Auteur |
Bericht |
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Mrt 01, 2008 14:31 |
|
Fanfiction Challenge Maart [Afdelingsmaanden/Zwadderich]
Hey allemaal! Hier is dan de FanFiction Challenge van Maart! Dit keer natuurlijk weer een speciale Challenge voor de Afdelingsmaanden!
De Challenge is dit keer gebaseerd op dit stukje:
Misschien voel je je pas werkelijk thuis,
Als je naam bij Zwadderich prijkt.
Die sluwe lui schuwen echt niets,
Als hun doel maar wordt bereikt.
Harry Potter en de Steen der Wijzen.
Je verhaal moet dus gaan over Zwadderich.
Natuurlijk hebben we deze keer ook weer een extra opdrachtje. Dit keer moet je verhaal namelijk met een opgegeven zin eindigen! Deze zin is:
"Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was..."
Dit gaat dus de laatste zin van je verhaal worden. En zorg natuurlijk ook dat hij logisch aansluit op de rest van je verhaal!
De regeltjes:
x Je inzending mag minimaal uit 1000 woorden bestaan en maximaal uit 2000 woorden. Let hier alsjeblieft op, het zou zonde zijn als je verhaal hierdoor niet mee kan doen!
x Houd je aan de opgegeven opdracht! Je verhaal gaat dus over Zwadderich, en het eindigt met de opgegeven zin.
x Het moet speciaal voor de challenge geschreven zijn. (En dus nergens anders op internet te vinden zijn.)
x Je moet het verhaal zelf geschreven hebben.
x Het moet in AN (Algemeen Nederlands) geschreven zijn; geen breezahtaal en als het kan zo min mogelijk spelfouten. Kijk in ieder geval je inzending even na voor je hem instuurt of laat hem door iemand bèta-readen.
x Gebruik in je verhaal óf de Engelse namen uit Harry Potter óf de Nederlandse, anders wordt het verwarrend.
x Je mag maximaal 1 verhaal inzenden.
x Je inzending moet een Nederlandse titel hebben.
x Je inzending moet vóór de uiterste inleverdatum binnen zijn.
x Let op: Spoilers mogen weer gewoon!
x En houd er even rekening mee dat dit een forum voor alle leeftijden is.
De challenge begint vandaag, 1 Maart dus, en jullie kunnen je verhaal inzenden tot 23 Maart! Daarna kunnen we gaan stemmen.
Als je nog vragen, opmerkingen of ideeën hebt, dan hoor ik het graag! Stuur gewoon een PB. Ook de inzendingen voor de challenge stuur je natuurlijk naar mij via PB.
Ik wens jullie allemaal veel plezier en succes met de Zwadderich challenge!
xXx Shirley
Inzendingen:
1. Weg naar de top
2. Het begin van Draco's ellende
3. Anders
4. Zelfhulplijn voor beginners
5. Te veel Zwad voor mij
6. Dodelijke ogen.
7. Het duel
8. De Kloof
9. Duistersluipen |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Mrt 08, 2008 11:38 |
|
Weg naar de top
Het was middernacht. Normaal gesproken zag je de maan, of op zijn minst een beetje licht van de sterren. Maar deze nacht was de lucht bezaaid met wolken, en stormde het ontzettend. Een hoogzwangere vrouw liep strompelend door het donkere dorp, op zoek naar een plaats om te schuilen. Ze was bepaald niet knap. Met haar schele ogen, vieze vettige haar, een gezicht dat verried dat ze al veel had meegemaakt en haar onfrisse uiterlijk leek het haast een wonder dat er überhaupt al iemand was die een kind van haar wilde. Maar de man had haar verlaten, nog voor zijn kind geboren was. Nu zag ze de contouren van een groot gebouw opdoemen, waar veel kinderstemmen vandaan leken te komen. Maar natuurlijk! Het weeshuis, dat ze daar niet aan gedacht had. Het was de oplossing voor alles. Haar kind zou een thuis krijgen, en zijzelf kon rustig heen gaan. Het leven was toch nutteloos nu de man, om wie zij zoveel gaf, haar had gedumpt.
Ze belde aan. Een jonge vrouw deed open.
"Mag ik hier schuilen, alsjeblieft?"
"Volg mij maar, ehh- hoe heet je?"
"Mijn naam doet er niet toe, maar noem me maar Merope. Merope Mergel."
Gezamenlijk liepen de twee naar binnen. De vrouw zag dat Merope op het punt stond om in te storten. Vlug begeleidde ze haar naar een bed. Eenmaal daar kreunde Merope. Het kind! Het zou nu komen, deze nacht! Ze steunde en pufte. Bij iedere wee voelde ze zich zwakker worden.
"Volhouden nu. Nog een keer, Merope."
Een laatste puf; het was een jongen.
"Hoe moet hij heten?"
"Noem hem... Marten, naar zijn vader.. En.. Asmodom ... naar mijn vader." Merope hijgde en ademde nu heel zwaar.
"Zijn achternaam ... is .... Vilijn."
De ogen van Merope vielen dicht; een dodelijke vermoeidheid overviel haar. Ze had de kracht niet er tegen vechten. Gretig omhelsde ze de voor haar zo welkome zwarte duisternis, die haar naar het hiernamaals voerde.
~~~
"Marten, opstaan." De stem van een bazige vrouw wekte een knap uitziende jongen met donker haar en donkere ogen ruw uit zijn slaap.
"Ik kom, mevrouw Koort."
Een beetje geïrriteerd stond Marten op, waste zich en kleedde zich aan. Lang duurde dit niet: hij had maar weinig kleding om uit te kiezen, en aan de soberheid en leegheid van zijn kamer te zien groeide hij duidelijk niet op in een welvarend gezin. Voor zover het al een gezin te noemen was; met de tientallen andere kinderen waarmee hij hier samen woonde, werd hij opgevoed door mevrouw Koort, de leidster van het weeshuis, en nog een paar vrouwen. Hij zuchtte eens verveeld, denkend aan de saaie dag die voor hem lag. Natuurlijk, hij kon straks ook met de anderen gaan spelen. Maar wat was daar leuk aan? Ze waren zo kinderachtig en zoveel dommer dan hij. Bovendien mocht hij ze niet, en dat was wederzijds. Ze vonden hem een freak. Nee, dan was het maar goed dat hij Billy laatst een lesje had geleerd. Hij grinnikte even. Nee, die zou hem beslist geen kwaad meer doen. Niet na dat 'ongelukje' met zijn konijn. Nou ja, ongelukje; ze wisten wel beter. Maar wie kon bewijzen dat het zijn schuld was? Het was echter genoeg om iedereen op afstand te houden.
"Kom je nou nog of moet ik je komen halen?"
Vlug sprintte Marten de trap af. "Ik ben er al."
"Tijd om de tafel te dekken." sprak de bazige vrouw.
Gehoorzaam begon hij aan zijn taak, legde de kommen en het bestek klaar en zette een grote pan met pap op tafel.
"Etenstijd!"
Tientallen kinderen zochten, druk door elkaar kletsend en ravottend, een plek. Ontbijt. Samen met lunch en diner hoorde deze dagelijks terugkerende bezigheid bij zijn minst favoriete momenten van de dag. Het verplicht samen met deze mensen tijd moeten doorbrengen, het stond hem heel erg tegen. Gelukkig was ook deze maaltijd weer snel voorbij. Liever bracht hij alle tijd door op zijn kamer, dat was veel leuker. Daar kon hij zijn speciale krachten uitproberen en proberen om deze verder te ontwikkelen. Het was maar wat handig dat hij wist wanneer iemand loog, iets waar hij druk op had zitten oefenen. Van een afstandje zag hij een vreemd persoon het weeshuis binnen komen. Niet alleen vreemd in de zin van dat hij hem nog nooit had gezien, ook zijn kledingkeuze en haarstijl was op zijn minst opmerkelijk. Een rood fluwelen pak, lang rood haar en een halvemaanvormige bril. Wat moest die indringer hier?
Hij ging maar vlug naar boven, zijn kamer in; met deze rare gast wilde hij niks te maken hebben. Lichtelijk verbijsterd was hij dan ook, toen hij mevrouw Koort nauwelijks een kwartier later naar boven hoorde komen, zag hoe de deur van zijn kamer openging, en merkte dat zij en de vreemde gast van zopas in de deuropening stonden.
"Dit is Albus Perkamentel- ehh- Perkamentus. Hij wil met je praten."
Albus Perkamentus bleek een tovenaar te zijn, en niet zomaar een. Hij had verteld dat hij het hoofd van Zweinstein was, een school voor jonge tovenaars en heksen, en dat hij, Marten, ook op deze school thuishoorde. Albus had veel moeite moeten doen om hem te overtuigen dat hij goede bedoelingen had; Marten liet zich lang niet alles zomaar zeggen. Maar toen hij eenmaal overtuigd was voelde hij een soort opwinding: hij kon weg van deze plek.
~~~
Op Zweinstein bleek hij een getalenteerde leerling te zijn, die in Zwadderich thuishoorde. Bijna alle professoren waren vol lof over hem. Hij leek zo aardig en verlegen. Ondertussen wou Marten graag weten van wie hij afstamde. Zijn blijdschap kon hij dan ook nauwelijks verbergen toen bleek dat hij een rechtstreekse nakomeling van Zalazar zelf. Daarnaast onderzocht hij andersoortige magie. Duistere magie, zoals hij zelf duister was. Met veel onderscheidingen en in het bezit van zijn diploma's verliet hij uiteindelijk de school, op zoek naar macht. Met vrienden, ook wel dooddoeners genoemd, lukte het hem uiteindelijk om deze te grijpen.
Vrienden? Nee, maar ze waren er wel voor hem. Bereid om voor hem te vechten, hem aan zijn zijde te staan. Trouw en loyaal, in volle overtuiging dat hij ze voor honderd procent vertrouwde. De meesten jonger dan hem, maar niet alle. Nu was het hem, na jaren dwars te zijn gezeten door Harry Potter eindelijk gelukt. Hij had zijn macht, hij controleerde het ministerie van Toverkunst, hij drukte alle opstanden neer. Niemand waagde het om tegen hem in verzet te komen, en dat mede dankzij de steun van zijn trouwe volgelingen, dooddoeners; en Bloedhonden, die alleen op geld uit waren maar wel van belang waren om aanslagen en optimisme de kop in te drukken. Hij dacht terug aan zijn tijd in het weeshuis en aaide zijn slang eens. "Nee Nagini, ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was." |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Mrt 09, 2008 22:03 |
|
Het begin van Draco's ellende
‘Wat? Is pa opgepakt?’ Stomverbaasd staarde ik naar mijn moeder, die in tranen was en een onsamenhangend verhaal vertelde.
‘Het spijt me, Draco… ik… ik kon ze niet tegenhouden. Anders hadden ze mij vast ook gepakt.’ Mijn moeder keek me verdrietig aan. ‘Hij is nu in Azkaban…’
Mijn handen balden zich tot vuisten. Ik wist niet wat ik voelde, of het nou woede, angst of machteloosheid was. Het maakte ook niks uit, dit alles was al vreselijk genoeg zonder dat mijn gevoelens erbij betrokken raakten. ‘Waar is zijn stok?’ vroeg ik.
‘Ik denk… ik denk dat Hij hem heeft… De Heer van het Duister…’
‘Dan ga ik hem halen,’ zei ik vastbesloten. ‘Het is een krachtige stok, met een kracht die niet verloren mag gaan. Krachtiger dan de mijne.’ De laatste zin liet ik een beetje als een verwijt klinken, in de hoop dat ze toe zou geven. Het was overduidelijk dat ze me niet wilde laten gaan, maar toch móést ik. Die stok was machtig, die stok was beter dan mijn stok ooit kon zijn…
‘Niet doen, Draco,’ fluisterde ze wanhopig. ‘Ik wil jou niet kwijtraken. Alsjeblieft, ga niet.’
‘Dat zou ik ook niet doen,’ zei een stem en een andere vrouw stapte de kamer in. Haar haar was donder, haar oogleden waren zwaar en ze moest vroeger knap geweest zijn, hoewel een aantal jaar Azkaban haar uiterlijk veranderd had. ‘Anders vertel ik alles door aan de Heer van het Duister. Dan zal hij me belonen, mij mijn straf na het fiasco op het Ministerie kwijtschelden… Je hebt niet het recht om aan zijn spullen te komen, Draco Malfidus.’
‘Bella, je verraadt mijn zoon niet, wat er ook gebeurt,’ fluisterde mijn moeder, die haar zus dreigend aankeek. Ik stond er een beetje bij, wetend dat ik mijn zin zou krijgen. Mijn vader zat in Azkaban, erger kon het niet. Ik kon erom treuren, maar ik wist dat mijn vader dat niet wilde. Ik moest mijn kans grijpen en zijn toverstok halen.
‘Ik ga toch,’ zei ik vastbesloten. En voordat mijn moeder of mijn tante nog iets konden zeggen, rende ik de villa uit, richting een onbekende weg.
Opeens klonk er een stem die vanuit de lucht leek te komen, zo kil dat mijn nekharen ervan overeind gingen staan: ‘Draco Malfidus, eerst verknoeit je vader het op het Ministerie en dan probeer jij mijn spullen te stelen! Ik zal je straffen! Je mag kiezen: of je voert een opdracht uit, of ik vermoord je. Kies maar.’
Ik keek omhoog en even kon ik niet praten van angst. ‘Wat houdt die opdracht in?’ piepte ik uiteindelijk.
‘Vermoord Albus Perkamentus,’ zei Heer Voldemorts stem. ‘Wat is je keuze? Kies nu!’
Trillend gooide ik de deken van me af. Dit was de zevende nacht op rij dat ik droomde over mijn vader, mijn moeder, tante Bellatrix en de Heer van het Duister. Een huivering ging door mijn lichaam heen. Vandaag ging het gebeuren, ik was vlakbij het kerkhof waar de Heer van het Duister zich voor het laatst had laten zien, volgens de Ochtendprofeet van acht dagen geleden. Ik vouwde de deken op en propte hem in mijn rugzak. Daarna pakte ik een stuk kaas als ontbijt, denkend aan het uitgebreide maal dat ik thuis had moeten krijgen.
‘Vergeet niet waarvoor je hier bent,’ hield ik mezelf voor. ‘Je moet je vaders toverstok halen, de machtige stok, de stok waarmee je indruk kunt maken op Patty en de rest.’
En ik begon te lopen, te lopen, te lopen, op weg naar het kerkhof.
Ik kon al grafstenen zien, dit was het kerkhof dat mijn vader vorig jaar zo gedetailleerd aan mij beschreven had. Dit was het kerkhof waar de Heer van het Duister zijn macht voor het eerst herwonnen had. Ik voelde een soort bewondering voor het kerkhof, alsof ik me op heilige grond bevond, maar tegelijk ook een soort angst. Ik wist niet wat me te wachten stond. Straks kwam de Heer van het Duister naar het kerkhof toe, als tante Bellatrix me verraden had… daar kon ik niet op wachten. Ik moest een list verzinnen.
Op één van de grafstenen zat een uil. En ik had nog een stuk perkament in mijn zakken zitten, waarop Patty Park vorig jaar geschreven had of ik verkering met haar wilde. Maar de achterkant van het perkament was nog leeg en daarop kon ik een boodschap schrijven. En mijn eigen naam, die ook op het perkament stond, kon ik doorkrassen. Haastig pakte ik inkt en een ganzenveer uit mijn tas, ging zitten en begon te schrijven.
Heer,
Ik bevind me nu in villa Malfidus. Verschijnsel niet, alstublieft, want het Ministerie houdt me in de gaten. Ik moet u dringend spreken. Zoals u weet, is Lucius gevangengenomen door het Ministerie en daarover wil ik het met u hebben.
Hoogachtend,
Narcissa Malfidus
Daarna ving ik de uil en bond ik het briefje aan zijn linkerpoot vast. ‘Breng dit naar de Heer van het Duister,’ zei ik zacht. ‘Zo snel mogelijk.’
Nadat hij weggevlogen was, liep ik het kerkhof op. Het was er donker, ondanks dat het pas ’s middags was.
Opeens wist ik heel zeker dat mijn vaders toverstok hier moest liggen. Net zoals dat ik zeker wist dat ik alleen was. En net zoals dat ik zeker wist dat mij niks kon overkomen.
Voorzichtig sloop ik over het kerkhof, ik voelde de lucht zwaar worden, steeds zwaarder. Het was net alsof mijn benen met elke stap zwaarder werden, maar dat was voor mij een gevoel dat ik goed zat. Ik was veilig, omdat de Heer van het Duister voorlopig niet zou komen. In gedachten zag ik hem al naar mijn huis gaan, waar mijn moeder van niks wist. Hij wilde vast heel veel weten en dat gaf mij weer tijd om mijn vaders toverstok te zoeken.
Ik onderzocht alle grafstenen aan de linkerkant van het kerkhof, maar mijn vaders toverstok kon ik niet vinden. Aan de rechterkant van het kerkhof zag ik opeens een toverstok liggen: voor een grafsteen waar Marten Vilijn opstond. Was die van mijn vader? Ik bukte me en raapte hem op. Een gevoel van macht schoot door me heen.
‘Jaaaaa! Ik heb hem! Nu kan ik eindelijk meer zijn dan de anderen, slimmer zijn, sneller spreuken afweren en indruk maken! De Heer van het Duister is minder slim dan dat ik ben!’ Ik maakte een vreugdedansje en begon als een idioot te schreeuwen. Ik maakte gekke huppelpasjes en ik toverde zelfs groene vonken uit mijn toverstaf. ‘Zwadderich!’ brulde ik. Het kerkhof leek minder donker en ik dacht aan alles wat ik kon gaan doen, ik schreeuwde zelfs. Ik was zo met mezelf bezig dat ik de voetstappen niet hoorde. Ik was zo stom om het te laat te beseffen, want ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was... |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Ma Mrt 17, 2008 21:10 |
|
Anders
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was.
Achter mij stond iemand. Was het een man? Ik kon het niet zien. Het enige wat ik zag was zijn schaduw. Hij leek groter dan een man. Toch kwam hij niet intimiderend over. Ik verschoof mijn stoel, zodat ik hem van een ander licht zou kunnen zien. Hij had een grote mantel aan en zette stap naar voren. Zelfs nu leek ik niet van streek. Ik legde mijn veer neer en keek naar de man. Ik kende hem. Voor vriendelijkheid was het te laat. Het moment dat ik eraan dacht mijn toverstok te nemen, was het al te laat. Een groene lichtflits was het laatste wat ik zag.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was.
Ik dronk nog een laatste keer van mijn beker bier. Stil trok ik naar mijn kamer, helemaal op de bovenste verdieping van de pub. Hier kon ik nooit meer terugkomen. Het was te laat om nu helemaal weg te trekken. Ik zou vannacht nog blijven maar dan zou ik voorgoed verdwijnen. Niemand zou nog iets van me vernemen. Wat ze nu nog van mij zouden horen zou lang na mijn dood gebeuren. In mijn kamer aangekomen zette ik mij aan een tafel. Ik zou nog een brief schrijven, alles uitleggen. Ik hoorde gekraak. Iemand had mijn kamerdeur geopend.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was.
Mijn wraak zou zoet zijn. Dit zou hen wel leren. Mij verjagen uit het kasteel. Ik was het kasteel! Of toch een deel ervan. Ook ik had er tijd en moeite in gestoken. En nu zouden zij beslissen dat iets wat ik voorstelde niet kon? Niet mocht. Dat het onredelijk was wat ik wou? Het was niet onredelijk. Het was en is gewoon de harde waarheid. De anderen horen niet in ons kasteel. Wij zijn hun beteren en zij hebben niets met ons te maken. Ik bestelde een drank bij de barman en ging aan de verste tafel in de pub zitten. De tafel had het perfecte uitzicht. Ik kon iedereen zien die binnenkwam, maar zij zouden mij niet direct zien. Toch was er iemand de pub binnengegaan die ik niet had opgemerkt.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was.
Ik rende voor een laatste keer weg van Zweinstein. Ik keek niet meer achterom. Er was daar niets meer voor mij. Het ei was in mijn geheime schuilplaats gelegd en ooit op een dag zou mijn ware erfgenaam het loslaten en alle onzuiverheden van het kasteel ermee verjagen. Ja! Mijn erfgenaam zou mijn levenswerk voortzetten!
Ik liep naar een pub, het was al donker buiten en ik moest bijkomen. Hier zou ik overnachten. Voor ik binnenging keek ik toch nog een keer achter mij. Het kasteel was al lang niet meer in zicht, maar ik had al de hele tijd het gevoel dat iemand me volgde. Er was niemand.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was.
Het ei had ik gekocht van een vreemdeling in een kroeg. Ik wist niet wie hij was, hij wist ook niet wie ik was. Dat was het beste. Niemand mocht van onze ontmoeting weten. Wat het ei bevatte durfde de vreemdeling niet rechtuit zeggen. Maar we wisten beide wat erin zat. Hij wist alleen niet wat ik er mee van plan was. Dat is ook iets waar ik niet mee te koop loop. Zeggen dat ik het ei koop om in mijn kamer op Zweinstein te verstoppen, in de hoop dat het jaren laten uitkomt en zijn doel zal vervullen. De kroeg zat stampvol toen ik het ei kocht. Niemand zou opmerken wat er aan onze tafel gebeurde. Maar toch was er iemand aanwezig die al mijn handelingen al een tijdje volgde.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was.
Meningsverschil? Het was geen gewoon meningsverschil meer. Het was uitgegroeid tot een ware ruzie. Een ruzie die we beiden nooit meer te boven zouden komen. Ik kon het niet verdragen dat zij er rondliepen. Hij wou niet horen over mijn plannen om in de school enkel de echte toe te laten. De andere twee stonden natuurlijk aan zijn kant. Want wie zou niet voor de imposante man kiezen. Ik was tegenover hem maar een schriel ventje. Ik stormde zijn werkkamer uit. Tierend dat hij zich dit zou beklagen. Hij lachte het weg. Er was niks meer dat ik kon doen volgens hem.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was.
Eindelijk! We hadden bereikt was we wilden. Na jaren werk waren we er tot gekomen. We hadden een school gebouwd. Geen gewone school natuurlijk. Een school voor tovenaars en heksen. Hier zouden zij die bevoordeeld zijn met de gave van toverkracht onderwijs krijgen. Hier konden ze naar hartenlust al hun kunnen uittesten. Het had ons heel wat energie gekost om dit te verwezenlijken. Het was niet alleen moeilijk geweest om het verborgen te houden, maar ook al de rest was niet makkelijk. Waar moest het gebouwd worden? Welke beschermingen zouden nodig zijn? Hoe groot moest het worden?
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was.
Ik ontmoette hen voor het eerst in een klein café in een dorpje niet ver van het mijne. Hij had twee van zijn goede vriendinnen meegebracht. Zij zagen onze plannen ook wel zitten. Ze wilden ook graag dat de jongeren een plaats hadden om het beste van zichzelf te tonen. Nu was er niets waar ze getest konden worden. Ze hadden een school nodig. Wij zouden die voor hen bouwen. De vrouwen zagen er zeer vriendelijk uit. Ik vertrouwde erop dat mijn goede vriend enkel de beste had uitgezocht. We begonnen allen onze ideeën te vermelden. Ik stond erop dat we enkel hen aannamen die van zuiver bloed waren. Maar dit werd direct afgewimpeld. Ik stelde andere eisen, maar toch bleef bloedzuiverheid een eis, ook al zei ik dit niet meer hardop. De leerlingen moesten vooral sluw en ambitieus zijn. Het mochten geen doetjes zijn, ze moesten weten wat ze wilden, en niet zomaar alles aannemen.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Do Mrt 20, 2008 17:28 |
|
Zelfhulplijn voor beginners
Een brutale zonnestraal vond haar weg door de kieren van de gordijnen en gooide zich vol overgave op mijn gezicht. Iedere andere ochtend had ik ze tevergeefs proberen wegslaan, maar vandaag verwelkomde ik ze met een grote lach op mijn gezicht. Ik hield van deze dagen. Wekenlang smachtend staren en luchtige praatjes zijn langzaam geëvolueerd in een prille relatie, en ik was tot over mijn oren verliefd op de liefste en knapste jongen van heel de school. Ik rekte me uit en geeuwde. Ik had zo heerlijk gedroomd. Het was bijna een zonde om wakker te worden en mijn droomprins in levende lijve goedemorgen te wensen. Ik voelde me zo luchtig en gelukkig. Ik kon niet meer helder denken. Alles was zo perfect vandaag.
“Waar ben jij zo opgewekt over?” hoorde ik Elise vragen toen ik de badkamer uit kwam. Blijkbaar had de hele slaapzaal naar mijn concert onder de douche zitten luisteren.
“Niets hoor,” antwoordde ik onschuldig.
“Ze is alleen hopeloos verliefd,” viel Sarah grinnikend in, “daar hebben we Lucas voor te danken.”
Ik bloosde even maar deed geen moeite het te ontkennen. Ik liep als eerste naar de zilver-groen ingerichte leerlingenkamer van Zwadderich, de afdeling waarin ik de laatste vijf jaar had doorgebracht, en wachtte tot Lucas zou verschijnen, zodat we samen naar de Grote Zaal zouden lopen om te ontbijten. Niet dat ik verwachtte iets door mijn keel te krijgen. Oh, wat is het toch heerlijk om verliefd te zijn. Ik keek geduldig toe hoe de ene jongen na de andere de leerlingenkamer binnen kwam gesjokt en wachtte…
Met dikke tegenzin propte ik het laatste stukje brood in mijn mond. Iedere ochtend dezelfde saaie boterhammen. Elke dag hetzelfde saaie ritueel. Nooit eens iets nieuws.
“Goedemorgen Leander.”
“Goedemorgen Daphne.”
Ik kuste haar, net zoals elke ochtend, volledig automatisch, volledig zonder gevoel. We waren al zo lang bij elkaar, dat we precies konden voorspellen wat de andere ging zeggen of doen.
“Heb je-?”
“Zwerkbaltrainig vanmiddag? Ja, zoals elke woensdagmiddag,” antwoordde ik nog voor ze haar zin had afgemaakt. Het irriteerde me mateloos. Ze wist dat ik elke woensdagmiddag Zwerkbaltraining had, en toch vond ze het nodig elke woensdagochtend aan het ontbijt te vragen of ik training had.
“Nou, zeg!” reageerde ze snibbig op mijn korte antwoord.
De rest van haar gemopper ontging me volledig. Soms leek het wel alsof we een oud bejaard koppel waren dat al jaren getrouwd was. Ik kon me nog goed herinneren toen ik Daphne net had leren kennen. Het voelde alsof geen enkel meisje ooit zo mooi was geweest als zij. Ik kon leven van lucht en liefde. Net zoals dat meisje dat me deze ochtend van kop tot teen had opgenomen toen ik de leerlingenkamer binnenkwam, en toen snel haar blik afgewend had toen ze gemerkt had dat ik niet degene was op wie ze stond te wachten. Het had van haar afgestraald dat ze verliefd was. Dat gevoel was al lang verdwenen tussen mij en Daphne.
Mijn oog ging de eettafel van Zwadderich af en zocht het meisje. Ik vond haar al snel. Ze zat afwezig in haar ontbijtgranen te roeren met een lepel, en het leek niet alsof ze veel honger had. Ik grinnikte inwendig. Wat was verliefd zijn toch een fantastisch gevoel. Oh, ik mistte het zo.
Ik staarde naar de chocolade O’s die verdronken in de melk, en duwde er een paar onder, alsof ik het ze kwalijk nam dat ze vochten voor hun leven in de kleffe brij van doorweekte cornflakes en melk. Hoe zeer de vlinders in mijn buik mij ook beletten van honger te hebben, die ongerustheid was stukken erger. Ik had tot het allerlaatste moment gewacht in de leerlingenkamer, maar Lucas was niet gekomen. Waar kon hij zijn? Ontliep hij mij soms? Maar dat kon niet zijn, hij voelde hetzelfde voor mij als ik voor hem. Dat dacht ik tenminste. Oh, die twijfels.
“Hey liefje!”
Ik keek met een ruk op van de kom voor mijn neus en staar recht in de helder blauwe ogen van Lucas. Ik kon het niet helpen, alle twijfels waren meteen vervlogen en de vlinders in mijn maag waren terug op hun vertrouwde plek.
“Dag Lucas. Ik heb op je gewacht maar-“
“He, jij bent toch goed in Voorspellend Rekenen he?”
“Euh…”
“Kan je mij misschien een beetje helpen met dat opstel?”
Oh, zijn lach, daar kon ik gewoon niet aan weerstaan.
“Natuurlijk,” glimlachte ik, en hij boog voorover en kuste me. En hoewel we al een paar keer gekust hadden, bleef het een wonderlijk gevoel. Hiervoor maak ik al het schoolwerk van alle leerlingen in Zweinstein.
“Dank je schat, je bent de beste!”
En weg was hij, het enige bewijs dat hij er geweest was een lege rol perkament met bovenaan de opdracht voor Voorspellend Rekenen en mijn hoofd dat heerlijk ronddraaide door de Zaal.
Ik was blij toen de bel eindelijk ging en ik mijn boek van Waarzeggerij kon dichtslaan. Dit was zonder twijfel de saaiste les in de geschiedenis van saaie lessen geweest. Ik had dit vak nooit moeten kiezen in de eerste plaats. Maar Daphne had gesmeekt en gezeurd tot ik toegegeven had. Ik had geredeneerd dat het toch mijn laatste jaar was, dat het nooit erger kon zijn dan 10 maanden verveling. Nog even doorbijten en ik kon Zweinstein achter mij laten. Weg met de saaie professoren, geen saaie lessen meer, geen Daphne meer.
Wacht. Is dat werkelijk wat ik wou? Geen Daphne meer? De gedachte om zonder Daphne verder te gaan was beangstigend, maar op een vreemde manier ook bevrijdend. Voor het eerst beeldde ik me mijn toekomst in, en ik was geschokt om te zien dat Daphne daar niet in voorkwam.
“Waar denk je aan?”
Alsof ze haar naam kon horen in mijn gedachten, keek Daphne vragend naar me op terwijl we naar de volgende les liepen. Ik keek haar aan, en opeens was het zo duidelijk. Zo duidelijk wat ik moest doen, dat het ondenkbaar leek dat ik het niet eerder inzag.
“Daphne…”
Ik hield haar handen vast en keek haar aan. Ze keek verstoord naar mij en wou door lopen.
“Wat doe je nou, straks komen we nog te laat!”
“Ik moet even met je praten,” antwoordde ik en liet haar niet los.
“Moet dat nu?” vroeg ze verstrooid, “wat is er zo belangrijk dat het niet kan wachten tot na de les?”
Het was alsof het doek werd geopend van een schouwspel dat iedereen al gezien had, behalve ik. Ieder ander meisje zou bang worden als haar vriend zei dat ze eens moeten praten na een periode waarin het duidelijk minder ging, maar Daphne was meer bezorgd over de les die reeds begonnen was.
Ik glimlachte en liet haar gaan.
Ik trok een pijnlijke grimas en wreef over mijn voorhoofd. Het opstel voor Voorspellend Rekenen van Lucas was moeilijker dan ik eerst had gedacht en ik het voelde alsof mijn hoofd kon ontploffen. En daar zou Madame Rommella beslist niet gelukkig mee zijn. Ik liet mijn ogen even afdwalen door het venster in de bibliotheek naar buiten. Het was prachtig weer. Zonde om mijn enige vrije uurtje door te brengen in de stoffige bibliotheek. Er lag een lange jongen door het gras, met zijn armen onder zijn hoofd. Hij leek heel vredig te genieten van de zon. Oh, wat een heerlijk weer moet het buiten zijn. Ik liet de jongen weer voor wat hij was, en concentreerde me weer op het werk. Nog even doorzetten en het was klaar.
Zo. Tien minuten later zette ik de laatste punt onder het werk, en mat het nog eens na voor de zekerheid. 21 cm, ruim voldoende. Ik rekte me uit en strekte mijn benen. De harde stoelen van de bibliotheek waren niet bepaald luxueus te noemen. Ik besloot Lucas meteen het opstel te geven. Hij zou nu net gedaan moeten hebben met Transfiguratie.
Opgewekt, met het vooruitzicht Lucas weer te zien, huppelde ik zowat naar het lokaal van Transfiguratie. Aan Anderlings dragende stem te horen was de les nog niet gedaan, dus ik wachtte in de gang bij de deur. Een paar minuten later, werd de deur open gegooid en stroomde de klas naar buiten.
“Straks Voorspellend Rekenen, ja”
Ik hoorde Lucas’ stem en zocht hem in de massa leerlingen. Toen ik hem vond, bleef mijn hart een tel staan. Zijn arm hing rond de schouder van een roodharige del, met een enorme valse lach, waar Gladianus Smalhart jaloers op mocht zijn.
“Heb je je opstel af?”
“Daar wordt aan gewerkt op dit eigenste moment,” grinnikte Lucas en tot mijn grote ontsteltenis kuste hij het meisje. Niet gewoon een kus op de wang, maar een passionele kus zoals hij mij deze ochtend nog gegeven had. Ik staarde hem met afgrijnzen aan. Ik had hem nog nooit zo gezien. Hij probeerde stoer te zijn voor de meisjes die rond hem hingen en liep op een belachelijke manier. Het was alsof iemand een bus insecticide over mijn vlinders had leeggespoten.
“Lucas?” bracht ik overdonderd uit. Hij kreeg me in het oog en trok onmiddellijk zijn arm terug van rond de nek van het roodharige meisje.
“Anna? Wat doe jij hier?” Hij stotterde een beetje en leek wat nerveus, maar herstelde zich toen heel snel en zei: “Dit is Rosa.”
Ik stond met mijn mond vol tanden. Voor het eerst in mijn leven stond ik, de dramaqueen uit Zwadderich, met mijn mond vol tanden.
De zon scheen heerlijk op mijn gezicht en ik was van mijn herwonnen vrijheid aan het genieten door een les te spijbelen. Daphne wist het nog niet maar ik was vrij. En het voelde heerlijk. Ik lag languit in het gras en luisterde met gesloten ogen naar de vogels rondom mij. Het was al een paar dagen lenteweer, waarom had ik dat nog niet gemerkt?
Een windvlaag waaide over mijn gezicht, toen iemand met hoge snelheid en wapperende gewaden langs me liep. Ik opende mijn ogen en ging rechtop zitten. Het was een meisje dat ik vaag herkende. Het schoot me weer te binnen. Het was het verliefde meisje, van deze ochtend.
Maar toen ik haar nakeek, terwijl ze daar zo liep om een reden die ik toen nog niet wist, besefte ik dat dit niet hetzelfde meisje was. Het meisje dat ik deze ochtend zo vol jaloezie had gadegeslagen was weg, en had plaats gemaakt voor een meisje met een gebroken hart. Ik hoefde haar gezicht niet te zien om te weten dat ze huilde. Net zoals ik wist dat ze nog niet zo lang geleden tot over haar oren verblind was geweest door liefde, besefte ik nu dat haar hart versplinterd was, en dat ze kennis had gemaakt met de keerzijde van liefde.
Ik stond op en voor ik besefte wat ik deed, voor ik er zelfs maar over nadacht dat ze misschien liever wat privacy had, liep ik rustig achter haar aan, en keek toe hoe ze zich aan de rand van het meer liet neervallen. Dit meisje kende duidelijk heel wat van drama. Zij zou nooit worden zoals Daphne. Zij zou nooit toelaten dat sleur haar leven overnam.
Met een plof liet ik me neervallen aan de rand van het meer en wentelde ik mezelf in een poel van zelfmedelijden, waarbij ik mezelf herhaaldelijk afvroeg: “Lucas, waarom toch?”
Maar eigenlijk hoorde de vraag te zijn: “Anna, waarom toch?” Waarom heb je je zo laten misbruiken door iemand die alleen maar deed alsof hij je graag zag? Ik wist toch zeker wel beter?
Het was officieel niet eerlijk. Deze ochtend was ik nog wakker geworden in de roes van liefde, er geen moment aan twijfelend dat ik de hele wereld aankon en dat het slechts een kwestie van tijd was voor Superman mijn superioriteit inzag en mij zijn nieuwe hulpje maakte, en nu zat ik als een zielige hoopje niemand aan de rand van het meer. Helemaal alleen.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Mrt 22, 2008 22:41 |
|
Te veel Zwad voor mij
Het was 1 september 1939. Ik lag op de schoot van een zekere jongen, Marten Vilijn genaamd. Hij was mijn meester, zoals ik hem in mijn gedachten vaak liefkozend noemde. Zijn lange, slanke vingers gleden zachtjes over mijn voorkant. Zijn prachtige blauwgrijze ogen waren op zijn vingers gericht. Marten leek in gedachten verzonken. We zaten met een aantal andere mensen in een coupé van de Zweinsteinexpress. Hij was samen met mij op weg terug naar Zweinstein, de plek waar we thuis hoorden. Marten keek onverschillig op toen de deur van de coupé open gleed en er een bejaarde heks naar binnen keek.
“Hebben jullie honger, kinderen? Willen jullie soms iets van de kar?” vroeg ze vriendelijk. Marten keek haar schamper aan.
“We hoeven niks van jou, modderbloedje! Weg uit onze coupé, voor we flauwvallen van de stank!” sneerde hij.
Ik was het gloeiend met hem eens. Die vrouw had hier niets te zoeken! Dit was een exclusieve coupé! De heks keek gekwetst naar mijn meester en deed toen onthutst de coupédeur dicht. Ik gniffelde inwendig. Ik kon immers niet glimlachen.
Had ik trouwens mijn naam nog niet genoemd? Ik ben het dagboek van Marten Vilijn. Hij had me gekregen voor zijn elfde verjaardag, als cadeau van de directrice van het weeshuis. Hij had een pure hekel aan haar, maar sinds die verjaardag had hij me altijd bij zich. Jammer genoeg had hij nog niet in me geschreven. Hij had alleen het woord ‘dagboek’ op de voorkant gekalkt. De krassende veer had gekieteld. Ik heb ook gevoelens hoor! Dagboeken zijn geen levenloze wezens! Ze hebben ook gevoelens en gedachten, net als mijn lieve meester!
Ik ging met mijn gedachten weer terug naar de coupé. Ik hoorde gegrinnik, dat van Noot vandaan kwam.
“Goed gedaan, Marten,” zei Noot vol bewondering. “Die lelijke heks heeft hier niets te zoeken!”
Mijn meester glimlachte zelfvoldaan. Hij pakte zijn toverstok en wees op de coupédeur. De luxaflex zakte naar beneden. Hij mompelde een spreuk en de deur viel met een zachte klik in het slot. Hij wees opnieuw met zijn toverstok, dit keer op het raam. De gordijnen vlogen dicht en het voorbijvliegende landschap verdween. Het was opeens donker in de coupé. Mijn meester wees voor de laatste keer met zijn toverstok en het licht sprong aan. Ik wist niet waarom hij dit deed. Misschien om op te scheppen?
Hij legde mij even op de bank, om vervolgens zijn hutkoffer in het bagagerek open te maken. Hij viste er een inktpotje en een ganzenveer uit en deed de hutkoffer weer dicht. Mijn meester pakte me weer op en opende me op de eerste pagina. Mijn hart – ja, ook ik heb een hart – sprong op. Zou hij eindelijk iets gaan schrijven? Marten schroefde de dop van de inktpot en doopte de ganzenveer in de inkt. Hij hief zijn hand op. De punt van de veer raakte me. Het kietelde gigantisch! Mijn meester schreef in een priegelig handschrift op:
Dit dagboek is eigendom van Marten Vilijn
Die gebeurtenis was nu bijna vier jaar geleden. Mijn lieve meester zat nu in zijn vijfde jaar op Zweinstein. Hij haalde hoge cijfers en de leraren waren dol op hem. Behalve professor Perkamentus, zo schreef Marten vaak in mij. Hij schreef tegenwoordig veel in me.
Marten was trouwens echt een slimme tovenaar. Zijn magie had een heel hoog niveau bereikt en hij kon zelfs de moeilijkste spreuken. Hij zorgde goed voor me en hij was nog steeds een goede meester.
Alleen hij had nu een andere naam. Mijn lieveling noemde zich tegenwoordig Heer Voldemort. Ik walgde van die naam. Marten klonk toch veel schattiger!
Ik zat nu in de zak van mijn meesters gewaad. Hij droeg me overal mee naar toe, als een soort trofee. Kennelijk wilde hij niet dat zijn jaargenoten zijn dagboek lazen. Best begrijpelijk. Je kon die mensen toch niet vertrouwen. In dat opzicht was ik het eens met mijn meester. Hij vertrouwde alleen mij. Ik was het enige levende wezen – ik heb een hart en verstand, dus ik leef, ja! – op aarde dat hij vertrouwde.
Plotseling werd ik uit de zak van Martens gewaad gehaald. Een ruwe hand met lange, slanke vingers pakte me vast. Ik ontspande me. Het was mijn lieveling. Plotseling zag ik wat licht. Het was meer een soort schemering. Ik keek goed en ik zag een stenen wasbak voor me. Ik keek enigszins verbaasd om me heen, half verwachtend dat we in een badkamer waren. Ik schrok een beetje van binnen toen ik merkte dat we in een toilet waren. Een damestoilet om precies te zijn. Wat deden we in hemelsnaam op een damestoilet?! Hij was een man! Waarom zou hij in godsnaam een theekransje gaan houden met de dames? Vlak naast ons keek een meisje ons een beetje verbaasd aan. Ze stond haar handen langzaam te wassen.
Plots hoorde ik een afschuwelijk sissend geluid. Ik keek verschrikt om me heen. Het meisje naast ons staarde Marten met grote ogen aan. Ik kon de doodsangst in haar ogen zien. Ik vroeg me af waarom ze zo naar mijn lieveling keek. Plotseling slaakte ze een paniekerige gil en rende snel het toilet uit. Ik keek haar even verbaasd na en richtte mijn blik daarna weer op mijn meesters gezicht. Ik schrok enorm. Hij had een soort slangachtige uitdrukking op zijn gezicht! Ik raakte in paniek. Plots was de uitdrukking weer weg en zag mijn lieveling er weer knap en menselijk uit. Hij trok zijn toverstok.
“Homenum revelio,” mompelde hij. Ik voelde iets langs me heen scheren. Ik had geen idee wat hij deed. Het bleef stil en er gebeurde niets. Marten zuchtte zachtjes en richtte zijn blik op de wasbak voor ons. Hij bracht zijn vingers langzaam naar de kraan, waar tot mijn verbazing een slang in stond gegraveerd. Mijn meester streek er over met zijn vingers.
Plotseling hoorde ik dat afschuwelijke sissende geluid weer. Ik keek verbaasd om me heen en ik schrok me een ongeluk. De uitdrukking op mijn meesters gezicht was slangachtig en hebberig. Hij straalde triomf uit en ik herkende hem bijna niet meer. Ik vond het afschuwelijk om hem zo te zien en ik draaide mijn blik weg. Opeens werd mijn blik half verblind door een fel wit licht. Het kwam van de kraan met de slang af! Ik tuurde naar de kraan, die begon te draaien. Ik kon het licht niet meer aanzien en ik draaide mijn blik maar weer naar mijn lieveling. Ik schrok weer. Zijn uitdrukking was nog steeds onmenselijk en hebberig. Hij leek net een ekster zo! Ik keek maar weer naar de wasbak, maar ik zag tot mijn schrik dat die helemaal verdwenen was. In plaats daarvan zag ik een groot, gapend gat in de grond. Volgens mij was het een afvoerbuis…
Plotseling viel ik erin, nog steeds in de handen van mijn meester. Ik gilde het uit van binnen. We gleden door de lange buis, die maar niet op leek te houden. We glibberen er door heen en namen soms scherpe bochten. Na wat een eeuwigheid leek te duren zag ik wat schemerlicht. Het was flauwtjes, maar het werd steeds een beetje feller. Toen schoten we plots de tunnel uit en Marten belandde met een griezelig gekraak op een hoop. Ik vloog uit zijn handen en ik belandde met een smak op een leeg stuk grond. Ik keek om me heen en gilde het opnieuw uit van binnen. De hele vloer was bezaaid met skeletten van ratten! Gadverdamme! Ik haatte ratten! Ik voelde iets ruws langs me tasten en nog geen seconde later pakte het me vast en tilde me op. Het was de hand van mijn meester. Ik voelde me toch niet helemaal op mijn gemak. Waarom bracht hij me hier naartoe?
Plots zag ik niets meer en ik besefte dat ik in de veilige zak van het gewaad van mijn lieveling zat. Ik voelde dat Marten begon te lopen en ik hobbelde op en neer op het ritme van zijn bovenbeen. Het werkte een beetje schommelend en ik voelde dat ik soezerig werd. Ik voelde dat ik zo in slaap – ja, ik kan slapen! Een wezen moet toch ook rusten! – ging vallen. Langzaam dommelde ik in en stapte op de trein naar Dromenland.
Ik schrok opeens wakker. Ik hoorde een glibberend geluid, in combinatie met voetstappen. Ik had geen idee waar we waren. De trein naar Dromenland moest lang weg zijn geweest. Net als ik. Fijn hoor! Ik wilde weten waar we waren! Ik begon toch een beetje bang te worden.
Tot mijn verbazing werd ik precies op dat moment uit Martens zak gehaald. Het waren weer de vingers van mijn meester. Ik kon het woord ‘lieveling’ niet meer over mijn lippen verkrijgen. Ik ging hem dit niet snel vergeven! Mij een beetje bang zitten maken met dode ratten! Hij was gewoon een pure Zwadderaar! Veel te sluw, als je het mij vroeg! Plots klonk er een stem.
“Eindelijk zijn we er dan… Die Basilisk gaat me goed van pas komen,” mompelde Marten.
Basilisk? Wat was hij in hemelsnaam van plan?! Ik hoorde het afschuwelijke gesis weer. Ik kon niet anders dan constateren dat het mijn meester was. Ik raakte teleurgesteld in hem. Hij was toch niet de persoon wie ik dacht dat hij was. Achter Marten klonk het glibberende geluid nog steeds. Opeens vlogen we omhoog. Wat een gek gevoel! We zweefden omhoog, terwijl het geluid ons nog steeds achtervolgde, zij het zwakjes. Marten landde met een sierlijke boog op de grond en ik besefte dat we terug waren in het damestoilet. Ik luisterde goed en hoorde gesnik uit een toilet komen.
Plots siste Marten weer als een slang. Ik hoorde het glibberende geluid steeds dichterbij komen. Ik keek naar de plek waar het vandaan kwam.
Toen zag ik het. Het gigantische lichaam van de Basilisk kwam langzaam uit de buis. Hij was levensgroot en ik ontweek zijn ogen expres. Ik wilde niet dood! Toen eindigde het lichaam en de staart zwiepte zachtjes heen en weer. De Basilisk vulde het halve toilet en het gaf me een opgesloten gevoel.
Plots hield het gesnik op en het hokje ging met een klik open. Marten siste opnieuw. De Basilisk richtte zijn hoofd op het hokje. Met een ijselijke gil viel het meisje op de grond neer. Ik begon in paniek te raken. Marten hield me stevig vast en ik voelde dat er iets ging gebeuren. Plotseling begon Marten allerlei ingewikkelde woorden te schreeuwen. Ik ving woorden op als ‘ziel’ en ‘moord’.
Opeens voelde ik een helse pijn. Mijn hersens begonnen te kloppen en ik voelde dat er een druk op me kwam. Mijn denkkracht ebde langzaam weg. Mijn blik op het toilet werd steeds waziger. Ik hoorde steeds minder en ik hoorde Marten zwakjes sissen. Mijn ziel werd langzaam opgezogen en iets nam langzaam bezit van me. Het voelde verdorven en gemeen. Met mijn laatste kracht besefte ik dat Marten bezit van me nam. Ik had geen idee meer wat er gebeurt. Plots werd alles stil en ik voelde niets meer.
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Mrt 22, 2008 22:43 |
|
Dodelijke ogen.
De nachten waren donker, dreigend en gevaarlijk. Niemand wist wat er aan de hand was. Maar bang waren ze wel. Er was geen gevoel meer in de lucht, al het geluk en hoop was verdwenen. Niemand kwam meer buiten ’s avonds, niemand durfde het aan om die donkere nacht met zijn dreigende schaduwen te betreden. Waarom zou je ook? Als je de nacht had overleefd kon je zo je familieleden dood aantreffen in je huis. De laatste woorden die je had uitgesproken waren: ‘wees voorzichtig, wees waakzaam.’ Het volgende moment waren zij dood en moest jij overleven. Het waren donkere tijden, niemand wist wie je kon vertrouwen.
Ver weg, tussen bomen en bergen verborgen lag een donker dorpje verscholen. Havermouth.
‘Mary, lieverd, roep Marten eens voor me.’ Een man van middelbare leeftijd zat achter een groot eikenhouten bureau na te denken. Zijn vrouw tippelde vlug weg.
‘Marten, je vader wilt je spreken!’
‘Ja, maar ik wil hem niet spreken.’ Mary zuchtte geërgerd en gaf een harde klap op de trapleuning.
‘Marten Thomas Vilijn, kom als de donder naar beneden! Wees eens volwassen!´ brulde ze naar boven. Kort daarop stommelde er een man midden dertig naar beneden met dik, zwart haar en zilverblauwe ogen. Hij was prachtig om te zien. Met boze ogen keek hij zijn moeder aan.
´Ma, hij gaat weer zeiken om dat vrouwgedoe!´ siste hij en zijn moeder haalde haar schouders op.
´Regel dat zelf maar, ´ zei ze en ze liep naar de woonkamer. Marten slofte naar zijn vaders werkkamer maar werd midden in de hal opgeschrikt door een enorme ontploffing. Hij rukte de voordeur open en keek naar de rookwolk aan het einde van de oprijlaan waar normaal een hek had moeten zitten. Hij sloot de deur en raakte in paniek.
´Marten, wat heb je gedaan!’ schreeuwde zijn vader. Marten keek paniekerig naar zijn vader die aan kwam rennen.
‘H-het hek ontplofte en nu, ze komen eraan!’
‘Wie komen eraan Marten, wie!’
‘Dat weet ik niet! Maar er kwam iets-‘ Marten werd onderbroken door een pijnlijke stilte alsof iemand ze de mond gesnoerd had. Haar moeder kwam de woonkamer uitrennen en Marten dacht zelfs een glimp van de oude tuinman te hebben opgevangen. Die was helaas al snel genoeg verdwenen en Marten had de energie opeens niet meer om hem te roepen. Helaas was de tuinman de enige die er nog was van de huishouding. Nu kon niemand hen meer helpen.
Zijn vader had alleen oog voor de voordeur, die wagenwijd open moest staan aangezien het kouder dan koud was geworden in de hal. Marten stond met zijn rug naar die kant toe en durfde zich niet om te draaien.
‘Zo, eindelijk ontmoeten we elkaar,’ siste een kille stem en Marten durfde zijn Mercedes erom te verwedden dat hij een slang had horen sissen, in de buurt van zijn voeten. ‘Stem verloren? Is niet erg, ik praat graag, maar laten we een warmer plekje opzoeken, vind je ook niet Marten?’ siste de stem weer. Marten durfde zich eindelijk om te draaien en keek recht in zijn eigen ogen. Zijn vroegere gezicht leek precies op het gezicht van deze jongen. 18 moest de jongen zijn. Maar de blik was te kil voor een jongen van 18.
Marten kreeg een akelig voorgevoel, een heel akelig voorgevoel.
'Hoe weet je mijn naam? Rot toch op, klop eerst maar eens fatsoenlijk aan en dan gaan we pas een gezellig gesprekje voeren!' snauwde Marten en wist meteen dat dat een grote fout was geweest. De jongen pakte een stokje die hij 20 jaar geleden al zo vaak gezien had en hij deinsde achteruit. Hij liep vlug naar de zitkamer en ging daar in zijn donkergroene stoel zitten. Zijn vader en moeder volgden al snel, zijn moeder was bleker dan bleek en was een beetje nerveus. Zelfs zijn vader was niet helemaal zijn zelfverzekerde ik. Het verbaasde Marten hoe die jongen iedereen zo op de kast kon jagen.
De jongen kwam binnenlopen en ging voor hen staan. Hij was lang, slank, gespierd en behoorlijk knap om te zien. Zijn ogen hadden een rode gloed, wat hem angstaanjagend maakte en zijn zwarte haar was warrig en glanzend. Je kon zien dat hij ooit uitstekende jukbeenderen had maar die waren vervaagd.
'Zo, weet je nou wie ik ben. Pap?' De jongen spuugde het laatste woord vol afschuw uit, zijn moeder slaakte een kreetje en zijn vader keek hem geschokt aan. Marten trok een wenkbrauw op. Hij dacht al dat dit zijn zoon moest zijn. Van die lelijke Merope. Gelukkig had de jongen zijn uiterlijk en niet van dat lelijke wijf die hem zo misleid had.
'Ik wist het al, denk je nou echt dat ik je met ''zoon'' ga aanspreken als jij me wilt vervloeken?' Marten keek zijn zoon een beetje hooghartig aan.
'Ik ben Marten Asmodom Vilijn.' De jongen praatte op een ijzige toon die de haartjes in je nek liet opstaan en kippenvel op je handen veroorzaakte. Marten senior sperde zijn ogen wijd open. Dit kon niet waar zijn. Had Merope hun zoon zíjn naam gegeven, slet dat het was.
'Ben je naar mij vernoemd? Zou ik niet al te trots op zijn.' Marten zakte achterover in zijn stoel en de andere Marten keek hem vol minachting aan.
'Alsof ik trots op een vader kan zijn die me heeft achtergelaten. Ik haat je al mijn hele leven, alle kinderen hadden een vader die van ze hield en ik had een vader die me niet eens wilde opzoeken terwijl je wist dat je een zoon had. Ik haat je, je bent zielig.' Marten junior keek Marten vol haat aan. Marten senior kreeg meteen het gevoel alsof hij een bananenschil op de grond was waar iedereen boos op was omdat hij iedereen liet struikelen.
'Nou en, je moeder wilde me er niet bij hebben, dus ben ik maar vertrokken.' Marten maakte een handgebaar alsof hij iets weggooide en keek ongeïnteresseerd naar zijn zoon.
'Mijn moeder HIELD van je, je bent nog erger dan ik dacht,' snauwde de jongen en Marten keek hem ergerlijk zuchtend aan.
'Jongen, doe nou eens normaal, je moeder hield niet van me, ze vond me leuk, toen heeft ze haar magiekunsten op mijn uitgeoefend door dat vreselijke drankje en zat ik aan haar vast. Ze heeft me verdomme misleid en dan wordt je boos op mij? Ach, rot toch een heel eind op,' snauwde Marten terug. De jongen was nu ziedend van woede, zijn ogen waren rood en hij beet zijn kaken op elkaar.
Het toverstokje werd de lucht in gehesen en Marten senior voelde hoe hij omhoog kwam en tegen de muur achter hem aanknalde. Marten junior kreeg een krankzinnige grijns op zijn gezicht en gooide Marten van de ene muur naar de andere. Toen Marten eenmaal versuft op de grond lag voelde hij zich gebroken, vernedert en vreselijk klote.
'En dat was pas het begin,' siste Marten junior en Marten stond kreunend op. Hij liet zich weer in de stoel zakken en keek de jongen onvermoeibaar aan.
'Kom maar op, ik ben niet bang voor jou.' Marten junior haalde zijn schouders op en ging op de bank tegenover zijn opa en oma zitten.
'Zeg, opa, was de ouwe heer daar altijd zo'n klereeikel?' Marten senior zag hoe zijn vader bang nee schudde. 'Jammer.'
'Jongen, wat moet je van me, als je me wilt vermoorden, doe dat dan meteen, ik weet heus wel dat ik vanavond dood zal zijn hoor.' Marten senior bracht de woorden met moeite uit en de andere Marten keek hem haast meelevend aan.
'Ik wil je eerst martelen, je moet de dood recht in je ogen kijken.'
'Dat heb ik al gedaan, doe het nou maar.'
'Wanneer?' Marten junior keek haast verbaasd, helaas stond dat woord niet in zijn vocabulaire en lukte het hem dus niet.
'Je oom wist er genoeg van,' zei Marten en hij brulde: 'vermoord me nou maar sukkel, maak me dood!'
'God, je wilt het wel heel erg graag hé?'
'Doe het,' snauwde Marten en de andere Marten grijnsde. Hij hief zijn toverstok maar wees niet in de richting van Marten.
'Eerst oma,' zei de jongen haast fluisterend en toen keek hij naar zijn oma. 'Leuk u gekend te hebben, oma. AVADA KEDAVRA,' brulde Marten junior.
'NEE!' schreeuwden Marten en zijn vader tegelijk maar zijn moeder lag al met wijdopengesperde ogen tegen de muur aan. Alles behalve levend.
'Ach gossie, momentje nodig om je neus te snuiten? Helaas heb ik niet alle tijd meer.' Marten keek zijn zoon boos aan.
'Je bent echt een monster. Dat je mensen zo kan vermoorden!'
'Het komt allemaal door jou,' zei Marten ongeïnteresseerd en hij haalde zijn schouders op. 'Nu opa. Klaar voor je dood opa?'
De man keek zijn kleinzoon met doodsangsten aan en knikte toen rustig.
'Doe maar,' baste hij.
'Oké, Avada Kedavra!' Marten senior zag zijn vader over zijn moeder heenhangen en legde zijn hoofd in zijn handen.
'Weerzinwekkend schepsel.' Marten junior keek zijn vader met een opgetrokken wenkbrauw aan.
'Wat een woorden voor zo'n zielig mannetje,' zei Marten junior en hij ging op de bank zitten waar zijn grootouders eerst nog hadden gezeten. 'Nou, klaar voor je marteling?'
'Best, je doet maar.' Marten voelde steken van pijn door zijn lichaam heen gaan en hij krijste van pijn. Toen zag hij de triomfantelijke grijns van zijn zoon en klemde toen zijn kaken op elkaar. Hij ging niet krijsen, die voldoening wilde hij zijn zoon niet geven.
'Crucio, crucio, CRUCIO!' brulde de jongen keer op keer en Marten voelde zijn ledematen slap worden en had de energie niet meer op zijn ogen te openen.
'Zeg, ouwe heer. Ben je nu klaar voor je dood of ben je al dood?' Marten opende loom zijn ogen en zag de rode ogen boven zich hangen. Hij keek regelrecht de dood in. 'AVADA KEDAVRA!' Alles was weg.
Marten junior keek de ruimte rond en keek naar zijn familieleden. Hij zuchtte diep en balde toen zijn vuisten. Hij had zijn familie vermoord. Hij kneep zijn ogen dicht en met een klein plofje was hij verdwenen.
'AAAAHHHH!!!' Een hoge snerpende gil weerklonk door het huis heen. De oude tuinman rende naar binnen en zag hoe het dienstmeisje gillend in de deuropening van de zitkamer stond. Hij duwde het hysterische kind weg en keek naar de ravage in de zitkamer. De drie Vilijns lagen in zielige hoopjes op de vloer met hun ogen wijd open. De tuinman keek ongelovig de kamer rond. Ze waren dood.
Dus hij was echt niet alleen geweest.
'Jij moet het gedaan hebben!' gilde het kind en hij keek haar met gefronste wenkbrauwen aan.
'Nee, het was iemand anders, gisteravond was er een plof!’
‘Jij was gister alleen want zij waren dood, gast! Jij hebt het gewoon gedaan!’ Het meisje brulde en hij had zin om het kind een klap te geven. Onnozel kind. Hijs niet alleen geweest, en dat besefte hij nu pas.
‘Ik was niet alleen! En ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was!’ |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Mrt 22, 2008 22:54 |
|
Het duel
“Vanavond om negen uur, Potter! Kamer van Hoge Nood! Jij en ik! Dan zullen we zien wie de betere tovenaar is.”
Patty zucht geërgerd als ze het lokaal van Toverdranken uitloopt en Draco en Potter woest naar elkaar ziet staren. Wemel en Griffel houden Potter ieder bij een arm vast terwijl Potter spottend roept: “Zoals we gisteren zagen wie de betere Zoeker is, zeker?”
“Durf je niet, Potter?” sneert Draco, “bang dat je zonder Perkamentus en die zogenaamde Orde door de mand valt?”
Alleen het waarschuwende “Ron” en de felle blik van Griffel lijken Wemel ervan te weerhouden zich in het gevecht te mengen. Patty trekt Draco tussen Korzel en Kwast vandaan en sist: “Kom op Draco, Sneep kan elk moment naar buiten komen.”
Potter wordt door zijn aanhang meegetrokken in de andere richting. Over zijn schouder roept hij uitdagend: “Zorg dat je alleen komt, Malfidus! Als je iemand meeneemt, zal ik het weten.”
De hoge piepstem van Professor Banning klinkt door het lokaal. De eerste helft van de les bestaat net als anders uit de theoretische achtergrond van spreuken. Er zijn niet veel zesdejaars Zwadderaars en Huffelpufs die aantekeningen maken; de meeste leerlingen wachten ongeduldig tot ze de Aguamentispreuk mogen gaan oefenen.
Patty kijkt naar Margriet die naast haar op een stuk perkament zit te tekenen. In de rij voor hen ziet ze tussen de hoofden van Korzel en Kwast, door het blonde haar van Draco. Patty merkt een nauwelijks bedwongen grijns op als hij opzij kijkt naar Blaise. Hij lijkt bijzonder ingenomen met zichzelf!
Verdraaid Draco! Waar ben je in Salazar’s naam mee bezig?
Patty is zich niet bewust van de bezorgde uitdrukking op haar gezicht. Een ongebruikelijk fenomeen voor de Klassenoudste van Zwadderich.
Sinds hij die brief van zijn tante kreeg, gedraagt Draco zich nog geheimzinniger dan anders. Hij werd razend toen ze over zijn schouder probeerde mee te lezen maar helaas had ze niet meer gezien dan de laatste regel.
Hij rekent op je, Draco. Stel hem niet teleur!
Bellatrix
“Wie rekent er op je, Draco? Wat moet je doen?” heeft ze hem sindsdien herhaaldelijk gevraagd maar hij wimpelt haar telkens geïrriteerd af.
“M’n vader natuurlijk. Ik mag m’n schoolwerk niet laten versloffen nu hij geen invloed meer kan uitoefenen op het schoolbestuur.”
Patty is echter bang dat Lucius niet degene is op wie Bellatrix doelde in haar brief. Zou de Heer van het Duister zijn aandacht op Draco hebben gericht nu Lucius in Azkaban zit?
Sinds de gebeurtenissen op het Ministerie vorig jaar heeft ze veel nagedacht. Haar ouders zijn geen actieve Dooddoeners dus ze wordt minder onder druk gezet dan bijvoorbeeld Draco en Korzel en Kwast. Ze heeft gezien hoe zij en andere Zwadderaars blindelings het pad van hun ouders volgen. Patty vraagt zich af of de manipulaties van familie en de lokroep van macht sterker zijn dan het besef van zelfbehoud dat Zwadderaars zo eigen is.
Zelf twijfelt ze inmiddels of het wel zo’n goed idee is om de Heer van het Duister te volgen. Of dat wel de winnende kant is. Zolang het niet nodig is, zal zij nog geen duidelijk standpunt in nemen. Wat niet wil zeggen dat het geen verstandig idee is om zich een beetje in te dekken bij de andere kant. Maar bij wie kunnen ze terecht?
Draco zit geanimeerd met Blaise te praten. Zou Blaise weten wat Draco moet doen en hoe gevaarlijk het is?
Patty twijfelt er niet aan dat hij één of andere opdracht gekregen heeft. De afwezige buien, de irritatie als ze vragen stelt en al die keren dat hij urenlang spoorloos verdwenen is, zeggen genoeg. En niet te vergeten de wisseldrank die ze toevallig in zijn hutkoffer vond toen ze op zoek was naar een zakdoek. Daar heeft ze trouwens maar niets van gezegd. Draco ontploft als iemand aan zijn spullen komt.
De vraag is van wie die opdracht komt.
Hoe kan ze voorkomen dat er straks geen weg terug is voor Draco? Kon ze maar achter zijn plannen komen. Ze durft te wedden dat het iets met Potter te maken heeft. Maar daar hoef je ook geen genie voor te zijn, gniffelt ze.
Opeens schieten haar gedachten terug en dan weer naar voren. Wisseldrank – Potter – duel. Als ze nou eens …
“Doe het nou niet, Draco. Zijn je plannen om Potter de baas te zijn ooit goed uitgepakt?” Patty verwacht niet dat ze hem van gedachten kan laten veranderen maar probeert het toch.
Draco kijkt haar geïrriteerd aan. Of het is vanwege die opmerking of vanwege het feit dat haar uitgestrekte benen bijna de kleren raken die hij op het voeteind van zijn bed klaarlegt, weet ze niet. Voor de zekerheid propt ze een kussen tegen het hoofdeind en gaat er in kleermakerszit tegenaan zitten.
“Moet je er zelfs voor een middernachtelijk duel smetteloos uit zien?” vraagt ze spottend en vist met twee roze gelakte nagels een witte bonbon met karamelvulling uit de doos naast haar.
“Negen uur.”
“Wat?” vraagt ze met volle mond.
“Negen uur. Dat geldt voor de meeste mensen als vroeg op de avond, Patty. Als middernachtelijk uur houden we over het algemeen twaalf uur aan. Tegen die tijd ben ik ongetwijfeld al lang terug en ligt Potter voor de zoveelste keer op de ziekenzaal.”
Hij schudt automatisch zijn hoofd als Patty hem de doos chocolade voorhoudt.
“Je snapt niet dat ze hem nog geen vaste kamer hebben gegeven,” sneert hij. “Ik wed dat het niet lang meer duurt voor St. Holisto een vleugel naar hem vernoemt.”
Patty grinnikt even en beweegt de doos verleidelijk voor hem heen en weer terwijl Draco een zilvergrijs overhemd op zijn zwarte broek ligt.
“Kom, neem er één. Volgens mij zit er nog één met een champagne-roomvulling in de onderste laag.”
Ze tilt het glanzende vloeipapier op en voegt er spottend aan toe: “Wie weet hoelang je na vanavond niet kan eten. Ik betwijfel of madame Plijster je iets anders dan een verantwoorde maaltijd zal voeren.”
“Feeks,” zegt Draco maar hij laat zich overhalen en pakt de bonbon van pure chocolade met zijn lievelingsvulling uit de doos.
Als hij de lekkernij in zijn mond stopt en zich omdraait om de rest van zijn kleding uit te zoeken, laat Patty zich van het bed glijden. Ze is net op tijd om Draco vast te pakken die plotseling op zijn benen staat te zwaaien. Zijn ogen hebben moeite te focussen en hij brengt met moeite uit: “Wat …wat heb je gedaan?”
“Sorry Draco, maar iemand moet je tegenhouden.”
Ze stuurt zijn lichaam een paar passen naar achteren en duwt hem met zachte drang op het bed.
“Nee!” Hij probeert met alle macht te vechten tegen het verlammende gevoel in zijn lichaam maar Patty weet dat de concentratie slaapdrank die ze in de bonbon heeft gedaan te groot is om tegen te vechten.
Ze trekt en schuift tot Draco – inmiddels diep in slaap – helemaal onder de dekens verdwenen is en er alleen een pluk witblond haar onder vandaan steekt. Voorzichtig trekt ze er één haar uit.
Tot nu toe gaat alles volgens plan, denkt ze tevreden. Op naar fase twee.
Voor de zekerheid sluit ze eerst de deur van de slaapzaal hoewel ze weet dat Korzel en Kwast echt niet voor tien uur klaar zijn met hun strafwerk voor Sneep. En Blaise en Theo gingen helemaal op in een potje Knalpoker toen ze langs de leerlingenkamer liep; die verwacht ze hier voorlopig ook nog niet. Ze trekt de gordijnen rond Draco’s bed dicht en gaat dan op zoek naar dat flesje wisseldrank.
Vijftien minuten later loopt Patty gehaast de gang van de zevende verdieping op. Gelukkig was ze vorig jaar al eens in de Kamer van Hoge Nood geweest. Het grijze overhemd voelt erg ongemakkelijk en ze wriemelt haar vinger achter het boordje.
Als ik in Salazar’s naam het komende uur maar niet naar het toilet moet. Er zijn grenzen aan de dingen die ik voor Draco wil doen.
Halverwege de gang staat een deur op een kier. Als Patty hem voorzichtig openduwt en naar binnenstapt, is ze even afgeleid.
Deze Kamer is niet voor een gevecht ingericht. Integendeel! Haar ogen glijden over de comfortabele bank voor de knapperende open haard, de brandende kaarsen in de kandelaars langs de muren en het tafeltje met glazen en flessen drank. Het doet gezellig aan. Bijna romantisch, denkt ze verbijsterd.
Ze schrikt zich halfdood als de deur met een klap dichtvalt en ze tegelijkertijd twee armen om haar middel voelt en lippen dicht bij haar oor fluisteren: “Eindelijk! Je bent laat.”
“Potter,“ krijst ze en springt een meter naar voren.
Hij grinnikt duivels, gebaart naar de bank en vraagt: “Eerst wat drinken, Draco?”
Patty’s gedachten razen wild door haar hoofd. Draco? Draco en Potter? Nee, dat kan niet. Ze knippert verwoed met haar ogen. Misschien is dit een nachtmerrie, denkt ze hoopvol.
“Boterbier?” glimlacht Potter, “of liever iets sterkers vanavond?”
Vanavond? Hoe vaak hebben ze hier in Salazar’s naam al afgesproken?
Als Potter haar het gevraagde flesje boterbier aanreikt, glijden zijn vinger even langs die van haar terwijl zijn ogen haar vanachter die belachelijke bril doordringend aankijken. Ze huivert. Oh Merlijn, waar ben ik aan begonnen. Tijd om lichtelijk in paniek te raken. Wat wil Potter van haar … uhm … van Draco.
Ze overweegt even wat de beste strategie is maar besluit dan om zich niet in de kaart te laten kijken en haar mond te houden. Zolang ze niets zegt, kan ze tenslotte ook niets verraden.
Potter gaat op de bank tegenover haar zitten, neemt een slok van zijn Oude Klare en draait de heldere vloeistof nadenkend rond in zijn glas. Dan kijkt hij op en zegt: “Had ik niet duidelijk gemaakt dat ik het zou weten als je anderen meenam?”
Patty staart hem verbluft aan.
“Maar ik ben alleen gekomen, …” Ze durft hem niet bij zijn naam te noemen omdat ze er inmiddels ernstig aan twijfelt of Draco hem hier nog wel Potter noemt.”
Dan vervolgt hij met dezelfde doordringende blik: “Maar waarom ben je gekomen, Park? En waar is Malfidus?”
Wat in Salazar’s naam … Patty verslikt zich in haar boterbier. Als ze uitgehoest is, ziet ze Potter observerend naar haar kijken. Hij ziet er niet uit alsof hij haar wil vervloeken. Eerder nieuwsgierig. Ze twijfelt opnieuw tussen ontkennen en opbiechten. Hoe kan hij het weten? Dit kan geen bluf zijn.
Dan bedenkt ze dat dit misschien wel de uitgelezen gelegenheid is om af te tasten hoe het met haar mogelijkheden aan de zijde van het Licht staat.
“Jemig Potter,” zegt ze tenslotte spottend, “je tegenstanders in hun drankje laten stikken is ook een manier om van ze af te komen. Al betwijfel ik of dat bij de Heer van het Duister zal werken.
Potter snuift geamuseerd en Patty aarzelt even. Dan legt ze haar kaarten op tafel. “Draco ligt in zijn bed. Te slapen.”
Smaragdgroene ogen houden die van haar even vast en ze vraagt zich opeens af of hij soms een Legilimens is. Hij knikt alsof hij de waarheid in haar ogen leest en ze ontspant.
“Wat on-Griffoendorachtig, Potter. Ik weet niet of ik meer geschokt ben dat je me door hebt of dat je me liet geloven dat jij en Draco elkaar hier ontmoeten. Merlijn! Harry Potter en Draco Malfidus, een stiekem rendez-vous. Het idee.”
Hij trekt een wenkbrauw op in een exacte kopie van Draco en ze grijnst.
“Maar nu ik hier toch ben en jij de neiging hebt bedwongen om je staf te pakken …” Dit keer is het Potter’s beurt om zich te verslikken.
Terwijl ze grinnikend achterover leunt tegen de kussens en de zaak van de Zwadderaars begint te bepleiten, mist ze de tevreden grijns op het gezicht van Harry Potter.
En al die tijd hoopte ik dat Draco zou kiezen voor zichzelf en niet voor zijn familie, denkt Harry. Al die tijd dacht ik dat er niemand anders hetzelfde hoopte. Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was ... |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Mrt 23, 2008 0:50 |
|
De Kloof
“NEE! Ik geloof je niet!!”
Narcissa beende boos de leerlingenkamer van Zwadderich uit.
“Wacht!” klonk het achter haar toen ze door de muur rende die de geheime ingang was van Zwadderichs leerlingenkamer.
“CIS!” riep Bella geërgerd, “Laat het me nou even uitleggen!”
Het hoogblonde meisje met het bleke gezicht keek niet om naar haar zuster maar stak haar neus hautain in de lucht.
Bella streek haar donkere lokken met een woest gebaar uit haar knappe gezicht; een teken dat ze geïrriteerd raakte.
“Dromeda is eigenwijs, ik laat haar niet onze goede naam vergooien!” Bella’s stem klonk hard en verwijtend.
Narcissa en Andromeda waren vroeger toen ze klein waren al close geweest. Ze hadden een beetje hetzelfde zachte karakter, wat vaak tot ergernissen leidde bij de gehele Zwarts familie. Ze hadden een naam hoog te houden en Dromeda en Cis leken niet aan hun verwachtingen te voldoen. Ze leken niet de Zwadderich mentaliteit te hebben, hadden geen ambities en waren niet bereid om tot het uiterste te gaan.
Bella had zich vaak een buitenbeentje gevoeld en trok vaak op met haar neven.
Zij was in tegenstelling tot haar zusters wel ambitieus en kreeg altijd alles voor elkaar, of het nou goedschiks moest of kwaadschiks.
Bella was altijd hun moeders lievelingetje; ze was het gewiekst, de meest harde van hun drieën en ze was mooi.
Bella stopte met achter Cis aan te lopen, ze haalde haar schouders op en schudde geïrriteerd haar hoofd. Toen verscheen er een minzame grijns op haar gezicht; het moment was daar, ze wist het zeker; ze had eindelijk iets goeds in handen om een wig te drijven tussen haar zussen.
De avond tevoren had ze Andromeda betrapt met een Huffelpuffer. Nou was dat op zich niet zo erg, maar die jongen was een modderbloedje.
Bella trok haar neus op alsof ze iets zeer onaangenaams rook en huiverde even; stel je toch voor dat haar zuster…Ze had dat vanavond aan Narcissa verteld, tot haar ergernis had die Bella niet geloofd en had Cis meteen doorzien dat ze Dromeda zwart had willen maken.
Narcissa was dan wel zachtaardig, maar ze was wel trots op haar achtergrond en ook trots op haar afdeling. “Toujour Pur” was hun familie slogan en Cis was dan ook alleszins van plan om dat zo te houden. Terwijl ze weg liep hoorde ze Bella minzaam lachen achter zich. Ze had het kunnen weten, Bella was er al jaren op uit om hen uit elkaar te drijven. Terwijl ze naar de Grote Zaal liep nam ze zich voor om Dromeda eens goed in de gaten te houden, want als het waar was dan moest ze Bella toch echt gelijk geven. Ze zuchtte eens diep voor ze plaats nam aan de Zwadderich tafel.
Bella wond zichzelf vreselijk op; ze liep met grote stappen terug naar de leerlingenkamer van Zwadderich.
‘Wat denkt ze wel niet?! Een modderbloedje… bloedverraadster... mijn eigen zuster…!’
Hoe meer ze erover nadacht, hoe bozer ze werd.
‘En dan die loser van een zuster van me, die altijd haar kant kiest!’
Bella richtte zich waardig op een herstelde zich snel, beheersing was belangrijk, ze moest zichzelf beheersen om de woede niet de overhand te laten krijgen.
Ze vervloekte zichzelf om de gevoelens van jaloezie en irritatie die ze op dat moment voelde; altijd had ze de emotionele band tussen Andromeda en Cissa gevoeld .
Al jaren probeerde ze daarbij te horen. Hoe moeilijk had ze het niet gevonden als ze de twee ’s avonds laat had horen giechelen over wat zij altijd schamper als “meisjesdingen” had afgedaan…Hoe graag had ze er diep in haar hart niet aan mee willen doen.
Ze keek even schichtig om zich heen, stel je voor dat iemand ook maar zou denken dat ze die gevoelens zou kunnen hebben. Stel je voor dat iemand zag dat ze überhaupt gevoelens had.
Ze vermande zichzelf en liep snel door.
Toen ze bij de stenen muur kwam, mompelde ze het wachtwoord en wachtte tot de muur doorzichtig werd. Ze stapte er doorheen en liep de kille ruimte in die ze als haar thuis beschouwde als ze op Zweinstein was.
Bella had geen echte vrienden. Er waren wat klasgenoten met wie ze wel eens sprak, maar het leek altijd of niemand haar snapte. Alsof ze in een wereld zat die niet van haar was.
Ze ging zitten op een van de bruinleren banken en keek geïrriteerd naar een stel opgewekte tweedejaars die bij de haard een luidruchtig potje knalpoker speelden.
Ze had totaal geen honger en bovendien ook geen zin om welk familielid dan ook tegen het lijf te lopen dus bleef Bella zitten waar ze zat en ging niet naar de Grote Zaal.
Ze besloot dat ze een plan moest hebben wilde ze Dromeda nogmaals betrappen met die.. die.. Ze kreeg het haar strot niet uit.
Ditmaal moest Narcissa namelijk getuige zijn. Ze grijnsde gemeen.
In tegen stelling tot Bellatrix had Andromeda wel gevoel.
Dromeda, zoals ze meestal werd genoemd, was dan wel in Zwadderich gesorteerd, maar diep in haar hart wist ze dat ze daar niet hoorde. Ze had puur uit angst voor haar familie de hoed min of meer gevraagd of ze toch alsjeblieft in Zwadderich geplaatst kon worden.
Nu, 5 jaar later, had ze daar spijt van. Veel spijt.
Dromeda had het gevoel dat haar zus Bella haar overal in de gaten hield, ze had verdorie geen bewaarder nodig!
Sinds twee weken, echter, voelde Dromeda zich het gelukkigste meisje op aarde; ze was verliefd!
Het was een dubbel gevoel, de vlinders in haar buik waren geweldig en ze kon niet wachten om het met Cis te delen!
Maar daar school dus het gevaar. Dromeda was dol op Cis, maar ze wist dat Cis meer aan de familietraditie hechtte dan zij en het dus zeker aan Bella zou doorbrieven en dat moest te alle tijden voorkomen worden, want haar grote liefde was geen puurbloed… En dat was in haar familie een doodzonde!
Toen ze de leerlingenkamer laat die avond binnen liep, besloot ze zo snel mogelijk naar de slaapzaal te gaan zodat ze Bella niet de kans zou geven om haar uit te horen, zoals gewoonlijk.
Ze ging snel op haar bed zitten en wachtte tot haar vriendin, Mirjanne binnen zou komen, met wie ze had afgesproken.
Ze pakte haar hoofdkussen en draaide zich op haar buik. Haar gedachten gleden naar die middag toen ze Ted heel even had gesproken en een kus had gedeeld…
Ze voelde hoe ze bloosde.
“Hallo? Iemand thuis?”
Dromeda schrok op uit haar gedachte en keek Mirjanne wazig aan.
“Gaat die lach er ooit nog af?”
Mirjanne liet zich op haar voeteneind zakken en trok sarcastisch een wenkbrauw op.
Mirjanne was vanaf de eerste dag van de weinige Zwadderich vriendinnen geweest die ze had. Soms kon Dromeda haar wel vervloeken om haar sarcasme, maar Mir had een hart van goud, al liet ze dat maar zelden aan anderen merken.
“Ik heb hem vanmiddag even gezien, Mir…” zei ze dromerig.
Mirjanne grijnsde; “Ik had al zo’n vermoeden dat die blik te maken had met je modderbloed vriendje!”
Dromeda schoot overeind en keek geschrokken om zich heen,
“MIR! Ten eerste; Wil je hem NIET zo noemen? En ten tweede, noem hem alsjeblieft helemaal niet daar waar Bella het zou kunnen horen, als zij er lucht van krijgt wordt ik gefileerd…”
Mirjanne schudde haar hoofd; “Geloof me, Dro, die zal het echt te weten komen, al doe je nog zo je best. Die griet is oplettender dan duizend gluiposcopen bij elkaar.
Dromeda liet haar hoofd zakken, ze wist dat Mirjanne gelijk had.
Die avond viel Andromeda in slaap na lang piekeren . Ondanks alle obstakels geloofde ze erin dat hun liefde alles zou overwinnen.
De volgende dag had ze een zeer geheime ontmoeting met Ted geregeld, ze had het zelfs Mirjanne niet verteld.
Het probleem met verliefd zijn is echter, dat je te roekeloos wordt…
Andromeda vergat compleet op te letten toen ze die middag na de laatste les naar de rand van het Verboden Bos toe rende. Ze zag uit de verte de jongen van haar dromen al staan en lachte breed, de vlinders dansten in haar buik…
“Hoi..” ze keek hem ademloos aan en voelde hoe ze bloosde,
“Hoi..” antwoordde hij terwijl hij zijn ogen niet van haar donkere ogen kon houden.
‘Wat is hij knap!’ dacht ze terwijl Ted langzaam dichterbij kwam en een donkere lok uit haar gezicht streek. Andromeda huiverde en zuchtte toen ze zijn mond eindelijk op de hare voelde.
Die kus was geweldig en ik had het nooit willen missen, maar had ik geweten wat ik nu weet, dan was ik veel voorzichtiger geweest…
Ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was… |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Mrt 23, 2008 16:49 |
|
Duistersluipen
De nacht viel als een diepzwart fluwelen doek over het Schotse landschap. De maan was vol en het was muisstil. Ik keek vanuit het raam van mijn kamer naar het kasteel. De contouren van de torens stonden scherp afgetekend tegen het maanlicht dat zijn gloed over het eeuwenoude gebouw wierp. Het meer glansde en leek zilver uit te stralen. De nacht was naakt en koud, maar dat kon me niet deren. Ik was vastbesloten.
Ik stond op van de hardhouten stoel waar ik op gezeten had verliet de kamer. Toen ik aan de trap kwam, draaide ik me om en sloot ik de deur met een zwiep van mijn toverstok.
Ik sloop de trap af en ontweek de treden waarvan ik ondervonden had dat ze kraakten. De route die ik wilde volgen had ik al talloze keren op voorhand gevolgd om enige ongemakken te controleren en indien mogelijk te verhelpen.
Ik verliet de kroeg als een dief in de nacht. Mijn gewaad wapperde om me heen, maar ik was onzichtbaar. Daar had ik wel voor gezorgd. Niemand mocht me zien.
Ik gleed zowat langs de gevels van de huizen die als wachters aan de hoofdstraat stonden opgesteld. Ik bleef verder lopen met vaste tred tot ik de hoofdstraat achter me had gelaten.
Niet veel later had ik de hoofdstraat achter me gelaten. Ik betrad de heuvel die steiler was dan in mijn herinnering. Ik vervloekte mezelf in stilte dat ik daar geen rekening mee gehouden had. Ik keek op en zag het Krijsende Krot gloeien in het maanlicht.
Een afgrijselijk gebrul verscheurde de stilte van de nacht, maar ik schrok er niet van op. Ik kwam op de top van de heuvel en liep rechtstreeks naar de lange gedaante die me stond op te wachten. De gedaante leek omgeven door een groene gloed en ik wist dat hij gemoord had.
“Severus,” zei een kille stem. Het verbaasde me niet dat deze figuur me ondanks mijn Kameoflagespreuk gezien had. Die hief ik op en ik voelde hoe mijn lichaam vastere vorm aannam.
“Is alles klaar?”
“Ja, Heer.”
“Goed. Sybilla Zwamdrift is onderweg. Ik wil dat je elk detail in je geheugen opslaat en me verslag uitbrengt van ieder woord dat gezegd is geweest.”
“Vanzelfsprekend, Heer,” fluisterde ik vol ontzag. Ik dacht dat ik nooit gewend zou raken aan de indrukwekkende uitstraling die mijn meester uitstraalde en ik voelde me trots in zijn aanwezigheid. Ik was er fier op dat ik deze opdracht had gekregen en was bereid alles te doen om die te vervullen. Ik wist dat mijn beloning niet klein zou zijn als ik slaagde, maar ook dat mijn straf niet mals zou zijn als ik ontdekt werd.
Ik boog voor mijn meester, wetend dat als ik zou mislukken, dit de allerlaatste keer zou zijn dat ik het zonder pijn zou doen.
“Ga.”
Zonder nog een woord te zeggen draaide ik me om en sprak de Kameoflagespreuk weer uit over mezelf. Het gras veerde lichtjes onder mijn voetstappen. Het was een magische nacht.
Het duister omhulde me als een mantel. Toen ik de heuvel afgedaald was en terug bij het dorp kwam, sloop ik als een panter door de straten. Ik nam een andere weg dan die die ik gevolgd had toen ik gekomen was.
Het leek alsof mijn meester me in de gaten hield, hoewel hij me niet kon zien. Hij was al lang verdwenen uit Zweinsveld. Hij nam geen risico’s en bleef niet langer op één plek dan nodig.
Ik schrok me een ongeluk toen ik een onheilspellend gekraak hoorde. Dat was niet in mijn plan opgenomen.
“Levenius, vuile dief! Scheer je weg!” baste een zware stem die ik niet herkende. Ik trok me zo snel mogelijk terug in een portiek, hoewel ik onzichtbaar was.
Een dronken schim kwam langs en brabbelde nog iets wat ik niet kon verstaan. Een deur viel met een klap dicht en ik bleef nog vijf minuten staan. Mijn schema was in de war geschopt en ik zou me moeten haasten om het nog te redden.
Ik verliet mijn schuilplaats en scheerde me als een vleermuis weg. Ik kwam bij de kroeg en die was verlaten. Ik hoopte dat ik niet te laat was. Ik negeerde de barman die me vragend aankeek en ging de trap op. De man diende zich niet te bemoeien met mijn zaken, dat had ik hem duidelijk gemaakt aan het begin van mijn verblijf.
Ik ging terug naar mijn kamer, waar ik de Kameoflagespreuk voor de tweede keer die avond ophief en mijn mantel afwierp, alsof het overbodige ballast was. Ik wilde niets riskeren en huiverde bij de gedachte aan de gevolgen als ik zou falen. Het maakte me nog vastberadener om te slagen.
Ik ging de gang weer op en schuifelde zo stil mogelijk naar een kamer verderop. Ik hoorde een bekende stem spreken. Albus Perkamentus.
Ik hurkte bij het deurgat en legde er mijn oor tegen. Ik hoorde een vrouwenstem die wanhopig probeerde Perkamentus ervan te overtuigen hoe goed haar innerlijke oog wel niet was. Ik moest me inhouden om geen spottende lach uit te stoten. Wat een onzin.
Ik bleef alert, want ik moest Perkamentus’ reacties kennen. Ik moest horen hoe ik me het beste kon opstellen, wilde ik kans maken als leraar op Zweinstein. Dan zou ik Perkamentus’ vertrouwen winnen. Dat kon zo moeilijk niet zijn, de oude dwaas zag alleen het goede in mensen. En eenmaal hij was aangesteld, kon hij informatie doorspelen aan de Heer van het Duister.
Ik loerde door het sleutelgat en zag een vrouw die gehuld was in omslagdoeken die op wonderlijke wijze niet in elkaar verward geraakt werden. Ze droeg een bril met enorme jampotglazen, waardoor haar ogen enorm uitvergroot werden.
Ik wilde me net terugtrekken en weer gewoon luistervinken toen ik merkte hoe de kleur van de ogen van de vrouw veranderden. Ook de klank van haar stem was niet meer zweverig, maar rouw. Wat ik hoorde sloeg me met stomheid, maar ik hield mijn oren open. Deze informatie was van levensbelang, letterlijk. Dit kon ik mijn meester niet onthouden. Ik ging zo op in die vreemde woorden dat ik te laat opmerkte dat het stil was geworden. Wat ik gehoord had zou mijn leven veranderen, maar ik wist toen nog niet dat ik niet alleen was. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Mrt 23, 2008 16:53 |
|
Zo, voor dat ik dadelijk weer bij een vervelende familiegourmet zit, heb ik mooi nog even de tijd om het stemmen te openen, voor ik het vergeet. ^^"
Het is namelijk alweer 23 Maart, dus het inzenden stopt, en we gaan weer stemmen! Bedankt voor alle inzendingen! En ik hoop natuurlijk ook op veel stemmers. Als je dus iets hebt ingezonden, is het wel zo leuk als je zelf ook even stemt.
Geef je argumenten als je stemt, deze moeten bestaan uit minstens 15 woorden. En je gaat natuurlijk niet op jezelf stemmen. Gebruik dit lijstje om te stemmen:
Citaat: | Dit is mijn 1e/2e/3e stem:
Mening: |
Het stemmen zal stoppen op 31 Maart, dan heb ik een uitslag voor jullie!
Succes met stemmen!
Heb je nog vragen/ideeën? Stuur gewoon een PB. ^^ |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Avana
Lid Wikenweegschaar
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: In Fanfictionland with Harry & Draco
|
Geplaatst:
Zo Mrt 23, 2008 17:27 |
|
Het was weer moeilijk van de keer om te kiezen maar hier zijn mijn stemmen:
Mijn eerste stem gaat naar Zelfhulplijn voor beginners
Mening: Ik ben normaal gesproken geen fan van verhalen met OC’s zeker niet als iedereen een OC is maar voor dit verhaal maak ik een uitzondering ^^
De beide verhaallijnen zijn zo mooi en overtuigend met elkaar verweven. Het verhaal is goed geschreven (altijd een pré ^^) en de verplichte zin sluit vrij goed aan.
Mijn tweede stem gaat naar Te veel Zwad voor mij
Mening: Dit verhaal vind ik heel erg origineel geschreven. Ook al kennen we de feiten rond de basilisk, Jenny’s dood en het dagboek wel, jij hebt er een heel nieuw verhaal van gemaakt.
Doordat je in het begin al de woorden ‘mijn lieve meester’ gebruikt, is het een verrassing om te lezen dat het dagboek later teleurgesteld blijkt te zijn in Marten.
Mijn derde stem gaat naar Anders
Mening: Een apart geschreven verhaal. Anders dus xD
Ik heb het een paar keer gelezen omdat het bleef intrigeren. Dat terugwerken in de tijd is erg goed gedaan.
Ik bleef alleen met het feit zitten dat als Griffoendor de moordenaar was (kon niemand anders bedenken), dat hij dan een beetje OOC was. |
_________________
♥ Spread the love of Harry & Draco ♥
Griffmama xD |
|
|
|
Pieper
Grote Zaal Hoofdmonitor
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: In een piepklein lampenhuisje
|
Geplaatst:
Zo Mrt 23, 2008 20:35 |
|
Eerst wil ik zeggen aan iedereen die mee deed: Goed gedaan!
Alle verhalen vond ik wel iets hebben.
Mijn eerste stem gaat naar: Weg naar de top
Mening: Ik vond vooral de manier waarop de eindzin erin zat leuk gevonden. Het geeft het een dubbele betekenis. Ook is het leuk om een al bekende situatie op een andere manier te bekijken.
Mijn tweede stem gaat naar: Zelfhulplijn voor beginners
Mening: Mooi verhaal, en hoewel ook ik geen favoriet ben van een verhaal met alleen maar oc personages is dit toch erg leuk uitgedraaid. Ik vond het ook een sterk begin hebben.
Mijn derde stem gaat naar: De kloof
Mening: Ik vind een verhaal over die drie zussen altijd wel leuk.
Het eindzinnetje is er wel niet zo goed in verwerkt vind ik, maar het was ook een moeilijke zin om te eindigen. |
_________________
Wat is dit?
|
|
|
|
Vivian.
Huffelpuf Klassenoudste
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Inside the Snitch, waiting for Harry to open it.
|
Geplaatst:
Zo Mrt 23, 2008 21:14 |
|
Allereerst: compliment aan alle schrijvers. Ik vond het een best wel lastige keus, en heb echt flink na moeten denken voordat ik kon besluiten op welke verhalen ik zou gaan stemmen. Ik ben er nu uit, en well.. laat ik het maar zeggen dan xD.
Mijn eerste stem gaat naar: Zelfhulplijn voor Beginners. Het verhaal is echt mooi opgebouwd, leest goed weg en is duidelijk origineel qua onderwerp. De OC's, die bij mij meestal voor een afknapper zorgen, zijn duidelijk passend in het verhaal en goed afgewerkt.
Mijn tweede stem gaat naar: Te veel zwad voor mij. Knap standpunt, vanuit een dagboek schrijven en het ook nog geloofwaardig over laten komen. Het verhaal boeit me en is zeker uniek. Ik vond het de moeite van het lezen waard.
Mijn derde en laatste stem gaat naar: Anders. Voor ik snapte waar het uiteindelijk om ging was het wel even puzzelen, daar houd ik wel van. Uiteindelijk klopt het verhaal, en is het echt op een manier geschreven zoals ik nog nooit eerder ben tegengekomen.
@ Alle anderen die meededen: wanhoop niet, er komen nieuwe challenges en ik vond drie stemmen eigenlijk te weinig. Volgende challenge een nieuwe kans . |
_________________
Like a Phoenix, we will rise again from the ashes. Stronger and better than ever.
Where your treasure is, there will be your heart also.
HPF: friendships will never die |
|
|
|
Potterfreaky
Harry's secret lover
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: hier, op HPF...
|
Geplaatst:
Zo Mrt 23, 2008 21:35 |
|
Hier volgen mijn stemmen;
mijn eerste stem gaat naar teveel zwad voor mij
erg originele invalshoek, heel grappig geschreven met steeds die stukjes er tussen door als "ja ik heb een hart" En ook een verrassend einde.
Mijn tweede stem gaat naar Het Duel
Mooi geschreven. Vanuit Patty is weer eens iets anders en ik bleef steeds twijfelen of Harry het speelde omdat hij wist dat het Patty was of niet. Tot de laatste zin, die vond ik mooi verwerkt.
mijn derde stem gaat naar Duistersluipen
Mooi mysterieus, goede sfeer. Het bleef lang onduidelijk wie het personage was. Mooi einde, originele invalshoek.
complimenten ook voor de anderen. |
_________________ I'll never forget...
*HPF forever* |
|
|
|
|
|