Auteur |
Bericht |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Do Okt 21, 2004 12:24 |
 |
hey,
mijn vorige kon ik verwijderen en ik heb een nieuwe! dus plezier glieve reacties?
-----------------------------
Hoofdstuk 1
De wind die door het gras waait is lichtjes hoorbaar op het verlaten veld. Af en toe waait er een blaadje naar beneden, die verraad dat de herfst in aantocht is. Over niet al te lange tijd zijn de bomen kaal en is het gras alleen nog vochtig. Maar voor die tijd.... Het verlaten veld, zal niet lang meer verlaten zijn. Over een paar uur lopen hordes mensen hier. Het gras vertrappend en vervuilend. Tot die tijd kan er nog genoten worden van de stilte en de wind die blaadjes mee neemt op zijn vleugels.
Fronsend kijkt ze naar haar vriendinnen. Waarom zo hysterisch? Het is een zwerkbal wedstrijd. Tsja, wat voor een. Ierland – Zweden. Ze zeggen dat het een belangrijke, moeilijke wedstrijd gaat worden, maar tot nu toe geloof ik dat zij alleen geïnteresseerd zijn in Igor Fjellman van Zweden.
Vermoeid draag ik alle koffers, terwijl ‘de mutsen’, zoals ik ze wel eens noem, alleen nog maar bezig zijn met zich opmaken. Of hij ze gaat zien. Ik lach ze wel eens uit in mezelf. Het zijn eigelijk geen echte vriendinnen, maar dat neem ik voor lief. Ze hebben me nodig en daarom doen ze veel voor me.
Zachtjes voel ik hoe Kim een potje mascara tegen me aan duwt. ‘Doe ook!’ Hoor ik haar zeggen en direct schud ik nee. Het is niks voor mij. Hoofdschuddend luister ik naar een gesprek tussen Kim en Joyce.
“Die kleur staat je leuk. Hij zal voor je smelten!”
Ik moet me in houden niet te lachen.
“Ja! Ik denk het wel. Stel je voor! Ik Joyce Beding met Igor Fjellman!”
Ik merk dat ze allebei wegdromen en hoofdschuddend loop ik iets naar voren en ga naast de enige normale lopen.
“Hey Cas.” Ik glimlach naar hem en zie hoe hij me een hoofdknikje geeft. Cas ken ik al vanaf mijn derde. Hij woonde tegenover me. Iedere gek zou zeggen dat we een stelletje zijn, maar hij wilde niet. Zuchtend denk ik terug aan een jaar geleden toen hij zei dat hij me wel aardig vond, maar alleen als vriend. Dagen had ik een hekel aan hem gehad, maar hij kon er niks aan doen. Het was beter zo.
Eindelijk kwamen we op het kampeerterrein aan en ik zag hoe Cas ging betalen voor onze plek. De campingbeheerder leidde ons naar een nog leeg plekje helemaal achterin. Vermoeid zette ik de spullen neer en ging op de grond zitten. Ik merkte hoe Jennifer me met grote ogen aankeek en ik wist wat ze wilde zeggen. ‘Ben je gek ofzo?’ Hysterische krijs. ‘Je gaat toch niet op het natte gras zitten.’ Gelukkig hield ze het voor zich. Waarschijnlijk zag ze mijn waarschuwende blik. Ik keek toe hoe Cas met een zwaai van zijn toverstok de tent op zette. Er waren toch alleen tovenaars. Ja, de campingbeheerder, maar die kon hen van daaruit echt niet zien. Ik grinnikte. Wat zou hij wel niet denken van die plotselinge drukte. Langzaam namen mijn gedachten me mee en niet viel later viel ik in slaap.
Met een duw en wat gefluister in mijn oor werd ik gewekt: “Jacky?! Jacky wakker worden!”
Gapend rekte ik me uit en keek in het gezicht van Joyce.
“We gaan een rondje lopen...” Ik zie hoe haar ogen oplichten en chagerijnig kijk ik haar aan.
“Wie hopen jullie nu weer te zien!” Gapend sta ik op en zie hoe Jennifer en Kim een schoudertasje pakken. Geërgerd kijk ik er naar en mompel ‘Mutsen’. Ik merk hoe Cas me grijnzend aankijkt en ik weet dat hij iets van plan is.
“Waar gaan we heen?” Mok ik en ik merk dat alle drie de mutsen enthousiast worden.
“Naar het zweedse kamp natuurlijk.”
“Natuurlijk, waarom niet hè?” Mompel ik en ik grijns naar Cas.
Rustig en zwijgend loop ik er achteraan en af en toe schud ik mijn hoofd om die wiegende konten.
“Waarom lopen we zo hard?” Fronsend kijk ik ze aan en verontwaardigd kijken ze om.
“We moeten er zijn als het licht is!” Zegt er een.
Met rollende ogen kijk ik naar het Zweedse kamp wat nog maar op vijfhonderd meter van ons af ligt.
“Tsja, daar zit wat in!” Mompel ik tegen Cas, die me grijnzend aan kijkt.
Rustig wandelen we het Zweedse kamp in wat blauw geel behangen is. De Zweedse supporters zijn wat fanatieker dan de Ierse en de Engelse.
Nieuwschierig kijk ik mijn ogen uit naar de vol behangen tentjes. De meeste hebben een poster van hun favoriete speler op hun tent hangen. Kelvin Bresman. Hij is een goede speler. Waarschijnlijk de beste jager die het Zweedse team de laatste honderd jaar heeft gehad. Op sommige tentjes hangt Igor Fjellman te pronken, maar op een of andere manier merk ik dat in die tentjes vooral meisjes zitten.
Een paar meter van me af staat Joyce te praten met een meisje en ik hoor wazig dat ze naar het Zweedse elftal vraagt en afkeurend schud ik mijn hoofd.
“Of die gewoon hier in het kamp zitten.” Zeg ik zo hard dat ze het wel moet horen en een paar seconde later zie ik dat Joyce me boos aankijkt. Als ik merk hoe Cas grijnst geef ik hem een stomp.
Daar sta ik dan, midden in het Zweedse kamp. Drie jodelende meiden om me heen en een jongen, die alleen maar blijft grijnzen. Eigelijk wel dom. Ik besluit zelf een tochtje te maken door het kamp en zonder wat te zeggen stap ik weg. Ik voel hoe ik word nagekeken, maar ik negeer ze en ze laten me met rust.
Rustig stap ik door de schaduwen van de bomen. Voor me zie ik af en toe een blaadje naar beneden vallen en ik hoor het blaadje knappen als ik er op stap. Met mijn hoofd gebogen loop ik door.
“Auw!” Met mijn hand wrijf ik over mijn hoofd en zie dan dat ik ergens tegenaan gebotst ben. Verbaasd kijk ik hem aan. Wát doet hij hier? Ik besef dan dat ik nogal onbeleefd doe en glimlach dan lichtjes.
“Sorry...” Hoor ik mezelf mompelen.
“Het was mijn schuld..” Ik verbaas me over zijn engels. Nog verbaasder ben ik over de hand die hij uitsteekt. Aarzelend pak ik de hand aan en schud hem.
“Igor Fjellman..” Ik wilde zeggen dat ik dát wel wist, maar ik zwijg en na een tijdje besef ik dat ik mij misschien ook moet voorstellen.
“Jacky Goodman” Ik glimlach aarzelend. Dit zullen de mutsen niet geloven! Een tijdje staan we daar gewoon en ten einde van het gesprek zeg ik: “Succes morgen..” En dan loop ik door terwijl ik hem nog ‘Dank je’ hoor roepen.
Zwijgend kom ik terug bij de andere en volg hen terug naar de tent.
“Wie maakt het eten?” Hoor ik iemand zeggen, maar verder hoor ik niets. Ik zit diep in gedachten. Waarom liep hij daar? Het was wel geweldig. Hoe vaak kom je nu een zwerkbal speler tegen?
De volgende ochtend staan we vroeg op. Vandaag is de grote dag! Vol opwinding kopen we voor we naar het stadion gaan wat souveniertjes. Ik koop een hoed van Ierland en zonder dat de andere het merken een poppetje van Igor. Sinds gisteravond heb ik veel aan hem gedacht. Ik wist niet dat ík het nog eens zou zeggen, maar hij is echt knap.
Snel stop ik het poppetje in mijn zak en volg de andere naar het stadion. Het is een prachtig stadion. Het is een groot stadion dat in de Romeinse stijl is opgezet. Ergens vind ik het wel op het Colloseum lijken. Met mijn kaartje vast geklemd in mijn hand loop ik naar de grote ingang en volg de andere. Glimlachend en nerveus geef ik mijn kaartje aan de controleur die het bovenste randje er af scheurt. We hebben geluk. We zitten aan de zijkant van het veld, precies in het midden. Vlak ónder de skybox. We hebben ieder geval goed zicht en volgens Joyce vliegt Igor vaak aan deze kant. Wat volgens mij onzin is, want hij gooit met rechts en dan kan je beter aan de andere kant vliegen, maar ik zeg niks. Langzaam vult het stadion zich en ik kijk geamuseerd naar de reclame teksten die boven het veld verschijnen. Het zijn onzin teksten. Smeerolie voor je bezem. Welke tovenaar heeft en kent dat niet?
Na een half uur verschijnen ineens in de hoeken van het veld een aantal kaboutertjes. Ik grijns. Hoeveel mensen worden nú weer gefopt door het geld, wat na een tijdje verdwijnt. De mutsen zeker. IK hoor ze nu al hysterisch gillen. Na een tijdje komen vanuit dezelfde hoeken tientallen elfjes die een grote Z vormen en sommige zijn behangen met een geel blauwe rozet. Geamuseerd kijk ik naar de Ierse kabouters en de elfjes die tegenover elkaar staan te dansen. Ze zien eruit of ze elkaar willen afmaken en dat is onvoorstelbaar voor die lief uitziende elfjes. Waarschijnlijk wordt dat er ingepraat. Hoofdschuddend kijk ik naar een elfje dat een kabouter op zijn hoofd slaat en ik lach. Dan hoor ik een stem.
“Goedemiddag dames en heren! Welkom bij Zweden tegen Ierland! Het belooft een spannende finale! Hebben jullie er zin in?!”
Om me heen hoor ik gejuich en ik schud mijn hoofd.
“Dan stel ik voor dat we gaan beginnen!!!!!!!!!!! Laten we beginnen met de scheids..... Hij komt uit Amerika en zijn naam is........ John Diablo!!!”
Vanuit een hoek zie ik een man tevoorschijn komen en hij zoeft trots het veld op.
“Dan maken we nu plaats voor het Zweedse team! Jagers: Kelvin Bresman, Igor Fjellman en Jan Sjell! De drijvers: de enige vrouw in het team, Fikka Bergman en Jim Holl!! Dan hebben we onze grote vriend, wachter Ian Velstieg!!!”
Ik voel hoe ik mijn nek uitrek en naar Fjellman staar.
“Dan als laatste zoeker Franco Brill!!”
Na ook het Ierse team te hebben voorgesteld, gaat het publiek uit zijn dak en onder het gejuich van de mensen hoor ik de commentator nog net ‘Let the game begin’ roepen en dan gaat het fluitje van de scheids.
Ik zie hoe Fjellman meteen met de slurk er van door gaat en ik heb zin om te juigen.
“Fjellman aan de slurk! En de fantastische Ierse jager pakt hem af! Vliegt op de wachter af en...... Mist! Zweden aan de slurk en.... Auw...... Sjel wordt geraakt door een beuker en Ierland heeft de slurk en.... SCOORT!!! 10-0 voor Ierland!”
Flauw juich ik mee en kijk naar de Zweedse jagers die met norse gezichten de slurk proberen op te vangen van de wachter. Vol inspanning volg ik de jagers met mijn ogen. Dan schieten mijn ogen naar de Ierse zoeker die een duikvlucht maakt! Alle Ierse supporters gaan staan en als de Zweedse supporters zien dat hun Zoeker erachteraan gaat gaan ook zij staan. Het stadion is in spanning........ Vlak boven de grond remt de Ierse Zoeker en grijnst naar de Zweedse zoeker die op de grond valt.
“Het Zweedse team is razend! Maar kijk! Ze scoren!!!!! 10-10, het is een spannende wedstrijd!”
Dan valt er een stilte in het stadion en iedereen kijkt geschrokken naar Igor Fjellman die dood van zijn bezem af valt. |
Laatst aangepast door Reflex op Za Dec 25, 2004 21:45; in totaal 1 keer bewerkt |
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Ma Nov 15, 2004 15:40 |
 |
Hoofdstuk 2:
Even lijkt het of je er een speld kan horen vallen, maar na een paar seconde breekt de paniek uit. Van alle kanten is gegil te horen en iedereen kijkt rond. Het is overduidelijk dat er geen sprake is van een vloek, maar toch lijken veel mensen dat niet te beseffen en overal wordt geduwd om zo snel mogelijk het stadion uit te kunnen.
Intussen kletteren regendruppels uit de hemel en de wind is boven al het lawaai te horen. Ik trek mijn capuchon over mijn hoofd en blijf dan als versteend naar het veld kijken. Wat daar gebeurde was, het was onbegrijpelijk. Een brok vormt zich in mijn keel en blijft er steken. Een traan staat in mijn ooghoek en rolt dan over mijn door kou gevulde wangen.
Ik voel hoe Cas beschermend een arm over mijn schouder legt en kijk hem even aan. Ook op zijn wang ligt een traan en zwijgend nestel ik me tegen zijn natte jas aan. Ik merk hoe zelfs de mutsen met open mond naar het nu volgelopen veld kijken. Op het natte veld staan tientallen helers over Igor heen gebogen. De overige spelers staan er als verzopen katjes omheen en weten zichtbaar niet wat ze moeten doen. De scheidsrechter lijkt in trance en is in de lucht blijven hangen.
Na een half uur lopen ook wij uiteindelijk naar de uitgang. Even kijk ik op het nu bijna verlaten veld, waar een witte doek het lijk van de knappe zwerkballer bedekt. Aan de overkant zitten nog een aantal Zweedse supporters maar verder zijn de tribunes al zo goed als leeg. Het is ongelofelijk dat hier nog geen uur geleden het stadion vol luidruchtige gespannen supporters zat, terwijl het nu doodstil is.
Ik voel hoe Joyce aan mijn arm trekt en met een vernietigende blik trek ik mijn arm los en strompel achter hen aan. Het stadion uit. Even kijk ik terug naar het kolossale stadion en veracht ik de glinstering die het uitstraalt. Het lijkt trots op wat er is gebeurd. Iets wat in hem mocht gebeuren, wat nog nooit eerder gebeurd was. Iets wat de toverwereld deed schokken, iets, iets naars. Waarom nu hem? Waarom nu net hem die ze tegen was gekomen en verliefd op was geworden. Want dat ze verliefd was geworden was wel duidelijk. Weer vormde er een brok in haar keel en diep in gedachten liep ze over het natte gras achter haar vrienden aan.
Zwijgend pakten we in. Af en toe hoorde ik een ‘muts’ mopperen, maar ik negeerde het en na een tijdje hielden ze er mee op. Moeizaam propte ik mijn spullen in mijn kleine tas en met alle geweld sloot ik de tas. Met een sombere blik trok ik de tas op mijn schouders en keek over het bijna verlaten veld, wat gister nog bomvol stond. Dan kijk ik om naar de anderen en met een knikje bevestig ik dat we kunnen vertrekken. Ik voel hoe Cas naast me komt lopen en ik kijk naar beneden en tel de tientallen blaadjes die ik vertrap. Het lijkt oninteressanter als het lijkt. Elk blaadje is net een beetje anders en het tellen van de blaadjes doet mijn gedachten even van de dood van Igor fjellman af zijn. Wie weet wat er gebeurd is. Ik voel hoe Cas weer een arm om me heen legt, maar deze keer duw ik de hand weg. Ik wil geen troost, geen bescherming voelen. Ik wil weg zijn.
Ik veeg een traan uit mijn ooghoek en loop stevig door en voel hoe Cas met onderzoekend aan kijkt en negeer het, maar ergens voel ik me gemeen. Hij kan er niets aan doen, maar ik wil gewoon even alleen zijn!
“Jacky?” Cas roept me.
“Jah?” Mompeld ik terug.
“Wat is er? Je bent zo stil. Heeft het iets met, met Fjellman te maken?”
Zwijgend loop ik door en let niet op Cas.
“Jacky?” Rustig draai ik me om en kijk naar Cas die me weer roept.
“Ik zeg dat er niets is!” Ik zwijg even, maar ik weet dat ik het liever wel vertel. Eigelijk wil ik het er heel graag over hebben. Graag zelfs, maar ik wil niet toegeven dat ik het mis had.
“Ik heb hem gewoon gezien ja...” Ik merk hoe Cas na deze woorden stil blijft staan.
“Je hebt wat?”
“Ik heb Igor Fjellman gezien. De dag voor de wedstrijd. In het kamp. En als je het zo graag wilt weten. Ik was meteen verliefd!” Nijdig trap ik op een blaadje en loop stug door. Door de krakende bladeren hoor ik dat Cas ook weer loopt en ik voel hem aan mijn arm trekken.
“Jacky? Alsjeblieft?! Luister nou eens!” Smekend kijkt hij me aan.
“Naar wat?” Ik begin nu echt geïrriteerd te raken en boos trek ik mijn arm terug en kijk even naar de ‘mutsen’ die rustig zijn doorgelopen en weer eens niets in de gaten hebben.
“Het klinkt nu raar, ook voor mij, maar... Je kan er niks aan doen. De liefde kan je niet tegen houden. Het is ook heus niet jou fout dat hij dood is.” Ik voel zijn doordringende blik in mijn huid prikken en weer voel ik een traan.
Ik knik even zwijgend en loop dan door.
Ik zie hoe een uil ons nadert en een ochtendprofeet bij een van de ‘mutsen’ wordt gebracht. Nieuwsgierig loop ik er naar toe en Joyce duwt de ochtendprofeet in mijn handen.
Zwerkbalmoord
Door Anna Pulpers- Vanmorgen zou de finale Zweden – Ierland plaats vinden. Helaas moest de wedstrijd onderbroken worden omdat een van de Zweedse spelers van zijn bezem viel. Alsnog geloven wij van de ochtendprofeet dat hij pas dood was nadat hij de grond raakte, maar helers beweren nog steeds dat hij gisteravond omstreeks 17 uur vergiftigt door een of ander drankje. Ik herhaal nog eens wij geloven dat het gewoon een ongeluk was. Het waren Zweedse helers van het team die de verklaring aflegden en iedereen weet dat Zweden er alles aan doet om aanhangers te krijgen!
Woedend keek ik naar het stuk. Hoe kon dat mens? Dit stuk was niet alleen slecht geschreven, het bestond uit allemaal onzin!
Woedend stapte ik door en trapte een takje kapot. Ik wist dat er een grote strijd, misschien wel oorlog zat aan te komen door dit kranten artikel en het zou me niets verbazen als Azkaban straks vol zit! |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Ma Nov 15, 2004 18:39 |
 |
Hoofdstuk 3
Een donkere gedaante scheert op een grote bezem het veld over. De wind laat wat blaadjes door de lucht zweven en regen druppels druppelen uit de hemel. Af en toe flikkert er een bliksem straal. Aan weerskanten van het veld staan tientallen dreigende bomen. Een siddering door zijn lichaam. Zijn oppervlakkige ademhaling is amper hoorbaar. Bibberend slaat hij zijn mantel dichter om zich heen. Hij wist wat hij moest doen, maar toch leek het onwerkelijk. Met een groot touw trok hij de kleine draak met zich mee door de lucht. Hij had niet geweten wat hij er mee aan had gemoeten, maar gelukkig had het kleine beestje vleugels en kon hij het makkelijk mee nemen. De kleine draak, daarom was het begonnen. De tenen van de draak schrapen over de grond, maar ze hebben het beide niet in de gaten. Met een dreun land hij. Zijn ogen vliegen even snel over het huisje en kijken naar een klein raampje. Ondanks de gordijnen kan hij zien dat er licht brand. Als een verzopen katje loopt hij naar de deur. Hij haalt diep adem en laat dan zijn vuist op de deur bonken. Zijn kleine ogen priemen de duisternis in en kijken dan gespannen naar de deur. Achter hem staat de draak geduldig te wachten. Hij kon horen hoe voetstappen naar de deur liepen en met een bonzend hart wacht hij af. Dan gaat de deur piepend open en daar voor hem staat een oude vrouw. Maar het is niet wie hij gehoopt had te zien. Even sluit hij zijn ogen en richt ze dan op de vrouw. Hij merkt hoe haar ogen op de draak blijven priemen en hij kucht even.
“Sorry dat ik U zo laat nog stoor, maar eigelijk had ik iemand anders verwacht.” Aarzelend kijkt hij haar aan.
“Bet zeker.” Met een starre blik wenkt ze hem en aarzelend loopt hij achter haar aan. Met ingehouden adem kijkt hij het o zo bekende kamertje in. Hoe vaak was hij hier niet geweest. Langzaam volgt hij het vrouwtje naar een deur en hij kijkt hoe ze wankelend de deur opent.
“Hier is ze...” Met een koude blik loopt het vrouwtje weer weg en aarzelend stapt hij de kamer binnen. Vanuit een donkere hoek klink gekuch dan is een krakende stem hoorbaar.
“Igor?” Versteend kijkt hij de hoek in. Ze herkende hem.
Wankelend laat ze zich op bed vallen. Eindelijk was ze terug van de reis. Fronsend keek ze in het krantenartikel. Nog steeds was ze woedend. Hoe kon dat mens. Met een betraand gezicht keek ze haar kamer door. Even bleef haar blik hangen op de poster van het Zweedse team die ze had gekregen van haar vader. Haar ogen zochten automatisch het mooie gezichtje van Igor. Snikkend sloot ze haar ogen en met de tranen op haar gezicht viel ze in slaap.
“Igor wat doe je hier? Ik dacht... Ik dacht dat je... dood was.” De kalme krakende stem bezorgde hem kippenvel.
“Het spijt me. Dat was de bedoeling.” Met rustige kleine stappen loopt hij naar de hoek en pakt de hand van zijn vroegere voogd. Een brok vormt in zijn keel en met een traan op zijn ogen kijkt hij naar haar oude gezicht.
“Waarom Igor? Waarom heb je het gedaan?” Haar vriendelijke stem deed hem huiveren. Hij had liever dat ze woest werd, hem eruit stuurde.
“Ik....,” Even slikt hij, “Kan het niet vertellen. Het mag niet.”
Hij zag hoe haar blik veranderde en keek haar triest aan.
“Igor? Kun je... kun je gaan.” Een traan loopt over zijn wang en wankelend loopt hij de kamer uit. Met een knikje neemt hij afscheid van de oude vrouw die op de bank zit te breien en zwijgend stapt hij de kou in. Met een dorre blik maakt hij het touw van de draak los en trekt hem mee.
“Kom Michigo. We gaan.” Ongelukkig trekt hij zijn bezem naar zich toe en stapt erop.
“JACKY! Kom nu naar beneden!” Met een schok werd ik wakker en luisterde naar het geschreeuw van mijn moeder. Mopperend grijp ik een schone trui en wurmt me erin. Met bonkende stappen loop ik de trap af en boos kijk ik naar mijn moeder.
“Wat is er?” Geïrriteerd kijkt ze haar moeder aan.
“We gaan spullen halen voor je nieuwe jaar op Zweinstein.” Ergerend kijk ik naar mijn vrolijke moeder.
“Waarom?”
“Omdat dat nodig is!” Lichtelijk geërgerd kijkt mijn moeder me aan. Mokkend eet ik mijn boterham met kaas op en lelijke verwensingen mompelend trek ik mijn schoenen aan.
“Jaqueline! Kom nou! We gaan met de haard.” Ik zie hoe mijn moeder al met de brandstof in haar hand staat. Rustig loop ik naar haar toe. Ik neem wat brandstof uit het potje en ga voor de haard staan. Met een dichte blik kijk ik naar de donkere stenen van de haard en weer erger ik me aan de ouderwetse inrichting van ons huis.
“Wegisweg!” Ik verdwijn in de vlammen en tol door de haarden. Net op tijd stap ik uit en wankelend glijd ik door het winkeltje heen. Als ik eindelijk stevig sta kijk ik naar de haard waar mijn moeder net verschijnt. Meteen zie ik haar blijde blik en ik gelijk word ik nog chagrijniger.
“Kom!” Snel trek ik haar mee het winkeltje uit, de grote straat van de Wegisweg op.
Gapend rekt hij zich uit en met een hand voelt hij aan de bladeren waar hij vannacht op geslapen heeft. Hij zucht. Het ligt niet al te comfortabel, maar hij kan niet anders. Hij zou direct herkend worden als hij een herberg in zou gaan. Kreunend staat hij op en geeft een aai over de kop van het draakje. Meteen drukt het draakje zijn kop tegen zijn been aan.
“Mich, ik vraag me wel eens af of je geen hond bent.” Glimlachend geeft hij het draakje nog een aai en dan staat hij op.
Ik hoest even. Door de drukte kun je haast niet lopen en aan alle kanten word ik geduwd. Haastig loop ik klieder en vlerk binnen. Tot mijn verbazing staan er tientallen mensen, allemaal in hetzelfde pak.
“Ministerie..” Hoor ik mijn moeder fluisteren en afwachtend kijk ik naar wat er gaat gebeuren. Tot mijn schrik draaien de mensen zich om en kijken naar mij en mijn moeder.
“Jaqueline Mundu?” Aarzelend knik ik naar de man die me heeft aangesproken. Ik zie hoe ze elkaar aankijken.
“Heeft U Igor Fjellman ontmoet?” Ik knik naar een andere man en zie hoe ze elkaar nu aarzelend aankijken. Dan stapt er een vrouw naar voren.
“Wij moeten U meenemen op verdenking van moord op Igor Fjellman.” |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Vr Nov 19, 2004 20:00 |
 |
Hoofdstuk 3
Met grote ogen staarde ik naar de vrouw. “Wat?!” Stamelde ik. Ik zag hoe mijn moeder me benauwd aankeek. “Dat kan niet!” Hoorde ik haar zeggen en snel knikte ik. Met ingehouden adem wachtte ik af. Ik voelde hoe een van de andere mensen uit het gezelschap mijn handen samenbond en hoe een ander mij bij mijn schouders vast pakte. Met een dwingende druk werd ik door een deur naar een haard gevoerd en ik keek hoe de vrouw een potje pakte. Snikkend was mijn moeder me achterna gerent.
“U vergist zich! Dat kan niet!” Hoorde ik haar stamelen en angstig naar wat er ging gebeuren kneep ik mijn ogen dicht. Ik voelde hoe ik rustig de haard in werd geduwd en hoe er nog iemand bij me kwam staan.
“Ministerie van Toverkunst!” Samen verdwenen we in de vlammen en tolden we door de haarden. Ruw werd ik de haard uitgesleept en hardhandig trok hij me mee. Even stopten we en werd ik geregistreerd, toen liepen we haastig verder.
Met een sombere blik trok hij zijn kleine draakje voort. Hij wist wat hij gedaan had. Eindelijk had hij het beseft. Onschuldige mensen zouden opgepakt worden. Met een brok in zijn keel vloog hij over de verlaten velden, over de vele bomen zonder bladeren, over water. De laatste dagen leek Moeder Natuur een hekel aan hem te hebben. Alles werkte hem tegen. Bibberend van de kou wreef hij wat haren uit zijn natte gezicht.
Met een harde duw werd ik in een stoel gezet. Ik zag hoe een tweetal mannen binnen kwam. Met grote stappen kwamen ze op mij toelopen en een pakte ruw mijn kin vast. De ander bekeek de mensen die mij hadden opgehaald.
“Hoe kan zo’n... zo’n meissie nou zoiets doen?” Snauwde de man die mij vast had.
“Dees, doe even normaal!” Ik zag hoe de andere man hem waarschuwend aankeek. Even had ik de neiging te lachen, maar ik besefte op tijd dat me dat verdachter zou maken en ik zweeg. Ik keek naar de man die mij vasthield. Snel liet hij me los en liep naar de andere mannen toe.
“Wat doen we ermee?” Vroeg hij aan de andere. Ik zag hoe ze aarzelde en elkaar vragend aankeken. Plots kroop de angst in mijn borst omhoog. Wie weet wat ze met me gingen doen! Ik slikte en volgde de mannen nu benauwd in hun bewegingen.
“Misschien”, Ik zag hoe hij aarzelde, “Moeten we ondervragen?” Hij bekeek zijn collega’s een voor een. Ik zag hoe Dees ontevreden knikte.
“Je gelooft zo toch ook al dat het dit kind was?” Mompelde hij. Verbaasd keken de andere hem aan.
“Ik weet niks zeker.” Zei de andere man weer. Zwijgend keken ze naar mij.
“Toch ondervragen?” Piepte een klein mannetje die ik nog niet had gehoord.
“Het zal we moeten.” Mompelde Dees zuur. Ik zag dat hij er duidelijk niet mee eens was en zonder iets te zeggen liep hij de zaal uit. Toen pas werd ik weer rustig. Twee van de mannen liep naar mij toe.
“Meisje, meisje. Hoe kan het gebeuren.” Vriendelijk glimlachend pakte hij mijn arm en trok me op. Flauw keek ik hem aan en ik voelde hoe de ander mijn andere arm pakte.
“Wij geloven wel in je onschuld hoor.” Hij glimlachte naar me.
“Maar helaas, Dees,” Even zucht hij, “Hij staat nog altijd een stapje boven ons.” Met spijt in zijn ogen keek hij me aan en trok me mee. Zwijgend keek ik om me heen.
“Je hoeft niet naar Azkaban,” Weer glimlachte de man, “Je krijgt voorlopig een plekje in een kamer van het ministerie die bewaakt wordt door mensen.” Vol ongeloof kijk ik hem aan.
“Dat moet me gerust stellen?” Mompelde ik zachtjes.
“Ja” Antwoordde de man simpel en daarmee was het laatste woord gezegd.
Afwachtend keek hij naar het lege huisje. Hij twijfelde of hij naar binnen moest gaan. Aarzelend duwde hij deur open, maar die was zo verrot dat de deur uit zijn schanieren viel en even grijnsde hij. Snel trok hij zijn draakje mee naar binnen en duwde met alle moeite de deur weer in zijn portier. Met een hand veegde hij wat stof van een tafeltje en met zijn toverstok liet hij de lampen branden. Even knikt hij goedkeurend, toen liet hij zich vermoeid op de oude verrotte bank vallen. Meteen schoot hij weer omhoog. Hij was op iets gevallen. Vragend trok hij de smerige kussens aan de kant en met open mond keek hij naar wat onder de kussens bevond. Aarzelend pakte hij de grote tas met dreuzelgeld op en keek erin. Vol verbazing zette hij het terug. Hij wist niet precies hoe dreuzelgeld werkte, maar hij wist genoeg om te weten dat dit véél was. Wankelend drukte hij de smerige kussens terug op de zak en rende het huis uit.
Afwachtend zat ze op het stoffige bed in de kamer. Vol verwachting keek ze naar de deur. Ze wist dat er niemand zou komen, maar toch bleef ze kijken. Vermoeid pakte ze een kussen van het bed en klemde het tussen haar armen. Met een starre blik keek ze naar de deur die eindelijk open ging. Glimlachend luisterde ze naar het gepiep van de deur. Tot haar verbazing kwam Cas binnen lopen.
“Hey.” Hij glimlachte bezorgd.
“Hoi.” Fluisterde ik.
“Hoe is het? Ik bedoel waarom ben je hier? Nee, waarom hebben ze jou meegenomen?” Cas pakte mijn arm waardoor het kussen uit mijn handen op de grond viel. Glimlachend pakte ik hem van de grond en keek toen naar Cas.
“Om eerlijk te zijn, ik weet het ook niet echt. Volgens mij denken ze dat ík Fjellman heb vermoord.” Zijn blik verstarde en geschrokken sloeg hij een arm om mijn schouder en drukte me tegen hem aan. Ik sloot even mijn ogen en voelde me beschermd. Tot mijn ergernis hoorde ik de deur nog een keer piepend open gaan en Cas liet me los.
“Meneer, U moet weer gaan.” Hoorde ik iemand zeggen en niet veel later zag ik Cas naar de deur lopen. Ik staarde boos naar de man, maar die stapte ook al weer naar buiten.
Na een tijdje werd ik opgehaald en meegenomen naar een grote zaal. Tot mijn verbazing zat er maar één iemand in de zaal. Ik vernauwde mijn ogen en keek wie het was. Ik keek hem afwachtend aan en langzaam stapte hij naar voren. Ik keek vol ongeloof naar de man die naar voren was gestapt. Wát deed Perkamentus hier? |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Di Nov 23, 2004 16:44 |
 |
Hoofdstuk 5
Rustig liep hij naar haar toe en legde een hand op mijn schouder. Met een heldere blik keek hij naar de mannen. Met zijn andere had maakte hij een krulletje in zijn baard. Hij leek na te denken. Toen liep hij naar de mannen toe en pakte er een bij zijn schouder.
“Goeiemiddag Ferry.” Hij glimlachte beleefd. De man die Ferry werd genoemd mompelde wat terug, maar Perkamentus negeerde hem al weer.
“Welke reden hebben jullie om dit meisje vast te houden,” Fronsend ging Perkamentus zitten, “Kijk naar haar, zou zij zoiets kunnen doen? Het is nog waarschijnlijker dat ík het gedaan heb.” Even glimlachte hij en de manen schuifelden zenuwachtig heen en weer.
“Dees...” Mompelde er een. Zuchtend keken ze naar Perkamentus. Met een harde knal werd de deur open gesmeten.
“Hier, het veritaserum.” Een klein gedrongen mannetje kwam de zaal in stampen en leek Perkamentus niet de merken. Pas na een kuchje van Perkamentus leek hij het te beseffen. Zachtjes hoorde ik hem slikken.
“Opdracht van Dees.” Mompelde hij zenuwachtig.
Perkamentus haalde een wenkbrauw op: “Dees...” Bedachtzaam keek hij naar me. Ik perste er een glimlachje uit, maar hij draaide zich al weer om.
“Ik ga weer.” Mompelde de man en snel verliet hij het kamertje. Perkamentus liep naar mij toe en keek naar me.
“Wat moeten we hier mee.” Mompelde hij zachtjes. De mannen keken hem nog steeds zenuwachtig aan.
“Ik laat haar gaan. Als Dees wat heeft, dan weet hij me wel te vinden.” Zachtjes trok Perkamentus me op en liep naar de uitgang. Snel liep ik achter hem aan.
Met een knal gooide hij de deur dicht, waardoor die weer uit zijn schanieren viel.
“Waarom zo’n haast?” Een donkere stem klonk vlak voor hem. Geschrokken keek hij op. Voor zijn neus stond een drietal mannen.
“Ik...” Hij stopte zijn zin.
“Ja? Waarom zo’n haast vroeg ik.” De man greep hem in zijn kraag.
“Je hebt toch niets gezien?” Vroeg een van de andere mannen. Hij schudde zijn hoofd en keek naar de mannen.
“Laat hem los Barno.” De laatste man stapte naar voren. Met een kwade blik liet Barno hem los.
“Bedankt.” Mompelde hij.
“Hup, moven!” Snauwde Barno hem toe en snel trok hij zijn draakje mee naar zijn bezem. Zonder om te kijken vloog hij weg.
Met een vreugdekreetje omhelsde mijn moeder me.
“Ik heb je zo gemist!” Ik voelde de tranen van mijn moeder op mijn gezicht vallen en hoofdschuddend duwde ik haar van me af.
“Ik jou ook.” Mompelde ik. Glimlachend liep ik de kamer in. Op tafel lagen de spullen die ik voor het nieuwe jaar nodig had.
“Die heb ik maar gekocht nadat ze je hadden gearresteerd. Ik wíst dat ze je niet zo lang konden vasthouden.” Riep mijn moeder blij uit. Ik schudde mijn hoofd en moest lachen. Ik voelde hoe ze me bij mijn schouders pakte en zachtjes drukte ze me op de bank.
“Ga eerst zitten. Ik maak wat thee en dan mag je me alles vertellen over die ontmoeting met Igor Fjellman.” Lichtjes dansten in haar ogen en ze liep weg. Na enkele minuten kwam ze terug lopen met twee kopjes thee en met nog steeds een grote lach op haar gezicht drukte ze er een in mijn handen.
“Nu ga je het me vertellen.” Ze grijnsde en keek me afwachtend aan. Rustig vertelde ik over de ontmoeting en over het stuk wedstrijd wat er gespeeld was.
Met een snelle ademhaling vloog hij over het bevroren landschap. Er was nog één redding. Met snelle vaart vloog hij richting zijn vroegere vakantiehuisje. Hij wist zeker dat het niet bewoond was. Hij zou er een tijdje kunnen blijven. Nog voort vliegend dacht hij aan wat hij gedaan had.
“Igor? Kom je eten?” Een vrouw van omstreeks veertig riep hem. Snel rende het zes jarige jongetje naar huis.
“Voeten vegen!” Klonk de zware stem van zijn vader. Het was niet zijn echte vader. Zijn echte vader leefde niet meer, dit was de man die hem geadopteerd had. Samen met zijn vrouw zorgde hij voor Igor.Grinnikend schopte Igor zijn schoenen uit.
“Natuurlijk doe ik dat!” Riep hij met zijn hoge kinderstemmetje. Zijn vader glimlachte naar hem en klopte op een stoel. Snel ging Igor zitten en schepte zich zelf wat eten op.
“Lekker mam.” De kleine Igor hield van complimentjes geven. Zijn kleine handjes grepen het glas. Het glas gleed echter uit zijn hand en spatte in stukjes uit op de grond. Meteen barste het jongetje in huilen uit.
“Sorry mam! Sorry!”
“Het is goed Igor. Het is goed!” Sussend pakte ze zijn handje.
“Kom Igor, We zullen echt niet boos zijn. Je bent toch een lieve brave jongen en dat zul je altijd zijn!”
Vol ongeloof dacht hij aan die woorden. Zijn familie had het voor hem gehoopt en hij had het genegeerd. Hij was niet zo geweest. Ellendig lande hij en liet hij zich op de grond zakken. Ze hadden hem verzorgd, gemogen en wat deed hij terug?! |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Wo Nov 24, 2004 18:07 |
 |
Hoofdstuk 6
Struikelend rende ze de trap af.
“Mam! Waar is mijn mantel?” Gehaast trok ze wat spullen van een stoel en nam ze mee onder haar arm.
“In de keuken!” Riep haar moeder. Vlug rende ze naar de keuken en trok haar mantel mee. Snel ging ze weer naar boven en propte de spullen in haar hutkoffer. Ze liep even naar de gang en raapte de gevallen spullen op en stopte die ook in haar hutkoffer. Chagrijnig trok ze de hutkoffer mee naar de trap en van boven af de trap gooide ze hem naar beneden. Snel rende ze erachteraan om de kat te bevrijden, de hutkoffer was boven op haar kop gevallen.
“Jacky, doe eens rustig!” Haar moeder stopte geërgerd een boterhamzakje met brood in haar zak. Snel gooide ze het brood er weer uit en keek boos naar haar moeder.
“Mam, geen brood.” Ze trok haar hutkoffer mee naar het gangetje en zette hem voor de deur. Ze liep naar de keuken en griste een appel van de fruitschaal. Ze zette haar tanden erin en nam een hap.
“Pwaan pwe pwow?” Zei ze met volle mond. Haar moeder keek haar waarschuwend aan.
“Je weet dat met volle mond praten verboden is.” Jacky knikte en glimlachte even.
“Ik vroeg, gaan we zo?” Met een boogje gooide ze het klokhuis in de gootsteen en ze liep de keuken uit.
“Jaqueline goodman. Zou jij niet eens terug komen voor die appel?” Haar moeder begon zich druk te maken. Verwensingen mompelend liep ze terug en gooide de appel in de afvalbak.
“Zo goed?!” Snauwde ze en ze liep weer door naar de gang. Tevreden knikte haar moeder. Voor de deur hoorde ze een auto stoppen en meteen liep ze naar de deur en gooide die open. Met veel moeite trok ze de overvolle hutkoffer met zich mee naar de auto en ze gooide de klep open. Snel gooide ze de zware koffer erin en met een ferme duw gooide ze de klep weer dicht.
“Kom pap, we moeten gaan!” Snel liep ze naar haar moeder een gaf haar een kus op haar wang. Haar vader glimlachte en stapte in de auto.
“Kom je?” Snel rende ze ook naar de auto en stapte in. Met een brede glimlach zwaaide ze naar haar moeder en met grote snelheid reden ze de straat uit.
“Pap,” Grinnikend keek ze naar haar vader, “We moeten Cas nog halen!” Haar vader keek haar aan. Snel draaiden ze zich om en reden terug. Toeterend stopte ze voor zijn deur en meteen kwam Cas naar buiten rennen. Hij gooide de deur open en gooide de hutkoffer naar binnen en stapte daarna zelf in.
“Hey, waren jullie me vergeten?” Hij grijnsde en Jacky grijnsde terug.
“Sorry.” Met grote snelheid vlogen ze de snelweg over.
“Londen, waarom in hemels naam Londen?!” Mopperde haar vader. Cas keek haar glimlachend aan.
“Wat moeten we met hem doen?” Twee vrouwtjes bogen zich over het lichaam van Igor.
“Hij is ijskoud.” Mompelde een.
“We moeten hem maar mee nemen.” Zuchtte de andere. Nadenkend keken ze elkaar aan.
“Laten we hem eerst omdraaien.” Een van de vrouwtjes pakte hem bij zijn schouders en draaide hem om.
“Dat...” Vol ongeloof staarden ze naar Igor. Ze leken het niet te begrijpen.
“Wat doen we nu?” Een van de heksen begon op Igors wang te tikken. Langzaam opende hij zijn ogen en staarde vol verbazing in het gezicht van het heksje.
“Wie... Wat doen jullie hier!” Riep uit uit. De heksen staarden hem aan.
“Ik geloof dat we dat beter aan jou kunnen vragen. Wat doet een dode hier, levend op de grond.” Het heksje trok een wenkbrauw op en staarde hem doordringend aan.
“Dat is een lang verhaal.” Hij trachtte te glimlachen, maar zijn blik bleef even somber staan. Een van de heksen schudde haar hoofd en stook een hand uit.
“Ik ben Selina Andrews.” Zei de andere. Het eerste heksje trok Igor omhoog en keek hem nog steeds verbouwereerd aan.
“Ik ben Cate Veldson.” Mompelde ze. Langzaam verscheen een glimlach op Igors gezicht.
“Igor Fjellman.” De heksen keken hem aan.
“Dat wisten we niet nee.” Zei Selina droog en Igor glimlachte.
“Kom maar met ons mee.” Cate gooide een net tevoorschijn getoverde deken over zijn schouders. Pas toen de deken over zijn schouders hing viel hem op dat hij het ijskoud had. Hoelang had hij daar geleden? Vast al een tijdje. Fronsend keek hij naar de zon die pas op was. Waarschijnlijk de hele nacht. Hij zuchtte en liep achter de heksen aan. Met een schok bleef hij staan. Waar was Michigo?
Met piepende remmen kwam de auto op de parkeerplaats tot stilstand. Snel trok Jacky haar hutkoffer uit de kofferbak en sleepte hem de auto uit. Cas liep achter haar met zijn hutkoffer ook meetrekkend.
“Eindelijk gaan we weer.” Cas glimlachte. Jacky knikte.
“Nieuwe eerste jaartjes. Ik ben benieuwd naar het sorteerlied.” Met grote passen liepen ze verder. Voor de deuren van het station keken ze elkaar even aan en grijnsten. Tegelijk stapten ze naar binnen en liep richting perron 9.
“Daar heb je ze!” Jacky hoorde tot haar ongenoegen de hysterische stem van Joyce en ze zuchtte.
“En jammer genoeg heb je daar hen.” Mompelde ze en Cas grijnste. De ‘mutsen’ kwamen op ons af trippelen en Joyce greep me vast en gaf me een knuffel. Walgend liet ik het over me heen komen en toen ze me allemaal gehad hadden liep ik meteen door.
“We zijn al laat. We kunnen beter doorlopen. Tijd genoeg om te kletsen in de trein!” Met haastige stappen sleepte ik mijn koffer naar het poortje en leunde onopvallend tegen de muur aan. Meteen verscheen ik aan de andere kant en ik haalde opgelucht adem. Daar stond de trein. Die grote rode machine die ons naar Zweinstein zou brengen. Achter mij kwamen ook de andere uit de muur en ik glimlachte naar ze. Niets, maar dan ook niets zou dit jaar kunnen verpesten.
Rustig stond hij te wachten tot dat Cate de deur open had. Selina stond hem aan te staren en hij grijnsde naar haar. Met een rood hoofd keek ze weg. Hij merkte dat ze nog jong was. Waarschijnlijk was Cate haar moeder. Krakend ging de deur open en verontschuldigend keek Cate hem aan.
“Sorry van die deur en de troep in huis, maar niet iedereen is een wereldster die bakken met galjoenen verdiend.” Ze glimlachte naar hem en stapte het huisje binnen. Verrukt keek hij op. Het huisje straalde een gezelligheid uit die zijn oude huisje vroeger ook had gehad. Met zijn vinger streek hij over de wollige bank. Zijn hoofd was bij Michigo. Waar was zijn kleine vriendje gebleven? Was hij meegenomen of gewoon weg gevlogen? Zuchtend keek hij naar de vele spullen die in het huisje stonden.
“Ga maar zitten hoor.” Selina wees naar de bank en meteen ging hij zitten. Even later kwam Cate met een grote kop thee aanlopen en ze gaf een dampend kopje aan hem.
“Hoeveel scheppen suiker?” Zonder op antwoord te wachten schepte ze twee grote scheppen er in en beleefd dronk hij de zoete thee op.
“Ga je ons vertellen waarom je nog leeft?” Cate keek hem nieuwscheirig aan en hij glimlachte.
“Heb je me liever dood dan?” Vernietigend keek Cate hem aan.
“Nee, maar het is toch onwerkelijk dat een leuke jonge zwerkballer ineens blijkt te leven. Dat hij dood van zijn bezem valt is al een raadsel.” Ze keek hem onderzoekend aan en hij zuchtte.
“Ik weet het zelf niet eens. Er is nogal veel aan de hand, maar ik kan het niet vertellen. Sorry.” Hij sloeg zijn ogen neer en Selina en Cate zuchtten.
“Je kan hier een tijdje blijven. Wij zorgen wel dat de mensen blijven denken dat je dood bent.” Cate knikte naar hem en schonk nog wat thee in.
“Dank jullie wel.” Vriendelijk knikte hij naar hen en even rommelde hij in zijn tas. Hij haalde er wat blinkende galjoenen uit en legde die op tafel.
“Voor jullie dan.” Hij nam nog een slok van zijn thee.
“Dat hoeft niet hoor.” Blozend trok Cate de munten naar zich toe en stopte ze in haar zak. Igor grijnsde.
“Wat waren dat voor een sporen die bij je waren.” Selina keek hem aan en Igor slikte.
“Van mijn draakje, Michigo. Hij is weg, maar ik zou niet weten waarheen.” In zijn ooghoek voelde hij een traan prikken en snel veegde hij hem weg. Selina keek hem aan en hij zweeg.
“Wat rot voor je.” Mompelde ze. Igor knikte.
“Ik zal je, je kamer laten zien.” Zei Cate zacht en ze stond op. Zwijgend volgde Igor haar. Hij voelde niet hoe twee vurende ogen hem nakeken.
ik heb de stijl iets veranderd aan dit hoofdstuk! zo als misschien te merken is. Ik hoop dat de mensen die het niet goed snapte het nu ook wat beter begrijpen  geef even een reactie op de nieuwe stijl als iemand dat wil! |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Do Nov 25, 2004 18:50 |
 |
Hoofdstuk 7
Een klein jongentje rende over het brede asfalt en keek af en toe achterom.
“Nee!” Hij schreeuwde. Twee huizengrote draken vlogen achter hem aan en spuwde een voor een vuur. Het vuur miste hem telkens, maar het zou niet langer meer duren... De jongen voelde de warmte al op zijn rug en bleef doorhollen.
“Hou op! Stop daarmee!” Met tranen op zijn kleine gezichtje rende hij door. Boven hem hoorde hij een draak een angstig keek hij op.
“NEEEEEEEEEEE!” De draak deed zijn bek open en....
Twee handen grepen Igor bij zijn keel en geschrokken wekte hij op uit zijn slaap. Hij wilde gillen, maar het kon niet. Selina had hem vast en grijnsde. Over haar schouders hing een drakenvel. Zonder goed te kijken wist Igor van wie die was. Hij snakte naar adem. Rustig drukte Selina haar handen verder vast en ze gromde.
“Jij! Weet wat je mensen aan doet. Dit!” Ze liet haar vuist tegen zijn hoofd komen en hij kreunde.
“Waarom?” Perste hij er met moeite uit en hij probeerde haar aan te kijken.
“Waarom?! Omdat je een... een...” Even dacht ze na en toen greep ze hem nog vaster bij zijn keel.
“Je valt onschuldige meisjes lastig. Je spookt in hun hoofd. Dát is er!” Woedend duwde ze hem naar achter en eindelijk liet ze los. Snel trok ze haar toverstok tevoorschijn. Na een paar seconde flitste er een groene lichtflits door de kamer.
Grijnzend stapte Jacky de trein uit. Haar blik viel meteen op het grote kasteel en ze grijnsde nog breder.
“Finally.” Cas greep haar arm. Grinnikend trok ze haar arm los en keek weer naar het kasteel.
“Het ziet er weer prachtig uit.” Bibberend liep ze naar een koets en stapte erin. Meteen stapte ze fronsenduit.
“Voor de koetsen rijden toch terzielers?” Verbaasd keek ze naar Cas. Cas knikte.
“Maar die kunnen wij niet zien.” Hij glimlachte naar haar en ze keek hem een tijdje aan.
“Dat zou wel moeten. We hebben Igor zien sterven weet je nog.” Cas keek haar aan en ze staarde terug.
“Je bedoelt...”
“Ja. Igor is niet echt dood denk ik.” Ze kneep haar ogen samen en stapte de koets weer in. Cas knikte bedachtzaam.
“Dan heeft hij gelogen.” Mompelde Cas. Jacky knikte.
“Dat lijkt me duidelijk.” Zuchtte ze. Cas kreeg grote ogen.
“Hij heeft gewoon gezorgd dat jij voor niets vast zat!” Begon hij te schreeuwen en Jacky knikte weer.
“Ik weet het... Ik weet het.” Zwijgend wachtten ze tot de koets voor de inrit van het kasteel stopte. Vermoeid stapten ze uit.
Snel vluchtte Igor het kamertje uit. Net op tijd had hij zijn toverstok kunnen pakken en nu was hij op weg naar buiten. Snel griste hij nog wat koekjes van tafel en stopte die in zijn zak. Met een knal viel de deur in het slot.
“Wat was dat nou weer voor een mens.” Mompelde hij hardop en vlug rende hij door naar waar hij eerder zijn bezem had verloren. Snel trok hij de struiken aan de kant en doorzocht alles. Daar lag hij! Vluchtig trok hij de bezem onder een struik vandaan en klom erop. In de verte klonk een gil en snel vloog hij weg. Hij zag hoe Cate het huisje uit kwam rennen en hoe ze haar toverstok oprichtte. Een lichtflits kwam op hem afvliegen en hij kon hem net ontwijken. Meteen kreeg hij meer spreuken op zich afgevuurd en hij voelde hoe zijn bezem zich ging verzetten.
“Zij wilde mij vermoorden! Wat moest ik anders?” Schreeuwde hij naar beneden, maar Cate leek het niet te horen. Weer vuurde ze een spreuk af en de bezem begon wild te bewegen. Met een boogje werd hij naar beneden gegooid en zijn bezem viel achter hem aan naar beneden.
Samen liepen ze de inrit op. Zonder iets te zeggen liepen ze door en achter hen liepen nog vele andere leerlingen. Strompelend kwamen ze bij de grote deur aan en voor ze iets konden doen ging die piepend open. Voor hen stond Minerva Anderling vriendelijk te knikken.
“Jullie weten de weg naar de Grote Zaal.” Ze knikte met haar hoofd en keek toen naar Jacky.
“Willen jullie mee komen.” Mompelde ze tegen Jacky en Cas. Verbaas keken ze elkaar aan en volgde hun professor Transfiguratie toen naar haar kantoortje. Met een handgebaar wenkte ze twee te gaan zitten en twijfelend deden ze dat.
“Jullie zullen vast begrijpen waarom ik jullie hier heb laten komen.” Haar blik bleef hangen op Jacky. Beide knikten ze.
“Ik weet heel goed dat het niet leuk is wat er is gebeurd, maar ik en de rest van het personeel hopen van harte dat jullie presentaties hier niet onder gaan leiden.” Ze keek hen over haar halfronde brilletje aan en beide knikten weer.
“Als er iets is...” Ze knikte vriendelijk.
“Dank u wel.” Mompelde Jacky.
“Ga nu snel naar de Grote Zaal, misschien kunnen jullie nog een stukje zien van de sortering.” Anderling liep achter hen aan het kantoortje uit. |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Wo Dec 08, 2004 20:45 |
 |
Hoofdstuk 8
Snel liepen Cas en Jacky de grote zaal in en gingen zitten. De zaal was niet zo stil als normaal en Jacky staarde even naar een andere tafel waar luid werd geklapt. Vragend draaide ze haar hoofd naar een meisje aan haar tafel: “Wat is er aan de hand?” Het meisje keek haar even aan en draaide toen haar hoofd weg. Jacky stootte haar aan en keek nijdig.
“Dan niet.” Mompelde ze. Cas keek haar aan en boog naar haar toe.
“Rustig. Er is niets bijzonders, het enige is dat Sneep er nog niet is, maar hebben wij daar moeite mee?”Hij grijnsde naar haar. Verbaasd staarde ze terug.
“Waarom niet?” Vragend keek ze naar Cas die grinnikte.
“Weet ik veel, de zwadderaars zijn in ieder geval niet blij. Volgens mij is de sorteerceremonie al geweest trouwens.” Hij keek naar de tafels waar een stel kleine leerlingen zaten en grijnsde.
“Die kleintjes. Ik weet nog toen wij daar zo zaten.” Jacky grijnsde nu ook. Met een boogje belandde er een stuk vlees op haar bord en fronsend keek ze om. Aan de tafel van Ravenklauw zag ze Joyce zwaaien en ergerend schudde Jacky haar hoofd.
“Kan ze nooit normaal doen?” Ze draaide zich terug en legde het stukje vlees naast haar bord en schepte wat eten op. Cas grijnsde naar haar.
“Blijkbaar.” Knipoogde hij. Even staarde Jacky hem aan, daarna wende ze zich weer naar haar bord.
Met een klap werd de deur open gegooid en meteen draaide de hele zaal zich om. Cas en Jacky keken elkaar zuchtend aan.
“Hij is er dus toch...” Cas legde zijn hoofd in zijn armen en Jacky bleef naar Sneep kijken.
“Blijkbaar.” Cas keek naar haar op en staarde haar even aan. Jacky grijnsde. Met grote stappen liep Sneep naar voren en liet zich zonder iets te zeggen in een stoel vallen. Zijn gezicht stond merkwaardig nors, norser dan normaal. De hele zaal keek naar hem. Ook de leraren staarden naar hem behalve Perkamentus. Vrolijk legde hij een hand op Sneeps schouder en boog zich naar hem toe. Hij kwam weer overeind en staarde de zaal in.
“Hij is geen dierentuin beest.” Glimlachte hij en snel keken de leerlingen een andere kant op.
Een wolf strompelde door de bosjes en stak zijn neus in de lucht. Niet ver hem lag een mens. Dat wist de wolf. Na dagen tijd zou hij eindelijk iets te eten hebben. Normaal was de wolf niet zo woest, maar in dagen van honger kon hij niet anders. Dan moest hij het eten wat hij te pakken kon krijgen.
Langzaam opende de man zijn ogen. Met moeite kwam hij overeind. Hij schrok. Nog geen tien meter van hem af stond een volwassen wolf. Wankelend zette hij een stap achteruit. Zin broek scheurde omdat hij in een struik was blijven hangen. Zijn geduld begon het te begeven en woest zette hij nog een stap naar achter. Met een klap kwam hij op de grond terecht en versuft keek hij naar de boomstam waarover hij was gestruikeld. De wolf zette langzaam een stap naar hem toe en wat duiven vlogen op.
“Blijf hier.” Siste hij boos. “Laat me niet alleen!” De wolf naderde hem steeds verder en nerveus ging Igor op zoek naar zijn toverstok. Tot zijn verbazing was die weg.
“Cate...” Mompelde hij. Woest trok hij een tak los en gooide die naar de wolf. De wolf schoot behendig opzij en ontweek de tak. Woedend zette de wolf een stap dichterbij. Igor kon hem horen grommen. Snel scheurde hij nog een tak en gooide die ook. De tak kwam op de poot van een wolf en snel sprong de wolf aan de kant. Even bleef hij naar de tak keken, toen richtte hij zich weer op Igor. Hij zette nog meer stappen dichterbij en keek Igor in zijn ogen aan. Igor krabbelde overeind en zette nog een stap achteruit. De wolf boog zich langzaam door zijn voorpoten. Het leek of hij ging liggen. Zeker zette Igor een paar stappen vooruit. Plots sprong hij op en wierp zich op Igor.
Jacky liep de trappen op en keek naar de schilderijen die knipoogden naar de leerlingen. Ze glimlachte flauw en knipoogde terug naar een schilderij van een oude man. De man in het schilderij ernaast floot en grinnikte. De man in het andere schilderij werd rood en draaide zich om. Jacky grinnikte ook en liep door de trap op. Cas liep achter haar en hijgde.
“Zoveel trappen. Niet normaal!” Vermoeid bleef hij even staan en keek naar de treden die hij nog op moest.
“Kom op watje! Jij was het die zo goed was toch?” Ze pakte zijn hand en trok hem twee treden omhoog. Langzaam liep hij achter haar aan.
“Waarom geen lift?” Mopperde hij.
“Die hebben ze niet bij tovenaars Cas.” Riep Jacky naar hem en nors keek Cas vooruit.
“Dan mogen ze die snel nemen.” Gromde hij en Jacky gaf hem een duwtje.
“Ik dacht dat alleen de Joyce-gang van plastic is. Of is het ineens besmettelijk?” Grijnzend zette ze een stap vooruit en Cas wierp haar een kwade blik toe. Een groep eerste jaars met voor op de klassenoudste liep hen voorbij en Jacky draaide zich weer naar Cas.
“Met dat tempo van jou worden we door Eerstejaars ingehaald!” Plagend trok ze hem aan zijn haren. Met een overdreven pas nam ze de laatste treden en ze zuchtte hard.
“Eindelijk boven!” Krijsde ze opgelaten en ze stak haar tong uit naar Cas. Achter hen waren nog een aantal leerlingen van hun afdeling en met zijn allen liepen ze naar de Dikke dame.
“Varkensbult!” Riep er één en het schilderij zwaaide open. Met een glimlach op hun gezicht stapten ze de leerlingenkamer binnen. Jacky liep meteen naar haar eigen stoel en liet zich erin zakken.
“Nu pas ben ik echt thuis.” Grijnsde ze tevreden naar Cas. |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Za Dec 11, 2004 18:59 |
 |
Hoofdstuk 9
Door het stille bos klonken lichte voetstappen. Een wolf kwam uit de struiken tevoorschijn en likte zijn bek af. Even keek hij op naar de maan, daarna liep hij verder het bos in. Zijn lippen en poten waren rood. Met geweld had hij zijn zin doorgedreven. Normaal was hij niet zo gewelddadig, maar om eten deed hij alles. Met een drafje liep hij door en verdween tussen de bomen.
Met haar handen onder haar hoofd lag Jacky op bed. Ze staarde naar het plafond en haalde diep adem. Haar gezicht stond vrolijk, maar ze was het zeker niet. Haar gedachten waren bij Igor. Hoe kon hij nou niet dood zijn. Ze hadden hem dood zien gáán! Ze snoof even. Hij had iedereen voor gelogen. Ze was niet boos, Cas wel. Even slikte ze. Cas was woest, hij was tot alles in staat. Het zou moeilijk worden het tegen niemand te zeggen. Niemand zo haar ook geloven, dat was zeker. Haar ogen gleden over de muur achter haar en haar adem stokte. Ze moesten iets doen, maar wat konden ze doen. Ze zaten hier op school, met niemand die kon helpen. De wereld was hem aan het vergeten. Zijn naam, het gebeuren, zijn positie. Alles waren ze aan het vergeten. Terwijl hij nog lééfde! Dat wist niemand en het was beter dat ze het niet wisten. Een klopjacht zou uitbreken! Jacky draaide zich om en keek naar de deur die open ging. In de deuropening stond Cas en zenuwachtig keek hij de zaal in.
“Je mag hier niet komen, dit is een meisjesslaapzaal.” Mompelde Jacky en Cas keek de zaal weer rond.
“Kom dan even.” Zei hij snel.
“Nee. Ik heb geen zin Cas.” Mompelde ze weer. Cas knikte en deed de deur weer dicht. Ze hoorde hoe hij de trap af liep en ze zuchtte. Haar leven was abnormaal geworden. Ze kon niet nadenken normaal. Langzaam stond ze op en liep naar het raam. In de verte kon ze de lampen van Zweinsveld zien. Zwijgend boog ze haar hoofd.
Kreunend stond Igor op. Wankelend liep hij door de struiken. Met zijn bebloede handen streek hij wat haren uit zijn gezicht en kokhalzend liep hij door. Zijn benen waren bebloed en zijn broek gescheurd. De wolf had hem aangevallen, maar met zijn laatste kracht had hij hem van zich kunnen afgooien. Hij had geen idee waar Cate was gebleven, of waar de wolf heen was. Hij wist alleen dat hij direct weg moest! Langzaam strompelde hij door, op zoek naar zijn bezem. Zijn stok, bezem en draak was hij al kwijt. Vermoeid liet hij zich op de grond zakken.
“Ik ben blij jullie dit jaar allemaal weer gezond op school te zien.” Professor Banning knipoogde naar de leerlingen en klom, zoals gebruikelijk, boven op tafel. Zijn twinkelende oogjes keken de klas vrolijk aan en de klas glimlachte beleefd terug.
“Dit jaar wordt een moeilijk jaar, ook voor jullie. Ik wil jullie niet bang maken, maar het gaat heel moeilijk worden. Heel moeilijk.” Hij rommelde even tussen zijn spullen en gooide de helft over de grond. Met een stuk perkament in zijn hand kwam hij weer overeind en staarde naar de klas. Hij las de namen voor en legde de lijst daarna weer weg. Glimlachend zette hij hen aan het werk en liep de klas rond. Nog steeds glimlachend boog hij zich over Jacky’s tafel heen.
“Ik heb gehoord van het gebeuren, wat erg voor je.” Even keek hij haar aan en liep toen verder. Jacky keek hem verbaasd na en ging weer aan het werk.
De bel ging en opgelucht stonden Jacky en Cas op. Vlug trok Cas haar mee.
“We moeten echt even praten.” Mompelde hij en hij trok haar een bezemkast in. Met zijn toverstok maakte hij een lichtje en met een serieus gezicht keek hij haar aan.
“Waarom?” Fluisterde Jacky en Cas keek haar star aan.
“Wat er gebeurd is, dat is raar en ik wil dat uitzoeken. Het klopt toch niet? Hoe kan hij leven? Ik wil het gewoon weten, met of zonder hulp van jou!” Mompelde hij en Jacky staarde hem aan.
“Wát wil je doen? Dat kan niet Cas. We... We zij... We zijn... Cas, dat kan niet!” Hakkelde Jacky, maar Cas schudde koppig zijn hoofd.
“Reken maar dat, dat kan! Ik doe het gewoon, ik wil weten waarom hij je dit heeft aangedaan.”Jacky zag dat niets hem kon tegen houden en ze zuchtte.
“Al goed, ik doe mee.” Mompelde ze tegen haar zin en tevreden keek Cas haar aan.
“Zo ken ik je weer.” Grijnsde hij en met een zwaai duwde hij de deur van de bezemkast open en stapte eruit. Mokkend liep Jacky achter hem aan.
het hoofdstuk is nogal kort, maar goed.... |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Zo Dec 12, 2004 15:00 |
 |
Hoofdstuk 10
Wankelend stond hij aan de bosrand. Zijn ogen vlogen over het kerkhof voor zijn neus. Het kerkhof van deze wereld, het kerkhof van de magie. Hij glimlachte even. Langzaam strompelde hij naar de ingang.
Entree de wereld van de doden
Maar wees gewaarschuwd
Naast het graf kan zijn geest een dutje aan het doen zijn
Igor glimlachte even en streek met zijn vingers over het bordje. Even keek hij naar zijn been. Als hij zijn toverstok had gehad had hij hier veel makkelijker kunnen lopen. Hij duwde de poort open en liep moeizaam over het kerkhof. Stil bleef hij staan voor een graf.
“Rest in peace, Janine.” Las hij. Hij keek naar het graf van zijn biologische moeder. Als vanzelf gleed zijn blik opzij naar waar het graf van zijn vader zou moeten zijn. Een lichte schok sudderde door zijn lichaam. In de grafsteen stond niet meer de naam van zijn vader gegrift. Trillend las hij de nieuwe naam.
“Igor Fjellman 1981– 2002” Langzaam brachten zijn benen hem naar het graf. Zwijgend bleef hij ernaar kijken. Dacht de wereld dat zijn lichaam hier lag? Er was niet eens een lijk. Het was niet zíjn lijk. Rustig liet hij zich zakken. Langzaam sloot hij zijn ogen en viel in slaap.
Ze voelde hoe Cas haar aankeek. Nerveus ontweek ze zijn blik en stond op. Met zijn ogen volgde Cas haar.
“Jacky...” Probeerde hij, maar Jacky negeerde hem. Zwijgend greep ze een beker pompoensap en dronk die leeg.
“Alsjeblieft, Jacky.” Probeerde hij nog eens. Jacky keek hem vernietigend aan. In de leerlingenkamer flikkerde één haard zachtjes. Hij verlichte een stuk van de kamer en in dat licht zaten Jacky en Cas, verder was de leerlingenkamer verlaten. Jacky staarde afwezig in de haard en Cas probeerde nog steeds haar aandacht te trekken. Jacky negeerde hem en bleef in de haard staren.
“JACKY!” Schreeuwde hij nu woest. Hij bleef naar haar kijken en Jacky draaide haar hoofd nu naar hem.
“Wat?” Mompelde ze. Cas staarde haar woest aan.
“Mag ik nu eindelijk wat zeggen?” Blafte hij. Jacky knikte langzaam en keek weer naar de haard.
“Jacky, wat is er met je? Ik weet dat het verschrikkelijk was om te weten, maar...” Jacky keek hem nu star aan.
“Weet jij dat? Weet jij dat?! Hoe kan jij dat weten?!” Jacky begon zich nu ook op te winden.
“Okey, misschien weet ik het niet helemaal, maar ik wil hélpen!” Mompelde hij. Jacky zuchtte.
“Cas, dat kan niet. Ja, Igor vermoorden. Heb je dat er voor over?” Een llicht van kwaadheid flikkerde in haar ogen. Cas slikte.
“Jacky, alsjeblieft. Hij is het niet waard. Als ik hem moet vermoorden voor jou... dan zal ik dat doen.” Zei hij en hij pakte haar arm vast.
“Hij is het niet waard, je zegt het net zelf.” Snauwde Jacky. Ze trok haar boek van het tafeltje en draaide zich om.
“Welterusten.” Mompelde ze en met kleine stappen liep ze naar de deur. Piepend ging hij open en Cas staarde haar hoofdschuddend na.
Met slaperige ogen keek Igor naar het graf. Even dacht hij aan de wedstrijd. Hij dacht aan Michigo. Hij dacht aan alles wat dit hem al gekost had. Zijn hele leven was een puinhoop geworden. Het was alleen bedoeld als een goede daad, hij had zijn draakje willen helpen. Zijn handen gleden over het graf en met tranen in zijn ogen keek hij er naar. Ze dachten dat hij écht dood was. Mensen waren onschuldig opgepakt. Het was zijn schuld. Eindelijk besefte hij wat hij had gedaan. Langzaam stond hij op en slofte richting de uitgang, maar nog voor hij bij de uitgang was bleef hij staan. Hij moest een oplossing vinden, hij moest. Hij voelde niet hoe hij van achter beslopen werd. Nog voor hij een kreet kon geven lag hij al op de grond. Meteen werd alles zwart.
Rustig stap ik door de schaduwen van de bomen. Voor me zie ik af en toe een blaadje naar beneden vallen en ik hoor het blaadje knappen als ik er op stap. Met mijn hoofd gebogen loop ik door.
“Auw!” Met mijn hand wrijf ik over mijn hoofd en zie dan dat ik ergens tegenaan gebotst ben. Verbaasd kijk ik hem aan. Wát doet hij hier? Ik besef dan dat ik nogal onbeleefd doe en glimlach dan lichtjes.
“Sorry...” Hoor ik mezelf mompelen.
“Het was mijn schuld..” Ik verbaas me over zijn engels. Nog verbaasder ben ik over de hand die hij uitsteekt. Aarzelend pak ik de hand aan en schud hem.
“Igor Fjellman..” Ik wilde zeggen dat ik dát wel wist, maar ik zwijg en na een tijdje besef ik dat ik mij misschien ook moet voorstellen.
“Jacky Goodman” Ik glimlach aarzelend. Dit zullen de mutsen niet geloven! Een tijdje staan we daar gewoon en ten einde van het gesprek zeg ik: “Succes morgen..” Ik zie hoe hij met aankijkt. Met een kille lach richt hij zijn stok op me en na nog geen seconde zie ik een groene lichtflits.
Met een schok wordt Jacky wakker. Hijgend kijkt ze haar kamer rond. De droom, hij was zo echt geweest. Langzaam schuift ze zware gordijnen van haar bed opzij. Met een knallende hoofdpijn stapte ze uit het bed en loopt richting het massieve raam. Nog steeds hijgend staart ze uit het raam naar het donkere bos. Langzaam buigt ze haar hoofd.
“Igor, wat doe je me aan.” Mompeld ze. Somber draait ze zich om en kijkt ze de donkere ronde kamer in. Een pijn vult haar hart en laat zich niet verdrijven. Weer draait ze zich om en ze staart het donkere bos in. Ze wist wat ze moest doen, maar hoe moest ze daar komen. Ze mocht niet weg van Zweinstein en het ze kon óók niet wachten. Even sloot ze haar ogen, om ze daarna weer te openen.
“Cas, misschien kun je me alsnog helpen.” Mompelde ze en ze draaide zich om en liep zachtjes terug naar haar hemelbed.
is er wel iemand die mijn verhaal leest? |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Zo Dec 12, 2004 21:04 |
 |
Hoofdstuk 11
“Cas! Cas!” Jacky trok aan Cas’ arm. Slaperig keek hij op en zag dat het Jacky was.
“Jacky, “ Hij geeuwde, “Wat doe je hier zo laat?” Hij keek even naar buiten waar het donker was.
“Ik weet hoe jij me gaat helpen.” Mompelde ze en Cas keek haar verbouwereerd aan.
“Jacky? Waar heb je het over?” Fluisterde hij en hij kwam stil overeind.
“Ik heb een idee.” Mompelde ze en ze ging weer overeind staan. Cas gaapte en keek haar aan.
“Vind je het erg om dat morgen te doen?” Vroeg hij scherp en hij ging weer leggen. Jacky keek hem vernietigend aan.
“Wil je het niet horen?” Vroeg ze wat luider, waarop Cas zijn vinger op zijn lippen legde.
“De rest hoeft het niet te weten!” Fluisterde hij.
“Wat niet te weten?” Jacky en Cas keken geschrokken naar het bed waarvan het kwam.
“Niets...” Stamelde Jacky en Cas knikte vlug.
“Jeroen, ga slapen.” Gebood hij. Jeroen kwam overeind en liep naar hen toe.
“Ik ken jullie, er is wat als Jacky híer is.” Mompelde hij en hij staarde hen aan. Jacky schudde vluchtig haar hoofd.
“Nee, er is écht niets. Ga slapen, ik wilde alleen even wat vragen, ik zou het anders vergeten.” Stamelde ze en Cas knikte weer vlug. Wantrouwig staarde Jeroen hen aan.
“Je had het op kunnen schrijven.” Mompelde hij en langzaam strompelde hij terug naar zijn bed. Jacky boog zich naar Cas.
“Morgen, morgen zeg ik het!” Zei ze en ze knipoogde even naar Cas. Cas knikte weer.
“Tot morgen.” Hoorde ze Jeroen vanuit het andere bed zeggen en snel verliet ze de jongensslaapzaal.
Slaperig zit Jacky in een stoel in de leerlingenkamer. Door het grote raam schijnt een streep licht naar binnen. Overal in de leerlingenkamer zitten, liggen of staan leerlingen. Hoofdschuddend volgt ze Anna Wemel, die hysterisch haar boeken bij elkaar zoekt.
“Waarom geen vriendin van Joyce.” Mompeld ze. Achter haar hoort ze een stel eerste jaars schateren. Ergerend stopt ze haar vingers in haar oren en slaat ze haar boek open. Ze voelt hoe iemand naar haar kijkt en vragend kijkt ze op. Ze ziet hoe Cas vanaf de andere kant van de leerlingenkamer haar wenkt. Langzaam staat ze op en wandelt ze naar hem toe.
“Die eerste jaars, ze zijn echt irritant.” Mompeld ze geïrriteerd naar Cas. Grijnzend kijkt hij haar aan.
“Kalmeer en ga rustig zitten.” Sommeert hij haar en braaf gehoorzaamt ze hem.
“Jij wilt zeker weten wat ik je wilde vertellen.” Glimlachte ze flauwtjes en Cas knikte.
“Ja, eigelijk wel.” Weer grijnsde hij en Jacky vroeg zich af waarom hij zo blij was.
“Ik had een idee,” Mompelde ze, “We kunnen naar het tovenaarskerkhof. Daar zou hij moeten liggen als hij écht dood is.” Cas keek haar verbaasd aan.
“Dat ík daar niet aan heb gedacht!” Riep hij uit. Jacky schudde haar hoofd.
“Het probleem is, hoe komen we daar. We mogen niet weg.” Cas staarde haar en zuchtte.
“Weg goede plan.” Hij maakte met zijn handen een vegend gebaar en stond op.
“We moeten wat bedenken.” Jacky keek hem smekend aan. Cas zuchtte nog eens.
“Ik zal het proberen.” Mompelde hij. Jacky keek hem glimlachend aan en stond op.
“Nu ga ik die eerste klassertjes even zeggen dat ze irritant zijn.” Cas grijnsde naar haar.
“Hoe kan dat, Igor.” Een onbekende stem trachtte hem over te halen het gebeuren te vertellen, maar Igor zweeg. Een hand klapte tegen zijn achterhoofd. Hij beet op zijn lip op een ‘au’ binnen te houden. Een man lachtte.
“Als je het niet zegt, zul je de consequenties voelen.” De eerste man lachtte kil. Igor moest zich inhouden om niet iets te gaan schreeuwen en dat maakte nog meer plezier bij de mannen.
“Meneer de zwerkballer wordt een beetje rood.” De tweede man grijnsde en liep naar hem toe. Igor voelde hoe hij bij zijn haren werd vastgepakt.
“Zeg op!” Werd er in zijn oor gesist. Hij werd aan zijn haren naar achter getrokken.
“Ook wij kennen Crucio.” Grinnikte de eerste man. Igor voelde zijn hart in zijn nek kloppen en gfbvhaalde snel adem. Met een ruk werd de tape van zijn ogen getrokken. Voor hem stonden twee bleke mannen te grijnzen. De eerste man trok zijn toverstok uit zijn zak en richtte hem op Igor.
“Vertel!” Schreeuwde hij, maar Igor schudde zijn hoofd. Als antwoord schoot er een lichtflits door de kamer. Igor schreeuwde het uit en de mannen knikten tevreden. Snel trok ook de andere man zijn toverstok tevoorschijn.
“Vertel!” Schreeuwde hij ook en Igor schudde weer zijn hoofd. Weer schoot er een lichtflits door de kamer en weer was het geschreeuw van een gemartelde man hoorbaar. De mannen begonnen te vloeken.
“VERTEL OP!” Ze schreeuwden steeds harder en vuurden vaker de spreuk af.
Bewusteloos hing Igor in de stoel. Zijn handen hingen over de leuning en de mannen keken elkaar geschrokken aan. Dit was hun bedoeling niet geweest. Met snelle passen verlieten ze de donkere kamer.
Sneep keek zijn leerlingen aan.
“Zozo. Allemaal veilig en wel op school terug gekeerd.” Zijn blik bleef hangen op Jacky en hij grijnsde vergenoegend. Jacky wierp hem een boze blik toe en Cas pakte haar vast.
“Rustig.” Fluisterde hij. Jacky negeerde hem en boog zich naar Anna.
“Wat moeten we doen?” Vroeg ze en ze negeerde Sneep die haar aankeek.
“Mevrouw Goodman.” Siste hij en Jacky keek verbaasd op.
“Ik dacht dat U klaar was met praten, U stopte iedergeval.” Ze keek hem aan en woedend keek hij terug.
“Tien punten aftrek.” Grijnsde hij en de andere Griffoendors keken haar boos aan.
“Lekker.” Siste Jeroen in haar oor, maar Jacky negeerde hem en luisterde naar het saaie verhaal wat Sneep stond te verkondingen over PUISTEN en SLIJMBALLEN. Ze had Sneep al niet gemogen vanaf de eerste les. Zijn gedrag tegenover Griffoendor was triest, echt triest, maar hij waardeerde het niet, toen zij hem dat vertelde. Glimlachend dacht ze terug aan die les. Het had vijftig punten gekost, maar de frustraties waren er ook uit. Jacky boog zich naar Cas.
“Waarom zou hij zo laat geweest zijn met het feestmaal.” Mompelde ze, Cas haalde zijn schouders op en luisterde weer naar Sneep. Geërgerd keek ze ook maar naar hem.
“Alsof er niets interessanters is.” Mompeld ze en ze legt haar hoofd in haar handen. |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Zo Dec 19, 2004 13:11 |
 |
Hoofdstuk 12
Een gegil klonk door de lege ruimte. Er stond één stoel en in die stoel zat Igor. De twee mannen stonden naast hem. Allebei hadden ze hun stok op hem gericht.
“Komaan! Vertel het nu!” De man staarde naar hem.
“Moet je weer een marteling?” Bromde de ander, maar Igor hield stevig zijn mond. De mannen rolden met hun ogen.
“Je bent dom bezig.” Mompelde er één en hij sprak crucio op hem uit. Weer gilde Igor en de mannen grinnikten.
“Toch wel een goed idee.” Fluisterde de tweede man en hij richte ook zijn stok. Weer klonk er een gegil, maar nog steeds bleef hij zwijgen. Ergerend trok de eerste man Igor naar achter.
“Zeg nou!” Gromde hij. Igor schudde zijn hoofd. Een groene lichtflits flitste door de kamer.
Met een klap werd de deur dicht gegooid. Aan het einde van de gang liepen twee lachende mannen.
Snel trok Jacky Cas mee.
“Misschien heb ik iets!” Mompelde ze en Cas keek haar verbouwereerd aan.
“Waar heb je het over?”
“Naar dat kerkhof. Weet je nog?” Fluisterde ze doordringend. Eindelijk leek hij het te snappen en snel volgde hij haar. Snel trok ze hem een donkere hoek in.
“Jij hebt toch óók een bezem?”Vroeg ze hem en hij knikte.
“Ja, maar zomaar wegvliegen lijkt me niet echt handig.” Mompelde hij. Jacky maande hem tot stilte.
“We gaan met die geheime gang die Anna vertelde naar Zweinsveld. Vanaf dáár kunnen we makkelijk met de bezem wegvliegen.” Ze grijnsde en Cas knikte.
“Dat klinkt goed.” Hij grijnsde nu ook.
“Hopelijk worden we niet betrapt.” Beaamde Jacky en ze liep onopvallend de donkere hoek uit. Stil volgde Cas haar. Jacky keek even om en knipoogde naar hem. Ze had niet door hoe Cas haar waarschuwde.
“Miss Goodman.” Sneep staarde naar Jacky draaide zich snel om.
“Ja.” Haar stem bibberde.
“Wat doet U daar, een samenzwering. Een liefdesonderonsje?” Hij grijnsde vals. Jacky aarzelde.
“Liefdesonderonsje, nee. Samenzwering, nee.” Ze keek hem aan en hij staarde terug.
“Wat dan Miss Goodman?!” Blafte hij en geschrokken zette Cas een stap achetruit.
“Ruil van smekkies?” Aarzelend gaf Jacky antwoord. Sneep grijnsde.
“Miss Goodman, tien punten aftrek.” Hij grijnsde nog valser en liep door. Ze zuchtte opgelucht.
“Dat ging net goed.” Mompelde ze, waarop Cas haar verbaasd aankeek.
“Net goed? Tien punten aftrek!” Hoofdschuddend keek hij naar haar en liep langs haar op.
“Vanacht gaan we!” Riep ze hem na, maar hij negeerde haar.
“Kom op.” Jacky trok Cas mee. Mokkend liep hij haar achteraan. Hij gaapte en schudde zijn hoofd.
“Waarom midden in de nacht?” Stribbelde hij tegen.
“Overdag hebben we lés.” Zei Jacky. Cas zuchtte.
“Je hebt gelijk.” Mompelde hij mokkend. Jacky schudde afkeurend haar hoofd en stak en lichtje op haar stok aan.
“Zo zien we wat.” Mompelde ze en snel liep ze door.
“Hoe lang is deze gang?” Bleef Cas tegen stribbelen. Geërgerd bleef Jacky staan
“Jij wilde toch helpen?!” Riep ze kwaad uit en Cas knikte langzaam. Ze draaide zich weer om en liep verder. |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Zo Dec 19, 2004 16:20 |
 |
Hoofdstuk 13
De wind suisde om hun oren. Jacky en Cas vlogen over de grote bossen en bomen. Regendruppels maakte hen doorweekt. Af en toe voelde ze een hagelsteentje op hun hoofden, maar ze volgen door. Verkleund en vol spijt, Cas snapte niet hoe ze door konden vliegen. Verkleund en vol spanning, Jacky irriteerde zich aan Cas, die niet door wilde vliegen. Zwijgend vlogen ze verder. Af en toen gleed Jacky’s blik naar Cas die star vooruit bleef kijken en door bleef vliegen. Ongelovig schudde Jacky haar hoofd.
“Zijn we er bijna.” Vroeg Cas schor. Jacky zuchtte.
“Cas, alsjeblieft. Waarom bne je boos?” Mompelde ze.
“Ik ben niet boos, ik vraag alleen of we er bijna zijn.” Zei hij.
“Ik denk het.” Antwoordde Jacky radeloos.
“Mooi.” Mompelde Cas en ze zwegen weer.
Ondertussen was het gestopt met regenen en beiden haalde ze opgelucht adem.
‘Dat is tenminste al beter.’ Dacht Jacky en ze glimlachtte licht. Ze voelde hoe Cas naar haar keek en keek ook even naar hem.
“Zouden ze het al ontdekt hebben?” Vroeg hij zachtjes.
‘Ja,’ Dacht Jacky, ‘Waarschijnlijk wel.’
“Ik denk het wel.” Fluisterde ze en haar glimlach verdween. In de verte konden ze het kerkhof zien en veel betekend keken ze elkaar aan. Jacky slikte even en besefte dat ze over niet lang zou weten of Igor dood was. Even sloot ze haar ogen, maar opende ze meteen weer om niet van haar bezem te vallen.
Ongeveer tien meter voor het kerkhof landden ze. Nu slikten ze beiden en Cas keek haar aan.
“Kom.” Maande hij haar en hij zette een paar stappen naar de ingang. Langzaam volgde Jacky hem. Voor de poort bleven ze staan.
“Entree de wereld van de doden
Maar wees gewaarschuwd
Naast het graf kan zijn geest een dutje aan het doen zijn” Las Cas hardop voor. Even glimlachten ze.
“Dat klinkt...” Jacky dacht na en zweeg toen maar. Met moeite duwde Cas de poort open en zo stil mogelijk liepen ze het kerkhof op. Tijdens het lopen lazen ze de teksten op de stenen.
“Waar moeten we zoeken? Het kerkhof is zo groot.” Vroeg Cas aan haar en ze haalde haar schoduers op.
“Ik weet het niet.” Antwoorde ze. Ze wist het ook niet.
“Dan lopen we gewoon rond.” Mompelde Cas en hij keek haar even aan. Jacky knikte en las meer stenen.
“Dit duurt wel uren.” Mopperde Cas, maar stug ging hij door met het zoeken naar de steen. Jacky zuchtte.
“Je hebt gelijk, maar wat moeten we anders.” Haar ogen gleden over een steen met de naam ‘Janine’ erop. Weer zuchtte ze en liep ze door naar de volgende steen. Met ingehouden adem keek ze naar de steen.
“Cas,” Mompelde ze schor, “Ik geloof dat we de goede steen hebben gevonden.” Cas kwam naar haar toe rennen en keek ook naar de steen.
“Ik geloof het ook.” Fluiserde hij en hij keek haar aan. Rustig liet ze zich zakken en ze ging voor het graf op de grond zitten.
Twee mannen liepen fluitend het kerkhof op. Over de schouder van de ene man hing een grote zak, waar duidelijk iets in zat.
“Dat graf, die mag weleens gevuld worden.” Grijnsde de andere man en hij keek naar de zak. Snel liepen ze door.
Één van de mannen vloekt.
“Kijk die kinderen.” Mompeld hij. De andere man knikte en liet de zak op de grond vallen.
“Verstop die zak even.” Fluisterde de andere weer. Er werd geknikt en samen verstopten ze de zak. Onschuldig lopen ze richting het graf van Igor.
“Jammer heh, dat hij dood is.” Zegt er één tegen Jacky. Verbouwereerd kijkt Jacky hem aan.
“Ja.” Mompeld ze onzeker. Cas begon wild te gebaren. Jacky knikte en stond op.
“We moeten er vandoor.” Zei ze en ze glimlachtte. Snel liepen ze richting de uitgang en de mannen lachten.
“Die zijn weg.” Grinnikte er één. De andere liep terug en pakte de zak weer op. Hij sleepte hem mee naar het graf, waar de andere was begonnen het graf te openen.
“Gelukkig kunnen we magie gebruiken.” Mompelde hij en hij liet de aarde in een berg er naast vallen. Na een tijdje gooide de andere de zak erin en hij grijnsde.
“Nu nog dicht.” Hij begon weer wat spreuken te mompelen.
Jacky en Cas liepen terug.
“Zouden ze echt weg zijn.” Mompelde Jacky en ze keek naar Cas. Cas knikte en liep door. Zwijgend liep Jacky achter hem aan.
Geschrokken staarden ze naar het graf en de mannen.
“Wat doen ze?!” Fluisterde Jacky en Cas keek ook naar de mannen. Één van de mannen zag hen en stootte de andere aan.
“Kleine kinderen.” Gromde hij. De mannen keken naar Jacky en Cas en trokken hun stok.
“Dan die twee er maar bij.” Mompelde er een. Beiden hieven ze hun stok op. Angstig bleven Jacky en Cas kijken.
“Wat doen we.” Fluisterde Cas versteend. Jacky staarde naar de mannen en keek toen heel even naar Cas.
“Op drie gaan we rennen.” Mompelde ze en Cas knikte.
“Één... twee... drie!” Tegelijk begonnen ze te rennen en meteen vuurden de twee mannen spreuken op hen af.
“Ze ontsnappen!” Schreeuwen de beide mannen en er begint er een naar hen toe te rennen. De andere vult nog snel het gat en rent dan ook. Alle vier rennen ze zou hard mogelijk, maar de mannen rennen harder. Na een paar honderd meter worden Jacky en Cas bijna tegelijk gepakt.
“Zozo... Jullie dachten te ontsnappen.” |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Za Dec 25, 2004 21:20 |
 |
Hoofdstuk 14
Langzaam werden de zwarte vlekken voor haar ogen minder. Jacky keek voorzichtig op en zag Cas naast haar liggen. Haar ogen gleden over de stoffige grond om hen heen en meteen zag ze de woorden in het zand geschreven staan.
Jullie eindigen als hem...
Ze snakte naar adem en duwde Cas tegen zijn schouder.
“Cas, Cas word wakker!” Fluisterde ze in paniek. Haar ogen bleven op de woorden gericht. Langzaam opende ook Cas zijn ogen en verward staarde hij naar Jacky. Langzaam wees Jacky naar de woorden en ook Cas schrok.
“Wat, bedoelen ze ermee.” Hij wist het wel, maar hij durfde er niet over na te denken.
“We moeten hier weg!” Mompelde Jacky doordringend en Cas knikte. Te snel stonden ze op, waardoor ze even stonden te wankelen. Na enkele seconde werden de vlekken minder en begonnen ze te strompelen. Hun ogen bekeken het kerkhof grondig en bedacht.
“Wat deden die mannen daar.” Mompelde Cas. Jacky strompelde door en dacht ondertussen na. Die vraag had ze zichzelf net ook gesteld. Was Igor nog niet doodgeweest en hadden die mannen hem later gedood? Ze zuchtte even en keek naar Cas.
“Het is allemaal heel vreemd, maar eerst hier weg.” Mompelde ze en ze begon harder te lopen. In de verte zag ze het hek en meteen zag ze dat die gesloten was. Cas vloekte en de tranen stonden in Jacky’s ogen. Waarom moesten ze hen hebben? Waarom Igor? Haar gedachten lagen in de knoop.
Ze zag hoe Cas wild aan het hek begon te sjorren en ze sloot even haar ogen. Ze voelde met haar hand in haar zak en trok haar toverstok tevoorschijn. Maar tot haar verbazing was de toverstok nu in twee stukken. Cas vloekte weer.
“Die is gebroken door die mannen.” Mompelde hij en hij zocht in zijn eigen zakken. Ook hij haalde er twee stukken uit.
“We moeten een andere weg zoeken.” Mompelde Jacky ontdaan en Cas knikte verslagen. Ze draaiden zich om en kekek over het kerkhof. Jacky schudde ongelovig haar hoofd en Cas sloot zuchtend zijn ogen. Jacky begin langzaam vooruit te strompelen en Cas volgde haar.
“Hoe kan dit gebeuren? Hoe?!” Jacky had behoefte om te schreeuwen en tranen van woede stonden op haar wangen.
“Dat wil ik ook wel weten.” Antwoorde Cas droog en ze zwegen. Met hun handen tastten ze het hek af in de hoop dat er een zwak punt zat. Ze waren zo druk bezig dat ze de poort, een paar meter verderop, niet hoorden en voor ze het in de gaten hadden lagen ze op de grond gedrukt. Cas begon te schreeuwen en kreeg een dreun tegen zijn hoofd aan. Jacky zag het gebeuren en hield zich stil.
“We hadden niet voor niets de waarschuwing gegeven!” Hoorde ze een man grinnikend zeggen.
“Bemoeien met onze zaken, niet zo’n goed idee.” Hoorde ze een andere stem. Na die woorden bulderden de twee hard en Cas en Jacky keken elkaar even aan.
“Wat willen jullie van ons?” Bracht Cas moedig uit.
“Wij? Wij willen niets. Jullie wilden teveel dingen weten.” De eerste man grijnsde.
“Cazan, doe wel rustig aan,” Begon de tweede man, “Ze moeten lijden.” Vervolgde hij grinnikend en Jacky begon te wurmen. Tot haar verbazing was de man niet zo sterk, maar ze hield zich toch stil toen hij haar terug duwde.
“Rustig meisje.” Grinnikte Cazan en hij drukte haar zacht tegen de grond. Jacky knikte gehoorzaam en maakte oogcontact met Cas.
“Met drie...” Fluisterde ze, wetend dat de mannen haar wel hoorden.
“Wat met drie.” Mompelde er een wantrouwend. Jacky begon te tellen en met drie begonnen ze te wurmen. Cas gaf de tweede man een flinke schop en met een gil liet de man hem los. Jacky trok zichzelf onder Cazan vandaan en krabbelde overeind. Ze raapte de gevallen toverstok van Cazan op en hield hem op.
“Jullie gaan ons nú vertellen wat er gaande is.” Mompelde ze dreigend en haar ogen schoten naar Cas die de toverstok van de tweede man oppakte. De mannen keken angstig naar de stokken.
“Alsjeblieft, doe niets.” Stamelde er een, overdonderd door het feit dat de rollen nu omgekeerd waren. Jacky’s ogen vernauwde zich.
“Vertel op!” Snauwde ze en Cazan knikte gehoorzaam.
“Wij,” De tweede man wees op Cazan en hem, ”Waren er perongeluk achter gekomen dat Igor nog leefde. We mochten de jongen niet en daarom schakelde Cazan zijn dachter Selina in om hem te vermoorden. Door toeval was Igor namelijk bij haar gekomen. Maar tot onze verschrikking dode hij haar en hij kon ontsnappen. Gelukkig was zijn draakje al dood, dat was ons eerste doel geweest. Het draakje...” De man stopte en glimlachte even. Cazan keek hem langdurig aan.
“Het draakje hadden we nodig om die jongens carrière te vernietigen. Zonder dat beest zou hij niet kunnen leven.” Vertelde Cazan verder en de tweede man begon heftig te knikken. Cas en Jacky keken elkaar verbouwereerd aan.
“We wisten dat er een graf was van zijn ‘lichaam’, die er dus niet was, hier op het kerkhof en we gingen hierheen om het graf gewoon te vernielen. Tot ons geluk zagen we Igor en we namen hem mee. We martelden hem onder het mom ons het verhaal te vertellen. Uiteindelijk werd een klein ‘foutje’ zijn dood.” Cazan grinikte even.
“Waarom heeft hij dan die nepdood gedaan?” Vroeg Jacky zachtjes.
“Igor wist dat we het gemunt hadden op zijn draakje.” Glimlachte de tweede man en Cazan knikte heftig.
“Jullie, jullie zijn echt de grootste...” Cas stopte en dacht na. Jacky maande hem tot stilte en liep naar Cazan met de toverstok nog opgericht.
“Jullie hebben pech gehad. Jullie worden gearresteerd.” Gromde ze en de mannen glimlachten.
“Dat maakt ons niet uit. Onze taak is volbracht.” Zeiden ze en ze glimlachten nog steeds. Cas zorgde voor touwen en bond de mannen vast. Uit de zak van één van de mannen haalde hij een verfromfraaide uil tevoorschijn en Cas vroeg zich af waarom die daar zat, maar tegelijk schreef hij snel een briefje en stuurde de uil weg.
“Nog even en het is allemaal over.” Stelde hij Jacky gerust. Ze schudde haar hoofd.
“Hij is onschuldig gestorven, net als dat draakje.” Een traan gleed over haar wang.
“Rustig,” Mompelde Cas, “Ik ben bij je. Het was zijn weg tot de hemel en hun weg tot de hel.” Hij verbaasde zich dat hij die woorden zei, maar ze vrolijkte Jacky op.
“Bedankt Cas, je bent een schat.” Fluisterde ze en ze keek Cas aan. Haar gezicht naderde de zijne en ze zoenden elkaar. |
|
|
  |
 |
Reflex
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Za Dec 25, 2004 21:25 |
 |
Afsluiting:
“Jacky schiet op,” De hoge stem van Joyce was overal boven uit te horen, “Straks missen we de trein nog! Ik wil naar huis!” Eindelijk was het einde van het jaar genaderd. Hoewel alles in het begin was gebeurd, had het nog een grote invloed gehad op haar leven in de rest van het jaar. De leerlingen van Zweinstein wisten het en waren er nieuwschierig naar. Ze hadden hen onder druk gezet en het verhaal laten vertellen, totdat Perkamentus er genoeg van had gehad en de leerlingen het één en ander had laten beloven. Cas was dolblij geweest, net als Jacky. Hun relatie was afgelopen, ze pasten niet bij elkaar. Zelfs hun vriendschap was voorbij, Cas had haar willen veranderen, maar het enige waar aan zij kon denken was Igor. Cas had een andere vriendin, Joyce. Jacky was blij voor ze, maar of Joyce wel paste? Jacky was nog een keer bij de mannen geweest en die waren nog zo vrolijk. Zij hadden hun doel bereikd in hun leven, nu dat van haar nog.... |
|
|
  |
 |
|
|