Auteur |
Bericht |
duffie
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
449 Sikkels
Woonplaats: In de boekenwinkel <3
|
Geplaatst:
Zo Mei 11, 2008 10:34 |
 |
Heeeeeey poepies [/woordje dat ik van Anna heb overgekregen, héél vervelend voor degene tegen wie ik het zeg]
Alles goed?
Met mij wel hoor.
Okay. Euhm.
Thanks to: Amytjuuuh, xMartine, Celia, Dracoliekje en Sislon!
Next stukje!
x3
PS: ik heb al veel mensen gehad die het al helemaal hadden uitgelezen die er helemaal niets meer van snapten (op het einde van MOF dus) dus als je liever wat meer verduidelijking wilt, kan je oftewel wachten op een MOF2 die misschien nog niet eens komt of me gewoon een PB sturen xD
H o o f d s t u k 48
Hogwarts.
De regen viel met bakken uit de lucht. Ik was volledig doorweekt, maar veel gaf ik er niet om. Bij iedere stap die ik zette, piepten mijn schoenen. Mijn haar hing in natte (hoe kon het ook anders?) slierten langs mijn gezicht. Ik neuriede ook zachtjes een liedje dat ik had opgepikt in het Dreuzelstadje hier niet ver vandaan. Jammer dat je op Zweinstein niet kon verschijnen. Ik had in de afgelopen week wat kennis opgedaan. Wat wij verdwijnen noemen, noemen de tovenaars verdwijnselen. Wij noemen verschijnen, nou ja, verschijnen en zij verschijnselen. Best nogal verwarrend. Waarom niet allemaal dezelfde termen gebruiken?
Ik had nu de helft van mijn geheugen terug. Als ik in mijn missie slaagde kreeg ik mijn volledige geheugen terug. Okay. Viktor mocht streng, gevaarlijk en eng zijn, maar hij was ook rechtvaardig en een man van zijn woord. Ik geloofde hem, toen hij zei dat ik de rest van mijn geheugen terug kreeg als ik hem hielp.
Ook was ik er nu achter gekomen wie James Potter, Sirius Zwarts, Remus Lupos en Peter Pippeling waren. Eén ding was zeker. Potter en Zwarts waren niet te vertrouwen. Ik had herinnering waarin ze een weddenschap over me hadden. Neen, dank je. Zo’n eikels hoef ik niet meer in mijn vriendenkring. Ik wist natuurlijk niet wat er daarna gebeurde en wat er precies gebeurde. Want ik had nog steeds niet alle puzzelstukjes, maar ik hoefde het ook niet te weten. Ik wist wat ik wist en wat ik wíst was niet bepaald goed voor die twee eikels. Ik zuchtte van verlichting toen ik bij de twee grote deuren van het kasteel aankwam. Ze waren natuurlijk gesloten en ook nog eens op slot. Ge-wel-dig. Tref ik weer, dacht ik een beetje chagrijnig. Ik glimlachte toen ik me herinnerde hoe ik de deuren dicht had gehouden voor Calvin. Ik grijnsde. Zou het andersom ook werken? Ik stak mijn hand uit maar er gebeurde niets.
“Ha. Gadver,” mopperde ik, voordat ik opnieuw zuchtte. Ik had zo gehoopt dat de deuren open zouden zijn gegaan. Ik had het al half voor me gezien. Ik liet mijn hand zachtjes zakken, voordat ik knipperde met mijn ogen. Maar natuurlijk! Zou het niet meer dan logisch zijn dat als je iets open wilde krijgen je ervoor moet zorgen dat je het voor je ogen ziet gebeuren? Ik stak mijn hand nog eens op, met de handpalm naar de twee deuren gericht. Ik sloot mijn ogen en beeldde me in dat de deuren voor mijn ogen open gingen. BAF. Ik opende mijn ogen en grijnsde. Ik stapte vrolijk het kasteel binnen. Verscheidene leerlingen keken me geschrokken en met grote ogen aan.
“Beetje intimiderend hé,” grinnikte ik, voordat ik de gezichten in me opnam. Nee. Geen Remus Lupos. Met een neutraal gezicht liep ik verder, het staren van de anderen negeerde ik gewoon. Echt wáár. Een meisje dat Zweinstein binnen komt vallen. Wiejoe. Wonder?
“Yente?” vroeg een klein stemmetje. Ik keek opzij. Daar stond Peter Pippeling. Ik glimlachte.
“Peter,” groette ik hem gewoontjes, voordat ik weer verder liep.
“Yente wat-”
“Remus gezien?” vroeg ik dwars door zijn zin heen. Peter werd lijkbleek. Ik negeerde dat en keek hem aan. Wel?
“Yente. Je ziet een beetje bleekjes,” probeerde Peter me mijn vraag te doen vergeten.
“Ach. Heb al een tijdje niet gegeten,” grapte ik, terwijl Peter nog bleker werd. Ik lachte even kort, voordat ik ‘grapje’ mompelde. Peter leek het helemaal niet grappig te vinden en nam mijn hand. Hij sleurde me naar een andere gang waar helemaal niemand stond. Waar de mensen me dus ook niet nieuwsgierig aan keken. Veel te jammer.
“Herinner je je die dag nog in het Krijsende Krot?” vroeg Peter dwingend. Ik trok een wenkbrauw op.
“Moet dat dan?” snoof ik. Peter knikte.
“Denk na Yente,” porde hij me in mijn arm. Ik keek hem kwaad aan. Porren hoefde nou ook weer niet! Er zijn dus wel grenzen.
Peter was de wanhoop nabij. “Asjeblieft Yente, denk na. Weet je nog dat Regulus een Wisseldrank had genomen?”
“What the hell is een Wisseldrank?” vroeg ik hem en ik zag dat Peter wel gewoon kon janken van miserie.
“Hoe noemden ze je?” Ik trok verbaasd een wenkbrauw op.
“Wie?”
“De vampieren.”
“Samira,” antwoordde ik kort. Peter schudde zijn hoofd.
“Jij moet mee naar Gaffel en-”
“Als ik naar die gek ga is het om zijn nek om te wringen!” riep ik tegen Peter. Hij keek me geschrokken aan. Hij staarde even om hem heen, de gang had zich alweer met mensen gevuld, en zuchtte.
“Heb je honger?” vroeg hij zachtjes. Ik keek hem half geschokt aan. Dacht hij nou écht dat ik Pótter ging bijten? Ik dacht nou toch wel dat Peter wist dat ik iets betere smaak had, dacht ik venijnig.
“Neen. Dank. Je.” Ik klemde mijn kaken op elkaar en Peter kreeg langzamerhand door dat hij iets verkeerds had gezegd.
“Oh. Daar doelde je niet op?” piepte hij.
“Ik bedoelde als in nek omwringen als in dóód.” Ik draaide me, op mijn hielen, om en wandelde weg.
“Yente!”
“Samira!” riep ik terug. Ik was Yente niet meer. Toch? Ik had Calvins sterkte geërfd. Ik had ook een deel van zíjn herinneringen in mijn hoofd rond hangen. Herinneringen nestelen zich vast in je bloed. Het maakt je tot wat of wie (in mijn geval wat) je bent. Opeens werd er een woest tikje op mijn schouder gegeven, traag draaide ik me om. Daar stond Peter weer.
“Je krijgt hem niet mee,” siste hij me alleen maar toe, voordat hij weg rende. Ik snoof. Wanna bet?
Ik zat vrolijk op een trap, die niet gebruikt werd. En het had echt absoluut niets met mij te maken! Kon ik er nou wat aan doen dat de mensen me meden als de pest? Ik zou geen schrik van ze hebben. Ik grinnikte toen ik me bedacht hoe ze zouden reageren als ze met Viktor in één kamer moesten zitten. Geweldig. Toen ik uitgelachen was, merkte ik dat er iemand naast me zat. Ik had hem niet eens gehoord. En dat was bijzonder. Ik keek verbaasd opzij, totdat ik zag wie het was. Ik sprong op en maakte dat ik weg was.
“Bang van een tovenaartje?” lachte hij, maar ik negeerde hem. Ik balde mijn vuisten om me in te houden. Hij moest zijn bek houden. Ik beende de trap op en hoorde dat hij me volgde.
“Wil je zo graag dood?” siste ik tegen de vloer, maar ik wist dat hij het kon horen.
“Ik heb jou die vraag al eens veel eerder aan je gesteld.” That’s it. Ik draaide me om en keek woedend in die bruine kijkers.
“Kras toch op.”
“Waarom, Yente? Waar ben je bang voor?” Ik snoof.
“Van jou in ieder geval niet,” bitste ik. James keek me fronsend aan.
“Wat is er met je gebeurd?” fluisterde hij nauwelijks, maar ik hoorde hem en negeerde het.
“Waar is Remus?” vroeg ik alleen. Net zoals Peter werd James bleek.
“Zeg maar tegen wie je dan ook maar heeft gestuurd dat we Remus niet meegeven,” zei James verhit.
“Ga het Viktor zelf zeggen.”
“Viktor? Als in koning Viktor?”
“Applaus,” zei ik sarcastisch, voordat ik verder liep.
“Dit zit veel hoger dan ik dacht,” mopperde James, voordat hij mijn arm vastpakte. Ik duwde hem van me af en hij viel met zo’n vaart tegen de muur dat ik geschrokken een hand voor mijn mond sloeg.
“Alles in orde?” In een wip stond ik naast hem. James grimaste.
“Toch nog niet helemaal verdwenen, Yente?” vroeg hij wrang glimlachend, voordat hij overeind kwam. Ik fronste.
“Je moet je toch nog iets herinneren?” vroeg hij me.
“Buiten een weddenschap niets,” ik sprak het woord ‘weddenschap’ met zoveel haat uit dat James’ gezicht betrok.
“Het stuk dat je me hebt vergeven heb je ook niet mee, zeker?” vroeg hij zachtjes. Ik staarde hem ongelovig aan. Heb ik hem verdorie nog vergeven ook?
“Nee.” Ik keek om me heen. Als ik een jongen was, waar zou ik zitten? Ik hoorde Calvins stem luid en duidelijk in mijn hoofd. ‘We komen eraan.’
“Laat maar al, Jamesje. Ik heb vriendjes genoeg die me gaan helpen,” zei ik hem, voordat ik me omdraaide en vrolijk naar buiten huppelde. Ik zou hen opwachten. |
_________________ How did we get here?
When I used to know you so well.
Paramore<3
De uitdaging! |
|
  |
 |
duffie
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
449 Sikkels
Woonplaats: In de boekenwinkel <3
|
Geplaatst:
Ma Mei 12, 2008 10:26 |
 |
KIEKEBOE!
Ik ben hyper!
Want.
Eén Yaaaaaaraaa is terug van Italy xD Dus die ga ik stalken (6)
En twee euh. Ik ga posten!
En MOF is bijna uit!
Hipheid toch? xD
Naaah.
Okay. Iedereen.
Bedankt voor jullie lieve reacties!
Here goes nothing.
x3
H o o f d s t u k 49
It was a joke! Sam!
Het regende nog steeds, toen ik twee figuren uit het bos zag komen. Met die geweldige ogen van mij, herkende ik Calvin meteen. Hij had nog een meisje meegenomen. Witblond haar. Helder blauwe ogen. Ik liep naar hen toe en zij naar mij. Ik knuffelde Calvin, die me meteen terug knuffelde.
“Waar is Selene?”
“Ik dacht dat je kwaad op haar was?”
“Natuurlijk niet,” zei ik tegen zijn borstkast, voordat ik hem los liet. Hij had mijn vraag niet beantwoord.
“Ze is thuis,” zuchtte hij vermoeid. Ik keek naar hem op.
“Hoezo?” vroeg ik verbaasd. Ik kon me niet in beelden dat Selene me niet wilde helpen!
“Oh. Dat is het niet. Maar ze mag niet van mij. Er komt een kleine Calvin aan,” grinnikte hij.
“Wie weet is het een Selene,” onderbrak het meisje hem. Calvin snoof.
“Het is een jongen, ik weet het zéker.” Ik schudde grinnikend met mijn hoofd. Ja tuurlijk.
“Nee! Serieus!” verdedigde Calvin zich meteen. Ik gaf hem een stomp.
“Blijf uit mijn hoofd,” grijnsde ik, voordat ik mijn hand naar het meisje voor me uit stak.
“Samira,” stelde ik me voor.
“Olivia.” Ze nam mijn hand aan en schudde hem.
“Er kijkt iemand naar ons,” fluisterde Calvin en ik keek op. Olivia knikte.
“Ik voel het ook,” fluisterde ze, terwijl ze de omgeving afspeurde met haar ogen. Ik had de persoon al gevonden, net zoals Calvin.
“Negeer hem gewoon,” suste hij me. Lekker handig als er een deel van me hem wilt doodknuffelen.
“Nou. Kijk. Als hij dood is zal er niet veel geknuffeld meer worden,” zei Calvin onschuldig. Een paar seconde later rende ik tierend achter hem aan. Vuile gedachten-
“Let op je woorden!” riep hij lachend over zijn schouders, ik schudde me met mijn hoofd. Jammer genoeg was hij veel sneller dan ik.
We zaten met zijn allen op de vloer in het midden van een gang. “Waarom hebben jullie hem eigenlijk nodig?” vroeg ik Olivia. Zij haalde haar schouders op.
“Opdracht van de baas. Wij doen gewoon wat ons verteld wordt. Buiten Viktor en Maya denk ik niet dat er iemand bij ons is waarom ze hem eigenlijk nodig hebben.” Ik knikte. Mij goed. Ik hoorde Calvin denken, hoe het met Selene zou gaan. Ik grijnsde.
“Het gaat vast goed met haar. Zolang er niemand is om haar op de zenuwen te werken,“ hoorde ik Calvin mopperen in zijn hoofd.
“Dat hoorde ik.” Ik keek hem nepkwaad aan en Olivia schudde haar hoofd.
“Er zijn mensen die jullie gedachten niet kunnen lezen, weet je.”
Ik grinnikte en even later lagen we vrolijk te lachen. Ik dronk ondertussen wat van mijn ‘thee’ die ze voor mij hadden meegebracht.
“Nog nooit iemand gedood?” vroeg Olivia opeens verbaasd. Ik trok een wenkbrauw op. Ik schudde mijn hoofd.
“Geen behoefte aan.” Ze keek me geschokt aan.
“En dat is waarom?”
“Olivia,” zei Calvin streng.
“Wat? Het is toch zo?”
“Zolang ze maar drinkt,” vond Calvin en ik was hem dankbaar. Hij knipoogde naar me en ik keek om me heen. Ik hoorde zachte voetstappen aan het einde van de gang. Calvin, die er met zijn rug naartoe zat, legde een vinger op zijn lippen. Ik knikte. Ik stond traag op en verschool me in de schaduwen van de fakkels.
“Waar is ze nou heen?” fluisterde een stem jammerend.
“Kop dicht, Peter. Ze kunnen ons horen.” Ik nam het randje van een mantel en gooide die van hen af. Ik vouwde mijn armen over elkaar en ze keken me alle drie doodsbenauwd aan. Natuurlijk was er geen Remus.
“Weet Perkamentus eigenlijk wel dat je er bent?” vroeg Sirius als eerste. Ik keek hem aan.
“Natuurlijk weet hij dat.”
“Dus je bent met hem gaan praten?” vroeg James hoopvol. Ik keek hem vol ongeloof aan. Ja, daag.
“Dat is een nee,” dacht Peter luidop. Calvin en Olivia kwamen naast me staan. Ik zag de honger in hun ogen flikkeren, maar ik draaide echter met mijn ogen. Ik had echt geen idee, waarom ik me niet zo raar gedroeg als zij. Maar hun bloed trok me gewoon niet aan.
“Houd je even in, wil je?” vroeg ik aan beide, voordat ik weer naar de mensen voor me keek. “Volgens mij begrijpen we de situatie niet.”
“Die begrijpen we maar al te goed,” zei Sirius opeens kwaad. Ik trok een wenkbrauw op.
“Hij is geen proefkonijn!” barstte hij tegen me los. Ik liet hem rustig uitrazen, voordat ik hem door elkaar schudde.
“Wat wil je? Dat ze je tot in Japan horen brullen?” vroeg ik aan hem. Dat leek Sirius even te kalmeren, voordat hij zich uit mijn armen rukte. Ik liet hem maar los.
“Hoezo proefkonijn?” vroeg ik toch nieuwsgierig.
“Samira,” fluisterde Oliva bestraffend. Gewoon praten lukte hen blijkbaar niet meer. Ik zuchtte en werd ondertussen kotsmisselijk van Calvins gedachten. Juk. Asjeblieft zeg. Toen ik hoorde bij wie hij dat aan het plannen was, gaf ik hem een stamp.
“Verkeerde persoon?” jammerde hij, terwijl hij met grote ogen aan keek. Ik zuchtte.
“Níemand. Begrepen?” zei ik alleen. De jongens voor me leken blikken uit te wisselen, voordat James grijnsde. Ik zuchtte vermoeid. Die grijns… Urgh. Ik hoorde Calvin grinniken en gaf hem een stamp.
“Uit. Mijn. Gedachten,” siste ik hem. Calvin knipoogde.
“Heb het toch nooit zo fijn gevonden om met puberale gedachten opgescheept te zitten.”
Ik draaide met mijn ogen. Hij nam Olivia bij de arm en samen liepen ze vrolijk weg. Ik hoorde Olivia giechelen en schudde mijn hoofd.
“DENK AAN SELENE HOOR!” riep ik hem achterna en nu lachte Calvin ook, terwijl Olivia gewoon verder giechelde. Ik wendde me weer tot de jongens voor me.
“Waarvoor heb je Remus nodig?” vroeg James nieuwsgierig. Ik keek hem alleen maar leeg aan.
“Ik doe wat me gezegd word en stel geen vragen.” Leugen. Ik had er wel gesteld. Véél.
“Dus je gaat één van je beste vrienden uitleveren aan die monsters gewoon om -” Ik onderbrak Sirius met zijn zin door hem een mep in zijn gezicht te geven. Hij deinsde geschrokken achteruit. Die opmerking had me gekwetst. Ik was alles behalve een monster. Ik schudde mijn hoofd ongelovig naar hem.
“Ik ben hier niet om ruzie te maken. Anders hadden vooral jullie twee -” ik wees naar James en Sirius, “- het gemerkt,” snoof ik ontzet. Peter zuchtte.
“Yente… Weet je nog met Sanne?”
“Met wíe?” vroeg ik aan hem.
“Sanne.”
“Wie is Sanne?”
“Je vriendin…” In een flits zag ik het beeld weer van een meisje dat de pesters bij me weg joeg. Ik slikte.
“Herinner je je Sanne, Yente?” vroeg Peter traag. Ik ging met een hand door mijn haar, sloot mijn ogen en knikte uiteindelijk.
“Mooi.” De gretigheid klonk door in James’ stem. “Herinner je je iets dat op de trein is gebeurd?” Ik keek hem alleen maar kwaad aan.
“Weet ik veel.” Ik mopperde wat voor me uit, terwijl James erop door hamerde.
“Bij de WC’s.”
“Was dat in een trein dan?” vroeg ik hem terug, mezelf verradend. James grijnsde breed.
“Mooi.” Ik trok een wenkbrauw op. Ik vond er alles behalve mooi aan. Sirius en Peter keken elkaar niet-begrijpend aan.
“Zo geweldig vond ik het niet…”
“Oh nee?”
“Nee.”
“Yente,” onderbrak Sirius ons. “Ik moest van Remus-”
“Waar is hij?” onderbrak ik hem weer. Sirius keek me gestoord aan.
“-vragen of je een gezicht voor je zag, toen je wakker werd. In één van je dromen ofzo,” haalde hij zijn schouders op. Ik keek weg.
“Ja, dus.” Die stemmen klonken me veel te opgewekt.
“Waarom laten jullie me niet gewoon met Remus praten?” vroeg ik aan Peter. Met die andere twee viel niet te praten.
“Omdat Remus dat niet wilt.”
“En waarom dat niet?”
“Welk gezicht zag je, Yente?”
“Waarom niet?”
“Samdinges welk gezicht zag je?”
“Samira,” beet ik James toe.
“Samira,” zei James me braafjes na.
“Een… gezicht.” Ik wilde die vraag gewoon niet beantwoorden. Ik bedoel. Hallo? Zie je me al bezig. Ja. Heeeeeeey. Ik droomde dus over jou toen ik mijn geheugen verloren had. Hoe geweldig is dat wel niet? Wil je trouwen? Tuurlijk joh. Ik hoorde een paar gangen verder bulderend gelach.
“Samira! Geweldig!” riep Calvin. Ik stampvoette even van woede.
“DAT was niet voor je oren bestemd!”
“Wil je trouwen?!” riep hij naar me toe, terwijl hij de gang terug binnen kwam. Ik vernauwde alleen maar mijn ogen.
“Dacht het niet.” Sirius keek me schattend aan, voordat hij breed grijnsde.
“Had je een herinnering?” De toiletten… Ik schudde toch maar mijn hoofd.
“Lieg niet, Yente.”
“Oh. Ik zou het anders wel geweldig goed moeten kunnen, hé James?”
“Mag ik de catering organiseren?” ging Calvin gewoon verder.
“Heb ik al gedaan,” ging Sirius er ongegeneerd op in. Ik ademde diep in door mijn neus. Sinds wanneer was Sirius vergeten dat hij tegen een vampier bezig was?! Ik slaakte een gefrustreerd geluidje, toen Calvin één of ander liedje begon te zingen.
“Daar komt de bruihuid.” Ik draaide me om en liep de gang uit. Verdomme.
“SAM! Het was maar een grapje! Saham!” riep Calvin me na. Grapjas, dacht ik sarcastisch. |
_________________ How did we get here?
When I used to know you so well.
Paramore<3
De uitdaging! |
|
  |
 |
duffie
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
449 Sikkels
Woonplaats: In de boekenwinkel <3
|
Geplaatst:
Di Mei 13, 2008 17:36 |
 |
HET LAATSTE STUKJE VAN MOF!
Ik wil even Dracoliekje, Amy, Sis, xMartine en Celia bedanken voor hun reacties...
Anna: Bedankt voor de inspi meid xD en het achter mijn gat zitten om te schrijven.
Al de rest! Bedankt voor jullie enthousiasme en lieve reacties <3
x3
PS: Jups het zijn twee stukjes aangezien ik morgen mijn huis wordt uitgejaagd :")
H o o f d s t u k 50
Give me your blood.
Ik stond voor het portret van de Dikke Dame, met mijn armen over elkaar. Ik stond er al een paar uurtjes… Remus moest er toch ooit uitkomen? Het was al rond negen uur, toen uiteindelijk het portretgat openging.
“Je wilde me spreken?” zuchtte Remus. Hij gaf het op en dat wist ik maar al te goed.
“Ja.” Ik hoorde de jongens een vrolijk melodietje zingen toen ze naar ons toe kwamen. Opeens hield het gezang op, terwijl ik met Remus weg liep.
“Maanling!” riep Peter nog, maar Remus negeerde het en liep met mij mee door een gang.
“Hoe is het met je?” vroeg Remus, lief als altijd.
“Goed. Dank je. Met jou?” vroeg ik terug, terwijl ik voor me uit staarde.
“Gaat wel. Je ziet er anders niet goed uit.”
“Thee nodig,” mompelde ik, terwijl ik gewoon verder liep. Remus kromp even in elkaar. Ik keek hem hoofdschuddend aan.
“Ik bijt geen tovenaars.” Ik draaide overdreven met mijn ogen. Remus glimlachte.
“Weet ik. Als je het zelfs wilde kan je het niet. Weerwolf, weet je nog?” Ik bleef even verbaasd staan. Weerwolf? Mijn gedachten flitsten naar die vergadering van een paar weken terug.
“Oh. Ja.”
“Dat is ook waarom ze me nodig hebben, zie je,” ging Remus gewoon verder. Ik keek hem nieuwsgierig aan.
“Oh ja?”
“Ja.” Ik wachtte op een verdere verklaring, maar die leek niet te komen.
“We zijn geen monsters hoor.”
“Weet ik,” lachte Remus. “Ik ook niet.” Ik knikte. Dat is waar. We waren beiden verschillend.
“Waarom hebben ze je nodig?” Remus zuchtte vermoeid.
“Yente. Moet dit nu?”
“Ja!”
“Nee,” schudde Remus met zijn hoofd. Waarom vroeg hij het als hij zelf al een antwoord gaf? Ik schrok mezelf een hoedje, toen Calvin in mijn hoofd vroeg waar ik was maar ik negeerde hem. Ik was nog steeds kwaad.
“Dan niet,” antwoordde ik kort.
“Yente.”
“Samira.”
“Samira. Je kan niet alles weten.”
“Dat heb ik nog al eens gehoord.”
“Heb je je geheugen terug?” klonk het enthousiast. Ik schudde met mijn hoofd.
“Nee. Alleen een deel.” Ik wist niet waarom ik hem dit vertelde, maar ik vertelde het hem.
“Zag je een beeld voor je toen je wakker werd? Een gezicht?”
“Doet dat ertoe?”
“Ja.”
“Hoezo?” vroeg ik nieuwsgierig. We waren gestopt met lopen en ik keek naar mijn bruine schoenen. Mijn veter was los. Ik knipte met mijn vingers en ze waren vast. Gaaf. Remus keek me bezorgd aan.
“Laat je nek zien.”
“Blijf jij maar van mijn nek af,” antwoordde ik koeltjes. Remus negeerde me echter en duwde mijn hoofd opzij. Ik negeerde het en hield mijn hoofd gewoon recht. Uiteindelijk was Remus het beu en schoof hij de kraag van mijn trui wat naar beneden.
“Helemaal genezen,” glimlachte hij. Like. Deuh.
“Ga je het me nou nog vertellen?” Remus leunde tegen de muur en keek me toen aan.
“Ze hebben me nodig om … Laat ik het anders zeggen. Ik moet van hun bloed drinken.” Ik voelde mijn ongeloof groeien.
“Tuurlijk. Jij bent een weerwolf, die drinken geen bloed.” Remus glimlachte somber.
“Nooit gehoord van de profetie van Gregor?” vroeg hij me. Natuurlijk niet. Geheugen kwijt, remember? Hij vatte mijn stilzwijgen op als een nee.
“Gregor was nog een eeuwenoude profeet. Gestorven in het jaar van de Ster.” Ik spitste mijn oren.
“Het jaar van de Ster,” herhaalde ik. Remus knikte. Hoe wist hij eigenlijk af van de vampierlegendes?
“Het gedicht dat hij murmelde op zijn sterbed was;
‘Zij zal komen. Het meisje met het bloed.
Hij zal wachten. Op haar bloed.
Hij zal het drinken. Maar alleen haar bloed.
Bij volle maan zal hij huilen.
Bij volle maan zal zij komen.
Gestolen is de dochter van Aphrodite.
Maar wederkeren zal ze bij haar ouders.
Bij volle maan.
Zij zal komen.
Hij zal wachten.’ Eerst begreep natuurlijk geen kat waar hij het over had. Maar jaren later, toen de eerste weerwolf werd geschapen kwam er weer zo’n profetie uit de bus.
‘Wolf en vleermuis aan elkanders zijde,
De wolf zal de verloren dochter thuis brengen.
Samen zullen ze de Godin verslaan.
Het meisje met het roodste bloed
Staat hen bij. Zal hen helpen.’ Snap je? Wolf en vleermuis. Weerwolf en vampier …” Remus keek me afwachtend aan.
“Maar waarom jij?” Ik begreep het niet. Het kan iedere weerwolf wel zijn. Remus haalde zijn schouder op.
“Dat weet ik ook niet,” zuchtte hij vermoeid. “Heb het mezelf ook al afgevraagd,” glimlachte hij. Ik keek hem kalm aan. Mijn gezicht stond neutraal maar in werkelijkheid was ik in complete chaos.
“Daarom heeft Viktor je nodig,” knikte ik.
“Daarom heeft Viktor me nodig,” herhaalde Remus.
“Wat gebeurd er als je nou niet die weerwolf bent?”
“Nou. Dan denk ik dat ik niet lang meer een weerwolf zal zijn,” haalde Remus zijn schouders op. Alsof dat heel normaal was. Ik fronste diep. Gezellig, joh. ‘SAM!’ brulde een stem geďrriteerd in mijn hoofd. Ik was volop een conversatie aan het voeren, terwijl Remus me in zich op nam.
“Samira,” begon hij traag.
“Grapje, het is Yente,” grinnikte ik.
“Samira,” herhaalde Remus koppig. Ik zuchtte.
“Ja?”
“Wanneer gaan we vertrekken?”
“Hoezo? Wil je weg dan?”
“Naar Viktor.” Remus glimlachte om mijn verstrooidheid.
“Oh. Ja. Nu als je wilt,” haalde ik mijn schouders op. Remus knikte.
“Dan ga ik even een trui halen.” Ik begreep die jongen echt niet. Waarom zou hij in godsnaam zo graag mee naar Viktor gaan? Waarschijnlijk om er dan vanaf te zijn. Maar… toch. Vroeger was hij een vriend. Misschien is hij dat nu ook nog … Ik hoorde voetstappen naderen, maar wist al als vanzelf dat het Calvin was.
“Waar is Olivia?” vroeg ik, terwijl ik me omdraaide. Calvin knipoogde.
“Op jacht.”
“WAT?”
“Grapje, Sam. Chill,” zei Calvin lichtelijk geschrokken.
“Ze is naar Selene,” verduidelijkte hij uiteindelijk. Ik zuchtte.
“Remus gaat mee.”
“Hoorde ik,” zei hij, terwijl hij op zijn hoofd tikte. Ik klakte kwaad met mijn tong.
“Ik zei toch dat je dat niet moest doen.”
“Nou. Het is niet alsof je dat voor heel lang kan afsluiten hoor,” draaide Calvin overdreven met zijn ogen.
“Geef me je bloed Samira.” Ik keek Viktor wantrouwend aan.
“Waarom?” vroeg ik iets te brutaal. Viktor keek me gevaarlijk aan, maar ik stak mijn arm al uit. Ik keek de andere kant op. Ik voelde hoe iets mijn arm open sneed, maar verbazend genoeg het deed geen pijn. Hij liet het in een beker druppelen en ik zag Remus’ gezicht van angst naar walging betrekken. Ik zuchtte. Mijn wond genas vrijwel meteen en ik keek hoe Remus de beker voor zijn neus geschoven kreeg. Hij keek me even moeilijk aan en ik hoopte dat mijn blik naar hem een troost zou zijn. Blijkbaar niet, want hij sloeg zijn ogen neer. Hij zette de beker aan zijn lippen en toen was hij verdwenen.
H o o f d s t u k 51
One year later.
“Hij is terug! Hij is terug! SAMIRA KOM UIT JE BED!” Ik geeuwde en stond traag op.
“Hij is terug!” gilde Selene, terwijl de baby in haar armen huilde. Ik draaide met mijn ogen, voordat ik verbaasd bleef zitten. Remus was terug! Ik schoot in mijn kleren en spurtte de trap af, nam wat ‘thee’ en verdween naar Maya’s huis. Daar zat Remus, vrolijk pratend met een meisje van ongeveer mijn leeftijd.
“Sam,” glimlachte Remus. Ik glimlachte terug, groette eerst Maya beleefd, daarna (tot mijn ergernis) Viktor en liep toen naar Remus.
“Het is je gelukt,” glimlachte ik, voordat ik hem eens knuffelde. Ik had mijn volledig geheugen terug en had echt spijt dat ik zo lelijk had gedaan tegen hem, James, Sirius en Peter. Remus glimlachte terug.
“Samira of Yente dit is Dorina.”
“Ik dacht dat ze drie hoorde te zijn,” zei ik echter alleen maar, glimlachend.
“Mensen groeien,” zei Remus fluitend.
“Alleen is ze geen mens.” Ik hoorde Dorina protesteren en keek haar eens glimlachend aan.
“Nou. Aphrodite zorgde ervoor. Zij zorgde ervoor dat Dorina om de zoveel jaar een jaartje ouder werd.”
“Oh.”
“Maar nu ze verdwenen is, Aphrodite dan, blijf ik deze leeftijd,” nam Dorina het glimlachend over. Ik knikte.
“Oké.” Meer moest ik niet weten. “Veel problemen gehad?” vroeg ik hem.
“Dat kan je wel zeggen,” mokte Remus. Ik glimlachte medelevend.
“Ach. Je bent terug, dat is hetgeen dat telt.” Remus knikte.
“Weten de anderen al dat ik terug ben?”
“Als in Marauders?” vroeg ik voorzichtig. Remus knikte. Ik schudde mijn hoofd.
“Ben net uit mijn bed,” haalde ik mijn schouders op. Ik keek even via een raam naar buiten en keek naar de fonkelende sterren.
“Misschien moeten we het hem samen gaan vertellen,” glimlachte Remus. Het viel me wel hard op, dat hij Dorina’s hand geen seconde had los gelaten. Remus zag me kijken en knipoogde. Oh. Een koppel. Fijn. Dat gaat voor problemen zorgen, dacht ik, voordat ik verdween. Marauders, Marauders, Marauders waar zitten jullie? Ik keek om me heen. Hier had mijn intuďtie me heen geleid. Ik had James in het afgelopen jaar een paar keer gezien. Een paar keer als in een miljoen keer, maar alleen James. De anderen niet. Ik glimlachte toen ik aan de laatste keer terug dacht. We waren weer min of meer een stel, maar dat zou niet lang meer duren. De clan ging verhuizen. Naar Amerika toe. Daar was James niet en ik kon hem onmogelijk meenemen. Ik had wel een brief geschreven, maar die heb ik hem nog niet afgegeven. Ik klopte op de deur en keek in het glimlachende gezicht van Sirius.
“Yente?”
“Hi. Remus is terug.” Sirius grijnsde, voordat hij de deur open liet en naar binnen liep. Ik nam dat aan als een uitnodiging en liep naar binnen. Ik had niet gemerkt dat Dorina en Remus me waren gevolgd (ze hadden waarschijnlijk mijn hand vastgepakt zonder dat ik er op lette) en liepen ook naar binnen.
“Maanling is terug!” hoorden we Sirius in een kamer roepen. Er klonk luid gejuich en ik liep de kamer in. Al snel besloten we (eigenlijk besloot Sirius dat) dat we een feestje gingen houden.
Straalbezopen keek ik in die bruine ogen.
“Volgens mij heb jij genoeg,” zei James, terwijl hij een beetje wankel op zijn benen stond.
“Volgens mij ben jij niet veel beter dan mij,” zei ik tegen hem, terwijl ik naar de middelste James van de drie keek. James lachte, voordat hij me wat dichter trok. Ik liet hem maar doen. We waren toch alleen. De rest had zich zo bezat dat ze nu allemaal al lagen te slapen op de grond in de andere kamer. Ja! Inclusief Remus en Dorina. Ik herinnerde me dat Dorina nog niet naar Viktor was geweest, maar haalde mijn schouders bij die gedachten op. Ik streek flirterig met een vinger langs James kaaklijn, zijn nek zorgvuldig vermijdend. Wat? Ik was dronken! Straks probeerde ik nog iets… James grijnsde alleen maar, voordat hij mij kuste. Ongegeneerd maakte ik de knopjes van zijn hemd los.
De zon scheen helder en ik voelde mijn mond droog worden. Ik draaide me om en merkte dat er iets zwaars om me heen lag. Ik opende mijn ogen en het eerste wat ik rook was bloed. Ik zat rechtop en sloeg mezelf in het gezicht. Ik moest niet zo denken. Ik keek naar James en glimlachte een beetje triestig. Ik gaf hem een zoen op zijn kruin en trok mijn kleding aan. Ik verdween en verscheen weer. Deze keer met een brief in mijn hand. James sliep gewoon verder, nadat hij zich had omgedraaid. Ik legde de brief op mijn hoofdkussen en liep de kamer uit. In de woonkamer lag iedereen nog te slapen. Ik porde Dorina wakker.
“We gaan vertrekken,” fluisterde ik haar toe. Ik wilde helemaal niet weg. Ik had er tranen met tuiten om gehuild.
Toen ik me iets herinnerde verdween ik weer even snel als daarstraks. Enkele seconden later verscheen ik weer. Met een boekje in mijn handen. Mijn dagboek. Dorina kreunde.
“Moet dat?”
“Ja, schat. Dat moet. Je pa gaat razend zijn als ik je niet meesleur.”
“Pa,” mopperde Dorina, terwijl ze zachtjes Remus wekte. Ik pakte een veer en schreef op de eerste pagina (die ik leeg had gelaten) ‘James’ op. Ik ging terug naar die andere kamer en legde mijn dagboek naast mijn brief. Ik moest zijn blijven staren, want Dorina kwam me halen.
“We zijn weg,” zei ze, voordat ze me knuffelde toen ze mijn gezicht zag. Je had ons moeten zien staan. Twee pubermeisjes, terwijl de tranen over onze wangen liepen. Al knuffelend verdwenen we.
[15 jaar later]
“MAM!” tierde een stem geďrriteerd. Ik draaide met mijn ogen en draaide nog een keer om. Een meisje trok aan mijn pyjama.
“WAT?” riep ik geërgerd.
“Opstaan,” glimlachte het meisje poeslief. Ik zuchtte, stond op en liep naar de keuken.
“Ook wat koffie, liefje?” vroeg ik liefjes, terwijl ik de koffie opzette.
“Noem me niet liefje,” kreunde het meisje van miserie. Ik grijnsde. Waar was de tijd dat ik ook nog zo was? Ik zag er misschien dan nog helemaal hetzelfde uit als 15 jaar geleden, maar daarom dacht ik niet nog hetzelfde.
“Nou. Schat. Koffie?”
“Geen schat.”
“Poedeltje.”
“Neeeeee!”
“Schattebout?”
“Maaam!”
Ik grinnikte. Ik was erachter gekomen dat de kinderen van vampiers bleven groeien tot de leeftijd van de moeder toen ze hem/haar had gekregen. Dus Isa zou nog even blijven groeien.
“Koffie?” vroeg ik voor de zoveelste keer. Mijn dochter knikte. Ik was echt trots op haar. Ze had pikzwart haar, licht blauwe ogen en een vrolijk gezichtje. Ook droeg ze een bril. Toen de kan was volgelopen gaf ik haar een tas en schonk voor mezelf ook wat in. Vrolijk zaten we aan de keukentafel.
“Weet je mam?” begon Isa opgewekt.
“Nou?” vroeg ik glimlachend, terwijl ik luid slurpte.
“We hebben nieuwe buren.”
“Ohw?”
“Ja. Een gezinnetje.” Ik keek haar glimlachend aan.
“Hoe oud zijn de kinderen?”
“Ach maar drie jaar. Een tweeling,” zei mijn dochter zuchtend. Ik glimlachte.
“Sukkeltje toch.” Isa knikte.
“Ja. Ik heb vanochtend meneer Potter ontmoet. Hij bekeek me zo raar, mam,” glimlachte ze. Ik keek haar geschokt aan.
“Je hebt wíe ontmoet?”
“Meneer Potter,” herhaalde Isa.
“Wat is zijn voornaam?” vroeg ik enkel, met een neutraal gezicht.
“James.” |
_________________ How did we get here?
When I used to know you so well.
Paramore<3
De uitdaging! |
|
  |
 |
|
|