Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 One-Shots Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Auteur Bericht
Idril
Oude Forumnaam: Mrs Idril Greenleaf The First Aid Mod
The First Aid Mod


Verdiend: 90 Sikkels
Woonplaats: Edoras, met een veer en een stuk perkament.

Idril is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Sep 30, 2007 17:05 Terug naar boven Sla dit bericht op

Na een hoop gezeur en gemopper over de manier waarop one-shots geplaatst worden op dit forum, hebben we toch maar besloten om een apart topic voor one-shots te maken. We hopen dat iedereen zo weer tevreden is! Razz


Wat is een one-shot?

Vertaald naar het Nederlands betekent het 'kort verhaal'. Het is een bepaald genre waarbij je in 1 hoofdstuk een kort verhaal schrijft. Meestal zijn er 1, hooguit 2 verhaallijnen, en een beperkt aantal personen. Het is de kunst om in zo weinig mogelijk woorden toch een boeiend verhaal te schrijven.
Hier op HPF houden we er ook nog wat regels op na om duidelijk te maken wanneer je hier een one-shot mag plaatsen. Je verhaal mag uit maximaal 2500 woorden bestaan, er is geen minimum. Als je een langer verhaal hebt kun je deze beter in korte delen als 'gewoon' verhaal posten. Vergeet niet je sikkels te halen!


Hoe een one-shot te plaatsen?

Je post je one-shot in een eigen, nieuw bericht. Je vult ook het volgende lijstje in;

Titel;
Auteur;
Onderwerp/zeer korte samenvatting;
(en daaronder je verhaal)

Vergeet de spoilertags niet als je een spoiler one-shot hebt gemaakt!!!


Wat te doen met de oude one-shots?

Het zou fijn zijn als ook eerder geposte one-shots in dit topic terecht zouden komen. Heb je dus nog een oude one-shot? Post 'm in dit topic, stuur mij de link naar je oude topic en ik zorg dat die verwijderd wordt.





_________________
    HPF... Forever in my heart.

    Bedankt voor 5 geweldige jaren.
Profiel bekijkenStuur privébericht
Smalofski
The Writing Mod
The Writing Mod


Verdiend: 131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple

Smalofski is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Sep 30, 2007 17:44 Terug naar boven Sla dit bericht op

Yay, laat ik dan hier maar als eerste m'n (oude) one-shot plaatsen.

Titel; Who am I?
Auteur; Smalofski
Onderwerp/zeer korte samenvatting; *wilt nog niet te veel verraden* Iemand heeft een identiteitscrisis en worstelt een beetje met zichzelf.


Who am I?


‘Wie ben ik?’
Hij zat op een koude, stenen stoep en staarde afwezig naar een paar Dreuzelkinderen, die voor hem op straat speelden.
‘Wie ben ik?’
Namen zijn niet belangrijk. Grote, wijze mensen wisten dat. Shakespeare wist het toen hij Romeo Julia liet ontmoeten.
Namen… Namen zijn niet belangrijk.
‘Maar…wie ben ik?'
Stilte.
“Tik! Jij bent hem!”
Gelach, als de nieuwe tikker achter zijn slachtoffer aanspurt. Dreuzelkinderen. Hij vond het leuk naar ze te kijken. Ze brachten een beetje rust in zijn hart. Ze toverden een lach op zijn gezicht. Een soort magie die de machtigste tovenaar ooit niet beheerste, en niet begreep.
“Tik! Jij bent hem!”
Tik, tik, tik, tik. De wolken besloten mee te spelen en tikten de kinderen aan.
“Binnenkomen!”
Hij wist dat het niet zijn moeder was die niet hem riep, maar keek toch hoopvol op.
Een vrouw in de deuropening, die de kinderen binnenriep voor de regen.
“Ja, mama!”
Mama,… moeder. Hij miste zijn moeder. Hij wou dat hij gewoon naar haar toe zou kunnen gaan. Bij zijn moeder wist hij wie hij was. Zij was de moeder en hij was het kind. Voor altijd haar kind.
Maar het kon niet. Niet voordat hij weer wist wie hij was. Zij had hem ooit leven en een naam gegeven.
Maar namen zijn niet belangrijk, dat wist iedereen.
‘Wie ben ik?’
Zijn naam was niet belangrijk, maar zijn bijnaam wel. Gekregen van zijn vrienden. Het allermooiste geschenk dat hij ooit gekregen had. Zijn bijnaam, die zou hem vertellen wie hij was.
‘Wel dan, wie ben ik?’
‘…’


Hij zat in de regen op de stoep voor een Dreuzelhuis, in een Dreuzelstraat. De druppels vermengde zich met de zoute tranen op zijn gezicht. Hij wist het nog steeds niet.
‘Kom op. Wie ben ik?’
Zijn vrienden… zijn vrienden hadden hem een bijnaam gegeven. Maar hij was hun vriend niet meer, ook al dachten zij van wel.
Wormstaart.
Zo hadden ze hem genoemd. Ze hadden hem hun vriend gemaakt en hem een echte naam gegeven.
Dat was hij. Hij was niet Peter, en niet Pippeling. Hij was Wormstaart. Zijn ware identiteit.
Zijn ware ik.
Maar als hij naar Hem zou gaan, was hij dan nog Wormstaart? Was hij dan wie hij werkelijk was? Zijn vrienden noemden hem Wormstaart, maar ook zijn Meester noemde hem zo. Als zijn vrienden eens wisten wat hij met hun geschenk had gedaan…
Het regende nu harder en in de verte was er onweer op komst. De vrouw aan de overkant keek door haar raam en zag een vreemde man zitten op de stoep. Hij huilde.
‘Wie ben ik?’
Was hij werkelijk wie Hij zei dat hij was? Hij was niet sterk of getalenteerd, dat wist Hij. Maar hij kon nuttig zijn. Nuttig voor Hem, zijn Meester.
Was hij werkelijk een verrader? Zou hij zijn vrienden beroven van hun vertrouwen, hun veiligheid, hun liefde voor elkaar en voor hem, hun leven,… hun kind?
Zou hij Hem vertellen wat Hij nodig had? Zou hij breken?

Hij zuchtte, want hij wist dat hij al lang gebroken was. De Heer van de Duisternis had hem al lang in Zijn macht. En natúúrlijk zou hij Hem vertellen wat Hij nodig had. Waarom nog doen alsof hij een keuze had?
‘Wie ben ik?’
Hij was niet Peter Pippeling. Hij was niet Wormstaart. Dat waren enkele betekenisloze benamingen nu. Peter of Wormstaart zouden niet doen wat hij zou gaan doen. Hij was niemand.
‘Dat is dus wat ik ben. Niemand.’
Wat was dat toch met hem? Waarom raakte hij altijd in de problemen? Deze keer konden zijn vrienden hem er niet uithelpen. Deze keer zou hij het alleen moeten doen. En hij kon het niet alleen. Hij kon niet op tegen Hem. Maar er was niemand aan wie hij hulp kon vragen. Niemand die hem bij de hand kon nemen en met hem kon wegwandelen. Naar een plek zonder problemen. Deze keer stond hij er alleen voor. En hij was niemand.
Hij verborg zijn gezicht in zijn hand. Hij wou niet zwak zijn. Hij wou sterk zijn, weerstand bieden. Net als zijn vrienden zouden doen. Zij zouden niet zomaar opgegeven hebben.
‘Misschien kan ik gewoon zwijgen… Weigeren Hem Zijn zin te geven?’
Dat zou hij niet overleven.

Hij staarde naar de top van zijn toverstok. Hij kon ze natuurlijk ook de moeite besparen hem te doden. Hij kon het zacht maken voor zichzelf. Niemand zou hem missen. Zijn vrienden zouden veilig zijn. De wereld zou een betere plek zijn zonder hem.
Hij slikte.
Dit was de enige manier om aan Hem te ontsnappen. Al wat het koste, was een beetje moed.
Een beetje moed en zijn waardeloze leven…
‘Wat zouden James en Sirius doen? Wat zou Remus doen?’
Zij zouden nooit in deze situatie terecht gekomen zijn. Zij waren wel slimmer dan dat.
En hij had hen verraden. Hij, het domme vriendje. Het hulpje dat achter hen aanhuppelde als een verloren gelopen hond.
Hij was hen te slim afgeweest. Een trots gevoel maakte zich meester van hem. Hij was niet compleet waardeloos. Hij was zijn drie slimme en getalenteerde vrienden te slim afgeweest.
‘Wauw, je grootste verwezenlijking in je leven is het verraden van je vrienden. Proficiat.’
Hij draaide langzaam, bijna lui, alsof het hem niets kon schelen, zijn toverstok om in zijn hand. De punt wees nu naar zijn eigen hart. Klaar om te vuren. Klaar om te ontsnappen uit deze hel. Klaar om te vertrekken naar de volgende hel.
‘Vaarwel wereld.’
Beelden flitsten door zijn hoofd. Beelden van vroeger, van Zweinstein, waar hij met zijn vrienden aan het lachen was. Waar was de tijd? Waarom konden ze niet altijd jong en onschuldig blijven?
Zijn hand trilde. Tranen stroomden over zijn wangen. Als hij iets van een man in zich had, deed hij het. Voor een keer was dit het juiste om te doen.

Een pijn trok door zijn arm. Een pijn die hij niet veroorzaakt had. Hij hoefde niet te kijken naar het donkere teken op zijn pols, om te zien wat het was. Zijn Meester stond te wachten op hem. De tijd was op.
Hij stond op en liet Peter en Wormstaart achter op de stoep. Ze keken hem smekend aan.
‘Doe het niet!’
Plop!
De man aan de overkant van de straat was verdwenen. In de verte lichtte de eerste bliksem op tegen de pikzwarte wolken.





_________________
    Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Profiel bekijkenStuur privébericht
Vivian.
Oude Forumnaam: meligmijsje Huffelpuf Klassenoudste
Huffelpuf Klassenoudste


Verdiend: 0 Sikkels
Woonplaats: Inside the Snitch, waiting for Harry to open it.

Vivian. is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Sep 30, 2007 18:10 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel; Een Veilige Haven
Auteur; Meligmijsje
Onderwerp/zeer korte samenvatting; Severus Sneep heeft het niet gemakkelijk. LET OP: bevat spoilers...


SPOILERS!
[selecteer]
In de achterwijken van een kleine stad stond een oude fabriek met een hoge schoorsteen. Er liep een pover geklede jongen met vet, zwart haar langs. Hij zuchtte. Zijn vader moest weer overwerken. Maar misschien was het wel beter zo. Altijd als hij thuis was ging het mis. Geen moment kon hij zijn moeder met rust laten: ruzie over het eten, ruzie over geld, over zijn alcoholgebruik en als klap op de vuurpijl ook nog over het gebruik van magie. In tegenstelling tot zijn moeder had zijn vader namelijk geen tovenaarsouders. Sterker nog, hij was een dreuzel, wat hem, als kind van een puurbloed en dreuzel tot halfbloed maakte. Hij wist dat zijn vader dat niet kon helpen, maar toch verachtte hij hem. Hoe kon hij zo ooit vrienden krijgen?

Hij liep een stukje door. In het park, iets dichter bij het centrum wachtte iemand die zijn leven iets meer de moeite waard maakte. Hij kon haar al van verre zien staan.

"Lily" zei hij opgetogen toen hij eindelijk bij het park was.

"Sev, hoe gaat het met je? Valt het nog mee thuis?" vroeg Lily nieuwsgierig.

Natuurlijk had ze het goed bedoeld, maar hij kon maar net een bijtende opmerking binnenhouden. Hij zou immers gewoon thuis zitten als alles in orde was. Gelukkig was ze nog best knap, waardoor het iets makkelijker was om een gewone reactie te geven.

"Ik ben gezond, alleen is mijn moeder weer eens ziek en moet mijn vader overwerken. Niet dat ik dat laatste erg vind. Mijn moeder kan met de hoofdpijn die ze nu heeft geen enkel geluid verdragen, laat staan het geschreeuw en geweld van hem."

Lily wierp hem een medelevende blik toe. "Het komt vast wel goed" zei ze. "En trouwens, we zijn toch over een paar maanden op Zweinstein. Nog even volhouden. Veranderen de trappen daar echt steeds van plek?"

Voordat hij hier een antwoord op kon geven klonk vanuit de straat de stem van een tweede meisje: "Lily, etenstijd!'.
Lily zuchtte, mompelde "sorry ik moet weg" tegen de jongen en liep naar de richting waar het geluid vandaan kwam.

De jongen staarde haar na. Toen ze uit het zicht verdwenen was haalde hij zijn schouders op, draaide zich om en liep richting huis. Er zou immers iemand voor het eten moeten zorgen en als zijn moeder nog hoofdpijn had was hij dat. Hij liep vlug naar de smalle straten van de wijk waarin hij woonde. Bij een uitzonderlijk oud en vervallen huis stopte hij en liep naar binnen.

"Severus, waar was je?" klonk de ongeduldige stem van zijn moeder vanuit de slaapkamer. 'Het spijt me, moeder" zei hij vlug. "Ik maakte een wandeling in het park. Ik wilde je niet ongerust maken".

"Nu hebben we nog geen fatsoenlijk avondmaal!"
Ineens klonk ze een stuk bozer. "Je weet toch hoe boos je vader wordt als het eten niet op tijd klaar is? Vooruit, koken jij, anders zul je hem over tien minuten eens zien!"

Vlug ging hij aan de slag. Echt moeilijk was het niet, hij had zijn moeder al vaak genoeg bezig gezien, maar binnen tien minuten een goede maaltijd maken was haast onmogelijk. Nauwelijks goot hij de aardappels af of hij hoorde de deur al met een klap dicht slaan.

"Ellen" klonk een zware stem, "waar zit je nu weer, jij waardeloos wijf!".

Zo snel als hij kon dekte Severus de tafel, maar het was al te laat: De man had zijn zoon in het oog gekregen en riep woedend:

"Je weet dat ik direct wil eten! Je weet dat ik als enige kostwinner hier voor de centen zorg, zodat er tenminste brood op de plank kan komen! Je laat de boel hier verslonzen. Het valt me nog mee dat je hier geen rare dingen uitspookt, zoals die waardeloze moeder van je."

Severus reageerde er niet op. Een grote mond en dwars doen maakte de zaak alleen maar erger, had hij uit ervaring geleerd. Zonder commentaar schepte hij het eten op en riep zijn moeder. Alleen tijdens de maaltijden was het stil. Maar, net zoals bij alle anderen maaltijden, was het geen prettige stilte. Hij kon de kille blikken haast voelen, de bevroren haat haast proeven. Hadden deze twee mensen ooit van elkaar gehouden?

Vlug ging hij na het eten naar boven, maar zelfs vanuit zijn kamer kon hij nog vlagen opvangen van de ruzie die direct na het eten weer was losgebrand.

"Tobias, je weet dat ik niet wil dat je zoveel drinkt! Je weet dat ik niet achterlijk ben! Ik heb wel gezien dat er op je loonstrookje veel meer staat dan je mee terug neemt. En de geur van je kleren spreekt ook boekdelen"

"Alsof jij zoveel beter bent" sneerde hij. "En maar doen of je ziek, zwak en misselijk bent. Het huishouden verslonzen. Geen wonder dat het hier krioelt van de ratten en dat er zelfs maden in het eten zitten."

"Ik.." stamelde ze. "Severus was verantwoordelijk voor het eten, niet ik! En hij is ook jouw zoon, dus waag het niet om hem ook maar een haar te krenken."

"Tuurlijk niet" hoonde hij. "Dan raak jij je knechtje kwijt, he? O ja, over een paar maanden gaat hij toch naar Zweinstein. Dan kom je niet meer zo makkelijk onder de taken uit."

Severus had genoeg gehoord. Hij voelde een vreemde brok in zijn keel. Het deed pijn, deze woorden, en hij wist dat hij ze niet langer kon verdragen. Tranen brandden in zijn ogen. Hij smoorde een schreeuw van wanhoop in zijn kussen, wensend dat de dag voorbij was. Dat alle dagen dat hij hier nog thuis moest zijn voorbij waren. Hij wist dat het nog maar twee maanden duurde.
"Stom" dacht hij. "Ik zit hier gevangen in mijn eigen huis, met een alcoholist als vader en een toneelspelende slavendrijfster als moeder. Zouden ze ooit beseffen dat ik meer ben dan een huishoudslaafje en gewillig slachtoffer om tegen uit te vallen? De enige die een beetje aardig tegen me doet was Lily Evers, die dreuzelouders had. ‘Modderbloedje’ noemde hij dat soort mensen, maar bij haar kon hij het niet over zijn lippen krijgen."

De weken daarna gingen in een waas voorbij, vol ruzies en scheldpartijen. Ook zijn moeder deed niet meer alsof ze om hem gaf en verbood hem om zonder haar toestemming het huis te verlaten, wat neerkwam op huisarrest. Hoewel de tijd echt leek te kruipen kwamen na een maand de uitnodiging en boekenlijst van Zweinstein.

"Ah" zei zijn moeder. "Ik zie dat je voor de meeste vakken mijn oude boeken kan gebruiken. Alleen voor Verweer Tegen Zwarte Kunsten heb je andere boeken nodig en we zullen een ketel, toverstaf, gewaden en Toverdrank-ingrediënten moeten aanschaffen. Ik zal alles wel halen. Misschien hebben ze ook nog een goede tweedehands toverstaf in de aanbieding." Toen Severus vragend keek zei ze: "Ook in Goudgrijp hebben we niet veel geld liggen, of dacht je soms dat het geld ons op de rug groeide?".

Een paar weken later pakte Severus zijn hutkoffer in. Ongelofelijk dat hij nu eindelijk naar Zweinstein kon. "Misschien zie ik Lily nog wel op het perron" dacht hij. "Zou ze weten dat zij de enige reden was dat hij het had volgehouden?"
Samen met zijn moeder stapte hij op de bus. Zijn vader wilde niet mee. Veel sneller dan hij verwachtte waren ze op King's Cross.

"Kom mee jij" zei zijn moeder tegen hem. "Hierheen." Severus liep achter haar aan, aarzelde even bij de hekken maar liep er toch doorheen.

"Nou, ik ga. En zorg dat je niet van school wordt gestuurd!"

"Ja moeder" antwoordde hij gehoorzaam.

Hij droomde even weg bij de gedachte aan het Sorteren. Toen hij jonger was had zijn moeder hem uitgelegd dat hij het beste bij Zwadderich terecht kon komen, maar dat hij zijn mond moest houden over zijn dreuzelvader. Bij Griffoendor zaten immers die opscheppers en de Ravenklauwers waren al niet veel beter. Maar Huffelpuf zou nog erger zijn: doetjes en braverikken, vreselijk. Nee, dan Zwadderich. Daar zaten de slimme koppen, de mensen met ambitie. Mensen die net als hij niet van de regels hielden.

Plotseling werd hij ruw uit zijn overpeinzingen opgeschrikt.

"Hallo Sev, heb je nu al je kleren omgewisseld?" klonk een bekende meisjesstem.

"Nee hoor, zo loop ik altijd tussen de dreuzels" dacht hij sarcastisch, maar in plaats daarvan zei hij "Dat klopt, Lily. Je weet hoe verschrikkelijk mijn dreuzelkleren eruitzien."

Hij kreeg een begripvolle blik. "Ik weet dat je ouders niet rijk zijn, het is geen schande. Kom, laten we gaan." Opgelucht dat hij niet in zijn eentje een plaats hoefde te zoeken liep hij achter haar aan. "Deze coupe is nog vrij" zei ze.

"Weet jij al op welke afdeling je wil?" vroeg Severus toen het iets te lang stil bleef.

"Ik hoop op Griffoendor" antwoordde ze nadenkend, "maar het schijnt dat Ravenklauw er ook mee door kan. En jij?"

"Ik hoop op Zwadderich." antwoordde Severus.

"Wie wil nou naar Zwadderich?" vroeg een zwartharige jongen die de de laatste woorden net had opgevaangen toen hij de coupe binnenkwam. "Ik niet, doe mij maar Griffoendor" antwoordde hij alvast zelf, "wat jij, Sirius".

"ik weet het niet, James" zuchtte deze. "Mijn hele familie heeft op Zwadderich gezeten. Maar als jij naar Griffoenor gaat, ga ik ook. Als dat kan, tenminste."

"Zo, schoonheid, wat heb jij daar meegebracht?" vroeg James, die Lily in het oog kreeg.

"Zijn naam is Severus, en hij is een goede vriend van me dus val hem niet lastig." zei Lily een beetje boos.

"Ok, ok, ik ga al" mompelde James. "Kom mee, Sirius. Tot kijk, Secretus". Severus keek de jongens na. Blijkbaar had hij concurrentie.

Tegen de tijd dat de trein in Zweinsveld aankwam was het al behoorlijk donker en had Severus een enorme honger. Dat had er niet in de laatste plaats mee te maken dat hij thuis weinig kreeg en te trots was om Lily te vragen of ze iets overhad.

"Eerstejaars hierheen" klonk een zware stem, die toebehoorde aan een uitzonderlijk lange man. Bij de Sorteerceremonie werd hij wat onrustig. "Zou Lily wel bij Zwadderich komen? En zo nee, zou ze dan wel bij die verwaande en arrogante James komen?" Hij lette vlug weer op, want met een achternaam als Evers ben je bijna direct aan de beurt.

"Evers, Lily" klonk het. Lily liep rustig naar de stoel, maar nauwelijks zakte de hoed over haar ogen of de Sorteerhoed riep al "GRIFFOENDOR!".

Weer dwaalden zijn gedachten af. Hij vloekte binnensmonds toen hij nog net opving dat James, die Potter van de achternaam bleek te heten ook een Gryffoendor werd en hoopte dat Lily ook vond dat James een arrogante opschepper was. Toen hoorde hij zijn eigen naam:

"Sneep, Serverus"

Met een heel onwerkelijk gevoel liep hij naar de stoel, twijfelend of hij er goed aan zou doen om Zwadderich te kiezen. Raar, heel zijn leven wist hij het zeker, maar nu, met Lily en James... Hij voelde hoe de Hoed op zijn hoofd werd gezet.

"Hmm" zei een stemmetje dat uit de hoed zelf scheen te komen, "heel interessant. Waar zal ik je indelen? Je hebt meer dan voldoende kracht en talent, dapper ben je ook. Heel dapper zelfs. Zal ik een Griffoendor van je maken?"

"Geen Griffoendor" dacht Severus, die zich net op tijd de arrogantie van James Potter herinnerde. "Wat je ook doet, niet bij Griffoendor."

"Zeker weten?" vroeg de hoed. "Ach, juist, ik zie het al: ambitie en drang om je te bewijzen, jij hoort thuis bij...ZWADDERICH!".

Dit laatste woord zei de hoed hardop, en na een schuldige blik op Lily verdween hij naar de tafel die voor hem klapte. "Eindelijk" dacht hij, "een veilige haven, vrij van ruzieënde ouders en huishoudelijke taken." Vriendelijk werd hij op zijn schouders geslagen door een blonde jongen, die klassenoudste bleek te zijn.

"Gefeliciteerd, Serverus" zei hij, "welkom in je nieuwe thuis."

[/selecteer]





_________________
    Like a Phoenix, we will rise again from the ashes. Stronger and better than ever.

    Where your treasure is, there will be your heart also.

    HPF: friendships will never die
Profiel bekijkenStuur privébericht
Myrthe
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 213 Sikkels
Woonplaats: My lovely home

Myrthe is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Sep 30, 2007 19:52 Terug naar boven Sla dit bericht op

Als eerst mijn oude one-shots dan maar.

Titel; Herinneringen
Auteur; Myrthe
Onderwerp/zeer korte samenvatting; Ginny denkt terug aan vroeger.

Herinnneringen

Kreunend werd ze wakker. Naast haar voelde ze iemand liggen. Verbaasd deed ze haar ogen open en keek opzij. Een jongen van een jaar of twintig lag opgerold naast haar. Hij had zwart haar, wat door het slapen warrig was. Langzaam kwam de afgelopen maanden weer in haar op. Ze wist weer wie hij was en wat hij hier deed en ze glimlachte. Haar rode haar streek ze naar achter, ze kroop weer onder de wol en ging dicht tegen hem aanliggen. Hij sloeg zijn arm om haar heen; blijkbaar was hij al wakker.
‘Goedemorgen schoonheid,’ fluisterde hij hees in haar oor en een nog grotere glimlach spreidde over haar gezicht. Ze gaf hem een kus op zijn wang en sloot toen haar ogen weer. Al snel viel ze weer in slaap, dicht tegen haar geliefde aan.


Ze zuchtte, een traan gleed over haar gezicht toen ze er aan dacht. Ze kon het nog goed herinneren dat ze ’s ochtends wakker werd en dan verbaasd was hem te zien. Iets wat niet hoorde als je een geliefde had, maar in die tijd kon je niks zeker weten. De dagen waren niet zoals ze hoorde te zijn. Ze waren angstig, niemand durfde de straat meer op.

‘Gefeliciteerd zus,’ zei een jongen van een jaar of dertig. Hij had rood haar, net zoals zij, en had een net pak aan. Hij wreef door haar haren, quasi-boos keek ze hem aan. Ze had een lange witte trouwjurk aan, haar haren waren op gestoken en ze had een diamanten kroontje in. Haar gezicht was prachtig opgemaakt. Naast haar stond haar grote liefde in een strak zwart pak. Beiden hadden een prachtige gouden ring om. Haar geliefde had zijn arm om haar middel geslagen. Ze stonden bij de drankjes waar ze al door verschillende mensen waren gefeliciteerd.

Nog een traan welde op in haar ogen en ze kon hem niet stoppen. Hij gleed de andere traan achter na. Ze had geen fut om het weg te vegen, het zou toch niks uit maken. Deze dag stond vers in haar geheugen, niemand anders was ooit zo lief voor haar geweest. Hij zou voor altijd in haar geheugen gegriefd staan. Ze miste haar geliefde, die haar had verlaten in het grote gevecht. Ze kon het niet meer aan. In haar hand lag een scherp mes.

‘We zijn hier bij een gekomen voor een droevige gebeurtenis. Voor Ginevra Molly Wemel die te vroeg is gestorven.’





_________________
De tranen liepen nu over Ginny's wangen.

Lees ook mijn verhaal, Bloedband

Mijn andere verhalen.
Profiel bekijkenStuur privébericht
miss louise
Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 178 Sikkels
Woonplaats: Almere

miss louise is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Sep 30, 2007 20:22 Terug naar boven Sla dit bericht op

Leuk! Hier de mijne:

De vervloekte tuinkabouters
Auteur: miss louise
Samenvatting: De titel zegt het al.

Vertwijfeld zat Ron in een ouwe schommelstoel die ooit nog van zijn oma was geweest. Hij slaakte een diepe zucht. Waarom was het leven in het Nest zo saai als niemand er was? Vanochtend was hij nog blij geweest toen zijn hele gezin een familie uitstapje ging maken en hij eindelijk alleen was. Maar eigenlijk was hij nooit alleen geweest, en nu voelde hij zich zo eenzaam dat hij van gekte niet wist wat hij moest doen. Voorzichtig stond Ron op uit de krakende stoel en begon te ijsberen. ‘Het was zo fijn geweest als Harry en Hermelien hier zouden zijn,’ dacht hij teneergeslagen, en dat maakte dat hij zich nog rotter voelde. Waarom gebeurde er nou nooit eens wat spannends?
Ron zuchtte nogmaals en wierp een blik op de klok. 11 uur ’s avonds alweer? Had hij zo lang zitten mokken? Eigenlijk was het hoog tijd om naar bed te gaan, maar Ron was nog helemaal niet moe. Hij herinnerde zich plotseling dat hij de kat nog te eten moest geven, en liep gauw naar de bezemkast om daar een laatste pak brokjes uit te halen. Verstrooid liep hij terug naar de keuken, totdat hij opeens een geluid hoor. Als verstijfd bleef Ron staan, en zijn hart bonkte in zijn keel. Wat was dat nou? Hij kon haast zweren dat hij een hoog, geniepig gelach had gehoord. Eventjes wierp Ron een blik op de rommelige tuin van zijn huis. Niks aan de hand, alles zag er hetzelfde uit. Het gras was even lang zoals altijd, en zijn vaders tuinkabouters stonden er ook nog steeds roerloos bij. De tuinkabouters die trouwens oerlelijk waren. Ron snapte niet wat zijn vader in die dingen zag. Wat was er nou zo leuk aan tuinkabouters? Ze leken trouwens geen eens écht op tuinkabouters. De meeste tuinkabouters leken op misvormde kerstmannen met een hengeltje, maar deze tuinkabouters waren juist rood van kleur en hadden een geniepige grijns op hun gezicht. Ron vond ze wel wat weg hebben van kleine duiveltjes… Ron scheurde zijn blik af van de tuinkabouters en kalmeerde zichzelf weer. Hij zag waanbeelden, er had niemand geniepig gelachen. Wat dacht hij wel niet?
Behoedzaam liep hij naar de keuken, en trof daar zijn kat aan die spinnend op hem stond te wachten.
‘Hier is je eten,’ mompelde Ron, en hij gaf zijn kat een handvol brokjes.
Achteloos wierp Ron weer een blik naar buiten, keek even naar de kat, en keek toen weer met een bonkend hart naar buiten. Hij had daar wat gezien. Hij sloop naar het raam en kreeg de koude rillingen bij wat hij toen zag. Lichtjes, overal rode lichtjes die hem wel leken aan te kijken. Telkens twee naast elkaar… Voorzichtig haalde hij het raam van de klem en deed het op een kier.
BAM!
Razendsnel had Ron het raam weer dicht gedaan. Hij had dat gelach weer gehoord! De haartjes op zijn nek stonden overeind en hij wendde gauw zijn blik af van het raam.
‘Je denkt je maar wat in Ron,’ zei hij trillerig tegen zichzelf. ‘Er is niks aan de hand, gewoon hallucinaties… meer niet…’
Beverig draaide hij zich om en keek naar buiten. De lichtjes waren er nog steeds! Voordat Ron besefte wat hij deed stormde hij de huiskamer uit, en rende naar boven naar de slaapkamer van zijn ouders. Hij greep de sleutel en deed de slaapkamerdeur dicht. Hij begon echt gek te worden, hij was labiel… getikt…
Ron probeerde zichzelf te kalmeren door langzaam en regelmatig adem te halen. Hij ging op het bed van zijn ouders zitten en op een of andere manier gaf hem dat een verradelijk gevoel van veiligheid. Kalmpjes keek hij om zich heen. De kamer van zijn ouders was klein, maar wel gezellig. Zijn moeder had allemaal oude familieportretten opgehangen, en zijn vader had zijn sporen achtergelaten door een grote hoeveelheid Dreuzelspullen in te stallen. Met een grijns op zijn gezicht wierp Ron een blik op de telefoon die zijn vader mee naar huis had genomen, maar die glimlach verdween echter als stinksap van zijn gezicht toen de telefoon opeens afging.
TRING! TRING!
Hoe kon dat nou? De telefoon was geen eens aangesloten!
TRING! TRING!
Angstig keek Ron naar de telefoon. Moest hij opnemen?
TRING! TRING!
Ach, waarom ook niet…
TRING! TRING!
‘Met – eh,’ zei Ron een beetje nerveus. ‘Ron W-wemel?’
En daar hoorde hij het weer. Dat haatdragende lachje…
‘Hallo?’ vroeg Ron paniekerig. ‘Wie is dat?’
‘Wij zijn het Ron…’ zei een hoog, angstaanjagend stemmetje.
‘Wie? Hermelien en Harry?’ vroeg Ron schaapachtig. Natuurlijk wist hij wel dat het onzin was. Hermelien en Harry zouden hem nooit zo de stuipen op het lijf jagen, en Ron kon zich ook niet herinneren dat Hermelien of Harry zo een angstaanjagende stem had gehad.
‘Wie denk je…’ zei het stemmetje.
Plotseling schoot er een verontrustende gedachte door Rons hoofd: Dooddoeners.
‘Zij – zijn jullie van Jeweetwel?’ piepte Ron.
Het stemmetje aan de andere kant van de lijn lachte zachtjes.
‘Nee… wij zijn juist heel onschuldig.’
‘Eh – zo klinken jullie anders niet, en willen jullie mij nu alleen laten?’ zei Ron, alhoewel hij geen idee had tegen wie hij sprak.
‘Misschien een andere keer,’ zei het stemmetje venijnig. ‘Maar we willen alleen maar dat je ons aardig vindt, Ron.’
‘Aardig vinden?’ zei Ron verbluft. ‘Maar waarom? Wie zijn jullie?’
En toen hoorde hij alleen maar een ruisende stilte…
‘Hallo?’ zei Ron nog tevergeefs, maar er klonk geen antwoord meer.
Met trillende handen legde hij de hoorn weer op de haak. Dit zat hem niet lekker, dit zat hem absoluut niet lekker. Hij liep naar het slaapkamerraam en keek naar buiten. En toen voelde hij zich werkelijk gerustgesteld: de rode ogen waren verdwenen. Ze waren weg!
Zijn opluchting was al snel als sneeuw voor de zon verdwenen.
BENG!
Daar viel iets om. Met knikkende knieën liep Ron naar de slaapkamerdeur en probeerde door het sleutelgat te luisteren.
BAM!
Het kwam van beneden…
‘En nu is het genoeg!’ zei Ron tegen zichzelf, terwijl hij dapper probeerde te klinken.
Omdat hij zijn emoties niet meer onder controle kon houden, vloog door middel van toverkracht de slaapkamerdeur open. Razendsnel stormde Ron naar beneden, en toen zag hij…
Een tuinkabouter.
En nog erger was: hij bewoog! Het kleine mannetje keek boosaardig naar Ron, die als verstijfd toekeek. Langzaam lachte de tuinkabouter zijn scherpe tandjes bloot en toen begon ook Ron te lachen.
‘Gewoon tuinkabouters!’ grapte Ron. ‘Was ik daar zo bang voor? Kereltje, wat doe je hier?’
Ron liep op de tuinkabouter af, maar hij wenste dat hij dat niet had gedaan. De kabouter greep zijn kans en boorde zijn tanden diep in Rons been. Ron schreeuwde en voelde warm bloed over zijn been stromen. Moeizaam schopte hij de tuinkabouter van zijn been af, en rende naar de gangkast. Achter hem hoorde hij getrippel van kleine voetjes over de grond en hoog, boosaardig gelach. ‘Sneller, Ron. Sneller!’ dacht Ron angstig, en uiteindelijk vond hij wat hij zocht: een enorme honkbalknuppel, die zijn vader ooit mee naar huis had genomen. Dreigend liep Ron terug de gang in, maar hij zag tot zijn verbazing dat die toen helemaal leeg was.
‘Waar zijn ze?’ vroeg hij verward aan zichzelf.
Behoedzaam liep hij zijn knuppel zakken. Waren ze weg?
Die vraag was al snel beantwoord: plots klonken achter hem weer geluiden op en voordat hij het wist hingen alweer twee kabouters aan zijn been, die hem overal knepen en beten.
‘AU!’ gilde Ron, en hij sloeg verwoed heen en weer met zijn knuppel.
Er klonk het geluid van brekend porselein, en Ron wist dat hij er tenminste één geraakt had. De ander rende zo snel mogelijk als zijn beentjes hem konden dragen de huiskamer in, maar Ron was meedogenloos en ging erachter aan.
‘JA!’ riep hij, en hij sloeg met een ferme zwiep van zijn knuppel ook deze kabouter kapot.
Scherven vlogen over de grond, maar Ron besteedde er geen aandacht aan. Hij wist zeker dat er meer in zijn huis waren.
Hij rende naar boven en keek waakzaam de duistere overloop rond. En toen hoorde hij iets zwaars van een bureau afvallen. Hij liep in de richting van de kamer van Fred en George, waar het geluid vandaan kwam, en deed heel stilletjes de deur open. De kamer zag er verder ongedeerd uit, maar er was wel een enorme pot met bloemen in gruzelementen gevallen. Hij liep verder de kamer in en toen zag hij aan de andere kant van de kamer die rode ogen weer.
‘Ik heb je,’ siste Ron, en hij liep richting de ogen toe.
Maar toen sprong uit het niets de tuinkabouter bovenop Rons knuppel, die dan ook meteen uit zijn handen viel.
‘Hé!’ zei Ron, maar het was al te laat.
De tuinkabouter zette zijn tanden in de knuppel, en na een angstaanjagend krakend geluid lag die in twee stukken.
‘NEE!’ schreeuwde Ron, die op zijn knieën viel en de stukken bij elkaar probeerde te rapen. Die gelegenheid gebruikte de tuinkabouter echter om met zijn tanden ook nog Rons hand te doorboren.
Ron kermde van de pijn en schudde de tuinkabouter af.
‘EN NU BEN IK HET ZAT!’ schreeuwde Ron woedend.
Hij pakte de tuinkabouter vast bij zijn benen, en slingerde die tegen de muur aan. De tuinkabouter spatte uit elkaar en dat gaf Ron een voldoenend gevoel.
‘Die krijg je terug!’ zei hij laatdunkend, en hij rende de kamer van Ginny in.
Ook hier zag hij twee paar rode ogen, maar dit keer wachtte Ron niet af. Dreigend liep hij richting één van de tuinkabouters, en voordat die kon reageren werd hij al bij zijn armpjes vastgepakt en uit het raam geslingerd.
‘Goed voor je, Malfidus!’ zei Ron, tot zijn eigen verbazing. Had hij die huiself nou Malfidus genoemd? Ron dacht er niet langer bij na, en elke keer als hij een tuinkabouter vernietigde noemde hij de namen van personen waaraan hij een grote hekel had.
KLABENG!
Een tuinkabouter werd weer tegen de muur aangeslingerd en porseleinscherven vlogen in het rond.
‘Voor jou, Sneep!’
DENG!
Ron sloeg een grote koekenpan een tuinkabouter kapot.
‘Lekker voor je, Park!’
DOINK!
‘Dat vond je fijn, toch Korzel?’
Een paar minuten later zag hij een angstige tuinkabouter wegrennen, die tot alles bereid leek te zijn om uit het huis van de Wemels te komen.
‘Ik dacht het niet,’ gromde Ron, en hij rende achter de tuinkabouter aan.
Hij tilde de tuinkabouter aan zijn hoofd op en slingerde hem tegen de voordeur aan. En toen spatte er voor de allerlaatste keer een tuinkabouter uit elkaar.
‘En de laatste was voor Kwast,’ zei Ron zelfvoldaan, en hij sjokte naar boven.
Plotseling besefte hij hoeveel pijn zijn verwondingen deden, en hij plofte uitgeput op zijn bed neer. Na een paar minuten sloot hij zijn ogen, en precies op dat moment hoorde hij de voordeur opengaan. Hoeveel zijn lichaam ook protesteerde, Ron tilde alsnog zijn hoofd op en luisterde naar de paniekerige stemmen die beneden opklonken. Er klonken voetstappen op de trap, en Rons kamerdeur vloog open. Ron werd verblind door het felle licht dat van de gang afkwam, maar ondanks dat zag hij nog steeds dat zijn vader in de deuropening stond.
‘Ron?’ zei zijn vader onzeker. Hij zag doodsbleek.
‘Ron! Is alles wel goed met je!’ zei zijn vader paniekerig.
‘Da – ik bedoel – ja, alles gaat oke,’ zei Ron loom.
‘Wat is dit nu weer voor een rotzooi Ron!’ zei zijn vader verontwaardigd.
‘Kweenie,’ mompelde Ron.
‘Mijn tuinkabouters!’ zei Arthur Wemel dramatisch. ‘Je hebt ze vernietigd!’
Ron zei niks en staarde zijn vader suf aan.
‘Mijn tuinkabouters! Allemaal kapot! Weg! Verloren!’ jammerde meneer Wemel.
‘Ach, ze waren toch spuuglelijk,’ zei Ron zacht, maar zijn vader hoorde het niet.
‘Je mag blij zijn,’ zei zijn vader verhit. ‘Dat je geen straf zult krijgen! Want weet je? Laatst kwam Lucius Malfidus naar me toe, en hij zei dat hij mijn tuinkabouters koste wat het kost wilde hebben, omdat hij me anders – eh – ging vervloeken. Merlijn mag weten waarom hij die tuinkabouters wilde hebben… Ha! Maar nu kan ik tenminste zeggen dat die zaak niet doorgaat!’
‘Ja, is goed pa…’ zei Ron vermoeid.
En boos, maar tevreden met zichzelf stampte meneer Wemel Rons slaapkamer uit.





_________________
Honden hebben een baas, katten hebben personeel
Profiel bekijkenStuur privébericht
Moonslave
Schoolkampioen
Schoolkampioen


Verdiend: 364 Sikkels
Woonplaats: The Asylum

Moonslave is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Okt 01, 2007 11:15 Terug naar boven Sla dit bericht op

Goed idee, zo raakt dit deel toch iets netter Razz

Titel; Opgeofferd
Auteur; Moonslave
Onderwerp/zeer korte samenvatting; Mijn versie van de dood van Regulus Zwarts. Geen spoilers


Wat?!
Regulus staarde de man tegenover hem met grote ogen aan. Deze keek kalm terug, zonder enig gevoel in zijn kille, grijze ogen.
Je hebt me goed gehoord, antwoordde hij rustig, De Heer Van Het Duister twijfelt aan jouw loyaliteit tegenover hem. Hij heeft me gezegd dat als je weer op goede voet bij hem wilt komen te staan, je deze opdracht tot een goed einde moet zien te brengen.
Maarmaar stotterde Regulus. Ik kan dit toch niet doen, Lucius? Ik bedoel, hij blijft nog altijd mijn naaste familie! Ik
Beschouw je hem echt nog als naaste familie, Regulus? onderbrak Lucius hem op een nog altijd rustige, maar ietwat ijzige toon, Hij heeft zich van zijn familie losgescheurd, wilt niets meer met jullie te maken hebben. Beschouw je zo iemand nog als familie?
Maar dan nog zei Regulus met een zwakke stem, Wat zou jij doen als De Heer Van Het Duister je de opdracht gaf je bloedeigen broer te vermoorden?
Ik heb geen broer. gaf Lucius ten antwoord.
Een ander familielid dan. Je vrouw bijvoorbeeld. Of je zoon!
Regulus zag hoe het gezicht van Lucius betrok. Door zijn pasgeboren zoon te vernoemen, had Regulus een gevoelige snaar geraakt. Hij wist dat Lucius en Narcissa heel veel moeite hadden gehad om een kind te kunnen krijgen.
Als de Heer Van Het Duister dat zou wensen van mij, zou ik gehoorzamen. antwoordde Lucius uiteindelijk, na een moment van stilte.
Met open mond staarde Regulus hem aan.
Dat meen je niet. zei ongelovig.
Dat meen ik wel. zei Lucius kortaf. En ik raad je aan ook te gehoorzamen. De Heer Van Het Duister vindt het niet grappig als zijn bevelen in de wind worden geslagen.
Na deze woorden keerde hij zijn rug naar Regulus toe, liep door de open deur de tuin in en verdwijnselde daar.

Regulus liet zich in de zetel zakken. Langzaam bracht hij zijn handen naar boven en ging ermee door zijn haar. Ondertussen probeerde hij na te denken.
Het was een feit dat zijn broer en hij nu niet bepaald beste vrienden waren. 2 personen die elkaars bloed wel konden drinken, was een misschien betere omschrijving van hun onderlinge relatie. Maar hem eigenhandig moeten vermoorden, ging hem toch een beetje te ver.
Ok, het was waar: hij was een schande voor de familie en was bijgevolg ook buitengesloten, maar het was en bleef zijn broer. Zijn grote broer waar hij vroeger, vr hun schooltijd, zo naar opgekeken had, waarmee hij kattenkwaad had uitgehaald. Tot Sirius elf jaar was geworden en aan zijn Zweinsteincarrire was begonnen. Toen was alles veranderd. Plots was Sirius niet meer zijn grote broer, maar een verrader, een vreemde. Tenminste, dat hoorde hij zijn ouders toch vaak tegen Sirius roepen.
Regulus zelf begreep pas wat ze bedoelden toen hij twee jaar later zelf naar Zweinstein ging. Daar leerde hij de begrippen Zwadderich en Griffoendor in praktijk kennen. Daar leerde hij zijn broer verafschuwen, omdat deze volgens zijn mede-Zwadderaars die ene Zwarts van de verkeerde kant was..

Regulus zuchtte diep. Hij haalde zijn handen uit zijn haar en wreef in zijn ogen. Waar was hij in hemelsnaam aan begonnen door zich aan te sluiten bij de Dooddoenders? Wat had hij zich toch in zijn hoofd gehaald? Dit was niets voor hem. Martelen en vermoorden was niets voor hem.
Maar hij besefte ook wel dat hij er nu niet meer mee kon ophouden. Hij had immers de Onbreekbare Eed afgelegd. Als hij De Heer Van Het Duister verliet, zou hij sterven.
Onwillekeurig wreef hij met zijn rechterhand over de onderkant van zijn linkerarm, waar zich het pasgebrande teken bevond. Zo trots als hij zich had gevoeld toen het er net stond, zo hard vervloekte hij het nu. Wat had hij spijt van zijn beslissing.

Regulus?
De stem deed hem opschrikken uit zijn gedachten. Hij draaide zijn hoofd zo snel naar rechts dat zijn nekwervels vervaarlijk kraakten.
Tot zijn opluchting was het slechts zijn moeder die hem geroepen had. Ze stond in de deuropening, haar armen over elkaar, met een bezorgde blik op haar gezicht. Hij vroeg zich af of ze daar al lang gestaan had.
Ja? antwoordde hij, trachtend een luchtige glimlach op zijn gezicht te toveren. Hij wou niet dat ze bezorgd om hem was.
Alles in orde? Wat wou Lucius van je? vroeg ze, terwijl ze op hem afliep.
Ja hoor, alles in orde. Zei Regulus, nog altijd met een niet-echte glimlach op zijn gezicht. Lucius was hier om eh een bericht van De Heer Van Het Duister door te geven.
Een bericht? Bedoel je een opdracht? Iets dat je moet doen?
Wel Regulus twijfelde even. Ja. Zei hij uiteindelijk. Maar niet om je zorgen over te maken. Voegde hij er haastig aan toe, toen hij zag dat de ogen van zijn moeder nog bezorgder gingen staan. Echt waar, je hoeft niet bang te zijn.
Na deze woorden verzachtte haar blik een beetje.
Als jij het zegt, geloof ik het maar. zei ze. Nu ik val je beter niet langer meer lastig, ga maar doen wat je moet doen. De Heer Van Het Duister houdt niet van wachten, toch? Ga. Maak me trots.
Regulus slikte moeizaam. Zijn moeder moest eens weten wat hij moest gaan doen. Zou ze het erg vinden? Ze beschouwde Sirius weliswaar niet meer als een zoon, maar ergens kon hij niet geloven dat ze hem zou steunen om de persoon die ze zelf had gebaard te vermoorden.
Hij gaf zijn moeder een vluchtige kus op haar wang en liep toen, net zoals Lucius daarnet, de tuin in om te verdwijnselen.

Buiten was het frisjes. Rillend trok Regulus zijn cape wat strakker om zich heen. Ondertussen werkten zijn hersenen op volle toeren. Hij had geen idee van wat hij nu moest doen. Hij kon de gevolgen wel raden als hij weigerde Sirius te vermoorden. Veel toekomst zou er voor hem niet meer weggelegd zijn. De Heer Van Het Duister kon er inderdaad niet mee lachen als zijn bevelen in de wind werden geslagen. Maar aan de andere kant zou hij nooit over kunnen komen, indien hij Sirius zou vermoorden.

Zo stond hij daar even na te denken, verscheurd door de keuze die over ofwel zijn leven, ofwel over het leven van zijn broer zou beslissen. De wind ruiste door de bomen, fluisterde geheime woorden aan de bladeren. In de verte hoorde hij een hond blaffen. Het was een heel gewone dag, een dag zoals alle anderen. Maar vandaag zou er minstens n Zwarts het leven laten.

Uiteindelijk nam hij een beslissing. Hij zette zijn kap op zijn hoofd, zette een paar passen naar voren en verdwijnselde met een zacht poffend geluidje.

Hij verschijnselde in het midden van een grote plas water. Vloekend sprong hij achteruit, maar zijn schoenen en broek waren al helemaal nat. Zachtjes in zichzelf mopperend nam hij zijn toverstok en tikte een keer op de natte plekken. Ze verdwenen onmiddellijk.
Hij stak zijn toverstok niet weg, maar hield hem als een wapen voor zich. Ondertussen bekeek hij het huis waarvoor hij verschijnseld was. Het was helemaal donker, afgezien van n klein lichtje dat door het bovenste raampje scheen. Daar was het waar hij moest zijn. Daar zou n van de gebroeders Zwarts zijn dood vinden.
Regulus haalde diep adem, en begon vervolgens het pad naar de voordeur af te lopen.
Hij was echter nog maar net over de helft van het pad geraakt, toen de voordeur plots open ging. Nog net op tijd kon hij opzij springen, van het pad af.
Verscholen tussen de bladeren en takken van de bomen en struiken, keek hij toe hoe een figuur uit het huis kwam, de deur achter zich dicht deed en met snelle pas het pad afliep.

Pas toen de persoon vlak voorbij hem liep, herkende Regulus hem. Het was Sirius Zwarts. Degene die hij van plan was te vermoorden.

Nu het perfecte moment echter daar was het was donker, er was niemand anders in de buurt- zonk de moed Regulus in de schoenen. Hij kon het niet. Hij kon zijn eigen broer niet vermoorden, alleen maar om zijn eigen hachje te redden.

Zonder ook maar n vin te verroeren, keek hij Sirius na, zijn toverstok werkloos in zijn handen. Sirius liep gewoon door. Hij had niet gemerkt dat er iemand tussen de bomen naar hem stond te gluren en n minuut geleden nog van plan was geweest hem zijn leven af te nemen.

Maar nu niet meer.
Regulus glimlachte. Hij had zijn beslissing genomen. Hij was zeker dat dit het beste was dat hij kon doen.
Met een zelfverzekerde beweging stak hij zijn toverstok terug weg in zijn zak. Vervolgens stapte hij tussen de bomen en struiken vandaan terug op het pad. Hij begon te lopen, in de richting waar hij Sirius een tijdje terug nog in het donker had zien verdwijnen.

Uiteindelijk had hij het einde van het pad bereikt en stond hij weer op de straat, die verlicht was met lantaarns. Even bleef hij daar wat verloren staan. Wat zou hij nu doen? Waar zou hij naartoe gaan? Hij besefte wel dat wat komen moest, zou komen, hij kon er niet aan ontsnappen. Maar als het even kon, zou hij het graag nog even uitstellen. Maar hoe?

Wel wel, lieve kleine Regulus. Uit voor een wandelingetje in het maanlicht?
Het hart van Regulus leek stil te staan. Hij kende die zoetsappige, vals- vriendelijke stem. En het was niet de stem die hij op dit ogenblik, in deze situatie het liefst wou horen.
Wat heb je? ging de vrouw verder, met een soort van leedvermaak in haar stem. Sinds wanneer begroet je je favoriete nichtje niet meer? Sinds wanneer draai je je rug naar haar toe?
Regulus slikte. Hij besefte dat hij het niet langer kon uitstellen. En als het dan toch moest gebeuren, dan het liefst met het gezicht naar voren. Hij wou de dood in het gezicht kunnen kijken.

Langzaam draaide hij zich om en keek recht in het gezicht van een jonge, knappe vrouw. Haar gezicht werd echter voor een deel ontsierd door de uitdrukking die ze had. Het was een mengeling van woede, opwinding en leedvermaak.
Zo, dat is al beter. Grijnsde ze.
Regulus voelde een rilling over zijn rug lopen. Hij verafschuwde deze vrouw. Toch leek het hem beter om vriendelijk te blijven, gezien de omstandigheden. Misschien kon hij hier nog wel wegraken. Misschien wist ze niets af van zijn opdracht. Misschien had ze Sirius niet ongedeerd zien weglopen.

Dag Bellatrix. zei hij, trachtend te glimlachen. Dit mislukte echter jammerlijk. Zijn glimlach leek eerder op een pijnlijk grimas.

Zelfs deze grimas smolt meteen van zijn gezicht bij de volgende woorden van Bellatrix.
Zeg, wil je nu eens weten wie ik daarnet tegenkwam? zei ze luchtig. Je teerbeminde broertje, Sirius.
Regulus wou slikken, maar het leek alsof zijn speekselklieren buiten werking waren geraakt.
EhIkEh stotterde hij.
Wees gerust, ik heb hem niets gedaan. Onderbrak ze hem. Ik wou hem aan jou overlaten, maar nu ik jou hier zie, lijkt het me dat je je karweitje toch liever aan iemand anders had overgelaten. Was je bang om je handen vuil te maken? Of kon je het misschien niet over je hart verkrijgen?

Terwijl Bellatrix aan het praten was, kwam ze steeds dichterbij, tot Regulus geen mogelijkheid meer had om te ontsnappen.
Ben je een lafaard, Regulus? fluisterde ze hem toe.
Nee. Antwoordde Regulus zelfverzekerd. Nee, ik ben geen lafaard. Lafaards hebben geen principes. Ze doen alles wat hun gezegd wordt. Ze zouden zelfs hun eigen familie uitmoorden als het moest. Ik ben geen lafaard.

Het laatste dat Regulus ooit zou zien, was het van woede vertrokken gezicht van zijn nichtje. Het laatste dat Regulus ooit zou horen, was de spreuk die over hem uitgesproken werd.
Avada Kedavra!





_________________
    They think you're dumb. I think you're smart.
    No, wait. I lied. I think you're dumb..


Laatst aangepast door Moonslave op Wo Apr 02, 2008 12:49; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Laeta
Oude Forumnaam: tralalala Zwadderich Klassenoudste
Zwadderich Klassenoudste


Verdiend: 1252 Sikkels
Woonplaats: In a land full of my little pony's and laughing suns

Laeta is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Okt 01, 2007 12:49 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel; Fenrir's verhaal
Auteur; Laeta
Onderwerp/zeer korte samenvatting; Deze one-shot vertelt het verhaal van Fenrir. Het is tegelijkertijd een soort van filosofische beschouwing van wat precies goed/slecht is. Geschreven voor Zwadchallenge
Beta door Avana

Fenrir’s verhaal

Heb jij ooit een kind gezien dat de pootjes van spinnen eruit trok? Of een vlieg de vleugels ontnam? Heb jij dat zelf ook wel eens gedaan? Misschien niet. Maar heb jij nooit muggen tegen de muur platgeslagen? Hard op de grond gestampt als je in een kolonie van mieren stond? Zout over slakken gegooid? Laten we eens afdwalen van het dierenrijk. Vind jij het niet heerlijk om over de problemen van beroemde personen te lezen? Roddel jij niet mee over die vervelende persoon op school of op je werk? Geniet jij er nooit van als je vijand een blunder begaat en zichzelf voor schut zet? En dan hebben we het nog niet eens over films en boeken. Boeken vol met martelingen en pijn worden bestellers en horror films vliegen als warme broodjes over de toonbank. Dit wordt gezien als ‘vermaak’.
En nog kijken mensen me raar aan als ik zeg dat wreedheid een natuurlijk instinct is van de mens.

De mens is afgedwaald van zijn instincten. Iemand heeft ooit bedacht hoe een ‘goed’ mens zich moet gedragen. Een lijst van regels waar men zich aan moet houden om in deze samenleving te passen. Niet doden, niet stelen, je altijd netjes gedragen en vooral niet te veel afwijken van de rest. Iedereen krijgt deze regels te horen en ze worden van ouder op kind doorgegeven. Maar hierdoor wordt een samenleving gecreëerd waar niemand in past. Individuen roepen ‘terug naar de natuur’ en ‘wees trouw aan jezelf’. Maar niemand luistert naar hen en zij luisteren niet naar zichzelf.

De mensheid is verloren. Ik ben geen optimist, optimisme bestaat niet in de natuur. Als je oog in oog staat met een wild dier, drie keer zo groot als jij, denk je niet ‘Goh, er kan altijd nog een wonder komen wat er voor zorgt dat ik dit overleef’. Nee, je slaat, bijt, krabt en vecht voor je leven. Misschien overleef je. Misschien niet. De mens is dit verleerd. De mens denkt na, overweegt, filosofeert en probeert zich in te leven in de vijand. De vechtlust, de overlevingsdrang is weg. De mensheid is verloren.

En daar kom ik. Het lijkt een paradox. Ik zal de uitroeier zijn van de mens en tegelijk hun redder. Hun vijand en hun bondgenoot. Een beetje zoals de oude goden waren: verwoester en schepper ineen.

Ik was acht jaar oud toen het gebeurde. Mijn vader was aan het ‘werk’. In zijn geval betekende dat in een kroeg zitten en zich lam zuipen. Mijn moeder was ‘op bezoek bij een vriend’. In haar geval betekende dat geld verdienen door bij vreemde mannen op bezoek te gaan. Ik was ‘aan het spelen met mijn vriendjes’. In mijn geval betekende dat door de bossen zwerven en nieuwe plekken ontdekken. Dat alles schijn was maakte niet uit, voor de buitenwereld was er niks mis. Ik was niet ongelukkig, het was mijn leven en ik kende niets anders. Het was rond 7 uur ‘s avonds en ik nam me voor nog even te rusten voor ik naar huis terug zou gaan. Toen ik wakker werd was het aarde donker.
Ik stond op en probeerde me te oriënteren. Toen dat niet lukte begon ik met de naïviteit van de jeugd gewoon een kant op te lopen. Ergens in de verte hoorde ik gehuil. Ik had nog nooit zoiets gehoord, het klonk als een wolf en aan de andere kant weer totaal niet. Het geluid drong diep in me binnen en ging als een rilling door mijn gehele lichaam. Toen hield het op en ik liep verder.

In een bos is altijd geluid. Het ritselen van een eekhoorntje, het gefluit van een vogel, een slang die door een berg met bladeren glijdt. Dit geluid wordt zo vertrouwd dat je het niet eens meer opmerkt. Deze geluiden merk je pas als ze wegvallen. De stilte die daarop volgt is zo oorverdovend dat ik nog iemand moet ontmoeten die op dat moment niet stilstaat om te luisteren. Ook ik stond als versteend op mijn plaats en een lichte paniek begon in me op te borrelen. Ik raapte mijn moed bijeen en liep verder, sneller en gericht op zo snel mogelijk thuiskomen. Sommige fouten maak je maar een keer en dit was er een. Zo gericht op het lopen en met mijn gedachte al bij mijn veilige bed hoorde ik nooit de wolf aankomen tot ik onder hem lag. Een zware druk op mijn borst, een stekende pijn in mijn schouder en twee amberkleurige ogen die door alle pijn en angst heen kwamen. En daarna een volledige zalige duisternis.

Ik werd wakker door een onuitstaanbare pijn. Botten leken uit mijn huid te scheuren, terwijl andere plekken in elkaar gedrukt leken te worden. Nieuwe ledematen ontstonden, terwijl andere verdwenen. Mijn lichaam was niet blij en liet dat met al zijn macht merken. Op het moment dat ik dacht dat ik liever zou sterven dan nog een seconde van deze pijn te verduren, hield het op. Voor een paar minuten lag ik op de grond te genieten van de koele lucht die langs mijn vacht waaide en de frisse bosgeur die mijn neusgaten indrong. Vacht? Nog verdwaasd van de pijn stond ik op. Ik keek naar de grond: twee harige poten met klauwen. Ik keek achter me: een grote grijze staart. Toen keek ik om me heen. Het was alsof ik de wereld in een heel ander perspectief zag en dat was eigenlijk ook zo. Het was hetzelfde bos waar ik de middag nog in gelopen had en tegelijkertijd zo anders. In het licht van de volle maan zag ik scherper dan ik ooit in het volle daglicht met mijn mensenogen had gedaan. Kleine details vielen me op. Het zachte mos onder de boom, de bladeren aan de bomen en de paddenstoelen op een verrotte boomstronk. Ik had nog nooit zoiets moois aanschouwd. Een golf van blijdschap schoot door me heen en ik begon impulsief alle nieuwe geurtjes achterna te gaan. Ik was nog te jong om verbaasd te zijn over het onmogelijke en mijn wolf zijn liet geen overbodige vragen of angsten toe. Ik leefde nu en daar moest ik me naar gedragen. Ik volgde een muis naar zijn hol en joeg een uil op de vlucht door tegen zijn boom op te springen. Mijn jacht instinct werkte op volle toeren en ik genoot ervan met volle teugen. En op dat ogenblik was ik gelukkiger dan ik in vele jaren was geweest.

Er ontbrak nog maar een ding, mijn roedel. Ik rende op topsnelheid naar mijn huis. De wind waaide door mijn vacht en ik stopte pas met rennen toen ik hijgend voor mijn huis stond. Met mijn kop duwde ik tegen de deur aan. Verward bleef ik staan. Mijn geheugen vertelde me dat dit mijn familie was, maar mijn neus vertelde me iets heel anders. Dit was mens, dit was gevaar. Er ontstond iets wat ik niet anders kan benoemen dan een discussie met de mens die in me was achter gebleven en de wolf.
‘Dit is mijn familie! Hier ben ik opgegroeid als welp’
‘Ruik je de angst niet? Welke vader is bang voor zijn eigen zoon, hm? Welke moeder verafschuwd haar eigen kind?’
‘Ze zijn alleen geschrokken. Zo meteen zullen ze me herkennen. Familie blijft toch altijd van je houden? ’
‘Het zijn mensen! Mensen en wolven gaan niet samen!’
‘Mama! Papa’
‘Dit is niet je roedel! Val aan of vlucht, maar laat je niet in met deze wezens!’

Ik lette niet meer op mijn omgeving. Ik hoorde mijn vader niet naar de kast lopen waar hij zijn jacht spullen bewaarde. Of hoe hij het geweer laadde. Nee, ik hoorde niets van dit alles. Voelen daar in tegen, voelen deed ik maar al te goed. De kogel drong diep binnen in mijn schouder en terwijl de kogel binnendrong kwam de wolf in mij in volle kracht naar buiten.
Ik sprong het gevaar letterlijk naar de keel.

Deze mensen waren mijn roedel niet meer. Zij waren mijn verleden, de wolf was mijn heden en toekomst. Mensen en wolven gaan niet samen, het botst. De wolf leeft op zijn instincten, terwijl de mens er alles aandoet om ze te onderdrukken.

Ik zal de wereld veranderen. De mens zoals die nu is heeft geen perspectief, geen toekomst. Maar ik was ook ooit een mens, net als zij nu zijn, dus niet alles is verloren. Mijn gave -hoe onwetend zijn zij die het een ziekte noemen- kan immers doorgegeven worden. Bij volwassenen heeft het geen nut, zij zijn vastgeroest in hun ideeën over goed en kwaad. Kinderen hebben dat nog niet, zij gaan nog op hun gevoel af. Ik bijt ze op de leeftijd dat ze lichamelijk sterk genoeg zijn om de metamorfose te overleven en jong genoeg om de stap geestelijk te aanvaarden. Ik voed ze zelf op om ze te leren hoe deze wereld eruit ziet en hoe fout het gaat met de mens. Deze kinderen zijn mijn roedel en ik ben hun leider. Ik vertel ze de verhalen die ik nu ook vertel. Ik leer ze trots te zijn op zichzelf en hun instincten niet op te sluiten. En ik leer ze over mijn doel en hoe ze daar zelf aan bij kunnen dragen. De groep wordt steeds groter en de eerste groep van kinderen die door mijn kinderen zijn gebeten is al gearriveerd.
In mijn ogen zijn ze stuk voor stuk perfect.

In mijn strijd gebruik ik alle middelen die nodig zijn. Als ik me aan moet sluiten bij mensen om mijn doel te bereiken schroom ik me niet dat te doen. Het is het doel en niet het middel dat telt. Ik voel me niet verbonden met de Dooddoeners. Ze zijn slechts mensen. Ze voelen zichzelf beter dan anderen door hun pure bloed, maar zien niet in dat zij net zo vastgeroest zijn in ideeën en principes als het gewone volk, misschien nog wel meer. Ook zij luisteren niet meer naar zichzelf. Ik zal de Heer van het Duister volgen zolang ik hem kan gebruiken. Niet langer, niet korter.

Mijn verhaal lijkt een beetje op het verhaal van mijn naamgenoot uit de Noorse mythologie.
Fenrir of Fenrisulfr was de zoon van de listige Loki en de reuzin Angrboða. Fenrisulfr had twee zonen: Hati en Skoll. De eerste joeg op de maan, de tweede probeerde de zon te vangen.
Omdat Fenrir te gevaarlijk werd bevonden hebben de Goden hem vastgebonden, maar er was voorspeld dat hij zo groot zou groeien dat hij uit zijn boeien zouden breken. Uiteindelijk zou als hij gaapte zijn onderkaak de grond en zijn bovenkaak de hemel aanraken. Er is voorspeld dat als de wolf uit zijn boeien ontsnapt is, hij Odin, de God onder de Goden, zal doden en daarna zelf door Viðarr, Odins zoon gedood zal worden.
Ook ik ben nog gebonden aan de mens. Maar net als Fenrisulfr zal ik losbreken. Mijn roedel wordt elk jaar groter en groter. En zelfs als ik gedoemd ben, net als Fenrisulfr, om op het eind gedood te worden zullen mijn zonen en dochters mijn taak overnemen. Mijn kinderen jagen niet de zon of maan na, zij richten hun hart op de aarde.





_________________
~We are each of us angels with only one wing. And we can only fly by embracing each other~

Ambition is the germ from which all growth of nobleness proceeds.

Laatst aangepast door Laeta op Ma Okt 01, 2007 13:17; in totaal 3 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Laeta
Oude Forumnaam: tralalala Zwadderich Klassenoudste
Zwadderich Klassenoudste


Verdiend: 1252 Sikkels
Woonplaats: In a land full of my little pony's and laughing suns

Laeta is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Okt 01, 2007 12:52 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel; De verdwenen jaren
Auteur; Laeta
Onderwerp/zeer korte samenvatting; Heel kort(600 woorden). Gaat over de tijd dat niemand iets van onze Vollebol wist. Eerste fanfiction ever, voor zwadchallenge geschreven.
Beta door Avana

De verdwenen jaren

Een gure wind blies over de vlakte. Een dikke mist hing als een wazige misvormde deken over het landschap en de volle maan gaf een mysterieuze gloed af. Hij sloeg de zwarte mantel dichter naar zich toe en liep verder naar de afgesproken plek. De wind speelde zachtjes met de randen van zijn mantel, zodat deze op de golven van de wind opbolde en weer neerviel. Het was zo stil dat hij elke stap die zijn voeten zette duidelijk hoorde.
Stap..stap..stap..stap..krak
Wat was dat? Riddle draaide zich om, maar zag geen beweging. Het was niks voor hem om zich dingen in te beelden.
Stap..stap..stap…
Hij hoorde niks meer, het was vast een van de wolven die hier rondzwierven. Hij was weer overdreven op zijn hoede. Maar hij had het niet zo lang al overleeft als hij dat niet had gedaan.
Stap..stap..stap..krak.
Vliegensvlug draaide hij zich om naar de kant vanwaar het geluid kwam. Dit was niet het geluid van een dier, maar in het licht van de maan zag hij enkel de gebogen contouren van de bomen.
Krak.
‘Ik weet dat je daar bent,’ riep Riddle tegen de leegte ‘toon jezelf!’
Een paar seconden lang bleef het stil, maar toen hoorde Riddle een suizend geluid naast zich. Toen hij zich omdraaide zag hij een lange rijzige man naast zich staan. De man droeg een fluwelen rode mantel en zijn ogen weerspiegelden niets dan leegte. Lang zwart haar reikte tot zijn middel en was vastgebonden in een losse staart. Maar het meest opvallende waren de twee scherpe hoektanden die zelfs in het maanlicht duidelijk te zien waren.
’Ik ben Heer Voldemort, leider van de Dooddoeners.’ Riddle boog lichtjes zonder het oogcontact te verbreken.
De man boog zwierig terug, zijn mantel mee wapperend: ‘Ik ben Vladimir, vijfde leider van de Sanguis clan. Dat is mijn naam en zo zal het altijd blijven zolang ik dood ben.’ Zei Vladimir met een, letterlijk, bloeddorstige grijns. Hij had een licht lispelend accent, wat elk woord een gevaarlijke klank meegaf. ‘Dit in tegenstelling tot anderen niet waar Riddle?’
Riddle verstijfde een kort ogenblik en sprak met ingehouden woede: ‘Ik heb de naam Riddle afgezworen, ik weet dat je dat weet. Mijn naam is Voldemort en ik zou het op prijs stellen als je niet de naam van mijn mislukte vader in mijn bijzijn zou willen noemen.’
’Je hebt lef, Riddle, dat moet ik toegeven. Maar weinig mensen zouden het wagen zich in mijn buurt te vertonen… Vrijwillig dan, dat spreekt voor zich.’ Ging Vladimir verder, geen aandacht bestedend aan Riddle’s woorden. ‘Maar wat is de reden dat je hier komt op deze wonderschone nacht, ik neem aan dat dit geen dinerafspraakje is.' Vladimir zette een stap in de richting van Riddle en boog zich langzaam naar hem toe. Zachtjes streek hij met zijn vinger over de slagader die daar aan de oppervlakte lag. Weer dreigde een rilling zich door zijn lichaam te verspreiden, maar Riddle wist hem nog net te onderdrukken.
‘Nee, ik heb iets beters, ik bied je een plek in mijn groep aan,' zei Riddle, ‘een plek in de hoogste rangen van mijn gezelschap.'
‘Ah, en wat is het voordeel voor mij?’ Fluisterde Vladimir, nog steeds met zijn vingers op de kloppende ader. ‘Het voorstel kan maar beter een goede zijn, ik begin zo langzamerhand honger te krijgen….'
‘Jij en je clan zullen nooit meer in de schaduwen hoeven te leven, jullie mogen vrij drinken van alle Dreuzels en modderbloedjes zonder wetten die jullie vrijheid inperken. Niemand zal jullie opjagen en het enige wat jullie daarvoor hoeven te doen is datgene waar jullie voor gemaakt zijn. Doden.’
‘Hmm, klinkt allemaal erg verleidelijk, maar er zit een klein probleem in jou meesterplan. Een kleine knik in de kabel om zo maar te zeggen. Jij wilt de wereld zuiveren tot er alleen tovenaars en heksen van puur bloed over zijn niet waar? Ik en mijn clan kunnen dat doel dienen, wij zijn immer voor dat doel geschapen. Ha, maar wat als jouw meesterplan is uitgevoerd? Mijn clan en ik kunnen moeilijk vegetarisch worden, niet waar. Strekt jouw hoffelijkheid zich zover uit dat we ons mogen jagen op jouw beeld van de perfecte tovenaar? Of worden we daarna opgejaagd net als vroeger met als enige verschil dat er een stuk minder mensen zijn om ons op te voeden? Met als enige verschil dat er geen wetten meer zijn die ons beschermen? Ik denk dat ik toch maar verder ga zoals ik gewend ben; pakken wat ik pakken kan!’
Zonder zich te bedenken trekt Riddle zijn toverstaf en schreeuwt: ‘AVADA KEDAVRA!' Vladimir strompelt een paar passen achteruit en valt daarna weer aan. In die paar seconden verdwijnselt Riddle terug naar het dorp in de buurt en naar de veiligheid om een nieuw plan te bedenken. Hij zal die vampiers in zijn macht krijgen, het is enkel nog een kwestie van tijd.





_________________
~We are each of us angels with only one wing. And we can only fly by embracing each other~

Ambition is the germ from which all growth of nobleness proceeds.

Laatst aangepast door Laeta op Ma Okt 01, 2007 13:18; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Laeta
Oude Forumnaam: tralalala Zwadderich Klassenoudste
Zwadderich Klassenoudste


Verdiend: 1252 Sikkels
Woonplaats: In a land full of my little pony's and laughing suns

Laeta is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Okt 01, 2007 12:56 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel; Abused
Auteur; Laeta
Onderwerp/zeer korte samenvatting; Dit verhaal is geschreven voor de Zwadchallenge: schrijf een verhaal over een Gryff die de slechte kant op gaat. Het gaat over de harde jeugd van Harry(uitvergroot omdat ik zin had om hem te martelen en ik in een beetje emo bui was) en de beslissingen die hij neemt. Waarschuwingen: kindermishandeling
Beta door Avana

Abused

Het was de eerste nacht op Zweinstein na de zomervakantie. Fred en George hadden wat drank de leerlingenkamer binnen gesmokkeld en iedereen had uitbundig het begin van het schooljaar gevierd. Nu lag Harry te luisteren naar het gesnurk van zijn kamergenoten. Toen hij er zeker van was dat iedereen diep in slaap was, sloeg hij de dekens van zich af en stapte uit bed. Hij trok snel een mantel aan over zijn pyjama en stilletjes verliet hij de kamer.

Zijn oom torende boven hem uit. Een golf van angst overspoelde Harry en hoewel hij wist dat het niets uitmaakte begon hij te smeken.
‘Alstublieft, doe me geen pijn. Ik.. Ik deed het niet express, de schaal glipte uit mijn handen en ik kon hem niet meer vangen en.. ’
‘ZWIJG, altijd smoesjes, altijd uitvluchten, jij waardeloos misbaksel! Je moet blij zijn dat we je in dit huis laten. Al 16 jaar verzorgen we je, geven we je eten en wat krijgen we als dank? Niets hoor je dat, niets!’


Harry liep gehaast door de gang. Hij probeerde zijn rechterbeen te ontzien, wat er voor zorgde dat hij een beetje mank liep. De hele dag had hij er gewoon op gelopen, wat het been geen goed had gedaan. Maar de anderen zouden zeker vragen gaan stellen als hij mank had gelopen. En dat was wat hij probeerde te voorkomen, dat was waarom hij midden in de nacht in zijn pyjama en een mantel door de gangen liep.

Lopend door de koude gangen begonnen zijn gedachten weer af te dwalen. Deze zomer was nog erger geweest dan alle anderen. Hij wist niet wat de omslag had veroorzaakt en eigenlijk maakte het hem ook weinig uit. Zodra hij bij Ligusterlaan 4 was aangekomen, had zijn oom hem bruut vastgegrepen. Grijnzend had hij zijn toverstok uit zijn zak gehaald.
‘Nu zal je niet mij en mijn gezin in gevaar brengen met die abnormale praktijken die je op die verdorven school leert.’
De stok en al zijn boeken werden diep weggestopt in de kelder, die weer vergrendeld werd met een groot hangslot. En vanaf dat moment was de nachtmerrie begonnen.

~~~

Draco liep door de slecht verlichtte gangen. Het feest in de leerlingenkamer had bij tot diep in de nacht geduurd en Draco had een enorme behoefde aan een lang en ontspannend bad. Het was jammer dat de badkamer van de klassenoudsten zo’n eind weg was, maar hij had het er voor over.

Plotseling hoorde hij een geluid van aankomende voetstappen. Snel schoot Draco een verlaten gang in en hield zijn adem in. Meestal sliepen alle leraren nu wel, alleen professor Snape was nog wel eens wakker op dit tijdstip. Maar toen zag hij Potter langslopen. Wat zou hij hier in hemelsnaam doen op dit tijdstip? Nou hij er aan dacht, Potter leek ook bij het feestmaal niet zichzelf te zijn. Hij had de hele tijd maar een beetje voor zich uit gestaard en bijna niks gegeten.
Wat zou er aan de hand zijn? Zijn nieuwsgierigheid was gewekt en hij volgde Potter mee de gang in.

~~~


Eindelijk had hij zijn doel bereikt. Hij luisterde eerst even of er echt niemand binnen was en glipte toen de ziekenzaal binnen. Daar aangekomen begon hij in de kasten te rommelen. Hij pakte een paar flesjes en potjes uit de kast en nam ze mee naar het bed. Daar aangekomen legde hij de flesjes neer en pakte er één op. In één teug goot hij de bittere substantie naar binnen. Direct merkte hij het verschil, de pijn nam langzaam af en zijn spieren ontspanden voor het eerst sinds tijden.

Nu begon het grotere werk. Harry gooide zijn mantel af en trok zijn pyjama shirt uit. Ondanks de pijnstiller kon hij een rilling van pijn niet onderdrukken. Zijn borst, armen en rug waren geheel bedekt met blauwe plekken, kneuzingen en zelf een paar open wonden. Hij pakte het flesje op met een dikke gele pasta op waarop ‘Kneuzingenpasta: geschikt voor alle kneuzingen na ongelukken‘ stond. Zorgvuldig smeerde hij het uit over zijn lichaam, ervoor zorgend dat er geen plekken overgeslagen werden. Zijn rug was even lastig, maar een simpele spreuk zorgde ervoor dat ook daar de pasta verspreid werd. Terwijl hij bezig was dwaalden zijn gedachten weer af.

’Stop, u doet me pijn! Het spijt me, het spijt me! Ik wist niet wat ik zei.’
‘Je wist heel goed wat je zei, jij kleine leugenaar! Je denkt zeker dat je beter bent dan wij, hè! Met je zogenaamde tovenaarsafkomst. Nou ik zal je wat vertellen, je leeft in een illusie. Je bent een freak, een gril van de natuur. Je verdiend het niet eens dezelfde lucht in te ademen, maar toch hebben we je onderdak en voedsel gegeven!’
Herman pakte Harry nog steviger vast aan zijn haar en sleurde hem mee naar zijn kamer. Daar gooide hij hem de kamer in, zelf bleef hij in deuropening staan.
‘En, wat heb je hier van geleerd?’
‘Ik.. Ik ben niets waard. Ik ben een gril van de natuur, niet waard om te blijven leven. Ik moet iedereen dankbaar zijn die mij tegen wil en dank onderhoudt.’
‘En?’
‘Het is onmogelijk om ook maar iets te geven om een freak als ik. Mensen kunnen alleen maar doen alsof uit medelijden. Ik ben een last…’
‘Denk daar maar eens over na de komende week dat je hier zit. En denk maar niet dat je iets te eten krijgt!’


Een traan liep langs Harry’s wang naar beneden. Verstrooid veegde hij hem weg. Al van jongs af aan had hij geleerd dat huilen geen zin had. Je moest voor jezelf zorgen, want niemand anders zou het doen. Hedwig was ook buiten zijn bereik opgesloten en het was onmogelijk geweest de tovenaarswereld te bereiken. Maar niemand was hem komen opzoeken, niemand had de moeite genomen te kijken hoe het ging. Een geschuifel bij de deur deed Harry verschrikt opkijken. En hij keek recht in de grijze ogen van een zekere Draco Malfidus.

~~~

Hijgend stond Draco in de leerlingenkamer. Draco was zich doodgeschrokken toen Potter opeens recht in zijn ogen keek. Zo’n blik hoorde niet thuis in de groene ogen van Perfecte Potter. Potter die door iedereen werd bewonderd, die een ego van hier tot ginder had en altijd een club van vrienden om zich heen had staan. Deze Potter hoorde niet in het midden van de nacht stiekem zijn wonden te behandelen op de eerste nacht in Zweinstein. Draco was niet dom, als er een ongeluk was geweest had hij het gehoord. Sommige kneuzingen waren bovendien al minstens een paar weken oud, terwijl anderen nog erg recent leken te zijn. Dit betekende dat iemand Potter had mishandeld tijdens de zomer, en niet één maar meerdere keren. Maar hoe kon dat gebeuren, hoe kon de toekomstige redder van de gehele tovenaarswereld in een dergelijk positie zitten? En waarom had niemand er ooit iets aan gedaan?

~~~

Tijdens het ontbijt hield Harry zijn blik zorgvuldig afgewend van de Zwadderich tafel. Lusteloos zat hij stukjes van zijn boterham af te scheuren. Hij was niet meer gewend veel te eten en als hij nu meer dan wat thee en yoghurt at zou het er hoogstwaarschijnlijk via de zelfde weg weer uitkomen. De mensen om hem heen praatten vrolijk over de vakantie en wat ze allemaal beleefd hadden. Hermelien zat te klagen over haar rooster en hoe er best nog wel een vak bij had gepast.

Straks zou de hel losbreken. Het zou beginnen bij de Zwadderich tafel, zich verspreidden over de afdelingen en aan het eind van de dag zou iedereen weten wat een zwakkeling hij was. Daarom gebruikte hij de ultieme kindertechniek: als ik het monster niet zie zal hij mij ook niet zien.

Harry zit bevend in een hoekje van de kamer. Zijn ogen dichtgeknepen, luisterend naar enig geluid. Hij hoort een zware ademhaling, maar waar komt het geluid vandaan? Voorzichtig doet hij een oog open en kijkt recht in het grijzende gezicht van zijn oom.

Ook nu dwong hij zich om te kijken. Maar er was niets speciaals te zien aan de groep etende Zwadderaars. Toen kwam er een idee bij hem op, misschien wilde Malfidus de informatie als chantage materiaal gebruiken. Dat is typisch iets voor een Zwadderaar. Dat betekende dat hij hem zal moeten aanspreken. Kostte wat kost wilde hij dat het een geheim bleef.

~~~

Draco liep naar de leerlingenkamer. Weer had Potter bijna niks gegeten, letten die vrienden van hem dan ook nergens op? Plotseling zag hij in de schaduwen Potter staan. Potter wenkte hem en liep toen een verlaten gang in. Draco maakte zich los uit de groep en volgde de jongen.

Potter bleef abrupt staan en Draco botste bijna tegen hem op. Een ongemakkelijke stilte volgde toen beide jongens elkaar aanstaarden.
‘Ik..’ begon Draco, op hetzelfde moment dat Harry begon te spreken. Draco maakte een gebaar naar Potter dat hij eerst mocht.
Potter keek naar beneden en kreeg een rode kleur.
‘Ik.. Ik zou graag willen dat je niet praat over wat je gezien hebt. De verwondingen waren mijn eigen domme schuld en ik wil niet dat andere erin betrokken raken.’
Potter tilde zijn hoofd op en keek nu recht in de ogen van Draco.
‘Ik ben bereid iets ervoor terug te doen. Noem je prijs en ik zal kijken of ik er aan kan voldoen.’

Draco wist van verbazing niet wat hij moest zeggen. Dit was niet de Potter die hij kende, het leek wel of er een geheel ander mens voor hem stond.
‘Begin maar met te vertellen wie je dit heeft aangedaan.’
‘Zoals ik al heb gezegd is het mijn eigen schuld, ik ben onhandig en verwond me zelf snel.’ Dreunde Potter op monotone toon op. Het was duidelijk voor Draco dat dit hetgeen was wat hij van de dader moest opdreunen.

‘Ik geloof je niet. Bedenk dat ik nu gemakkelijk naar de gang kan lopen en je geheim aan iedereen kan doorgeven. Ik weet zeker dat de Ochtendprofeet zeer geïnteresseerd zou zijn. Schat me niet zo laag in dat ik de waarheid niet van een leugen kan onderscheiden!’
‘Het is echt mijn eigen fout! Ik doe echt altijd alles verkeerd! Ik kan nooit de klusjes opknappen die mijn oom van me vraagt. En dat terwijl hij mij, niets anders dan een freak, onderdak en voedsel geeft. Ik ben waardeloos, een nietsnut. Het is logisch dat hij me slaat, hij probeert nog iets van me te maken. Zelfs als hij weet dat het verspilde moeite is, probeert hij een normaal iemand van me te maken..’
Inmiddels stroomden de tranen over Potters wangen. Hij leek het zelf niet door te hebben, gevangen in de greep van een hysterische aanval. Draco liep op Potter af en legde voorzichtig een arm om zijn schouder. Na een moment van verstijving ontspande de jongen.

‘Waarom heb je dit nooit aan iemand verteld? Ik weet zeker dat Perkamentus dit niet zou toelaten.’
‘Ze weten het.. Perkamentus weet hoe mijn familie is, dat ze alles haten wat met magie te maken heeft. Mijn vrienden weten het ook. Normaal lukt het wel, ik ben niet anders van ze gewend. Maar dit jaar was erger, veel erger…’

En zo stroomde het hele verhaal van de gehele helse zomer eruit.

~~~

Harry kon niet geloven wat hij net gedaan had. Hij had alles verteld aan iemand, terwijl hij zich nog zo had voorgenomen het geheim te houden. En van alle mensen die hij had kunnen uitkiezen was de toehoorder van zijn relaas niemand minder dan Draco Malfidus zelf geweest!

‘Har..Potter, je weet dat je volgend jaar niet meer terug kan naar die Dreuzels.’
‘Maar waar moet ik dan heen, ik kan moeilijk op straat blijven rondzwerven. Bovendien wil Perkamentus het zo…’
‘Heeft die man ooit iets voor je gedaan? Hij wist dat die Dreuzels je als oud vuil behandelden en toch liet hij je daar zitten.’
‘Het is voor mijn eigen veiligheid, dat heeft hij zelf gezegd.’

Malfidus liep demonstratief naar Harry toe en trok de mantel opzij. Hoewel de plekken een beetje begonnen te vervagen, waren ze nog duidelijk te zien.
‘Veiligheid? Noem je dit verdomme veiligheid! Thuis, als je het zo kan noemen, wordt je als een soort monster behandeld. De tovenaarswereld is er alleen op gefixeerd dat je hen redt van de Heer van het Duister! Maar waarom laat je jezelf in die rol stoppen? Geef me één goede reden dat je hier mee instemt? Je moet je eigen leven leiden Harry! Want het leven wat je nu leidt kun je nauwelijks een leven noemen.’
‘Maar, maar.. Voldemort heeft mijn ouders vermoord. Ik moet toch iets doen?’
‘Je ouders zijn dood Harry, dood. Denk je dat zij hadden gewild dat je als een soort marionet door een stel oude mannen werd bestuurd? Denk je dat ze daarvoor hun leven hebben gegeven? Zij zouden willen dat je gelukkig was, hoe je dat doel ook bereikt.’
‘Maar hoe moet ik dat doen. Voldemort wil me dood hebben, het is onmogelijk om dat zomaar te negeren.’
‘De Heer wil je niet persé dood hebben. Hij wil alleen niet dat je tegen hem gebruikt wordt. Ik weet zeker dat als je hem zou vragen of je hem mag dienen, hij je maar al te graag in zijn gelederen zou opnemen.’
‘Maar..’
‘Ik zeg niet dat je zal moeten vechten. Je bent niet geschikt om te doden Harry, dat zal Hij inzien. Je geeft alleen je eed dat je niet hem zal verraden en Hij zal tevreden zijn. Zeker als ik voor je in zal staan.’
‘Maar is dit geen verraad?’
‘Hebben de anderen jou dan niet verraden, jaren achter elkaar?’
‘Draco, blijf je bij mij? Laat je me niet in de steek?’
‘Nooit.’

Harry keek diep in de ogen van de jongen die een paar uur geleden nog zijn aartsrivaal was. Nooit had hij gedacht dat hij op dit punt zou staan, dat hij een dergelijke keuze moest maken. Hij voelde alsof hij op een kruispunt stond in zijn leven, wat hij nu zou zeggen was nog nooit zou belangrijk geweest. Harry haalde diep adem en reikte zijn hand uit naar Draco.

‘Oké..’





_________________
~We are each of us angels with only one wing. And we can only fly by embracing each other~

Ambition is the germ from which all growth of nobleness proceeds.
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Wo Okt 03, 2007 20:22 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel; Vaarwel
Auteur; Pluckjes
Onderwerp/zeer korte samenvatting; Een moeilijke moment voor Severus Sneep. Geen spoilers, gewoon een stukje dat ooit eens in mij opkwam en resulteerde tot dit; mijn eerste en tot nu toe enige one-shot.



Vaarwel

Zijn blik was gericht op het meisje voor hem. Ze was knap, zelfs als ze boos was. Haar blonde krullen dansten om haar hoofd toen ze zich naar hem omdraaide, haar blauwe ogen waren roodbehuild. Een zucht rolde over zijn lippen. Hij was de reden van haar verdriet en pijn. Ze had er alle reden toe zo boos en gekwetst naar hem te kijken. En toch deed het hem net zoveel pijn als haar, hoewel zij dat niet leek te willen geloven.
"Het spijt me.", zei hij zacht. "Ik kan het niet." Twijfelend strekte hij zijn arm naar haar uit, aarzelend legde hij zijn hand op haar onderarm. De schok die hij door haar lichaam voelde trekken bij de aanraking, ontging hem niet en kwetste hem. Hij wendde zijn blik af en liet zijn hand van haar arm glijden. Lusteloos stak hij zijn handen in zijn zakken. Hij wist niet wat te zeggen, hij had zijn best gedaan Noralie duidelijk te maken dat het zo gewoon niet verder kon. Maar ze wilde het niet begrijpen, ze wilde het niet snappen. Zelfs nu niet.
"Natuurlijk kan je het wel.", zei Noralie zacht. "Samen kunnen we het wel, Severus. Probeer het op zijn minst." Beschuldigend keek ze de jongen voor haar aan, maar hij ontweek haar blik met opzet. Zacht schudde hij zijn hoofd, een zucht rolde over zijn lippen.
"Nee, Noralie.", zei hij zacht. "We hebben het geprobeerd, meer dan één keer. We moeten onder ogen zien dat wij niet voor elkaar bestemd zijn, dat wij niet bij elkaar horen." Noralie legde haar hand onder zijn kin en hief zo zijn hoofd, zodat ze hem aan kon kijken. Ondanks haar tranen en ongeloof, keek ze hem liefhebbend en hoopvol aan.
"Wat maakt het uit wat de anderen zeggen, Severus.", probeerde ze alsnog. "Het doet er niet toe wat zij ervan vinden, hoe zij tegenover onze relatie staan. Het gaat om ons, om jou en mij. Ik weet zeker dat -" Severus schudde zijn hoofd en duwde haar hand weg. Hij negeerde de gekwetste blik van Noralie - die ze hem toewierp toen hij dat deed - en hield haar beide handen in de zijne.
"Ik zie ze naar je kijken, Noralie.", zei hij zacht. "Ik zie hoe graag ze willen dat het over gaat tussen ons, ik zie hoe graag jij dat ook wilt." Noralie opende haar mond om heftig te protesteren tegen deze uitspraak, maar Severus liet haar handen los en legde zijn wisvinger op haar lippen.
"Sst.", zei hij gebiedend. "Je weet dat ik gelijk heb. Je weet dat jij net zo naar die jongens kijkt als zij naar jou. Ik zie het, Noralie. Je wilt het niet toegeven, maar zo is het wel. Realiseer je dan ook dat wij niet bij elkaar horen." Noralie wendde haar blik af en duwde Severus' hand bij haar weg. Ze staarde naar de muur links van haar, zag de enkele schilderijen die aan de muur hingen geïnteresseerd naar hen luisteren. Een boze blik werd de schilderijen toegeworpen, maar ze leken het niet te snappen, of niet te willen snappen.
"Dus dit was het?", zei ze zacht, terwijl ze nog altijd naar de muur staarde. Severus knikte zwijgend en staarde naar het meisje voor hem. Ze zag er verslagen en gekwetst uit en het deed hem pijn te weten dat ze hem alles verweet en dat het zijn schuld was dat ze zo gekwetst was. Hij wendde zijn blik af toen hij de tranen in zijn ogen voelde prikken en zag vanuit zijn ooghoeken dat Noralie naar hem keek. Ze knikte, als antwoord op iets dat door haar hoofd speelde.
"Vaarwel, Severus.", ze zette een stap in zijn richting, stond dicht bij hem en boog haar hoofd naar hem toe. Voorzichtig drukte ze haar lippen op de zijne, heel even maar, waarna ze een stap achteruit zette. Na nog een laatste blik op hem, draaide ze zich om en liep ze weg. Ze snelde de gang door en liet Severus verslagen achter. Hij zuchtte en leunde tegen de muur. Zijn hand gleed naar zijn gezicht, zijn vingers bleven op zijn lippen rusten. Hij proefde haar kus nog, hij voelde haar lippen nog tegen de zijne. Het deed hem pijn te weten dat wat zei hadden, voorgoed voorbij was. Het enige meisje dat hem zag als de persoon die hij was en die oprecht van hem leek te houden, had hem verlaten. Severus sloeg zijn blik neer en staarde door een waas van tranen naar de grond onder zijn schoenen. Het was beter zo, wist hij, maar dat nam de pijn en het verdriet niet weg. Hij was weer alleen, weer ongelukkig. Maar was hij dat niet al toen hij Noralie naar andere jongens had zien kijken, naar jongens van haar eigen afdeling? Severus keek op en veegde de tranen van zijn wangen, waarna hij die inademde en naar de Grote Zaal liep. De Zaal was vol, leerlingen waren luidruchtig met elkaar in gesprek terwijl ze hun diner naar binnen werkte. Onwillekeurig liet Severus zijn blik naar de Griffoendortafel glijden. Zijn ogen rustten een tel op het blonde meisje met de helderblauwe ogen. Ze was vergezeld van stel andere jongen, lachte om hun grapjes. Het verdriet dat ze zo-even leek te hebben, was nergens meer te bespeuren.
"Vaarwel, Noralie.", zei Severus zacht fluisterend.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hippogriefje
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 415 Sikkels
Woonplaats: Going to the ball.

Hippogriefje is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Okt 13, 2007 10:06 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel; Vergeten Woorden
Auteur; Hippogriefje
Onderwerp/zeer korte samenvatting; Zwadderich-One-Shot. Patty Park vindt dat Draco zich erg vreemd gedraagd. Hij gaat vaak naar buiten en komt dan vaak moe en met een betraand gezicht terug. Patty grijpt haar kans en achtervolgt hem het bos in, waar ze een weerzinwekkende ontdekking doet...

Vergeten Woorden

Ze kon hem gewoon zien wegkwijnen.
”Draco, schatje, gaat het?”
”Ik ben je schatje niet.” Snauwde Draco vol haat terug. Patty keek hem aan. Hij was zo veranderd. Het jaar ervoor liep hij nog te paraderen met haar samen over de gangen. Wat was er van die vrolijke jongen geworden? Ze wist het niet meer.
”Is...is er iets?” Probeerde ze voorzichtig.
”Laat me nou maar.” Draco beende weg en verdween uit de leerlingenkamer. Gebroken bleef Patty achter. Vastberaden om niets te laten merken ging ze de trap op naar haar slaapzaal. Daar plofte ze op haar bed en pakte een dik dagboek vanonder haar kussen vandaan. Het was donkergroen en met een licht gekleurde pen stond er hartjes op, getekend door haarzelf.
Alohamora” Mompelde ze en het slot ging open. Patty bladerde naar een lege pagina.

Lief dagboek,
Draco doet zo raar tegen mij. Ik heb het gevoel dat onze relatie steeds minder wordt.
Dus kan ik een romance wel vergeten.Zou hij zijn vader erg missen nu hij in de gevangenis zit?Misschien ligt het daar wel aan.Ik wil graag met hem erover praten, maar hij voelt daar niks voor...
Liefs, Patty


Met een zucht ging ze overeind zitten en ze propte het dagboek weer weg. Langzaam schreed ze naar beneden, op weg naar de bibliotheek. Toen ze langs de deur kwam die naar buiten leidde, zag ze Draco naar buiten glippen. Dit was haar kans op erachter te komen wat er met hem aan de hand was. Altijd als hij naar buiten ging kwam hij vermoeid terug en hij zag er meestal uit alsof hij had gehuild. Ze aarzelde even; maar ging toen toch achter hem aan. Ze moest gewoon weten wat er met hem aan de hand was.

Patty ging ook naar buiten en zag Draco een eindje verderop lopen. Ze versnelde haar pas om hem bij te houden. Hij keek schichtig om zich heen en rende bijna. Na een tijdje verdween hij tussen de bomen van het Verboden Bos. Patty bleef even staan. Eigenlijk was het wel gevaarlijk...Maar als ze hier op hem bleef wachten zou het nog verdachter zijn. Zonder om te kijken dook ze het dichte woud in. Aan een gekraak een paar meter verderop te horen was Draco dieper het bos in gegaan. Patty volgde het spoor van afgebroken takken en zag Draco stilstaan op een plek die iets minder dicht begroeid was. Een boomstam was op zijn zij gerold en neergelegd als een soort bankje. Draco bleef staan en keek om. Patty dook snel achter een boom. Hij leek te wachten op iemand..Langzaam besefte Patty dat hij zenuwachtig was. Hij streek telkens door zijn haar en hij klopte zijn gewaad af op achtergebleven blaadjes en stofjes. Patty schoof iets langs de boom heen zodat ze Draco nog kon zien, en degene die aan zou komen ook zag arriveren.

Toen Patty om de boom heen gluurde zag ze het. Degene waar Draco op had staan wachten was vlakbij de rand van het Verboden Bos. Zachtjes krakend zakte Patty neer op de grond, zodat ze niet opviel – zittend was ze namelijk ook nog verscholen achter een aantal bosjes. Dit beviel Patty helemaal niet. Hermelien Griffel was op weg naar de open plek – of ze was of weg naar Hagrid. Patty begon met haar duimen te draaien, maar wist dat het zinloos was. Het was een mooie dag en iedereen lag bij het meer te zonnen en te kletsen. Hermelien kon onmogelijk op weg zijn naar Hagrid. Toen ze het bos betrad hield Patty op met duimen en dook wat dichter tussen een paar planten.

Ze gaan vast duelleren..” dacht Patty terwijl Hermelien en Draco geen enkele emotie vertoonden toen ze elkaar daar ontmoetten in het donker. Langzaam draaide ze mee met Hermelien en keek tegen haar rug aan. Draco lachte koeltjes naar haar.
”Zullen we dan maar?” zei hij met een zakelijke toon. Patty kon Hermelien´s reactie niet zien; ze bewoog niet en zei ook niks. Patty wachtte gespannen af.
Kom op Draco, ontwapen haar..” Dacht ze een beetje zenuwachtig terwijl de twee daar als standbeelden tegenover elkaar stonden. Ze wachtten duidelijk op iets. Plots greep Draco haar beet en trok haar naar zich toe. Hij kuste haar.

Patty kon nog net een gil onderdrukken.
Met een modderbloedje?” Flitste het door haar hoofd terwijl ze met een pijnlijke uitdrukking haar gezicht afwendde. De tranen stonden in haar ogen en het beeld was op haar netvlies gebrand. Ze wilde weg hier; maar het zou te veel herrie veroorzaken, zeker nu ze overstuur was. Ze zou toe moeten kijken hoe haar grote liefde verorbert werd door dat mormel. Langzaam keerde Patty haar hoofd weer terug. Ze zoenden gelukkig niet meer. Maar waarom? Die vraag spookte nog steeds door haar hoofd.
Misschien is hij wel betoverd of vergiftigd door dat kind...” Dacht Patty verward. Hermelien en Draco waren inmiddels gaan zitten op de boomstam.

”En..Heb je nog met je vader gepraat?” Vroeg Hermelien na een tijdje. Patty spitste haar oren en veegde haar tranen weg. Zou dit de informatie zijn waar ze zo lang op wachtte? Ze ging iets rechter overeind zitten en gluurde langs de boomstam.
”Nou...Ik had hem die brief gestuurd..” Mompelde hij zachtjes. Patty schoof opzij naar een andere boom en kroop toen nog wat naar voren. “En hij had teruggeschreven dat..dat..Hij zich schaamde voor mij en dat..Jeweetwel daar niet gediend van zou zijn..” Draco boog zijn hoofd en slikte. “Hij...hij wil..” Zijn stem haperde en een traan rolde over zijn wangen. Hermelien legde een arm om hem heen en Patty voelde de woede in haarzelf weer opborrelen. “Oh Hermelien, hij wil dat een dooddoener de cruciatusvloek op mij zal gebruiken!” De tranen rolden nu echt over zijn wangen. “Ik wilde vader niet beschamen..Maar ik wil jou ook niet verliezen Hermelien!” Hermelien had nu haar beide armen om hem heen geslagen en wiegde hem zachtjes heen en weer. Als een grote, blonde baby. Patty voelde haarzelf trillen. “Jeweetwel? Dooddoener? Cruciatusvloek? Waarom wist ikdaar niks van?!” Ze wist dat Lucius Malfidus niet honderd procent bij de goede tovenaars hoorde, maar nu ze dit ineens hoorde..

Na een tijd gesnik aangehoord te hebben hoorde Patty ineens dat Hermelien zachtjes wat aan Draco vroeg.
”Maar...Kun je niet gewoon..” Ze zweeg even, alsof ze nadacht. “Welke dooddoener?” Vroeg ze uiteindelijk.
”K-kan ik niet zeggen...Hij w-werkt hier op school.” Draco veegde zijn laatste tranen weg en ging rechtop zitten. Zijn bleke wangen hadden een lichte roze kleur gekregen. Hij huilde niet graag in het openbaar. Helemaal niet, zelfs.
”OP SCHOOL?” Gilde Hermelien geschrokken uit. Draco drukte zijn hand tegen haar mond.
”Zeg niks.” Siste hij terwijl hij over zijn schouder keek. Patty trok snel haar hoofd terug vanachter de boom. Ze voelde haar hart bonzen.
”Maar...een leraar...” Murmelde Hermelien zachtjes alsof haar hele wereld instortte. “Geef hem dan aan bij Perkamentus!” Opperde ze.
”Kan niet. Als ik nog maar iets over de schreef ga heb ik nog grotere problemen.” Zei Draco snel. Patty keek weer om de boom heen. Draco zag er angstig uit. Ze had hem nog nooit zo bang gezien.
”Dan...Dan kunnen we elkaar niet meer zien..” Zei Hermelien met een snik in haar stem, en Patty voelde zich meteen vrolijker.
”Natuurlijk wel.” Snauwde Draco op zijn gebruikelijke manier. Patty zakte weer in elkaar. “We moeten gewoon voorzichtig zijn en uit de buurt van die dooddoener blijven..Één keer de cruciatusvloek krijgen is wel genoeg..” Hij beefde.
”Draco, vertel me dan wie het is..” Vroeg Hermelien bezorgd, “Hoe kan ik hem anders ontwijken? Ik heb het recht om het te weten!” Patty stond langzaam op. Het was duidelijk dat hun gesprek ten einde liep.
”Oké...Maar zweer dat je het niet laat merken, hoe bang je ook voor hem bent.”
”Ik beloof het, Draco.”
”...Het is professor Sneep.”
”NEE!” Riep Hermelien weer uit. Draco drukte opnieuw zijn hand tegen haar mond en gaf haar een waarschuwende blik. Daarna kuste hij haar opnieuw.

Dat was voor Patty het teken om weg te wezen. Ze gingen zo op in de zoen dat ze dat gekraak vast niet opmerkten. Voorzichtig kroop ze tussen bomen en struiken door. Haar hoofd zat nog vol van het gesprek. Professor Sneep; een dooddoener? Draco loog vast tegen dat modderbloedje.

Patty ging het kasteel in en was bijna bij de leerlingenkamer toen Sneep daar net uit kwam. Verstijfd bleef ze staan en keek hem met grote ogen aan. Misschien geloofde ze Draco toch wel meer dan ze zelf dacht..
”Ah, Park.” Zei Sneep op een vriendelijke toon. Hij was altijd al vriendelijk tegen haar geweest. “Loop even met me mee. Het duurt niet lang.” Trillend liep Patty mee. Waar werd ze mee naartoe genomen? Sneep liep een leeg lokaal in en Patty volgde. Hij sloot de deur en keek haar doordingend aan.
”Heb je Malfidus gezien, Park?” Vroeg hij terwijl hij voor haar ging staan. Patty´s mond voelde droog aan. Ze had geen lef om te antwoorden. Hij wachtte een paar seconden en streek toen met zijn hand over zijn gewaad. “Nou..?” Zei hij iets dringender. Patty slikte even.
”N-nee..” Perste ze met moeite eruit. “W-waarom neemt U me helemaal mee naar een lokaal om dat te vragen?” Een schaduw viel over Sneep´s gezicht en er verscheen een blik die haar helemaal niet beviel.
”Je weet wel waar hij is.” Snauwde hij. “Vertel!” Zijn hand ging bliksemsnel onder zijn gewaad en toen die er onderuit kwam had hij zijn toverstok in zijn hand. “Toe Patty..we weten allebei dat het niet anders hoeft..” Patty slikte opnieuw en schudde haar hoofd.
”Wat wilt U van Malfidus?” Vroeg ze terwijl ze een stapje achteruit deed.
”Oh niks...” Antwoordde Sneep die met zijn vinger over zijn toverstok streek alsof hij die dolgraag op Patty gericht had willen hebben. “Ik wil gewoon even wat dingetjes afhandelen met hem..”
”LAAT HEM MET RUST!” Gilde Patty ineens. “U...U GAAT...” Ze hield op. Dit zou haar nergens heen brengen behalve in de problemen. Sneep´s ogen schoten vol vuur.
”Ik ga wat?” Vroeg hij op scherpe toon.

In twee stappen stond hij bij haar. Ze zag beelden door haar hoofd flitsen. Haar dagboek, waar ze hartjes met Draco erin had getekend, haar moeder die haar een cadeau gaf voor Kerstmis, Harry Potter en Draco die ruzie maakten, en tot slot: Hermelien en Draco aan het zoenen en praten in het Verboden Bos. Ze viel neer op haar knieën. Sneep had net haar herinneringen doorzocht.
”Je weet het.” Gromde hij terwijl hij zijn toverstok steviger beetpakte. Patty deinsde terug, tot ze haar hoofd tegen een tafeltje stootte.
”I-ik, ik vertel het niemand, echt niet! Vertrouw me professor Sneep..” Kreunde ze.
”Er is een reden waarom Zwadderaars niet te vertrouwen zijn.” Zei hij terwijl hij op haar af liep. “Als je dit lokaal verlaat zul je alles vergeten zijn.”
”G-gaat U mijn geheugen wissen?” Vroeg Patty met grote ogen.
”Je gaat zo’n spijt krijgen dat je het vanzelf vergeet.” Was zijn laatste verklaring. Hij hief zijn staf op. “Crucio.” Zei hij kil. Patty zag een flits en voelde ineens helse pijn. Ze gilde het uit en de tranen stroomden over haar wangen. Na wat haar wel een uur leek hield het op. Hijgend lag ze op de grond. In de verte hoorde ze een stem.
”Vertel Draco maar niet hoe het was, anders heeft hij niks meer om ervan voor te stellen.” Een deur ging open en dicht. Patty bleef op de koude vloer liggen. Ze was vergeten wat ze in het bos had gehoord.





_________________
    L, do you know..Death Gods only eat apples?
Profiel bekijkenStuur privébericht
Moonslave
Schoolkampioen
Schoolkampioen


Verdiend: 364 Sikkels
Woonplaats: The Asylum

Moonslave is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Okt 14, 2007 9:31 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel: By Your Side
Auteur: Moonslave
Onderwerp/korte samenvatting: Daar kan ik niet veel over zeggen, aangezien het vol met Spoilers staat.


Alles wees erop dat het vandaag een feestdag was. De zon hing vrolijk te schijnen aan de hemel, een aangename warmte verspreidend, vogels zongen uit volle borst hun liederen en de reuzeninktvis had zijn woonplaats in de diepten van het Meer verlaten om aan de oppervlakte te komen dobberen, met zijn tentakels naar toevallige voorbijgangers zwaaiend.
Al deze elementen zorgden ervoor dat bijna iedereen aanwezig op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hokus-Pokus een stralend humeur had. De leerlingen liepen glimlachend rond in de gangen, iedereen die ze tegenkwamen een gelukkige Overwinningsdag wensend, zowel medeleerlingen als leerkrachten.

Slechts n jongen had geen stralend humeur. Hij liep niet rond in de gangen, hij wenste niemand een gelukkige Overwinningsdag. Hij zat slechts onder zijn favoriete boom op het schoolterrein in gedachten verzonken naar het Meer te kijken.
Het was niet dat hij het niet eens was met wat ze vierden. Natuurlijk vond hij het ook geweldig dat het vandaag precies 16 jaar geleden was dat Hij Die Niet Genoemd Mocht Worden verslagen was. Zeker als je bedacht dat dit was gebeurd aan de hand van zijn eigenste peetvader.
Toch voelde Teddy zich niet gelukkig. Als hij namelijk aan die bewuste dag, 16 jaar geleden van nu, terugdacht, kon hij slechts aan n ding denken. En dat was niet aan de nederlaag van Voldemort.
Als hij aan die dag terugdacht, moest hij automatisch aan de vele doden denken die waren gevallen tijdens het grote gevecht. In het bijzonder aan zijn eigen vader en moeder. Zij waren gestorven terwijl ze getracht hadden om een betere wereld voor hem, Teddy, te creeren. Dat had zijn peetvader Harry hem toch verteld. Ze hadden zich met andere woorden een soort van opgeofferd voor de wereld, voor de vrede, voor hem. Dat was dan wel een heel mooie gedachte, maar dat nam niet weg dat ze er niet meer waren.

Teddy zuchtte diep. Hij sloot zijn ogen en probeerde zich wat te vermanen. Hij had geen enkele reden om hier zo zielig te zitten piekeren over zijn ouders, van wie hij zich toch niets herrinnerde. Hij wist nog niet eens hoe ze eruit zagen Hoewel hij volgens zijn peetvader uiterlijk helemaal op zijn vader leek. Innerlijk bleek hij meer zijn moeder te zijn. Ook zij moest een Transformagir en vreselijk onhandig geweest zijn.
Teddy merkte de traan pas op toen deze van zijn wang drupte en openspatte op zijn knie. Half gerriteerd, half beschaamd hief hij zijn hand op veegde zijn gezicht en ogen droog. Vervolgens krabbelde hij overeind. Hier zitten had geen nut, hij kon evengoed wat rondwandelen. Dat zou hem misschien wat minder met zijn gedachten bezighouden.
Langzaam wandelde hij richting Hagrids hut, tegen zijn wil in nog steeds in gedachten verzonken. Hierdoor merkte hij het mooie, blonde meisje niet op dat vrolijk naar hem zwaaide. Ze keek hem even na, haalde toen haar schouders op en liep toen snel haar vriendinnen achterna.
Dat was nog het ergste, dat hij niet wist hoe zijn bloedeigen ouders eruitzagen. Alle fotos waar zij op stonden waren opgegaan in de brand die aangestoken was door de laatste Dooddoenders op vrije voeten en die zijn heel ouderlijk huis had vernield. Als hij zich nu zijn ouders voor de geest probeerde te halen, zag hij alleen maar twee wazige schimmen waar hij zich niets bij kon voorstellen. Geen gezichten, geen stemmen, niets.

Plots merkte hij dat het wel heel donker was geworden. Verbaasd keek hij om zich heen. Tot zover hij kon zien, strekten zich rijen en rijen bomen uit. Boven hem sloten dikke takken vol met bladeren zijn zicht af van de hemel. Slechts een paar lichtstralen slaagden erin om door het bladerdak te dringen.
Met een rilling van angst en ergens ook wel van opwinding besefte Teddy waar hij was. Zonder na te denken of op te letten, was hij het Verboden Bos binnengelopen. Hoe kwam dat nu? Was hij dan zo ver weg geweest met zijn gedachten?
Het leek Teddy het beste om op zijn stappen terug te keren, voor zover dat zou lukken. Toen hij zich echter had omgedraaid, zag hij wat hij al had gevreesd. Doordat er een dikke laag van bladeren en takken op de grond lag, had hij geen voetsporen achtergelaten. Hij kon alleen maar hopen dat hij heel de tijd rechtdoor had gelopen en geen omwegen had gemaakt.
Hij haalde een keer diep adem, en begon toen te lopen.

Na een een lange tijd volgens zijn horloge een halfuur, volgens zijn innerlijke klok een eeuwigheid rondgelopen te hebben en niets herkenbaar gezien te hebben, begon de paniek zich door Teddys lichaam te verspreiden. Zo diep had hij toch nooit in het bos kunnen lopen zonder het door te hebben? Hij had al lang terug op het schoolterrein moeten zijn. Tenzij
Teddy schudde zijn hoofd in een poging niet aan de mogelijkheid te denken. Nee, hij was niet verdwaald. Hij zou hier uitkomen. Hij moest gewoon verder rechtdoor blijven lopen. Zo kwam hij er wel. Gewoon rustig
Een plots geluid, als de doodskreet van een stervend dier, deed Teddy opschrikken uit zijn gedachten. Zenuwachtig keek keek hij om zich heen, zijn toverstok in de aanslag. Hij voelde zijn hart bonzen in zijn keel. Nu pas besefte hij in wat voor positie hij zich bevond. Hij was helemaal alleen, aan zijn lot overgelaten in een bos dat stikte van de duistere wezens. En die duistere wezens hadden het meestal niet op tovenaars begrepen.
Alert, met gespitste oren, zette Teddy voorzichtig een stap naar voren. Vervolgens bleef hij staan en luisterde aandachtig. Niets.
Hij tilde zijn voet op om de volgende stap te zetten, maar bemerkte toen iets waardoor hij vergat waar hij was en waar hij naartoe wou. De voet bleef werkloos in de lucht hangen.
Daar, op de grond, tussen de takken en de bladeren, lag een kleine zwarte steen. Er straalde een soort aantrekkingskracht van hem uit, die ervoor zorgde dat Teddy voor niets anders meer oog had.
Hij zette zijn zwevende voet weer op de grond, draaide negentig graden rond en liep op de steen af.
Toen hij zich bukte bij de steen, merkte hij dat deze doormidden was gebroken met zo leek het er toch op een scherp voorwerp. Ondanks deze barst, leek de steen de mooiste steen die Teddy ooit had gezien. Hij wou hem aanraken. Nog voor hij zichzelf kon tegenhouden, pakte hij de steen op en hield hem in zijn hand. Hij voelde verrassend warm aan.
Het was alsof de steen het hem insprak. Teddy kon op geen enkel andere uitleg komen voor het feit dat hij perfect wist wat hij deed, hoewel hij nog nooit in zijn leven een dergelijke steen was tegengekomen, noch dat hij wist wat de gevolgen zouden zijn. Hij wist gewoon dat dit het juiste was om te doen. Op een zachte, haast tedere manier, draaide hij de steen drie keer rond in zijn hand.
Tot zijn eigen verbazing schrok Teddy niet toen hij geritsel achter zich hoorde. Langzaam stond hij weer recht, met de steen nog steeds in zijn hand geklemd, en draaide zich om.
Daar stonden ze. Teddy besefte nu dat hij al had geweten dat dit zou gebeuren van het moment dat hij de steen had zien liggen. Niettemin kreeg hij een brok in zijn keel toen hij van de n naar de ander keek en weer terug.

Harry had niet gelogen; Teddy leek inderdaad als twee druppels water op zijn vader. Hij had dezelfde geelbruine ogen, dezelfde vorm van gezicht, zelfs ongeveer dezelfde gestalte. Alleen zijn neus was die van zijn moeder.
Zijn moeder had een mooi, open gezicht, met grote, vriendelijke ogen en net zoals haar man een brede glimlach om haar lippen. Ondankt de steeds groter wordende brok in zijn keel moest Teddy glimlachen toen hij haar knalroze haren zag.
Glimlachend liepen ze op hem af, tot ze ten slotte vlak voor hem stonden. Hij kon nu elk detail van hun gezicht zien, van de sproetjes op zijn moeders neus tot de lachrimpeltjes rond zijn vaders ogen. Ze zagen er allebei nog erg jong uit, hoogstens dertig.
Zo stonden ze daar een paar minuten zwijgend tegenover elkaar, alleen maar kijkend. Teddy wou elk detail van zijn ouders in zich opnemen.
Uiteindelijk brak zijn moeder de stilte.
Teddy, zei ze, nog altijd even breed glimlachend, Mijn lieve, lieve Teddy.
Mam, bracht Teddy uit. Hij stak zijn vrije hand degene zonder de steen in- uit om haar aan te raken, maar ze hield haar hand waarschuwend omhoog. Teddys arm bleef als bevroren in de lucht hangen.
Sorry, Teddy, maar ik kan dat niet toelaten, zei ze zachtjes, haar ogen vol met spijt.
Het is voor je eigen veiligheid, voegde zijn vader er even zacht aan toe. Met een schok besefte Teddy dat zelfs zijn stem wat op die van zijn vader leek. We zijn niet helemaal hier, zie je. Een deel van ons is nog altijd in het geestenrijk. Als je ons aanraakt, zou het wel eens kunnen dat je meegesleurd wordt.
Maar maar stotterde Teddy. Het zien en horen van zijn ouders had hem alle goede elementen van het leven doen vergeten. Weg waren alle herinneringen aan gezellige avonden bij de Potters thuis, aan de mooie glimlach van de blonde Victoire. Het enige waar hij nu aan dacht, waren zijn ouders. Het enige dat hij nu verlangde, was bij hen zijn, hen aanraken, omhelzen.
Neem me mee, fluisterde hij. Neem me mee, alsjeblieft. Ik wil bij jullie zijn.
Maar nee, zei zijn moeder, duidelijk geschrokken.
Jouw plaats is hier, Teddy, tussen de levenden, zei zijn vader. Je hebt nog een hele toekomst voor je liggen. Je moet nog zoveel zien, zoveel meemaken. Jouw tijd is lang nog niet gekomen.

Teddy keek zijn ouders beurtelings aan. Hoewel hij nog altijd het verlangen koesterde om bij hen te blijven, wist hij dat ze gelijk hadden. Het was zijn moment nog niet om uit het leven te stappen.
Langzaam liet Teddy zijn arm weer zakken. Hij bleef echter als gehypnotiseerd naar zijn ouders kijken, alsof hij bang was dat ze zouden verdwijnen als hij met zijn ogen knipperde.
Wachten jullie op me? fluisterde hij.
Natuurlijk. glimlachte zijn vader.
We zullen altijd bij je zijn, Teddy. zei zijn moeder. We zullen over je waken. En als de tijd daar is, zullen we je met open armen ontvangen.
Teddy knikte slechts. Hij bestudeerde nog n keer alle details van zijn ouders gezichten, en opende toen de hand waar de steen in lag.
Tot ziens. Zei hij zachtjes.
Tot ziens, Teddy. antwoordden zijn ouders tegelijk.
Voorzichtig kantelde Teddy zijn hand en liet de steen er afglijden. Op het moment dat de steen het contact met zijn huid verloor, begonnen zijn ouders te vervagen. Ze werden steeds ieler en ieler, tot ze uiteindelijk helemaal verdwenen waren. Teddy bleef echter staren naar de plek waar ze gestaan hadden, alsof hij verwachtte dat ze elk moment konden terugkomen.

Teddy!
Iemand riep zijn naam. Langzaam ontwaakte Teddy uit zijn trance en keek achterom. Op een paar meter van hem vandaan stond een heel grote man met een woeste baard en een kruisboog over zijn schouder.
Dag Hagrid.
Wat mot jij hier in hemelsnaam? vroeg Hagrid stomverbaasd terwijl hij naar Teddy kwam bonken. Hoe bennie hier geraakt?
Ik was eh een beetje afgedwaald. antwoordde Teddy naar waarheid.
Je ken hier niet blijven. Zei Hagrid bezorgd. Kom mee, dan breng k je terug.

De hele weg terug naar Zweinstein zag Teddy de gezichten van zijn ouders voor zich. Hij zag hun vriendelijke ogen, hun liefdevolle glimlach.
Hij zou ze nooit meer opnieuw vergeten.





_________________
    They think you're dumb. I think you're smart.
    No, wait. I lied. I think you're dumb..


Laatst aangepast door Moonslave op Wo Apr 02, 2008 12:51; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Myrthe
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 213 Sikkels
Woonplaats: My lovely home

Myrthe is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Okt 14, 2007 11:05 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel: Gedachtes
Auteur: Myrthe
Onderwerp/korte samenvatting: Harry is op zoek naar de gruzelenmenten, gedachtes maken hem gek. Dan komt hij een oude bekende tegen.

Gedachtes

Voor zich uit starend zat hij op een grote steen midden in de bergen, de reis bleek moeilijker te zijn dan hij had gedacht. Natuurlijk zou het moeilijk worden, dat had hij dan ook niet anders verwacht. Maar dat het zo moeilijk zou worden had hij niet verwacht.
Zijn vrienden hadden vele verwachtingen. En een van die verwachtingen was dat hij bij Kerst daar zou zijn. Hij wou dat hij dat kon waar maken, dat hij op kerstavond voor de deur kon staan met enkele pakjes in zijn handen en iedereen lachend kon aankijken. Maar dat kon hij niet
De verwachtingen die mensen van hem stelden werden hem te veel. Verwachtingen kon je altijd hebben, maar je kon niet altijd alles krijgen wat je wou.
Ver weg, ver van de bewoonde wereld zat hij. Dagen had hij moet lopen om dit hier te bereiken. Misschien wel weken. Hij kon niet toveren, niets met zijn krachten kon hij doen. Als hij dat deed verraadde hij zichzelf.
Iedere stap die hij zette keek hij om zich heen om te kijken of er geen dooddoeners waren die hem achtevolgde. Ieder geluid deed hem opschrikken, ieder dier dat langs kwam bekeek hij goed. Iedere seconden moest hij aan zijn honger denken. Elke druppel water die hij proefte moest hij denken aan het weinige water dat hij nog over had.
De momenten dat hij langs een bosje bessen kwam stopte hij een doos helemaal vol om ze te koken. En op te eten, elke bessenstruik die hij tegen kwam kon je alleen eten als die gekookt werden. Elke graanveld die hij tegenkwam plukte hij het graan om er brood van te bakken. En elke dag moest hij om zich heen kijken naar goed eten. En soms had niets, maar dat maakte hem niets meer uit. Zijn verwachtingen van die land werden namelijk steeds minder. De verwachtingen die andere mensen van hem hadden werden ergens in zijn hersens begraven.

Met een zucht stond hij op, hij moest verder gaan. Hij wou voor het donker was een slaapplek vinden. Hier, midden op de weg, was het niet veiling. En het zou snel donker worden. Met snelle passen liep hij over het smalle weggetje, naast hem lag een diep dal. Een verkeerde stap en hij was dood. Dood. Hoe zou het met zijn vrienden gaan, zouden die nog leven? Zijn gedachtes dwaalden af. Opnieuw moest hij gaan zitten om niet te vallen. Opnieuw dacht hij aan zijn vrienden. Hij had ze al heel lang moeten missen, hij had al heel lang niets meer van ze gehoord. Wat niet zo raar was, hij had het contact verbroken toen hij weg ging. Hij verdween door een pas, een grot doemde op. Een zwart gat, een kleine lach gleed over zijn gezicht. Die was al snel verdwenen toen hij een verlaten kamp zag liggen. Een kamp dat duidelijk daar al een tijdje lag, een tijdje verlaten lag. Hij keek om zich heen, er was geen enkele spoor die leidde dat er iets verschrikkelijks was gebeurt. Met een zucht ging hij zitten, Opnieuw verdween hij in zijn gedachtes.
Een keiharde gil deed hem opschrikken, het was een vrouwlijke gil geweest. Het kwam overduidelijk van de pas waar hij van weg was gegaan. Snel liep terug, een vrouw. Gekleed in een zwart gewaad hing aan een arm aan de reling. Geschrokken keek hij naar de vrouw, hij herkende haar. Beelden schoten door zijn gedachtes. Gedachtes, beelden. Een lachende vrouw hangend aan de nek van een bekende zwerkbalspeler. De vrouw op haar knieën zittend op de grond, huilend.
Hij pakte haar hand die naast haar bungelde. Zonder iets te zeggen trok hij haar omhoog. Ze wou wat zeggen, nog voor dat ze de kans kreeg was hij verdwenen. Ze stond daar alleen, haar armen hingen bungelend langs haar te dunne lichaam. Ze had niet tegen deze omstandigheden gekund. De dagen in de bergen hadden haar niet goed gedaan. Opnieuw zuchtte hij, hij wist dat hij terug moest om haar te helpen. Maar hij kon niet, hij kon zijn verleden niet onder ogen komen.
Haar bruin, krullerig, pluizig haar zat door de war, er zaten kleine takjes in en bladeren. Haar hele lichaam, zat onder de krassen. Een paar brandwonden zaten op haar arm. Ja, hij kon haar nog zo voor de geest halen.
Haar gezicht toen ze aan een arm hing, geschrokken. Haar gezicht toen ze op haar voeten op de grond stond, gelukkig. Haar gezicht toen ze merkte dat hij weer verdwenen was, verlaten. Ja, hij wist precies wie ze was. Hij wist zelfs nog elke uitdrukking die ze had voor dat hij de bergen in ging. Voor dat hij verdween uit het enige huis, naast Zweinstein, waar hij zich ooit thuis had gevoeld.
Hij glimlachte mistroostig, jaren had hij gedacht dat het gewoon puur toeval was dat hij altijd tegen de Heer des Duister moest vechten, pas in zijn vijfde jaar op Zweinstein kreeg hij te horen dat het lot dat had bepaalt. Dat het zijn leven of de Heer des Duister leven was, dat het zijn taak was om hem te doden. In zijn zesde jaar kreeg hij te horen wat zijn schoolhoofd allemaal deed en toen die dood was nam hij de taak op zich. Nu vier jaar later had hij hem nog steeds niet vervuld. Hij was weg gegaan om de ontzette gezichten van zijn vrienden niet ze hoeven zien.
Ja, hij wist zijn taak. Hij wist dat zijn beste vriendin daar nu eenzaam op het smalle weggetje naast het diepe dal stond. Hij wist dat als hij niet zou opschieten er niets meer van de wereld over was. Hij, Harry James Potter, wist wat hem te doen stond. Wat hem te wachten stond.





_________________
De tranen liepen nu over Ginny's wangen.

Lees ook mijn verhaal, Bloedband

Mijn andere verhalen.
Profiel bekijkenStuur privébericht
Laeta
Oude Forumnaam: tralalala Zwadderich Klassenoudste
Zwadderich Klassenoudste


Verdiend: 1252 Sikkels
Woonplaats: In a land full of my little pony's and laughing suns

Laeta is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Okt 14, 2007 19:48 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel: Terwijl ik droomde over de volle maan
Auteur: Laeta
Onderwerp/Samenvatting: Inzending voor de Zwad fanfiction challenge met als thema dromen. Ik ben tweede geworden. Het verhaal gaat over Remus die een serie van vreemde dromen krijgt. Maar de vraag is, zijn het wel zomaar dromen of zit er meer achter?

Edit: 18 oktober, beta door Avana

Terwijl ik droom over de volle maan

Het bleke gelaat van de maan schijnt door kruinen van de bomen. Het gebons van mijn hart vormt samen met de geluiden van het bos een perfectie symfonie en ik voel me intens gelukkig. Mijn poten beroeren nauwelijks de vochtige bosgrond, terwijl ik in volle vaart tussen de bomen door ren. Ik ren en ik ren: ik volg geen weg en ik heb geen bestemming. Het is alleen ik en het bos, altijd onder het toeziende oog van de volle maan.

Nog duf van de slaap doet Remus één oog open. Zijn kamer is donker, al zegt dat niks met de nieuwe verduisterende gordijnen die hij een maand geleden gekocht heeft. Hij wrijft even in zijn ogen en strekt zich uit. Wankelend loopt hij naar het raam en trekt de gordijnen open. Buiten is het schemerig en de eerste zonnestralen weerkaatsen door de dauw van het gras. Dan doet hij het raam open en inhaleert diep de frisse ochtendlucht. Even sluit hij zijn ogen en geniet van het moment. Als hij zich goed concentreert ruikt hij nog een vleugje van de diepe en rijke geur van de nacht. Kort flitst een beeld van bomen en de volle maan op zijn netvlies. Dan schudt hij zijn hoofd en drijft alle gedachten over de maan uit zijn hoofd. Nog vier nachten tot de volle maan, waarom zou hij daar nu al aandacht aan besteden? Hij draait zich weg van het raam en begint aan zijn dagelijkse klusjes. Hij merkt nooit de man op die 50 meter verderop naar zijn raam zit te staren.

De maan kijkt zwijgend op me neer, als ik na uren te hebben gerend eindelijk de tijd neem om mijn adem weer onder controle te krijgen. Ik hijg en mijn borstkas beweegt mee met elke ademteug die ik binnenkrijg. Ik sluit voor een moment mijn ogen en geniet van de geuren van het bos. Ik ruik de rotting van de bladeren, het konijn dat diep in zijn holletje ligt te slapen, de uil die boven mij op een tak zit en.. en.. Nee, de geur is al weer vervlogen. En hoe ik ook mijn best doe, het lukt me niet om de geur opnieuw te vinden. De geur bracht een gevoel van herkenning mee, maar dat gevoel was net zo snel vervlogen als de geur.

Remus weigert toe te geven aan de neiging zijn adem in te houden. Flauwvallen midden in het spitsuur zal de zaken er niet bepaald beter maken. Hij heeft een hekel aan de metro, maar zijn huidige baan ligt midden in het centrum van Londen. Er zijn geen AVP’s (Algemene Verschijnsel Plekken) in de buurt en om nou midden tussen zijn Dreuzel co-werkers te verschijnselen lijkt hem ook geen goed idee. De geur van de man naast hem was misselijkmakend, dus ademt hij oppervlakkig door zijn neus en wacht tot de dagelijkse kwelling weer voorbij is. Plotseling vangt hij een zweem op van een vertrouwde geur. De geur brengt een herinnering terug aan gisternacht, maar ook aan een gebeurtenis van nog langer geleden. Remus probeert de geur te volgen, maar het is bijna onmogelijk om door de zee van mensen heen te komen. De metro stopt en de geur verdwijnt door de deuren. Hij worstelt zich naar buiten en eindelijk staat hij op het perron. Een man schreeuwt hem verwensingen na, maar de woorden gaan langs hem heen. Hij snuffelt zo onopvallend mogelijk en vangt weer een vlaag van de geur op. Hij volgt de geur naar het uiteinde van het perron en zijn hart begint te bonzen als het steeds sterker lijkt te worden. Maar dan lijkt het plotseling van de andere kant te komen. Hij draait zich om en ziet op de grond een versleten sjaal liggen. Hij pakt de sjaal op en begraaft zijn gezicht erin. Ja, dit is duidelijk de geur. Hij kijkt om zich heen, maar er is niemand meer te bekennen.

Het is een heldere nacht en de donkere duisternis wordt versierd door de maan en talloze sterren. Deze natuurlijke bron van licht is alles wat ik nodig heb, terwijl ik rustig door het bos heen loop. Ik hoef me geen zorgen te maken om voedsel, ik heb genoeg. Hoewel ik het bos niet ken, voelt alles vertrouwd aan. Ik kijk om me heen en zie hoe het drukke nachtleven van het bos aan me voorbijgaat. Vleermuizen vliegen door de lucht, bijna onzichtbaar in hun snelheid, op zoek naar een smakelijke prooi. Een vos rent in het licht van de maan over een open plek een eindje verderop. Plotseling een flits van grijs. Ik ben nieuwsgierig en zet de achtervolging in. Telkens als ik denk dat ik Het (hem, haar, ik weet het niet) kwijt ben, zie ik weer een zwiep van een staart of een grijze vlek in de verte. Ik heb het gevoel alsof ik al uren aan het rennen ben en misschien is dat ook wel zo. Elk gevoel van tijd is me ontglipt. Onverwacht bereik ik een groot open veld. In het midden van het veld, als het ware in een spotlicht gemaakt van manestralen, zit een grote grijze wolf. De wolf heft zijn snoet naar de hemel en begint aan het Lied van de Maan. Het gehuil duurt voort, als er plotseling een tweede stem in het lied verweven wordt. Pas na een paar seconden merk ik dat dit mijn stem is. Als het lied is afgelopen draait de grote wolf zijn kop naar me toe. Een paar amberkleurige ogen lijkt door mijn ziel heen te dringen en een siddering trekt door mijn lichaam.

Remus ligt op zijn rug op de bank. Zijn baas heeft hem naar huis gestuurd en gezegd dat hij niet terug moet komen voor hij geheel beter is.
Niet dat Remus zich ziek voelde, hij kon zich simpelweg niet concentreren. Al vanaf dat hij wakker werd bepaalde het beeld van twee amberkleurige ogen zijn gedachten.
Misschien komt het door de volle maan, die met rasse schreden nadert. Nog één nacht tussen vandaag en de volle maan. Logisch dat hij zich een beetje opgefokt voelt. Toch lijkt het anders dan normaal, alsof er iets op het punt staat te beginnen.

De maan schijnt haar licht over al het leven op aarde. Ook ik wordt beschenen door haar stralen als ik weer door het bos loop. Ik begin inmiddels punten te herkennen van mijn vorige escapades in het bos. Ik kom aan op het veld en kijk om me heen. Ik wacht en ik wacht, maar waarop, dat is me een raadsel. Plotseling hoor ik geritsel in de bosjes, ruik ik de bekende Geur en dan zie ik de grote, grijze wolf verschijnen. En in een flits wordt alles duidelijk en de waarheid dringt zich als het paard van Troje aan me op: de waarheid, vermomd in de mantel van onschuldigheid, breekt open en de verwoestende consequenties stromen naar buiten. Aarzelend zet ik twee stappen naar achter, onwillig om mijn rug naar de andere wolf te keren. Maar mijn stap vergroot de afstand tussen ons niet, aangezien de ander een gelijk aantal aan stappen mijn kant opzette. Een golf van paniek stroomt door me heen, ik draai me om en zet het op een lopen. Ik hoor hoe achter me de achtervolging wordt ingezet. Hoe ik ook mijn best doe, de afstand tussen ons wordt steeds kleiner. Plots stopt het gelijkmatige gedreun van de poten van mijn achtervolger, twee seconde later voel ik een gewicht, veel zwaarder dan mijn eigen, op mijn rug. Met een jank van protest stort ik neer, de grote wolf nog steeds bovenop me.
Ik krabbel en probeer onder het gewicht uit te krabbelen. De wolf gromt en bijt in mijn keel. Ik ontspan onmiddellijk mijn spieren en blijf zo stil mogelijk liggen, terwijl de ander rustig mijn gehele lichaam besnuffeld. Mijn geest protesteert, spoort me aan tot vluchten, wil vechten voor vrijheid. Mijn lichaam herkent de wolf als een alpha en doet niets tot de alpha iets anders wil.
Het gewicht verplaatst zich en ik kan eindelijk weer vrij ademen. Ik houd mijn ogen neergeslagen en jank zachtjes, niet van plan de woede van de alpha op te wekken. Een hand op mijn hoofd doet me op kijken. Voor me staat de man die jarenlang in al mijn nachtmerries de hoofdrol heeft gespeeld. Ik transformeer ook naar mijn mensenvorm.
“Zo pup, dacht je aan me te kunnen ontsnappen?” Zijn stem klinkt rasperig, alsof hij al een lange tijd geleden niet meer is gebruikt. Ik schud timide mijn hoofd, angst en onzekerheid strijden om een plek in mijn hart.
“Het is je toegestaan te spreken, pup. Wees niet bang, ik ben hier niet om je kwaad te doen. Enkel om iets terug te halen, wat altijd al aan mij heeft toebehoord.”
Zijn ogen zijn strak op mij gericht en er bestaat geen twijfel over wat, of beter gezegd wie, hij bedoelde.
“Ik ben niet jouw bezit..” en met grote moeite spreek ik de naam uit die ik al jaren (tevergeefs) probeer te vergeten “..Fenrir.”
“Ah, maar daar maak je een vergissing, pup. Ik ben jou maker, jou alpha. Je hoort in mijn roedel thuis, niet bij dat zwakke mensenras. ”
“Ik ben niet zoals jij, Fenrir! Je bent een monster, een gewetenloos en wreed monster. Ik weiger me aan te sluiten bij types zoals jij, ik ga nog liever dood.”
Mijn hersenen krijgen eindelijk de overmacht over mijn instincten. Ik bereid me voor op een gevecht en daarmee op een zekere dood. De man voor me torent ruim tien centimeter boven me uit en ik heb geen illusies. Ik span mijn spieren, terwijl Fenrir op me afloopt. Snel slaat hij zijn brede armen om me heen. Ik worstel en vraag me beduusd af waarom hij doodknijpen als manier heeft gekozen, het is niet bepaald praktisch. Bovendien voelt het niet onprettig, laat staan dodelijk. Het lijkt eerder op een.. knuffel..
“Shh, pup. Dit soort woorden doen me pijn, weet je. Je bent geen mens, pup, het is noodzakelijk dat je dit gaat inzien. Moeder Maan kijkt over ons en stuurt ons deze dromen, het is het lot dat jij bij mij terug komt. De Maan waardeert het niet dat haar kinderen afdwalen van het pad dat zij hen gegeven heeft. En jij, mijn pup, behoort in mijn roedel. Aan mijn zijde.”
“Nee.. Nee..” protesteer ik zwakjes. Ik ben nog nooit zo moe geweest. Ik voel me vreemd genoeg niet onprettig in de omhelzing van de alpha, als ik niet beter wist zou ik het een gevoel van ‘veiligheid’ noemen. Dan laat Fenrir me los en ik jank, buiten mijn wil om, zachtjes.
“Ooit zal je jouw lot vrijwillig accepteren, pup. Niemand ontkomt aan de wil van de Maan. En ik heb de tijd, zeeën van tijd.” Het gevoel van moeheid houdt aan en ik zak op de grond. Ik sluit mijn ogen…

Als Remus zijn ogen weer opent vind hij zichzelf uitgestrekt op de bank. Zijn kleren voelen vochtig aan van het zweet. Het was een droom.. Maar het leek zo echt, de geuren, het geluid, de armen van Fenrir.. En is het verbeelding, of voelt hij een beurse plek in zijn nek waar Fenrir hem had gebeten? Nog wankelend staat hij op en loopt naar het raam. Daar, onder de lantaarnpaal, staat een brede, lange man. Hij kijkt om, recht in de ogen van Remus en grijnst. Dan keert de man zich om en loopt weg. Remus schudt zijn hoofd en begint voorbereidingen te maken voor de aankomende volle maan. Hij controleert de deur van de kelder, zodat hij hem niet in zijn furie kan openen. Hij controleert de muren, zodat deze niet onder zijn gebeuk kunnen breken. Maar terwijl hij deze handelingen uitvoert, denkt hij terug aan de vrijheid in het bos. Aan de bomen, de dieren en natuurlijk de maan. En even, heel even, voelt hij een gevoel van pure heimwee.

De maan is altijd aanwezig. Het maakt niet uit of het dag of nacht is, volle of wassende maan. De maan volgt en stuurt ons, als een moeder die zorgt voor haar kinderen.





_________________
~We are each of us angels with only one wing. And we can only fly by embracing each other~

Ambition is the germ from which all growth of nobleness proceeds.

Laatst aangepast door Laeta op Do Okt 18, 2007 21:12; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Annaa
Dreuzel
Dreuzel


Verdiend: 54 Sikkels


Annaa is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Okt 14, 2007 20:55 Terug naar boven Sla dit bericht op

Titel: Herineringen
Auteur: Annaa
Onderwerp/Samenvatting: Op een andere Harry Potter site, hebben ze een systeem, dan geven zij een koppeltje op en dan moet jij daar een one shot van maken. hier komt er één. Sirius/Severus


Herinneringen (S/S)

Er hing een zenuwachtige sfeer rond Zweinstein.
De examens waren bezig en iedereen was bezig met leren, of zich druk maken. Vier jongens, die onder een grote boom zaten, leken echter heel kalm en rustig. Zij werden de Marauders genoemd. Ééntje was behoorlijk zenuwachtig, een andere zat te lezen en twee jongens leken nogal verveeld.
‘Ik verveel me dood’ zei één van de twee dan ook. Hij was zeker de knapste van de vier. De jongen die aan het lezen was bood de knapste zijn boek aan.
‘Ik hoef die onzin niet, die ken ik al.’ snoof hij.
‘Ik zie iets veel leukers, Sluipvoet, kijk eens wie daar zit…’ zei de andere verveelde jongen somber.
‘Geweldig,’ zei de knappe jongen die Sluipvoet werd genoemd sarcastisch. ‘Secretus.’

Hé, Sirius! Moet je zien hoe goed Evers eruit ziet dit jaar!’ zei een overenthousiaste James.
‘Hm?’ zei ik afwezig. Ik staarde niet zomaar voor me uit. Ik staarde naar een bijzonder mooi persoon. Iemand waardoor je hele buik samentrekt, je om zou willen huilen, en toch die glimlach niet van je gezicht zou kunnen krijgen. ik keek hoe hij at. Hij at prachtig. Zo mooi had ik nog nooit iemand zien eten. ‘Ik vind het prima dat je Bi bent, maar waarom aan die tafel?’
Ik scheurde mijn blik los van de Zwadderich tafel en keek mijn beste vriend aan. Hij keek ernstig. Mijn gezicht betrok. ‘Gaffel, ik kan het niet helpen. Het is niet anders dan vorig jaar.’ James wou zijn mond open doen, waarschijnlijk om over hun, Door James bedacht uiteraard, ritueel te beginnen, wat ze afgelopen zomer hadden uitgevoerd, in de hoop dat Sirius over HEM heen zou kunnen komen.
‘Ik vraag jou toch ook niet op over Evers heen te komen’ snauwde ik.
James drukte zijn lippen tegen elkaar en begon een gesprek met Remus over zijn laatste vangst. Ik moest lachen. Ook James kon zijn lach niet inhouden. We waren nooit lang boos op elkaar. ‘Weetje, ze heeft ook een leuke vriendin, iets voor jou?’
Ik grijnsde ‘Hebben we die nog nooit gehad?’
‘Huffelpuffers, voor mij Cindy, voor jou Kelly.’ Antwoordde James verveeld.
‘Kelly wie?’
‘Morsinks’
‘al gehad, maar wel een lekker ding. Kan nog wel een keer.’ ‘Sirius, je bent vreselijk!’ hoorde ik Remus zeggen. Ik grijnsde en mijn ogen zochten naar mijn vertrouwde plekje aan de Zwadderich tafel. En hij keek naar mij. Hij keek! Severus Sneep keek naar mij! En hij werd rood. Ik knipoogde. Hij keek verbaast om zich heen, en glimlachte toen. Als vanzelf kwam er een grijns op mijn gezicht.


Severus Sneep dacht paniekerig na. “heb ik mijn examen wel goed gemaakt?”
Hij zat in zijn eentje vlakbij het meer. Het leek alsof hij druk bezig was met zijn examenopgaven, maar stiekem keek hij af en toe uit zijn ooghoeken. Hij had een viertal zien zitten, die hij liever niet tegenkwam. Hij werd al vanaf hun vierde jaar gepest door hun. Daarvoor ook wel door anderen hoor, maar dat was binnen zijn afdeling. Nu is hij er niet bepaald populairder op geworden. Hij zag dat die Potter hem zag zitten. “Nee, zie me niet, alsjeblieft,” dacht Severus angstig. “Misschien kan ik nog ontsnappen.” Hij stond haastig op en probeerde zo snel mogelijk weg te lopen. ‘Alles goed, Secretus?’ hoorde hij Potter zeggen. Hij draaide zich snel om, en trok zijn toverstok zo snel als hij kon. ‘Expelliarmus!’ riep Potter. Severus toverstok vloog weg. Hij hoorde Sirius harteloos lachen en hij keek hem aan. Zijn hart verstijfde toen hij die ogen zag.

De rest van die dag kon ik alleen maar lachen. Dat Sirius Zwarts naar hem geknipoogd had! Toen we samen Verweer tegen de Zwarte Kunsten hadden,
Keken en lachten we ook de hele tijd. Nu wist ik het zeker; Sirius zag mij ook wel zitten. Maar ik moest het natuurlijk voorzichtig spelen. Niet veel mensen wisten dat Sirius Bi was, maar ik was één van die weinigen. Niemand wist echter dat ik Gay was, dus Sirius kon het moeilijk weten. Na VTZK bleef ik op de gang wachten.
‘Ga maar alvast..’ hoorde ik Sirius tegen zijn vrienden zeggen. Ik had geen vrienden om dat tegen te zeggen. ‘Is goed, Sluipvoet.’ Zei Potter tegen Sirius met een knipoog. Daardoor kreeg ik meer hoop. Sirius grijnsde, en toen zijn vrienden uit het zicht verdwenen waren, keerde hij zich naar mij. Ik deed alsof ik iets zocht uit mijn tas. ‘Hoi, Severus.’ Zei Sirius zacht. Ik keek hem aan en ik voelde me smelten.
Ik deed mijn mond open. Er kwam niks uit. Ik schraapte mijn keel. ‘Hee..’
Sirius lachte. Ik verstarde. Hij lachte me uit! Het was natuurlijk gewoon een grap!
Sirius zag mijn blik en stopte met lachen. ‘ik.. wou je eigelijk iets vragen.’
Ik keek nieuwsgierig op, was het dan toch geen grap? Ik nam al mijn moed bij elkaar. En ik grijnsde.
‘Grappig, ik wou jou ook wat vragen.’
‘Oja?’ zei Sirius verleidelijk.
‘tegelijk dan maar?’ zei ik met een knipoog.
‘Wil je met me naar zweinsveld?’ ‘we mogen volgend weekend naar zweinsveld..’
Sirius moest blaffend lachen. Ik ook, en ik had nog nooit zo zorgeloos gelacht.
‘Dus, ik denk dat dat afgesproken is?’ zei Sirius grijnzend. ‘Zeker weten!’ antwoordde ik vrolijk. ‘Nou ik ga maar eens naar mijn volgende les.’
‘Oké, ik ook, doei!’ zei Sirius en hij zwaaide. Ik glimlachte naar hem en liep weg, op naar de volgende les, naar het gepest van mijn mede-zwadderaren. Door die gedachte kreeg ik weer een steen in mijn maag. Maar ik voelde dat Sirius me nakeek, en mijn humeur was weer opgewekt.
“Wat zal ik aandoen?”


‘Impedimta’ riep Sirius met pijn in zijn hart. Hij wou dit eigelijk niet. Maar Severus moest boeten. En hij kon zijn vrienden na al die hulp niet in de steek laten.
Severus had pijn, dat kon Sirius zien. Er kwamen overal mensen aan om Severus uit te gaan lachen. Sirius slikte. Doorzetten. Hij keek James aan. Die kon zien dat hij het er moeilijk mee had.
‘Niemand flikt een Marauder zoiets’ fluisterde James bemoedigend.
Sirius zette een masker voor zijn gezicht, zodat niemand, en vooral Severus niet, zou zien hoeveel pijn hem dit deed. ‘En, hoe was je examen, Secreetje?’ zei Sirius’ beste vriend vol haat. ‘Ik zag hem schrijven, met zijn vieze neus op het papier.’ Veel mensen lachten, maar Sirius wist dat hij dat niet had moeten zeggen. Severus zwakke punt..

Severus en ik zaten op een bankje bij Zweinsveld. We aten snoep wat we net gekocht hadden bij Zacharinus' Zoetwarenhuis. Mijn arm hing losjes over Severus’ schouder. Ik bood hem een dropje in de vorm van een hartje aan en hij grijnsde naar me. ‘Niet te klef worden hé?’ Zei een bekende stem achter me.
Het was James met één van zijn meisjes, die smachtend aan zijn arm hing.
‘Hm, misschien een tip voor jijzelf?’ zei ik lachend terwijl ik doelde op het meisje naast James. ‘Hoi, Potter.’ zei Severus met een stijf glimlachje. James Knikte.
‘Sneep..’ het was moeilijk voor hun beiden aardig tegen elkaar te doen, aangezien ze in zulke verschillende afdelingen zaten. Maar het betekende veel voor me dat ze zo hun best deden.
Ja, het was algemeen bekent. De knappe Sirius Zwarts, was Gay en ging met die Sneep, van Zwadderich! Er werd nogal over gefluisterd, maar daar trok het tweetal zich niks van aan. Toen ze na hun eerste date gezoend hadden, was het meteen raak. En bij fluisteren bleef het ook, niemand durfde iets tegen de Marauders in te brengen…
‘Nou, dan laat ik de tortelduifjes maar alleen’ zei James lachend.
Maar het meisje van James zat ongelofelijk te flirten en te staren naar me, ik geniete er heust wel van, maar ik liet niks merken. ik haalde enkel mijn hand door mijn haar. Het meisje zwaaide en knipperde met haar ogen. Toen liep ze weg.
‘Sier, we hadden een afspraak, toch?’ Ik keek Severus aan en zag de twijfel in zijn ogen.
‘Schatje, bij iemand anders was ik haar gelijk achterna gerend. Je weet dat ik van je hou.’ Ik wis dat dat de goeie woorden waren. Hij glimlachte naar me en we verdronken in een ellenlange zoen.
‘Mag ik iets vragen?’ vroeg Severus, toen we terugliepen naar school.
‘Vraag maar raak!’ zei ik vrolijk, het was leuk geweest vandaag.
‘Waarom ben je ooit op mij gevallen?’ Ik wou mijn mond al open doen, om te zeggen hoe geweldig hij was, hoeveel ik van hem hield, hoe knap, lief en slim ik hem vond. Maar hij onderbrak me.
‘Ik ben lelijk. Ik heb een lelijke neus.’ Zei Severus koppig.
Ik wist dat dit geen goed moment was om in lachen uit te barsten, maar ik kon me bijna niet inhouden. Hij keek me zo schattig aan.
‘Dát’ fluisterde ik, terwijl ik met mijn vinger over zijn neus streek ‘Is nou één van de dingen waarop ik op je ben gevallen’


‘Wacht maar…’ mompelde Severus. ‘Waar moeten we op wachten?’ vroeg Sirius.
Sneep begon op Sirius te vloeken, maar dat liet Potter niet zomaar toe. ‘sanito!’
‘Laat het met rust!’ Riep Lily, die net aan was komen lopen. Terwijl James en Lily hun gesprekje voerden, keek Severus Sirius aan. Hij kon door het masker heen kijken, dat wist hij, en hij zag pijn en verdriet.

Ik rende naar buiten met Sirius op mijn voeten. Het sneeuwde en we waren weggesneakt uit de les. ‘Snel, volgendsmij komt slakhoorn er al aan’ riep Sirius lachtent. Vlak voor het verboden bos liet ik me vallen in de sneeuw.
En, zoals ik verwacht had, kwam Sirius naast me liggen.
‘Je bent mijn alles’ verklaarde hij. Ik voelde schuld opborrelen.


“Hij ziet het” dacht Sirius paniekerig, hij zette snel zijn masker weer op.
Lily was ondertussen James aan het uitschelden.
‘Pech gehad, Gaffel!’ zei Sirius zogenaamd opgewekt.
‘Hé, jij daar!’ schreeuwde Sirius naar Severus, al zijn boosheid uitent.

Ik liep rustig door de gangen, vrolijk als ik was. Ik had alles.
Vrienden, liefde, goeie cijfers. Als kind had ik nooit verwacht dat ik zo gelukkig zou eindigen.
En toen zag ik ze. Severus. Lucius. Ik stond als versteend.
Ik kon niet denken, niet lopen, ik kon alleen maar kijken, kijken naar dat gruwel.
Hij streek langs zijn wang, ze keken elkaar verliefd aan, en toen zoenden ze elkaar.
En toen keek hij op. Zijn donkerbruine ogen geschrokken. Door die blik kwam ik uit mijn trance. En ik rende weg, weg van hem, weg van Zwadderich, die eikels.
Ik rende langs de leerlingenkamer, zonder mijn vrienden op te merken.
Ik liep de trap op naar mijn kamer, waar ik op mijn bed ging zitten.
Ik trok mijn knieën op, en legde mijn hoofd op ze. Mijn armen sloeg ik rond mijn benen. En zo huilde ik. Om alles. Om Severus. Om mijn ouders, Om de voortrekkerei voor mijn broertje. om de liefde die ik nooit heb gekregen van mijn ouders,
En uiteindelijk dat gevonden bij iemand. En die dat heeft verplettert. Verwoest.
Mijn leven… verwoest.
‘Sirius?’ ik hoorde James. Snel droogde ik mijn tranen.
‘Ja?’ ik probeerde stoer te klinken, maar ik wist dat hij al in de kamer was, en dat het geen zin had. ‘Wat is er gebeurt?’ in schokkende zinnen vertelde ik wat ik had gezien. Toen ik klaar was, schoten James’ ogen vuur.

‘Hij zal boeten, Sirius, we zullen hem krijgen. niemand flikt een Marauder zoiets.’




Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer