar te ondersteunen en een zwevende Peter achter zich, kwamen ze aan bij de Ziekenzaal. "Madame Plijster.." hijgde James. "Kunt u...?" De schoolzuster kwam al aan lopen. "Laat eens kijken.." zei de schoolzuster. "Waar hebben jullie precies last van.?" "Ik heb al een tijdje vreselijke last van steenpuisten.." begon Sirius, maar James gaf hem een por. "We zijn allemaal duizelig en misselijk." sprak hij voor iedereen. "En onze pompoensap smaakte raar. Zuur en een beetje zout." "In bed jullie." zei ze streng, na een blik op de vier jongens. Ze toverde vier bedden tevoorschijn en hielp de vier vrienden er in. "Waarschijnlijk heeft iemand Gorgelend Gif in jullie drankjes gedaan." James kreunde. Hij kon wel raden wie het geweest was: Lily Evers. "Die tomaat zeker." mompelde hij. Plijster negeerde de opmerking en liep weg. "Over een uur kom ik terug om te kijken hoe het gaat." zei ze. "Doe het intussen een beetje rustig aan, dat vertraagt de werking van het gif." De deur ging dicht. De vier vrienden waren doodop en vielen alle vier in slaap... "Hoelaatissut?" geeuwde James "Kweenie, vier uur ofzo?" zei Sirius en kon net een geeuw onderdrukken. Het begon al donker te worden. Peter snurkte zachtjes, Remus lag diep onder het dekbad weggedoken en leek voorlopig niet van plan om wakker te worden. James voelde zich nog steeds belabberd, maar wilde graag weten wat er in zijn drankje was gedaan en door wie. Plijster kwam binnen lopen. "Uitgerust?" vroeg ze. James en Sirius knikten. "Jullie moeten nog een week blijven, daarna mag je terug naar je slaapzaal -als je je goed genoeg voelt tenminste." "Een week?" James trok een vies gezicht en Sirius keek alsof hij depressief was. "Een week ja, dat hebben jullie goed gehoord. Gorgelend Gif is erg sterk en heeft een lange nawerking." Plijster liep weg en James kreunde lang en diep. "Zo komen we er nooit op tijd achter wie er verantwoordelijk is voor dit gedoe." zei hij moedeloos. Sirius zuchtte gergerd en ging weer liggen. De twee Marauders vielen in slaap, met in hun hoofd maar n gedachte: Wie had dit gedaan? Een week later mochten ze eindelijk alle vier weg, na een grondige inspectie van Madame Plijster, die hen nog pe se wilde onderzoeken voordat ze weg konden. Godzijdank was alles in orde en konden ze gaan. Al lopend door de gangen kwamen ze Severus Sneep tegen, die in hetzelfde jaar zat als zij, maar dan in Zwadderich. Hij droeg een stuk perkament bij zich en leek hen niet te zien."H Secreetje!" riep James. "Heb jij ons soms vergiftigd?" Sirius lachte met James mee en Peter begon zachtjes te giechelen. Sneep gromde kwaad en liep snel door. "Boeeee!" riep Sirius. "Ben je baaaang ofzoooooo?!" James begon te lachen en gaf Sirius een klap op zijn schouder. "Die was goed man." Ze keken Sneep na, hij ging naar beneden richting de Kerkers. James keek nadenkend naar de plek waar Sneep was verdwenen. "Wat zou hij in de Kerkers doen?" Remus keek hem vragend aan. "Hoe bedoel je?" "Nou, als je gaat ontbijten lijkt het me onlogisch dat je naar de Kerkers gaat, nietwaar?" zei James. "Hij heeft daar toch ook zijn leerlingenkamer?" probeerde Sirius hem gerust te stellen. "Maar.." begon James. "Hij zag er nogal uit alsof hij iets van plan was. Bovendien had hij iets bij zich. Een stuk perkament." zei hij. "Zullen we Sekreetje achterna gaan? Het kan nooit kwaad te kijken wat hij in zijn schild voert." Sirius stemde meteen in. "Tuurlijk Gaffel, waarom zouden we dat niet doen?" Remus keek bedenkelijk, maar sloeg daarna om. "Goed plan. Iemand oneens? Peter?" James keek verbaasd, waar was Peter eigenlijk? "Waar is hij?", vroeg hij en bleef staan om te luisteren. "Daar!" riep Sirius en wees naar de vloer, waar een klein diertje snel wegrende richting de plek waar Sneep heen was gegaan. "Ik denk dat hij probeert om Sneep te volgen." zei Remus. "Echt?" vroeg James zogenaamd verbaasd. "Je meent het!" De drie renden Peter achterna en volgden hem naar beneden. Uiteindelijk kwamen ze in het lokaal Toverdranken terecht. Daar was Sneep. Hij brouwde zo te zien een drank en het stuk perkament van net lag naast hem. Sneep prevelde iets en probeerde door de rook die uit de ketel kwam te kijken welke kleur zijn drank had. De drie bleven stil staan. Sneep kon hen niet zien, dus moesten ze geen geluid maken. "Wat nu?" vroeg Sirius en keek hen vragend aan. "Wacht!" James sloop het lokaal in en ging vlak achter Sneep staan. "BOE!" riep hij in zijn oor. Sneep schrok en viel languit achterover. James pakte snel het stuk perkament en begon hardop voor te lezen wat er op stond.. Gorgelend Gif: Pak een vliegenzwam en hak hem in kleine stukjes. Giet er wat kokend water bij. Roer het totdat er een kleverige substante ontstaat. Gooi de slakkenkorrels erbij. Laat de drank tien minuten pruttelen op het vuur. Het gif is klaar. "Eenvoudig recept." merkte Sirius op. Hij was naast James gaan staan. "Dat is ook toevallig, dat wij net Gorgelend Gif in ons drankje hebben gehad." vervolgde hij. Vlak nadat Sirius dit had gezegd verscheen Remus in het lokaal, gevolgd door een waggelende Slakhoorn. Sirius wees naar Sneep, die doodsbang op de grond zat. "Ik denk dat we hem hebben, professor...." ----------------------------------- Glauces Titel: 2 mei 1998 Auteur: Glauces Onderwerp/korte samenvatting: Voor de Writer's Battle op FFFo, thema Marauders. Remus' laatste dag. 2 mei 1998 Het was allemaal begonnen als een doodgewone dag. s Ochtends werd hij wakker door een straaltje zonnelicht dat fel in zijn ogen scheen. Vermoeid wreef hij in zijn ogen, ondanks het feit dat dit n van zijn betere nachten was geweest, en kreunend draaide hij zich op zijn andere zij. Vertederd keek hij naar zijn vrouw, wier haar op dat moment zuurstokroze was haar favoriete kleur. Samen stonden ze op om naar hun zoontje te gaan kijken. Teddy Lupos lag als een roosje in zijn wiegje te slapen, tevreden sabbelend op n duim in zijn mond, zijn andere handje een zacht knuffelbeertje vastklemmend. Remus kroelde glimlachend door het turkooiskleurige haar, en gaf zijn zoon een knuffel. Het was een van die momenten geweest waarop hij besefte dat hij nu toch gelukkig was, ondanks al die verliezen die hij had geleden James, en die lieve Lily, vermoord door de Heer van het Duister, Sirius, verraden door zijn eigen huiself, en Peter, die hen allemaal had verraden, zijn beste vrienden, de Marauders. Remus kreeg nog een bittere smaak in zijn mond als hij eraan terugdacht. De wrok was nog steeds niet helemaal verdwenen, ook al was Pippeling inmiddels dood. En vanavond ging hij zijn woede eindelijk uiten. Hij had zich z lang ingehouden, maar dit keer zou hij dat niet doen. Ja, Remus zou vechten tot het bittere einde. Een paar minuten geleden kwam er namelijk plotseling een boodschap voor hen. Remus bracht net een kopje hete koffie naar zijn mond, toen er een zilveren hond verscheen, die een verhaaltje afratelde over Zweinstein, Harry en een gevecht. Desalniettemin was Freds boodschap duidelijk geweest. Vanavond, op 2 mei 1998, zou waarschijnlijk het grootste gevecht van de Tweede Tovenaarsoorlog tot nu toe plaats vinden. Er dreigde in ieder geval gevaar. Het kasteel werd momenteel omgebouwd tot een fort, met de hulp van alle leraren en de ouderejaars, en de Strijders van Perkamentus hadden de Orde van de Feniks opgeroepen. Ik ga, zei Remus vastberaden tegen zijn vrouw. En jij niet, ik wil niet dat je gevaar loopt. Tops protesteerde hevig, haar haar verschoot van kleur. Ik ben een Schouwer! Ik ben nota bene voor dit soort situaties opgeleid! Alsjeblieft, Remus? Wanhopig keek ze hem aan, de strijdlust stond overduidelijk in haar ogen geschreven. Hij bezweek bijna voor haar. Dora, zei hij zacht, terwijl hij haar hand vastpakte, Stel dat jij en ik allebei omkomen, wil je dan dat Teddy helemaal alleen achterblijft, net als Harry? Ik wens hem geen toekomst zonder ouders toe Tops zuchtte even en dacht na. Je hebt gelijk, gaf ze schoorvoetend toe. Ik zal wel met Teddy naar ma gaan En zo geschiedde. Remus bracht zijn vrouw en zoon veilig naar Dromeda, en vertrok vervolgens naar Zweinsveld. De nukkige Desiderius mopperde wat en liet hem vervolgens door een vreemde gang gaan, die uitkwam op de Kamer van Hoge Nood. Deze was behoorlijk volgepakt; meneer en mevrouw Wemel waren er, evenals Bill en Fleur, Romeo Wolkenveldt, Olivier Plank en nog een paar anderen. Goedenavond, Remus, begroette mevrouw Wemel hem moederlijk. Waar heb je die lieve Tops gelaten? Waarom is zij er niet? Hij slikte eventjes. Diep in zijn hart had hij eigenlijk wel gewild dat ze nu bij hen allemaal was maar dit was echt beter voor Teddy. Bij haar moeder, antwoordde hij ontwijkend. Gelukkig kwam Harry net op dat moment binnenvallen, die verkondigde dat het op vechten uitkwam. Mooi, dat was goed. Hij zou een groot aantal Dooddoeners vellen Op datzelfde moment zat Tops bij het bedje van haar zoon. Voorzichtig pakte ze hem op stel je voor dat ze hem liet vallen - en wiegde hem in haar armen. Vertederd keek ze naar zijn schattige, kleine neusje. Hij nieste eventjes, en het veranderde terstond in een varkensneusje. Ze giechelde even. Ja, Teddy had zeker wat van haar gerfd, die Transformagirkrachten waren bijzonder leuk. Maar toch was ook Remus duidelijk zichtbaar in deze baby. Remus Ze kreeg een naar gevoel in haar maag. Iets zei haar dat het niet in orde was, dat ze hem niet alleen kon laten gaan, al was hij nog zon goede tovenaar. Ze gaf haar zoontje een knuffel en nam toen een beslissing. Ze zou gewoon gaan. Snel deed ze wat praktische kleren aan het zou toch wat zijn als ze zou struikelen over haar eigen zoom en liep naar beneden. Andromeda keek verbaasd op. Wat ga je doen, liefje? vroeg ze. Tops keek haar even aan. Ik ga ook naar Zweinstein, zei ze vastberaden. Ik kan gewoon niet hier blijven terwijl hij daar is. Het lukt me gewoon niet Andromeda, die haar dochter goed kende en wist dat haar besluit vast stond, stond op en gaf haar een knuffel. Ik begrijp het. Ik zal goed voor Teddy zorgen, beloofde ze, niet wetend wat die belofte later nog zou betekenen. Tops glimlachte. Bedankt, mam, zei ze. Tot snel! Ze omhelsde haar kort, en met wat geruis van haar mantel was ze verdwenen. Zo snel mogelijk haastte ze zich naar Zweinsveld, naar Zweinstein, naar de Kamer van Hoge Nood. Eenmaal daar trof ze Ginny en Marcels trotse grootmoeder aan. Ze nam geen tijd voor begroetingen, maar viel gewoon met de deur in huis. Hebben jullie Remus gezien? vroeg Tops dwingend. Ginny schudde zwijgend haar hoofd. Ik mag hier niet weg, zei ze duidelijk mokkend. Dus ik heb hem ook niet gezien Nijdig zwiepte ze haar rode haren over haar schouder. Toen kwam Harry plotseling de kamer binnenstormen. Tops stelde dezelfde vraag aan hem, en stoof vervolgens de richting op waar Remus werd verondersteld te zijn. Als een gek bleef ze rondrennen door het kasteel, over de gronden, buiten in het donker, maar nergens kon ze hem vinden. Een verlammende angst maakte zich van haar meester. Wat als hij inderdaad was gestorven? Nee, dat kon niet, dat mocht gewoon niet Dan zou iemand het haar wel hebben verteld. Hij moest hier ergens zijn Hijgend leunde ze tegen een muur aan, uitgeput door het vele rennen. Een rode blos van vermoeidheid was zichtbaar op haar wangen. Plotseling dook er een donkere gestalte naast haar op. Verraadster, siste een waanzinnig ogende vrouw plotseling in haar oor. Haar woeste, zwarte haren krulden alle kanten op. Toch was ze nog steeds een erg mooie vrouw, ondanks haar leeftijd. Je bent een verachtelijke verraadster, en dat weet je. Het kind van een puurbloed en een Dreuzel, getrouwd met een weerwolf. Bellatrix lachte kakelend. Dacht je werkelijk dat ik je hieronder uit zou laten komen? Je hebt de familie Zwarts verraden, ons pure bloed vermengd met slecht, verderfelijk bloed Maar nu ben je van mij, helemaal van mij alleen Zie, niemand hier in de buurt die je kan helpen, zelfs je geliefde weerwolf niet! Ze spuwde de woorden bijna uit, terwijl ze haar toverstaf dreigend in de aanslag hield. Tops zuchtte even, sloot haar ogen en greep haar toverstaf. Ik laat jou hier ook niet mee wegkomen, zei ze woedend. De elektriciteit sloeg van hen af, met al hun overgebleven energie waren ze aan het duelleren op leven en dood Remus rende hijgend door de tovenaarsschool, duwde zonder pardon de leerlingen aan de kant. Harry had hem zojuist verteld dat Tops in de school was, wanhopig op zoek naar hem. Waarom had ze dat gedaan? Waarom had ze niet gewoon naar hem geluisterd? Wie weet was ze wel in gevaar, straks zou ze sterven, maar dat mocht gewoon niet! Hij wilde niet ng een verlies lijden, nadat al zijn trouwe vrienden waren gestorven. Paniekerig rende hij verder, gang na gang, hal na hal, kleed na kleed. De kennis die hij tijdens zijn vroegere strooptochten had opgedaan met de Marauders, kwam goed van pas. Hij vloog de hoek om in een gang op de derde verdieping, en remde abrupt af. Daar zijn vrouw, in gevecht met de waanzinnige Bellatrix Tops leek zijn aanwezigheid te voelen, en draaide haar hoofd om. Remus hijgde ze, met die liefdevolle blik die ze speciaal voor hem scheen te bewaren op haar gezicht, Daar ben je! Een beangstigend gevoel nam bezit van hem. Dora! Dora, kijk voor je! schreeuwde hij angstig, maar Bellatrix mond krulde al om in een onaangename glimlach. Ze had lang genoeg met haar prooi gespeeld, game over. Met een energieke zwaai van haar toverstaf schoot ze een groene straal op haar af, die Tops recht in haar borst raakte. Met een vreemd, gracieus gebaar viel deze op de grond, haar gezicht bleek en geschokt. Nee! gilde Remus. Nee! Dit kan niet! Het mag niet! Hij rende naar haar toe, viel snikkend naast haar neer. Hij omvatte haar hoofd met zijn handen, maar het mocht niet baten. Diep van binnen wist hij ook wel dat het hopeloos was, maar hij wilde het gewoon niet toegeven. Het voelde alsof zijn hart er was uitgescheurd, alsof die heks het persoonlijk had vertrapt en vervolgens in het vuur had gegooid Bellatrix liet een waanzinnige kakelende lach horen. Oooh, nu is het arme, kleine weerwolfje verdrietig! sneerde ze. Maar daar kunnen we wel wat aan doen, hoor Geruisloos dook nog een Dooddoener naast haar op. Rustig, Bella, zei deze op opgewonden toon. Laat mij hem afmaken. Jij hebt net je speeltje al gehad Bovendien zijn weerwolven mijn specialiteit. Bellatrix pruilde eventjes, maar gaf toe. Vooruit, Antonin. Doe het snel, giechelde ze als een klein meisje. Remus had het niet in de gaten, bezeten van het verdriet als hij was. Met vele tranen die over zijn wangen liepen, klampte hij zich aan haar vast. Dora, nee, smeekte hij tevergeefs. Ik houd zo van je Dolohov richtte zijn toverstaf zorgvuldig op hem. Vaarwel, weerwolf, zei hij genadeloos. Remus keek geschrokken om, zijn lichtbruine haar zwaaide om zijn gezicht. Avada Kedavra. Zo erg was sterven eigenlijk helemaal niet. Je voelde er niks van, het ging pijnloos. Hij merkte al niks meer vanaf het moment dat de Onvergeeflijke Vloek hem raakte. Zijn lichaam viel met een plof op de grond, naast dat van zijn geliefde vrouw, maar zijn geest werd elders wakker. Hij voelde zich merkwaardig gelukkig, alsof er een gouden licht in hem scheen. Voorzichtig deed hij zijn ogen open. De gezichten van zijn vrienden keken hem aan, blij om hem te zien, ook al was hij gestorven. James, die geen spat was veranderd, met zijn warrige haar en zelfverzekerde uiterlijk, hand in hand met zijn vrouw Lily, haar vosrode haren krullend over haar rug, Sirius, zo knap als hij nog nooit geweest was, met zijn donkere ogen die Remus ondeugend aankeken, en naast hen stond Dora Ze glimlachte even triest naar hem. Samen staken ze hun handen naar hem uit, hem verwelkomend in de dood. Welkom thuis, Remus. Eindelijk zijn we weer samen." ----------------------------------- Genner Titel: Duistere Tijden Auteur: Genner Onderwerp/zeer korte samenvatting: Neville nodigt Harry in De Drie Bezemstelen, maar niet voor een gewone vriendschappelijke babbel... Harry ritste zn jack dicht en zette de kraag recht. Hij greep zn sjaal, bond hem rond zn hals en nam tenslotte zn handschoenen. Na nog een laatste keer gecontroleerd te hebben of hij echt wel alles meehad, opende hij de voordeur. De koude wind blies hem in het gezicht en hij huiverde. Hij keek niet uit naar deze dag, maar hij dacht aan zn vriend. Hij stapte van het erf na de deur magisch gesloten te hebben en Verdwijnselde even verderop. Het was erg handig om in een tovenaarsdorp te wonen; je hoefde niet op te letten om te toveren. Het voelde erg vrij aan, na al die jaren die hij in de Dreuzelwereld had doorgebracht. Magie fascineerde hem nog steeds mateloos en elke dag leerde hij bij. De intussen bekende sensatie ging door zn lijf en even later verscheen hij voor De Drie Bezemstelen in Zweinsveld. Het dorpsplein was verlaten en het was muisstil. Harry fronste zn wenkbrauwen; hij had een horde koopjesjagers verwacht. Hij haalde zn schouders op en duwde de deur van de kroeg waar hij afgesproken had open. Hoe eerder hij binnen was, hoe beter. Buiten was het bijtend koud. Rond de kerstdagen was de sfeer in De Drie Bezemstelen steevast uitgelaten en vrolijk, maar dit jaar leek het wel alsof deze plek niet meer bewoond was. Het leek wel alsof iedereen in dit dorp vertrokken was. De kerstversiering was nergens te bekennen en geen enkel kerstliedje weerklonk. Niemand zat gezellig samen met zn vrienden of familie van een drankje te genieten. Madame Rosmerta had haar handen niet vol aan een overvolle kroeg. Het was leeg en stil. Dodelijk stil. Er hing een begrafenissfeer en dat was op zn zachtst gezegd ongewoon. Harry voelde een rilling over zn rug gaan. Hij keek rond en pas toen hij de kroeg voor een tweede maal gescand had met zn ogen, merkte hij de ineengedoken figuur in een hoek. Het leek meer een hoop dekens dan wat anders en Harry aarzelde of hij er op af zou stappen. Wat als het wezen de oorzaak van dit alles was? Wat als het gevaarlijk was? Hij bedacht dat als het een moordlustig beest of welk wezen dan ook was, hij Harry allang zou aangevallen hebben. Hij slikte, raapte al zn moed bij elkaar en liep naar de ronde tafel. Hoi, zei hij. Hij besefte pas hoe stom het klonk toen het woord zn mond al verlaten had. Euhm wie ben je? Hij had zichzelf net kunnen tegenhouden, maar hij had bijna de vraag wat ben je gesteld. Een hand verscheen uit een mouw en trok de kap op het hoofd van de onbekende achteruit. Harry was nerveus en zijn verbazing was dan ook groot toen hij zag wie het was: Neville Longbottom. Neville! riep Harry uit. Waarom zo mysterieus? Wat is er aan de hand? Heb jij voor dit alles gezorgd? Is het een grap ofzo? De vragen bleven maar komen en Harry had er nog veel meer willen stellen als zn vriend hem niet het zwijgen had opgelegd. Dat deed hij simpelweg door zn hand op te houden, zn palm naar Harry toe. Er is iets vreselijks aan de hand, Harry, fluisterde Neville. In zn stem klonk angst door, maar ook verdriet. En het ergste is dat het nog niet over is. Nog lang niet. Maar ga eerst zitten. Harry fronste zn wenkbrauwen en trok een stoel achteruit. Ik zou je iets te drinken aanbieden, maar het is te gevaarlijk als ik hier iets uit de bar haal. Tegenwoordig moet je bij alles opletten, zelfs bij de zeep op je wastafel s morgens. Wat is er aan de hand? vroeg Harry. Zoals je spreekt, het lijkt wel alsof er een ramp is gebeurd die de hele toverwereld overhoop heeft gehaald. Dat kan je wel zeggen, ja. Neville je maakt me bang, vertel me wat er aan de hand is. Het spijt me dat ik dit moet doen, ik vertrouw je, maar ik moet er zeker van zijn. Harry, wanneer heb je het eerst van me gehoord? Wanneer heb je voor het eerst mn naam gehoord? Harry dacht even na en zei toen: Makkelijk. Het was in ons eerste jaar, Ron en ik zaten te praten in onze coup. Hermelien opende plots de deur, ze was op zoek naar je pad, Trevor. Neville haalde opgelucht adem. Dank je. Jij zou me eigenlijk ook een vraag moeten stellen maar aangezien je duidelijk niks van deze situatie afweet, lijkt me dat nogal zinloos. We hebben geen tijd te verliezen. We moeten actie ondernemen, zo snel mogelijk. We mogen niet meer aarzelen dat hebben we al te lang gedaan. Het zijn duistere tijden, Harry. Harrys handpalmen werden klam van het zweet toen hij terugdacht aan de laatste keer dat hij die woorden had gehoord dat was geweest toen Voldemort steeds meer macht kreeg. Waar heb je het over? Het lijkt wel alsof Voldemort terug opgestaan is uit de doden of wat hij ook is nu. Het scheelt niet veel. Je zou kunnen stellen dat hij een opvolger heeft. Wt?! schreeuwde Harry uit. Dat kun je niet menen! Dit mag je gewoon niet menen! Ik dit dit moet een grap zijn. Een ziekelijke grap! Het is de waarheid, Harry. Jonah is een ver familielid van Tom Riddle en hij heeft heel wat over Voldemort gelezen. Je weet als geen ander hoeveel werken er over hem verschenen zijn sinds zn ondergang. Hij wil het werk van zn familielid verderzetten en zn overtuigingskracht is enorm, net zoals zn magische vermogens. Hij is ook enorm slim. Hij weet hoe hij het moet aanpakken. De school heeft hij bijna overgenomen en het zal vast niet lang duren voor de rest van de wereld volgt. Maar dit kan niet waar zijn! We hadden beter moeten weten. Het kwaad is nooit volledig uitgeroeid, maar dit kwaad is te bedreigend om te negeren. Hoe is die Jonah op school binnen geraakt? Hoe komt het dat ik er niks van weet? Wat is er gebeurd in Zweinsveld? Jonah Tyson verving professor Kittleburn. Die heb je niet meer gekend gaf Toverdranken. We hadden werkelijk geen idee. Zweinsveld is een spookdorp geworden iedereen is gevlucht. Ik zet mn leven op het spel door je hier te brengen. gedoe wat nu? Wat moeten we doen? Vechten, Harry. We moeten terugvechten. Harry balde zn vuisten en zei vol overtuiging: Het wordt tijd om de Orde van de Feniks terug leven in te blazen! ----------------------------------- TopazLover <3 Titel: Liefde is een woord voor dwazen Auteur: TopazLover (<3) Onderwerp/zeer korte samenvatting: Remus schrijft een brief aan Peter om hem naar de goede kant te krijgen. Maar is dat wel verstandig? Liefde is een woord voor dwazen Beste Peter, Je hebt Lily en James vermoord. Je hebt een jongen zonder ouders laten opgroeien. Je hebt de hele toverwereld bedrogen. Je hebt een onschuldig man twaalf jaar Azkaban bezorgd. De mensen met wie jij omgaat, hebben Perkamentus vermoord. Mijn vraag aan jou is: waarom? In deze brief wil ik een paar dingen tegen je zeggen en ik hoop dat je hem niet weglegt. We zijn oude vrienden en ik wil dat je terugkijkt op die tijd. Ik wil dat je spijt hebt van je daden, Peter. Ik schrijf deze brief niet voor jou, maar voor mezelf. Als ik alles niet van me afschrijf, houd ik mezelf niet meer in de hand. De goede kant heeft je nodig, Peter, en nee, met de goede kant bedoel ik niet mezelf. Ik ben verliefd en ik ga binnenkort trouwen. Ook al ben ik een weerwolf, ik kan toch een redelijk normaal leven leiden. Dat zou jij ook kunnen, Peter, als je jouw fouten inziet en terugkeert naar de goede kant. Weet je, ik weet nog goed dat we in de Zweinstein Express zaten, in dezelfde coupe. We kenden elkaar toen pas een paar minuten. James en Sirius waren alleen maar met elkaar aan het praten en wij werden genegeerd Mijn familie wil dat ik in Zwadderich kom, vertelde de jongen met zwart, sluik haar die net gezegd had dat hij Sirius heette. Maar natuurlijk wil ik dat niet. Ik ga naar Griffoendor, hetgeen dat ze niet willen. Hij zag er gezond uit en Remus wist bijna zeker dat de jongen over een paar jaar de meisjes als klitten om zich heen had hangen. Sirius had in elk geval al n aanbidder: de jongen die naast Remus zat, een jongen met dun, pluizig haar en waterige oogjes, de enige die de hele rit nog niks gezegd had. Hij keek bijna verliefd naar Sirius, n en al grote bewondering, in gedachten wilde hij waarschijnlijk een stoere opmerking maken, maar het lef ontbrak hem om woorden te vormen. Zijn mond hing halfopen en er liep een beetje kwijl over zijn wang. Wat is je achternaam dan, Sirius? informeerde de jongen die James heette en te herkennen was aan zijn warrige zwarte haar. Z W A R T S, spelde Sirius en hij zwaaide met zijn toverstok. Meteen dansten de letters, die net lange linten leken, door de coup heen, ondertussen vonken uitspuwend. Met een grijns keek hij de jongen die zijn naam nog niet gezegd had aan en zag dat zijn voorstelling het gewenste effect had. De jongen die zijn naam nog niet gezegd had, had zijn ogen wijdopen staan en prevelde onverstaanbare woorden, misschien klanken, n en al bewondering. Wat? Een Zwarts? James sprong op van de stoel en rende de coup uit. Sirius stond even snel op en sprintte hem achterna. Even later hoorden Remus en de jongen zonder naam het tweetal lachen. Dat zouden dikke vrienden worden, dat wist hij zeker. Na een paar minuten kwamen ze terug en ploften weer neer, vuurrood en nog steeds met de slappe lach. Wat is jouw naam eigenlijk, kleintje? hikte Sirius tegen de jongen zonder naam. P-Peter P-Pippeling, stamelde de jongen die nu zijn naam gezegd had en hij werd voorrood. Hm, James, heb jij ooit van een P-Pippeling gehoord? zei Sirius met een grijns naar zijn maatje. Eh James deed alsof hij nadacht. Was dat niet die man die Flubberwurmextract op zijn nagels smeerde om te stoppen met bijten? Hij en James lagen dubbel van het lachen, maar Remus had medelijden met de jongen. Zelfs als dat zo is, kan Peter er niks aan doen, zei hij in een poging de jongen te beschermen voor het geplaag. Weet je, ik mag jou wel, zei James tegen Remus en het gesprek ging verder. Pas uren later besefte Remus dat zijn naam niet gevraagd was. En ook in de eerste weken bleef ik op de achtergrond. Vreemd genoeg kwam je in Griffoendor terecht, een keuze waarover ik nu verbaasd ben. Voor zover ik weet, bezit je weinig eigenschappen van de ware Griffoendor. James en Sirius bleven je maar pesten vanwege je stotteren en je reageerde jezelf op mij af, misschien had je het nodig, maar ik vond je opmerkingen niet leuk. Om Sirius en James kon je meestal lachen en om jou niet. Het was gewoon zielig zoals jij deed. Ik weet niet waarom, maar ik kreeg medelijden met je. Je raakte met niemand bevriend, Peter, met helemaal niemand. Misschien hadden de anderen ook door hoe je was (een zielige meeloper), wie weet. Maar op die avond in de leerlingenkamer, nadat jij weer eens bijna in tranen achter Sirius die je nog steeds zo aanbad, ondanks alles wat hij deed of zei wilde rennen om hem iets over zijn mooie onderbroek te vertellen, hield ik je tegen. Weet je het nog, Peter? Laat me los, Remus! Laat me los! Hij kreeg een trap tegen zijn schenen en omdat zijn grip op Peter verminderde, probeerde Peter zijn toverstok te pakken. Doe kalm, probeerde Remus hem te kalmeren. Luister eens, ik zou graag willen dat je iets voor me doet. Zijn humeur was toch niet al te best, vanwege het feit dat het bijna volle maan was en dit gedoe van Peter kwam hem zo ongeveer de keel uit. Iets voor je dn? zei Peter stomverbaasd. Ja, Peter. Als jij ophoudt met mij treiteren, doe ik een goed woordje voor je bij James en Sirius, zodat je altijd bij hen kunt rondhangen. En zij jou eeuwig kunnen plagen, voegde Remus er in gedachten aan toe. Heel even leek Peter na te denken, maar hij had zijn keuze heel snel gemaakt. Ok, we hebben een deal. En daarna vertrok Remus naar de slaapzaal, waar James en Sirius zich bevonden. Ze verklaarden me voor gek, Peter, maar stemden toe. Volgens mij vonden ze het prachtig dat ze nu iemand kregen die tegen hen opkeek. En uiteraard bleef ik ook bij de groep hangen, puur om een oogje in het zeil te houden. Maar naarmate de jaren verstreken, veranderde dat. Ik kreeg een band met Sirius en James, een echte band. En omdat ik zo goed met hen op kon schieten, deed ik ook aardig tegen jou. Je had op het James-en-Sirius gebied doorzettingsvermogen, Peter, dat bewonderde ik. Ergens sloot ik mijn ogen voor je zwakheid en je neiging om met de sterkeren mee te lopen, alleen dingen te doen waar je zelf beter van werd. Nu nog verwijt ik mezelf veel van jouw daden. Als k jouw ware ik onder ogen had durven zien, had ik het misschien kunnen veranderen en was je anders geworden. Wie weet was je dan wel een moedig man geweest, Peter. Over moed gesproken, ik weet nog goed hoe je in ons zesde jaar voor James sprong toen Melvin Bronck, zevendejaars en een gespierde Zwerkbalaanvoerder van Zwadderich, hem wilde aanvallen. Zo Potter, jij denkt dat je heel wat bent, h? schamperde Melvin. Zomaar mijn toverstokje afpakken omdat ik hem richtte op een eerstejaarsje, Klassenoudste. Maar gelukkig is mijn toverstok niet mijn enige wapen. Denk je soms dat ik bang voor je ben, of zo? informeerde James kalm. Als je me met n vuist aanraakt, weet straks de hele school dat jij met een foto van Lily Evers onder je kussen slaapt, Bronck. Een Griffoendor, schaam je jezelf niet? Vuile Melvin hief zijn vuist. Remus hield zijn adem in en siste naar Sirius, die naast hem stond en er woedend uitzag: Ga een docent halen, schiet op. Het kantoor van Slakhoorn is hier vlakbij. Maar protesteerde Sirius, die natuurlijk stond te popelen om Melvin een lesje te leren en samen met James te schitteren in hun rol van helden. Heb ik je ooit wel eens een nutteloos advies gegeven? fluisterde Remus. Snel, Sirius, rennen. Zodra Sirius weg was, haalde Melvin uit. Er klonk een schreeuw, maar die schreeuw was niet van James. Peter was ervoor gesprongen en sloeg net zo hard terug. Hoe durf je? Hij klonk echt gevaarlijk, zo vol van woede en zo trots op zichzelf. Dat is de enige heldendaad die ik me van jou kan herinneren, Peter. Je zag de volgende dag bont en blauw en je miste een paar tanden. James was woedend dat hij niet terug had kunnen slaan, want dat had zijn reputatie kunnen schenden. Het is vreemd dat ik me verder zo weinig over je herinner, Peter. Dit zijn de enige dingen die me bijgebleven zijn uit onze schooltijd. De meeste herinneringen heb ik aan James en Sirius. Hoe kan diezelfde jongen die James beschermde tegen een knul die bijna twee keer zo groot was als hijzelf n van zijn beste vrienden verraden? Je was verlegen, bang, huichelachtig, slecht en alles wat ik maar kan bedenken, maar ik wil zo graag de Peter terug die James beschermde toen Sirius weg was, die jarenlang studeerde om faunaat te worden, die me steunde tijdens de gruwelijke volle maan . Alsjeblieft, Peter, keer terug naar de goede zijde. We hebben je doorzettingsvermogen nodig. Als je terugkomt, ben ik misschien in staat om je te vergeven. Wij zijn de enige twee die nog over zijn, Peter. We moeten elkaar steunen. Ik weet zeker dat je spijt hebt, dat voel ik gewoon. Remus Er werd zacht op de deur van de kamer geklopt en een jonge vrouw met knalroze haar kwam binnen. Haar blik viel op de brief. Nymph Dora, verbeterde ze hem met een glimlach, terwijl ze de brief las. Wat hoor ik, wil je gaan trouwen? Met wie dan? Remus bloosde even, want hij wist dat zij heel goed wist wat hij bedoelde. Ik we je wilt toch wel Ja! zei ze en ze sloeg haar armen om hem heen. O Remus toch, ik dacht dat je het nooit zou vragen. Maar nu blijkt dat je het al gepland had Dora, houd op met plagen, zei hij grinnikend. Had je ook al een datum in gedachten? Zo snel mogelijk, fluisterde Remus, die haar vol op haar lippen kuste. Na de lange kus richtte zijn toekomstige vrouw haar ogen weer op de brief en Remus zag dat er tranen instonden. Dora, wat is er? Wil je toch niet Remus, ik houd van je, fluisterde ze. En van de eigenschappen die ik in je waardeer, is dat je altijd het beste van mensen probeert te denken. Mijn harige probleempje eh, vriendje. Ze lachte even door haar tranen heen. Sorry, zei ze zacht en haar toon werd serieus, maar ik denk dat Peter niet te redden is. Lees je brief nog maar eens na, Remus. Bijna geruisloos verliet ze de kamer. Lang staarde Remus naar de brief en haalde herinneringen op. Hij wist dat Peter geen spijt had, alleen maar medelijden met zichzelf. In de brief stonden holle, loze woorden. Liefde is een woord voor dwazen, fluisterde hij, het was een zin die Perkamentus zo vaak zei. Op die manier klonk het zacht en hoopvol; uit Remus mond klonk het zielig. In de brief kwam naar voren dat hij een dwaas was, een dwaas omdat hij nog in Peter geloofde, in hun vriendschap en hem een kans wilde geven. Ook vriendschap was een vorm van liefde. Hun vriendschap zou nooit meer vriendschap worden; daarvoor was er teveel gebeurd. Hij haalde diep adem, pakte zijn brief en scheurde hem in duizend stukjes. Vervolgens liep hij de kamer uit, waar zijn toekomstige vrouw op hem wachtte. Liefde is een woord voor dwazen, fluisterde hij tegen haar. Dan vind ik het geweldig om een dwaas te zijn, zei ze en de tranen stroomden nog steeds over haar wangen. Laat het achter je, Remus. Maak je leven zoals je in die brief schreef. Sluit het hoofdstuk af. Ik heb de brief verscheurd, zei Remus bijna kalm. Ik kan een nieuw leven beginnen, Dora, een nieuw hoofdstuk, maar dan met twee personen in de hoofdrol. Ik ben er klaar voor. James en Sirius zouden trots op je zijn geweest. Dat weet ik. Er drupte een traan over zijn wang, daarna nog een. Hij voelde haar armen om zich heen en haar tranen vermengden zich met de zijne. Ik heb zoveel verloren, fluisterde hij gesmoord door zijn tranen. Dat weet ik, Remus. Maar ik heb jou gevonden. Ik zal zorgen dat James en Sirius trots op me blijven, ik zal zorgen dat ze niet vergeten worden. Remus, ik houd van je. En voorzichtig kuste ze zijn tranen, terwijl hij zijn armen op haar heensloeg en haar tegen zich aan drukte. Voor altijd. Wat er ook gebeurt, ik blijf van je houden. Ik ook van jou. ----------------------------------- Vivian. Titel: In Haar Hart Auteur: meligmijsje Onderwerp / Zeer korte samenvatting: Ginny raakt in de ban van het dagboek van Tom Riddle. Jullie hebben toch alleen maar geld om tweederangs spullen te kopen. Kom mee Draco, we gaan. Ginny zag de twee blondharige spottende Malfidussen smalend weglopen. Wat mankeerde hun? Veel tijd om erover na te denken kreeg ze niet. Meteen nadat iedereen zijn spullen had gekocht klonk mevrouw Wemel's meestal zo gemoedelijke stem, iets geagiteerder dan normaal: Opschieten, we gaan naar huis. Bijna was het tijd om naar Zweinstein te gaan, eindelijk. Al haar hele leven had ze lijdzaam moeten toezien hoe eerst Charlie, later Bill en vervolgens ook Percy, Fred en George en tot slot ook Ron de Zweinsteinexpress in had gemogen. Jaloers was ze, op alle mooie verhalen. Zeker toen ze vorig jaar een jongen met donker haar, een bril en groene ogen, die toevallig Harry Potter bleek te heten tegenkwam, had ze er alles om willen geven om ook mee te mogen. Wat was hij toch aardig, bescheiden.. Knap? Deze zomer had hij onverwacht 's morgens vroeg voor de deur van hun huis gestaan, en hoe langer hij hier logeerde, des te leuker ze hem begon te vinden. Maar waarom zou ze zich illusies maken? Hij was nota bene een jaar ouder en kon waarschijnlijk ieder meisje krijgen dat hij wou. Daarnaast had hij niet laten zien dat de interesse niet alleen van haar kant kwam. Toch hoopte ze een kansje te maken. Moest ze wel iets zien te doen aan dat gestuntel, ze maakte zich nog onsterfelijk belachelijk. Zo mijmerden haar gedachten rustig voort, terwijl ze werktuigelijk boek na boek overpakte in haar versleten uitziende hutkoffer. Ook een schrift dat er oud uitzag passeerde haar handen. Het leek wel een dagboek, maar dat zou ze op Zweinstein wel uitzoeken. Schouderophalend gooide ze ook deze nonchalant de koffer in. Niet veel later gingen ze de auto in; op naar perron 9 . Onderweg gebeurde weinig opvallends. Hoewel.. Waar waren haar broer en Harry? Ze besloot zich er niet al te druk om te maken, op school zou ze hen vast wel weer zien. Wel vreemd, vond ook Hermelien, met wie ze de coupe deelde. Zelfs bij het sorteren waren ze onvindbaar. Ze zag haar broers en Hermelien voor haar klappen toen ze een Griffoendor werd. Er was een speech, warm en lekker eten en tot slot werd iedereen naar de leerlingenkamer gedirigeerd. Daar waren ze, haar broer en diens beste vriend. Gearriveerd per vliegende auto. Origineel, dat wel, maar haar moeder kennende was die laaiend. Toch was het een hele geruststelling om de twee veilig en wel te zien. Ze kon rustig gaan slapen. De eerste week leek voorbij te vliegen in een waas van nieuwe indrukken en ervaringen. Hoe kan ik dit ooit allemaal onthouden? verzuchtte ze op een dag wanhopig tegen een vriendin. Gelukkig wende het al snel. Ze besloot het schrift, wat ze even had laten rusten, mee te nemen naar de ontbijttafel om het te bestuderen. Ze legde het even naast zich neer om wat eten te pakken. Toen gebeurde het; een onhandige jongen tegenover haar stootte zijn pompoensap om; precies over haar boek natuurlijk. Wat een kluns. Kwaad wilde ze er al wat van zeggen, maar tot haar verbijstering waren de bladzijden niet doorweekt. Opgewonden at ze vlug haar ontbijt op en vloog haast naar de bibliotheek. Ze doopte haar veer in de inkt.. Toen het dagboek bleek te leven, had ze even getwijfeld of het wel te vertrouwen was. Maar de geruststellende woorden, die haar bovendien troostten als ze zich weer wanhopig voelde door de onbereikbaarheid van haar grote held, overtuigden haar al snel dat er geen kwaad in kon steken, en bleef er in doorschrijven. Al haar belevenissen en geheimen werden voor het boek onthuld. Ondanks de griezelige boodschap, die rond kerst op de muur was verschenen: Hoedt u, vijanden van de erfgenaam. Op de een of andere manier werden ook al Hagrids hanen dood gevonden. Waar was zij toen eigenlijk? Ze probeerde het te bedenken. Het voelde of er iets miste, al herinnerde ze zich vaag dat ze wel eens hanenveren op haar gewaad had gevonden. En bloedspetters, die op haar handen waren beland, zonder dat ze wist hoe deze daar kwamen. Onverklaarbare gaten waren er in haar geheugen geraakt. Was ze gek aan het worden? Als in een droom zag ze voor zich hoe ze het boek door het toilet spoelde. Het had toen geleken of ze ontwaakte uit een soort slaap, die haar versuft alles liet doen, alles liet gebeuren. Maar op het moment dat ze voelde dat het boek weer in haar buurt was geraakt, moest ze het pakken. Als door een magneet werd ze erheen getrokken. Maar deze geheimen hield ze voor zich, niemand mocht in haar hart kijken. Zelfs toen Hermelien haar tijdens het eten een keer expliciet vroeg, kon ze het niet opbrengen; niet met Percy in de buurt, die alles toch aan haar ouders zou vertellen en waardoor ze misschien zelfs in de problemen kwam. Alleen die aardige jongen, die Marten Vilijn mocht weten wat haar bezighield. Lieve Marten, ik voel me zo ongelukkig. Het was valentijn vandaag, en ik had speciaal voor hem een gedicht geschreven. Het was toch mooi, zei jij? Toen het werd voorgelezen zag hij eruit of hij me wel kon wurgen en nu pesten mijn broers me er continu mee. Hij ziet me gewoon niet staan op de manier die ik wil. Het lijkt wel of hij mij als een zusje ziet, niet meer dan dat. - Geef het wat tijd, sommige schoonheid heeft tijd nodig voor je het kan waarderen. Jouw moment komt nog wel, je bent intelligent genoeg om je kans op het juiste moment te pakken. Het laatste wat ze merkte was hoe de gedaante van een knappe jongeman oprees uit het dagboek, waar ze talloze malen al haar angsten en onzekerheden aan geuit had. Het sleurde haar mee, de griezelige diepten onder de school in, na haar te hebben een laatste boodschap op de muur te schrijven. Het boek, wat sterker was dan zijzelf, dat zich bleek te hebben gevoed met alle sluimerende geheimen in haar jonge, verliefde hart. ______ Titel: De Rat Auteur: meligmijsje / Vivian Onderwerp / Zeer korte samenvatting: Het levensverhaal van Peter Pippling 'Wil je me vermoorden?' bracht Harry er moeizaam uit terwijl hij de metalen vingers probeerde los te wrikken. 'Nadat ik je leven heb gered? Je staat bij me in het krijt, Wormstaart!' De greep van de zilveren hand verslapte. Langzaam maar zeker verplaatste deze zich van de keel van zijn slachtoffer, naar die van hemzelf. Zijn geschenk, gekregen van Heer Voldemort, keerde zich tegen hem, door zijn ene moment van aarzeling en medelijden. Genadeloos knepen de vingers zijn keel dicht, de beloning voor zijn ontrouw. Nu werd zijn gezicht paars, en rolden zijn waterige ogen in hun kassen. Lucht wilde hij, adem! Het lukte niet.. De vervloekte zilveren hand belette hem om zuurstof zijn longen te laten vullen. Nog een laatste stuiptrekking.. Toen bleef hij roerloos liggen. "Rot op." Een boze stem, die toebehoorde aan een lange en sterk uitziende jongen klonk door de coupe. "Wwie.. ik?" "Zie je iemand anders die ik zou kunnen bedoelen dan?" Een gerriteerde blik, en vervolgens een dreigend gebaar met de toverstaf maakten duidelijk dat het menens was. Voor zijn eigen veiligheid zou hij maar beter een andere coupe zoeken. Onzeker liep de kleine jongen weg. Waarom zou hij ook iets terugzeggen? Ze waren toch sterker dan hem, allemaal. Dan liever een afgang, dan dat hijzelf gewond raakte. Inmiddels was hij bij een volgende wagon aanbeland. Vrolijk gelach klonk door de deur heen. Zal ik het hier proberen? Twijfelend stapte hij naar binnen. Twee jongens met zwart haar waren druk met elkaar in gesprek. Ze schenen hem niet op te merken, evenmin als ze een andere jongen, die bruin haar had, leken te zien. "Mag ik?" "Tuurlijk", klonk het luchtig. Het zelfvertrouwen en de autoriteit straalden duidelijk van hem af, alsof hij niet anders gewend was dan zijn zin te krijgen en de leiding te hebben. Maar dat was best. Zo lang het betekende dat hij geen last had van pestkoppen, zou hij alles doen om maar bij hun te mogen horen. Ze zijn zo cool.. "In je hoeveelste jaar zitten jullie?" "Eerstejaars" Maar ze zijn zo.. zelfverzekerd. "Dus jullie gaan ook gesorteerd worden?" "Ooit een eerstejaars tegengekomen die niet gesorteerd werd?", lachte de jongen die al eerder had geantwoord. Alle drie de jongens grinnikten nu en hijzelf kreeg een kop als vuur. Nee, die jongen met bruine ogen en zwart haar liet zich niet bepaald op zijn kop zitten. "I-ik bedoel," stotterde hij. "Ik ben Peter, en het maakt mij niks uit waar ik terechtkom. Hoe heten jullie en in welke afdeling willen jullie?" "Griffoendor," klonk het uit de mond van de jongen met zwart haar. "Ik heet trouwens James, en daar zitten Sirius -hij wees naar zijn zwartharige vriend- en Remus." "Griffoendor?" protesteerde Sirius nu hevig. "Mijn hele familie zit in Zwadderich. Ze vermoorden me nog!" Oke, dit kan nuttig worden. Misschien kan ik ze te vriend houden, dan heb ik van geen enkele pestkop meer last. En die James zal dan ook wel niet al teveel kwaad meer doen. Enkele uren later waren ze ingedeeld, waarbij het zo uitkwam dat ze alle 4 -als enigste jongens- in Griffoendor belandden. Het kleine aantal zorgde voor een hechte band tussen de vier, waarbij niemand geheimen voor elkaar had. Altijd hielpen ze elkaar en haalden ze samen veel streken uit. Zo kon het gebeuren dat Remus' probleem niet onopgemerkt bleef, en James per se iets moest verzinnen om het lijden van zijn vriend dragelijker te maken. "Faunaten gaan we worden." "Maar dat lukt ons nooit," piepte Peter. "Geen zorgen Peter, met ons talent kan zelfs jij het leren." Hij bloosde hevig. Nee, James had hem niet echt gespaard, iedere keer weer, maar hij had maar te slikken. Als Griffoendor zonder vrienden zou hij zelfs voor de Huffelpufs een makkelijk mikpunt zijn. Gelukkig was er niks fout gegaan en waren ze -na enige moeite- alle drie Faunaten. Een hert, een hond en een rat. De laatste jaren op Zweinstein gingen als in een vogelvlucht voorbij. Met een handvol P.U.I.S.T.E.N. zocht hij een baan- waarbij hij enkele jaren later tegen een oude bekende aanliep. Severus Sneep, een vroeger doelwit van hem en de rest van de Sluipers, die hem overhaalde om op een donkere avond naar een afgelegen plek gekomen. Goud was hem beloofd, en de bescherming tegen een duistere macht die komen ging. "Dus dit is de persoon die de Potters in de gaten kan houden?" sprak een hoge, kille stem die Peter de haren recht overeind deed staan. "Ma- maar er was niet gezegd dat i-ik.." Moest hij zijn vroegere beschermers nou verraden? "Kom toch," sprak zijn vroegere grootste vijand. "Zo goed waren ze toch niet voor je? Ga nou niet zeggen dat je je nooit ergerde als hun grappen weer eens ten koste van jou waren! Ze hebben je zwaar onderschat- of overschat ik je nu?" "Je kan hem maar beter niet overschat hebben, als hij tenminste wil blijven leven." Peter slikte moeizaam. "Goed dan.. ggoed- ik ddoe het. M-mag ik nu gaan?" Hij sidderde. Nog nooit in zijn hele leven had hij zich zo bedreigd en verloren gevoeld. "Je zal er geen spijt van hebben. Ga maar, de Heer zal je rijkelijk belonen." Nog geen half jaar later was het, dat James bij hem aanklopte. Hij had te horen gekregen dat Voldemort naar hen op zoek was, en of hij hun Geheimhouder wilde zijn. Nog nooit had hij van de Fideliusbezwering -die hiervoor nodig was- gehoord, waarbij de informatie, zoals James uitlegde, op magische wijze verborgen werd in een persoon. Vaag drong opnieuw een schuldgevoel zich aan hem op. Moest hij nou letterlijk over het leven van deze mensen beslissen? Maar denkend aan wat hem die ene avond gezegd was schudde hij het van zich af- hij mocht toch zijn eigen leven wel redden? Voor een zoveelste keer werd hij bij zijn nieuwe meester geroepen. Alsof hij voelde dat hij nu meer kon betekenen -misschien was dat ook wel zo- werd Peter nu om meer informatie gevraagd. Aarzelend en stotterend probeerde hij het te vertellen, maar iets hield hem tegen; de angst om de enige mensen die hem geaccepteerd hadden kwijt te raken? De toverstaf van Voldemort wees recht op zijn hart, nu had hij geen keus meer. Snikkend en trillend verliet hij de plek des onheils, in de wetenschap dat hij nog een keer de mensen wiens leven hij zojuist in handen van hun ergste vijand had gelegd onder ogen zou moeten komen. Met een vrolijk masker dat nauwelijks zijn pijn kon verbergen liep hij, dagen later, de Halvemaanstraat in, om er als gebroken vandaan te gaan. Weg wilde hij nu, weg, weg van die verschrikkelijke plek. Maar hij mocht niet, hij had zijn orders. Eens toen het gebeurd was -zijn voormalige vriend vermoord- hield hij het niet langer uit. Met alleen de kleren die hij aan had als baggage vertrok hij, te voet. Nee, dat kon niet. Niemand kon hem zo makkelijk vinden, toch? En toch klonk het ronkende motorgeluid dat vanuit de lucht scheen te komen hem te bekend in de oren. Oke.. Dan deel twee van het plan maar. Snel handelen nu. "Lily en James, Sirius hoe kon je?" Sirius had hem haast in een hoek gedreven en scheen nauwelijks te beseffen wat hij zei, terwijl hijzelf een mes had gegrepen. De groene straal van een alles verwoestende vloek flitste door de lucht, terwijl tegelijk een vinger die eens aan een lichaam had toebehoord, nu als een nutteloos los lichaamsdeel op de grond viel en de man die er eerder had gestaan plotseling verdwenen was. Een knal, veroorzaakt door het opblazen van een halve straat en brug, weerklonk, het perfecte moment om als rat de vlucht te nemen. Het riool in, en vooral niet op of om kijken. Na weken van omzwerven zag hij een schots en scheef huis, wat alleen door magie aan elkaar leek te kunnen blijven. Achter een roodharige man aan. Na enige jaren had hij binnen het gezin Wemel een plekje als huisrat weten te bewerkstelligen. Hij mocht niet klagen: altijd eten, aandacht en een dak boven zijn hoofd. En daarbij bleef hij op de hoogte van het tovenaarsnieuws. Hij kon zelfs mee naar Zweinstein, eerst met Percy en toen later ook Ron daarheen ging, met Ron. Een veiliger plek was er niet, niemand kon immers zomaar het kasteel binnendringen? Zeker geen in Azkaban zittende ex-vriend die voor moordenaar werd aangezien. Hij had zo zijn comfort, ook toen de familie naar Egypte ging mocht hij mee. Dat was accuut over toen hij daarvan terugkwam. "Sirius Zwarts ontsnapt," kopte de Ochtendprofeet. Nee, niet hij. Hij zal me zoeken, me vermoorden. En dankzij die foto die vanwege de prijs die de Wemels hadden gewonnen was gemaakt weet hij waar hij moet zijn. De angst sloeg de bange rat om het hart. En als klap op de vuurpijl werd hij nog aangevallen ook, toen ze naar de Wegisweg gingen. Ik moet ontsnappen. Die kat zal me daarbij helpen, of ze het nou wil of niet. Langzamerhand ontstond een plan in zijn hoofd. Het moest lijken of de kat hem te grazen had genomen. De weken gingen voorbij, waarbij de grond hem echt te heet onder de voeten werd toen zijn grootste vijand de slaapzaal was binnengedrongen. Nu moest hij gaan. Voor het te laat was. Na een heleboel omzwervingen belandde hij opnieuw in het borstzakje van zijn 'baasje'. Mislukt was zijn plan, faliekant mislukt. Alleen dankzij nota bene de zoon van James en Remus zn harige probleem had hij het overleefd en ontsnapte hij. Maar ze wisten het. Nou, niks aan te doen dan maar. Dan beter zijn oude meester zoeken, alleen hij kon nog voorkomen dat hem erger te wachten stond. "..En als je dat bij elkaar hebt gezocht is het enige wat je hoeft te geven je rechterhand. Geloof me, ik zal je rijkelijk belonen." "K-kan je niet i-iemand anders..?" stotterde hij. "Ik heb al zo lang gewacht, op hem. Die paar maanden dat ik nu nog geduld moet hebben zijn echt niets. Wormstaart, ik heb mijn keus gemaakt." Het was nacht. Twee jongens struikelden een donker kerkhof op. "Dood de tweede." "Avada Kedavra!" klonk het uit de mond van een dooddoener naast hem. Een groene straal licht spoot uit de toverstok en boorde zich in de borst van de jongen zonder bril en litteken, die als door de bliksem getroffen in elkaar zakte. Nu was het zijn beurt. Hij, Peter, moest de ander vastbinden, wat hij dan ook vlug en handig deed. "Jij!" Maar hij negeerde het. Zijn aandeel in het plan moest slagen, opdat hij zijn beloning zou ontvangen. En dat deed het ook. Heer Voldemort stapte, zo goed als nieuw, uit de ketel om in een duel rechtstreeks af te kunnen rekenen met zijn grootste vijand en hemzelf met zijn toverstok -de door hem gevonden toverstok!- een gloednieuwe hand te geven. Plotseling was er verwarring. De jongen vluchtte, en niemand was bij machte hem te grijpen. Nu moest hij zich op de vlakte houden, voordat zijn geheim uitkwam. Severus' huis werd zijn toevluchtsoord, al smeekte hij wanhopig om een andere plek. Een slaaf van hem zou hij worden, niks meer dan een knechtje. Zijn vermoeden bleek te kloppen, nog beter dan hij had gevreesd. "Jij wilde zo graag een andere plek?" klonk een hoge, kille en venijnige stem jaren later. "Je gaat de Malfidussen gezelschap houden, zodat zij het iets rustiger hebben. Er zijn wat mensen die bewaakt moeten worden." "H-heer.." Nadat bijna twaalf maanden voorbij waren gegaan daalde Peter voor een zoveelste af naar de kelder van de villa van de Malfidussen. Potter was nu alsnog gevangengenomen door dooddoeners die wel buitenshuis mochten komen en hij had de ondankbare taak om controleren of alles in orde was. Aarzelend opende hij de deur en raakte onmiddelijk verwikkeld in een worsteling... ----------------------------------- Lily_Evans Titel; Alles voor hem. Auteur; Lily_Evans Onderwerp/zeer korte samenvatting; Over hoe Ginny zich voelde toen Harry weg was. Alles voor hem Nog voor de haan kraaide, stond Ginny al naast haar bed. Zoals elke ochtend keek ze in de spiegel, kamde ze haar haar, en poetste haar tanden. Ze liep in haar pyama naar de badkamer om daar te douchen. Terwijl haar haar nog nat was, liep ze haar kamer weer binnen. Nee, ze had geen zin om haar stok te pakken om haar haar te drogen. Ze had tegenwoordig haast nergens meer zin in. Ginny stuurde elke dag brieven, maar natuurlijk kon de oude Egidius hem niet vinden. Hij, degene die ze op dit moment zo hard nodig had. Maarja, de wereld had hem ook nodig. Aan het ontbijt had ze na n hap al geen honger meer. Jammer dan, dan moest ze maar wachten op het avondeten. Ze dagdroomde, en als ze in slaap viel, dan droomde ze. Over hem. Hij die er altijd voor haar was. Hij die haar aan het lachen kon maken, aan het denken kon zetten. Ze had altijd al een grote zwak voor hem gehad. Maarja, hij zag haar nooit eerder staan. Tot een paar maanden geleden. Ze hadden gezoend, ze hadden fijne maanden gehad. Ginny had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. Maar als ze het nu probeerde terug te krijgen, voelde ze met dat gevoel, heel veel pijn. Ginny zat buiten in een stoel. De zon scheen op haar gezicht en ze had haar ogen dicht. Zou hij nu aan haar denken? Zou hij net zo veel voor haar voelen als zij voor hem? Ze snapte maar al te goed waarom hij weg was gegaan zonder haar. Ze had niet gehuild, niet geschreeuwd. Ze had zelfs niet gevraagd waarom. Nee, ze had zijn besluit geaccepteerd en meegenomen naar huis. Toch zat het haar niet lekker. Zou hij iemand anders ontmoeten op haar reis? Nee, hij zou haar wel trouw blijven. Dat wist ze zeker. Een glimlach speelde met haar mond. Heel even. Ze kon zijn stem haast horen, ze kon zijn armen haast stevig om zich heen voelen. Maar het was niet wat ze wou. Ze wou zijn stem horen, en ze wou zijn armen stevig om zich heen voelen. Maar dat mocht nou niet. Ginny wou niet terug naar Zweinstein, maar ze wist dat ze moest. Misschien zou ze teruggaan. Misschien. Maar dan zou ze niet teruggaan voor zichzelf. Nee, voor hem. Alleen voor hem. Alles voor hem. Ze wist zeker dat hij terug zou komen, voor haar. Dat hij haar zou zeggen dat alles goed zou komen. Hij zou terugkomen. Dat wist ze zeker. Hij zou terugkomen. Alleen voor haar. Alles voor haar. Ze voelde zich alleen zonder hem. Ze had hem zo hard nodig. Ze wou niet alleen zijn. Haar broer was even terug geweest, maar daar had ze niet veel aan gehad. Ze wou hem. Ginny lag op haar bed, en luisterde naar de geluiden van het huis. Een zachte plop, net buiten Het Nest. Ze besteedde er geen aandacht aan. Dat gebeurde wel vaker zo rond deze tijd. Dan kwamen de leden van de Orde eten. En vlak daarna gingen ze weer weg. Lily hoorde haar moeder schreeuwen. Ok, dat was niet normaal. Ze hoorde zijn stem. Ze wist het zeker. Zwak, zacht, maar hij was het. Ze nam niet de moeite om uit het raam te kijken, maar rende meteen naar beneden. Daar stond hij, gehavend, met kleerscheuren. Maar hij stond er. Ginny kon haar ogen niet geloven. Al die tijd had ze op hem gewacht, naar hem verlangd, en nu stond hij daar. Ze liep zachtjes op hem af. Met grote ogen keek ze naar hem. En hij keek terug, met een scheef lachje. Ze raakte zachtjes zijn wang aan. Ja, hij stond hier echt, hij was hier echt. Samen met Ron en Hermelien. Ze kuste hem zachtjes op zijn gescheurde llippen. Hij was hier. Hij zou er nu voor haar zijn. En zij voor hem. Alles voor hem. ----------------------------------- Annaaa Titel: Ik weet dat ik blij moet zijn Auteur: Annaaa Onderwerp: Een Ron/Harry en een Hedwig/Koekeroekus. Ik weet dat ik blij moet zijn Ik keek verbaasd naar mijn baasje. Zijn rode haar hing ongewassen en ongekamd voor zijn gezicht. Ik wou naar hem toe hippen, maar ik deed het niet. Zijn hand trilde, je zag zijn aders als hij bewoog. De pen die hij te stevig vasthield drukte hij tegen het halfvolle papier. Hij gebruikte de rug van zijn hand om zijn haar weg te vegen. Hij keek uit het raam, met zijn vuist tegen zijn voorhoofd gedrukt, alsof de hoofdpijn erdoor minder zou worden. Nee, ik hipte niet naar hem toe. Ik wachtte. Het was donker in de kamer, er hing een vieze, ongewassen geur. Mijn baasje had zich al dagen niet gewassen, weken misschien. Ik wist het niet meer. Hij liet me niet meer uit. Ik tikte met mijn snavel tevergeefs tegen het raam. Hij zag me niet eens. Ik wou hem niet storen, dus ik vloog niet naar hem toe, ik maakte geen geluid. Het kwam niet veel voor dat ik stil was. Maar hij merkte het niet. Ik wou zo graag uit. Ik wou naar de gene van wie ik hield. Ik wou een brief naar ze brengen, zodat ik haar weer kon zien. Haar, met haar mooie, sneeuwwitte veren en haar zwarte kraalogen die dwars door me heen keken. Haar ogen die me zo rustig maakten, die ervoor zorgden dat ik alles op een rijtje had. Ik rilde. Ik wou hem graag helpen, maar wat kon ik doen? Sinds ik terug kwam van mijn reisje naar haar was het al zo geweest. Ervoor was hij vrolijk. Hij las mijn brief. Maar toen sloeg hij door. Hij had alles uit de kamer gehaald en er mee lopen gooien. Ik was zo bang geweest. Het werd beter. Na een hoop geschreeuw ging hij in bed liggen, en bleef daar zo dagen en weken liggen. En nu was hij eruit. Hij was uit bed gekomen, een papier en pen gepakt, en gaan schrijven. Hij had niets gezegd, geen grom gelaten. Ik had rusteloos naar hem gekeken. Dat had ik ook weleens gedaan als hij in bed lag. Dan hupte ik heel voorzichtig naar hem toe. Maar er was iets geks. Hij had nog niet gehuild, zie je. Mijn vorige baasje huilde als hem wat dwars zat. Dat deed dat meisje met die bruine krullen ook. En de familie van mijn baasje. Het baasje van mijn lieveling. Mijn baasje normaal ook. Maar nu niet. Op dit moment staarde hij alleen maar naar de brief. Hij kon het niet, las ik in zijn ogen. Hij legde zijn pen neer. Vreemd genoeg leek hij recht in mijn ogen te kijken. Hij schudde zijn hoofd en pakte zijn pen weer. Hij schreef wel een half uur, gooide iets weg, en begon weer te schrijven. Uiteindelijk bond hij de brief om mijn pootje, om hem er weer af te halen en een nieuwe brief te gaan schrijven. Na ongeveer een uur vloog ik dan eindelijk met een brief om mijn pootje naar de volgende eigenaar van deze brief. Harry Potter. En eindelijk zou ik mijn liefste weer zien. Ik vloog door het raam naar binnen in de Ligusterlaan en ging regelrecht op Hedwig af. Ik begon haar te zoenen, voor zo ver dat kon met snavels. Hedwig, ik heb je zo gemist! kraste ik. Oeh, Koe, ik hou van je! kraste ze terug. Harry aaide me over mijn bol en brabbelde iets in mensentaal. Hij begon toen de brief te lezen. Baasje had er heel veel werk aan gehad, dus ik keek verwachtingsvol naar Harry, om te kijken wat hij er van vond. Maar met elke zin werd hij witter en toen hij hem uit had stond zijn gezicht woedend en verward. Hij greep me opeens in mijn nekvel en probeerde me uit het raam te gooien. Nee! Hedwig, schat! Ga niet weg, blijf bij me, Koe! De stem van Hedwig smeekte me. Ik laat je nooit- Ik werd onderbroken door Harry die begon te schreeuwen in mensentaal, nit in de steek! maakte ik mijn zin af, voor ik zo hard het raam uit werd gegooid dat ik niet kon stoppen met vallen en het me niet lukte om te vliegen. Hedwig, ik hou van je. Dacht ik zo hard ik kon, voor ik te pletter viel. En toen was alles zwart. De sneeuwwitte uil keek omlaag, en ze zag haar geliefde, de uil van wie ze altijd zou blijven houden. Een traan viel omlaag uit haar oog en ze sloot haar ogen, om zich over te geven aan haar verdriet. De jongen met pikzwart haar zat op zijn bed, met zijn handen in zijn haar. Hij zat te mompelen en zijn handen masseerden zijn hoofd. Zijn schouders begonnen te schokken van de tranen, die na al de woede voor de vriend die hem bij elke knuffel bedrogen had, eindelijk kwamen door de schokkende gedachte dat hij er nooit meer n zal krijgen. Lieve Harry, Ten eerste wil ik zeggen dat het me spijt, het spijt me echt ontzettend. Ik weet dat ik moest antwoorden toen je zei dat je met Ginny ging trouwen. Ik weet dat ik blij moet zijn omdat je met Ginny gaat trouwen. Ik weet dat ik blij moet zijn als jij gelukkig bent. Ik weet dat ik blij moet zijn dat jij niet in deze hel zit waar ik nu in zit. Maar de waarheid is dat ik van jou, Harry. En nee, niet op de vriendschappelijke manier. Weet je nog dat ik jaloers was toen je met Cho had gezoend? Dat was niet omdat jij al gezoend had en ik niet. Dat was omdat ik jaloers was op haar. En toen wist ik. Ik weet dat je nu boos op me bent en me nooit meer wilt zien, en daarom vertrek ik. Je zult me nooit meer zien, ik beloof het je met heel mijn hart. Al mijn liefde, Ron ----------------------------------- miss_sweet Titel: Love can be magic but magic can just be an illusion Auteur: miss_sweet Onderwerp: James Potter/Lily Evans/Severus Snape Hoi lieve FFlezers, Ik heb na een lange periode weer eens wat geschreven. Het is een one-shot omdat ik niet de tijd heb om het uit te werken tot een hele fanfic, dus heb ik het ingekort tot dit. Het gaat over James liefde voor Lily, en Severus liefde voor Lily. Mijn favo onderwerp is nog steeds L/J, maar L/S is ook heel mooi, vandaar heb ik de twee ships verwerkt in deze one-shot. Laat me zeker weten wat jullie ervan vinden na het gelezen te hebben. Het moedigt me altijd aan om meer te schrijven. Veel leesplezier <3 _______________________________ Love can be magic but magic can just be an illusion If you love someone, let them go. If they return to you, it was meant to be. If they don't, their love was never yours to begin with. Wil je met me trouwen? Ongelovig slaat ze een hand voor haar mond terwijl ze toekijkt hoe hij op n knie gaat zitten en haar een prachtige ring voorhoudt. Dus dit was de reden dat hij haar deze avond terugbracht naar Zweinstein, op hn plekje en tegelijkertijd het meest romantische plekje van de school waar ze nog maar een jaar geleden hadden afgestudeerd, de Noordertoren. Een vallende ster maakt het plaatje helemaal compleet, maar geen van beide heeft daar aandacht voor. James kijkt Lily met een stralende glimlach aan en het licht van de maan dat op hem schijnt, maakt hem nog aantrekkelijker en een beetje mysterieus. Niet in staat iets uit te brengen, knikt ze en steekt een lichtjes trillende hand uit. Ja. fluistert ze. Hij schuift de ring aan haar vinger en drukt er een kusje op. Zijn glimlach wordt nog breder en voor hij het goed en wel beseft, vliegt Lils hem om de nek. Hij lacht zachtjes en gaat met zijn hand door haar vuurrode, golvende haar. Hij ruikt de bloesemachtige geur die hem altijd bedwelmt als ze hem knuffelt en beseft dat deze dag, vooral avond, voor altijd in zijn geheugen geprent zal zijn Een hele eind van dit sprookjesachtig gebeuren zit een jongen met zwart haar aan zijn bureau. Zenuwachtig trommelt hij met zijn vingers op het bureaublad, terwijl hij aan de andere kant wel kan springen van opwinding. Weken, zelfs maanden, had hij deze dag gepland en vandaag zou hij eindelijk zijn droom waar maken. Vandaag zou het d avond zijn dat hij Lily zijn ware gevoelens gaat vertellen. Voor de zoveelste keer die avond, trekt hij diezelfde lade open, en haalt daar een doosje uit. Liefkozend streelt hij over het fluweelachtige stof van het doosje en doet het voorzichtig open. Hij haalt de ring eruit en houdt hem in de palm van zijn hand. Het kleine, groene steentje aan de ring blinkt in de licht van het nachtlampje en Severus weet dat het haar prachtig zal staan. De groene kleur zal perfect bij haar betoverende ogen passen. Je zou haast denken dat hij overhaast te werk gaat, maar deze ring heeft hij al maanden geleden gekocht in een klein winkeltje in Zweinsveld. De man in de winkel verzekerde hem ervan dat geen enkele vrouw zou kunnen weigeren bij het zien van deze ring, en hij twijfelde geen seconde om die ring te kopen en zijn laatste kleine beetje geld uit te geven. Zijn halve leven heeft hij Lily gekend en nu hij haar eindelijk gaat vertellen dat hij van haar houdt, wil hij zo snel mogelijk laten weten dat hij ook bereidt is om met haar zijn leven te delen - dat dit altijd al zijn levensdoel is geweest. Achttien jaar is een jonge leeftijd om te trouwen, maar Severus wil geen seconde langer wachten. Hoe meer hij denkt, hoe meer hij spijt begint te krijgen dat hij deze stap niet eerder heeft genomen. Maar hij beseft tegelijkertijd dat hij toen de kans niet had omdat Lily met James ging, ze hart brak zijn hart en hij had zich dagen in zijn kamer opgesloten met de smoes dat hij ziek was. Maar twee dagen geleden kwam ze huilend zijn kamer binnen dat het voorbij was, gedaan, dat ze James nooit meer wou zien. Hij had moeite moeten doen om zijn brede glimlach te verbergen en vroeg haast ongeduldig wat er was gebeurd. Zijn geluk kon niet op toen hij hoorde, hoe Lils, toen ze die dag thuiskwam James in de woonkamer trof zoenend met een andere vrouw, Alyssa. Hij vond altijd al dat James haar niet verdiende, hij was voor geen haar te vertrouwen. En nu was Lily daar ook al achter. Hij vond het wel jammer dat ze snel al wegging en hij heeft al twee dagen niks van haar gehoord. Hij heeft haar zelf ook een tijdje met rust gelaten, zodat ze over haar verdriet heen zou zijn, die tijd heeft hij genomen om te bedenken wat zijn volgende stap zou zijn om Lily voor zich te winnen. En toen kwam hij met het geniale idee om haar eindelijk over zijn gevoelens voor haar te vertellen en als ze hetzelfde voelde, waar hij van overtuigd is, dan zou hij haar de ring laten zien en haar ten huwelijk vragen. In die twee dagen zou ze vast wel over James zijn, daar is hij wel zeker van. Ze heeft eigenlijk altijd van hem gehouden maar geen van beide durfde de eerste stap te zetten, en toen kwam James nog eens alles verpesten. Maar nu is Potter verleden tijd. In de Noordertoren van Zweinstein vieren Lily en James hun verloving met een kleine picknick onder de sterrenhemel. James had voor alles gezorgd; een deken, elvenwijn, twee glazen. Hij wou dit de perfecte avond maken voor de perfecte vrouw waar hij van plan is zijn leven mee te delen. Ze ligt knusjes tegen zijn benen aan en staart naar de honderden fonkelende sterren en doet een kleine poging om ze te tellen. Lily weet nog hoe haar vrienden haar altijd plaagden telkens ze op een heldere avond buiten naar de sterrenhemel staarde en de sterren begon te tellen, iets wat onmogelijk was. Maar Lily houdt van het onmogelijke, ze houdt wel van een uitdaging. Ze voelt hoe James een vinger onder haar kin plaatst, zachtjes dwingend haar hoofd naar zich keert, en een zachte, tedere kus op haar lippen plaatst, die al snel verandert in een intense zoen. James legt een hand op haar rug, terwijl hij met zijn andere hand lichtjes op haar schouder duwt zodat ze uiteindelijk op het deken komt te liggen. Lily verbreekt de zoen en kijkt op in zijn ogen als hij boven op haar komt te liggen. James grijnst lichtjes en streelt haar wang voordat hij haar weer kust. Maar het moment wordt al snel door Lily verbroken als ze beseft dat ze allang thuis had moeten zijn. Na de ruzie met James was ze terug bij haar ouders ingetrokken. Maar gelukkig was dat al snel opgelost toen de waarheid aan het licht kwam. James zou haar nooit bedriegen, maar dat wist ze toen niet, ze was verblind door woede en verdriet. Die vrouw was al sinds hun eerste jaar op Zweinstein geobsedeerd door James, en haar laatste poging om hem voor zich te winnen was door hem stiekem liefdesdrank toe te dienen. Lily kan nog steeds niet geloven hoe dom Alyssa was om het lege flesje liefdesdrank in hun vuilnisbak te gooien, dat dus rechtstreeks bewijs was. Ze was zo opgelucht en blij geweest dat ze James meteen had vergeven en vandaag zou ze weer bij hem intrekken. Ik moet mijn spullen nog ophalen thuis voordat mijn ouders gaan slapen. zegt Lily, terwijl ze glimlachend James van zich afduwt. Met een schattig pruillipje kijkt hij haar semi-verontwaardigd aan maar stemt in als hij beseft dat hij straks Lily helemaal voor zich heeft. James staat op en trekt haar overeind, waarbij hij haar nog eventjes knuffelt. Ze ruimen alles op en haasten zich naar het huis van Lilys ouders. Ze heeft nog maar net de deur geopend als de telefoon overgaat. James kijkt verschrikt op, hij heeft nog steeds moeite met die dreuzelapparatuur. Lily glimlacht eventjes. Het is de telefoon. Doe alsof je thuis bent, ik ben zo terug. James knikt en gaat naar de woonkamer terwijl Lily in de gang de telefoon opneemt. Ze is blij Severus stem weer eens te horen. Nadat ze hem verteld had van de ruzie met James had ze hem niet meer gesproken. Ze had het te druk gehad omdat James allerlei romantische uitstapjes had gepland om het weer goed te maken, met als kers op de taart, hun verloving vanavond. Ze moet meteen weer glunderen als ze daaraan denkt. Sev! Ik ben zo blij dat ik je weer eens hoor. Ik heb heel goed nieuws dat ik je moet vertellen! Lily wil al uitgebreid beginnen vertellen dat alles weer is opgelost met James, maar ze krijgt de kans er niet voor. Hij vraagt of ze nu naar hem kan komen en dat het dringend is. En dan kan ze hem meteen persoonlijk ook haar goede nieuws vertellen. Lily stemt meteen in, ze hoopt dat er niet weer een conflict is met zijn ouders. Ze legt de hoorn op de haak en stapt de woonkamer binnen waar James bij haar ouders zit. Sorry, schat. Ik moet weg. Severus moet me dringend spreken. zegt ze haastig. Maar ik zal zo snel mogelijk proberen terug te keren, ondertussen kan je misschien blijven als je dat wilt. Ze richt zich tot haar ouders en glimlacht. Tot straks. James verbergt zijn teleurstelling. Hij wou een speciale avond met Lily, maar als dit belangrijk is voor haar, dan is dat ook belangrijk voor hem. Ik ging James net mijn verzameling postzegels laten zien. zegt haar vader met zijn diepe stem. Dus doe maar rustig. James is van harte welkome hier. James glimlacht dankbaar en geeft een duwtje in haar rug. Maak dat je wegkomt. zegt hij met een knipoog. Ze lacht eventjes en trekt haar jas aan voordat ze verdwijnselt naar Severus huis, benieuwd maar toch ook bezorgd naar wat het is dat hij zo dringend moet bespreken. Maar ze is ook blij dat ze haar beste vriend als eerste het nieuws kan vertellen over haar verloving. Doordat ze zich had moeten haasten heeft ze zelfs niet de kans gekregen om het haar ouders te vertellen. Met een plopje verschijnt ze in de kamer van Severus en ziet hoe hij meteen geschrokken een lade dichtslaat. Euh, ik- Ik had je niet zo snel verwacht. zegt hij met een nerveus glimlachje. Lils lacht en schudt haar hoofd. Natuurlijk wel. glimlacht ze. Ik heb je al een tijdje niet meer gezien en ik wou me daarvoor verontschuldigen. Ik heb het nogal druk gehad de laatste twee dagen. zegt ze naar waarheid en ploft neer op zijn bed terwijl ze naar Sev kijkt die op zijn bureaustoel zit. Zijn ogen lichten meteen op. Ze heeft het druk gehad dus ze heeft haar gedachten kunnen verzetten en is over James heen! Ze lijkt ook zo gelukkig en straalt helemaal. Hij is tevreden dat hij de juiste timing heeft gekozen om te zeggen wat hij al zolang in zijn hart meedraagt. Maar dan herinnert hij zich dat Lily ook goed nieuws had. Dus vertel wat is er aan de hand? vraagt ze lief. Nou euh- Misschien dat hij haar eerst vraagt wat zij voor goed nieuws heeft. Dan lijkt zijn nieuws dubbel zo goed. Eerst jij. zegt hij met een grijnsje. Wat is het goede nieuws? Lilys glimlach wordt nog breder en haar ogen fonkelen. Severus staart haar betoverd aan en hoort maar half wat ze zegt. Ik ben verloofd. zegt ze stralend en steekt haar hand met ring uit. Het duurt even tot de woorden tot hem doordringen en Severus voelt de moed in zijn schoenen zakken. Ze is verloofd? Hij duwt onbewust zijn nagels in zijn handpalm en probeert zich te beheersen. Me-Met wie? vraagt hij, dwingend zijn emoties onder controle te houden. Lils lacht. Met James natuurlijk, gekkie. Dat was het goede nieuws, we hebben weer bijgelegd. Lily verteld het hele verhaal, maar hij hoort haar niet meer. Zijn hoofd lijkt verdoofd en hij voelt een grote drang om iets kapot te slaan. Hij kijkt pas op als ze zijn naam zegt. Sev? Hmm Ik vroeg wat jij te vertellen had dat zo dringend was. herhaalt ze haar vraag. Oh dat... mompelt hij, terwijl hij met moeite opstaat, en hij heeft daar meteen al spijt van als het lijkt dat zijn benen het gaan begeven. Snel gaat hij naast Lils zitten voordat ze het opmerkt en kijkt in die wondermooie groene ogen. Hij zwijgt en denkt na. Hij kan het haar niet aandoen. Hij kan haar geluk niet verbreken door haar nu mee te delen dat hij van haar houdt, dat hij altijd van haar gehouden heeft. Hij wil haar gelukkig zien. Hij wil haar niet opschepen met deze last. Hij wil het niet. Hij kan het niet. Gefeliciteerd met je verloving. fluistert hij bijna onhoorbaar, en voelt zijn hart breken. Het enige lichtpuntje in zijn leven heeft zijn hoop aan diggelen geslagen. Meer dan ooit beseft hij dat zijn leven geen nut heeft, geen enkele doel. ----------------------------------- HermelienGriffel Titel: Een vrijgezellenfeest en een bruiloft. Auteur: HermelienGriffel Onderwerp: Harry/Ginny Harry zit samen met Ron, George, Marcel, Daan, Simon en nog veel meer vrienden en (mannelijke) leden van de Orde in de Lekke Ketel. Ze hadden net allemaal een borrel voor zich. Op Harry! proostte Ron, en iedereen deed mee. Dank je wel, Ron zei Harry, toen de anderen met elkaar stonden te praten. Het was een gezellig middag. Ach het was niet zei Ron schouderophalend. Daan, Simon en Marcel hebben me ook geholpen. Oh zei Harry, vandaar het karten. Ja zei Ron, ik had geen idee wat het was, maar het was in ieder geval wel erg leuk, alleen was het soms best moeilijk om die kart te besturen. Ondertussen waren Ginny en Hermelien met hun vriendinnen en anderen in het caf van madame Rosmerta. Hermelien had voor Ginny een vrijgezellenfeest georganiseerd. Ze waren eerst gezellig met elkaar naar een dreuzel winkelcentrum geweest, daarna zijn ze naar een soort cursus geweest, waar ze leerden pottenbakken. Hermelien had speciaal voor Ginny een aantal dreuzelactiviteiten georganiseerd omdat ze wist dat Ginny dat leuk vond. Ook de andere dames van de groep hadden het erg leuk gevonden. Dank je wel, Hermelienzei Ginny en omhelsde haar beste vriendin. Ik vond de middag erg leuk en ik wist niet dat dreuzels zulke leuke activiteiten hadden. Tja, ik moest toch wat verzinnen voor je vrijgezellenfeest! zei Hermelien lachend. Vanaf morgen zit je voorgoed vast aan Harry! Ik houd nog wel tijd over voor mijn vriendinnen hoor zegt Ginny lachend. Gelukkig zei Hermelien lachend. Harry en Ron waren alweer in het Nest aangekomen en zaten nog wat te praten over de geslaagde dag. Ze wachten op hun dames. Toen ze een half uur zaten te praten zagen ze dat Ginny en Hermelien waren gearriveerd. Heey zei Ginny terwijl ze naar Harry loopt en hem kust. Hallo zei Ron, terwijl Hermelien hem omhelst en hem een kus geeft. Harry en Ginny waren weer samen in de stoel gaan zitten waar Harry eerst in zaten. Hoe was je dag, schat? vraagt Harry. Erg leuk, we hebben allemaal dreuzelactiviteiten gedaan zei Ginny enthousiast. En jij? Wij hebben gekart, we hebben geklommen en zijn daarna naar de Lekke Ketel gegaan, waar we een erg leuk feestje hebben gebouwd. En was je middag geslaagd vraagt Ron zacht aan Hermelien. Ja antwoord die, het was erg gezellig, en hoe was jou middag met de jongens? Ook erg leuk zei Ron, die een gaap onderdrukte. Kom op, zei Harry die het zag, Ik denk dat het tijd is om te gaan slapen, het is morgen een belangrijke dag. Dat is het zeker zei Ginny glimlachend voordat ze afscheid nam van Harry. Harry gaf Ginny een kus die ze beantwoorden. Ze zouden vannacht niet bij elkaar slapen omdat Ginny zich morgenvroeg al moest voorbereiden op haar bruiloft. De volgende ochtend was Ginny al vroeg wakker. Ze maakte Hermelien wakker, die voor deze keer nog eens bij haar op de kamer sliep, in plaats van bij Ron. Herms zei Ginny slaperig, op staan! Wat is er? vroeg Hermelien ook slaperig. IKGA TROUWEN!!! riep Ginny hard. Rustigzei Hermelien slaperig, je maakt de andere wakker. In de jongenskamer gaat een wekker af. Nee he! zegt Ron en slaat zijn wekker uit. En voordat hij zich nog kan omdraaien, hoort hij de deur van zijn slaapkamer dichtslaan. Wil je nou al je jurk aan of gaan we eerst even ontbijten vroeg Hermelien. Nee, zei Ginny, ik denk dat we het beste eerst even kunnen gaan ontbijten en daarna de rest, anders wordt de jurk vies. Op het moment dat ze naar buiten willen gaan, komt Harry hun kamer ingelopen. Goeiemorgen,zegt hij tegen de meiden en hij slaat zijn armen om Ginny, die dicht bij hem staat. Goeiemorgen zegt Ginny en ze geeft hem een kus. Harry en Ginny blijven nog even staan met hun armen op elkaar. Hermelien vind het een goed moment om maar even bij Ron te gaan kijken. Zullen we gaan ontbijten vraagt Ginny na een tijdje. Ja zei Harry en hij laat haar los en pakt haar hand vast en samen lopen ze naar beneden. Een paar minuten later komen Ron en Hermelien ook aan tafel zitten. Na een kwartiertje gaan Ginny, Hermelien en mevrouw Wemel naar boven om Ginny te helpen en ook om te kleden. Ook de jongens gaan naar hun kamer en maken zich in orde. Om half 11 staat Harry ongeduldig te wachten op Ginny. Over een half uur zou de plechtigheid beginnen en er kwamen al aardig wat gasten binnendruppelen. Gelukkig was meneer Wemel samen met Charlie, George en Bill de mensen naar hun plek aan het leiden. Alleen al als Harry aan het aantal gasten dacht, werd hij zenuwachtig. Maar ja, dacht Harry, wat wil je ook als je de toverwereld hebt gered van Voldemort. Zelfs de minister van Toverkunst, Romeo Wolkenveldt, kwam langs. Nog een heleboel hoge pieten kwamen ook langs, waarvan hij de meeste niet eens kende, en ook natuurlijk nog de hele Orde van de Feniks. En dan was dat nog niet iedereen, ook veel leerlingen uit zijn en Ginnys jaar kwamen naar hun bruiloft. Hij hoorde wat van de trap komen en zag dat het Hermelien was. Ze komt eraan zei ze en ging op zoek naar Ron en de rest. Die kwamen haastig achter haar aan en waren er net op tijd, want Ginny kwam net de trap af. Wauw zei Harry en hij lachte naar Ginny. Wat is ze mooi dacht hij, echt prachtig. Wat heb ik toch geluk met haar. Harry stond onderaan de trap en had het bruidsboeket al in de handen. Toen ze beneden was, omhelsde hij haar en zoende hij haar uitgebreid. He! roept Ron, doe dat maar later! Ginny en Harry schoten ook in de lach. Nadat de familie haar ook omhelsd en bewonderd heeft, gaan Ginny en Harry even naar de woonkamer voor wat privacy en gaat de familie en Hermelien weer verder met de gasten naar hun stoel wijzen of iets anders. In de woonkamer: Je ziet er echt prachtig uit, Gin zegt Harry, echt beeldschoon. Dank je zegt Ginny glimlachend. Ze had een mooie witte bruidsjurk aan die strapless was. Daarbij had ze een mooie witte sjaal om haar schouders en ze had een sluier in haar haar, dat opgestoken was. Jij ziet er ook heel mooi uit zei Ginny en ze trok hem plagend aan zijn geel-rode stropdas. Tja zei Harry grinnikend, We zijn wel een mooi stel Echt wel zei Ginny, voordat ze Harry weer kuste. Harry verdiepte de kus en ze waren de tijd helemaal vergeten toen Hermelien haastig kwam binnenrennen. Jongens! riep ze een beetje hijgend, het gaat beginnen! Oke zeiden Harry en Ginny in koor en ze liepen achter Hermelien aan naar buiten. Daar vonden ze Ron en Meneer Wemel. Meneer Wemel gaf ging naast Ginny staan en Harry en Ron gingen alvast de tent binnen, naar het altaar. Het was er prachtig versierd. 5 minuten later begon de muziek te spelen en kwam Ginny aan de arm van haar vader binnenlopen. Hermelien liep erachter aan als bruidsmeisje. Toen ze er eindelijk waren, ging Ginny naast Harry staan en Hermelien ging naast Ron zitten, nadat ze de sluier van Ginny een beetje netjes had gelegd. Toen begon de ceremonie. Harry pakte Ginnys hand en kneep erin. Na een tijdje begon de tovenaar die de dienst leidde de vraag te stellen: Geef elkaar de rechter hand. Harry James Potter, neemt U, Ginevra Molly Wemel tot uw wettige echtgenoot en belooft u haar te Verder kwam de tovenaar niet, want Harry zei al duidelijk: Ja. Toen herhaalde hij de vraag bij Ginny, die ook te vroeg Ja zei. Nou, zei de tovenaar, Dan benoem ik u hierbij man en vrouw. U mag de ringen omdoen. Harry kreeg de ring van Ron, zijn getuige en deed hem om bij Ginny. Ze lachte naar hem toen hij om zat. Toen kreeg Ginny de ring van Hermelien, haar getuige, en deed hem om bij Harry. Dat ging iets moeilijker, wat wel wat gelach op leverde. Toen moesten Harry en Ginny ook nog hun handtekening zetten en daarna nog Hermelien en Ron, hun getuigen. Toen zei de man eindelijk, waar Harry erg op had zitten wachten, want hij kon bijna niet van Ginny afblijven: Meneer Potter, U mag uw bruidkussen Weer was er dat gelach, want Harry was al bij het woordje bruid, Ginny gaan kussen en Ginny had er ook geen nee op gezegd. ----------------------------------- Smalofski Titel: Het leven is een moestuin Auteur: Moi Onderwerp: Geschreven voor een Writers Battle op FFF. Het onderwerp was "bijzondere relaties." Het leven is een moestuin Het leven is een groentetuin die een wraaklustige, stampgrage olifant heeft beledigde. En op dagen zoals vandaag voelde hij zich als een fijngemalen wortel. Hij zuchtte en staarde naar de donkere wolken die zich samenpakten in de ruimte tussen de twee bergtoppen. Het zou gaan regenen. Geweldig. Al snel verdween de zwakke zon achter een grijze hemel niet dat het een verschil maakte, zon zon of geen zon, geen kat die het verschil merkt en begonnen de eerste druppels te vallen. Het was alsof elk van zijn duizenden vingers het water lokten, aantrokken om toch maar op hem te vallen in plaats van hem te sparen. Hij was in constante strijd met zijn blaadjes. Ze spaarden kosten noch moeite om hem het leven zuur te maken, hetzij in de vorm van een eeuwig aanwezig deken dat hem op elk moment van het jaar hulde in een depressieve schaduw, hetzij in watergeleiders, die elke druppel opvingen en begeleidden naar de oneffenheden in zijn huid, waar ze zich verzamelden om hem nog langer te kwellen. Maar wacht maar! Oooh wacht maar tot de herfst kwam! Het leven van de Beukwilg was niet gemakkelijk, maar als hij dacht dat hij de enige was die de gift van het leven had ontvangen met als enige doel miserabel te zijn en ervoor te zorgen dat anderen dat lot met hem deelden en dat was precies wat hij dacht dan vergiste hij zich zwaar. Want op hetzelfde ogenblik dat de regenbui buiten echt stevig losbarstte en de ongelukkige boom volledig doorweekt werd, werd er in het kasteel, dat voor de meeste leerlingen een warme, aangename plek was, een diertje geboren uit pure woede. Het vloog, zoals van hem verwacht werd, furieus rond het hoofd van een lange, roodharige jongen die de zware fout had begaan het hart van de slimste heks van Zweinstein te breken. Hij volgde net als zijn tweelingsbroertjes de lange slungel toen die gillende de kamer uitliep. Ergens in de derde gang waar de geplaagde jongen schreeuwend doorsprintte, raakte hij hem kwijt, want hij vloog met zon klap tegen de helm van een van de harnassen, die daar compleet nutteloos stonden te wezen, dat hij uit de lucht viel en op de grond tussen enkele gele veertjes bleef zitten, wachtend tot de gang zou stoppen met tollen en weer stil bleef staan. De levende vuurtoren was hij kwijt, maar die had zijn lesje wel geleerd dus hij veronderstelde dat zijn levensdoel volbracht was. Wauw, dat was eigenlijk makkelijker dan hij verwacht had. Hij had geen reden om weg te gaan, dus bleef hij zitten. Hij keek een beetje rond zich, maar vanuit het kikvorsperspectief was het stomme harnas nog groter en hij moest toegeven dat hij zich toch niet helemaal op zijn gemak voelde naast die enorme metalen schoenen. Hij fladderde naar boven en ging bovenop de ijzeren helm zitten. Veel beter. Een half uurtje later was hij zijn hoge uitkijkpositie en het saaie, onveranderlijke uitzicht beu. Bovendien begon hij wat honger te krijgen, dus besloot hij maar eens een weg naar buiten te vinden. Hij sloeg zijn vleugeltjes uit en scheerde door de gang, maar niet zonder eerst een kleine verrassing achter te laten op het metalen hoofd. Hij was nog niet vergeten waarom hij de lange jongen was kwijtgeraakt Een raam dat openstond op de derde verdieping voorzag hem van een nooduitgang en na het ontwijken van de flapperende gordijnen, dook hij uit het raam naar buiten, waar hij al opgewacht werd door duizenden minuscule druppeltjes. Hij fladderde een beetje rond, trachtend de druppels te ontwijken wat tot zijn verbazing moeilijker was dan het leek en besloot uiteindelijk dan toch de beschutting van een goede boom op te zoeken tot de regenbui voorbij was. Hij had al snel een grote treurwilg op het oog die nog niet was ingepalmd door de concurrentie en met een vloeiende beweging streek hij neer op wat hij gokte dat het zachtste deel van de boom was. Oh fantastisch! Alsof de regen nog niet genoeg was, nu besloot een van die vliegende ratten nog dat zijn hoofd eruit zag als een gratis hotel Hij had het eerst niet door, want de regen die op al zijn takken viel, voelde net zo aan als kleine vogelpootjes, maar toen het brutale beestje zich begin in te nestelen, verried de parasiet zijn aanwezigheid maar al te gauw. Zo voorzichtig mogelijk om het vogeltje zo weinig mogelijk te storen, vormde hij een ring met een van zijn ranken en sloot die rond een steen op de grond. Hij greep hem stevig beet en maakte zich klaar om de vogel te verpletteren. Natuurlijk, hij zou er zelf ook een flinke hoofdpijn aan overhouden, maar het was het helemaal waard. Hij concentreerde zich op de plek waar de vogel zat, zwaaide met de steen aan zijn tak en liet hem weer vallen. Net op het moment dat hij had willen toeslaan, zag hij een grote, rode staart door het gras sluipen. Alle knoesten in zijn stam vernauwden. Die staart herkende hij uit duizenden. Het platsmoelmonster was terug om zijn scherpe nagels de slijpen aan zijn schors. Nog een van die arrogante dieren die zomaar aannam dat hij in de gratis dienstverlening werkte. Maar mooi niet! Met een krachtige zwaai gooide hij de steen naar de rode staart in het gras. Knikkebeen was echter te snel voor hem en razendsnel sprong hij naar voor, zette zijn klauwen in zijn stam en met twee sprongen zat hij in het topje van de levensgevaarlijke boom, met de piepende kanarie in zijn muil. De triomf van de overwinning was echter kort, want een halve seconde later landde er een van de dikkere takken van de Beukwilg op de rug van de kat en moest hij zijn prooi laten vallen. Hij viel op de grond en besloot zonder buit af te druipen. En nu dat mormel Hij speurde zijn takken af tot hij vond wat hij zocht: een hoopje gele pluimpjes dat onbewegelijk op het afscheidingspunt van een van zijn takken met de stam lag. Alleen het lichtjes op en neer gaan van het lijfje verried dat het beestje de aanval had overleefd. De wilg overwoog om opnieuw een steen op te rapen, maar besloot uiteindelijk het toch maar niet te doen. Hier was geen uitdaging meer aan, die vogel was toch ten dode opgeschreven. Zijn vleugel was volledig omgebogen, hij zou nooit meer kunnen vliegen. Hij besloot het te laten liggen, het zou vanzelf wel doodgaan uiteindelijk. De wilg had bijna gelijk. Het scheelde niet veel of het vogeltje was doodgegaan, daar op die tak van die onfortuinlijk boom. Maar zijn overlevingskracht was sterk en dankzij het zorgvuldig weghouden van vogels had de boom een indrukwekkende provisiekast aan insecten verzameld in zijn bast en takken. Over n ding had de slimme boom wel gelijk gekregen: De vleugel van de kanarie was nu nutteloos en de eerste grote vlucht van de vogel was meteen ook zijn laatste geworden: Hij zou nooit meer kunnen vliegen. Maar dat hield hem niet tegen. Wat hij verloren was aan vaardigheden in de lucht, leerde hij te winnen met snelheid en vaardigheid op zijn pootjes. Sneller en preciezer dan ooit te voren wipte hij van de ene kant van de boom naar de andere, op zoek naar onvoorzichtige rupsen die te traag waren. Al snel werd hij gespecialiseerd in het vangen van insecten zonder te vliegen en ontweek hij de gerriteerde slagen van de zweepachtige takken van de Beukwilg die zijn beslissing om de vogel te laten leven al lang betreurde met het grootste gemak. Na een tijdje gaf de boom het op om de kanarie te proberen wegslaan. Hij zuchtte gewoon wat luider elke ochtend en nam zich plechtig voor nooit meer iemand te helpen. Op een zomeravond, toen de boom een lijstje aan het opstellen was waarom het maanlicht in de zomer nog irritanter was dan in de winter, besefte hij plots iets en hij werd er eventjes stil van. De jaarlijkse plaag van insecten die zijn hele lichaam overspoelden was niet gekomen dit keer. Zijn officile conclusie was dat het kwam omdat de zomer dit jaar nog kouder en regenachtiger was dan vorig jaar. Het feit dat het vogeltje tegen de herfst opeens een plekje vond waar een hoopje afgevallen blaadjes voor een zacht warm zitplekje zorgde en de takken er boven en er rond zo ineengestrengeld waren dat ze alle wind en regen makkelijk konden tegenhouden, berustte dan ook volledig op toeval Seizoenen gingen voorbij. Het vogeltje huppelde dagelijks door de takken van de wilg, en de slagen van de takken die zo af en toe nog naar hem werden gericht, ontweek hij ondertussen met zijn ogen dicht, iets waar de wilg evenveel op rekende als het vogeltje zelf. De wilg leek een invloed te hebben op het kleine diertje. Soms ging hij heel brutaal en uitdagend op een van de laagste takken van de wilg zitten en floot uit alle macht tot er een van de katten uit de buurt zich liet verleiden om in de boom te kruipen die zich overigens verdacht stil hield op dat moment tot op het allerlaatste moment de kanarie weg huppelde en de kat een zweepslag van een tak kreeg. Vogels noch bomen kunnen lachen, maar dat maakte hun gegrinnik op zulke momenten niet minder echt. Toen de boom op de ochtend van de vijfde november, drie jaar, vijf maanden en negen dagen na de aankomst van zijn kleine vriend, wakker werd en zich uitrekte, besefte hij eerst niet waarom hij zich zo vreemd voelde. Het was alsof zijn huid tintelde. Langzaam drong het toch hem door dat het net het ontbreken van de tinteling was die zo uitzonderlijk was; hij mistte het trippelen van kleine vogelpootjes. Een korte inspectie van het nestje, leerde hem dat zijn onwelkome gast die nacht van ouderdom was overleden. Goed. Nu had hij het rijk weer voor zich alleen. Geen vervelend gefluit meer. Lekker rustig. Alleen. Helemaal alleen. Professor Stronk, die van de kassen naar het kasteel liep voor het ontbijt na een eerste inspectie van haar geliefde Magnolionkers, bleef even staan toen ze het silhouet van de Beukwilg tegen de rode ochtendhemel zag. Hij leek kleiner en treuriger dan ooit tevoren. ----------------------------------- Avana's Draco Titel: Het Pompoenmonster Auteur: Wie denk je?^^ Onderwerp: Een verhaal geschreven voor de Halloweenchallenge in Griffoendor. Het Pompoenmonster Het was heerlijk warm in de keuken van het Nest. Het haardvuur knetterde uitnodigend en de kamer was versierd met nagemaakte spinnenwebben en vleermuizen. Hier en daar hing nog een verjaardagsvlaggetje dat nog niet was opgeruimd na het verjaardagsfeestje voor Molly dat gisteren had plaatsgevonden. Plots vloog er een stukje pompoentaart door de lucht en belandde in het glas Vlierbessenwijn waar Arthur Wemel net van wilde drinken. Ginny liefje, hou je vork eens goed vast, merkte Molly moederlijk op. Ze pakte haar dochters handen vast en hielp haar om haar taartje op te eten. Arthur lachte hartelijk om de onhandigheid van de peuter. Ron, die vlak naast zijn zusje zat, deed het al niet veel beter. Hij genoot geconcentreerd van zijn pompoensap, maar kon niet voorkomen dat de helft van de inhoud op zijn slabbetje belandde. De witte slab met satijnen randje werd helemaal oranje, exact dezelfde kleur als het Zwerkbalteam waar hij later fan van zou worden. Hij keek hulpeloos naar zijn moeder terwijl hij met zijn handen het gemorste sap probeerde schoon te maken. Op dat moment vloog de keukendeur open en huppelden twee dwergen de kamer in. Ronnieponnie, we hebben een heerlijke Halloweentaart voor je gemaakt, schetterde de linkse van de twee die een gedeukte kartonnen doos in zijn handen hield. Molly glimlachte geamuseerd om haar twee deugnieten. Kijk eens, we hebben twee keukenprinsen in huis. Ze nam de doos voorzichtig aan en zette hem voor Ron op tafel. Die keek met grote, nieuwsgierige ogen naar het voorwerp. Aarzelend stak hij zijn kleine hand uit naar het karton en prutste het deksel eraf. Dat gooide hij onbezonnen op de grond terwijl hij zijn hoofd over de tafel boog om de taart te bewonderen. Zijn begerige oogjes werden groter en hij zag bleek van angst. De kleuter zette prompt zijn keelgat open en begon luid te huilen. Hij sprong van zijn kinderstoel en liep zo snel als zijn kleine beentjes hem konden dragen naar de woonkamer en snikte daar hevig na. Percy keek walgend naar de taart op basis van modder en spinnen. De achtpotige insecten zwommen in en uit de kleffe brij en enkelen wisten uit de doos te ontsnappen en spurtten over de tafel op zoek naar een veilige verstopplaats. Fred en George! riep Molly kwaad. Jullie weten maar al te goed dat je broer bang is van spinnen. Ze hadden er destijds zelf voor gezorgd dat hij dat spinnentrauma had opgelopen, dacht ze verontwaardigd. Arthur kon er ook niet om lachen en keek zijn zoons streng aan. Hebben jullie nog nooit van het Pompoenmonster gehoord? De tweelingbroers trokken tegelijkertijd hun wenkbrauwen op, maar waren toch genteresseerd in wat hun vader te vertellen had. Het Pompoenmonster duikt iedere keer op met Halloween en maakt mensen bang, gaat Arthur ernstig verder. Hij wordt echter kwaad als hij merkt dat andere wezens ook mensen proberen bang te maken. Dan komt hij luid op de deur kloppen en verplicht hij de daders om vleermuisoren te eten tot ze moeten braken. Fred en George zaten met een gespannen gezicht op hun stoel en durfden zich niet meer te verroeren. Achter hun rug knipoogde Molly tevreden naar haar echtgenoot. Verscheidene bekers pompoensap, zeven scheppen vleermuissnoep en vijf borden drakenkoeken later was alles vergeten. Fred en George lachten zich rot om hun grap en Ron was weer voorzichtig aan tafel komen zitten, nadat Molly hem ervan had verzekerd dat alle spinnen weg waren en dat hij wat langer mocht opblijven. De tweeling werkte net een groot stuk chocolade muizencake naar binnen, toen de deur een enorme bonk te verduren kreeg. Fred en George hingen zowat in de kroonluchter van het schrikken en Ron vocht tegen de tranen. Iedereen, vooral de kinderen, keek gespannen naar de deur die zachtjes piepend openging. Een grote bruine laars verscheen in de kier gevolgd door een wapperende oranje geschubde mantel. Percys mond viel open, Ron zette het op een lopen en Fred en George hadden het vast net in hun broek gedaan. De deur schoof verder open en de reusachtige figuur stapte de keuken in. Zijn hoofd was een enorme pompoen waarin een mond en twee ogen waren uitgesneden. Hij stapte dreigend op de tweeling af en greep hen met zijn handschoenen in de nek. De twee jongens leken wel bevroren en wie niet beter wist, zou denken dat het om twee standbeelden ging. Het Pompoenmonster liet zich daar echter niet door afleiden en gooide een zak op tafel. Eet! brulde hij met een rauwe stem. Molly en Arthur probeerden zich serieus te houden, maar het was Ginny die als eerste duidelijk maakte dat ze de identiteit van het monster doorzag. Chaliiiii! kirde ze vrolijk toen ze in de pretoogjes van de enorme pompoen keek. Niemand had de twee oudste kinderen blijkbaar zien wegglippen toen vader Wemel zijn verhaal vertelde. Ginny schrok van het effect dat haar uitroep teweeg had gebracht. Percy grijnsde breed, Molly en Arthur kwamen niet meer bij van het lachen. Uit de zak van het Pompoenmonster sprongen nog twee tuinkabouters die de tweeling in de neus knepen. De gezichten van Fred en George verkleurden al snel van gifgroen naar een felrode kleur. Ze sprongen op het Pompoenmonster en trokken zijn masker eraf. Charlie wankelde en viel van Bills schouders. De tweeling greep wat overgebleven gebak van tafel en smeerden de buik en de benen van het pompoenmonster in. Er ontstond een heus voedselgevecht waarbij chocolade muizentaart, vleermuissnoep en drakenkoeken in het rond vlogen. Molly greep vlug in en haalde haar kinderen uit elkaar. Wat later zat iedereen weer rustig aan tafel en lachten ze hartelijk om de hele situatie. Het pompoenhoofd werd over de kroonluchter gehangen als aandenken en de kabouters mochten hun buikje rond eten aan overgebleven lekkernij. Bill en Charlie vertelden om de beurt een griezelverhaal terwijl de anderen aandachtig luisterden en genoten van een beker warme chocolademelk. Behalve Ron en Ginny, die lagen elk met hun teddybeer in de sofa te slapen en droomden over elfjes en sprookjesfeen. Het Pompoenmonster kon hen gestolen worden. Het was in elk geval de laatste keer dat Fred en George hun vaders verhalen voor werkelijkheid aannamen en het pompoenkostuum werd netjes in de schuur gehangen voor latere verkleedpartijtjes. Bill en Charlie zorgden ervoor dat hun tweelingbroers de nare ervaring nooit meer vergaten. ----------------------------------- Aya Titel: Houd je mond! Auteur: Aya/Richelle Onderwerp: Ik had het geschreven voor een fanfiction challenge op het forum en het onderwerp was 'geheimen'. --- Houd je mond! Draco bonkte met zijn voorhoofd tegen het hoofdeinde van zijn hemelbed, in de hoop daarmee al zijn gedachten rondom het Dooddoenerzijn te verdrijven. Zonder resultaat, natuurlijk. De kans dat de Heer van het Duister ooit compleet uit zijn gedachten was, was te verwaarlozen; dat liet de Heer nooit, maar dan ook nooit toe. Hij zuchtte, liet zich op zijn rug vallen en staarde naar het plafond. Het voor zich houden van alle moeilijkheden die de missie met zich meebracht, was nog wel het allerergst. Het geniale aan meelopers hoorde te zijn dat je ze alles kan toevertrouwen; ze hielden het toch wel voor zich. Dat is het punt van een gevolg hebben, naast dat ze altijd alles voor je halen, betalen en doen. Maar goed, mocht hij willen, dat bijvoorbeeld Park hier niet direct mee naar al haar stomme vriendinnen zou rennen. Hij had niemand om zijn ballast mee te delen. Draco kneep zijn grijze ogen tot spleetjes, poogde zich te concentreren. Hij had allang geleerd dat hij vrijwel geen levende ziel kon vertrouwen met de heimelijkheden die hem dwarszaten. Korzel en Kwast zouden stupide gaan grijnzen en hinniken als hij vertelde dat hij de druk die de Heer op hem uitoefende afgrijselijk vond, omdat ze dachten dat zolang ze deden alsof ze alles wat hij zei grappig vonden, ze wel in zijn gratie bleven. En Park was zo trots zijn vriendinnetje te zijn, dat ze alles kopieerde wat hij zei. Gesprekken met haar vriendinnen komen neer op en toen zei ik nee, en toen zei Draco zo van, ja, en toen zei ik weer, zeker weten, en toen zei hij dus Ongelooflijk irritant. Met een zucht stond hij op, wierp een snelle blik op de spiegel naast zijn bedzijn gezicht vertrok elke keer weer als hij de grauwe huid en de kringen onder zijn ogen zagen wandelde naar de deur, die naar de leerlingenkamer leidde. Misschien kon hij wat eerstejaars pesten, of Potter. Draco liep door naar de kerkers, de kreetjes van Parks vriendinnen (beter gezegd, de meisjes die Park omkocht om met haar rond te hangen, want vrijwillig kon het niet zijn) negerend. Hoi! begroette een vijfdejaars Zwadderaar hem enthousiast zodra hij aankwam in de Grote Zaal. Wat? vroeg Draco bot. Ik moest van Pattertje, een rilling kroop langs Dracos ruggengraat omhoog, even zeggen dat, het meisje giechelde, ze je wil ontmoeten aan de rand van het Verboden Bos, op het moment dat de zon ondergaat. Dat is over ongeveer een kwartier, voegde ze daar behulpzaam aan toe. Draco trok n blonde wenkbrauw omhoog en blijkbaar was dat voor het kind tegenover hem een reden om nog debieler te gaan giechelen en hem zwijmelend aan te kijken. Patty heeft maar geluk met een zon vriendje, zei ze verlegen, maar wel op een toon die insinueerde dat ze hem het liefste per direct een bezemkast in zou sleuren. Dat weet ik, zei Draco met een ijzige glimlach en nog net niet met vuurwerk IK BEN GEWELDIG boven zijn hoofd gespeld. Maar je mag Patty vertellen dat ik het druk heb. Met spoorde het meisje hem aan. Ik Eh Kan je dat niet zien? snauwde Draco, hopend dat ze daarmee genoegen nam, aangezien hij niet op een goed excuus kon komen. Patty Park laat immers zich niet aan de kant zetten zonder goede reden; een coma of zo. En iets als een gebroken been is geen geldig excuus, want kom op, je belast je been toch niet als je Verschijnselt! Sorry, zei het meisje angstig, maar straks denkt Patty dat ik het je niet eens gevraagd Malfidus, zei een stem abrupt. Draco keek om, en voelde de gebruikelijke walging en geldgrappen opkomen toen hij Ron Wemel zag staan. En wat moet jij? informeerde Draco terwijl hij de Zwadderaar de rug toekeerde. Klassenoudstebijeenkomst, snauwde Ron. Ik zei nog tegen Hermelien dat je toch niet geboeid zou zijn, vervolgde de roodharige zesdeklasser, die boven Draco uittorende, toen Draco met zijn ogen rolde. Maar het is belangrijk. Het gaat over die aanvallen. Dracos mond vertrok. Alsof hij niet wist wie er de hoofdoorzaak was van die aanvallen op Perkamentus lievelingetjes, en wiens fout het ook was dat die aanvallen Perkamentus zelf niet troffen. Meekomen, zei Ron, die Dracos zwijgen blijkbaar opvatte als toegeeflijkheid. Draco liep zij aan zij met Ron naar de binnenplaatshet meisje van Zwadderich geschokt achterlatenden Draco deed zijn uiterste best Rons tempo bij te houden. Merlijn, wat loopt hij snel met die Hippogriefpoten van hem, dacht Draco nijdig. De arrogante blik op zijn gezicht werd een graadje erger zodra hij Griffel in het vizier kreeg, die in een stille, verlaten hoek van de binnenplaats met een boek in haar armen (het zal eens niet zo zijn) op hen stond te wachten. Ik heb Malfidus, Park kon ik niet vinden, legde Ron uit. Als Griffel die enorme bos haar eens uit haar gezicht zou vegen, zou ze dat zelf kunnen zien, merkte Draco minzaam op. Venijnig keek Hermelien hem aan; ze smeet haar boek neer op het muurtje naast haar en deed haar armen over elkaar. Het spijt me, dat we je dierbare tijd vergallen met de verantwoordelijkheden van klassenoudste zijn, zei ze sarcastisch. Mooi, antwoordde Draco, want ik neem het je bijzonder kwalijk, Modderbloedje. WT ZEI JE DAAR? schreeuwde Ron; zijn gezicht liep rood aan. Een paar eerstejaars die verderop stonden keken verschrikt in hun richting, en Hermelien keek Ron verwijtend aan. Ron! We mogen geen aandacht trekken als we dit soort gesprekken voeren! Heb je het nou serieus over geheime klassenoudstebijeenkomsten, Griffel? vroeg Draco spottend, die zich niets aantrok van Rons uitbarsting en nog altijd rode hoofd. Neem het allemaal niet zo serieus. Leer niet elk boek uit je hoofd, borstel dat vogelnest op je kop. Doe eens gek. Ron, zei Hermelien waarschuwend; ze legde haar hand op zijn schouder en glimlachte krampachtig. Waarom handel ik dit niet alleen af? stelde ze voor, terwijl Rons gezicht inmiddels een auberginetint had gekregen. Hij sloot zijn openstaande mond en slikte duidelijk een ernstige belediging in. Ik laat je niet alleen met die zak, perste Ron er uiteindelijk uit. Bang dat ik je vriendinnetje inpik? zei Draco met opgewekte stem. Ron negeerde hem en keek Hermelien aan met iets wat hij overduidelijk zelf beschouwde als een stoere, intense blik. Draco sloeg zijn eigen blik hemelwaarts. We zijn op schoolterrein, Ron. Er gebeurt niets, bovendien, ik kan best voor mezelf zorgen, zei Hermelien scherp. Er verscheen een grijns op Dracos gezicht toen dat van Ron vertrok, voordat hij weg stampte, terug de school in. Hermelien streek wat strengen haar uit haar gezicht en keek Draco recht aan. Goed. Je weet vast over de aanvallen, zei ze met een strak gezicht. Waarschijnlijk meer dan je wil toegeven Pardon? zei Draco; hij had uit de hoogte willen klinken, maar het enige dat hij bereikte was een hoge uitschieter in zijn stem. Perkamentus wilde dat ik alle klassenoudsten zou inlichten over de nieuwe maatregelen, ging Hermelien onverstoorbaar verder. En het leek me verstandiger om jou en Park apart te benaderen, gezien de vele geruchten dat jij erachter zit. Geruchten dat ik erachter zit? herhaalde Draco met opeengeklemde kaken. Hij balde zijn vuisten; even dacht hij dat Hermelien haar ogen neersloeg uit angst, maar toen keek ze alweer op. Bang betrapt te worden? vroeg Hermelien; Draco fronste toen hij geen spot of sarcasme in haar toon kon ontdekken. Hij staarde haar aan in een verwoede poging om een honende uitdrukking op haar gezicht te waarnemen, maar ook dat bleef uit. Wat? snauwde Draco. Nee. Ik bedoelik heb niks om bang voor te zijn, ik heb niets te maken met die zielige aanvallen op al je Dreuzelliefhebbende vriendjes, schamperde hij snel; te snel, bedacht hij met een nerveuze trek aan zijn mondhoek. Met haar armen weer over elkaar keek Hermelien hem aan. Luister, Malfidus. Ik weet dat je liegt, maar ik kan niets bewijzen. Dus ik ga je gewoon vertellen wat ik je moest vertellen van Perkamentus, en dan kan je weer verder met je opdracht voor je Heer, zei ze mat. Zolang je maar weet dat we bijna hebben uitgevogeld wat je uitspookt, voegde ze daar bijtend aan toe, alsof ze het niet kon nalaten te zeggen. Denk je nou dat je mij kan intimideren, Griffel? smaalde Draco, terwijl onder zijn schooluniform zijn hart tekeer ging als een Chinese Zenger. Ik niet, maar aan die blik in je ogen te zien intimideert, Hermelien haalde hoorbaar adem, Voldemort je wel. Dracos blik flitste razendsnel over de binnenplaats; uitgestorven, net als de kasteeltuin. Hij deed een stap dichterbij. Als je denkt alles over me te weten, waarom stap je dan niet naar het schoolhoofd? siste hij tussen zijn tanden door. We wachten tot we bewijs hebben, antwoordde Hermelien simpel. Eerlijk gezegd dacht ik eerst dat Harry slechts dingen in zijn hoofd haalde Zoals hij vaker doet, kon Draco het niet laten met een zenuwachtige ondertoon te spotten. maar toen ging ik je zelf in de gaten houden, vervolgde ze met een stem die even standvastig bleef. Het is duidelijk dat je iets verbergt, en niet zoals voorgaande jaren het gebrek aan zelfvertrouwen dat je verbloemt door eeuwig iedereen de grond in te stampen. Dit schooljaar is er meer aan de hand. Ach, wat weet jij er nou van? snauwde Draco terwijl hij haar strak en recht aankeek, in haar bruine ogen die onuitstaanbaar kalm terugkekenalsof ze wel alles wist, en daar ook van overtuigd was. Je zou de waarheid toch niet aankunnen! Ik heb meer ruggengraat dan jij, schoot ze terug, terwijl ergernis voor het eerst over haar gezicht trok. Je bent de grootste slappeling die ik ken! Je kan helemaal niets alleen! Oh, echt? blafte Draco; de omgeving was toch verlaten, de zon was aan het ondergaan en hij kon niet langer zijn mond houden. Ik wed dat er weinig meer over is van je ruggengraat, Griffel, als de Heer van het Duister jou verantwoordelijk acht voor iets wat hij gedaan wil krijgen. Doodsbedreigingen zijn vast geen dagelijkse kost in dat Dreuzelwereldje van je, en de Cruciatusvloek ook niet. Zijn grijze ogen werden wazig, zijn zicht vertroebelde en hij zag Hermelien nu als een soort bruinroze vlek. Een grote verbetering, had hij normaal gedacht, maar nu praatte hij zonder nadenken verder. Maar dat is niet eens wat het meest pijn doet, dat wat nooit je gedachten verlaat. De Heer van het Duister weet al je zwakke punten en daar pakt hij je op. Of dat nou is door je familie te bedreigen Of door Zijn adem stokte. Ongemerkt waren er tranen uit zijn ogen gedruppeld en over zijn gezicht gestroomd, terwijl de Griffoendor, n van zijn grootste vijanden, hem sprakeloos aanstaarde. Enkele seconden later had hij het door, en begon agressief zijn kletsnatte wangen af te vegen. Malfidus fluisterde Hermelien. Geen woord hierover, brak Draco af wat misschien nog een zin zou zijn geworden. Het was inmiddels al een stuk donkerder en hij was in elk geval blij dat hij minder makkelijk medelijden op haar gezicht hoefde waar te nemen. Hij haatte medelijden, misschien nog wel meer dan dat hij Griffel haatte. Of hoe erg hij haar ook dacht te haten. Zwijgend overhandigde ze hem een stuk perkament dat ze uit haar boek haalde. De maatregelen, mompelde Draco. Hij merkte dat ze probeerde zijn blik te vangen en keek intutief op; n volle seconde keken ze elkaar direct aan. Juist, bedankt, prevelde hij. Hermelien knikte, Draco draaide direct om en wandelde terug naar het kasteel. Fijn, dacht hij vol weerzin, nog iets wat hij eigenlijk altijd voor zich moet houden. Nog een geheim waar eigenlijk niemand ooit achter mag komen; een emotioneel onderonsje met Griffel. Nou ja, niemand die erbij was. Geen getuigen. Toen verscheen Anderlings silhouet in de deuropening. Malfidus, ken je als klassenoudste de regels niet? Binnen met zonsondergang! En juffrouw Griffel En u ook, juffrouw Park, kom binnen! Draco verstijfde. Of wel. ----------------------------------- Avana's Draco Titel: Het grootste gevecht Auteur: Strijder van Perkamentus Onderwerp: een verhaal over de strijd tussen Grindelwald en Perkamentus, geschreven voor de Writers Battle. Het grootste gevecht Albus Perkamentus zat gebukt aan het bureau op zijn slaapkamer in Goderics Eind. Naast hem stond een brandende kaars die zijn gezicht in een oranje gloed hulde, terwijl hij de laatste regels van zijn brief schreef. We grijpen dan misschien de macht, maar in dit geval kunnen we met recht zeggen: HET DOEL HEILIGT DE MIDDELEN. En daaruit volgt dat we, als we tegenstand ontmoeten, alleen die dwang moeten gebruiken die noodzakelijk is, en meer niet. (Dat was jouw fout op Klammfels! Maar ik klaag niet, want als je niet van school was gestuurd, zouden we elkaar nooit ontmoet hebben.) Albus Hij herlas wat hij net had geschreven en rechtte vervolgens zijn rug. Hij wist dat hij in die laatste zin een subtiele hint had geschreven over zijn gevoelens voor Gellert, maar hij moest gewoon weten wat Gellert van hem vond, wat hij voor hem voelde. Aan de muur tegenover hem hingen fotos van de beroemdste heksen en tovenaars van die tijd. Albus liet zijn blik rusten op een foto van twee jonge kerels die tussen Mathilda Belladonna en Nicolaas Flamel hing. De ene had haar tot op zijn ellebogen en een pluizig baardje. De andere had goudblond, krullend haar tot op zijn schouders. Ze stonden arm in arm en schaterden van het lachen. Perkamentus hield zijn ogen nog even dicht en probeerde de charmante glimlach van zijn jeugdvriend vast te houden. Hij dacht terug aan de talloze momenten die ze samen hadden doorgebracht. Hij herinnerde zich hoe Gellert naast hem op bed had gezeten en hem vol enthousiasme had aangekeken en hoe hij zich daardoor licht en opgewonden had gevoeld. Helaas had zijn vriend nooit gereageerd op die hint in de brief, maar dat had zijn ogen toen niet geopend. Nu hij terugkeek naar hun verleden samen voelde hij zich echter schuldig om zijn goedgelovigheid. Perkamentus keek terug naar de brief die voor hem op het bureau lag en besefte dat hij het te ver had laten komen. Beste Albus, Het is al de derde week op rij dat er slachtoffers zijn gevallen in Engeland. Grindelwald komt steeds meer opzetten in ons land. Ditmaal heeft hij twee gezinnen in Bristol gemarteld en uitgemoord. Daarom vraag ik je nogmaals om op te treden. We hebben je hulp nodig, Albus. Als je niet ingrijpt, zal hij Engeland aan zijn macht onderwerpen. Alsjeblieft, Albus. Ik smeek je! Alfred Tuinvalk Minister van Toverkunst Een traan bengelde over Albus wang. Hij kon gewoon niet begrijpen waarom hij zich destijds zo had laten inpalmen. Gellert had nooit goede bedoelingen gehad en de jonge Perkamentus had hem blind gevolgd in zijn praatjes. Hij schaamde zich zo erg voor zijn gedrag van vroeger dat hij zich liever voorhield te onbezonnen en te onwetend te zijn geweest. Hij was tenslotte nog maar een jonge kerel geweest die nog niet veel van de wereld wist. Wat er sindsdien gebeurd is, kon hij niet meer ongedaan maken, maar hij kon het wel een halt toeroepen. Hij besefte heel goed dat hij de enigste tovenaar was die Grindelwald zou kunnen stoppen. Albus zuchtte diep, veegde de traan van zijn gezicht en nam een stuk perkament en een veer. Beste Gellert, Ik kan niet geloven wat er aan het gebeuren is. Toen we destijds vrienden waren, was ik ervan overtuigd dat we dezelfde idealen nastreefden, dat jij een goed mens was. Maar ik kan mijn ogen niet meer sluiten voor wat er rondom mij gebeurt. Je vermoordt mensen, Gellert. Onschuldige mensen. Zoiets kan niet. Ik hoopte dat je na mijn vorige brief zou inzien dat je verkeerd bezig bent, maar het lijkt erop dat je trots bent op je daden. Ik moet optreden, Gellert. Ik wil het tegen je opnemen. Als je me kan verslaan, dan heb je vrij spel, maar je weet net zo goed als ik dat ik nog net iets bedrevener ben in spreukgebruik dan jij. Trek je terug, Gellert! Het is nog niet te laat. Albus De leraar Gedaanteverwisselingen las zijn woorden nogmaals, rolde het perkament vervolgens op en gaf de brief aan Felix de Feniks. Ik weet dat je geen uil bent, verontschuldigde Albus zich. Maar jij bent de enigste die Grindelwald snel kan vinden. Felix keek hem even verontwaardigd aan, maar nam de brief toch aan en vloog door het openstaande raam de blauwe hemel tegemoet. Albus nam terug plaats aan zijn bureau, nam het boek dat bovenaan op de stapel voor hem lag en sloeg het open. Als professor Transfiguratie moest hij zich constant bijscholen en hij hield ervan om extreem gecompliceerde gedaanteverwisselingen te bestuderen, maar door de innerlijke spanning en het vleugje angst die bezit van hem hadden genomen, kon hij er zich niet op concentreren. Hij sloeg het boek met een zucht dicht, nam zijn bril af en wreef zich in de ogen. De voorbije gebeurtenissen hadden hem zo erg uitgeput dat hij er in een paar weken tijd tien jaar ouder op was geworden. Hij staarde even naar de kaft van het boek en dommelde zachtjes in. Enkele uren later schrok Perkamentus wakker door een scherp gefluit van de teruggekeerde Feniks. Felix stond bovenop het bureau en had de brief op Albus schoot laten vallen. Die opende de brief vluchtig, maar schrok toen hij de inhoud ervan las. Beste Perkamentus, Ik zie je vanavond in Goderics Eind. Reken er maar niet op dat je zal winnen. Ik ben onoverwinnelijk. Ik beschik namelijk over iets waar jij geen weet van hebt. Gellert Grindelwald Albus las de brief nogmaals en keek geschokt naar de eerste twee woorden: beste Perkamentus. Gellert had hem nog nooit bij zijn achternaam aangesproken. Dat hij dat nu wel deed, bevestigde hoe verbitterd hij was geworden. De fijne kerel die Albus had gekend, was veranderd in een nietsontziende machtsgeile moordenaar. Of was hij altijd al zou geweest en had hij het nooit durven zien? Hij zuchtte diep en dacht na over de inhoud van de brief. Ik beschik namelijk over iets waar jij geen weet van hebt. Maar hij had wel degelijk een vermoeden waarover Grindelwald beschikte en als zijn vermoeden juist was, zou dat hem echt niet kunnen redden in zijn strijd tegen Albus Perkamentus. De professor Gedaanteverwisselingen nam zijn toverstok van het bureau en sommeerde zijn mantel. Het was tijd om het duel te beslechten dat later bekend zou staan als het grootste gevecht van onze tijd. Hij liet zijn ogen even rusten op Felix. Hopelijk tot straks, zei hij met een stem die heel wat dapperder klonk dan hij zich voelde, voordat hij de kamer uitliep. Er hing die nacht een heldere hemel boven Goderics Eind. In verschillende huizen brandde licht en zaten mensen een boek te lezen of een babbeltje te slaan voor het haardvuur. Niemand vertoefde op straat. Perkamentus stapte behoedzaam de Halvemaanstraat door. Het maanlicht gaf zijn gespannen gelaatstrekken een griezelig en dreigend uitzicht. Zijn blik schoof over de verscheidene huisjes. Aan een overwoekerde groentetuin hield hij stand. Op dat moment werd de straat overstroomd door een golf van licht. Ter hoogte van Albus ouderlijke huis verscheen een figuur uit het niets. Het verouderingsproces had hem duidelijk al te pakken gekregen. Het eens zo vrolijke en zorgeloze gezicht was getekend door diepe rimpels die zijn jeugdige speelsheid hadden opgeslokt. Om zijn handen zaten een heleboel gouden en zilveren ringen die oplichtten in het schijnsel van de maan. Gellert, besloot Albus. Wat een verbluffende verschijningvoor een moordenaar. Grindelwald glimlachte fijntjes. Wat ben ik blij dat je je sarcasme niet verloren bent. Hij keek even om zich heen alsof hij nog niet had beseft waar hij zich bevond en keek Perkamentus dan met een geveinsde verbazing aan. Heb je ook niet het gevoel dat we elkaar hier al eerder hebben ontmoet, Zijn vroegere jeugdvriend keek hem zwijgend aan. Hij was niet van plan om mee te gaan in het spelletje. Gellerts oogleden versmalden geniepig. O, nu weet ik het weer. Je Snulzusje wilde hier met de grote jongens komen spelen. Wat jammer nou dat ze het zelf niet meer kan vertellen. Een vlaag van ingehouden woede sneed door Albus hart. In een ruk trok hij zijn toverstok. Hoe kun je zon onmens geworden zijn? Wat ben jij toch een zwakkeling, Perkamentus. Ook hij trok zijn toverstok en vormde een slingerbeweging. Een krachtige vuurstraal schoot op Albus af. Die wist de aanval nog net te pareren en sloeg terug met een lichtflits die Grindelwald aan het wankelen bracht. REVENGUS GIERON! brulde hij als antwoord. Een tiental gieren doken op Perkamentus af en hadden de intentie om te doden. Hij zette meteen een schild op, maar kon niet beletten dat er eentje zijn arm verwondde. Met een vluchtige beweging die enkel een geoefend oog had kunnen opmerken, blies hij Gellert nog verder achteruit. Die spande zich volledig in en lanceerde een hevig onweer. Een bliksemschicht sloeg een gat in de straat en miste Perkamentus maar net. Zijn ogen zochten vliegensvlug naar een oplossing. Hij richtte zijn toverstok op een auto achter zijn tegenstander en voor Grindelwald het goed en wel besefte, was de wagen in een gigantische leeuw veranderd. Die sprong op de goudblonde tovenaar af en sloeg hem een van zijn gigantische poten neer. Hij zette zijn klauwen in het vlees van Grindelwalds armen en benen, zodat die zich niet meer kon verroeren. Albus stapte naar het lijkbleke lichaam en keek hem in de ogen. Ik schaam me dat ik ooit jouw vriend ben geweest. Je bent een slecht mens, Gellert. Ik dacht dat je een hart had. Hij rukte de toverstok uit Gellerts slappe hand en bekeek de staf zorgvuldig. De Zegevlier heeft al meer arrogante, onwetende mensen het leven gekost. Ik dacht dat je slimmer was, maar je drang naar macht heeft je verblind. Grindelwald keek hem aan met een pijnlijke grimas vol van woede. Hij wist dat het voorbij was. Albus opende nog een laatste keer zijn mond voor hij Gellert wegbracht. Ik hoop dat de geweldige mens die ik kende ooit terugkomt. Jij kan niet door en door slecht zijn. ----------------------------------- TopazLover <3 Titel: Expecto Patronum! Auteur: TopazLover <3 Onderwerp: Geschreven voor de Writers Battle. In dit verhaal wordt duidelijk hoe Loena aan haar patronus (een haas) gekomen zou zijn. Expecto Patronum! Avada Kedavra! Hij sprong opzij en slaagde erin de vloek te ontwijken. De groene lichtstraal miste hem maar net. Hij klauwde zijn pootjes in de grond en deed een poging om rustig te worden. Hoe kon hij hier weg? Rustig aan, Malfdius, hoorde hij een andere stem zeggen. Als je dat beestje meteen doodt, hebben we er geen plezier meer aan. Een schel gepiep klonk uit zijn mond en hij wenste dat hij in de grond kon verdwijnen, kon opgaan in het maanlicht, kon vluchten De stem die de Vloek des Doods naar hem geschreeuwd had, zei nog iets. Nog geen tel later voelde hij een ring om zijn achterpoot, die strakker en strakker ging zitten, zijn vlees er bijna afknelde. En toen hij zich probeerde te bewegen, liet de ring geen beweging meer toe. Hij was vastgeketend aan de grond. Bloed drupte van zijn pootje af, terwijl hij weg probeerde te komen. Diezelfde nacht liep een jong meisje door de velden. Ze zong zachtjes, terwijl ze een mandje met zich meetrok, waarin nu een eenhoornknuffel lag. Het meisje hoopte dat het mandje vol kwam te zitten met Waakse Nachtwakers, beter bekend als de Nachtbes. In het maanlicht groeiden de bessen het best en waren ze makkelijk van de struiken te plukken. Alleen was het meisje in haar verlangen naar die heerlijke bessen een beetje onverstandig geweest en vergeten om haar ouders in te lichten over haar uitstapje. Vrolijk stak ze de groentetuin over, die er mysterieus uitzag in het duister. Haar stem galmde over de velden, zacht maar duidelijk hoorbaar. Opeens stokte de adem van het meisje. Abrupt hield ze op met zingen en staarde met open mond naar het tafereel dat zich voor haar uitspreidde. Twee mannen met maskers op stonden gebogen over iets dat op de grond lag. De negenjarige Loena Leeflang sloeg haar handen voor haar mond. Hij hoorde een gezang, zacht als dat van een elfje. Hij probeerde zich erop te concentreren en voelde dat zijn pijn wegtrok. De man die Malfidus genoemd werd, deed een stap achteruit. Wat krijgen we -? Voorzichtig draaide hij zijn kopje om en zag dat het meisje ook achteruit begon te lopen. Hij hoorde hoe Malfidus zijn toverstok trok. Dat dacht ik niet! Een onbekende vrouwenstem zorgde ervoor dat hij zijn kopje weer omdraaide. Loena schrok heel erg op het moment dat de onbekende man zijn toverstok op haar richtte; haar lippen begonnen te trillen en ze liet haar mandje los, dat met een zachte plof op de grond viel. Dat dacht ik niet! De heerlijk bekende stem klonk beschermend, maar tegelijk ook aanvallend. Er klonken rennende voetstappen en Loena hoorde hoe de vrouw dichterbij kwam, tot ze uiteindelijk naast haar stond. De vrouw had lichtelijk uitpuilende ogen, waarin een woedende blik verborgen lag. Ze was lang en slank; haar lange, vuilblonde haar hing los en lichtelijk klittend over haar schouders. Haar lichaam was gespannen, klaar voor de aanval, en ze had een toverstok in haar rechterhand. De punt ervan wees op de borst van de man die Loena net bedreigd had. In het zilverachtige licht zag ze eruit alsof ze een godin was, iemand van een hogere macht. Het was dan ook niet vreemd dat de mannen terug begonnen te deinzen. Hij zag hoe Malfidus en zijn vriend achteruit begonnen te lopen. De vrouw begon spreuken te schreeuwen die hem net misten. De twee mannen keken elkaar even aan en sloegen op de vlucht. Lieve Loena, fluisterde haar moeder geschrokken. Loena, die heel goed begreep dat ze iets stouts gedaan had, boog haar hoofd. Ik zal het niet meer doen, mama. Dat is het niet ik vind het geweldig dat je nu al onderzoek doet naar dingen. Je wilde zeker Waakse Nachtwakers plukken? Ja, mama, zei Loena zacht. Ze snapte niet meer zo goed wat er aan de hand was. Ze was toch stout geweest? Maar haar moeder leek niet boos te zijn, eerder bezorgd. Wat knap dat je nog wist dat die in het maanlicht goed groeien! zei haar moeder blij en ze klapte in haar handen om duidelijk te maken hoe trots ze op haar dochter was. Alleen is het hier s nachts niet veilig, liefje. Dat heb je net wel gezien. Maak je maar geen zorgen, ik ga iets uitvinden waardoor jij s nachts veilig kunt doen wat je wilt. Je bent zo slim, dit verdien je! Hij snapte niks van het gesprek wat het tweetal had, maar hij hoorde wel de trots in de woorden van de vrouw. Opeens wist hij zeker dat hij zou sterven als het tweetal hem zou verlaten. De pijn in zijn pootje keerde terug, heviger dan ooit. Hij hapte naar lucht en piepte zo hard als hij kon. Een heel raar geluid zorgde ervoor dat Loena niet op haar moeder reageerde. Ze liep als gehypnotiseerd naar de plaats toe waar het vandaan kwam. Op dat moment zag ze de haas. Zijn linkerachterpoot zat met een soort ring vast aan de grond, hij rilde en aan zijn vacht plakte bloed. Ze liet zich op haar knien vallen en begon aan de ring te peuteren, die ze niet loskreeg. Mama, mama! schreeuwde ze. Mama, kom snel, er is hier een haas, hij gaat dood! Haar gezicht was bleek en ze voelde de angst, die razendsnel door haar heen ging, die haar in tween spleet en haar wilde verscheuren. Loenas moeder was er n tel later. Ze liet zich naast haar dochter vallen. Ik denk dat ik die ring wel loskrijg, liefje, zei ze geruststellend. Misschien is zijn pootje er wel af! jammerde Loena. Oh, mama, hij heeft vast pijn! De vrouw maakte de ring om zijn pootje los met behulp van een spreuk. Vervolgens voelde hij hoe de vrouw hem voorzichtig optilde. Mag ik hem dragen? hoorde hij het meisje vragen. Hij voelde hoe twee warme handjes zijn vel vastpakten. Voorzichtig liep Loena naar huis, met de haas in haar armen. Haar moeder liep vlak achter haar, haar toverstok getrokken en waakzaam. Tien minuten later leefde de haas nog steeds en maakte haar moeder de achterdeur open met behulp van een simpele spreuk. De deur kwam uit in de keuken. Aan de keukentafel zat een man die, terwijl hij opstond, de slaap uit zijn ogen veegde. Ah, mijn Loena, zei hij vaagjes. Daar ben je dan. Toen pas viel zijn blik op het bloederige hoopje dat zijn dochtertje in haar armen hield. Moeder en dochter verschilden van elkaar als water en vuur, bedacht hij zich. Qua uiterlijk leken ze op elkaar, maar de moeder stond wat meer met haar beide benen op de grond, terwijl haar dochter juist een afwezige indruk maakte. Toch leek het alsof ze beiden genteresseerd waren in wetenschap, in dingen ontdekken en verder kijken dan dit leven. En ze hielden beiden van dieren, anders zouden ze hem niet gered hebben. Hij mocht hen beiden en was hen dankbaar. Loenas vader maakte een paar fotos van de haas en kondigde aan dat hij meteen aan een artikel begon. Zodra hij weg was, legden Loena en haar moeder de haas voorzichtig op de keukentafel. Hij moet een naam hebben, zei Loena zacht. Alle belangrijke dingen hebben een naam. Hoe heet je? Een naam? Verzin jij het maar, wilde hij zeggen. Maar hazen konden niet praten en ook hij kon de woorden niet uitspreken. Ze staarde een tijdje naar hem, terwijl haar moeder een paar spreuken mompelde die het bloeden van zijn poot stopten. Mama, weet jij het Latijnse woord voor geluk? vroeg Loena aan haar moeder. Ik vind Engels of Nederlands zo gewoon klinken en Latijn klinkt anders. Fortuna, zei haar moeder na even nagedacht te hebben, alleen is dat woord wel vrouwelijk en dit is echt een mannetje. Fortuno! riep Loena uit, terwijl ze in haar handen klapte. Even rustig, liefje, je maakt hem bang. Fortuno klinkt stoer. Het past bij hem. Haar moeder moest er even om lachen. Je bent echt een slim meisje, Loena! Ik geef Fortuno nu even Spraaksap, men zegt dat het wonden sneller geneest. Blijf jij even bij hem, terwijl ik Spraaksap ga halen? Fortuno. Fortuno. Hij vond het bijzonder dat het meisje voor die naam gekozen had. Hij was wel eens vaker in aanraking gekomen met heksen en tovenaars en hij had verwacht dat ze hem Snuffie of Knabbel zou noemen. Geen ingewikkelde Latijnse naam met een betekenis. Al snel was de moeder van het meisje van Loena terug. Mag ik het geven? hoorde hij het meisje opgewekt vragen en even later stak ze zachtjes een lepel met een vloeistof in zijn mond. De vloeistof smaakte naar vers gras en hij dronk het meteen op. Dankjewel, dacht hij. En hij kreeg de schrik van zijn leven. Mama, hij praat! Hij zei: Dankjewel! Loena kon de opwinding die ze voelde niet onderdrukken. Ze had wel vaker een gewond dier meegemaakt en wist dat Spraaksap wonden liet genezen maar dieren liet praten? Het werd Spraaksap genoemd omdat er heel veel woorden hardop uitgesproken moesten worden terwijl de toverdrank gebrouwd werd. Niet omdat dieren ervan gingen praten. Het is niet erg dat hij praat, zei haar moeder met een glimlachje. Dat doen wel meer dieren. Het belangrijkste is dat hij beter wordt, Loena. We gaan hem deze maand verzorgen en dan kunnen we hem over een tijdje weer vrijlaten. Loena en haar moeder verzorgden hem trouw en Fortuno genoot ervan om met hen allebei te praten. Loenas vader schreef wel vijf artikelen over hem en kwam ook wel eens kijken, maar dat was toch anders dan de band die hij met moeder en dochter had. Na ruim een maand vonden ze het tijd om Fortuno los te laten, want hij was weer helemaal beter. Hij nam zijn vrijheid aan, maar kwam elke avond even langs om te praten. De tijd verstreek. Vier maanden lang was Loena gelukkig en ze praatte heel wat af met Fortuno. Mama zegt dat je eigenlijk niet aan mensen moet wennen, vertelde ze hem op een avond, terwijl haar moeder weg was. Maar zelf kan ze het ook niet laten om je te knuffelen, dus eigenlijk spreekt ze zichzelf tegen. Hij moest om haar wijze woorden lachen. Ooit zul je beroemd worden, Loena, zei hij ernstig. Ze gaf geen antwoord. Ik wil niet naar Zweinstein, dan mis ik mama, papa en jou. Ik vind het nu zo fijn. Over twee jaar moet ik al weg. Daar bedenken we wel iets op, suste hij, terwijl hij vrolijk op haar schoot sprong en zij hem lachend wegduwde. Hoe weet je eigenlijk zoveel over onze wereld? vroeg ze nieuwsgierig. Er wonen hier voornamelijk tovenaars, lachte hij. Een week later werd het geluk verstoord. Fortuno wilde op een avond weer naar het huis toe waar Loena en haar familie woonden, maar zag een hoop Schouwers staan. Hij bleef op een afstandje kijken en zag hoe Loenas vader zijn dochtertje omhelsde. Het spijt me vreselijk, hoorde hij een Schouwer zeggen. We konden niks meer voor haar doen Fortuno zag hoe Loena begon te huilen en rende naar haar toe, de Schouwers negerend. Ze nam hem in haar armen en huilde nog harder. Dat was de enige keer dat Fortuno haar ooit zag huilen en hij begreep dat hij haar moeder nooit meer zou zien. Het was zes jaar later en Loena stond in de ruimte waar de Strijders van Perkamentus bij elkaar kwamen. Vandaag gaan we een Patronus oproepen, kondigde Harry Potter, de leider, aan. Jullie weten hoe de spreuk werkt. Denk aan iets gelukkigs Loena dacht aan haar moeders dood. Ze dacht aan de twee lege jaren daarna. Ze dacht aan haar vaders verdriet. En uiteindelijk dacht ze aan Fortuno, die haar grote steun geweest was. Hij huppelde nog steeds rond in de omgeving van het huis, maar was er niet meer elke dag. Net als het mandje met haar knuffel erin. Dat lag nog steeds op dezelfde plaats. Fortuno was Loenas band met haar moeder; zij hadden hem samen gered en hem samen verzorgd. Hij had haar getroost door de woorden te gebruiken die haar moeder altijd zei als ze verdriet had. Dankzij hem herinnerde ze zich haar moeder zonder pijn, maar met vreugde. Uit alle macht concentreerde ze zich op Fortuno en op het beeld dat ze van haar moeder had. Loena? Harry keek haar verwachtingsvol aan en ze glimlachte even. Expecto Patronum! riep ze uit. Uit de punt van haar toverstok kwam een haas, het evenbeeld van Fortuno. Hij huppelde vrolijk voor haar uit en ze moest om hem lachen. Fortuno, Loena en haar moeder. Drie wezens, vele herinneringen. Allemaal verbonden door n enkele spreuk. ----------------------------------- KNIKKEBEEN Titel; Memoires van Maarten Vilijn Auteur; KNIKKEBEEN Onderwerp/zeer korte samenvatting; te kort om samenvatting van te geven :) je leest het wel, het is het eerste sinds een zr lange tijd dat ik op hpf nog eens schreef. Hopelijk vinden jullie het goed! Memoires van Maarten Vilijn, Ik verachtte hem, niet om wat hij deed, maar om wie hij was. Hij was de persoon vanwaar zn ouders wensten dat hij toch maar niet geboren zou moeten zijn. Het was zijn aura, zijn karma, zijn zen, zijn alle bovennatuurlijke rotzooi dat niet in orde was! Ik ben een vredelievend, mensenlievend mens, maar zelfs de zuiverste heiligste monnik zou hem haten, net zoals ik Hij kon van alles doen wat goed mocht lijken, maar haten bleef ik hem en niet om zijn acties nogmaals! Hij was de duivels zoon, alleen wist hij het zelf nog niet. Hij was rechtmatig vervloekt en zo ongelukkig, maar te onsterfelijk om sucide te plegen. Hij zou voor altijd haat met zich meedragen en verderf in mijn leven brengen. Hij was het kwaad puurder dan een kolossaal brein van de ergste seriemoordenaars bijeen. Hij was mijn andere ik ----------------------------------- Genner Titel: Mijmeringen Auteur: Genner Onderwerp/zeer korte samenvatting:Dat lees je wel. De titel zegt op zich al veel. Ik besef dat deze one-shot niet van de hoogste kwaliteit is, maar ik moest iets schrijven. Mijmeringen Ik schrik er telkens weer van, als ik haar zie. Dat is eigenlijk best vreemd, aangezien ze in mijn afdeling zit en ik haar dus best vaak ontmoet aan tafel in de Grote Zaal of in de leerlingenkamer. Ze is een jaar jonger, dus hebben we geen lessen samen. Ik weet niet of ik dat jammer vind of niet. Een groot deel van mij wil vaak bij haar zijn, altijd bij haar zijn, maar een ander, al even groot deel, wil dat niet. Dat deel is bang dat ze het merkt, dat ze me uitlacht of afwimpelt, of allebei. Dat deel is bang om te falen. Dat is nu op en top mij: bang en falend. Altijd komt het naar voren, in elke situatie en ik haat het. Ik wil dapper zijn, zoals Harry. Ja, die heeft al vanalles bereikt en hij heeft de meest levensbedreigende situaties meegemaakt. Hij is een held. Ik ben een mislukkeling. Waarom zou ze ooit naar me omkijken, als er zoveel anderen zijn? Professor Snape schept er plezier in om me te vernederen en oma jammert steeds maar weer hoe anders ik ben dan mijn ouders. Zo anders dat ze eraan zou twijfelen of ik wel hun zoon was, als dat niet duidelijk zou zijn aan mijn uiterlijk. Ik vraag me af of de Sorteerhoed geen verkeerde beslissing heeft genomen. Ik vraag me zo vaak af wat ik in deze afdeling doe. De kenmerken horen helemaal niet bij mij. Oma zegt altijd dat ik hier niet thuis hoor, dat ik in Huffelpuf terecht had moeten komen. Misschien heeft ze wel gelijk. Ik vraag me soms af of ik iets heb misdaan, want erg veel geluk heb ik nog niet gehad. Mijn beide ouders zijn gestorven toen ik nog erg jong was, beide waren steengoede tovenaars als ik de verhalen mag geloven. Ikzelf lijk echter niets te kunnen met mn toverstok en dat verwijt mn oma me vaak. Zij heeft me opgevoed en heeft altijd zoveel van mij verwacht. Naar Zweinstein gaan was n van de grootste opluchtingen van mn leven. Voor een aantal maanden weg van onder haar keurend oog, een aantal maanden niet dag in dag uit hetzelfde moeten horen; hoe geweldig en fantastisch mn ouders waren en dat ik geen respect toonde voor hen door me altijd zo onhandig te gedragen. Maar daar kan ik toch niets aan doen? Ze schrijft me nog steeds veel brieven, maar die kan ik weggooien en ze hoeft het niet te weten. Bijna elke keer zegt ze hetzelfde: dat Harry Potter pas een jongen is waar zij trots op zou zijn, was ze zijn grootmoeder, dat ik een voorbeeld aan hem zou moeten nemen. Begrijp me niet verkeerd, ik hou zielsveel van haar en ben haar dankbaar omdat ze me onder haar vleugels genomen heeft, maar iets minder druk had geen kwaad gekund. Hier heb ik toch wel geluk: Harrys Dreuzels klinken echt vreselijk om bij te leven. Dan heb ik het toch nog een beetje getroffen met oma. Zie je, dit gebeurt nu altijd. Ik dwaal af met mijn gedachten en weet niet eens meer waar ik mee bezig ben. In de les heb ik het ook veel te vaak. Ze komt langs, lacht. Zon mooie, lieve lach die lach die me achtervolgt tot in mn dromen. Ik glimlach zwakjes terug en ik weet het. Ik kan haar nooit krijgen. Neville Longbottom en Ginny Weasley zal je nooit zien staan op een trouwkaartje. ----------------------------------- Maschine Titel: Grote Meisjes Huilen Niet Auteur: Maschine Onderwerp/zeer korte samenvatting: Mijn inzending van de Writersbattle september/oktober op FF Forum. Grote Meisjes Huilen Niet BAM! Met een vrij harde klap belandde de hutkoffer van Vincent Korzel in het bagagerek. Met al die kleding en bovenal al het snoepgoed was het nog maar de vraag of het rek de koffer zou kunnen dragen. Vast wel. Korzel zat in de coup samen met zijn vrienden Draco Malfidus en Karel Kwast. Draco was de meest arrogante en brutale van het trio. Hij hield ervan om Griffen te beledigen en had daarin ook meestal het hoogste woord. Naast hem trof je meestal Korzel en Kwast aan. Korzel en Kwast waren twee forse jongens met meer spieren dan hersens. Ze hadden een slecht handschrift, konden nauwelijks lezen en waren gemakkelijk te manipuleren. Voor Draco -die zelf niet half zo sterk was als de twee bullebakken naast hem- was dit een perfect duo om bij zich te hebben. Ze luisterden direct naar je, waren sterk en betrouwbaar en je kon ze laten doen wat je maar wilde. Ideaal voor iemand als Draco dus. Draco was de zoon van volbloed tovenaars. Zijn bloedzuivere familie zat al eeuwen in Zwadderich en daar schepte hij maar al te graag over op. Dit was alweer zijn vijfde jaar in de prachtige groene afdeling. Ook Korzel en Kwast waren er ingedeeld. Met zijn drien hadden ze al vrij veel beleefd en dat was wat hen echt verbond. Ook Draco en Kwast hadden hun koffers in het bagagerek gegooid. De trein was net vertrokken en de drie waren al gaan zitten. "Op naar volgend jaar." zei Draco. "Ik wed dat pa het vreselijk vindt dat ik Potter in m'n klas heb zitten." zei Draco meer tegen zichzelf dan tegen de twee jongens bij hem. "Hopelijk kunnen we dit jaar de Afdelingsbeker winnen." vervolgde Malfidus. "Ja." knikte Korzel. "Dat hoop ik ook." Hij keek even naar de deur van de coup. Zou het karretje met lekkers al arriveren? Het leek net of hij precies op het juiste moment omkeek, want net op dat moment kwam er iemand binnen. Het was Margriet Bullemans, een meisje uit hetzelfde jaar als zij. Een stevige dame, mogen we wel zeggen. "Hoi." zei Margriet. "Mag ik bij jullie zitten." Draco's gezicht vertrok, maar de geobsedeerde Korzel zag het niet eens. "Natuurlijk." zei Korzel langzaam. Margriet liet haar koffer in het bagagerek zakken en plofte naast Kwast neer. Kwast schoof een stukje op, het achterwerk van Margriet Bullemans was niet bepaald slank te noemen. "Lekker weertje, vind je ook niet?" Ze keek naar buiten en giechelde. Ze haalde een doosje Chocokikkers uit haar zakken. "Iemand een kikker?" vroeg ze en propte er n in haar mond. "Ja, lekker." zei Kwast gulzig. Hij graaide met zijn mollige handen de kikker uit Margriet haar uitgestoken hand en propte het ding in zijn mond. Vervolgens liet hij een luide boer. Draco's gezicht vertrok en Korzel keek hem alleen maar kwaad aan. Margriet deed net alsof ze het geluid van een boer wel prettig vond om te horen. Dat wilde zeggen: Ze staarde naar Kwast alsof hij een Smekkie was. "Ik wilde dat ik zo goed kon boeren." verzuchtte ze. "Jij ook?" Korzel knikte en pakte de kikker aan. Hij kauwde langzaam en probeerde vooral niet te veel naar het meisje te kijken. Maar Margriet leek hem niet te zien. Ze negeerde Draco, hem had ze schijnbaar nooit aardig gevonden. Korzel zocht in de binnenzak van zijn gewaad naar nog meer snoep. "Smekkie?" vroeg hij en gaf Margriet er n. Margriet stak het Smekkie in haar mond en voor n moment keek ze Korzel recht in de ogen. Die laatste wist het nu zeker: Liefde ging door de maag. In de Grote Zaal waren de vier bij elkaar gaan zitten. Draco schepte tegen Kwast op over zijn vader en wat hij zoal gedaan had. Korzel kon alleen maar geobsedeerd naar de volslanke Margriet Bullemans staren, en zij staarde net zo hardnekkig terug. "Pasteitje?" vroeg Margriet. "Mond open." beval ze en Korzel opende braaf zijn mond. Met een sierlijk gebaar werd het overheerlijke pasteitje in zijn mond gedeponeerd en Korzel at het al smakkend op, terwijl hij zo romantisch mogelijk naar Margriet probeerde te kijken. Ze staarde terug met een geobsedeerde blik in haar ogen. De twee hadden elkaar al vrijwel direct opgemerkt en hadden tijdens de koetsrit -getrokken door dingen die ze niet konden zien- met elkaar gepraat over de beste manier om een Chocokikker op te eten en het gezicht dat je moest trekken om niet gepakt te worden als je snoep stal. Het waren al met al zr interessante en intellectuele gesprekken geweest. Nee, met deze dame was hij nog lang niet uitgepraat! Plof! Korzel keek op. In de leerlingenkamer van Zwadderich zat hij zijn huiswerk te maken. Of beter gezegd: Hij probeerde zijn kriebelige handschrift te ontcijferen door de vetvlekken heen, veroorzaakt door het eten van een doos Smekkies. Voor hem lag eerst zijn huiswerk, maar nu een halfdode uil met een brief in zijn snavel. Korzelig -ja op dat gebied deed hij zijn naam eer aan- trok de Zwadderaar de brief uit de snavel van de uil en veegde het beest met een grote zwaai van zijn arm van tafel. Zo. Opgeruimd stond netjes. Korzel vouwde de brief open en begon langzaam en hakkelend te lezen. Lieve Vincent, Ik ben er achter gekomen dat ik je erg aardig vind. Je lacht zo leuk en we kunnen goed met elkaar praten. Wat dacht je van vanavond om tien uur in de Zuidertoren? Liefs, Margriet Korzel las de brief. En nog een keer. En nog een keer. Pas na drie keer drong het pas echt tot hem door wat er stond. Het handschrift was dan ook erg moeilijk te lezen. Korzel keek op zijn horloge. Het was al bijna tien uur. De jongen stond op, propte zijn huiswerk in zijn tas en liep weg. Bam! Plof! Roekoeeeeee..... O ja, die uil. Korzel was bijna met zijn grote platvoeten op het beest gaan staan. Het uiltje had hij per ongeluk weggeschopt en het beest koerde nog zachtjes. Toen was het stil. Korzel liep naar het beest toe, tilde het op en keek op het bewoog. Vervolgens hield hij het uiltje bij zijn oor. Geen teken van leven. Was de batterij soms leeg? Na een vrij lange tocht kwam een hijgende Korzel dan eindelijk aan op de Zuidertoren. Hij zwalkte naar de deur die hem naar buiten leidde. Margriet stond al op het balkon. "Hoi Vincent." zei ze opgewekt en glimlachte naar hem. Korzel smolt van binnen toen hij haar lieve bruine puppyogen zag. "Zo." mompelde hij en ging naast haar staan. "Lekker weertje h?" Margriet knikte en bloosde. "Ik heb net zlke lekkere bonbons gegeten." verzuchtte ze. "Echt verrukkelijk." De kleine oogjes van Korzel begonnen te twinkelen. "Heb je ze bij je?" vroeg hij misschien iets te snel. "Nee." zuchtte Margriet. "Helaas heb ik ze allemaal opgegeten. Maar ze waren heerlijk. Ik zal de volgende keer ook een doosje voor jou meenemen." zei ze. Korzel glimlachte. "Dat is lief van je." zei hij stuntelig en probeerde iets leuks te verzinnen om te zeggen. "De hemel is prachtig. Net zo prachtig als jij." zei ze en keek hem met een verliefde blik in haar ogen aan. "Hou jij ook zo van Chocokikkers?" vroeg Korzel. "Ik vraag me altijd af hoe ze dat toch voor elkaar krijgen met magie." zei hij. "Ik ook." zei ze. "Ze zijn echt heerlijk." zei Margriet voor de zoveelste keer. Korzel staarde over de rand van de Zuidertoren en zag in de verte de moestuin van Hagrid. "Ik hou niet van groente uit een groentetuin. " zei hij. "Ze zijn zo... gezond." "Ik heb het koud." zei Margriet, iets wat bijna ondenkbaar was, gezien de natuurlijke bescherming die ze -evenals Korzel- tegen de kou genoot. "Kom, we gaan naar binnen." Korzel liep naar de deur en hield die voor Margriet open. "Ladies first, my dear." zei hij met een hoffelijke stem en maakte een lichte buiging. Margriet giechelde en ging naar binnen. Korzel sloot de deur en de twee liepen de Zuidentoren in. Ze gingen op de grond zitten, twee geliefden naast elkaar. "Ik hou van je." fluisterde een zwoele stem in zijn oor. Onmiddellijk daarna voelde hij iets nats en kleverigs op zijn oog terecht komen. Het was een oogzoen. "Het maanlicht was mooi," zei Korzel potisch en keek Margriet recht in haar bruine ogen. "..maar jouw ogen zijn mooier." Hij kuste haar vol op de mond en even waande hij zich in extase. Korzel had zijn ogen gesloten en merkte niet dat ze inmiddels niet meer alleen waren. Plof! Iets zwaars belandde op zijn schoot. Abrupt rukte hij zich los uit de zeer romantische kus en pakte de brief die op zijn schoot beland was. "Voor jou." zei hij. "Schat." voegde de Zwadderaar er aan toe. Margriet opende met haar mollige handen de brief en las hem. Haar gezicht vertrok. Toen begon haar dikke onderlip te trillen. Ze huilde. "Wat is er?" vroeg Korzel terwijl hij haar niet-begrijpend aanstaarde. Hij had nooit echt veel van meisjes begrepen. "Ik.." snikte ze. "Mijn opa is overleden." snikte ze en haar schouders schokten. Korzel sloeg een arm om haar heen. "Mag ik lezen?" Margriet duwde de brief in zijn handen. Lieve Margriet, Je weet vast nog wel dat opa Bullemans op sterven lag. Hij leed al een tijdje aan hartfalen. Vanmorgen vonden we hem dood in bed. We konden niets meer voor hem doen. Je zult vast wel geschrokkken zijn, maar geloof me schatje: alles komt goed. Het beste en vergeet nooit: We houden van je. Liefs, Pappa en mamma Margriet snikte door. Korzel had met de nodige moeite de brief doorgeworsteld en begreep nu eindelijk waarom zijn vriendin zo verdrietig was. "Hij verwende me." snikte Margriet. Stilte. Ze snikte door en Korzel zat ernaast als een stille geliefde die niet weet wat hij met zijn vriendin aanmoet. "Hij at alltijd heel veel. De lekkerste dingen, zoals bonbons, Smekkies en Chocokikkers." zei ze. "Ik mocht altijd met hem mee eten. We hebben samen vaak genoeg gepicknickt en gefantaseerd wat er zou gebeuren als we dat iedere dag deden. Door hem ben ik veel dingen nog lekkerder gaan vinden. Hij gaf me iedere zondag een doosje Chocokikkers. Het was altijd zo'n gezellige dikkerd. Hij was echt de liefste opa die ik heb gehad. En nu is ie..." Margriet's schouders schokte en even kon ze niets uitbrengen. Korzel zat nog altijd onbeweeglijk naast haar. Wat moest hij hier toch mee? Haar troosten? De dikkerd sloeg een arm om zijn vriendin heen. "Ik at altijd erg veel." snotterde Margriet. Dankzij hem leed ik nooit honger. Maar nu heeft het geen zin meer. Want nu is hij dood." bracht ze snikkend uit en Korzel probeerde iets troostends te zeggen. Helaas werkten zijn hersens meestal nogal traag, zo ook nu. Het gehuil van Margriet werd al minder. Even later was het niet meer dan alleen maar wat gesnotter. "Ik ga naar bed." zei Margiet. Voordat Korzel iets kon zeggen of haar kon helpen was ze al weg. Een verbijsterende Zwadderaar achterlatend. Het leek alsof ze het haden afgesproken, want de week erna, zelfde dag en tijd, troffen ze elkaar weer in de Zuidertoren, die net als gisteren op de twee na verlaten was. Margriet had zich verstopt in een hoekje, ergens achter een gordijn. "Margriet?" vroeg Korzel en kwam langzaam dichterbij lopen. "Wat is er?" vroeg hij. Van achter het gordijn kwam alleen wat gesnotter. Korzel liep naar het gordijn en haalde het een stukje weg zodat hij haar gezicht kon zien. Ze had gehuild, haar gezicht was nog nat van de tranen. Ze zag er nogal slecht en onverzorgd uit. Haar haren waren vet en hingen lusteloos voor haar gezicht. Ze zag bleek en haar kleren leken nog vormelozer dan anders. De nogal forse Zwadderaar knielde voor haar neer. "Wat is er?" fluisterde hij. "Ik word gek." fluisterde Margriet terug. "Gek van mezelf." Korzel hoorde het met verijstering aan. "Waarom?" fluisterde Korzel terug, met een tederheid die je bij hem maar zelden tegenkwam, maar die hij wel degelijk bezat. De omgang met Kwast en Draco hadden gezorgd dat je die kant zelden te zien kreeg, maar zo af en toe dook hij nog wel op. "Ik ben zo...dik." fluisterde Margriet en verborg haar gezicht weer achter het stuk gordijn. "Wat maakt het uit?" zei Korzel, iets harder nu. "Je bent lief zoals je bent." Margriet keek hem verbitterd aan. "Maar.." mompelde ze. "Ze haten me." Korzel had het nauwelijks kunnen verstaan, maar het begon langzaam tot hem door te dringen wat Margriet bedoelde. Ze werd toch niet...? "Maar ik mag niet huilen." vervolgde ze. "Want grote meisjes huilen niet." Korzel schrok nog meer. Wat moest hij doen? Meiden.. "Luister Margriet." zei hij resoluut. "Luister heel goed naar me." Hij keek haar dwingend aan, bijna streng. "Ik wil dat je vanaf nu niet meer zegt dat je dik bent, ok?" Margriet knikte langzaam. "En ik wil weten wat er aan de hand is. Wie zijn 'ze'? Wat gebeurt er?" Stilte. "Ik.." begon Margriet zachter dan ooit. "Er zijn een paar mensen die me pesten. Uit Zwadderich." voegde ze er aan toe. De ogen van Korzel werden groot. "Wie?" vroeg hij. "Ik weet het niet. Ik ken ze niet." fluisterde ze. Altijd was Margriet arrogant, zelfverzekerd, vrolijk. En nu was ze een hoopje ellende, dat hoopte dat de kwelgeesten die haar zoveel leed bezorgden ermee op hielden. "Ik ga ze de waarheid vertellen." zei Korzel vastberaden. "Alsjeblieft, doe het niet." smeekte Margriet. "Ze slaan je in elkaar, het zijn zevendejaars." Korzel glimlachte. "Kijk naar me. Ben ik schriel en slap? Nee toch?" Hij grijnsde. Voorzichtig pakte hij zijn vriendin bij een arm en trok haar zachtjes overeind. "Kom." zei hij. "We zullen ze laten zien wie hier de baas is." In de leerlingenkamer van Zwadderich was het vrij stil, op een paar figuren na. Het waren een stuk of vijf magere, slungelige jongens. Duideijk rijkeluiskindjes, te zien aan hun dure kleding. Toen Korzel en Margriet binnenkwamen begonnen ze te fluiten en oerwoudgeluiden te maken. Korzel negeerde hen. Nu was het moment. Nu moest hij ze de waarheid vertellen. Hij stapte op de vijf af. Een langgerekt 'oeeehhhhh' bereikte zijn oren. Blijkbaar waren ze erg onder de indruk van het feit dat hij een vriendinnetje had. "Dus Korzeltje is bezet?" zei n van hen op pesterige toon. "Is dat niet Buldogje, Korzel? Is dat echt je vriendinnetje? Dat gedrocht daarzo?" Vijf paar ogen keken hem aan. Korzel besloot hun vraag te negeren. "Hou ermee op, ok?" zei hij met trillende stem. "En waarmee moeten wij ophouden, Korzeltje? Want je denkt toch niet dat we die bulldog zomaar laten gaan?" vroeg de magerste en de langste van hen liefjes. "Hou op met haar uit te lachen en te vernederen." zei hij. Dat was eruit. Gespannen wachte hij op een reactie. En van de jongens stapte naar hem toe en ging heel dicht bij Korzel staan, zodat ze nu bijna neus aan neus stonden. "Wat zei je, korzeltje?" siste hij. "H-h-hou o-op." bracht hij hakkelend uit. Gelach ging op en weerklonk in zijn oren. Korzel deed een stap naar voren en hief zijn dikke, sterke vuisten op. De jongens deinsden wel een stukje achteruit, maar veel was het niet. Toen trok n van hen zijn toverstok. Voordat Korzel het wist was hij omwonden met touw en lag hij als een soort hulpeloze slang op de grond. De Zwadderaar hoorde gegil en besefte dat het uit zijn eigen mond kwam. Waar was Margriet eigenlijk? Hij wilde net kijken wat er gebeurde toen hij een stomp in zijn maag voelde. Vervolgens moesten om beurten ook zijn gezicht en benen eraan geloven. Korzel kon niets doen en voelde hoe hij langzaam bont en blauw werd. Hij proefde bloed en voelde hoe het over zijn gezicht begon te lopen. De Zwadderaar kneep zijn ogen dicht en liet het over zich heen komen. Verzet zou weinig zin hebben. Toen wist hij het niet meer... "Korzel?" Een vrouwenstem drong zijn oren binnen. Korzel opende langzaam zijn pijnlijke blauwgeslagen ogen en keek de persoon naast hem aan. Het was Margriet Bullemans, zijn vriendinnetje. "Hoe gaat het?" Korzel kreunde. Zijn hele lijf deed hem zeer. "Het gaat wel." zei hij en toen hij probeerde overeind te komen vertrok zijn gezicht van pijn. Margriet duwde hem weer terug in bed. "Ik moet je iets vertellen." zei ze. "Vertel." bracht Korzel uit. "Ik heb besloten op dieet te gaan. En ik wilde weten of jij ook mee wilt doen." Korzel keek haar onderzoekend aan. "Waarom?" Over de gebeurtenissen met de kwelgeesten van Margriet had hij met geen woord gerept. "Ik wil een fijn leven, een leven zonder verleidelijke dingen waar ik dik van word. En een leven met jou." Ze kuste Korzel op zijn voorhoofd en de jongen grijnsde pijnlijk. "Als we gaan trouwen, geef je mij dan ook een ring?" Korzel glimlachte. "Natuurlijk." zei hij. "Ook als hij niet om mijn vinger past?" vroeg Margriet. "Hij past wel om je vinger." zei Korzel. "Echt wel." Margriet begon zachtjes te snikken. Korzel hield haar zo voorzichtig mogelijk in zijn gehavende armen. Hij wachtte totdat ze was uitgehuild. "Grote meisjes huilen niet." mompelde Margriet en werd rood. "Het maakt niet uit, schat." fluisterde Korzel in haar oor. "We zullen altijd vrienden blijven. Door dik en dun." ----------------------------------- Avana Titel: Wat als ... ? Auteur: guess who ^^ Korte inhoud/omschrijving: Verbijsterd staren beide jongens elkaar aan. Ze zijn bijna even lang, hebben allebei hetzelfde warrige, zwarte haar Geschreven voor de Writers Battle op FFF met als onderwerp Marauders Wat als ? Oemph! klinkt het als Harry onverwacht ergens tegen opbotst. Om hem heen is niets te zien. Hij doet heel voorzichtig een paar passen terug en controleert of hij nog goed bedekt wordt door zijn Onzichtbaarheidsmantel. Even vraagt hij zich af wie er net als hij s avonds laat door het kasteel zwerft maar dan heeft hij het spreekwoordelijke Lumosmoment. Foppe! fluistert hij nijdig maar zwijgt meteen als hij zich realiseert dat zijn uitroep in tweevoud komt. Meer nieuwsgierig dan ongerust trekt hij vastberaden de gladde stof van zich af. Verbouwereerd ziet hij hoe er voor hem nog iemand uit het niets verschijnt. Is er nog iemand met een Onzichtbaarheidsmantel op Zweinstein? Schoenen, lange benen, een wit overhemd met een Griffoendordas en tenslotte het hoofd. Verbijsterd staren beide jongens elkaar aan. Ze zijn bijna even lang, hebben allebei hetzelfde warrige, zwarte haar en houden een identieke zilverachtige mantel in een hand die slap langs het lichaam hangt. Alleen hun ogen Harry is de eerste die zijn stem terugvindt. Pa? vraagt hij aarzelend maar dat klinkt wel heel erg raar tegen een leeftijdsgenoot. J-James? De ander knikt wezenloos en blijft hem verwilderd aanstaren. James kan geen woord uitbrengen bij het zien van de jongen voor hem. En moment denkt hij dat Sirius plan geslaagd is en dat hij tegen zijn vijf jaar jongere ik is opgebotst. Dan ziet hij die ogen. Groene ogen. Van hetzelfde groen waardoor hij meerdere malen per dag wordt betoverd. Hij knippert met zijn ogen als hij beseft wat de jongen net zei. Pa? WAT? Hij struikelt bijna over zijn mantel als hij onbewust een paar stappen achteruit doet. Welk jaar? Zijn stem kraakt alsof hij in tijden niet gebruikt is. Vreemd genoeg begrijpt de ander precies wat hij bedoelt. 1996, komt het antwoord gelijk. Weer valt er een minutenlange stilte waarin James ongelovig denkt: 1996? Dan zit ik 25 jaar verkeerd! Uitgebreid observeren ze elkaar. Je ogen , brengt James tenslotte uit. De ander grijnst. zijn net die van mn moeder, ik weet het. En na een korte pauze voegt hij eraan toe: Van Lily. James grijnst automatisch terug. O Merlijn, denkt hij dan ademloos, Lilys ogen. Dit is haar zoon. Er is iets fout gegaan met hun berekeningen. Lilys zoon, vraagt hij voor de zekerheid. Hij komt nog niet verder dan zinnen van twee woorden. Als de jongen knikt, gaat hij verder: Mijn zoon? Opnieuw een bevestigend gebaar plus een uitdrukking van pure blijdschap. James slikt. Hij wil op die ander zijn zoon afrennen en hem omhelzen. Hij wil zich omdraaien en hard wegrennen. Uiteindelijk blijft hij roerloos staan. Hoe wat is naam? En weer begrijpt de jongen wat hij bedoelt. Harry. Harry, herhaalt James. Zou haar vader zo heten? Harry James Potter! zegt zijn zoon trots. ~*~*~*~ Twee paar voetstappen weerklinken door de gangen. Harry heeft besloten James mee te nemen naar de leerlingenkamer. Hij hoopt dat Ron en Hermelien nog niet naar bed zijn zodat ze samen kunnen bedenken wat ze moeten doen. Het is vreemd om voor de verandering zelf naast een onzichtbaar iemand te lopen, zeker nu hij dat zelf ook weer is. Als James trouwens niet stopt met praten, kunnen ze hun Onzichtbaarheidsmantels beter afdoen, denkt Harry grinnikend. Niet dat het hem iets kan schelen. Al staat Malfidus samen met Vilder en Sneep om de volgende hoek; zijn vader is hier! James lijkt zijn houding teruggevonden te hebben en vertelt over het plan van Sirius om James terug in de tijd te sturen zodat hij de eerste kennismaking met Lily over kan doen en haar eerste indruk van hem kan veranderen. Tussendoor stelt hij enthousiast de ene na de andere vraag. Harry geeft automatisch antwoord, nog te vol van de gebeurtenissen om zelf vragen te stellen. Blijkbaar is ze tenslotte toch voor mijn charmes bezweken. James stem is een mengeling van hoop en zelfverzekerdheid. Wanneer ben je geboren? 1980? Wauw, dan zijn we jong getrouwd. Ik heb toch wel een eerzame vrouw van Lily gemaakt? Harry voelt iets tegen zijn schouder botsen als James hem blijkbaar een speelse duw wil geven. Hebben we nog meer kinderen gekregen? Nee? Dan hebben we je zeker lekker verwend? De stem van James klinkt plagend maar Harry denkt aan de Duffelingen en zwijgt verward. Wat moet hij in Merlijns naam vertellen over zijn leven? Als ze de gang op de zevende verdieping in lopen, ziet Harry Ron en Hermelien net het portretgat uitstappen. Beide met een bezorgde uitdrukking op hun gezicht. Hij krijgt opeens een idee en voelt op de tast naar waar hij James vermoedt. Hem voorzichtig naar zich toe trekkend, fluistert hij zacht: Dat zijn mijn beste vrienden, doe jij de mantel als eerste af? Een zacht gegrinnik is zijn antwoord. Als ze het tweetal bijna genaderd zijn, gooit James met een zwierig gebaar de mantel van zich af en grijnst naar de twee onbekenden voor hem. Degene met rood haar en een overdaad aan sproeten dat moet een Wemel zijn, denkt James roept uit: Hee, waar bleef je nou, maat? De ander een meisje met lang, bruin krullend haar en doordringende ogen blijft staan en houdt de Wemelknul tegen. Fronsend kijkt ze James aan. Haar ogen glijden over zijn kleren, over het zwarte haar dat door de mantel statisch omhoog staat en blijven tenslotte hangen bij zijn gezicht. Hij had kunnen weten dat hij Hermelien niet voor de gek kan houden, denkt Harry als hij ziet hoe ze James observeert. Ze kijkt even naar de lichtbruine ogen achter de brillenglazen voordat haar blik naar James voorhoofd glijdt. Harry ziet dat ze haar greep op Rons arm verstevigt. H, pas op! Ik moet zaterdag nog keepen met ... Ron, dat is Harry niet! onderbreekt ze hem gergerd. Ron kijkt haar verbaasd aan maar voor hij iets kan zeggen, werpt Harry zijn mantel af. Hij doet twee stappen naar voren en gaat grinnikend naast James staan. Rons mond valt open. Hermeliens ogen verwijden zich. Harry, wie is dit? vraagt ze ademloos. Harry grijnst naar zijn vader die met een identieke uitdrukking terugkijkt en zegt: Hermelien, Ron, dit is James Potter! ~*~*~*~ Dus in plaats van vijf jaar terug, ging je twintig jaar vooruit in de tijd, ondervraagt Hermelien James en ze schudt afkeurend haar hoofd. Sodeknetter! En dat enkel omdat een meisje je niet ziet staan? roept Ron ongelovig uit. Hermelien werpt hem een verontwaardigde blik toe en mompelt iets als lepeltje. Het viertal zit voor de open haard in de leerlingenkamer waar James net zijn hele verhaal verteld heeft. Het is inmiddels al diep in de nacht. Harrys ogen zijn al die tijd op James gefixeerd alsof hij bang is dat zijn vader zijn vader! verdwijnt als hij even zijn ogen afwendt. Ron staart nog steeds af en toe verdwaasd van Harry naar James en weer terug. Wat vreemd is, vindt Harry, want als er iemand gewend is aan familieleden met een identieke gelijkenis, is het Ron wel. Zoals gewoonlijk is Hermelien degene die de vragen stelt en de feiten boven tafel krijgt. Ja, reageert James op Hermeliens vraag, ondanks dat die alleen al door haar toon niet anders dan retorisch kan zijn, ik heb alleen geen idee hoe het misgegaan kan zijn. Remus is altijd zo precies. Maar Peter hielp hem, misschien dat hij een foutje Die rat? reageert Ron opeens fel. James kijkt hem verbaasd aan maar Hermelien legt Ron onmiddellijk het zwijgen op: Nee Ron! Je kunt niets zeggen. Je weet niet wat de consequenties zijn. Harry springt nu op uit zijn fauteuil en roept uit: Maar Hermelien, als hij weet wat er gaat gebeuren dan kan hij iemand anders kiezen als Het is onmogelijk zijn zin af te maken want Hermelien heeft vliegensvlug haar toverstok getrokken en Silencio geroepen. Ze herhaalt de spreuk voor de zekerheid bij Ron, zegt verontschuldigend tegen James Een ogenblikje en trekt haar verontwaardigde vrienden mee naar de andere kant van de leerlingenkamer. Opnieuw heft ze haar toverstok om eerst Finite Incantatum uit te spreken, gelijk daarop gevolgd door de Murmelio spreuk. Harry kijkt haar vreemd aan bij het horen van die laatste spreuk en ze reageert ongeduldig: Ja, ik weet het. Maar dit is niet de tijd om het over de Halfbloed Prins te hebben. Jullie moeten snappen hoe gevaarlijk het is om ook maar iets tegen James te zeggen over deze tijd. Automatisch kijken ze alle drie naar de jongen bij de haard die nu verward met zijn hand over zijn oren wrijft. Maar Hermelien, als hij weet wat er gaat gebeuren Weer onderbreekt ze hem: Harry, tijdreizen is niet zonder gevaar. Ik dacht dat je dat in het derde jaar wel geleerd had. Je kunt nooit volledig inschatten welke gevolgen de kleinste verandering in het verleden op de toekomst zal hebben. En ook als Pippeling niet de Geheimhouder van je ouders was geweest, was er nog de dreiging van V-Voldemort. Maar dan zouden mijn ouders hebben geleefd. Dan zou Sirius Harrys stem stokt. En misschien zou V-Voldemort besloten hebben dat Marcel degene was over wie de profetie sprak. Zou zijn moeder hetzelfde gedaan hebben als de jouwe? gaat Hermelien onverstoorbaar verder, hoewel haar bruine ogen mededogen uitstralen. Het punt is dat we dat niet weten, Harry. We weten niet wat als Niet ten goede en niet ten kwade. Wat als we door iets in het verleden te veranderen, datgene mislopen of kwijtraken dat ons moet helpen Voldemort te verslaan? Hermelien zwijgt. Harry kijkt naar Ron die zijn schouders ophaalt en hem hulpeloos aankijkt. Dan dwaalt zijn blik naar James die in gedachten verzonken in het schijnsel van de open haard staat. Wat als? Wat als James besluit dat de relatie met Lily zon tragische einde heeft dat hij tenslotte een ander kiest? Wat als Harry nooit geboren wordt? Harry vraagt zich af of de profetie dan alleen op Marcel zou hebben geslagen. Zou Marcel dan de Vloek des Doods overleefd hebben? Zou hij de Uitverkorene zijn geweest? Harrys gedachten gaan van de verlegen, stuntelige eerstejaars naar het SVP-lid dat vorig jaar heeft meegevochten in het Ministerie. Een flauwe glimlach speelt om zijn mondhoeken. Waarom niet? Dan verstrakt zijn mond. Omdat het niet eerlijk is om de gebeurtenissen te veranderen en een ander mijn lot te laten dragen. Ongeacht of ik zelf in die nieuwe toekomst zal leven of niet. Hoe kan ik daarvoor kiezen? Hoe kan ik dat voor mezelf verantwoorden? Harry sluit zijn ogen en denkt voor de zoveelste keer terug aan het moment dat Perkamentus die woorden van de profetie uitsprak. ' de Heer van het Duister zal hem aanmerken als zijn gelijke, maar hij zal een kracht bezitten die de Heer van het Duister niet kent en een van de twee moet sterven door toedoen van de ander, want de een kan niet voortleven als de ander niet dood is ' Volgens Perkamentus is de kracht die genoemd wordt liefde. De liefde waardoor zijn moeder zich heeft opgeofferd. De liefde die Harry blijkbaar zelf bezit. Hij vraagt zich schamper af hoeveel dat kan zijn met alle liefde die hij vanaf zijn eerste jaar heeft moeten ontberen. Wat als hij bij liefdevolle ouders zou zijn opgegroeid? Hij heeft er vaak genoeg stiekem over gefantaseerd maar nu denkt hij er serieus over na. Een uitspraak van zijn vader eerder die avond schiet door hem heen. Hebben we nog meer kinderen gekregen? Nee? Dan hebben we je zeker lekker verwend? Zou zijn moeder haar kind net zo weinig hebben kunnen weigeren als haar zus dat kon? Zou zijn vader ook een plaats in het Zwerkbalteam hebben gekocht voor zijn zoon, net als Lucius Malfidus? Harry snuift. Hij ziet noch zijn neef noch Draco Malfidus hun makkelijke leventje opgeven om onrecht te bestrijden ongeacht wat een oude profetie voorspelt. Zou hij, Harry, dat wel doen? Zou hij genoeg gemotiveerd zijn om Voldemort te doden als hij door hem niet zoveel verloren had? Hij zucht en opent zijn ogen om de bezorgde blik van zijn beste vriendin te ontmoeten. Langzaam knikt hij om te laten weten dat hij haar begrijpt. Ze kijkt hem onderzoekend aan en het volgende moment vliegt ze op hem af en voelt hij een vochtige wang tegen zijn hals drukken. Het spijt me, Harry, zegt ze schor. Ssst, ik weet het. Hij wiegt haar zachtjes heen en weer en voelt zichzelf ook getroost door dat gebaar. Langs haar bruine krullen kijkt hij naar Ron. De ongewoon ernstige uitdrukking op het gezicht van zijn vriend zegt duidelijk: Wat je ook beslist, ik sta achter je, maat! Harrys ogen dwalen naar de jongen die hij een paar uur geleden ontmoet heeft en terug naar degene waarmee hij al vijf jaar lang lief en leed deelt. Hij omhelst Hermelien nog een keer voor hij haar loslaat en bedenkt dat liefde in allerlei vormen komt. ----------------------------------- Avana's Draco Titel: Opa's verhaal Auteur: Ik natuurlijk^^ Korte inhoud: Nolean haat de kunst van het toverstokken maken, maar zou opa's verhaal hem tot inkeer kunnen brengen? Opas verhaal Nolean trommelde verveeld met zijn vingers op de eikenhouten tafel en keek met een gergerd gezicht naar zijn grootvader. Hij had een enorme hekel aan de zondagbezoekjes aan zijn opa. Er was nooit wat te beleven en je kon er een stuk perkament horen vallen. Opa? Een zacht gegrom gaf aan dat hij luisterde. Wat is er bij Merlijns baard zo leuk aan toverstokken maken? Het enige interessante is dat je ermee kan toveren, maar niemand wil toch weten hoe een staf wordt gemaakt? De oude man keek op en zijn ijzingwekkende ogen lichtten geamuseerd op. Die discussie hadden ze al zo vaak gevoerd. Hij legde de eenhoornharen en de stukken mahoniehout opzij en concentreerde zich op zijn kleinzoon. Ik zal jou eens een verhaaltje vertellen. Hij schraapte zijn keel en stopte zijn pijp. Lang geleden was er eens een jongen die een toverstok wilde kopen. Taxushout, 13 lang met een kern van feniksveer, n van de betere stokken. De jongen groeide uit tot een tovenaar die in staat was tot grootse dingen. Vreselijke dingen weliswaar, maar groots. Hij pauzeerde even zodat de laatste woorden hun werkelijke kracht niet verloren. Zoals je weet, wordt een feniks gebruikelijk slechts eenmaal gebruikt om een toverstok te maken. Maar het toeval wil dat de feniks die een veer schonk aan de staf van die jongen nog een veer heeft afgestaan. Vele jaren later werd die tweede stok verkocht aan een jongen, getekend door pijn en verdriet. Hij was een beroemdheid nog voor hij het besefte. Hij werd de Jongen Die Bleef Leven genoemd. De enigste die de Vloek des Doods van had weten te overleven. En laat het nu net de bezitter van die eerste toverstok zijn die de tweede jongen had proberen te vermoorden. De toverstokmaker trok aan zijn pijp en blies de rook genietend de lucht in. Nolean hing aan zijn lippen en keek hem met grote ogen aan. Gedurende enkele jaren heerste er een rust in de tovenaarswereld. Hij Die Niet Genoemd Mag Worden was verdwenen. Sommigen dachten zelfs dat hij dood was, maar niets bleek minder waar. Hij dook terug op en werd sterker dan ooit. De enige hindernis die nog op zijn weg lag, was die jonge tovenaar die eerder zijn ondergang had betekend. Veertien jaar nadat hij was verslagen, stonden de twee weer tegenover elkaar en kon alles van vooraf aan beginnen. Onze jonge held, Harry Potter genaamd, was ten dode opgeschreven, maar dankzij de Toverstokkunde wist hij te overleven. Het is namelijk zo dat twee stokken met dezelfde kern het moeilijk tegen elkaar kunnen opnemen. Nolean keek zijn grootvader peinzend aan. Maar wat is er dan gebeurd? Zijn de stokken ontploft? Dat had een mogelijkheid geweest. Maar hier ging het om Priori Incantatem. De spreuk zorgde ervoor dat de laatste slachtoffers van Jeweetwel verschenen en die hebben Harrys leven gered. Je kan je wel inbeelden dat de Heer van het Duister het risico niet wilde lopen dat zijn stok stuk zou gaan bij hun volgende ontmoeting. Daarom ging hij op zoek naar een stok die alle andere toverstokken overheerste. Een staf die slechts door een vertelsel in leven werd gehouden, de zogenaamde Zegevlier. Nolean wipte op en neer op zijn stoel van enthousiasme. Heeft hij hem gevonden? Heeft hij Harry verslagen? Opa glimlachte tevreden toen hij zag dat hij Noleans volledige aandacht had. De Doodsstok die ook bekend staat als Staf van het Lot kan enkel optimaal werken als de eigenaar ervan de vorige bezitter heeft overmeesterd. En daar is Jeweetwel in de fout gegaan. Hij had het raden naar de echte meester van de Zegevlier en die onoplettendheid heeft hem de nek gekost. Hij heeft Harry Potter steeds onderschat en in zijn arrogantie had hij nooit verwacht dat die tiener het mysterie van de Zegevlier zou ontrafelen. Toen Harry en Hij Die Niet Genoemd Mag Worden voor de laatste beslissende keer tegenover elkaar stonden, bleek Harry Potter de meester van de Zegevlier te zijn en zo ontsnapte hij nogmaals aan de Vloek des Doods. Nolean keek zijn grootvader met open mond aan. Heeft Harry gewonnen dankzij Toverstokkunde? De oude Olivander glimlachte bemoedigend. Zo zou je het inderdaad kunnen stellen. En ding is wel zeker: zonder de kennis van Toverstokkunde had hij het vast niet gehaald. Noleans ogen gleden naar de zijkant van de tafel en staarden naar het mahoniehout en de eenhoornharen. Nou, hoe maak je zon ding? Zijn opa glimlachte breed. Misschien zou Nolean uiteindelijk toch een toverstokmaker worden zoals de traditie in de familie Olivander al eeuwen standhield. ----------------------------------- Avana Titel: Hemelse Dromen Auteur: moi xD Korte inhoud/omschrijving: Na weken heen en weer geslingerd te zijn tussen de euforie en het verdriet van de mensen om hem heen, overwinningsfeestjes en begrafenissen, begrijpt Harry heel goed Georges behoefte om te doen alsof er niets veranderd is. Post Deathly Hallows. Geen slash xD Hemelse dromen De etalage ziet er kaal uit. Er liggen wat verdwaalde artikelen maar het oogverblindende effect van rondtollende, stuiterende artikelen dat Harry zich herinnert van twee jaar eerder ontbreekt. Ook de grote paars met gele poster op het rechterraam is verdwenen. Harry kijkt omhoog naar de opgepoetste letters op de gevel. Tovertweelings Topfopshop. Hij vraagt zich af hoe het voor George moet zijn om die naam overal te zien. Niet alleen als hij s morgens de winkel binnenstapt, maar ook op elk artikel in de winkel dat door zijn handen gaat. Een jonge heks met schouderlang blond haar stapt naar buiten met een emmer sop. Haar ogen verwijden zich als ze hem ziet. Hallo, meneer Potter, klinkt het ademloos. Verwoed zoekt hij in zijn geheugen naar haar naam. Uh hallo, Nicole. Haar wangen krijgen plotseling bijna dezelfde fuchsiaroze kleur als haar gewaad en Harry vergeet zijn terughoudendheid om naar binnen te gaan en stapt snel op de deur af. H Harry, klinkt het van tussen de rekken als hij de deur door stapt. Verrast ziet hij Leo Jordaan overeind komen. Pas als de druk in zijn borstkas toeneemt, beseft hij dat hij bij het betreden van de winkel zijn adem heeft ingehouden. Hij is opgelucht dat hij George niet alleen treft. Hij heeft hem wel een aantal keren in het Nest gezien maar is nog niet alleen met hem geweest sinds Leo, hoe gaat het? onderbreekt hij zijn eigen gedachten. Prima, we schieten al aardig op, reageert de ander. George is achter, gebaart hij naar een gordijn links van de toonbank. Harry knikt maar maakt geen aanstalten om door te lopen. Hij ontwijkt de begrijpende donkere ogen en laat zijn blik door de winkel dwalen. Langs de rekken en bakken waarvan sommigen hoog opgestapeld zijn met diverse artikelen en anderen wachten om gevuld te worden. Het tafeltje naast het gordijn waar meneer Wemel gefascineerd naar de Dreuzeltrucs had gekeken. De etalage waar Ginny haar moeder een Ukkepulk had afgetroggeld. De winkelruit waardoor ze Malfidus hadden gezien toen hij ... Hij schrikt op uit zijn gedachten als George binnenkomt. Wat verschaft ons deze buitengewone eer, Harry? Hij knipoogt naar Leo en vervolgt: Je had ons de kans moeten geven de Ochtendprofeet in te lichten. Gratis reclame is nooit weg. George en Leo grijnzen. Harry schudt zijn hoofd. Net of dat nodig is. Ik wed dat praktisch iedereen die in september naar Zweinstein gaat, staat te trappelen tot je open gaat. Hij kijkt even nadenkend. Behalve Hermelien natuurlijk. Hij grinnikt nu ook en stapt op George af die hem enthousiast omhelst. De spanning die Harry op weg naar de winkel vergezeld heeft, valt van hem af bij de begroeting van George. Een stemmetje in zijn achterhoofd dat verdacht veel klinkt als dat van Hermelien spreekt hem vermanend toe. Maar Harry, waarom zouden ze jou verwijten maken? Jij hebt gedaan wat je kon en meer! Leo loopt naar achteren om iets te drinken te halen en George biedt hen ruitvormige koeken aan die elk een andere kleur glazuur hebben. Hij kijkt geamuseerd als Harry met een achterdochtig gezicht weigert. Maar het valt Harry op dat hij Leo niets aanbiedt. De sfeer is ontspannen en de grappen en woordspelingen worden in een rap tempo heen en weer gekaatst. Harry kan zich niet herinneren wanneer hij zich voor het laatst zo op zijn gemak heeft gevoeld in het gezelschap van anderen. Toch verwondert hij zich over de opgewekte stemming van George. Sorry heren, mijn aanwezigheid wordt gevraagd door knapper gezelschap. George knipoogt naar Nicole die blozend in de deuropening staat en volgt haar naar buiten. Door de winkelruit zien de achterblijvers hoe ze, breed gebarend naar de gevel, met George overlegt. Harry draait zich om naar Leo en stelt de vraag die hem op de lippen brandt. Is dit echt? Als de ander hem onbegrijpend aankijkt, vervolgt hij: George, bedoel ik. Ik had niet verwacht ik weet niet maar hoe gaat het nu echt met hem? Ook al zegt men dat het zuchten van een mooi meisje verder wordt gehoord dan het gebrul van een griffioen, dat betekent nog niet dat de griffioen moet gaan zitten fluisteren, klinkt het onverwachts. Harry draait zich met een ruk om en ziet George vlak achter hem staan. Gegeneerd zegt hij: Ik dacht dat je ons niet kon horen. De woorden zijn zn mond nog niet uit of hij spert zijn ogen open en kijkt George ontzet aan. O god, sorry, ik vergat stamelt hij. Zijn ogen flitsen van de zijkant van Georges hoofd naar Leos uitdrukkingsloze gezicht en weer terug naar George die even zijn rechterhand op zijn hart legt en op een tragische toon zegt: Harry, Harry zullen we het maar in de doofpot stoppen? Harry heeft het gevoel dat zijn gezicht inmiddels ook prima bij het personeelsgewaad van de fopshop past. Georges mondhoeken beginnen te trekken maar het is Leo die als eerste in de lach schiet. Ach, ik dacht dat ik doof werd maar zolang ik nog over me hoor praten, valt het blijkbaar wel mee, grijnst George. Schaapachtig kijkt Harry hem aan. Dan wordt George ernstig en zegt: Natuurlijk gaat het nog niet geweldig. Ik betwijfel of dat ooit nog komt. Vooral de nachten zijn moeilijk en je weet hoe het thuis is. Harry knikt als hij denkt aan de bedrukte sfeer in het Nest. Dus als ik hier ben, dan wil ik even alles vergeten en doen alsof alles normaal is. Alsof Fred zijn stem hapert maar een tel even naar de Verdonkeremaansteeg is om ingredinten te halen. Snap je? Harry knikt weer, de brok in zijn keel verhindert hem antwoord te geven. Hij snapt het. Na weken heen en weer geslingerd te zijn tussen de euforie en het verdriet van de mensen om hem heen, overwinningsfeestjes en begrafenissen, begrijpt hij heel goed de behoefte om te doen alsof er niets veranderd is. Kan ik komen helpen? De vraag ontsnapt hem en hoewel hij het in een opwelling zegt, meent hij het. George kijkt hem onderzoekend aan, slaat hem dan op zijn schouder en neemt hem mee naar achteren waar nog stapels dozen staan, vol artikelen die uitgepakt moeten worden. Die niet, zegt George scherp, zet die maar daar. Hij maakt een wegwerpgebaar in de richting van een stapel van vijf dozen die Harry ook niet uit heeft mogen pakken. Maar George, probeert Harry, dat is juist iets waar veel mensen nu behoefte aan hebben. Hij kijkt naar het plaatje op de kleurrijke doos van een vrouw in een middeleeuws gewaad, die met een gelukzalige uitdrukking naar een ring met een enorme diamant staart die een knielende ridder haar aanbiedt. Ik snap dat je de Eetbare Duistere Tekens liever niet meer verkoopt maar waarom zou je de Gepatenteerde Zwijmelbezweringen wegdoen? George geeft geen antwoord maar staat abrupt op. Ik ga even wat te eten halen bij Tom. Harry kijkt hem verbluft na als hij met grote passen de winkel uit loopt. Ze zijn al een hele morgen met zijn drien aan het werk. Nicole is een uur geleden vertrokken en Harry kan niet ontkennen dat hij ook wel zin heeft in een hapje eten maar zo dringend is dat toch niet? Hulpeloos kijkt hij naar Leo die zijn blik met een bedroefde uitdrukking beantwoord. Het was een uitvinding van Fred alleen. Hij had er maanden aan gewerkt en hij was er ontzettend trots op. Maar dan zou hij toch juist zegt Harry ongemakkelijk. Leo haalt zijn schouders op. Sommige herinneringen zijn denk ik moeilijker dan andere. Harry zet de doos bovenop degene met de felgekleurde Poe-Pie-Nee reclamezin en trekt een nieuwe naar zich toe. Hij maakt hem zwijgend open en begint de Boemboxen voor Beginners uit te pakken. Terwijl hij de boxen in een schap zet, vliegen zijn gedachten als Keltische Aardmannetjes heen en weer. Het klopt niet, denkt hij. Hoewel hij Georges gevoelens begrijpt, voelt het niet goed om die dozen weg te zetten. Als George terugkomt met een zak belegde broodjes, kijkt hij Harry en Leo niet aan maar doet net of er niets aan de hand is. Hij zet de zak op de grote tafel naast de toonbank en begint de broodjes uit te pakken. Harry volgt Leos voorbeeld en pakt een stoel en al gauw zitten ze gezamenlijk te eten. Er worden glazen gehaald en Leo schenkt pompoensap in. De sfeer doet gedwongen aan en na drie moeizame happen legt Harry zijn broodje neer en richt zich tot George. Het spijt me als ik iets verkeerds zeg, George, maar ik denk niet dat het goed is als je zon groot gedeelte van de spullen uit de verkoop haalt. Hij haalt snel adem, bang dat George hem zal onderbreken. Die Duistere Tekens, het Duistergruis; ik snap dat je bang bent dat mensen jullie producten enkel nog maar associren met Voldemort en de Dooddoeners Harry ziet Leo huiveren als hij de naam uitspreekt, maar dit is jullie levenswerk, jullie uitvindingen. Laat dat niet afpakken. Verander het, pas het aan maar gooi het niet weg. En je doet Fred onrecht als je de producten waar hij zijn ziel en zaligheid in heeft gestopt, letterlijk achter een gordijn verbergt. Is dat wat hij zou willen? Of zou hij in de etalage een speciale tentoonstelling van zijn uitvindingen willen? Abrupt sluit hij zijn mond. Hij staart naar de vloer en wacht gespannen op Georges reactie. Waarom heeft hij zijn mond niet gehouden? Wat voor recht heeft hij om die dingen tegen George te zeggen? Goed, hij weet wat het is om iemand te moeten missen maar hij heeft zijn ouders nooit meegemaakt en Sirius Sirius, kende hij tenslotte nog maar even. Het is niet zoals de band tussen Fred en George. Nou, Harry, ik kan niet echt zeggen dat ik n en al oor was maar het is gelukkig de toon die de muziek maakt. De stem van George klinkt niet kwaad en langzaam heft Harry zijn hoofd op. De bruine ogen zijn donker van ingehouden verdriet maar George knikt hem toe en zegt: Een speciale tentoonstelling, h. Klinkt als een evenement voor de grootste pompoen. De vertrouwde grijns verschijnt weer rond zijn mond en Harry is opgelucht dat George niet boos is en alweer grapjes maakt. Vier maanden later, vlak voor Halloween, ontvangt Harry een pakje als hij samen met de andere achtstejaars aan de tafel van Griffoendor zit te eten . Hij wacht met openen tot hij op de slaapzaal is. In het pakje ziet hij verschillende glazen bollen op een bed van zachte witte veren. Hemelse dromen staat er in sierlijke letters op het glas geschilderd. Traag en hypnotiserend dwarrelt er binnenin elke bol gekleurde rook. Roze, blauw, zachtgeel; elke bol een andere kleur met een andere naam. Roze wolken, Maanlicht, Zomerzon. Aan de bollen zit een label dat zegt: Ontspan en laat je meevoeren op de wolken, plus een handleiding voor veilig gebruik. Als Harry n van de bollen behoedzaam opent, wordt hij omhuld door zachte blauwe wolken. Meteen ziet hij geen hand meer voor ogen. Net als hij in paniek wil raken, klinkt een kalme stem vanuit de bol in zijn handen en zegt hem dat hij kan ontspannen en dat alles veilig is. Terwijl Harry zich langzaam mee laat voeren op een hemelse droom, glijdt er een stuk perkament op de grond. Pas de volgende morgen leest Harry de woorden. Dit vond ik een beter eerbetoon dan een tentoonstelling. Ze gaan morgen in de verkoop. Bedankt, maat! George ----------------------------------- Vivian. Titel: Gedachten van een Weerwolf Auteur: ik zelf XD Korte inhoud /omschrijving: Zomaar een volle maan uit een van Remus Lupos' laatste jaren op Zweinstein. Gedachten van een Weerwolf Enkele sterren schitterden in een door de maan, die deels met wolken als een soort sluier bedekt werd, verlichte nacht. Vaag kon je nog geroezemoes horen als je van een afstand de silhouetten van het kasteel bekeek, nog juist in het maanlicht zichtbaar. Langzamerhand werd het steeds stiller, maar ik gaf er niet om. Ik hoefde nu niet naar binnen te gaan, sterker nog, dat was me verboden. Rustig liep ik over het pad, buiten, weg van Zweinstein. Met aan mijn linkerhand de groentetuin bedacht ik hoeveel geluk ik had dat ik hier kon studeren. Ik liep langzaam langs de kassen, haasten was nergens voor nodig. Pas tegen middernacht zou de maan vol zijn en moest ik weg zijn, opdat ik geen medeleerlingen kon verwonden. De gedachte gaf me even een gevoel van paniek en een stoot adrenaline joeg door de aderen van mijn lichaam, dat zich vanavond eens te meer zou transformeren in dat van een wolf. Diep de frisse nachtlucht inademend, voelde ik de kalmte terugkeren. Het was maar voor een paar nachten, daarna zou het voor de rest van de maand weer gewoon lijken. Ik staarde naar de volle, heldere maan, waar een soort lichtgevende blauwige ring omheen scheen. Zo mooi en tegelijkertijd zo beangstigend. Als een soort kostbaar juweel stond ze aan de hemel, terwijl ze zo bedrieglijk gevaarlijk was voor mensen als ik. Of liever gezegd: iedereen die bij mensen als ik in de buurt was op het moment dat de maan op haar grootst was. Mijn hele leven al had ik er een band mee, hadden mijn ouders mij verteld. Als baby en peuter had ik nooit kunnen slapen dan, als kleuter glipte ik het huis stilletjes uit. Zo was het gekomen, mijn noodlot. Weinig littekens herinnerden aan de nacht die voorgoed een ander mens van me hadden gemaakt, de volle maan deed dat des te meer. Niemand haast had ik deelgenoot kunnen maken van mijn geheim, zonder dat ze onbehagelijk stil vielen of zelfs geen moeite deden om hun afkeer en afkeuringen te verbergen. Weerwolf; gebrandmerkt, inferieur en gevaarlijk. In de inmiddels bijna zeventien jaar dat ik op aarde rondliep had ik al snel moeten leren wanneer het beter was te zwijgen. Toch werd me verteld dat ik me niet hoefde te schamen voor wat ik was, ik kon het ook niet helpen. Professor Perkamentus en mijn drie beste vrienden waren de weinige mensen die me het gevoel gaven dat ik voor vol meetelde. Ik liep verder, over het zanderige pad langs het meer. Een zuchtje wind liet bracht het wateroppervlak in beweging, waardoor het maanlicht als een soort glinsterende edelstenen weerspiegelde. Nauwelijks kon je de vissen zien, die ook ergens moesten zwemmen. Zo nu en dan, als een ster wat minder helder weerkaatste, merkte je dat er wel degelijk leven aanwezig was. Maar vannacht deed dat er niet toe. Het was de maan en ik, als een soort wedstrijd. Wie was er sneller, de maan of ik? Meestal gingen mijn vrienden mee als het weer zover was, alleen had ik daar nu geen behoefte aan. Starend naar de maan voelde ik opeens hoe een traan uit mijn oog naar beneden gleed en een ongecontroleerde snik uit mijn keel ontsnapte. Het was niet eerlijk. 'Waarom juist ik, waarom niet een ander,' sprak ik nu onbewust hardop, alsof ik antwoord verwachtte van de maan. 'Van alle mensen moest juist ik een weerwolf worden.' Als een feit klonk dat tweede, net of er geen emotie bij zat. Net als de brief die ik gister kreeg, waarin op dezelfde zakelijke, koele toon werd verteld dat mijn ouders waren gevonden. Dood, verscheurd. Warme, niet te stoppen zoute druppels drupten van mijn kin en vielen op het vochtige gras bij de oever. Niet aan denken, niet nu tenminste. Als in een automatisme liep ik nu verder, weg van hen waar ik vanavond niet bij mocht zijn. Zowel letterlijk als figuurlijk voelde ik meer afstand dan ooit met wie dan ook van de Zweinsteinleerlingen. Maar op dit moment moest ik mijn emoties de baas blijven, totdat ik de beukwilg gepasseerd was. In de verte kon ik Zweinsveld al zien liggen nu. Haastig liep ik de stille straten van het overdag zo drukke dorpje door. Spookachtig was het er -eng haast-, maar ik had een doel. De beukwilg, daar moest ik voorbij. Tot daar was ik, in gedachten verzonken, al gekomen. Even keek ik om, en zag, als betoverd, de maan, waar ik mijn blik niet meer van af kon wenden. Zo groot en vol scheen ze naar mij, of ze me wilde troosten. Een vaag gevoel van liefde overviel me, of mijn ouders van daaruit op me neerkeken en nog steeds van me hielden. Of was het de maan zelf, die als een soort moeder over me waakte? Het was een bijzonder gevoel, liefde die vanuit iets kwam wat ik tegelijkertijd zo vreesde. Feller werd de maan nu, en ronder. Steeds meer voelde ik hoe al mijn zintuigen scherper werden. Ik rook alle geuren die de hele dag rond Zweinsveld hadden gehangen en meer dan ooit zag ik de schoonheid van de natuur, die niet ver van hier was. Dit uur, vlak voor de transformatie, was het aangenaamst. De maan was verantwoordelijk voor mijn verhoogde waarneming van alles - iets waar ik ondanks alles dankbaar voor was. Dadelijk, als wolf, zou ik even aan de pijn en herinneringen van mijn menselijke leven kunnen ontsnappen. Het had zijn prijs; de wetenschap dat ik in een dodelijk gewetenloos schepsel veranderde was niet bepaald prettig, evenmin als de transformatie wanneer deze in volle gang was. Op dit moment had ik daar echter vrede mee. Voelend hoe mijn lichaam langzamerhand behaarder werd, trok ik vlug mijn blik los van de gevaarlijke maar prachtige zilveren magneet die mijn ogen gevangen hield. Ik worstelde met mezelf om de voltooiing van het proces uit te stellen, terwijl ik met moeite mijn weg zocht naar het Krijsende Krot, de plek die haar naam aan mij te danken had. Net toen ik veilig binnen was, voelde ik de wolf in me wakker worden. Het voelde of al mijn botten braken en mijn huid half smolt, de pijn was nauwelijks te beschrijven. Ik transformeerde. Een wolf begon te huilen; het was voltooid. ----------------------------------- Smalofski Titel: WN - Epiloog Auteur: Moi Korte inhoud /omschrijving: Dit is de epiloog die ik al lang klaar had liggen voor de fanfic die ik hier een tijdje gepost heb. Helaas is de fanfic zelf niet afgeraakt, maar dit vond ik toch wel mooi om even te delen met jullie. Het spreekt allemaal nogal voor zich, je moet het verhaal eigenlijk niet echt kennen om mee te zijn ^^ Scheurbek kraste enthousiast bij het zien van de vijf dode fretten die Sirius in zijn hand had, toen hij de kamer waarin de hippogrief werd vastgehouden, binnenstapte. Verrassing! grijnsde hij breed, terwijl hij de eerste fret naar Scheurbek toegooide. Hij werd midden in zijn vlucht gevangen door de scherpe snavel van Scheurbek en in zijn geheel ingeslikt. Het was duidelijk dat de hippogrief de ratten die dagelijks op het menu stonden meer dan beu was, want hij sprong recht en hapte naar de vier overgebleven fretten. Sirius lachte, en besloot het arme dier niet langer zo te plagen, en legde de dieren voor hem op de grond. Het duurde niet lang voor ze met huid en haar verslonden waren. Kraa? schooide Scheurbek, hopend op meer, en hij snuffelde voorzichtig aan de zakken van Sirius, om te kijken of hij er nog meer had zitten. Sorry vriend, lachte Sirius, je zal het daarmee moeten stellen. Meer kon ik er niet vinden. En van Perkamentus mag ik eigenlijk niet eens naar buiten Sirius lach stierf even snel uit als hij begonnen was, toen hij zichzelf herinnerde aan zijn gevangenis voor eigen bestwil. Hij ging op de grond tegen de muur zitten, en Scheurbek liet zich naast hem neerzakken en legde zijn hoofd op een nogal neerslachtige manier op zijn voorpoten. Ja, jij snapt me wel he, zei Sirius zachtjes, en aaide de veren achter het oor van de hippogrief. Jij bent ook niet gemaakt op opgesloten te zitten in een donkerkamertje in een huis in de stad. Jij hoort buiten te kunnen lopen, en vrij te zijn. Net als ik. Jij en ik zijn wezens die vrijheid moeten hebben. We doen het niet goed in gevangenschap. Even leek het alsof Scheurbek instemmend zuchtte. Er klonk een zacht gekraak, en de deur van de kamer zwaaide open. Sirius en Scheurbek keken beiden geschrokken op, maar ontspanden weer toen ze zagen dat het slechts Remus was, die de kamer binnenkwam. Ah, hier ben je. Knijster heeft me binnengelaten, maar toen ik hem vroeg waar je was begon hij onverstaanbaar te mompelen. Sirius gromde alleen iets dat leek op vervloekte huiself. Hij leek trouwens in een goed humeur, vervolgde Remus, alsof hij de neerslachtige bui van Sirius niet opmerkte, of beter gezegd, alsof hij niet wilde toegeven aan de negatieve energie die in de kamer hing, voor zover Knijster in staat is in een goed humeur te zijn dan toch, vervolgde hij grinnikend. Maar Sirius lachte niet mee. Hij staarde Remus enkel aan met lege ogen, en mompelde: Dan heeft hij vast weer iets gejat. Remus zuchtte diep. Op momenten als deze besefte hij ten volle hoe zeer Azkaban Sirius veranderd had. In die zielige, onverzorgde, neerslachtige man was niets meer terug te vinden van de vrolijke, onverschrokken jongen waarmee hij de mooiste jaren van zijn leven heeft meegemaakt. Die tijd is werkelijk voorbij. Hij zweeg en ging naast Sirius en Scheurbek zitten. Zo zaten ze in volledige stilte voor zon tien minuten. Af en toe klonk het ritselen van Scheurbeks veren als die van houding veranderde, en in de andere kamer sloeg de klok zes uur. Een herinnering sprong door Remus gedachten en hij moest spontaan glimlachen. Weet je nog die keer dat we naar de keukens gingen? vroeg hij aan Sirius. Welke keer? We woonden bijna in de keukens, antwoordde Sirius, en ondanks dat zijn toon nog steeds hardvochtig en verbitterd klonk, was er toch een hint van amusement in de bespeuren. Die keer dat ik aan een van de elfen vroeg om ketchup en jij er aan toevoegde dat er vooral geen tomaten in mochten zitten. Het arme kereltje barste bijna in huilen uit. Sirius grijnsde nu en zei grinnikend: Elke keer als ik die elf daarna zag in de keukens, maakte hij zich zo snel als zijn knobbelige voetjes hem konden dragen uit de voeten voor ik hem weer naar tomaatloze ketchup kon vragen. Ze schaterden het samen uit, en zelfs Scheurbek leek op de knappen van de verandering in atmosfeer die in de kamer hing. Hij zwiepte speels met zijn staart en schudde enthousiast met zijn veren. Echter, toen ze beiden uitgelachen waren, werd het weer stil in de kamer, want ze waren beiden er zich pijnlijk bewust van dat die tijd echt voorbij was. Ze waren geen twee onbezonnen scholieren meer. En wat ze ooit geweest waren voor elkaar, ook dat was slecht een herinnering uit een ver verleden. Nu ze voor het eerst in al die tijd weer alleen samen waren, wisten ze niet goed wat te zeggen tegen elkaar. Het was slechts een bevlieging Hij herinnerde zich de woorden als de dag van gisteren. Hoewel hij eerst ervan overtuigd was geweest dat het slechts een leugen was geweest, was hij in de jaren die erop volgden wel gedwongen geweest ze te aanvaarden als de waarheid. Toen Sirius naar Azkaban werd gestuurd voor het verraden van Lily en James en de moord op Peter en al die Dreuzels, had hij zichzelf ervan willen overtuigen dat Sirius ook voor hem slechts een bevlieging was geweest. Maar toch was er altijd twijfel geweest. Twijfel en een sprankje hoop, niet groter dan speldenprik. Het was dat splintertje hoop dat zijn hart had doen opspringen toen hij las dat Sirius de dementors te slim was afgeweest en ontsnapt was uit Azkaban. Het was dat splintertje hoop geweest dat hem ervan weerhield aan Perkamentus te zeggen dat Sirius misschien als een hond op het terrein van Zweinstein kon binnendringen. Het was dat splintertje hoop dat zorgde dat hij Sirius niet onmiddellijk aanviel toen hij hem na al die tijd terug zag in het Krijsende Krot, waardoor zijn onschuld nu was hersteld, dan niet officieel, maar wel voor de mensen die belangrijk zijn in zijn leven. Het was dat splintertje hoop dat hem naar deze kamer en dit gesprek had geleidt. En ook al was de situatie te ingewikkeld en gevaarlijk om meer te koesteren dan een enkele splinter hoop, overviel hem opeens de nood om iets te zeggen, al was het enkel maar om te laten weten dat hij hem nooit echt opgegeven had. Hoe lang duurt een bevlieging? Hij had half verwacht dat Sirius geen idee had waarover hij het had, maar daarin vergiste hij zich zwaar, want het antwoord dat hij kreeg, was niet hetgene hij verwacht had. Ik weet het niet, antwoordde Sirius. Remus keek hem aan, maar Sirius staarde nog steeds naar de muur aan de overkant van de kamer. Bedoelde hij wat Remus dacht dat hij bedoelde? Ik wacht nog steeds tot het over gaat Die zin had zoveel betekenissen dat ze beiden even tijd nodig hadden om het te verwerken. Sirius had gelogen. Het was geen bevlieging, voor geen van beiden. Maar dat betekend dat al die tijd al die eenzame nachten, al die verlangende dromen waarvoor hij boos was op zichzelf in de ochtend Al die keren dat hij zichzelf had gezegd dat het over was, dat zijn liefde niet beantwoord werd... Eindelijk draaide Sirius zijn hoofd en keek hem aan. Remus zag dat hij fout was geweest. Hij had gedacht dat de oude Sirius voorgoed weg was, maar nu zag hij duidelijk die jonge man in zijn ogen schitteren. Die jonge man die daar al heel de tijd onbemerkt gezeten had, en nu droevig naar hem lachte. Hij lachte droevig terug, want ze beseften beiden dat het te laat was. Hun kans was al lang verloren. Langzaam bogen hun lichamen naar elkaar toe, verlangend naar een laatste kus, voor ze hun gevoelens voor eeuwig opsloten in hun harten om er nooit meer over te praten. Remus sloot zijn ogen, toen Sirius geur in zijn neusgaten kroop. En al rook hij niet bijzonder fris, en kon hij Scheurbeks fretten nog ruiken, het was het beste dat hij ooit geroken had. Hij glimlachte, en overbrugde de laatste centimeters die hen nog scheidden, maar bereikte nooit zijn bestemming. Sirius had terug getrokken, gealarmeerd door het kraken van de trap, wat er op wees dat iemand snel de trappen op kwam gelopen. Sirius! Remus! klonk er vanop diezelfde trap. Voor de laatste paar seconden dat ze tijd hadden, voor hun gevecht tegen Voldemort weer al hun aandacht opeiste, keken ze elkaar aan. Het heeft niet mogen zijn, fluisterde Sirius zachtjes, en stond toen op, liep naar de deur en riep: We zijn hier! Tonks kwam hijgend de kamer binnen. Jullie moeten onmiddellijk komen! bracht ze uit voor ze even op adem moest komen. Geen tijd te verliezen! Wat is er aan de hand? vroeg Remus verbaasd, en sprong recht van de grond. Harry! Ze nam een nieuwe golf adem. Hij is op het Ministerie van Toverkunst! Wat doet Harry daar nu toch, vroeg Sirius zich verbaasd af. Jou redden! antwoordde Tops, Het is een val, Voldemort is daar! De ernst van de situatie drong tot hen door en snel volgde Sirius Tops. Remus aarzelde even en bleef alleen in de kamer achter. Voor een halve seconde haatte hij Harry met heel zijn hart. Het volgende moment haastte hij zich achter Tops en Sirius aan, hun lot achterna ----------------------------------- lily*potter Titel I will remember you. Auteur ik. Onderwerp - Het zou kunnen dat je dit verhaal al een keer gelezen hebt want ik heb het eerder online gezet op een andere site maar toen onder mijn echte naam. --------------------------------------------------- overal liggen omgevallen tafels, stoelen en in wijnig ramen zit nog glas er zijn zelfs hele delen van het kasteel ingestort maar ik loop verder met mijn toverstok in de aanslag ren ik het kasteel door zonder te kijke waarheen opzoek naar een teken dat de man waar ik zo veel om geef nog leeft. Dan zie ik een jongen liggen half bedolven onder puin zijn blonde haar staat alle kanten op gejaagt hapt hij naar adem. "Asjebliefd help" weet hij met moeite uit te brengen wanhoopig kijkt hij me aan. Ik herken hem als de zoon van Lucius en Narcissa Mafidus.. een doodoeners kind dus. Ik twijfelde die jongen kan er ook niks aan doen dat zijn ouders zijn wat ze zij en mijn moeder is notabene de zus van zijn moeder. Ik pak mijn toverstok en met behulpt van Winggardius Leviosa weet ik het grote brok steen van Draco mafidus af te halen. ik steek mijn hand uit en help mijn neefje overeind. "Dankje" mompelt de jongen zonder mij aan te kijken. "Ik had je moeilijk kunnen laten liggen" zeg ik zacht dan draai ik me om en vervolg mijn we door het kasteel. Naar een tijd te hebben gelopen zonder iemand tegen te zijn gekomen kijk ik om me heen de gang waar ik ben is vrijwel verlaten maar verder op hoor ik schreeuwende stemmen. Snel ren ik op het geluid af in de hoop mensen van der orde tegen te komen die me kunnen vertellen waar de man is van wie ik zo veel hou. Maar waneer ik de hoek op kom zie ik dat het niet meer nodig is dat staat hij de man van wie ik zo veel hou genaamt: Remus Lupos. neemt het op tegen twee doodoeners waaronder mijn tante... Belatrix van Detta. Ik vuur een goedgemikte lamstraal af op de doodoener naar Belatrix maar hij weert hem net op tijd af. Nu heeft ook Remus me in de gaten "Dora wat doe je hier.. ik heb gezecht bij Teddy te blijven". "Ik kom je helpen" zeg ik terwijl ik de spreuk die Belatrix op me afvuurde tegen hou met een simmpele schilt spreuk. De strijd tussen ons en de twee doodoeners gaat verder. Remus vuur een lamstraal op De mannelijke doodoener naast Belatrix net het moment dat hij "Avada Kedavra" schreeuwde. opeens gaat alles heel langzaam de spreuk van Remus suist langs de groene straal van de doodoener en raakt hem in zijn borst de doodoener valt verlamt op de stenen vloer. Maar ik heb alleen oog voor mijn zo dierbare man.. de groene lichtflitsheeft hem presies tussen zijn mooie bruine ogen geraark "Neeee! REMUS! NEEEE!" de tranen rollen over mijn bleke hardvormige gezicht. "nee Remus asjeblieft" hoor ik mezelf zeggen terwijl ik naast zijn levenlose lichaam zak. I'm so afraid to love you, But more afraid to loose Clinging to a past, That doesn't let me choose Once there was a darkness, Deep and endless night You gave me everything you had, Oh you gave me light "Ach is het weerwolen vriendje van mijn lieve kleine nichtje dood?" Ik hoor Belatrix vermakkelijk lachen "Maar wees maar niet bang je zult snel weer bij hem zijn.. dat beloof ik je" opnieuw die afschuwlijke lach van belatrix. Ik lech mijn hand op het nog warme gezicht van Remus. "Wat gebeurd er straks met je kleine miezerige baby als jij en je weerwolfen vriendje er niet meer zijn?" vraagt Belatrix. Ik haal diep adem en ga weer recht op staan met de tranen nog in mijn ogen kijk ik Belatrix aan ik mag niet opgeven ik moet dit doen voor Ted.. "je kunt niet van mijn winnen smerige halfbloed" sist Belatrix zacht. "Dat zullen we nog wel eens ziet" kwaat kijk ik Belatrix aan. "Ach wat lijk je toch ook veel op je moeder" zegt ze zacht "Die was ook zo naef om te denken dat modderbloedjes net zo veel waard waren als mensen van zuiverbloed zij verkoos haar moderbloed vriend oven haar bloedeigen familie!" Belatrix kijkt me aan "maar ik pak haar terug.. ik zal haar dat gene afnemen waar zij zoveel van houd.. jou AVADA KEDAVRA!" ik was er niet op voorbereid ik kon niets meer doen het laatste wat ik ooit zou hooren was de haatelijke stem van mijn tante Belatrix van Detta en dan zie ik het beeld voor me van een baby wiens blauwe haar alle kanten op staat.. Als hij maar gelukkig wordt denk ik. en dan wordt alles zwart. I will remember you Will you remember me? Don't let your life pass you by Weep not for the memories ----------------------------------- Perijn Titel: Haar eerste litteken Auteur: Sirius Zwarts / Perijn (oftewel: Ik) Onderwerp: Mijn epiloog van De Relieken van de Dood Dan is nu de tijd aangebroken, het moment waarop jullie hebben gewacht. Ik zie dat een aantal van jullie zijn weggedoken, maar vluchten kan niet, als je dat maar niet dacht! Rowena plukte mij van Goderic's hoofd, omdat ze de leerlingen wilden verdelen in groepen. Dat werd mijn taak en ik heb hen beloofd; Voor iedere leerling zal ik een afdeling roepen. Godric Griffoendor gaf als eerste zijn keuze aan: Roemlustige strijders wilde hij met magie leren werken. In gevaarlijke situaties zul je als Griffoendor dapper door moeten gaan. Fantaseer jij daarvan, dan zal ik je deze afdeling laten versterken. Helga Huffelpuf maakte geen onderscheid; Uiteindelijk is iedereen immers gelijk. Filteren is dus iets wat deze afdeling mijdt. Dus kiest Huffelpuf voor een trouwe en loyale kijk. Rowena Ravenklauw wilde de geleerde mensen, Aan intelligentie is hier dus geen tekort. Voor de slimmen is dit de afdeling die ze wensen. Ik zeg dan ook tegen hen dat dit hun afdeling wordt. Zalazar Zwadderich wilde zuiver bloed, Want alleen zij zijn volgens hem geschikt. Als je sluw en ambitieus bent komt het goed, Dan ben je precies waar hij op mikt. Ik smeek je, vergeet n ding alsjeblieft niet: deze vier afdelingen samen vormen een eenheid. Daarom is de belangrijkste boodschap van dit lied: Het is niet de bedoeling dat je andere afdelingen mijdt. Het is nu tijd om me op je hoofd te zetten; waar je thuis hoort ga ik nu verzinnen. Je persoonlijkheid is waar ik op zal letten. Laat het Sorteren maar beginnen! Een luid applaus klonk in de Grote Zaal en de sorteerhoed lag weer bewegingsloos op het krukje. Alida zuchtte van blijdschap, gelukkig geen zware of gevaarlijke test! Als ik je naam roept , zet je de sorteerhoed op en ga je op het krukje zitten om ingedeeld te worden. zei professor Banning en rolde een stuk perkament uit. Alveren, Nathalie! Een roodharige meisje stapte naar voren en zette de hoed op en ging zitten. De hoed zakte wat naar beneden maar het bleef stil, totdat - RAVENKLAUW riep de hoed. De tweede tafel van links applaudisseerde en Nathalie deed de hoed af en liep naar de tafel van Ravenklauw. Beukel, Jan! Een kleine gezette jongen liep struikelend naar de krukje en deed de hoed op, hij had hem nauwelijks op of - GRIFFOENDOR riep de hoed. De meest linkse tafel begon de te juichen. Zo ging het een tijdje door, bij de ene was de hoed heel snel, maar bij sommige duurde het wat langer. Alida werd steeds zenuwachtiger totdat - Potter, Alida! Alida stapte zelfverzekerd naar voren en hoorde wat gefluister achter zich, Potter was nog steeds een bekende naam in de tovenaarswereld. Ze pakte de hoed op en ging op het krukje zitten. Vervolgens zette ze de hoed op. Hmmm... alweer een Potter h! begon de hoed fluisterend in haar oor, tja, ik heb bij al je familie leden moeilijk gehad, en zo te zien ben jij niet anders! Alida werd toch wat zenuwachtig, ze wou heel graag weten waar ze terug zou komen! Ja, je wilt het weten, maar ik moet eerst nog beslissen! Ik zie dat je heel moedig ben, maar toch ben je regelmatig erg sluw. Je doelen zijn belangrijk voor je, maar vriendschap bijna netzo. Tja... waar zal ik je indelen... ik weet het al... ZWADDERICH galmde het door de hele zaal. Alida verkramte op de stoel en voelde een splinter in haar vinger schieten van het krukje. Dit had ze absoluut niet verwacht! Ze zette de hoed af en liep naar de meest rechtse tafel, ze voelde aan haar vinger, dat was mooi, nu had ze toch nog een litteken! ----------------------------------- Evanderia Protser Titel: De pijnlijke herinneringen blijven... Auteur: Evanderia Protser Onderwerp: Hedwig / Harry Potter De pijnlijke herinneringen blijven... Hedwig / Harry Potter Harry staat te wachten op zijn oudste zoon die graag alleen naar binnen wilde, omdat hij zichzelf oud en verstandig genoeg vond. Harry kijkt om zich heen en bedenkt dat hij hier eerder heeft gestaan. In gedachten verzonken ziet Harry zijn zoon niet aankomen, die uit de Braakbals Uilenboetiek komt... - flashback - Toen we weer voor de Apothekerij stonden, keek Hagrid op mijn lijst. "Alleen nog je toverstaf - o ja, en ik heb ook nog geen verjaarscadeautje voor je gekocht." Ik voelde dat ik rood werd. "Je hoeft echt niet-" "Ik weet dat ik niet hoef. Weet je wat, ik koop een beesie voor je. Geen pad, die zijn al jaren uit de mode, dan zou iedereen je uitlachen - en ik hou niet van katten, daar mot ik altijd van niesen. Je krijgt een uil. Alle leerlingen willen uilen, die zijn hartstikke nuttig. Ze bezorgen brieven en noem maar op." Twintig minuten later stonden we weer voor Braakbals Uilenboetiek, die donker was geweest en vol geritsel en felle ogen die fonkelden als juwelen. Ik had een grote kooi bij me met een prachtige sneeuwuil, die lekker zat te slapen met haar kop onder haar vleugel. Ik stamelde steeds bedanktjes en klonk net als professor Krinkel. "Ja, 't is goed, " zei Hagrid... James is bij zijn vader aangekomen en merkt niet dat Harry dagdroomt. "Papa, kijk!" Harry kijkt James aan, die trots zijn sneeuwwitte uil, met een gloednieuwe kooi omhoog houd. "Hoe vindt u mijn uiltje? Lijkt hij op uw oude uil, die was toch ook wit?" vraagt James nieuwsgierig aan hem. Harry slik een brok weg en kijkt z'n zoon aan: "Ja jongen, ze lijkt PRECIES op Hedwig... Al is deze wel iets jonger dan Hedwig was toen ik haar kreeg. Hoe wil je haar gaan noemen?" James kijkt zijn vader verbaasd aan en zegt dan zachtjes: "Als u het goed vindt wilde ik haar Hedwig noemen, dan leeft uw oude uil in mijn uiltje voort..." - flashback - Gegil en groene lichtflitsen: Hagrid schreeuwde en de motorfiets kantelde. Ik raakte ieder gevoel voor richting kwijt; ik zag straatlantaarns boven mijn hoofd, aan alle kanten werd geschreeuwd, ik klampte me uit alle macht aan het zijspan vast. Hedwigs kooi, de vuurflits en mijn rugzak glipten tussen mijn benen door- "Nee - HEDWIG!" De bezem viel tollend omlaag, maar ik slaagde er nog net in om een schouderband van mijn rugzak en de bovenkant van de kooi te grijpen toen de motorfiets opnieuw kantelde, zodat ze weer normaal vlogen. Kort-stondige opluchting en toen weer een groene lichtflits. De uil krijste en viel op de bodem van haar kooi. "Nee - NEE!" De motor spoot naar voren; ik ving een glimp op van gemaskerde Dooddoeners die alle kanten op vluchten toen Hagrid op volle snelheid door hun kring heen brak. "Hedwig - Hedwig -" Maar de uil lag roerloos en meelijwekkend als een stuk speelgoed op de bodem van haar kooi. Ik kon het niet bevatten en- "Papa..." vraagt James voorzichtig: "Papa, wat is er?" Harry kijkt zijn zoon weer aan en heeft nu tranen in zijn ogen: "Niks, ik dacht even terug aan vroeger. Waarom noemen we haar niet Wiggy, dat is afgeleid van Hedwig. Maar dan heeft ze toch haar eigen naam, gezien zij toch ook een andere uil is.." James keek hem stralend aan: "Ja papa, haar naam wordt Wiggy!" Hij rent naar zijn moeder, waarschijnlijk om het haar te gaan vertellen. Harry kijkt naar de stralende blauwe hemel: "Hedwig, ik mis je nog steeds..." EINDE 599 woorden ----------------------------------- Evanderia Protser Titel: Terug op Zweinstein Auteur: Evanderia Protser Onderwerp: Haast-Onthoofde-Henk / Marcel Lubbermans Terug op Zweinstein Haast-Onthoofde-Henk / Marcel Lubbermans - 31 augustus 2013 - Na zijn vijfjarige docentenopleiding en de tienjarige studie in Kruiden en Planten staat Marcel Lubbermans weer voor de poort van Zweinstein. "Wat ben ik blij om hier terug te zijn!" zegt hij tegen zichzelf, terwijl hij door de poort het terrein op loopt. Het was laat in de avond, maar hij behoort er te zijn. Hij is namelijk de nieuwe Kruidenkunde-docent. "Proffesor Lubber-mans..." zegt hij zachtjes terwijl hij de deur naar de Grote Hal opent en trots glimlacht. In gedachten verzonken loopt hij door de gangen heen, zonder te kijken waar hij gaat. De gangen zijn uitgestorven, gezien de leerlingen pas morgen op Zweinstein arriveren. Terwijl hij nadenkt over de eerste les, krijgt hij opeens een koud kleed over zich heen, verschikt kijkt hij achterom... "O, Henk! Sorry ik liep in gedachten." Haast-Onthoofde-Henk keek hem waardig aan: "Geen zorgen meneer, ik voelde er toch niks van." Marcel wil alweer doorlopen, maar Henk zweeft met hem mee: "Mag ik vragen wat meneer hier zoekt?" Vragend kijkt Marcel naar Henk: "Wat bedoel je? Ik ben de nieuwe docent Kruidenkunde? Heeft het schoolhoofd dat nog niet verteld?" "Ja, Proffesor Lubbermans. Tuurlijk weet ik wie u bent, maar ik bedoel: Wat doet u hier, in deze gang?" Marcel kijkt verbaasd om zich heen en ziet dat hij nog geen 10 meter van het portret van De Dikke Dame is verwijderd: "Oeps, ik geloof dat ik automatisch naar mijn vroegere afdelingstoren ben gelopen." zegt hij blozend, "Ik weet eigenlijk nog niet waar ik nu moet slapen, als docent? Kunt u me helpen, Henk?" "Tuurlijk Proffesor, u moet gewoon naar de lerarenkamer gaan. Het schoolhoofd zit daar op u te wachten, zij zal u naar uw privkamers brengen." "Aha, dank je hartelijk Henk!" Marcel loopt nu weer richting het trappenhuis, nog steeds verbaasd dat hij tot in de toren niet door heeft gehad waar hij liep. Haast-Onthoofde-Henk kijkt hem lachend na: "Die Marcel! Volwassen geworden, maar geen steek veranderd!" EINDE 336 woorden ----------------------------------- Evanderia Protser Titel: Dodob? Waar HAGGER? Auteur: Evanderia Protser Onderwerp: Dobby / Groemp Dodob? Waar HAGGER? Dobby / Groemp "Waarom vraagt hij nou of Dobby eten gaat brengen bij die... die... DAT DING!" Dobby loopt vanuit de keuken door de gangen naar boven en balanceert ondertussen een groot dienblad met een berg eten erop. Dobby moet zoveel nog doen! Dobby moet Griffoendorafdeling schoon nog maken, omdat de andere elfen willen niet. Dobby vind leuk om dat te doen, altijd veel mutsen en sokken daarzo, maar druk... druk... druk... Dobby? Dobby schik en laat het dienblad los. Wingardium Leviosa! Professor Perkamentus heeft het blad en het eten in de lucht laten zweven, zodat het niet op de grond kan vallen. Dobby, wat doe jij hier in de Grote Hal? Moet jij de andere huiselfen niet helpen om het avondeten klaar te maken? vraagt Perkamentus beleefd, terwijl hij het blad langzaam laat zakken. Meneer Hagrid heeft Dobby gevraagd om te doen, meneer Perkamentus. Daarna gaat Dobby helpen andere huiselfen! in een diepe buiging antwoord Dobby op Perkamentus vraag. Oke Dobby, ga maar verder met wat je aan het doen was. zegt Perkamentus hoofdschuddend. Dobby pakt het dienblad weer op en marcheert naar buiten. Hij loopt het Verboden Bos in en kijkt schichtig om zich heen. Na 10 minuten lopen hoort hij opeens voor hem: Hagger? Groemp honger! Trillend van top tot teen loopt Dobby verder, met het dienblad hoog boven zijn hoofd. HAGGER? Opeens ziet Dobby de kleine reus, die meters boven hemzelf uitsteekt en naar beneden kijkt. Jij nie Hagger? vraagt de reus vertwijfeld. Dobby zet het dienblad op een omgevallen boomstam en komt tevoorschijn: Nee, d..dat klo...klopt. I-Ik b..be..ben Do..Dobby zegt hij kleintjes. Groemp gaat met een dreun zitten en buigt voor over naar Dobby toe: Dodob? Ik Groemp! Dodob? Nee ik heet Dobby! antwoord Dobby nu iets vaster: Ik kom brengen eten, Hagrid niet kan. HAGGER? roept Groemp weer, terwijl hij om zich heen kijkt. Nee, geen Hagrid! Dobby Dan ziet Groemp het eten op het dienblad: Groemp honger! Dodob, Groemp ete! Dobby pakt het dienblad en houd het voor Groemp omhoog: Ja Groemp, dit is jouw eten. Groemp pakt het dienblad en eet alles in n keer op. Lekerrrrr! antwoord hij nadat hij het doorgeslikt heeft. Groemp moei, nu slape! Dodob gaa! Dobby zet snel een paar passen achteruit, terwijl Groemp op zijn zij gaat liggen. Dobby blijft even staan kijken, draait zich dan om en loopt weg. Dobby vind Groemp nie eng, hij best lief zegt Dobby terwijl hij over het schoolterrein terug naar school huppelt... EINDE 417 woorden ----------------------------------- Evanderia Protser Titel: Tweeling... Alleen... Of toch iets anders... Auteur: Evanderia Protser Onderwerp: Molly Wemel / George Wemel Tweeling... Alleen... Of toch iets anders... Molly Wemel / George Wemel Ik kan het nog steeds niet geloven, drie jaar geleden was ik nog de helft van een tweeling... Waarom moest mijn broer vermoord worden? Waarom niet ik? Dan hoefde ik nu niet alleen achter te blijven... George? Mevrouw Wemel klopte op de deur van haar zoon en stapte naar binnen. Eet je zo nog met ons mee? vroeg ze voorzichtig. Haar zoon had, sinds de dood van Fred, last van humeurwisselingen. Mam. Eeuhm, nee. Ik..eeuh.. ga maar weer terug naar de winkel.. George stond snel op. Als hij op bezoek was in Het Nest moest hij altijd even naar hun oude slaapkamer, waarom wist hij niet maar het moest. Dan zei hij altijd dat hij even in Rons kamer ging kijken, om te zien of zijn broertje fopspullen had geleend. Nog nooit was zijn moeder achter hem aan gekomen, dus hij voelde zich nu betrapt. Weet je lieverd... Ga nog even zitten, ik moet je iets vertellen.. Mevrouw Wemel ging op het bed zitten. Dit bed is een nieuw bed, een logeerbed.. Meneer en mevrouw Wemel hadden alles weggehaald wat van hem en Fred was geweest. George? George keek op, weer was hij in gedachten geweest. Zijn moeder stak haar hand naar hem uit en hij liep naar haar toe. George, ik weet dat jij Fred heel erg mist en misschien zou ik je dit niet moeten vertellen.. Maar je vader en ik hadden afgesproken dat we het zouden vertellen als jullie 21 jaar oud zouden zijn. Jij bent nu al een paar maanden 21 en ik vind toch dat je het moet weten. George keek zijn moeder verbaasd aan: Dat klink serieus mam? Ja, dat is het ook. Mevrouw Wemel kijkt haar zoon recht in zijn ogen aan en begint te vertellen: Wat waren je vader en ik blij, we kregen een tweeling! Toen we het je drie broers vertelde waren zij ook gelukkig, ze kregen in n keer twee babybroertjes. Drie weken voordat ik uitgerekend was, kreeg ik opeens ween. Snel naar het ziekenhuis en daar bleek dat jullie klaar waren om geboren te worden. De bevalling was zwaar en lang, maar o wat was ik blij toen ik jullie twee in mijn armen had. En toen... toen.. had ik nog steeds ween! Niemand begreep het en de helers hielpen me met de ween. Opeens was daar nog een kindje! Een meisje... Niemand had dat gedacht, jullie leken zoveel op elkaar: Jullie moesten wel een eeneiige tweeling zijn? Er werden testen gedaan en daar kwam inderdaad uit dat jullie een eeneiige tweeling waren, maar zij.. zij was ontstaan uit een ander eitje, dus een twee-eiige drieling. Dit hadden ze nog nooit gehad. Maar jullie zusje was zwak en klein.. Na drie weken mochten jullie twee mee naar huis, je zusje moest nog blijven omdat ze nog steeds zwak en klein was.. Ze wilde niet groeien.. En toen.. .. Mijn meisje mocht niet nooit thuis komen.. Z- Ze.. overleed.. Mevrouw Wemel huilde geluidloos en George keek haar alleen maar aan. Bij haar overlijden heb ik haar beloofd dat ik haar broers de waarheid zou vertellen, dus ik moest.. snikte mevrouw Wemel: Dus nu weet je het! Ze stond op en rende de kamer uit. George bleef achter in de kamer die hij gedeeld had met zijn tweelingbroer.. Hij had een tweelingzus gehad, nooit van geweten.. En Fred? Zou die nu hun tweelingzusje bij zich hebben? George stormde de kamer uit en liep naar beneden. George? Meneer Wemel riep hem vanuit de keuken, maar George rende naar buiten. Hij had Fred niet kunnen beschermen en zijn zusje ook niet! Hij rende de heuvel op, naar de boom in het midden van het vliegveldje. GEORGE hij hoorde zijn vader schreeuwen vanuit de deuropening, maar reageerde niet. Het enigste wat hij nog wilde was naar zijn broer en zusje gaan.. Eindelijk, voor het eerst in zijn leven een drieling zijn.. Eindelijk compleet! EINDE 662 woorden ----------------------------------- TopazLover <3 Titel: Afscheid Auteur: TopazLover <3 Onderwerp/zeer korte samenvatting: Een mislukte poging om het afscheid van HPF en de Harry Potter wereld een beetje te mengen... Afscheid 31 december 2008, 14.50 uur Ron, hou nou toch eens je kop! Gerriteerd staarde Harry zijn beste vriend aan. Je kunt het gewoon niet hebben dat ik mijn vriendin weer zie en jij de jouwe niet, jubelde Ron, die duidelijk in een feeststemming was. Harry vond het nogal overdreven dat Ron Hermelien mijn vriendin noemde, aangezien ze niet officieel iets met elkaar hadden. Maar hij had geen zin om Rons humeur te verpesten dat voor het eerst sinds hun aankomst in De Schelp goed was. In plaats daarvan dwong Harry zichzelf om niet aan Ron te denken, want als hij aan zijn beste vriend dacht, maakte hij automatisch de koppeling naar diens zusje Ginny. En Ginny was tja, hoe kon je haar nou beschreven? Hermelien had haar vorig jaar met een lachje perfect genoemd en daar sloot Harry zich graag bij aan. Zie je wel, je denkt aan haar! onderbrak Ron zijn gedachten. Je kunt het niet uitstaan dat het geluk een keer met mij is, h? Jij en Hermelien hebben altijd de roem En daar hebben we geen van beiden om gevraagd! Je weet toch dat professor Anderling aan Hermelien vroeg om een boek te schrijven over Gedaanteverwisselingen en Maar die boeken in de Dreuzelwereld heeft ze wel vrijwillig geschreven, zei Ron triomfantelijk. En jij hebt er ook voor gekozen om je litteken niet te camoufleren of zo. Vroeger kon je er niks aan doen, maar ondertussen hebben we wel geleerd hoe het moet. Het humeur van Harry was die dag onverklaarbaar slecht. Normaal wist hij de ik-ben-niet-beroemd-en-jullie-wel discussie vrij vlug af te kappen, maar vandaag kon hij het niet verdragen. Hij moest moeite doen om zich in te houden en Ron niet naar de keel te vliegen. Zie je wel? Ik heb gelijk. Ron keek irritant zelfvoldaan. Op dat moment hield Harry het niet meer. Ik wil heel graag met je ruilen, ok? zei hij nijdig. Ik lig s nachts soms ook in mijn bed en wens dat ik ouders en een familie had die voor me klaar stonden. Dat ik niet beroemd zou zijn. Dat mijn ouders nog leefden en misschien ooit wel mijn bruiloft mee zouden gaan maken. En met die woorden verliet hij de kamer en liep naar buiten. 31 december 2008, 18.23 uur Papa, zullen we weer naar het Dreuzelvuurwerk gaan kijken? Voor het eerst in vijf jaar tijd vierde Loena Leeflang de feestdagen weer thuis, op aandringen van haar vader. Het is zo raar wat de Dreuzels dan doen, ik denk dat ze ook willen toveren. Knap toch, dat ze dan iets in brand steken waar dan spreuken uitkomen? Heel knap. Haar vader kwam de keuken van hun huis uitgelopen en in zijn handen had hij een schaal waar een enorme, enigszins verbrande kalkoen in lag. Kijk eens, net als de Dreuzels dat altijd doen! zei hij triomfantelijk, terwijl hij naar een vrij plekje zocht om de schaal neer te zetten. We gaan eerst even, Loena, pas als het donker is steken de Dreuzels vuurwerk af. Knijster? Loena keek afwachtend om zich heen, wachtend tot hun huiself zou verschijnen. Wil je de tafel even dekken? Papa staat met een zware kalkoen in zijn handen. Hij heeft hem zelf gemaakt! De huiself verscheen en maakte een kleine buiging, waarna hij neurind de tafel begon af te ruimen. De vader van Loena zette de schaal zolang op de grond neer. Echt een prima idee van je, schat, om Knijster te vragen om mij te helpen, zei hij goedkeurend. Huiselfen hebben een positieve invloed op het leven Hij werd onderbroken door de bel. Loena zwaaide met haar toverstok en hoorde de deur openslaan. Kom maar binnen! riep ze vrolijk en tot haar verbazing stapte Harry Potter de kamer binnen. Harry, is alles goed met je? Heb je inmiddels al genformeerd naar het hoofd van je schouweropleiding? Het gerucht gaat dat hij een halve weerwolf is maar ook gebeten is door een vampier. Daarom was hij de week voor de kerstvakantie ziek. Het viel haar op dat hij een vermoeide indruk maakte, terwijl hij zijn hoofd schudde. Sorry Loena, ik ben vandaag een beetje ik weet niet wat het is. Ik voel me best wel depressief. Oh, spannend! reageerde Loena meteen, terwijl hij voorzichtig een paar stappen in haar richting zette. Misschien krijg je wel iets door uit de Dreuzelwereld, iets wat heel nauw met jou in verband gebracht wordt. Papa heeft twee jaar geleden onderzoek naar de verschillen tussen onze werelden gedaan en dat is echt heel goed mogelijk en kijk uit voor de kalkoen! je zou er best last van kunnen hebben. Verbaasd stapte Harry over de bak met de kalkoen heen. Kalkoen is toch iets voor kerst? vroeg hij, terwijl hij aarzelend Loenas informatie op zich liet inwerken. O ja? Papa zweerde dat het voor Houtenjaarsdag was. Oudejaarsdag, verbeterde Harry haar met een glimlach. Maar zou het echt kunnen dat ik een treurige gebeurtenis uit de Dreuzelwereld voel? 1 januari, 0.00 uur Loena en haar vader waren net vertrokken naar het vuurwerk en Harry dwaalde weer door de bossen, op zoek naar het huis van de Wemels. Op het moment dat hij over een boomstronk stapte, voelde hij een intens verdriet in zich. Het was bijna alsof hij weer voor zich zag hoe Dobby doodgegaan was. Vreemd genoeg werd dat verdriet al gauw gevolgd door een gevoel van hoop. Harry had het gevoel dat hij net terug in zijn lichaam gekeerd was om tegen Voldemort te vechten. Verdriet. Hoop. Ongeloof. De drie emoties wisselden elkaar in een razend tempo af en Harry liet zich op de grond vallen, niet in staat om er tegenop te boksen. 1 januari, 13.56 uur Die ochtend was Hermelien gearriveerd en na een uitbundige begroeting van Ron had ze naar Harrys probleem geluisterd. Vreemd genoeg had ze de theorie van Loena niet eens zo gek gevonden. Dat was allang bekend voordat Xeno zijn onderzoek startte, had ze snibbig opgemerkt. Nu had ze Harry meegesleurd naar een internetcaf in het dorp, een jaloerse Ron achterlatend (Je zult er toch niks van begrijpen!) en zat ze te zoeken naar krantenartikels. Eh sorry, merkte Harry na twintig minuten op. Ik volg je niet helemaal. Het is toch duidelijk wat ik aan het doen ben! reageerde Hermelien vinnig. Ik kijk of hetgeen wat jij voelde in de kranten staat, zelfs in het voel je het trouwens nog, Harry? Nee, ik voel niets. Een soort leegte, echt heel raar. H Harry, hier staat jouw naam, zei Hermelien opeens. Het is geen Engels, ik kan de rest niet lezen. Ik vertaal de pagina even, wacht. Harrypotterforum.nl is gisteren gesloten. Het is voor alle leden erg lastig te bevatten, maar volgens een woordvoerder van het forum is het Harry Potter tijdperk voorbij en kunnen we niet wachten tot er helemaal niemand meer post. Na zeven maanden waarin in elke maand n boek centraal stond, is het forum bevroren. Het netwerk gaat verder op het Fantasyfreakz Forum, waar ook Harry Potter nog aan bod komt. Zwijgend tikte Hermelien harrypotterforum.nl in en ze liet de hele site door een vertaalmachine vertalen. Voor een heks ben je handig met de computer, mompelde Harry, die geen woorden kon vinden. Hij zag talloze onderwerpen over hem, hij zag de afdelingen en hij kon zien dat er verhalen over hem geschreven waren naast zijn levensverhaal dat geschreven was door J.K. Rowling van mensen die hem bewonderden. Het forum is dus gesloten, zei Hermelien zacht. Misschien voelde je dit, Harry. En kijk, het forum gaat toch verder, of n of andere rare manier. Dat was dus je hoopgevoel. Harry slaagde erin om te knikken en hij wist dat ze gelijk had. Waarom heeft dit dan zon invloed op mij? Misschien voel je wat je fans voelen, zei Hermelien bedachtzaam. Ze betekenen veel voor je en het zou niet zo heel raar zijn. Moet je kijken, al die berichten. Afschuwelijk, zei Harry zacht. Ze zijn allemaal zo emotioneel. Nooit gedacht dat men zo emotioneel kon worden van een computeriets. Op dat moment klikte Hermelien het scherm weg. We moeten terug naar Ron, zei ze met een glimlachje. Het forum is weg, maar jouw leven is nog niet voorbij. Bovendien is er een verassing. 1 januari, 14.43 uur Harry Verschijnselde vlak voor de deur van Het Nest. Zonder op Hermelien te wachten gooide hij de deur open en staarde n tel lang naar de keuken. Ginny! Maar ze schudde haar hoofd toen hij naar haar lachte. Nee, Harry, zei ze zacht. Niet doen. Ik ben hier voor mijn familie. Wat Ik bedoel dat ik je niet meer leuk vind, zei Ginny zacht. Het spijt me, Harry. Maar ik kwam Daan weer tegen en Ginny, ik hoef het niet te weten, onderbrak Harry haar, net op het moment dat Hermelien geschokt binnenkwam. Hij duwde een verbijsterde Hermelien opzij en sprintte naar buiten. Vandaag was een dag van afscheid, vandaag was het harrypotterforum weg, de mooiste van al zijn fansites, en ook zijn vriendin - de mooiste van alle meisjes had het uitgemaakt. Hij slikte even. Hoe kon hij zonder haar verder? Er zou een nieuw meisje komen, dat wist hij zeker, maar zou ze Ginny wel kunnen vervangen? En op dat moment voelde hij zich heel erg verbonden met de leden van het harrypotterforum, die met dezelfde vragen moesten zitten. Het komt allemaal wel goed, sprak hij zichzelf toe, het komt wel goed. Maar hij kende Ginny al jaren en Het komt goed, herhaalde hij. Natuurlijk zou het goedkomen, het was maar net wat hij er zelf van zou maken. Hij haalde diep adem, stond op en begon terug te lopen, zich realiserend dat deze dagen belangrijk zouden blijven in zijn hele verdere leven. ----------------------------------- Perijn Titel: De laatste dag Auteur: Perijn Onderwerp/zeer korte samenvatting: De laatste dag van HPF tikt weg, ook onze hoofdpersoon heeft er moeite mee Na een lange werkdag op het Ministerie ging Harry opweg naar de bus. Vandaag gebruikte hij eens niet een magische manier om snel thuis te komen, maar ging hij op de Dreuzelmanier. Dat was iets wat hij altijd al deed op de laatste dag van het jaar, gewoon om weer een beetje tussen de mensen te voelen. Het was een rustig jaar geweest voor Harry, haar goede vriending Rowling had alleen een klein boekje uitgeven die Hermelien had tijdens de zoektocht naar de Gruzielementen van Voldemort, ondertussen ook al ruim tien jaar geleden. De film die uit zou komen over zijn zesde jaar was uitgesteld, ookal wist hij ook niet goed waarom, het maakte hem toch boos. Die fans, al die Dreuzelsfans, die moesten nog langer wachten op zijn verfilmde avonturen. Harry vond de films wel mooi, ookal leek die acteur helemaal niet ophem, maar zodoende viel hij ook wel minder op als hij over straat liep. Morgen zou het jaar 2009 beginnen, het zou vreemd horen, omdat dat jaar zoveel zou veranderen voor hem. Er waren vele sites over hem gemaakt, maar 1 site bleef hem altijd wel bij, een Nederlandse site, ookal wist hij niet wat er allemaal op stond, hij kreeg wel het idee dat het op die site altijd super gezellig was. Maar die site zou vannacht sluiten, voor eens en voor altijd. Zonde vond hij het, dat zo'n mooie en goede site over hemzelf ging sluiten, terwijl zijn verhaal nog niet af was! Na een kwartiertje kwam hij thuis. Loena wachtte hem al op, samen met kleine Alida. Alida was in oktober zes jaar geworden. De speciale band met die Nederlandse site, op de dag dat Alida werd geboren, ging die site de lucht in. Het voelde toch alsof die site een deel van hemzelf was, en een deel van Alida. Met vertaalmaschines op het Dreuzelinternet heeft hij regelmatig wat dingen kunnen volgen op die site, en het werd toch een deel van zijn leven. Eens per maand even langs die gezellige forum, gewoon weer even rondkijken. Oudejaarsavond werd ouderwets gezellig in huize Potter. Zoals elk jaar aten ze oliebollen, appelflappen en keken naar de Dreuzeltelevisie, net als Dreuzel. Misschien waren Dreuzels niet zo slim, maar ze wisten wel wat plezier maken is. Al snel kwam de klok op de televisie, de laatste minuut van het jaar 2008 was begonnen. Harry zette de computer aan en surfde naar http://www.harrypotterforum.nl, voor de allerlaatste keer. Het was jammer dat deze speciale site moest sluiten, maar ook Harry zelf kon er niks aan veranderen helaas. Tien, negen, acht, begonnen Loena en Alida al. De laatste secondens tikte weg, zowel van 2008 als van Harry Potter Forum. Twee, een... Gelukkig nieuwjaar!, terwijl Loena naar hem toe kwam, keek Harry troosteloos naar de net gesloten forum, HPF... een deel van zijn was vanaf heden afgestorven. Zijn plekje op internet... het zou nooit meer hetzelfde worden zonder het Harry Potter Forum. Dag HPF! ik zal je missen! -----------------------------------