Auteur |
Bericht |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Za Dec 01, 2007 14:32 |
 |
Over mij.
Hallo! Ik ben Louise! Ik hou erg veel van schrijven, en daarom begin ik hier dus nu weer een nieuw verhaal. Volgens mij sta ik hier vooral bekend om mijn fics over D/Hr, maar ik ga het nu eens anders aanpakken.
Aanleiding tot schrijven.
Mijn eerste aanleiding is natuurlijk dat ik graag fanfics schrijf, en mijn tweede aanleiding is dat ik eens een fanfic wilde schrijven dat over totaal iets anders gaat dan over Draco en Hermelien in het algemeen. Ik wilde namelijk een fanfic schrijven over een mythisch wezen waar J.K. Rowling eigenlijk héél weinig over heeft beschreven, maar die mij heel erg boeit! Namelijk: de Vampier. Ik zoek al tijden heel veel dingen hierover op, en ik dacht: Nou, als ik er toch zo geïnteresserd in ben, waarom schrijf ik er dan geen fanfic over? Vampiers gaan opzich prima samen met Harry Potter!
Het verhaal.
Dit verhaal gaat over de belevenissen van Harry, in het zesde jaar. Het wijkt natuurlijk ontzettend af van wat er in het zesde boek gebeurd, dus vergelijk dat vooral niet met elkaar. Want in mijn verhaal heeft dit dus niks met het zesde boek te maken. Harry zit dus in zijn zesde jaar, en meteen de eerste maanden word Zweinstein getroffen door mysterieuze gebeurtenissen. Er breekt een soort ziekte uit onder de leerlingen. Een overgroot deel van de leerlingen is bleek, ziekjes, vermoeid, en kan slecht tegen de zon. Harry en Ron gaan op onderzoek uit, en van Hermelien hoeven ze geen hulp te verwachten. Hermelien kampt namelijk met precies dezelfde symptonen, en komt de hele dag haar bed niet meer uit. Natuurlijk voelen jullie hem al aankomen: er is een Vampier op Zweinstein. Dit verhaal gaat dus over de speurtocht naar de dader, en er is maar één persoon op Zweinstein die er iets van afweet, blabla... Lees verder zelf maar!
BTW: Als je niet van houten staken of knoflook houdt, dan kan je dit verhaal maar beter wegklikken, want je wordt het eerste hoofdstuk er al mee geconfronteerd .
De personages:
Natuurlijk behoort iedereen in dit verhaal tot J.K. Rowling. Verder heb ik de normale Pottercast erin zitten: Perkamentus, Anderling, Hagrid, Sneep, Harry, Ron, Hermelien, Malfidus, Marcel, noem maar op. Ik ben niet echt van plan om er zelfverzonnen personages in te stoppen, maar dat zie ik nog wel.
Oke, genoeg geklets van mij. Enjoy! Hieronder komt het eerste hoofdstuk, het enige hoofdstuk dat zich in een andere tijd afspeelt dan die van Harry. |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Za Dec 01, 2007 14:35 |
 |
Hoofdstuk 1
Het was een koude winternacht die Zweinsveld op dat moment kenmerkte. Het was zo koud dat zelfs de lucht bevroren leek, en de meeste bewoners hadden overdag grote moeite om sneeuw op de straten te laten smelten. Twee jonge heksen hielden elkaars hand vast terwijl ze al glijdend over het met ijs bedekte straatje naar huis liepen. Een van hen gleed uit en trok zich lachend weer op aan haar metgezel. Eventjes bleef hij staan en likte met zijn tong langs zijn lippen. Hij had zo een honger dat die meisjes moeilijk te weerstaan waren, maar toch hield hij zich in. Sinds de eerste nacht dat hij de vloek met zich mee droeg had hij aan zichzelf beloofd om nooit jonge heksen of tovenaars te verorberen. Eerst moesten die welpen namelijk groot worden, onderwezen worden… Pas als ze groot en sterk waren sloeg hij toe. Hij wreef over de wond in zijn hals. Op die plek was de vloek die hij nu al jaren met zich meedroeg tot uiting gekomen. Hij was een ondode, een demoon. Besmet door een andere demoon. Hij snoof schamper. Die specifieke demoon had zijn werk goed gedaan. Want nu had hij alleen nog maar honger. Hij werd al jaren gekweld door een hunkering naar mensenbloed, maar als de nood hoog was verorberde hij zelfs dieren. Hij liep met kleine, vleermuisachtige passen door de straten. Ondertussen werd hij verscheidende keren gepasseerd door vrolijke heksen en tovenaars. Jonge heksen en tovenaars om precies te zijn. Het was Halloween en de leerlingen van Zweinstein hadden toestemming gekregen om snoep te halen bij Zacharinus. Hij kreunde, en kon zijn verlangen nauwelijks verbergen, zo graag wilde hij het bloed drinken. Maar hij moest sterk zijn, hij had namelijk al een andere prooi in gedachten. Hij verborg met zijn cape zijn gezicht en liet een laag sissend geluid horen. Hij was er bijna, eindelijk zou zijn honger gestild worden… Hij liep verder, en de wind leek steeds guurder aan te voelen. Sommige bewoners, die een storm al aan voelden komen, liepen gauw naar buiten en haalden hun pompoenen naar binnen. En toen zag hij zijn prooi. Een vrouw, die niet veel ouder was dan vijfentwintig jaar, onderhield een serieus gesprek met haar barman. Hij had haar al tijden in de gaten gehouden en hij wist dat ze Rosmerta heette. Verwachtingsvol verschool hij zich achter een muurtje, terwijl de stem van Rosmerta steeds harder door de straten galmde.
‘ – en hoe vaak heb ik niet gezegd dat je de glazen niet goed afdroogt! Nog één keer, en ik ontsla op je op staande voet! We leven niet meer in 1900 hoor! We zijn al veertig jaar verder!’
‘Maar, mevrouw!’ zei de barman kruiperig. ‘Ik – ik ben gewoon zenuwachtig! Al die heisa rondom mijn familie… Ik weet zeker dat Grindelwald ze te grazen gaat nemen! Dat weet ik gewoon!’
‘Ik vind het best als je je werk achtersteld, maar doe dat dan pas nadat Grindelwald je familie heeft uitgeroeid!’
De ogen van de barman werden groot van afschuw.
‘Mevrouw!’ riep hij dramatisch uit. ‘Hoe kunt u –‘
‘Ik kan alles!’ zei Rosmerta. ‘We moeten juist sterk blijven, nu de Grote Tovenaarsoorlog op volle toeren draait! Ik kan het niet hebben als mijn barman het laat afweten, hoor je dat?’
‘Ja, mevrouw,’ mompelde de barman teneergeslagen.
‘Naar binnen!’ beval Rosmerta.
De barman liep met een gekromde rug de kroeg weer in, en Rosmerta bleef alleen achter. Hij voelde zijn verlangen het toppunt bereiken. Dit was zijn kans. Met een mysterieuze wapperende mantel kwam hij achter het muurtje vandaan. Rosmerta keek abrupt zijn richting op, en kreeg vrijwel meteen een rode blos op haar wangen.
‘Kan – kan ik wat voor u doen?’ vroeg ze, terwijl ze nonchalant aan haar jurk friemelde. ‘Een glaasje boterbier misschien?’
‘Dat is heel attent van je,’ zei hij met een schorre stem, waarna Rosmerta giechelde. ‘Maar ik moet iets anders doen…’
Hij keek Rosmerta recht in haar ronde ogen. Haar ogen verschoten meteen van blauw naar roodkleurig. Hij hypnotiseerde haar, maakte haar zijn slaaf… Ze verkeerde in een complete trance. Ze knipperde niet meer met haar ogen, ze ademde niet meer en ze besefte niet meer wat er om zich heen gebeurde. Hij grijnsde boosaardig. Daar was het moment dan. Het moment dat hij deze jonge vrouw kon bijten. Hij nam haar in zijn armen, en boog zijn hoofd. Zijn scherpe hoektanden waren nog maar een centimeter van haar keel verwijderd…
‘Daar heb je hem! Het is die vampier!’
Hij keek op en zag een groepje leerlingen op hem aflopen. Het waren leerlingen van Zwadderich, zag hij. De afdeling waar hij zelf ook in had gezeten. Hij wilde een blijk van herkenning geven, een vriendelijke groet, wegens het feit dat hij nu oog in oog stond met zijn metgezellen. Maar tot zijn spijt straalden hun gezichten alleen maar dood en verderf uit.
‘Lumos!’ zeiden ze in koor, en hij werd verblind door de stralen die uit de toverstokken schenen. Hij maakte een laag, geagiteerd sisgeluid, en krabbelde terug. Rosmerta, die uit haar trance was geraakt keek van de jongens naar de vampier. Vervolgens slaakte ze een ijselijke gil, een gil die door heel Zweinsveld te horen was. Een blonde jongen maakte een sprongetje van schrik en zei: ‘Madame! Niet gillen! Wij zijn hier om u te redden, die vampier kan u niks doen!’
Maar dat weerhield Rosmerta er niet van om te gillen, en ze ging zo mogelijk nog harder gillen. De vampier krabbelde nog verder achteruit, en kneep zijn ogen dicht. Dat licht verschroeide zijn ogen, belemmerde zijn gedachten. Hij moest hier wegwezen. Weg van de gure wind, weg van het gegil. Hij stond op het punt om een gedaanteverwisseling te ondergaan. Langzaam veranderden zijn handen in klauwen, en aan zijn armen groeiden grote immense vleugels. Hij transformeerde tot een vleermuis.
‘Abraxas! Abraxas! Hij gaat ontsnappen!’ gilde een van de jongens.
De jongen met het blonde haar en het bleke gezicht reageerde meteen, en vuurde een vloek af op de levensgrote vleermuis.
‘Petrificus Totalus!’
Hij kon niks meer doen. Hij verstijfde als een plank en viel langzaam achterover, als een zucht wind.
‘Ha! Daar ligt hij dan! De vampier die al tijden de straten van Zweinsveld onveilig maakte!’ de jongen die Abraxas heette gaf de vampier een schop. ‘Hé, Anderling! ANDERLING! Ik zei toch dat er hier een vampier rondsloop!’
Een meisje met een pinnig gezicht, haar haren in een strakke knot, en onnatuurlijk dunne lippen kwam aangemarcheerd. Haar uitdrukking had nog het meest weg van die van een havik, terwijl ze de aanblik van de vampier aandachtig in zich opnam.
‘Gefeliciteerd dan maar, Malfidus,’ zei Anderling kil. ‘En wat heb je trouwens met madame Rosmerta gedaan? Volgens mij is ze niet geheel op haar gemak.’
Die opmerking was wel meer dan juist. Rosmerta, die inmiddels opgehouden was met gillen, hield haar armen om zich heen en rilde onbedwingbaar.
‘Zij?’ vroeg Abraxas Malfidus minachtend. ‘Zij is gewoon hysterisch. Die idioot heeft haar geen eens gebeten, en alsnog gaat ze keihard gillen.’
Hij gaf de vampier een tweede schop tegen de schenen. Ondertussen was het nieuwtje dat er een vampier gevangen was als een lopend vuurtje door het hele dorp heen gegaan, wat ook verklaarde dat haast alle leerlingen van Zweinstein nu in het straatje stonden. Twee derdejaars stonden met grote ogen te kijken naar de vampier, die nog steeds verstijfd was.
‘We kunnen hem hier niet laten liggen!’ zei Anderling bits. ‘We moeten iets doen!’
‘Vertel mij wat,’ zei Malfidus sarcastisch. Hij rommelde in zijn tas en haalde er een bewonderingswaardige verzameling aan voorwerpen uit. Zilvergoed, knoflook, christelijke symbolen zoals het kruis van Jezus, en tot slot een scherp gesneden houten staak.
‘Wat?’ zei Anderling, wiens ogen groot werden van schrik. ‘Je wilt toch niet –‘
‘Het is de enige manier om een vampier uit te roeien,’ zei Malfidus, die haast fluisterde. Wat Malfidus echter niet door had, was dat de vampier langzaam uit zijn verstijving ontwaakte. De geur van het knoflook was weerzinwekkend, maakte hem gek. En die kruisbeelden confronteerden hem met alles wat door en door goed was, alles dat met godsdienst te maken had… Langzaam krabbelde hij overeind, welliswaar nog steeds in de vorm van een levensgrote vleermuis. Hij ontblootte zijn tanden, sloeg zijn vleugels uit en steeg op in de lucht. Meteen begonnen alle leerlingen in het straatje te gillen.
‘HIJ ONTSNAPT! GRIJP HEM!’
Alles gebeurde in een flits. Abraxas Malfidus haalde het laatste voorwerp uit zijn tas: een zilver, met smaragden bezet zwaard. De vampier reageerde te laat, en het zwaard sneed door één van zijn vleugels heen. Hij stortte met een noodvaart op de grond af, en toen zijn lichaam contact had gemaakt met de koude aarde nam hij onmiddellijk weer de gedaante van een mens aan. Een mens die vervloekt was, een vampier…
De leerlingen op de straat hielden hun adem in toen ze keken naar de linkerarm van de vampier. Hij miste een hand. Achteloos keek de vampier naar zijn armstomp. Geen bloed, maar dat was niet vreemd. Hij had al jaren geen eigen bloed meer gehad. Sommige kinderen begon spontaan te huilen, en terwijl paniek zich als een virus door de menigte verspreed nam hij de benen. Hij scheerde weg als een spin, zo snel als een vogel… Net toen hij het dorpje achter zich had gelaten, en hij dacht dat hij de paniekerige mensenmenigte kwijt was hoorde hij stemmen.
‘Hij moet hier ergens zijn! Als we hem niet vinden word ik gek! Hij kan niet meer vliegen, dus zoek over het land!’
En nog geen seconde later zag hij ze: bovenop een grote heuvel. Blijkbaar had iedereen een uitrusting te pakken kunnen krijgen, want er werden harken opgestoken en brandende fakkels. Ook hadden veel mensen knoflooktenen in hun handen en zilvergoed. Sommigen hieven het kruis van Christus hoog boven hun hoofden op. De vampier siste woedend. Hoe durfden ze hem te confronteren met dingen die zo ontzettend tegen zijn regimes ingingen… Hij vluchtte het Verboden Bos in, hopend dat de mensenmenigte hem zou laten voor wat hij was. Maar hij kon op tien vingers natellen dat dat niet zou gebeuren. Ze volgden hem, en vlak achter hem braken takjes door de enorme mensenmassa die door het bos heen walsten. Blaadjes knerpten, en de vampier wist door alle gekte niet meer wat hij moest doen. Hij zette zijn voet tegen een laaghangende tak, en klom vervolgens behendig naar boven. Op grote hoogte was hij veilig, hoopte hij. Maar dat voorrecht werd hem ontnomen. Iemand met een enorm kruisbeeld liep onder zijn boom door, en hij siste verwoed. Hij probeerde zijn cape voor zijn ogen te houden, het symbool van de godsdienst te vermijden… Maar niets kon voorkomen dat hij zich moest overgeven aan dat teken van reinheid, en goedheid. Zo zacht als een veer viel hij uit de boom, waarna zijn lichaam contact maakte met het koude bladerdek. Degene die het kruisbeeld vasthield begon te gillen en te schreeuwen.
‘HIER IS HIJ! HIER IS HIJ! NEEM EEN STAAK MEE!’
Als een kudde dieren kwamen de vijanden op hem af. De vampier sloot zijn ogen, maar dat hielp niet tegen de afschuwelijke lucht van de tenen knoflook. Ook het licht van het vuur leek door zijn oogleden heen te dringen, en hij kon zichzelf nauwelijks meer onder controle houden.
‘DOOD HEM! DOOD HEM! DOOD HEM!’
Hier was het dan, zijn einde. Hier zou hij sterven, en de menigte herhaalde zijn vermoeden. Keer op keer, achter elkaar.
‘DOOD HEM! DOOD HEM! DOOD HEM! DOOD HEM!’
De vampier opende zijn ogen en hij zag dat iemand zich over hem heen knielde.
‘Dat krijg je ervan als je mensen van hun bloed berooft,’ fluisterde de stem van Abraxas Malfidus tegen hem. En ondanks dat de kreet ‘DOOD HEM! DOOD HEM! DOOD HEM! DOOD HEM!’ duizendmaal harder was, kon hij de jongen beter verstaan dan ooit.
En toen kwam het. Het hout dat in aanraking kwam met zijn doodsbleke huid. Het hout dat versplinterde in zijn bloedloze vlees. Het hout dat werd doorboord op de plek waar zijn hart had moeten zitten…
|
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel
Laatst aangepast door miss louise op Ma Dec 03, 2007 17:49; in totaal 2 keer bewerkt |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Za Dec 01, 2007 16:51 |
 |
Hoofdstuk 2
In gedachten verzonken staarde Harry naar buiten. Hij zat in de trein, maar hij was zich daar nauwelijks bewust van. Glooiende landschappen en akkertjes schoten voorbij terwijl de trein naar het noorden denderde. Hij had een vreselijke zomervakantie bij de Duffelingen achter de rug, maar desondanks was hij vrolijk. Hij ging eindelijk terug naar huis, hij ging terug naar Zweinstein. Harry schrok op toen iemand op de deur van zijn coupé klopte. Loena kwam naar binnen geschuifeld en vroeg: ‘Hoi, Harry. Mag ik bij je komen zitten?’
‘Wat? Oh – natuurlijk!’ zei Harry, een beetje geschrokken door het feit dat er plotseling iemand bij hem in de coupé kwam zitten. Hij had verwacht dat hij wel een tijdje alleen zou zijn, aangezien Hermelien en Ron naar de klassenoudstecoupé waren. Zoals gewoonlijk haalde Loena meteen de Kibbelaar uit haar tas, waarna ze met een waas voor haar ogen begon te lezen. Harry zuchtte opgelucht. Hij was in ieder geval niet gedwongen om te praten. Even later werd er weer aangeklopt, en dit keer kwam een nogal bezwete Marcel Lubbermans binnen gelopen.
‘Ha, die Marcel! Hoe kom je zo vermoeid?’ zei Harry.
Marcel maakte een krampachtige beweging, hapte naar adem, en zei moeizaam: ‘Ma – Malfidus – zaten me achterna – had Korzel en Kwast op me afgestuurd – vond dat grappig –‘
Vervolgens verloor Marcel zijn evenwicht, en kwam met een pijnlijke dreun op de grond terecht. Resoluut liet Loena de Kibbelaar uit haar handen vallen, en knielde medelijdend bij Marcel neer.
‘Volgens mij ben je gebeten door een Wiebelzwierder!’ zei ze begripvol.
‘Bwiebelswierder?’ herhaalde Marcel onduidelijk.
‘Nee, een Wiebelzwierder,’ zei Loena serieus. ‘Dat is een soort van wesp, en die zorgt ervoor dat je je evenwicht verliest. Je hebt hem vast héél boos gemaakt!’
‘Zal wel,’ mompelde Marcel, die overeind krabbelde.
Harry had gebiologeerd toegekeken, maar barste daarna in lachen uit wegens Loena’s opmerking over de Wiebelzwierder. Loena keek hem nogal verbaasd aan, en Marcel zei: ‘Wat valt er te lachen?’
‘Niks,’ zei Harry, die een uitgestreken gezicht probeerde op te strekken. ‘Dus – eh – Malfidus vond het grappig om Korzel en Kwast achter je aan te sturen? Kunnen ze dat nou echt ongestraft doen?’
‘Blijkbaar,’ zei Marcel, die wreef over zijn pijnlijke ribben. ‘Ik heb behoorlijk wat klappen gehad. Dit jaar blijf ik maar bij ze uit de buurt.’
‘Dat lijkt me verstandig, ja,’ zei Harry. Hij krabde aan zijn zwarte haar en keek in zijn tas. ‘Stik, ik heb geen eten bij me. Hopelijk komt het lunchkarretje snel.’
Harry kwam er al snel achter dat het dus heel lang duurde voordat het lunchkarretje eindelijk eens kwam, en hij was dan ook blij toen hij eindelijk eten kon kopen.
‘Allemachtig, Harry,’ zei Marcel, met een jaloerse blik op de enorme stapel Chocokikkers. ‘Wat heeft dat gekost!’
‘Twee galjoenen, ofzo,’ zei Harry, en hij stak een Chocokikker naar Marcel uit. ‘Hier, wil jij ook een?’
‘Graag!’ zei Marcel blij. Hij maakte het pakje open, en viste er meteen het kaartje van een beroemde heks of tovenaar uit. ‘Albus Perkamentus! Die had ik nog niet!’
‘Serieus?’ zei Harry ongelovig. ‘Daar heb ik al een stuk of vijf van…’
‘Ik zou maar niet teveel Chocokikkers eten als ik jullie was,’ zei Loena wijselijk, waarop Harry en Marcel haar vragend aankeken. ‘Dat weet iedereen, toch? Van teveel Chocokikkers krijg je Chocobulten.’
‘Chocobulten?’ zei Marcel niet-begrijpend.
‘Ja, enorme bulten van chocolade. En als je het uitknijpt komt er chocola uit, maar dat is niet echt eetbaar.’
‘Hoezo niet?’ vroeg Harry.
‘Het smaakt héél vies,’ zei Loena luchtig.
Marcel proestte het uit, en Harry keek gauw naar buiten. Je moest de opmerkingen van Loena Leeflang vooral niet serieus nemen, dat was iets wat hij al wist sinds zijn eerste ontmoeting met haar. Een uur later vloog de coupédeur weer open, en een lachende Ron kwam binnen gelopen, op de voet gevolgd door een sikkeneurig kijkende Hermelien.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Harry, die meteen zag dat er iets niet klopte.
‘Ik haat Patty Park!’ brieste Hermelien enkel, waarna ze naast Loena ging zitten. Ron klapte haast dubbel van het lachen, en Marcel klopte hem nogal onbeholpen op zijn rug.
‘Hermelien – Park – weet je Harry?’ zei Ron, die al lachend een taaltje brabbelde waar geen touw aan vast te knopen was. ‘Hermelien en Patty Park – die hebben –‘
Hij moest zichzelf nu aan het bagagerek vasthouden om niet om te vallen. Marcel keek even aarzelend om zich heen, maar hield toen toch maar zijn handen voor zijn hoofd, voor het geval dat Ron bovenop hem zou vallen.
‘Stik voorzichtig,’ zei Harry droogjes tegen Ron.
Toen Ron uiteindelijk weer op adem gekomen was, zei hij: ‘Hermelien en Patty Park hebben geduelleerd!’
‘Dat is niet grappig, Ron!’ zei Hermelien streng. ‘Ik vond het vreselijk!’
‘Ja, maar ik vond het amusant,’ zei Ron grijnzend. ‘En als ik het amusant vind is het grappig! Snap je? Haha…’
Hermelien sloeg haar armen over elkaar en keek hardnekkig de andere kant op.
‘Maar, weet je –‘ vervolgde Ron, die hikte van het lachen. ‘Hermelien had Patty Park dus geprobeerd te vervloeken, maar dat mislukte!’
Alweer brulde Ron van het lachen, en Harry zag niet in wat er zo grappig was. Loena wierp even een vage blik op Ron, en draaide vervolgens de Kibbelaar om.
‘Nee, wacht even! Ik ben nog niet klaar!’ zei Ron, die het bagagerek losliet en naast Marcel ging zitten. ‘Maar weet je wat er gebeurde? Hermelien vuurde dus een vervloeking af en –‘ weer stopte Ron met praten en lachte de longen uit zijn lijf.
‘Ja, nu is het wel welletjes!’ zei Harry geagiteerd.
‘Waag het niet om je mond open te trekken, Ron!’ zei Hermelien woedend.
Ron hield resoluut op met lachen en keek schichtig van Hermelien naar Harry.
‘Moet ik het nou wel vertellen of niet?’ vroeg hij schaapachtig.
‘Nee!’ zei Hermelien bits.
‘Ja, doe maar,’ zei Harry.
Vervolgens wisselden Harry en Hermelien dodelijke blikken met elkaar uit.
‘Oke, goed dan!’ snauwde Hermelien. ‘Denk alleen niet dat ik ga luisteren!’
Harry, die er geen snars meer van begreep, keek Hermelien schattend aan. Hermelien daarintegen negeerde hem volkomen en viste zoals gewoonlijk een boek uit haar tas.
‘Hermelien en Patty Park gingen dus duelleren –‘ vervolgde Ron.
‘Ja, nou weet ik het wel dat ze gingen duelleren! Vertel op, wat gebeurde er?’
‘Hermeliens vloek miste Patty Park en kwam tegen Malfidus aan,’ zei Ron in één adem. Eerst stond zijn gezicht nog serieus, maar daarna kreeg hij alweer de slappe lach.
‘En wat gebeurde er toen?’ vroeg Harry verveeld.
‘De vloek kaatste van Malfidus af, en raakte daarna Hermelien,’ zei Ron. ‘En weet je wat er toen gebeurde? Weet je dat? Nee, dat weet je niet hé!’
‘Zeg nou maar!’ zei Harry, die nu echt geërgerd raakte.
‘Hermelien kreeg een varkensneus!’ zei Ron, die daarna een ongelofelijk gnuivende lach uitslaakte. Hermelien reageerde meteen: ze pakte haar boek op, liep naar Ron toe en liet het met een enorme kracht op Rons hoofd neerdalen. Ron hield meteen op met lachen en keek suf voor zich uit.
‘Ik vond dat niet grappig!’ zei Marcel, die van Harry naar Hermelien keek. ‘Een varkensneus is hartstikke vernederend!’
‘Bedankt voor je support, Marcel,’ zei Hermelien kil, terwijl ze Ron een minachtende blik toewierp. Ze liep terug naar haar plaats naast Loena, en ging met haar armen over elkaar naar buiten kijken.
‘Eh – Hermelien? Je boek,’ zei Harry, die het boek van de grond opraapte.
‘Bedankt,’ zei Hermelien koeltjes.
Harry wilde het boek eerst aan Hermelien geven, maar daarna bedacht hij zich en staarde hij gebiologeerd naar de titel van het boek.
‘Dracula,’ mompelde hij. ‘Is dat het boek van Bram Stoker?’
Hermelien werd rood en rukte het boek uit Harry’s handen.
‘Dat is – eh – Dreuzelliteratuur,’ zei ze, terwijl ze het boek weer in haar tas stopte.
‘Je hoeft het niet weg te stoppen, hoor!’ zei Harry verwonderd. ‘Ik wist alleen niet dat jij dat soort boeken las!’
‘Onzin, Harry,’ zei Ron, die eindelijk weer wat kon uitbrengen. ‘Onze Hermelien leest alles! Of niet soms?’
‘Niet alles, Ron!’ zei Hermelien, die een duistere blik wierp op de Kibbelaar.
‘Goed, goed,’ corrigeerde Ron zichzelf. ‘Bijna alles. Zo goed?’
‘Tuurlijk, Ron,’ zei Hermelien, die Dracula weer uit haar tas haalde.
‘Dracula is toch een vampier?’ vroeg Marcel geïnteresseerd. ‘Niet dat ik er verstand van heb, ofzo. Maar mijn oma heeft een vriendin die het wel eens over dat verhaal had.’
‘Ja, Dracula is een vampier,’ zei Hermelien ter bevestiging. ‘Maar als je een heks of tovenaar bent is het wel een hele ongeloofwaardige vampier.’
‘Hoezo dat?’ vroeg Ron.
‘Omdat het fenoneem ‘vampier’ in de Dreuzelwereld altijd geromantiseerd wordt,’ zei Hermelien wijs. ‘In de Dreuzelliteratuur worden vampiers altijd beschreven als verleidelijk, met zwarte kleren en een weerzin tegen knoflook. Dat is dus de allergrootste nonsens die er bestaat, want als je die vampieren in onze boeken bekijkt zien ze er écht niet zo uit.’
‘Nee, maar dat is een ander soort vampier,’ zei Loena plotseling, waarna iedereen in de coupé zijn ogen op haar richtte. ‘Nou, dat is toch zo?’ zei Loena, met een lichtelijke vorm van ergernis in haar stem. ‘De vampier die bij ons bekend is, is de Scandinavische Vampier.’
‘De Scandinavische Vampier?’ zei Hermelien sceptisch. ‘Er bestaat helemaal geen Scandinavische Vampier! Het is gewoon een vampier! Er is maar één soort!’
‘Volgens mijn vader niet,’ zei Loena, die alles wat haar vader beweerde letterlijk overnam. ‘Mijn vader zegt altijd dat er meerdere soorten zijn, waaronder de soort die altijd door Dreuzels beschreven wordt.’
‘Onzin!’ zei Hermelien kil. ‘De vampier uit de Dreuzelliteratuur is geromantiseerd, een sprookje! En daar komt nog eens bij… het kan toch niet dat Dreuzels beter op de hoogte zijn over een bepaalde vampiersoort dan Tovenaars?’
‘Mijn vader zegt van wel,’ zei Loena. ‘Volgens hem willen de meeste Tovenaars niet geloven dat er nog een andere soort vampier is, maar Dreuzels weten juist alles van die vampiersoort af. De Aristocratische Vampier.’
‘De Aristocratische Vampier!’ spotte Hermelien. ‘Dat ding heeft zelfs een naam!’
‘Hermelien, hou eens op!’ zei Ron, en iedereen schrok zich een ongeluk. Het was niks voor Ron om haar op zo een manier te onderbreken. Ron besefte dat zelf kennelijk ook, want zijn oren werden vuurrood. ‘Misschien heeft Loena’s vader wel gelijk! Ik bedoel – ik – mijn vader zei ook wel eens dat hij geloofde dat de vampiersoort die Dreuzels beschrijven ook bestaat, en dat de tovergemeenschap dat – nou ja – niet wilde geloven.’
‘Ja, maar jouw vader is geobsedeerd door Dreuzels, dus dat telt niet mee!’ beet Hermelien hem toe.
‘Kunnen we deze discussie afsluiten?’ vroeg Harry voorzichtig.
‘Ja, dat zou heel fijn zijn!’ zei Marcel, die zijn bezwete voorhoofd afveegde. ‘Als jullie dan maar niet over weerwolven gaan beginnen, want die zijn al helemaal eng!’
‘BOEEEEEEEEEEEE! IK BEN EEN WEERWOLF!’
Marcel schreeuwde het uit, en sprong bij Ron op schoot, die Marcel vervolgens walgend van zich afduwde. Harry keek op en kreeg meteen de bevestiging dat zijn vermoeden juist was. Malfidus, lang en bleek, stond grijnzend in de deuropening, geflankeerd door zijn maatjes Korzel en Kwast.
‘Ik zaai zo te zien veel paniek in deze tent,’ zei hij lijzig, terwijl hij Marcel schamper aankeek. ‘Ben je echt zo bang voor weerwolven, Lubbermans? Vond je Lupos ook zo’n engerd? Wat doe jij eigenlijk in Griffoendor?’
Resoluut stond Harry op en richtte zijn toverstok op Malfidus. Hermelien piepte iets, en zei vervolgens met overslaande stem: ‘Niet doen, Harry! Hij is het niet waard!’
Vrijwel meteen richtte Draco Malfidus zijn bleke ogen op Hermelien.
‘Wat is er, Griffel? Ben jij ook al zo bang voor die enge Lupos?’
‘Krijg toch de kwallenpest, Malfidus!’ snauwde Ron.
Malfidus grijnsde boosaardig, en plofte vervolgens naast Harry neer.
‘Heeft iemand je gevraagd om te gaan zitten?’ vroeg Hermelien, met een trillende stem van onderdrukte woede.
‘Nee, moet dat dan? Ik nodig mezelf wel uit,’ zei Malfidus, die Harry van de bank afduwde en zich daarna helemaal uitstrekte.
‘Ga van mijn plek af, idioot!’ zei Harry boos.
Malfidus negeerde Harry, en zei tegen Hermelien en Ron: ‘Ik hoorde net jullie meningsverschillen over die vampiers. Griffel, ben je nou echt zo naïef om te denken dat de – hoe noemden jullie het ook alweer – Dreuzelvampier niet bestaat?’
‘Er is genoeg bewijs dat die niet bestaat!’ beet Hermelien hem toe. ‘Opzouten!’
‘Nee, ik vind het wel gezellig,’ zei Malfidus grijnzend, waarna Hermelien een woedende verwensing naar zijn hoofd toewierp. ‘Wat een taal, Griffel! Maar even serieus, jij gelooft dingen alleen maar als ze op papier gedrukt staan, is het niet?’
‘Dus?’ zei Hermelien fel. ‘De meest vertrouwelijke informatie komt uit boeken, als je dat nog niet wist!’
‘Er zijn ook dingen die helemaal niet in boeken hoeven te staan, en toch waar zijn,’ wees Malfidus haar terecht.
‘Grappig, Malfidus!’ zei Hermelien, die het zo te zien totaal niet kon uitstaan dat Draco Malfidus haar de les las.
‘Zie je wel?’ zei Loena vaag tegen Hermelien, alsof Hermelien een dom hondje was. ‘Hij gelooft het ook. De Aristocratische Vampier bestaat echt!’
‘Inderdaad,’ zei Draco gladjes. ‘Mijn grootvader wist er alles van. Hij heeft er zelf eentje gedood met een staak.’
‘Je bluft,’ zei Harry resoluut. ‘Ik denk persoonlijk dat Hermelien gelijk heeft. Wat is dit nou voor nutteloze onzin?’
‘Dan geloof je het maar niet!’ zei Draco spottend. ‘Maar pas op, Potje en Modderbloedje. De mensen die onverschillig en dwaas zijn, worden vaak het eerste slachtoffer van zo’n vampier.’
En nadat hij Hermelien en Harry een laatste minachtende blik had toegeworpen, verliet hij met die woorden de coupé. Kwaad gooide Hermelien de deur dicht.
‘Kleine opschepper!’ zei ze furieus, terwijl ze haar vingers onheilspellend knakte. ‘Geloof geen woord van wat die etter zegt, Marcel!’
Marcel, die door al zijn zorgen zijn nagels aan het afbijten was, keek Hermelien verbouwereerd aan.
‘Ik ben heus niet bang, hoor!’ zei hij.
‘Tuurlijk niet,’ zei Hermelien, alhoewel het niet erg overtuigd klonk.
‘Hermelien, jij bent gewoon bang,’ zei Ron, die er duidelijk van genoot om Hermelien op stang te jagen.
‘Pardon?’ zei Hermelien verontwaardigd. ‘Ik? Bang? Hoe kom je daar nou weer bij?’
‘Nou, je liet je behoorlijk bang maken door Malfidus!’ zei Ron, die vervaarlijk met een dropstengel naar haar wees. ‘En misschien heeft hij nog gelijk ook! Straks wordt je gebeten door een bloeddorstige vampier!’
‘Heel grappig!’ zei Hermelien zuur. ‘Volgens mij ben jij eerder bang, Ronald!’
De rest van de reis vulden Ron en Hermelien de tijd door te kibbelen wie nou het meest de angst was aangejaagd door Malfidus’ opmerkingen, en Harry was al met al blij toen ze het perron van Zweinsveld hadden bereikt. Hij stapte uit de trein en keek op naar het kasteel dat hij zo lang had moeten missen. Hij was terug, hij was thuis. |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel
Laatst aangepast door miss louise op Ma Dec 03, 2007 17:42; in totaal 2 keer bewerkt |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Za Dec 01, 2007 21:27 |
 |
Nog niet erg veel reacties, helaas. Nou ja, op die manier kom ik er in ieder geval achter of ik dit onderwerp wél of niet door moet zetten. Tips en reacties zijn dus altijd welkom!
xxx,
Louise
Hoofdstuk 3
Tevreden liep Harry over de marmeren trappen naar beneden. Hij had gisteravond een uitmuntend feestmaal gehad, en terwijl het rumoer van de Grote Zaal steeds duidelijker te horen was droomde Harry nog half over heerlijke ijssorbets, chocoladetoetjes en andere lekkernijen. Hij passeerde Zabini, die hem buitengewoon vuil aankeek. Harry deed hetzelfde, alleen dan nog een graadje erger. Gelukkig is het tussen hem en Zabini nooit tot een kibbelpartij gekomen, anders had hij nu twee Zwadderaars die volop tegen hem waren. Zijn gedachten dwaalden af naar de treinreis van gister, en de woorden van Malfidus galmden door zijn hoofd. ‘Maar pas op, Potje en Modderbloedje. De mensen die onverschillig en dwaas zijn, worden vaak het eerste slachtoffer van zo’n vampier.’ Harry schudde zijn hoofd. Hij was absoluut niet dwaas, en Hermelien al helemaal niet. Daarbij wist Malfidus het altijd voor elkaar te krijgen om dingen te zeggen die mensen bang maakten en hen beledigden. Hij moest het dus vooral niet serieus nemen. Hij liep de Grote Zaal in, en had al snel door dat alle ogen op hem gericht waren. Hij probeerde de giechelende meisjes te negeren, maar desondanks liep hij iets sneller naar de tafel van Griffoendor dan normaal.
‘Ha, maat!’ zei Ron, die al vrolijk aan zijn ontbijt zat. ‘Heb je onze roosters gezien? Geweldig, hé! Geen Waarzeggerij meer! Geen Zorg voor Fabeldieren! En kijk! We hebben ontzettend veel vrij! Hier een uur, en hier een uur, hier een uur… O, daar is nog een uur vrij! En op vrijdag hebben we zelfs twee uur vrij! Jemig, het valt me nu pas op dat op woensdag –‘
‘Goedemorgen, Ron,’ zei Harry kortaf, terwijl hij zich tussen Ron en Hermelien inwurmde. ‘Goed geslapen?’
‘Ging wel,’ snoof hij. Al fluisterend voegde hij eraantoe: ‘Ik droomde over spinnen!’
Harry verslikte zich in zijn havermout, en Hermelien wierp hem een beschuldigende blik toe.
‘Sanitato!’ siste hij, en meteen loste het havermout op. Plotseling viel het Harry op dat Hermelien er erg moe uitzag, en in tegenstelling tot Ron keek ze helemaal niet vrolijk. Harry besloot maar geen vragen te stellen, omdat hij wist dat het geen pretje was om een geagiteerde Hermelien achter zich aan te hebben. Lusteloos lepelde Hermelien in haar pap, en zo nu en dan leek het alsof ze iets wou zeggen, maar elke keer hield ze wijselijk haar mond.
‘Wat hebben we alseerst?’ vroeg Harry dof aan Ron.
‘Een uur vrij!’ zei Ron blij.
‘En daarna?’ vroeg Harry.
‘Gedaanteverwisselingen…’ Rons gezicht vertrok een beetje toen hij dat zei. ‘Volgens Fred en George wordt het heel moeilijk in het zesde jaar. We zullen zien…’
‘Een uur vrij?’ zei Hermelien dreigend. Harry schrok op: dit was de eerste keer die ochtend dat hij haar wat hoorde zeggen. ‘Laat me niet lachen! Ik heb het eerste uur Oude Runen! Dat is nog veel moeilijker dan Gedaanteverwisselingen!’
Ze schoof haar bord weg, en liep met grote kordate stappen de Grote Zaal uit.
‘Wat is ze weer het zonnetje in huis,’ mompelde Ron, terwijl hij ook zijn bord wegschoof. ‘Kom op, Harry. We gaan ons eerste uur vrij vieren.’
En dat deden ze dan ook. Ze maakten een kaartenhuis, die zichzelf vijf minuten later opblies, en ze hadden voorgenomen om zoveel mogelijk kattekwaad te trappen. Dat zorgde ervoor dat ze met de Onzichtbaarheidsmantel op stap gingen. Toen ze Korzel en Kwast zagen lopen grepen ze hun kans, en gaven ze de onfortuinlijke jongens allebei een schop onder de kont. Korzel en Kwast keken allebei jachtig om zich heen, en Harry en Ron schudden van het geluidloze lachen. Grinnikend keerden ze terug naar de toren van Griffoendor, en toen ze de Onzichtbaarheidsmantel hadden afgedaan hoorden ze een bazige stem.
‘Héhé! Daar zijn jullie!’ zei Hermelien. ‘Kom op, we zijn bijna te laat voor Gedaanteverwisselingen!’
‘Ja, mevrouw,’ zei Ron zo zacht dat alleen Harry het kon horen. Harry, die wel wat buien van Hermelien gewend was besteedde er geen aandacht aan en nam het feit dat hij weer terug was op Zweinstein nog dieper in zich op. Gedrieën liepen ze naar het lokaal van professor Anderling. Net toen Harry zijn hand op de deurknop wilden leggen vloog die deur open en kwam met een enorme vaart tegen Rons neus aan.
‘AU! GODSAMME!’ vloekte Ron, terwijl hij met zijn handen verwoed naar zijn bloedende neus greep.
‘Ron!’ zei Hermelien ongerust, terwijl ze probeerde te kijken hoeveel schade de klap van de deur had aangericht.
Professor Anderling kwam naar buiten gemarcheerd.
‘Nou, waar wachten jullie op! Naar binnen!’ zei ze pinnig, terwijl er haren uit haar meestal zo nette knotje piekten. Ze leek een beetje op een agressieve havik, die woedend was omdat haar leerlingen te laat waren.
Hermelien had Ron zo ver gekregen dat hij zijn handen voor zijn neus vandaan haalde, en Ron keek Anderling met een nogal onbeleefde uitdrukking op zijn gezicht aan.
‘Meneer Wemel, dat ziet er niet fris uit. Kunt u niet beter naar de ziekenzaal gaan?’ vroeg Anderling geagiteerd, met een walgende blik op Rons bloedneus.
‘Nee, het gaat prima met me!’ snauwde Ron.
‘Kom dan naar binnen!’ snauwde Anderling terug.
Ron liet zijn hoofd hangen en strompelde teneergeslagen het lokaal in. Harry zei niks en keek Anderling niet aan toen hij eveneens het lokaal inliep. Anderling had kennelijk een slecht humeur. Hermelien pakte Ron vast bij zijn arm en keek bezorgd naar Rons bloedende neus.
‘Laat mij dat maar regelen,’ mompelde ze. Met trillende handen pakte ze haar toverstok uit haar zak. ‘B-balsemio!’
‘AU! MOET JE ME NOU NOG MEER PIJN BEZORGEN!’ gilde Ron, die met zijn handen weer krampachtig naar zijn neus greep.
‘Het spijt me!’ zei Hermelien wanhopig. Harry keek verbijsterd toe, en achter in de klas hoorde hij Draco Malfidus gniffelen. Rons neus was nu onbedwingbaar gaan bloeden, en Hermelien haalde gauw een tissue uit haar tas.
‘Hier, hou dit er tegenaan!’ zei ze.
‘Het helpt niet!’ jammerde Ron klagelijk, wiens tissue meteen helemaal doorweekt was van het bloed.
‘Juffrouw Griffel, hou op met klooien!’ zei Anderling geagiteerd. ‘Voor u geldt hetzelfde meneer Wemel! En ga nu in Merlijns naam naar de ziekenzaal!’
‘Wacht, professor!’ zei Harry. Hij duwde Hermelien bij Ron weg, en zei met een geconcentreerde krachtige stem: ‘Balsemio!’
Ron haalde opgelucht adem: zijn neus was eindelijk opgehouden met bloeden.
‘Dank je, Harry,’ mompelde Ron.
‘Oke! Voordat meneer Wemel ons ophield met een onsmakelijke interruptie had ik het over het transformeren van onze haarkleur,’ zei professor Anderling, die haar aantekeningen doorbladerde. ‘Het transformeren van onze haarkleur is een zeer lastig proces, en ik verwacht dan ook niet dat het iemand deze les zal lukken. De aantekeningen staan op het bord. Begin!’
Gelijk begon iedereen verwoed mompelend te oefenen op de spreuken waarmee de haarkleur veranderd kon worden. Na vijf minuten zei Ron al: ‘Hermelien, ik snap het niet. Leg het me uit, want anders wordt ik gillend gek.’
Maar dat was de eerste keer dat Hermelien niet op Rons verzoek reageerde. Ze was nu zelf ook al vijf minuten bezig geweest om de spreuk te oefenen, maar ze had nog niks bereikt. Verwoed veegde ze haar bezwete voorhoofd af.
‘Het lukt mij ook niet!’ zei ze gefrustreerd. ‘Ik kan me niet concentreren! Ik heb echt geen idee wat ik vandaag heb! Net kon ik geen eens een simpele helingsspreuk uitvoeren!’
Ze stampte met haar voeten op de grond, en Harry zei snel: ‘Rustig nou maar. Als je in paniek raakt bereik je niks!’
‘Ja, maar dat is het probleem!’ zei Hermelien hysterisch. ‘Ik heb vandaag nog niks bereikt! En ik ben doodmoe en –‘
‘Hoe kan je nou moe zijn?’ vroeg Ron verbaasd. ‘Je bent om negen uur ’s avonds naar bed gegaan!’
‘Ik weet het niet! IK WEET HET NIET!’ gilde Hermelien.
‘Juffrouw Griffel!’ zei Anderling geïriteerd, terwijl de andere leerlingen geschrokken omkeken. ‘Kunt u alstublieft uw stemformule verlagen!’
‘Ja, professor,’ zei Hermelien haastig. Ze richtte haar aandacht weer op haar donkerbruine lokken en probeerde tevergeefs de spreuk uit te voeren. Al met al was Harry blij toen de bel ging, en hij een reden had om snel bij de chagerijnige Anderling weg te gaan. Hermelien treuzelde echter ontzettend, en Ron wachtte ongeduldig op haar.
‘Kun je nou even opschieten!’ zei hij, terwijl hij met zijn hand over zijn buik wreef. ‘Ik heb honger als een hippogrief!’
‘Jij hebt altijd honger,’ zei Hermelien droog, terwijl ze haar boeken steeds in en uit pakte. ‘Waar is het nou?’
‘Wat ben je kwijt?’ vroeg Harry verbaasd.
‘Mijn boek voor Verweer tegen de Zwarte Kunsten!’ zei Hermelien. ‘Oh, daar is het!’
Ze haalde een zwaar, in leer gebonden boek uit haar tas en bekeek het glunderend.
‘Hoe kan je die nou kwijt zijn!’ zei Ron ongelovig. ‘Dat ding is nog groter dan het Monsterlijke Monsterboek!’
‘Nou ik –‘
‘BOE!’
‘AAAAAAAAAAAAAAAAHRG!’
‘AU!’
Malfidus had Hermelien laten schrikken, waarna Hermelien een ijselijke gil had geslaakt en het leren boek op Rons teen had laten vallen.
‘MERLIJNS BOXERS!’ schreeuwde Ron, terwijl hij hinkte op één been. ‘Serieus, Hermelien! Ik haat je!’
‘Sorry!’ piepte Hermelien.
‘Wezel, ik zou maar niet te hard over Modderbloedje oordelen,’ zei Draco gemeen grijnzend. ‘Volgens mij staat je vriendinnetje te wankelen aan de emotionele afgrond.’
‘Ach, hou je klep!’ zei Ron verveeld, terwijl hij Hermelien meetrok. ‘Kom, we gaan.’
Harry bleef tegen zijn zin achter bij Malfidus. Zonder Malfidus aan te kijken raapte hij het boek op dat Hermelien op de grond had laten vallen.
‘Je maakt je zorgen om Griffel, is het niet?’ zei Malfidus schamper.
Behoedzaam stond Harry op en keek Malfidus aan.
‘Hoe bedoel je?’ vroeg hij, terwijl hij zo kalm mogelijk probeerde te klinken.
‘Gewoon. De symptonen die ze vertoond zijn wel erg raar hé? Je zou haast denken dat ze een slachtoffer was van een boosaardige vloek…’
‘Je strooit praatjes rond, Malfidus! Zoals altijd!’ zei Harry geïriteerd. ‘Blijf uit mijn buurt dit jaar!’
‘Wat jij wilt,’ zei Draco gladjes. Vervolgens, na Harry nog één spottende blik toegeworpen te hebben, beende hij met wapperende mantel het lokaal uit. Bedachtzaam keek Harry hem na. Wist Malfidus iets? Iets wat hij niet wist? Harry schudde zijn hoofd. Dat kon niet, en dat idee was ronduit belachelijk. Hij en Ron waren de enigen die werkelijk wisten wat er in Hermelien omging, en een persoon zoals Malfidus zou daar al helemaal niet achter kunnen komen. Hij zuchtte en liep met het boek van Hermelien onder zijn arm geklemd Anderlings lokaal uit. Hermeliens gedrag was vreemd, heel vreemd… en Harry zette ook de nodige vraagtekens bij de plotselinge vermoeidheid van Hermelien. Wat was er met haar aan de hand? |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel
Laatst aangepast door miss louise op Ma Dec 03, 2007 17:42; in totaal 1 keer bewerkt |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Za Dec 01, 2007 23:12 |
 |
Hoofdstuk 4
‘Hermelien, wat bezielt jou vandaag toch?’ vroeg Harry serieus.
Ze zaten in de Grote Zaal, en de meeste scholieren waren al lachend aan hun avondeten begonnen. De enige die niet vrolijk leek was Hermelien, die met een holle blik in haar ogen naar haar eten staarde. Verschrikt keek ze om zich heen, alsof ze zich afvroeg wie die vraag gesteld had. Uiteindelijk verzuchtte ze: ‘Sorry dat ik zo afwezig ben. Ik ben gewoon moe.’
‘Maar hoe komt dat?’ vroeg Harry geïntereseerd.
‘Harry, ik deed gewoon geen oog dicht! Klaar!’ zei Hermelien, die lichtelijk geïriteerd klonk. ‘Denken jullie nou echt dat ik bezeten ben door een of andere boosaardige vloek?’
‘Wat? Nee!’ riep Harry uit. Plotseling deed Hermelien hem sterk denken aan Malfidus, die het de benaming ‘boosaardige vloek’ die dag ook had laten vallen.
Plotseling liet Ron een grote boer, en zei daarna met volle mond: ‘Meer kippenbouten!’
‘Pak het lekker zelf!’ snauwde Hermelien tegen Ron. Vervolgens wendde ze zich weer tot Harry. ‘Ik ga vanavond gewoon vroeg naar bed. Ik heb vandaag kunnen zien wat vermoeidheid met me kan doen.’
‘Zeg dat wel!’ zei Harry, die Hermelien onderzoekend in zich opnam. Hij richtte zijn aandacht weer op het eten en dacht na. Het was stom om te denken dat er iets vreemds met Hermelien aan de hand zou zijn. Ze was gewoon moe, ziekjes. Harry slikte zijn eten door en dacht naar Malfidus. Het voelde goed om Malfidus de schuld te geven voor alles wat die dag gebeurd was. Hij was ervan overtuigd dat Malfidus’ kwade praatjes ervoor gezorgd hadden dat Hermelien geen slaap had kunnen vatten, en het was ook nog eens Malfidus’ schuld dat hij zich die dag immense zorgen om Hermelien had gemaakt. Hij speurde de tafel van Zwadderich af en zag hem al gauw zitten. Bleek en blond, met een arrogante grijns op zijn gezicht. Harry voelde een withete vleug van haat door zich heen trekken, en hij dwong zichzelf om niet meer naar Malfidus te kijken.
‘Ik ga slapen,’ zei Hermelien resoluut, terwijl ze opstond.
‘Slapen? Je hebt je eten geen eens op! Hoe kun je nou gaan slapen met een lege maag?’ merkte Ron verontwaardigd op.
‘Dat jij nou een koe bent betekend niet dat hetzelfde voor mij geldt!’ beet Hermelien hem toe. Ron was diep beledigd.
‘Jongens,’ probeerde Harry. ‘Hou nou eens op met dat gekibbel –‘
Het was te laat. Hermelien had zich al omgedraaid en was met grote passen de Grote Zaal uitgestampt. Ron haalde zijn schouders op en ging verder aan zijn lading kippenpoten. Nadat Harry een tijdje had toegekeken hoe Ron alles vrat was los en vast zat, besloot hij uiteindelijk om de Grote Zaal ook maar te verlaten.
‘Ik ga,’ zei Harry. ‘Zie je later, Ron.’
Ron murmelde iets onverstaanbaars terug, en Harry slofte de zaal uit. Sommige meisjes giechelden toen hij hen passeerde, en verscheidende mensen wezen brutaal op hem. Harry negeerde de starende blikken en liep de marmeren trap op. Hij liep door een verlaten gang, en plotseling besefte hij dat hij zielsalleen was. Meestal vond hij dat gevoel rustgevend, maar dit keer voelde het anders. Ondanks het feit dat de fakkels een aangename gloed verspreidden, voelde het onnatuurlijk koud aan in de gang. Onwillekeurig liep Harry naar een van de fakkels toe, en hield zijn hand dicht bij de vlammen die naar zijn vingers leken te likken. Normaliteit zou Harry met deze grap zijn vingers hebben verbrand, maar dat gebeurde niet. De brandende fakkel kon hem op een of andere manier geen warmte geven. Plotseling klonk er een overduidelijk luid gestommel aan de andere kant van de gang. Harry maakte een sprongetje van schrik, en hij voelde zijn hart bonken in zijn keel.
‘Wie is daar?’ vroeg hij, zelfverzekerder dan hij eigenlijk was.
Er kwam geen antwoord en geen vriendelijke groet. Er werd geen enkel teken van herkenning gegeven, en het enige wat Harry hoorde was het gedempte geluid van voetstappen die in zijn richting liepen. Als verstijfd deed Harry een stap achteruit, maar dat kon niet voorkomen dat het gevoel van hulpeloosheid de overhand nam. Hij hoorde een rochelende ademhaling, de voetstappen kwamen steeds dichterbij…
’Dementors,’ dacht Harry resoluut, terwijl hij zijn toverstok stevig beetgreep. Maar diep van binnen wist hij dat dat niet kon. Dementors liepen namelijk niet, Dementors zweefden… Het geluid van de schoenen die over de marmeren vloer liepen klonken nu zo duidelijk op dat Harry verwachtte iemand te zien aan het einde van de gang. Precies op het moment dat hij zijn ogen samenkneep om de naderende gedaante te identificeren voelde hij een koude wind als een mes door zich heen snijden en nog geen seconde later waren alle fakkels uitgeblazen. Het wezen dat langsliep rochelde zo luidruchtig dat Harry gezworen zou hebben dat het wezen in zijn nek stond te hijgen. Hij hoorde hoe het rochelende wezen hem passeerde, en hij voelde zijn hart in zijn keel bonken.
‘Lumos!’ fluisterde Harry.
Héél even leek het effect te hebben. Het puntje van zijn toverstok verlichtte de gang, en Harry zag een lange, in zwart gehulde gestalte de gang aflopen. Harry verstijfde: het wezen had geen schaduw. Hij wilde achter de gestalte aanlopen, maar precies op dat moment begaf zijn toverstok het en werd het weer aardedonker.
‘Wat is dit!’ zei Harry, gefrustreerd en bang tegelijk. ‘Lumos!’
Weer lichtte de gang helemaal op, maar nog voordat Harry om zich heen kon kijken werd hij weer gehuld in het duister. Het adrenaline stroomde door zijn bloed. Langzaam hoorde hij de moeizame ademhaling en de slome voetstappen wegsterven. Precies op dat moment gingen de fakkels weer aan, alsof ze nog nooit uit waren geweest. Harry maakte een sprongetje van schrik, maar was opgelucht toen hij voelde dat de gang weer aangenaam warm was geworden. Hij wreef in zijn handen, die helemaal waren bevroren. Onwillekeurig ging er een huivering door hem heen. Wat was dat geweest? Het was geen Dementor, alhoewel het op het eerste gezicht wel zo leek. Harry zag allemaal beelden schieten door zijn hoofd. Spoken, demonen, geesten… Maar niets leek uitermate logisch. Spoken en geesten waren natuurlijk doorzichtig, en alhoewel het ding geen schaduw had gehad, had hij er toch behoorlijk massief uitgezien. En Harry wist ook dondersgoed dat demonen niet bestonden. Maar de vraag was welk wezen Harry dan wel zojuist gepasseerd had… |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel
Laatst aangepast door miss louise op Ma Dec 03, 2007 17:43; in totaal 1 keer bewerkt |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Zo Dec 02, 2007 8:41 |
 |
Nieuw stukje
Hoofdstuk 5
Harry, Ron en Hermelien liepen gezamenlijk het stenen bordes van het kasteel af, op weg naar Kruidenkunde. Hermelien en Ron hadden die ochtend nog een kibbelpartij gehad, en dat verklaarde ook waarom ze allebei erg stil waren. Harry deed zijn best om een gesprek met zijn twee vrienden te voeren, maar dat was tevergeefs. Ze liepen naar de kassen toe, en werden gelijk begroet door een vrolijke Marcel Lubbermans.
‘Hallo!’ zei hij, met een veeg aarde op zijn neus. ‘Wat zien jullie er sip uit!’
‘Ron en Hermelien hebben ruzie gehad,’ zei Harry eerlijk.
‘Oh…’ zei Marcel. ‘Oké.
Professor Stronk, die verscheidende takjes en bladeren in haar haren had zitten, kwam aangelopen met een enorme bak planten.
‘Zesdejaars? Kas zeven!’ zei professor Stronk kortaf.
In ganzenpas liepen ze naar de achterste kas, en Marcel verveelde Harry met ellenlange verhalen over de Mimbulus Mimbeltonia.
‘Eh – heel interessant, Marcel,’ zei Harry, die gauw van hem af wilde zijn. ‘Maar volgens mij hebben we de kas bereikt.’
Ze liepen de warme kas in en keken eens goed om zich heen. Hier stond een groot assortiment aan planten die Harry nog nooit gezien had, en die hij ook niet zonder begeleiding vast wilde pakken.
‘Hier, jij krijgt de eerste,’ zei professor Stronk bruusk, terwijl ze een klein potje met een roosvormige knol in Rons handen duwde.
‘Eh, oke,’ zei Ron schaapachtig, terwijl hij zijn knol bekeek.
‘De rozenknol!’ sprak professor Stronk haar leerlingen toe. ‘Daar gaan we dit jaar mee beginnen. Hij ziet er misschien klein en lief uit maar in feite –‘
‘AU!’
Ron gaf een gil en liet het potje met de knol op de grond vallen, waar het in scherven uiteen spatte. Ron zoog op zijn bloedende vinger en jammerde luidkeels. Harry boog zich voorover om de knol wat beter te bekijken: die leek nu zachtjes te pulseren, en was van top tot teen bedekt met allemaal kleine scherpe tandjes.
‘Je moet hem dus niet pesten, want hij bijt,’ zei professor Stronk koeltjes, en sommige mensen gniffelden. Professor Stronk gaf daarna verdere instructies hoe je de rozenknol moest ontpotten, en vervolgens zette ze hen aan het werk.
‘Doen jullie het maar!’ zei Ron tegen Harry en Hermelien. ‘Ik durf niet meer!’
‘Ik zal het proberen,’ mompelde Hermelien, die het potje met de knol naar zich toe trok. Ze probeerde de knol met een klein schepje uit het potje te krijgen, maar die gaf niet mee. Hermelien kreeg een gefrustreerde uitdrukking op haar gezicht.
‘Waarom doet hij het niet!’ zei ze gepikeerd.
‘Misschien doe je het verkeerd,’ zei Harry schouderophalend. ‘Mag ik eens proberen?’
Maar toen werd Hermelien ook gebeten door de knol, die opeens weer onder de scherpe tandjes zat. Met tranen in haar ogen keek ze naar haar bloedende vingers. Bezorgd kwam Ron bij Hermelien staan.
‘Gaat het?’ vroeg hij.
‘Het gaat prima, Ron!’ zei Hermelien, die het bloed aan haar schoolgewaad afveegde. ‘Ik maakte gewoon een foutje…’
Plotseling viel het Harry op dat Hermeliens huid een grauwe zweem had gekregen in de nacht dat ze beweerde dat ze ging slapen. De wallen onder haar ogen waren bijna zwart, en ze zag er moe en verdrietig uit.
‘Hermelien,’ zei Harry ernstig. ‘Heb je vannacht wel geslapen?’
‘Wat?’ vroeg Hermelien afwezig. ‘Ik – natuurlijk heb ik dat! Hoezo?’
‘Kom op, je ziet er niet uit!’ zei Ron.
‘Bedankt, Ron!’ zei Hermelien zuur, en Ron hield meteen zijn mond.
Harry bekeek Hermelien nader, en zag toen dat Hermeliens nek er geïriteerd uitzag. Voorzichtig veegde hij haar bruine haar weg, en hij zag toen dat er midden in die geïriteerde plek twee wondjes zaten, precies naast elkaar. Het zag er niet erg gezond uit, en Harry moest moeite doen om niet gelijk zijn blik af te wenden.
‘Harry, wat doe je!’ zei Hermelien geschokt, die zijn hand wegsloeg.
‘Je hebt daar twee wondjes zitten!’ zei Harry. ‘Hoe kom je daar nou weer aan?’
‘Ik –‘ begon Hermelien, die een waas kreeg voor haar ogen. Plotseling leek het als ze zich krampachtig iets probeerde te herinneren, maar daarna schudde ze haar hoofd. Ze wreef over de wond in haar nek en zei: ‘Ik heb geen idee. Vanochtend had ik die wond opeens! Misschien heb ik gister in al mijn vermoeidheid wel met mijn vork daarin geprikt, of misschien heeft Knikkebeen me gebeten…’
‘Van een vork of een kat krijg je echt niet zo’n wond hoor!’ zei Harry sceptisch. ‘Hermelien, zeg nou even wat –‘
De deur van de kas vloog open en Draco Malfidus kwam binnengewandeld. Op zijn normaal zo bloedeloze gezicht was nu een onmenselijk rode blos te zien, en hij grijnsde boosaardig.
‘Meneer Malfidus!’ blafte professor Stronk. ‘Haal die achterlijke blos van uw wangen af en ga aan het werk! U bent te laat!’
‘Goed, professor,’ zei Malfidus, die daarna grijnzend iets in het oor van Zabini fluisterde. Harry wendde zijn blik van Malfidus af en brak weer zijn hoofd over het verdachte wondje op Hermeliens nek.
‘Het moet in ieder geval verzorgd worden,’ zei Ron tegen Hermelien. ‘Het ziet eruit alsof het ieder moment kan gaan ontsteken.’
‘Nonsens, Ron!’ zei Hermelien boos. ‘Laat me eens met rust! Er is niks met me aan de hand!’
‘Ik – ik ben gewoon vriendelijk!’ sputterde Ron verontwaardigd.
‘Nee! Je bent strontvervelend!’ beet Hermelien hem toe.
‘Moet jij nodig zeggen! Je kat me elke dag af!’
‘HOU JULLIE KOPPEN NOU EENS DICHT!’
Hermelien en Ron draaiden zich om en keken Harry verwilderd aan.
‘Ik meen het!’ zei hij. ‘Het leven zou een stuk gemakkelijker zijn als jullie niet zo vaak aan het ruziën waren!’
‘Allemachtig, Harry. Doe niet zo dramatisch,’ zei Hermelien, die één wenkbrauw optrok.
‘JA!’ de stem van professor Stronk galmde door de kas. ‘Die drie zet ik uit elkaar! Meneer Wemel, u gaat samenwerken met Zabini. Mevrouw Griffel gaat met Park, en meneer Malfidus gaat met Potter samenwerken!’
‘Nee, dat meent u niet!’ zei Ron wanhopig.
‘Nu!’ zei professor Stronk furieus.
Er vond een hele verhuizing plaats in de kas, en Harry moest machteloos toezien hoe Malfidus met een stoer loopje naar hem toekwam.
‘Goed, ik heb besloten dat jij het werk doet, en dat ik toekijk,’ zei Draco lijzig. ‘Ik wil mijn handen namelijk niet vuilmaken aan een knol waar Griffel en Wezel aan hebben gezeten.’
‘Vuile –‘ begon Harry, die vervaarlijk met een schepje naar Malfidus zwaaide. Maar voordat hij ook maar iets kon doen of zeggen werd het schepje uit zijn handen gerukt.
‘Niet doen, Harry!’ zei Marcel Lubbermans angstig, terwijl hij het schepje hebberig tegen zich aandrukte. ‘Straks beschadig je het materiaal nog!’
‘Ik wil helemaal niks beschadigen, behalve zijn gezicht!’ zei Harry grimmig, die met een beschuldigende vinger op Malfidus wees.
‘Zeik niet, Potter. En ga aan het werk,’ zei Malfidus gladjes, terwijl hij de knol naar Harry toeschoof. Harry weigerde echter, tot groot ergernis van professor Stronk, om nog maar iets te doen, en misschien was dat wel de reden waarom professor Stronk hem aan het eind van de les een extra vuile blik toeworp.
‘Volgens mij heb je jezelf niet erg populair gemaakt,’ fluisterde Ron in Harry’s oor, terwijl ze de kassen uitliepen. Hermelien liep een paar meter achter hen, en leek nog vermoeider dan aan het begin van de les.
‘Ik vraag me echt af wat er met Hermelien aan de hand is,’ mompelde Harry, die een onderzoekende blik op Hermelien wierp. ‘Eerst is ze moe, en dan heeft ze een rare wond in haar nek…’
‘Inderdaad, het zag er niet erg prettig uit,’ zei Ron toegevend.
‘Wat hebben we hierna?’ vroeg Harry, in de hoop op een ander onderwerp over te kunnen stappen.
‘Verweer tegen de Zwarte Kunsten,’ zei Ron. ‘Laten we opschieten. Sneep wordt waarschijnlijk furieus als we te laat zijn.’
En zo vergaten ze hun zorgen om Hermelien voor even, en liepen ze in draf naar Verweer tegen de Zwarte Kunsten. |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel
Laatst aangepast door miss louise op Ma Dec 03, 2007 17:43; in totaal 1 keer bewerkt |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Zo Dec 02, 2007 10:15 |
 |
Hoofdstuk 6
Zoals gewoonlijk slofte Harry ’s avonds laat door de gangen, diep in gedachten verzonken. Hij piekerde nu al de hele dag om Hermelien. Gister had hij zichzelf nog wijs gemaakt dat er niks met haar aan de hand was, en dat Malfidus hem op stang had gejaagd, maar nu kon hij dat niet meer geloven. Hij wist dat er iets vreemds in Hermelien omging, en hij wilde koste wat het kost weten wat het was. Harry werd ruw uit zijn overpeinzingen geschud toen hij opmerkte dat hij in de gang stond waar hij de vorige nacht dat wezen was tegengekomen. Snel hield hij zijn hand bij de fakkels, maar die voelden gewoon warm aan, zoals het hoorde. Harry zuchtte. Misschien had hij het zich allemaal wel verbeeld. Aangezien hij tig keren confrontaties had gehad met Voldemort werkte zijn fantasie nu op de volle loop. Maar toch klopte er iets niet, en onwillekeurig had Harry het gevoel dat het wezen en Hermelien iets met elkaar te maken hadden. Hij wilde verderloop, maar plots viel zijn blik op een grote verzameling aan donkere vlekken die her en der verspreid lagen. Harry hurkte, en liet zijn vinger langzaam over de vlekken heen glijden. Het was een vloeistof en, besefte hij, had een donkerrode kleur. Harry raakte de vloeistof aan en slaakte een schreeuw van afschuw toen hij zag wat er aan zijn hand zat. Het was bloed. Overal lag bloed verspreid, in kleine en grote druppels, alsof iemand hier zojuist was afgeslacht. Toen Harry dat afschuwelijke feit besefte zag hij opeens een bloedvlek in de vorm van een schoen. Aarzelend, alsof hij bang was dat het bloed hem zou aanvallen, liep hij naar de plek van de voetstap. Zonder er nog bij na te denken zette hij er zijn eigen voet in. De afdruk was iets groter dan zijn voet, en Harry gokte dat het de voetafdruk van een man was, of anders een meisje met uitzonderlijk grote poten. Harry stond op en keek schichtig om zich heen. Afgezien van de bloedvlekken was er niks verdachts te zien in de gang. Hij bekeek alle bloedvlekken nog eens nader, en zag toen dat er meer bloedvlekken in de vorm van voetstappen de vloer bedekten. Hij volgde de voetstappen, en merkte al gauw op dat hij de gang verliet. Toen hielden de voetstappen opeens halt voor een grote, massieve deur. Harry rammelde aan de deurknop, maar die gaf niet mee. Verslagen zakte hij langs de muur naar beneden en ging op de grond zitten. Wat had dit te betekenen? Waarom lag er overal bloed verspreid? Had er iemand een vreselijke moord gepleegd? Harry had geen antwoorden op die vragen. Als er in Zweinstein een moord was gepleegd, lag er vast ergens een lichaam… Resoluut stond Harry op, en trok zijn toverstok. Dat hij daar niet aan gedacht had.
‘Alahomora!’ zei hij, en de deur vloog krakend op.
Tevreden deed hij zijn toverstok weer terug in zijn zak. Zo deed je dat soort dingen. Net toen Harry naar binnen wou gaan om een kijkje te nemen, hoorde hij een mantel over de vloer glibberen en riep iemand zijn naam.
‘Harry!’
Verschrikt draaide Harry zich om, en keek recht in het vriendelijke gezicht van Marcel Lubbermans. Hij liet zijn blik afzakken naar Marcels gewaad, en zag toen dat er afzichtelijke rode vlekken op zaten. Vlekken die ongelofelijk veel weg hadden van…
‘Bloed!’ riep Harry uit, en hij trok aan Marcels gewaad. Daarna viel het Harry op dat zelfs Marcels schoenen onder het bloed zaten.
‘Ik weet het!’ zei Marcel snel. ‘Ik liep hier – en toen zag ik overal bloed liggen en –‘
‘Ik zag ook bloed liggen,’ zei Harry grimmig. ‘Maar om er nou in te gaan rollen…’
‘Ik heb er niet in gerold!’ zei Marcel met grote ogen, maar Harry ging er niet op in.
‘Heb jij enig idee wat er hier aan de hand is?’ vroeg Harry, alhoewel hij het antwoord van Marcel al kon raden.
‘Nee,’ zei Marcel hoofdschuddend. ‘Ik ging ook op onderzoek uit, maar achter die deur zit niks. Daar heb ik al gekeken.’
‘Het lijkt wel alsof er hier een moord gepleegd is,’ zei Harry, en er ging een huivering door hem heen. Hij wreef met zijn hand langs de muur, en merkte plotseling op dat zijn hand alweer helemaal onder het bloed zat. Er stroomde bloed uit de muur.
‘Moet je dat zien!’ zei Harry, die een stap achteruit deed. ‘Zelfs de muren zitten onder! Wat is hier in godsnaam gebeurd!’
‘Ik weet het niet!’ zei Marcel angstig. ‘Harry – misschien kunnen we beter naar de leerlingenkamer gaan. Straks verdenken ze ons nog van – nou ja – moord ofzo…’
‘Je hebt gelijk,’ zei Harry. ‘Ga maar alvast.’
Marcel liep weg, en liet enorme sporen van bloed achter. Harry keek hem wantrouwig na. Wat deed Marcel hier? En waarom zat hij helemaal onder het bloed? Toen hij besefte dat hij Marcel verdacht sloeg hij zichzelf voor zijn hoofd. Marcel kon nooit verantwoordelijk zijn voor bloedvergieten, daar was hij veel te zachtaardig voor. Harry wierp nog één blik op de bloedplassen en ging toen snel naar de leerlingenkamer van Griffoendor. Hij moest Ron en Hermelien hierover vertellen. Toen hij de door het portretgat naar binnen klom werd hij meteen begroet door Ron.
‘Harry!’ zei Ron. ‘Ik moet je iets vertellen!’
‘Ik moet jou ook iets vertellen!’ zei Harry, die naast Ron neerplofte in een goudrode fateuil. ‘Maar begin jij maar…’
‘Nou,’ zei Ron, die bijzonder ernstig keek. ‘Net kwam Marcel binnen, en weet je? Hij zat helemaal onder het bloed. Ik wilde aan hem vragen hoe dat zo kwam, maar hij hield de hele tijd maar vol dat het verf was! Best wel raar, hé?’
‘Dat heeft Marcel dus gelogen, want het was wel degelijk bloed,’ zei Harry, waarop Ron hem vragend aankeek. ‘Ik liep net door een gang op de derde verdieping, en de hele vloer zat onder de bloedplassen. Ik weet niet wat er gebeurd is, maar ik weet wel dat het nooit iets goeds kan zijn. Daarna kwam ik Marcel tegen, en die zei dat hij ook had zitten zoeken naar de oorzaak. Maar ik vond het eigenlijk best vreemd dat hij helemaal onder het bloed zat, het leek net alsof hij erin had zitten rollen.’
‘Dat is inderdaad verdacht,’ zei Ron, die aan zijn rode haar krabde. ‘Wat een jaar is dit weer, hé? Er gebeuren meteen allemaal vreemde dingen…’
‘Ja,’ zei Harry.
De deur van de jongensslaapzaal vloog open, en een moe uitziende Daan Tomas kwam de leerlingenkamer in gelopen.
‘Daan!’ brulde Simon. ‘Waar was je vandaag, gek! Je hebt de hele schooldag gemist!’
‘Ik was ziek!’ zei Daan verontwaardigd. ‘Kan ik daar wat aan doen!’
‘Nou, je had anders wel even tegen me kunnen zeggen dat je de hele dag op bed ging mokken!’ zei Simon boos, die vervolgens zijn beste vriend de rug toekeerde.
Daan gooide verslagen zijn armen in de lucht, en toen hij Harry en Ron zag zitten liep hij naar hen toe. Harry stond gauw op uit zijn stoel, zodat de zieke Daan erin kon zitten.
‘Bedankt, Harry,’ zei hij zwakjes, terwijl hij plaats nam in de stoel. ‘Ik voel me zo verschrikkelijk moe. Ik heb geen idee hoe het komt.’
‘Ach, je bent niet de enige,’ zei Ron, die Daan meelevend aankeek. ‘Hermelien jammert daar ook al de hele dag over.’
Harry wierp Ron een waarschuwende blik toe, maar Daan leek geen eens geluisterd te hebben. Hij gaapte breed, en liet zich nog iets verder in de stoel zakken.
‘Wacht eens even,’ zei Ron, die gebiologeerd naar de nek van Daan keek. ‘Je hebt daar iets zitten. Harry, kijk eens!’
‘W-wat?’ zei Daan suf, toen Harry zich voorover boog om de plek in Daans nek beter te bekijken. ‘Wat hebben jullie?’
‘Wat heb jij, zul je bedoelen,’ zei Harry terechtwijzend. ‘Je hebt een enorme rooie plek in je nek zitten!’
‘Met twee wondjes,’ voegde Ron daaraan toe.
Daan wreef nogal verbaasd over zijn nek, en lachte toen.
‘Dat is waarschijnlijk gewoon een muggenbult! Jemig, wat kunnen jullie moeilijk doen zeg! Ik krab die dingen altijd open, logisch dat er wondjes op zitten!’
‘Het zijn anders wel erg symmetrische wondjes,’ zei Harry grimmig. ‘Ze zitten precies naast elkaar. Hermelien heeft het ook.’
‘Dan zijn Hermelien en ik gestoken door dezelfde mug,’ grapte Daan Tomas. ‘Doe rustig, gasten. Het is maar een wondje. Dat is morgen wel weer weg.’
Harry en Ron wisselden een veelbetekenende blik uit, maar gingen er verder niet op in. Harry pakte een andere fateuil, en ging weer voor de haard zitten. Plotseling schoot er een geweldig idee in zijn hoofd. Hij had al vaker te maken gehad met onverklaarbare mysteries, maar misschien waren die mysteries helemaal niet zo onverklaarbaar meer als hij ze op papier zette. Hij rommelde in zijn tas, en haalde daar vervolgens perkament en een ganzenveer uit. Verwoed begon hij drie namen op te schrijven. Hermelien Griffel, Marcel Lubbermans, Daan Tomas. Hij bekeek het perkament. Het was vast nuttig om alle verdachten en slachtoffers op papier te zetten. Misschien zag hij dan al een stuk sneller verbanden. Hij wilde het stuk perkament weer in zijn tas stoppen, maar toen griste Ron het uit zijn handen.
‘Geef terug!’ zei Harry boos, toen Ron de namen las.
‘Wat heeft dit te betekenen?’ vroeg Ron koeltjes, terwijl hij met het perkament voor Harry’s ogen zwaaide.
‘Dat vertel ik je later wel! Geef!’ zei Harry, die het terug probeerde te pakken.
‘Je kan het wel vertellen hoor. Daan slaapt namelijk alweer,’ zei Ron, met een minachtende blik op de snurkende Daan.
Harry keek snel om zich heen om te kijken of er niemand meeluisterde, en zei toen op fluistertoon tegen Ron: ‘Ik weet gewoon dat er iets aan de hand is op Zweinstein! Daarom ga ik namen bijhouden van iedereen die er iets mee te maken zou kunnen hebben!’
‘Goed idee,’ zei Ron resoluut. ‘Zou ik mogen helpen?’
‘Tuurlijk,’ zei Harry. |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel
Laatst aangepast door miss louise op Ma Dec 03, 2007 17:44; in totaal 1 keer bewerkt |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Zo Dec 02, 2007 14:38 |
 |
Hoofdstuk 7
Met de koppen bij elkaar gestoken speurden Harry en Ron de Grote Zaal af. Ze hadden een tijdje geleden een eerstejaars gezien die ook die merkwaardige rode plek in zijn nek had zitten, en sindsdien hadden ze maar besloten om mensen met dezelfde symptonen te spotten.
‘Volgens mij zie ik iemand!’ zei Harry zo plotseling dat Ron een gilletje slaakte van schrik. ‘Stil! Kijk eens goed naar Malfidus! Hij ziet hartstikke bleek, ik durf erom te verwedden dat hij ook een wond in zijn nek heeft –‘
‘Nooit,’ zei Ron, die reikhalzend naar Malfidus keek. ‘Malfidus zag altijd al bleek, dat is niks nieuws. En hij ziet er nou ook niet bijster moe uit.’
Malfidus zag er inderdaad niet vermoeid uit. Zijn ogen waren alert en stralend terwijl haast iedereen aan de tafel van Zwadderich brulde van het lachen door zijn grappen.
‘Eerst wil ik er zeker van zijn!’ zei Harry koppig.
Ze probeerden zo onopvallend mogelijk naar de tafel van Zwadderich te schuifelen, en toen ze Malfidus nader konden bekijken zag Harry tot zijn teleurstelling dat Malfidus niks had.
‘Ik zei het je toch!’ zei Ron geamuseerd, maar Harry ging er niet op in. Zijn blik was gevallen op Patty Park, die naast Draco zat en eruit zag alsof ze ieder moment in tranen uit kon barsten.
‘Ron, kijk eens naar Park,’ mompelde Harry, die zijn beste vriend aanstootte. Ron wreef geagiteerd over zijn ribben, die zojuist geraakt waren door Harry, maar keek toen evenals Harry gebiologeerd naar Patty.
‘Allemachtig, die ziet er ook niet goed uit!’ zei Ron vol afgrijzen. ‘Moeten we haar opschrijven?’
‘Nee,’ zei Harry. ‘Eerst moeten we kijken of ze ook zo’n wond heeft.’
‘Hoe wil je dat doen!’ zei Ron ongeduldig. ‘Even naar haar toelopen en vragen: ‘Hallo, mag ik je nek even bekijken?’’
‘Goed punt,’ zei Harry, terwijl hij teneergeslagen keek naar de lange zwarte lokken van Patty Park, die haar nek zorgvuldig bedekten. ‘We moeten –‘
‘PATTY! PATTY! HEB JE HET AL GEZIEN? POTTER IS NAAR JE AAN HET STAREN!’ de stem van Zabini galmde door de zaal, en de Zwadderaars draaiden zich razendsnel om.
‘Hoe waag je het om naar mijn vriendin te staren, Potter!’ zei Malfidus dreigend, terwijl hij opstond.
‘Vriendin?’ herhaalde Ron spottend. ‘Hebben jullie verkering!’
‘Ik was me aan het bedenken hoe ik haar het beste kon vervloeken,’ zei Harry koeltjes, en hij pakte zijn toverstok. Malfidus deed hetzelfde.
‘Ik maak je van kant, Potter!’ zei hij, met een maniakale grijns op zijn gezicht.
‘Dan krijg je eerst met mij te maken!’ zei Ron woedend, die ook zijn toverstok uit zijn zak haalde. Malfidus richtte zijn toverstok op Ron, die nu een stuk minder zeker van zichzelf was, en hief zijn toverstok op, klaar om een vijandige spreuk uit te spreken totdat –
‘MALFIDUS!’
De stem van Hermelien snerpte in Harry’s oren, en het gebeurde allemaal in een flits. Hermelien sprong tussenbeide, gaf Malfidus een enorme optater in zijn gezicht en sloeg de toverstok uit zijn hand.
‘JE BLIJFT VAN RON AF!’ snauwde ze.
Malfidus had een stomverbaasde uitdrukking op zijn bleke gezicht, maar toen hij besefte wat er gebeurd was werden zijn ogen twee boosaardige spleetjes. Hermelien zag toen ook pas in wat ze gedaan had en werd lichtelijk nerveus. Ze pakte Ron en Harry bij hun schouders en zei: ‘Eh – tot ziens dan maar! Ron en Harry moeten nu – eh – héél nodig naar de WC!’
‘Echt waar?’ vroeg Ron schaapachtig.
‘Speel het spelletje mee,’ siste Hermelien venijnig.
Ze duwde Ron en Harry in noodtempo de Grote Zaal uit, en van alle kanten werden ze nagekeken. Toen ze eenmaal in de hal stonden zag Harry dat Hermelien, die er net nog alert en energiek had uitgezien, weer een al vermoeidheid uitstraalde.
‘Soms ben je echt geweldig, Hermelien!’ zei Ron bewonderend. ‘Dat gezicht van Malfidus toen je hem sloeg! Fantastisch!’
‘Dat is helemaal niet grappig!’ zei Hermelien bestraffend. ‘Als een leraar dat gezien had, dan was ik –‘
‘Boeiend!’ zei Ron verveeld. ‘Ik vind het alsnog geweldig!’
‘Waarom stonden jullie naar Patty Park te gluren?’ vroeg Hermelien zuur, Ron negerend.
‘Wat?’ zei Harry verwilderd. ‘We stonden helemaal niet –‘
‘Harry, ik ben niet blind ofzo!’ snauwde Hermelien, die haar armen over elkaar sloeg. ‘En van Ron had ik zoiets al helemaal niet verwacht!’
Harry voelde het al aankomen: Hermelien was stinkjaloers. Dat was gewoon het hele eieren eten. Maar was het wel een goed idee om aan Hermelien te vertellen wat ze werkelijk aan het doen waren? Hermelien stond ten slotte zelf op hun lijst…
‘We – ik – ik was gewoon,’ sputterde Ron.
Harry verzon snel een smoes. Hij wist zeker dat hij er spijt van zou krijgen, maar hij wilde absoluut niet dat Ron en Hermelien weer een geveinsde ruzie zouden krijgen.
‘We waren naar haar aan het kijken omdat ik verliefd ben op Patty Park,’ zei Harry snel. Hermelien keek hem ongelovig aan.
‘Patty Park!’ riep Hermelien uit. ‘Allemachtig, Harry!’
Ron moest moeite doen om het niet uit te proesten, en Harry gaf Ron zo onopvallend mogelijk een stomp tegen zijn ribben.
‘Helaas maat,’ zei Ron, die serieus probeerde te klinken. ‘Park valt al voor Malfidus.’
‘Ja, helaas,’ verzuchtte Harry, die zo goed mogelijk trachtte te acteren. ‘Echt ongelofelijk jammer…’
‘Jullie houden me in de maling!’ zei Hermelien. ‘Of niet soms?’
‘Nee, ik ben bloedserieus!’ zei Harry, die Ron nog een stomp gaf. ‘Haar lach, haar haren…’
‘Ik snap niet hoe je op zo’n trut kan vallen,’ zei Hermelien, die Harry haast schattend aankeek. ‘Afijn, ik ga naar Voorspellend Rekenen. De les begint al over vijf minuten, en ik mag absoluut niet te laat komen!’
Ze liep de trap op, struikelde, en stond heldhaftig weer op. Ron keek haar zuchtend na.
‘Er is echt iets vreemds aan de hand met Hermelien,’ zei hij bedenkelijk. ‘En je nam wel een erg grote maatregel om mij eruit te lullen. Patty Park…’
‘Ik zeg later wel tegen Hermelien dat het een geintje was,’ mompelde Harry, die zich liever niet wilde voorstellen hoe boos Hermelien daar om zou worden.
‘Trouwens,’ zei Ron. ‘Weet jij of Patty Park bij Toverdranken zit?’
‘Geen idee,’ zei Harry verwonderd.
‘Wat! Je bent verliefd op haar, dan weet je toch wel waar ze zit!’ grapte Ron, wat ervoor zorgde dat hij nog een por van Harry kreeg.
Een uur later liepen ze naar Toverdranken, en daar werden ze begroet door een overenthousiaste Slakhoorn.
‘Harry, mijn beste kerel! Kom gauw binnen!’ zei Slakhoorn, Ron negerend.
‘Dank u, professor,’ zei Harry beleefd, terwijl hij de kerker inliep. Hij zag Patty Park meteen al zitten, maar voordat hij haar uitvoerig kon bekijken werd hij door Slakhoorn in zijn rug geduwd.
‘Kom op! Zitten! Zitten! Ik heb een hele leuke les voorbereid!’ zei Slakhoorn, die vrolijk in zijn handen klapte, waarop Ron een gezicht trok. Ze gingen bij Hermelien en Ernst Marsman zitten, die er allebei vermoeid uitzagen. Ron piepte, en trok aan Harry’s mouw.
‘Wat!’ zei Harry agressief.
‘Dat!’ fluisterde Ron. Hij wees zo onopvallend mogelijk op een rode vlek in de nek van Ernst. Harry hapte naar adem, en haalde gauw het stuk perkament met de namen uit zijn tas. Ondertussen demonstreerde Slakhoorn, die niks van de heisa merkte, hoe ze een nieuwe toverdrank moesten bereidden.
‘Kijk of je nog meer mensen ziet,’ fluisterde Harry tegen Ron.
‘Daar,’ zei Ron meteen, die knikte naar Terry Bootsman.
Harry bekeek Terry Bootsman, en zag meteen in dat Ron gelijk had. Terry’s ogen waren bloeddoorlopen, en zijn huid was bleek en grauw. In zijn nek zat een geïriteerde rode plek met twee wondjes. Vervolgens schreef Harry de naam van Terry op.
‘Weet je wat me opvalt,’ zei hij zachtjes. ‘We hebben nog niemand gezien van Zwadderich. Ik vraag me af of –‘
‘Nee! Bekijk Patty Park eens!’ zei Ron jachtig.
Harry draaide zich om, en begluurde Patty Park. Ook zij leek haast flauw te kunnen vallen, en was onophoudelijk aan het knikkebollen.
‘Ik wou dat ik haar nek kon zien,’ mompelde Harry gefrustreerd. Maar toen kwam het moment: Patty Park gooide haar haren even naar achter, en liet voor héél even haar onbedekte nek zien. Vervolgens zakte ze met haar hoofd op de tafel, en viel als een blok in slaap.
‘Oke, we hebben dus wel iemand van Zwadderich,’ zei Harry, die ook de naam van Patty opschreef. En ook al kon hij het niet meer zien, hij zag de ontstoken wond in Patty’s nek nog steeds voor zijn geestesoog zweven. ‘Het lijkt net alsof er een ziekte heerst op Zweinstein…’
‘Misschien is dat ook wel zo!’ zei Ron ongerust. ‘Maar ik –‘
‘Rupert Webel? Kunt u herhalen wat ik zojuist gezegd heb?’ vroeg Slakhoorn op een strenge toon aan Ron.
‘Eh – iets over toverdranken?’ zei Ron, bij wie het zweet meteen uitgebroken was.
‘Spijtig,’ zei Slakhoorn hoofdschuddend, waarna hij verder ging met zijn uitleg.
Toen na lange leste de bel ging snelden Harry en Ron meteen het lokaal uit. Harry hield het perkament nog steeds in zijn handen vast, en had de vragen van medeleerlingen zorgvuldig genegeerd. Harry had geen zin om ook maar iemand te vertellen over de verdenkingen die hij en Ron hadden.
‘Goed, wie staan er nu allemaal op?’ vroeg Ron.
‘Hermelien, Marcel, Daan, Ernst, Terry en Patty,’ zei Harry, die de lijst met zijn vinger afging. ‘Opvallend is dat het alleen maar mensen zijn uit ons jaar…’
‘Je bent die eerstejaars vergeten,’ merkte Ron op.
‘O ja!’ zei Harry, die zichzelf voor zijn hoofd sloeg. ‘Ik weet zijn naam niet, maar ik schrijf wel op dat er een eerstejaars bij zat, voorzover het nut heeft.’
‘Verdenken we trouwens nou echt Marcel?’ vroeg Ron een tikkeltje ongelovig. ‘Ik bedoel – dat met dat bloed was wel verdacht – maar hij kan toch moeilijk op zijn geweten hebben dat zowat iedereen een lelijke wond in zijn nek heeft?’
‘Natuurlijk denk ik niet dat hij dat gedaan heeft!’ zei Harry verontschuldigend. ‘Maar dat betekend niet dat we het moeten negeren. Zo gaat het meestal als je alleen maar op je gevoel afgaat. Je moet alle aanwijzingen die je hebt serieus nemen.’
‘Best,’ zei Ron, alhoewel hij niet erg overtuigd klonk. ‘Zullen we dan maar verder kijken? Misschien zien we nog mensen uit ons jaar – of juist niet.’
‘Is goed,’ zei Harry, en vervolgens liepen ze gezamenlijk alle gangen langs. Nog geen minuut later passeerde Draco Malfidus hen, met de gebruikelijke arrogante grijns op zijn smoel. Harry balde zijn vuisten.
‘Nog iemand opgemerkt?’ vroeg Ron, die duidelijk geen eens door had gehad dat Malfidus net langsliep.
‘Malfidus!’ zei Harry. ‘Schrijf Malfidus op!’
‘Wat? Waarom?’ zei Ron geïriteerd. ‘Hoe vaak moet ik nog zeggen dat Malfidus altijd al pips zag!’
‘Ik weet gewoon zeker dat hij er iets mee te maken heeft!’ zei Harry koppig, die het stuk perkament van Ron af probeerde te pakken.
‘Harry, hij heeft geen wond in zijn nek zitten en –‘
‘Nou en! Dat hoeft hij ook niet te hebben. We kunnen hem toch aantippen als verdachte, of niet soms?’
‘Je zei net nog tegen me dat je aanwijzingen niet moest negeren en dat je niet altijd alleen maar op je gevoel moet afgaan!’ zei Ron bestraffend. ‘En wat doe je nu zelf? Je wilt Malfidus opschrijven zonder ook maar een enkele aanwijzing, en je schrijft hem alleen maar op omdat je hem niet mag!’
‘Ron! Je ziet toch meteen aan zijn kop dat hij niet deugt!’ zei Harry boos. ‘Ik heb genoeg reden om hem verdacht te vinden! Kun je je de treinreis nog herinneren? Die bangmakerij over die vampiers! Dat is toch gewoon grote –‘
Harry wilde zijn zin afmaken met het woord ‘onzin’, maar dat woord bleef in zijn keel steken. Hij dacht aan vampiers, ondoden met een bleke huid en twee vlijmscherpe hoektanden… Het paste helemaal in het plaatje…
‘Vampiers,’ zei Harry zwakjes.
‘Wat? Waar heb je het over?’ vroeg Ron niet-begrijpend.
‘Vampiers!’ herhaalde Harry, nu iets krachtiger.
‘Wat is daar mee?’ vroeg Ron met een sullige uitdrukking op zijn gezicht.
Harry haalde diep adem, en zei toen: ‘Hermelien – en al die andere mensen – ze zijn gebeten!’
‘Ongelofelijk! Dat kon ik zelf niet bedenken!’ zei Ron sarcastisch.
‘Nee, ik meen het!’ zei Harry, overtuigd van zijn eigen gelijk.
‘Ik snap geen snars van je, Harry,’ zei Ron hoofdschuddend.
‘Luister dan naar me!’ zei Harry fel. ‘Hermelien is gebeten door een vampier!’
Harry had op zijn minst verwacht dat Ron hem met open mond aan zou kijken, of dat hij diep onder de indruk zou zijn. Maar Ron maakte alleen maar een sceptisch gebaartje.
‘Een vampier? Hoe kan dat nou!’ zei hij grijnzend. ‘Volgens mij heb je niet opgelet bij Verweer tegen de Zwarte Kunsten, Harry! In ons boek staat een plaatje van een vampier. Dat zijn echt lijkwitte scharminkels, die herken je gewoon meteen. En Sneep had laatst nog duidelijk gezegd dat vampiers bijten in de polsslagader.’
‘Ja, dat doet de Scandinavische vampier!’ zei Harry enthousiast. ‘De Aristocratische vampier daarintegen – jeweetwel – die vampier die vooral bij Dreuzels bekend staat –‘
‘Scandinavisch? Aristocratisch? Volgens mij word ik gek!’ zei Ron verafschuwd. ‘Begin je nu Loena na te praten?’
‘Ja, hallo!’ zei Harry boos. ‘Jij zei laatst anders ook nog dat je geloofde dat er een andere vampiersoort bestond!’
‘Nee! Ik zei dat mijn vader dat geloofde!’ zei Ron, wiens borst opzwol van verontwaardiging. ‘Verdraai mijn woorden niet!’
‘Sorry,’ zei Harry snel. ‘Maar hoe dan ook, je moet me geloven Ron! Denk je dat ik over dit soort dingen zou liegen?’
‘Nee, maar het klinkt wel als complete nonsens,’ voegde Ron er niet al te subtiel aan toe. ‘Ik bedoel – hoe kan een vampier die tot kort voor alleen maar in Dreuzelsprookjes voorkwam opeens tot leven gewekt zijn?’
‘Geen idee. Maar het feit is dat die vampier mensen altijd in hun keelslagader bijt,’ zei Harry wijs. ‘Een andere verklaring kan ik hier niet voor vinden, dus ik vind dat we maar eens op onderzoek uit moeten gaan.’
‘Daar zijn we al mee bezig, maat,’ zei Ron, die plotseling een hele onnatuurlijke beweging moest maken om een inktpotje te ontwijken. Foppe scheerde over hun hoofden en gooide allemaal schoolartikelen naar hen, waaronder gummen, ganzenveren en etuis. Zonder te kijken waar ze heen gingen renden ze weg en hielden een paar honderd meter verderop hijgend halt.
‘Ik – vervloek – Foppe!’ zei Ron moeizaam.
‘Waar zijn we?’ vroeg Harry, die om zich heen keek.
‘Geen idee,’ zei Ron eerlijk, terwijl hij over zijn ribben wreef. ‘Ik heb steken in mijn zij. Komt vast door al dat rennen… of door die stompen van jou, Harry!’
‘Hoe bedoelt u het kan niet schoongemaakt worden!’
Ron en Harry maakten een sprongetje van schrik toen ze opeens de stem van professor Anderling hoorden. Ron keek Harry aan, en knikte toen. Samen liepen ze naar de plek waar Anderlings stem vandaan was gekomen. Ze zagen hoe Vilder verwoed een vloer schrobde die helemaal onder de rode vlekken zat.
‘Ik – krijg – het – er – niet – af!’ schelde Vilder, de chagerijnige congiërge, die voor de verandering een schimmelig pak aanhad. ‘Vervloekte kinderen ook!’
‘Ik denk niet dat dit het werk van kinderen is,’ zei een ijzige stem.
Professor Sneep, Harry’s minst favoriete leraar, stond ook in de gang, en het verbaasde Harry dat hij hem over het hoofd had gezien. Sneep was namelijk niet bepaald onopvallend: hij had een groot assortiment aan zwarte kleren, vettig zwart haar en een enorme haakneus. Zijn tanige huid en zijn dodelijke uitdrukking maakten hem er ook niet bepaald knapper op.
‘Wat denk jij dan, Severus?’ fluisterde professor Anderling. Haar gezicht stond bloedserieus en haar lippen leken nog dunner dan normaal.
‘Ik denk dat dit bloed –‘ Sneep gebaarde achteloos naar de met bloed bespatte muren. ‘– vervloekt is, en dan wel een heel boosaardige vloek.’
‘Weet je dat zeker?’ vroeg Anderling ongerust.
‘Heel zeker,’ bevestigde Sneep, terwijl hij gebiologeerd naar het bloed keek. ‘Anders zou Argus het wel weg hebben kunnen halen.’
‘Al die uren boenen voor niks!’ jammerde Vilder, wiens kwabbige kaken trilden. ‘Had je dat niet even eerder kunnen zeggen, hé? Had je dat niet eerder kunnen zeggen, Secretus!’
‘We hebben geen tijd voor discussies!’ zei Anderling pinnig. ‘We moeten Perkamentus inlichten! Sanitato!’
Anderling vuurde een spreuk af, die eigenlijk al het bloed weg had moeten halen, maar het had geen effect.
‘Daar wilde ik even zeker van zijn,’ zei professor Anderling koeltjes.
‘Potter! Wemel! Wat doen jullie hier?’ vroeg Sneep kil, toen hij de twee jongens had opgemerkt. Het leek haast alsof hij met zijn zwarte ogen dwars door hen heen keek, en Harry voelde zich absoluut niet op zijn gemak.
‘We – we gaan al,’ zei Harry snel. ‘U zult geen last meer van ons hebben.’
Hij trok Ron met zich mee, en na een tijdje vonden ze de weg terug en liepen ze in draf terug naar de leerlingenkamer van Griffoendor.
‘Dat was walgelijk,’ zei Ron berispend. ‘Die hele gang zat onder het bloed! Ik vraag me af wie daar zoveel bloed heeft vergoten…’
‘Het vreemde is dat er hoogstwaarschijnlijk geen moord is gepleegd, want anders hadden we dat wel geweten,’ zei Harry, die haast gek werd van alle onwetendheid die het nieuwe schooljaar al vanaf de eerste dag met zich mee had gebracht.
‘Ik denk dat we Marcel maar eens serieus moeten ondervragen over hoe dat bloed aan zijn gewaad kwam,’ zei Ron.
Het was alsof Ron het over de duivel had, want precies op dat moment kwamen ze Marcel tegen in de gang waar de Dikke Dame aan de muur hing.
‘Harry! Harry! Wist je nog van gister? Dit is niet normaal meer – ik krijg het niet meer af! Ik krijg het bloed er niet meer –‘
Marcel hield abrupt op met praten toen hij Ron zag staan.
‘Eh – ik bedoel verf – het was verf –‘
‘Laat maar, Marcel. We weten allemaal al dat het bloed was,’ zei Ron, die brutaal een stap vooruit deed.
‘Marcel, we moeten weten hoe dat bloed op je gewaad kwam,’ zei Harry resoluut. ‘We willen je echt niet voor iets beschuldigen, ofzo. Maar we zijn –‘
‘Weer op onderzoek uitgegaan,’ vulde Marcel Harry’s zin aan. ‘Ik had het kunnen weten.’
‘Hoe kwam dat bloed aan je gewaad?’ vroeg Harry nogmaals.
‘Nou, ik zag dus al dat bloed liggen, en toen besloot ik eens te gaan kijken. Maar ik gleed gewoon uit, en daarom kwam ik in een bloedplas terecht,’ zei Marcel, die zich aan zijn gezicht te zien diep schaamde.
‘Dank je,’ zei Harry. ‘Dat was alles wat we wilden weten.’
‘Oke,’ zei Marcel. ‘Dan zie ik jullie later wel…’
Marcel liep naar de Dikke Dame, noemde het wachtwoord (Expecto Patronum!) en ging naar binnen. Vertwijfeld bleven Harry en Ron in de gang achter. |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel
Laatst aangepast door miss louise op Ma Dec 03, 2007 17:44; in totaal 1 keer bewerkt |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Zo Dec 02, 2007 22:02 |
 |
Hoofdstuk 8
‘Verdacht,’ mompelde Ron. ‘Héél verdacht.’
‘Ron, dat is nou al de tiende keer dat je dat zegt!’ zei Harry geagiteerd.
Ze zaten in de leerlingenkamer van Griffoendor, en Ron had eindeloos hun aantekeningen door zitten bladeren. Ze hadden die avond ervoor alles neergepend wat ze wisten. Van Harry’s theorie over de Arosticratische vampiers tot het vervloekte bloed dat met geen mogelijkheid verwijderd kon worden.
‘Sorry,’ zei Ron schouderophalend. ‘Het is alleen dat ik verbanden wil zoeken, maar die zijn er gewoonweg niet!’
‘Wel als je bereid bent te geloven dat er ook nog een andere vampiersoort bestaat!’ zei Harry, waarop Ron een zacht sceptisch geluidje maakte. Ondanks het feit dat Ron toegestemd had om de theorie over de vampiers op te schrijven, leek hij nog absoluut niet overtuigd.
‘Er moet gewoon een andere verklaring voor zijn,’ zei Ron koppig. ‘Die Dreuzelvampiers bestaan niet, basta. We zouden eigenlijk eens naar de bibliotheek moeten gaan. Misschien vinden we daar wel informatie over een ander wezen die mensen de kelen afbijt! Een wezen dat per defenitie bestaat!’
‘Ik kan op dit moment nog niet bewijzen dat die vampier bestaat, Ron,’ zei Harry. ‘Maar jij kan ook niet bewijzen dat hij niet bestaat!’
Ron deed er hardnekkig het zwijgen aan toe, en Harry zuchtte geërgerd. Hij kon zich voorstellen dat het Ron moeite kostte om te geloven in iets dat in feite door Dreuzels verzonnen was, maar aan de andere kant was Harry van mening dat het overduidelijk was dat ze met dit schepsel te maken hadden. Hij kon de rauwe nekwonden en de bleke gezichten van zijn medeleerlingen namelijk nergens anders meer relateren, en hij wist zeker dat, als hij zijn verdenkingen met iedereen zou delen, een overgroot deel van de leerlingen het met hem eens zouden zijn. Harry ging even verzitten en zijn fateuil en staarde naar het haardvuur, dat vrolijk knapperde. Misschien zou hij zodra hij tijd had zelf naar de bibliotheek gaan. Hij wist dat de kans miniem was, maar héél misschien was er een boek waar hij informatie in kon vinden over dergelijke vampiersoorten. Plotseling voelde Harry iets langs hem heen lopen, en hij draaide verwilderd zijn hoofd om. Hermelien had een bleke hand op zijn stoelleuning gelegd, en keek hem met een doodse blik in haar ogen aan.
‘Hermelien!’ zei Harry, die probeerde te glimlachen, maar toen hij Hermeliens uitdrukking zag transformeerde die lach tot een grimas. ‘Wat is er met jou aan de hand?’
‘Met mij?’ vroeg Hermelien zwakjes. ‘Niks hoor…’
Ze wierp Ron een vertederende blik toe, en ging vervolgens in de fateuil tegenover Harry zitten. Harry keek haar onderzoekend aan. Haar handen waren niet alleen bleek, maar ook nog eens blauw van de aders. Haar ogen waren loom en uitdrukkingloos, en de wond in haar nek was alleen nog maar roder geworden, en er zat nu een pijnlijk uitziende, rauwe korst op.
‘Hermelien,’ probeerde Harry voorzichtig. ‘Moet je echt niet even naar die wond laten kijken? Misschien weet madame Pleister –‘
‘Ach, doe niet zo moeilijk, Harry!’ zei Hermelien, die over haar wond wreef. ‘Het is alleen maar een klein beetje ontstoken. Niks aan de hand…’
‘Dat zou je niet zeggen, als je jezelf in de spiegel zag!’ zei Ron, die over zijn aantekeningen heen naar Hermelien keek.
‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg Hermelien koeltjes.
‘Nou – eh,’ zei Ron, die lichtelijk nerveus raakte. ‘Meestal zie je er – eh – stralend uit! Maar nu lijk je meer op een zombie, om eerlijk te zijn…’
‘Wat zijn we weer lekker subtiel!’ snauwde Hermelien tegen Ron, die zich gauw weer verschool achter zijn aantekeningen. ‘Er is niks met mij aan de hand! Waarom denken jullie dat! God, jullie zijn ook zo naïef!’
Harry, die nauwelijks besefte dat Hermelien een emotionele uitbarsting had gehad, werd plots geteisterd door een afschuwelijke herinnering. Hij hoorde de rochelende adem in zijn oor galmen, de sinistere voetstappen… Hij zag een lange gestalte in een zwarte cape toeglijden naar iemand die rillend ineengedoken zat. Het meisje had bruin, krullend haar, en haar gezicht straalde een en al doodsangst uit. Ze had een nachtjapon aan, en ze hield zich krampachtig vast aan de lakens van het bed waar ze een paar seconden geleden uitgevallen was. Hij hoorde een hulpeloze gil, zag twee abnormaal lange hoektanden glimmen en proefde bloed… Wacht eens even. Proefde hij bloed? Ruw werd hij weer teruggehaald naar de werkelijkheid, en hij besefte dat hij op de grond lag. Ron en Hermelien zaten knielden ongerust bij hem neer. Harry veegde zijn mond af, en besefte toen dat het bloed dat hij geproefd had zijn eigen bloed was. Hij had zijn eigen lip opengebeten. Rillerig kwam Harry overeind, en hij keek Hermelien verwilderd aan.
‘Harry, gaat alles wel goed?’ fluisterde ze tegen hem.
‘Je hebt ons bang gemaakt, maat!’ zei Ron resoluut. ‘Had je weer last van je litteken?’
‘Ja, het gaat goed en nee, ik had geen last van mijn litteken,’ zei Harry kortaf, terwijl hij opstond. ‘Mijn vraag is eerder of het met Hermelien wel goed gaat.’
‘Wat?’ zei Hermelien verward. ‘Met mij gaat het prima! Goed, ik ben een beetje moe en verkouden, maar verder –‘
‘Hermelien,’ zei Harry serieus. ‘Is er gisternacht iemand bij jou in de kamer geweest?’
Die vraag liet niet het gehoopte effect achter. Ron keek Hermelien met grote ogen aan.
‘Is er vannacht iemand bij jou op de kamer geweest?’ zei hij met een stem die haast als woedend omschreven kon worden.
‘Hoe komen jullie daar nou weer bij!’ riep Hermelien uit. ‘Alhoewel, ik kan me nog herinneren dat –‘
Even leek het alsof Hermelien van plan was iets heel belangrijks te zeggen, maar toen kreeg ze weer een wazige, vage blik in haar ogen.
‘Laat maar,’ zei ze gauw. ‘Ik ga naar beneden, ontbijten.’
‘Hermelien, wacht!’ zei Harry. ‘Denk nog eens diep na! Wie is er op jouw kamer geweest vannacht?’
‘Niemand!’ zei Hermelien zuur. ‘Dat zei ik toch? Allemachtig, jullie hoeven niet zo overbezorgd te zijn hoor! Ik kan heus mijn eigen boontjes doppen!’
‘Nou, sorry hoor!’ riep Ron haar na, maar Hermelien was al door het portretgat geklommen. ‘Wat was dat net, Harry?’
‘Ik – ik zag Hermelien,’ zei Harry. ‘Er stond iemand in haar slaapzaal. Ik kon niet zien wie – hij had een zwarte cape aan. En ik zag dat Hermelien bang was, en toen boog die persoon zich naar haar toe en –‘
Meteen werd het einde van het visioen weer in zijn gedachten afgespeeld, en Harry moest moeite doen om het niet uit te schreeuwen.
‘En toen?’ vroeg Ron.
‘Toen beet hij haar. Of zij. Ik weet niet wie of wat het was,’ zei Harry grimmig.
‘Maak het nou!’ zei Ron ongelovig. ‘Je wilt toch niet weer beweren dat het een vampier is, of wel soms?’
‘Ik weet zeker dat het echt gebeurd is!’ zei Harry, die furieus opsprong. Hij was ervan overtuigd dat hij gelijk had. ‘Neem het nou maar aan!’
‘Sorry, Harry,’ zei Ron hoofdschuddend. ‘Het is gewoon ongelofelijk onwaarschijnlijk. Je denkt toch niet dat ik dat kan geloven?’
‘DAN NIET!’ brulde Harry, die de leerlingenkamer uitstormde. Hij had schoon genoeg van dat sceptische gedrag van Ron. Harry wist het gewoon zeker, hij wist zeker dat het een vampier was… Hij liep met grote stappen door de gangen, en tot zijn afschuw bleven de beelden van Hermelien die gebeten werd zich voortdurend herhalen in zijn hoofd, de hele dag door… |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Ma Dec 03, 2007 19:20 |
 |
Hoofdstuk 9
‘Weet je wat me opvalt?’ mompelde Ron tegen Harry. ‘Er zijn al een paar dagen geen nieuwe slachtoffers meer gevallen…’
‘Wat wil je daar mee zeggen?’ vroeg Harry afwezig.
‘Nou, misschien is het maar iets tijdelijks! Gewoon een besmettelijke ziekte, ofzo. En misschien is iedereen over een paar dagen wel weer beter!’
‘Dat betwijfel ik,’ zei Harry berispend.
Ze staken een drukke gang over, en namen toen één van de vele bewegende trappen. De trap draaide een kwartslag, en monde precies bij de ingang van de leerlingenkamer van Griffoendor uit.
‘Wachtwoord?’ vroeg de Dikke Dame.
‘Expecto Patronum,’ zei Harry zelfverzekerd.
‘Correct.’
Het portret zwaaide opzij, en Harry en Ron werden meteen begroet door de warme kleuren van goud en rood. Ze liepen naar hun gebruikelijke plekken bij de haard en ploften in een fateuil neer.
‘Heerlijk! We kunnen relaxen!’ zei Ron blij.
‘Relaxen? Sneep heeft ons een hele bak huiswerk gegeven!’ zei Harry, die in zijn tas graaide. ‘Ik kan er nu maar beter mee beginnen…’
‘Wat?’ zei Ron verontwaardigd. ‘Ben je gek? Juist nu we een uur vrij hebben!’
‘We hebben zoveel uren vrij, maar die hebben we hard nodig voor ons huiswerk!’ zei Harry terechtwijzend.
‘Allemachtig! Je begint op Hermelien te lijken!’ zei Ron grijnzend. Harry negeerde hem, en ging verder met zijn opstel over Acromantula’s. Plotseling klonken er twee schelle meisjesstemmen op in de leerlingenkamer.
‘Laat me met rust, Parvati! Er is niks met me aan de hand!’ zei één van de meisjes. Harry hief zijn hoofd op. Hoe vaak had hij dat Hermelien wel niet horen zeggen? Maar tot zijn verbazing zag hij niet Hermelien, maar Belinda die tegen Parvati aan het schreeuwen was.
‘Er is zeker wel wat met je aan de hand!’ snauwde Parvati. ‘Ik probeerde je vanochtend wakker te maken, en al je lakens zaten onder het bloed!’
‘Dat – dat – dat is niks!’ sputterde Belinda, die haar blonde haar nerveus over haar schouder gooide. Op fluistertoon vervolgde: ‘Ik – ik ben ongesteld!’
‘Ja hoor,’ zei Parvati ongelovig. ‘Daar laat je echt niet zulke grote bloedvlekken van achter. Hermelien had het trouwens ook al.’
Verwachtingsvol ging Harry wat rechter zitten. Parvati en Belinda sliepen natuurlijk op dezelfde zaal als Hermelien! Misschien wisten zij wel meer…
‘Je bemoeit je gewoon overal mee!’ zei Belinda boos. ‘Laat me met rust!’
‘Belinda, wacht!’ riep Parvati haar na, maar het was tevergeefs. Belinda was al door het portretgat naar buiten geklommen, en was absoluut niet van plan om terug te komen.
‘Wat was dat allemaal?’ vroeg Ron nieuwsgierig aan Parvati.
Parvati keek Ron eventjes wantrouwig aan, maar glimlachte toen.
‘Het was niks, hoor! Gewoon een ruzie met mijn beste vriendin…’
‘Dat is pure onzin!’ zei Ron. ‘Je had het over lakens, die helemaal onder het bloed zaten! En dat het bij Hermelien ook zo was!’
‘Vind je het erg als ik dit niet aan jouw neus hang?’ vroeg Parvati kil, en ze keerde Ron de rug toe.
‘Wacht!’ zei Harry, en hij rende naar Parvati toe. ‘Je kunt ons heus wel vertrouwen! Het valt ons ook op dat Hermelien raar doet. Vertel, wat is er met Belinda aan de hand?’
Parvati keek even hulpeloos van Ron naar Harry, en er vormde zich een rode blos op haar gezicht. Het was alsof ze het liever niet wilde zeggen, maar dat ze zichzelf er niet van kon weerhouden. Harry, die wist dat Parvati altijd wel trek had in een sappige roddel, kon zich heel goed voorstellen hoe moeilijk die keuze was voor haar.
‘Goed dan,’ verzuchtte Parvati. ‘Ik zal het jullie wel vertellen.’
Ron had een triomfantelijke uitdrukking op zijn gezicht gekregen, en Harry begeleidde Parvati naar de stoelen bij de haard.
‘Hoe begon je ruzie met Belinda?’ vroeg Harry geïnteresseerd.
‘Nou, ik maakte haar vanochtend dus wakker,’ zei Parvati. ‘Maar ze wilde haar bed niet uitkomen, en plotseling viel het me op dat haar lakens helemaal onder het bloed zaten! Walgelijk! En ze had ook een enge rode wond in haar nek zitten…’
‘Dat meen je niet!’ zei Ron, die lijkbleek was. Hij wisselde een veelbetekenende blik uit met Harry. Ze wisten allebei wat dat betekende.
‘Jawel! En ze wilde niet zeggen hoe ze daaraan gekomen was! Ik moet eerlijk zeggen dat we daarvoor héél veel over Hermelien gepraat hebben. Ze doet bot en chagerijnig tegen ons, en ze had precies hetzelfde als Belinda nu heeft. We hebben haar regelmatig gevraagd wat er met haar was, maar we konden gewoon niks los krijgen! Nu trekt Hermelien niet veel met ons op, dus ik kan me voorstellen dat ze niet alles tegen ons zegt… Maar dat Belinda niet tegen me zegt hoe ze aan die wond komt kan ik niet uitstaan! We zijn per slot van rekening beste vriendinnen!’ besloot Parvati fel.
‘Eh – juist,’ zei Ron, met een enigszins spottende blik op Parvati. ‘Bedankt voor je hulp. Maar ik denk dat Harry en ik nu moeten –‘
‘Nee!’ zei Harry opgewonden. ‘Ron! Ik denk dat Parvati ons kan helpen!’
‘Wat?’ zei Ron, die rusteloos heen en weer schoof in zijn fateuil. ‘Harry, ik dacht dat we dit alleen zouden oplossen!’
‘Waarom zouden we?’ zei Harry. ‘Misschien is het juist goed om meer mensen te betrekken! Dan hebben we meer hulp bij ons speurwerk!’
‘Moet ik nou meehelpen of niet?’ vroeg Parvati zuur.
Nonchalant krabde Harry aan zijn gitzwarte haar. Hij was helemaal vergeten dat Parvati er nog zat. Hij glimlachte naar haar, en zei: ‘Natuurlijk alleen als je het zelf wilt. Maar ik zou er geen problemen mee hebben, integendeel –‘
‘Ik wil helpen!’ zei Parvati vastberaden. ‘Want ik wil weten wat er met Belinda aan de hand is! Ik ga echt niet de boomtrul uit de boom kijken!’
‘Uitstekend,’ zei Harry bemoedigend. ‘Ron, ben jij het er ook mee eens?’
‘Ik vind het best,’ zei Ron met tegenzin. ‘Maar dan geen eeuwige lulverhalen over haarproducten! Hoor je?’
‘Dat was ik ook niet van plan,’ zei Parvati ijzig. ‘Denk je nou echt dat ik over make-up ga praten als mijn vriendin in levensgevaar verkeert?’
Ron mompelde dat hij Parvati daar inderdaad voor aanzag.
‘Niet kibbelen!’ zei Harry resoluut. ‘Ron, doe even aardig, wil je? En Parvati, bedankt. Ik denk dat we veel aan je hulp zullen hebben.’
‘Goed,’ zei Parvati, die haar lange haar uit haar gezicht veegde. ‘Ik zie jullie straks bij Bezweringen.’
En vervolgens liep ze met een wulps loopje naar de meisjesslaapzalen.
‘Ze gaat vast haar lippenstift bijwerken,’ merkte Ron minachtend op. ‘Harry, hoe kun je haar nou vragen om ons te helpen! Denk je dat we ook maar iets aan haar zullen hebben?’
‘Hoe meer zielen, hoe meer vreugd,’ zei Harry kortaf. ‘Ieder beetje hulp kan van pas komen, Ron!’
Het was de zesdejaars dan ook niet ontgaan dat Parvati de laatste tijd opvallend veel bij Harry en Ron rondhing, terwijl Hermelien en Belinda zich steeds meer van hen af te leken scheiden. Harry, Ron en Parvati werden om de haverklap samen gespot. Vaak stonden ze met de koppen bij elkaar om alle nieuwtjes van die dag aan elkaar door te fluisteren, of wierpen ongeruste blikken op hun bleke medeleerlingen.
‘Harry! Ron! Ik heb nieuws!’
Het was een vroege maandagochtend, en Harry en Ron liepen nu al door te gangen te patrouilleren. Ze hadden namelijk samen met Parvati afgesproken om iedere dag iets vroeger dan normaal op te staan, zodat ze meer tijd hadden om na te denken over de vreemde symptonen van hun medeleerlingen. Parvati had hen zojuist geroepen en kwam met een opgetogen, maar bezorgde uitdrukking op haar gezicht naar hen toegesneld.
‘Mijn zus!’ zei ze. ‘Jeweetwel, Padma! Ik zag haar net! Zij had ook een wond in haar nek zitten! En ze zag heel bleekjes…’
‘Weet je dat zeker?’ vroeg Harry scherp.
‘Heel zeker,’ zei Parvati beslist. ‘Gister had ze het nog niet.’
‘Interessant,’ mompelde Ron, die het stuk perkament met de namen en aantekeningen uit zijn zak haalde. ‘Padma Patil… staat genoteerd.’
‘Mooi zo,’ zei Parvati, en ze richtte zich weer tot Harry. ‘Ik heb trouwens nagedacht over je vampiertheorie, en ik denk werkelijk dat het wel eens kan kloppen! Maar we moeten de stappen goed doornemen, het lijkt me het beste als we alseerst naar de –‘
‘Potter! Wemel!’
Een lijzige stem galmde door de gang, en Malfidus kwam gemeen grijnzend op hen af gemarcheerd. Hij had alweer een merkwaardig rood hoofd, en dat zorgde ervoor dat hij de uitstraling had van een blonde tomaat. Hij hield één meter voor Harry en Ron halt, en keek hen laatdunkend aan.
‘Wat sta jij nou te blozen!’ snauwde Ron tegen Malfidus. ‘Rot op! Voordat ik je rode hoofd een enorme rotschop verkoop!’
‘Loze dreigementen, Wemel,’ zei Malfidus gladjes. ‘Wat doen jullie trouwens hier? Een beetje vroeg om door de gangen te parraderen, is het niet?’
‘Kunnen we net zo goed aan jou vragen, Malfidus!’ zei Harry, die dreigend een stap vooruit deed. ‘Maak dat je wegkomt!’
‘Jemig, wat ben ik bang!’ zei Malfidus, met een vleugje sarcasme. Hij wierp Harry en Ron een spottende blik toe, gaf Parvati een agressieve duw, en liep met grote stappen verder.
‘Ik haat hem!’ zei Ron, die furieus tegen een muur aanschopte.
‘En ik verdenk hem,’ mompelde Harry, die Malfidus bedachtzaam nakeek. ‘Zag je zijn rode hoofd? Ik vond hem er maar vreemd uitzien…’
‘Doe toch normaal!’ zei Ron, met de nodige lading spuug. ‘De mensen van onze lijst staan erop omdat ze bleek zijn, niet rood! En die tomatenkop heeft hij vast gekregen omdat hij smoorverliefd is op Patty Park…’
‘Is Malfidus verliefd op Patty Park?’ vroeg Parvati met gemeende interesse. ‘Echt waar? Wat weet je nog meer!’
‘Niks,’ zei Ron gauw.
‘En toch vind ik hem verdacht!’ hield Harry hardnekkig vol.
‘Ik denk niet dat we Malfidus als verdachte kunnen opschrijven,’ zei Parvati serieus. ‘Toegegeven, het is een etter. Maar wat heeft het voor zin om hem aan te wijzen voor iets waar hij onmogelijk iets mee te maken kan hebben?’
‘Misschien weet hij wel meer dan wij denken!’ zei Harry. ‘Hij was per slot van rekening degene die tegen Hermelien over die achterlijke vampierpraatjes begon! En tot slot is zijn vriendin ook gebeten!’
‘We denken er nog wel over na,’ zei Parvati, die niet erg overtuigd leek. ‘Maar goed. Laten we kijken of we nog meer mensen zien die rare verschijnselen vertonen. Ik weet haast zeker dat mijn zus niet de enige is.’
|
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Ma Dec 03, 2007 21:52 |
 |
Hoofdstuk 10
‘Eindelijk! Ik heb het gevonden!’
Harry en Ron waren samen met Parvati naar de bibliotheek gegaan, en Parvati had zojuist een groot, massief boek met een enorme dreun op hun tafel laten vallen. Het hele tafelblad trilde, en Ron greep nog net op tijd zijn inktpot beet om te voorkomen dat die niet de hele tafel zou besmeuren. Harry slaakte een triomfantelijke kreet uit.
‘Heb je wat gevonden?’ zei hij enthousiast. Snel legde hij het boek waar hij net nog verveeld in had zitten bladeren weg. Ron en hij waren al uren op zoek geweest naar een boek over Aristocratische Vampiers, maar ze hadden alleen maar boeken kunnen vinden over de Scandinavische soort. Hij voelde zich een beetje misselijk, maar dat kwam vast omdat hij honderden plaatjes had gezien van uitgemergelde, lijkbleke vampiers.
‘Ja! Ik was aan het kijken in het zoveelste boek over die zogenaamde vampier met een Scandinavisch voorgeslacht, totdat ik opeens dít zag staan.’
Ze liet een stokoud boek zien, waarvan de bladgouden letters er gerafeld uitzagen. Harry kon de titel nog nét onderscheiden: Onnodige heksenjachten en Vampierfabeltjes. Daaronder stond, in nog iets kleinere letters: De bijgelovige Dreuzelsprookjes.
‘Parvati,’ zei Harry aarzelend. ‘Weet je zeker – ?’
‘Heel zeker,’ zei Parvati beslist. ‘Ik weet wat jij denkt. Het eerste hoofdstuk gaat inderdaad alleen maar over de mening van de schrijver, die elke keer maar benadrukt hoe dom en onwetend Dreuzels wel niet zijn met hun stomme bijgeloven. Maar daarna staat er heel veel informatie in, vooral over hoe de Dreuzels de vampier omschrijven in hun eigen perspectief.’
‘Wauw, Parvati!’ zei Ron bewonderend. ‘Ik dacht even dat je Hermelien was!’
Parvati trok schamper één wenkbrauw op, maar ging er verder niet op in. Harry pakte het boek aan, en bekeek het aandachtig.
‘Dus hier staat alles in over de Aristocratische Vampier?’
‘Alles,’ zei Parvati.
‘Ook hoe je hem moet doden?’
‘Met een staak,’ zei Parvati resoluut. ‘Maar er staan nog meer manieren in. Ik kan je alvast vertellen dat die niet erg prettig zijn.’
‘Wat staat er allemaal in dan?’ vroeg Ron nieuwsgierig.
‘Om maar even een voorbeeld te noemen… Er staat dat je die vampier ook kan doden door hem te onthoofden en zijn hele mond vol knoflook te stoppen! Bah!’ zei Parvati walgend. ‘Ik verzeker jullie alvast: dat ga ik dus mooi niet doen! Ik wil best helpen, maar ik raak die vampiers met geen vinger aan!’
‘Nu lijk je een stuk minder op Hermelien,’ mompelde Ron, waarna hij een vernietigende blik van Parvati toegeseind kreeg.
‘Dit boek leen ik,’ zei Harry, die het boek tegen zich aandrukte. ‘Ik ga morgen kijken of er iets instaat waar we wat aan hebben.’
‘Waarom niet nu?’ vroeg Ron. ‘We zijn net lekker op dreef!’
‘Nee, we zijn al te lang bezig,’ zei Harry, die op de klok wees. ‘En trouwens, we hebben straks Verweer tegen de Zwarte Kunsten. Sneep wordt woedend als we te laat komen, dat weet je…’
‘Je hebt gelijk,’ zei Ron zuchtend, die het boek De venijnige Bloedzuiger dichtsloeg. ‘We gaan morgen wel weer verder. Goed werk, Parvati.’
‘Dank je,’ zei Parvati koeltjes. ‘Als jullie het niet erg vinden, ik ga nog even naar het toilet. Ik moet nog iets doen…’
‘Lippenstift bijwerken!’ zei Ron geluidloos, terwijl Parvati met klakkende hakken wegliep, alvorens haar haren met een ferme zwiep achterover geslagen te hebben.
Ze verlieten de bibliotheek, werden eerst nog uitgejouwd door madame Rommella vanwege het feit dat ze wilden vertrekken zonder erbij te vertellen dat ze een boek hadden geleend, en sjokten vermoeid door de gangen.
‘Ik ben blij als ik mag gaan slapen...’ zei Ron, die lang en breed gaapte. ‘Misschien ga ik toch maar in jouw vampier theorie geloven, Harry…’
‘Dat zou fijn zijn,’ zei Harry koel. ‘Misschien hebben we dan eindelijk geen meningsverschillen meer.’
‘Tuurlijk wel!’ zei Ron grijnzend. ‘Jij verdenkt per slot van rekening Malfidus van iets, terwijl ik zeg dat het pure onzin is!’
‘Maar het is geen onzin!’ zei Harry geagiteerd. ‘Als je nou eens naar me zou luisteren dan zou je echt wel –‘
Plotseling werd Harry het zwijgen opgelegd. De gang, die tot kort voor nog verlaten leek, werd gevuld door galmende geluiden. Geluiden van stemmen…
‘– geloof uw excuus niet,’ zei de ijzige stem van Sneep, die van heel ver weg leek te komen. Harry bleef abrupt staan, en gebaarde naar Ron dat ze moesten luisteren. ‘U heeft nu al tijden uw huiswerk niet gemaakt. Hoe moe u ook bent, ik tolereer niet dat leerlingen hun werk verwaarlozen. Een uurtje nablijven zou u goed doen.’
‘Maar, professor!’ zei een wanhopige meisjesstem. Ron slaakte een gilletje en Harry slikte: het was overduidelijk de stem van Hermelien. ‘Ik ben gewoon zo moe! Ik heb het geprobeerd – dat zweer ik! Maar ik kon gewoon niet – het lukte me gewoon niet –‘
‘Onzin!’ siste Sneep. ‘Als u zo moe bent, waarom gaat u dan niet naar de slaapzalen?’
‘Omdat –‘ begon Hermelien, maar haar stem stokte, en viel uiteindelijk weg.
‘We maken nog wel eens een praatje,’ zei Sneep zacht en dreigend. ‘Morgen, wellicht. Misschien zelfs vannacht, als ik u weer sluipend op de gangen tref…’
Hermelien piepte iets, maar het was onverstaanbaar. Er klonk een dof gestommel, en vervolgens vloog er een deur open. Sneep stapte een verlaten lokaal uit, met een duistere uitdrukking op zijn tanige gezicht. Hij wierp Harry en Ron een vuile blik toe, en passeerde hen met wapperende mantel. Vervolgens schuifelde Hermelien naar buiten. Ze had grote wallen onder haar ogen, en zag er slechter uit dan ooit. Ze zag Harry en Ron geen eens staan, en liep zachtjes snikkend de andere kant op. Ron en Harry keken elkaar verwilderd aan.
Sprakeloos… |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Di Dec 04, 2007 9:00 |
 |
Hoofdstuk 11
‘Het is Sneep!’ zei Harry enthousiast. ‘Sneep is de vampier!’
‘Weet je dat héél zeker?’ vroeg Parvati ongerust.
Ze zaten in de leerlingenkamer, en Ron en Harry waren meteen Parvati gaan zoeken na de verdachte dingen die ze Sneep tegen Hermelien hadden horen zeggen. Parvati had zeer geschokt gereageerd, en haar handen voor haar mond geslagen toen ze het verhaal vertelden.
‘Tuurlijk. Je had hem moeten horen, Parvati!’ zei Ron, die vervolgens een perfecte imitatie deed van Sneeps stem. ‘We maken nog wel eens een praatje. Misschien zelfs vannacht, als ik u weer sluipend op de gangen tref…’
‘Ik kan nu al raden waarom Hermelien ’s nachts door de gangen sluipt,’ zei Harry bitter. ‘Ze probeert gewoon te voorkomen dat Sneep haar bloed opdrinkt.’
‘Bah!’ zei Parvati, en Ron gniffelde. ‘Is Sneep op onze slaapzalen geweest? Over walgelijk gesproken! Gadver!’
‘Ik denk dat bijna iedereen Sneep nu wel op zijn slaapzaal heeft gehad,’ zei Harry grimmig. ‘Maar als Hermelien inderdaad ’s nachts door de gangen sluipt om hem te ontwijken, dan lukt dat belachelijk slecht. Wedden dat niets hem ervan weerhoudt om haar te bijten? Als hij haar niet op de slaapzalen kan vinden zoekt hij wel ergens anders.’
‘De wond in haar nek wordt met de dag groter,’ voegde Ron daar nog eens aan toe.
‘Die van Padma en Belinda ook,’ zei Parvati somber.
Er viel een gespannen stilte, en Harry wist dat ze allemaal aan het piekeren waren over het lot van hun vrienden. Hoe lang kon dit nog zo door gaan? Ze moesten Sneep ontmaskeren, en gauw… Harry was er nu gewoon van overtuigd dat Sneep een vampier was. Sneep wist per slot van rekening over het vervloekte bloed, en die opmerking die hij tegen Hermelien maakte was ook erg vreemd…
‘We zullen maar eens in dat boek moeten kijken,’ zei Parvati. ‘We verdenken Sneep nu wel, maar we hebben nog geen bewijs. Als hier iets instaat dat ons kan helpen, dan moeten we daar goed gebruik van maken.’
‘Natuurlijk,’ zei Harry, die in zijn tas graaide. Een paar seconden later haalde hij het boek met het afgebladerde goud eruit. ‘Hier…’
Parvati nam het boek aan, en legde het op haar schoot. Ze bladerde de inleiding door, en kwam uiteindelijk bij een pagina die geheel gewijd werd aan de eigenschappen van de Aristocratische ‘Dreuzel’ Vampier.
‘Moet ik het voorlezen?’ vroeg Parvati onzeker.
‘Doe maar,’ zei Ron, die ontspannen zijn armen uitstrekte. ‘Ik heb niet zoveel zin om zelf te lezen…’
Parvati schraapte haar keel even, en las voor.
De Aristocratische Vampier, ook wel de ‘Dreuzel’ Vampier genoemd, is een Vampier die afstamt van een oud, Slavisch geslacht. Tenminste, als we de Dreuzels moeten geloven. De vampier is een geheel geromantiseerde versie van de soort die bij ons bekend staat. Hij wordt doorgaans beschreven als seksueel verleidelijk, en –
‘Sneep seksueel verleidelijk?’ zei Ron walgend. ‘Gadverdamme! Wie vindt zo’n arrogante vent met een haakneus nou aantrekkelijk?’
Parvati wierp hem een vernietigende blik toe, en ging verder met voorlezen.
En draagt in veel legendes een groot assortiment aan zwarte kleding. Het beeld van de Dreuzels over vampieren, wijkt heel erg af van het onze. Zij zien de vampier niet alleen als romantisch, maar ook als afschrikwekkend. In tegenstelling tot de vampier die bij ons bekend staat, komt de Aristocratische Vampier ’s nachts naar de slaapkamer van zijn slachtoffer, om vervolgens het bloed op te drinken. De Aristocratische vampier drinkt, inplaats van uit de polsslagader, uit de keelslagader. Ook dit weergeeft een geromantiseerd personage, want het is in Dreuzelperspectief welliswaar een stuk interessanter als er in de keel gebeten wordt. De vampier is van nature bleek, behalve –
‘Goed, volgens mij weten we al die basisdingen wel,’ mompelde Parvati. ‘Misschien is het nuttiger om te kijken naar dingen die we nog niet weten.’
‘Inderdaad,’ zei Harry verveeld. ‘Kan je die voor ons zoeken?’
‘Even kijken,’ zei Parvati, die een paar bladzijden omsloeg. ‘Nee, hier is het niet… Eeuwig gelul over hoe dom Dreuzels wel niet zijn, met hun vreemde vampiersprookjes… Dit gaat weer over de bleekheid van de vampier… Wacht, volgens mij heb ik hier iets!’
Harry ging rechtovereind zitten.
‘Wat is het dan?’ vroeg Ron geïnteresseerd.
‘Nou, hij heeft een hekel aan knoflook,’ zei Parvati. ‘Dat wisten we al, maar moet je kijken wat hier staat! Hij heeft ook een hekel aan Christelijke symbolen!’
‘Uitstekend!’ zei Harry. ‘Dan weten we in ieder geval al hoe we hem moeten afweren!’
‘Hier staat dat je hem met vuur ook kan afweren,’ zei Parvati. ‘En ze kunnen overdag rondlopen, maar dan wel binnen. Ze gaan overdag nooit naar buiten, en ze houden het liefst hun gordijnen dicht.’
‘Vandaar dat Sneep in de kerkers lesgeeft,’ zei Ron schamper. ‘Goed, Harry. Ik geloof je. Die Aristocratische Vampier bestaat, en Sneep is er eentje.’
‘Het kan gewoon niet missen dat Sneep het is,’ zei Harry, die zijn knokkels haast samenkneep van woede.
‘Wacht! Hier staat nog meer!’ zei Parvati, die nu dolenthousiast door het boek bladerde. ‘Hij kan in een immens grote vleermuis veranderen! En hij wordt trouwens ook niet ouder. Hij blijft er eeuwig uitzien als op het moment dat hij gebeten werd. En… hij heeft geen schaduw of spiegelbeeld, kan ook niet gefotografeerd of gefilmd worden. Volgens dit boek komt dat omdat de vampier volgens de legende geen ziel heeft.’
‘Dat verbaast me niks,’ snoof Ron. ‘Als je al die keren dat Sneep me strafwerk gaf bij elkaar optelt, dan ga je inderdaad denken dat die vent geen ziel heeft.’
‘Eigenlijk zouden we Sneep moeten proberen te fotograferen,’ zei Harry bedenkelijk. ‘Als we hem dan niet zien weten we het in ieder geval zeker!’
‘Goed idee!’ zei Ron enthousiast. ‘Maar – dan hebben we nog steeds geen bewijs dat hij een vampier is. Ik bedoel, als je niks kan zien op die foto…’
‘Dat doet er niet toe,’ zei Harry snel. ‘Eerst moeten wij het zeker weten, dan pas kunnen we hem beschuldigen.’
‘Je beschuldigt hem nu al,’ zei Ron grijnzend.
‘Misschien is de Patronus van Sneep zelfs een vleermuis,’ beaamde Parvati Patil.
‘Dat zou best wel eens kunnen!’ zei Harry. ‘Goed werk, jongens. We gaan dit tot de bodem uitzoeken…’
‘Misschien kan ik ervoor zorgen dat iedereen beschermt is voor die – ik bedoel – voor Sneep,’ zei Parvati. ‘Maar dan gebruik ik liever geen knoflook, daar gaat mijn haar zo van stinken…’
‘Joh, dat zou echt erg zijn!’ zei Ron met een vleugje sarcasme.
|
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Di Dec 04, 2007 21:35 |
 |
Hoofdstuk 12
Dankbaar ademde Harry de frisse avondlucht in. Hij had Hagrid al tijden niet gezien, en vond dat het tijd was om eens op bezoek te gaan. Ron was er deze avond op uitgegaan om een camera te zoeken, en Parvati had beloofd dat ze Belinda zou ondervragen, hoewel Harry’s hoop dat ze ook maar iets uit de gebeten personen konden krijgen miniem was. Harry liep het stenen bordes af, en keek met een tevreden gevoel naar het hutje aan de rand van het bos. De kleine raampjes waren vrolijk verlicht, wat dus betekende dat Hagrid thuis was. Hij klopte op de deur, en hoorde hoe enorme voeten zich een weg naar de deur baanden. Hagrid deed open, en ondanks zijn wilde baard zag je dat hij blij was om Harry te zien.
‘Harry!’ zei Hagrid blij. ‘Kom d’r in, kom d’r in. Waar bennie al die tijd geweest? Was je mij vergeten?’
‘Natuurlijk was ik je niet vergeten,’ zei Harry grijnzend. Plotseling rook hij iets dat hij niet thuis kon brengen, en hij kon verzekeren dat die geur niet aangenaam was. ‘Hagrid, wat ruik ik in godsnaam?’
‘Mijn kippen,’ zei Hagrid, met een achteloos knikje naar een grote kooi, die de halve ruimte in beslag nam. ‘Ik hou ze binnen. D’r loopt hier namelijk een of andere gek rond…’
‘Hoe bedoel je?’ zei Harry, die rechtovereind ging zitten. ‘Wat voor een gek?’
‘Kweenie,’ zei Hagrid ontwijkend, die naar een aanrecht liep dat in vergelijking met hem piepklein was. ‘Koffie?’
‘Nee, dank je. Ik heb geen dorst,’ zei Harry snel. Hij had al genoeg slechte ervaringen gehad met Hagrids bittere koffie. ‘Hagrid, wat bedoelde je met dat gek? Waarom hou je je kippen binnen?’
‘Dat mot je niet vragen,’ zei Hagrid bruusk. ‘Ik zou je alleen maar bang maken. Lijkt me geen goed idee dat –‘
‘Ik heb oog in oog met Voldemort gestaan!’ snauwde Harry, waarop Hagrid piepend de koffiepot uit zijn handen liet kletteren. ‘Je mag mij best vertellen wat er met die kippen van je aan de hand is!’
‘Zeg die naam niet!’ siste Hagrid, die bukte om de scherven op te rapen. ‘Hoe vaak mot ik dat nog zeggen!’
‘Sorry,’ mompelde Harry, en hij stond op om Hagrid te helpen met de gebroken koffiepot. Toen ze eenmaal klaar waren bleef Harry doordrammen.
‘Je moet me nog steeds vertellen waarom je de kippen binnenhoudt,’ zei Harry koeltjes. Hagrid zette bedachtzaam zijn kopje koffie neer, en zei: ‘Harry, nu mot je goed luisteren. Dit is strikte informatie, en eigenlijk mag ik het niet vertellen van Perkamentus. Paniek voorkomen, snappie?’
‘Dat snap ik,’ zei Harry resoluut. ‘Maar ik denk dat ik al weet wat er aan de hand is.’
‘Wat dan?’ vroeg Hagrid afwezig.
‘Er loopt hier een vampier rond, is het niet?’ zei Harry, die Hagrid diep in zijn keverachtige ogen aankeek. Hagrid hapte naar adem, en nog geen seconde later viel ook het koffiekopje aan scherven.
‘Hoe weet je dat –‘ begon Hagrid verwoed. ‘Wie heeft je verteld –‘
‘Niemand heeft mij dat verteld,’ zei Harry. ‘Maar het is behoorlijk opvallend dat iedereen opeens een wond in zijn nek heeft, of niet soms?’
‘Misschien,’ mompelde Hagrid. ‘Ik vroeg Perkamentus meteen wat d’r aan de hand was toen ik een paar van mijn hennetjes ’s ochtends vond. Het was vreselijk. Ze hadden allemaal een wond in hun nekketjes. Uitgezogen, helemaal leeg. En het erge was dat ze nog leefden. Hoor je dat Harry? Ze leefden nog!’
Hagrid, die overmand werd door emotie, snoot toeterend zijn neus in het tafelkleed. Harry schoof snel zijn stoel achteruit, om te voorkomen dat Hagrid hem een emotionele knuffel zou geven. Toen Hagrid iets meer gekalmeerd was ontspande Harry weer.
‘E-en toen zei Perkamentus het ergste,’ zei Hagrid bibberig. ‘Ik most ze ombrengen, voordat ze de ziekte zouden overbrengen aan hun maten. H-het was echt v-v-verschrikkelijk!’
Harry klopte Hagrid troostend op zijn schouder. Hagrids ogen waren rood en betraand, en hij leek nog het meest op een uit zijn krachten gegroeide behaarde baby.
‘Ik durf ze niet meer buiten te zetten,’ zei Hagrid dof. ‘In ieder geval niet meer overdag. H-het is heel zielig, maar tis voor hun eigen bestwil, ook al ken ik ze dat niet uitleggen…’
Pas na die opmerking viel het Harry op hoeveel lawaai de kippen wel niet maakten, en daar kon hij uit concluderen dat de kippen het inderdaad niet leuk vonden om opgesloten te zitten. Hij wierp een afstandelijke blik op de kippen, maar keek daarna weer gauw de andere kant op toen die nog harder begonnen te krijsen en te tokken.
‘Verdraaide vampier ook!’ brulde Hagrid, die zijn hoofd begroef in zijn enorme handen. ‘Waarom mot hij nou mijn kippetjes hebben! Vervloekte bloedzuiger dat ‘ie d’r is!’
Harry klopte nog een keer op Hagrids schouder, maar zat ondertussen met zijn gedachten bij Sneep. Was Sneep nu zelfs zo wanhopig geworden dat hij de kippen van Hagrid ging leegzuigen? Misschien was de reactie van Hagrid erg overdreven, maar alsnog vond Harry het walgelijk, en het voelde dan ook goed om de blaam op Sneep af te schuiven.
‘Hermelien is ook gebeten,’ zei Harry, toen Hagrid zijn onophoudelijke gesnik eindelijk afgekapt had. ‘Dat hadden Ron en ik gezien. Ze heeft een ontstoken wond in haar nek zitten, en ze is de laatste tijd heel erg bleek.’
‘Da – da meen je niet!’ zei Hagrid wanhopig. ‘Arme Hermelien! Is ook al een slachtoffer!’
‘Hagrid,’ zei Harry ongerust. ‘Je zei net dat je de kippen moest ombrengen… betekend dat dat we dat uiteindelijk ook met Hermelien moeten doen?’
‘Misschien niet,’ zei Hagrid gesmoord, alhoewel het niet erg overtuigd klonk. ‘Want misschien wordt de vloek nog opgeheven voordat iedereen in Zweinstein helemaal gevampireerd is. Als de dader wordt gedood, zijn de anderen meteen genezen, snappie? Bij mijn kippetjes kon het niet anders, die waren binnen één nacht leeggezogen... Dat was wat Perkamentus aan mij vertelde. Maar tot nu toe ziet het er niet naar uit dat we de dader kennen vinden…’
Harry popelde om te zeggen dat Sneep de dader was, maar hield wijselijk zijn mond. Hagrid had altijd al beschuldigingen tegenover Sneep weggewuifd, en Harry wist haast zeker dat het dit keer niet anders zou zijn. Het bezoekje was alles behalve leuk geweest, maar toch had Harry het gevoel dat hij alweer een stapje verder was. Als de dader op tijd werd gedood, waren de anderen gered… |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Wo Dec 05, 2007 21:43 |
 |
Hoofdstuk 13
‘Dus Hagrids kippen zijn helemaal leeggezogen?’ zei Ron, wiens gezicht vertrokken was van pure afschuw. ‘Bizar!’
‘Inderdaad,’ mompelde Harry.
Ze zaten op de slaapzaal van Griffoendor, en leunden ontspannen op de rood met goud bedekte dekens van hun bedden. Hun gedachtegangen waren echter een stuk minder ontspannen, en met de minuut begon Harry zich onbehaaglijker te voelen. Het was alsof de feiten steeds dieper zijn hoofd ingedrukt werden, dat hij nu aan niks anders meer kon denken dan aan de vampier die al deze heisa aanrichtte…
‘Maar, als die beesten afgemaakt moesten worden… Dan moet dat toch niet ook met Hermelien gebeuren?’ vroeg Ron ongerust.
‘Volgens Hagrid wel. Tenzij we de dader vinden… en doden,’ zei Harry duister.
Ron huiverde eventjes, en hield de rest van de tijd zijn mond. Harry wist hoe Ron zich moest voelen: ze zaten immers allebei in dezelfde situatie. Wat nou als Hermelien na een tijdje echt niet meer te genezen was? Zouden ze haar dan inderdaad moeten doden? Na een tijdje verbrak Ron de stilte weer.
‘We moeten Sneep zo snel mogelijk ontmaskeren,’ zei Ron beslist. ‘Ik weiger domweg om mijn beste vriendin de pijp uit te laten gaan.’
‘Wat denk je dat ik van plan was?’ zei Harry geagiteerd. ‘Wat mij betreft beginnen we morgen met die foto’s. De tijd begint te dringen, en zeker voor Hermelien. Zij was namelijk een van de eerste die gebeten werd.’
‘Dat ook nog,’ zei Ron somber. ‘Dat doet me trouwens denken aan wat Malfidus aan het begin van het jaar in de trein zei. Maar pas op, Potje en Modderbloedje. De mensen die onverschillig en dwaas zijn, worden vaak het eerste slachtoffer van zo’n vampier. Hé, zou hij iets geweten hebben?’
‘Waarschijnlijk wel,’ zei Harry grimmig. ‘Sneep likt zich namelijk al jaren in bij Lucius Malfidus. Logisch dat Draco er ook vanaf weet…’
Plotseling stootte Ron een nogal gnuivende lach uit, waarop Harry hem vragend aankeek.
‘Wat is er?’ vroeg hij verward.
‘Je noemde Malfidus bij zijn voornaam!’ proestte Ron.
‘Helemaal niet!’ zei Harry gegeneerd. ‘Ron – hou daar mee op – kappen!’
‘Oke,’ zei Ron, die onmenselijk veel zijn best moest doen om niet weer in lachen uit te barsten. ‘Maar dan moeten we morgen dus kijken of we een camera kunnen regelen. Misschien wil Kasper Krauwel dat wel doen! En dan –‘
Ron hield abrupt op met praten toen de deur van de slaapzaal openvloog en een sikkeneurige Daan Tomas de ruimte betreedde. Ze deden er het zwijgen aan toe, terwijl ze toekeken hoe Daan uitgeput op zijn bed ging liggen.
‘Zouden jullie niet willen praten?’ vroeg Daan schor. ‘Ik ben doodmoe…’
‘Wat? Het is pas acht uur ’s avonds!’ zei Ron ongelovig, maar Daan negeerde hem.
‘Is goed,’ zei Harry. ‘Ron en ik gaan wel naar de leerlingenkamer…’
Ze verlieten de slaapzaal, en ploften neer in de rode fateuils bij het haardvuur. De hele avond spraken ze over vampiers, Hermelien en de kippen van Hagrid, maar na een tijdje was het onderwerp zo uitgemolken dat ze niks meer te vertellen had. Toen ze eenmaal twee uur verder werden stond Harry op en kondigte aan dat hij ook maar eens ging slapen.
‘Wacht,’ zei Ron. ‘Ik ga ook.’
Beiden ploften ze weer op hun bed neer, en deden de nachtlampjes uit. Harry trok de warme dekens extra stevig tegen zich gauw, en al nam het slaperige gevoel de overhand. Langzaam zakte hij weg in zijn slaap…
Hij droomde over een les Verzorging van Fabeldieren in het Verboden Bos, maar dit keer was niet Hagrid de leraar. Draco Malfidus sleepte een kooi met zich mee, en zag er nogal merkwaardig uit wegens het feit dat hij Hagrids enorme jas van mollenvel droeg. Hijgend deed hij de jas uit, en sprak zijn leerlingen toe: ‘Hé! Modderbloedjes! Kijk eens wat ik meegebracht heb? Vandaag bestuderen we vampieren!’
Hij deed de kooi open, en de klas hield zijn adem in. Langzaam kwam een in zwart gehulde gestalte tevoorschijn, en Harry zag twee merkwaardig lange hoektanden glinsteren. Hermelien begon te gillen, en vrijwel meteen sprong Sneep op haar af. Hij drukte haar tegen de grond aan, en Harry zag de sporen van bloed voor zijn ogen flikkeren. Uit het niets haalde Harry het zwaard van Griffoendor tevoorschijn. ‘Kom maar op!’ snauwde hij tegen Sneep. Die draaide zich om en viel Harry aan. Het zwaard gleed uit zijn handen en hij smakte pijnlijk op de grond. Zijn bloed kleefde warm tegen zijn toegetakelde nek aan. Hij hoorde mensen gillen, en naast hem hoorde hij schuifelende voetstappen…
Badend in het zweet werd Harry wakker. Onwillekeurig speurde hij met zijn vingers naar zijn bril op het nachtkastje dat naast hem stond, en zette hem op. Verwoed knipperde met zijn ogen, die moesten wennen aan het donker. Eerst dacht hij dat het naweeën waren van zijn droom, maar toen hoorde hij het duidelijk. De schuifelende voetstappen waren er nog steeds. Jachtig ademend probeerde Harry iets in de slaapzaal te onderscheiden. Hij tastte met zijn hand naar een van de gordijnen, en probeerde die zo onopvallend mogelijk een heel klein stukje open te trekken. Een streep maanlicht viel naar binnen, en Harry’s hart leek stil te staan. Daar, bij het bed van Daan Tomas, stond een afschrikwekkende gedaante. De man was van top tot teen gehuld in een zwarte mantel, en het enige wat Harry kon onderscheiden waren twee witte hoektanden. Hij boog zich voorover, waarna Harry een afschuwelijk schouwspel moest aanschouwen. De hoektanden van de vampier werden diep in het vlees van Daan Tomas geboord, en Harry hoorde een merkwaardig drinkend geluid. Het bed naast hem kraakte, en vervolgens schreeuwde iemand de longen uit zijn lijf.
‘AAAAAAAAAAAAAAAAAAAHHHRRGGG! HET IS DIE VAMPIER! WEGWEZEN!’ gilde Ron.
De vampier keek verschrikt om zich heen, en snelde met denderende voetstappen de slaapzaal uit. Ron gooide verwoed een oude schoen naar de man, maar helaas miste die. Ondertussen hadden Marcel en Simon de lampen aangestoken, en Daan Tomas lag verschrikt op zijn bed.
‘Wat is er gebeurd?’ zei hij angstig. ‘Waarom schreeuwde Ron zo?’
‘Het was een vampier!’ zei Ron, met overslaande stem. ‘Die idioot die jou helemaal leeg zuigt! Het was hem! Ik zweer het!’
‘Een vampier?’ herhaalde Daan zachtjes.
‘Ja!’ zei Ron furieus. ‘Weet je dat zelf geen eens? Die vampier is nu al weken bezig met jou helemaal uit te zuigen!’
‘Waar hebben jullie het over!’ zei Marcel ongerust. ‘Vampiers? Wat is dit nou weer voor een onzin!’
‘Dus die wond in mijn nek…’ zei Daan vertwijfeld.
‘Dat komt door een vampier!’ zei Harry, die nu ook zijn mond opentrok. ‘Kan je je dat geen eens herinneren?'
‘Nee,’ zei Daan eerlijk. ‘Ik bedoel – soms herinner ik me rare dingen die ik niet thuis kan brengen… van een man in een lange zwarte cape… maar verder niks. Maar dat kan toch nooit een vampier zijn? Houden jullie me in de maling?’
‘We houden je niet in de maling!’ zei Ron koppig. ‘Je zag die gast toch net uit onze slaapzaal hollen? Ik zag hoe hij je bloed opslurpte… dat laat ik echt niet gebeuren!’
‘Maar – maar hoe kan ik die vampier afweren!’ zei Daan, die nu lichtelijk in paniek raakte. ‘Ik snap niet – dit kan toch niet zo door gaan?’
‘We zullen er werk van maken, Daan,’ zei Harry plechtig. ‘Beloofd.’ |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel |
|
  |
 |
miss louise
Beginnend Tovenaar


Verdiend:
178 Sikkels
Woonplaats: Almere
|
Geplaatst:
Vr Dec 07, 2007 19:39 |
 |
Hoofdstuk 14
Ongeduldig wachtte Harry op Ron. Ze hadden afgesproken bij het Bezweringen lokaal, maar Ron was al ruim vijf minuten te laat. Harry wou dat hij opschoot: ze zouden over een paar minuten Verweer tegen de Zwarte Kunsten hebben, en dat zou het perfecte moment zijn om stiekem een foto van Sneep te maken, of beter gezegd, een foto waar Sneep niet opstond.
‘Harry!’
Harry keek om en zag tot zijn opluchting dat het Ron was. Ron kwam al hollend naar hem toe, en aan het zweet op zijn voorhoofd te zien was het duidelijk dat hij zo snel mogelijk bij Harry had geprobeerd te komen.
‘Ik – heb – heb – deze camera van Kasper Krauwel kunnen krijgen,’ zei Ron hijgend. ‘In – het begin – wou hij niet, maar toen ik zei dat het voor jou was gaf hij hem meteen aan mij. Maar – in ruil daarvoor – wil hij wel een foto van jou hebben –‘
‘Geweldig,’ zei Harry sarcastisch. ‘Goed dat je het hebt kunnen regelen, Ron. Geef die maar aan mij…’
Ron gaf Harry de camera en gezamenlijk liepen ze naar het lokaal van Verweer tegen de Zwarte Kunsten. De Zwadderaars en de andere Griffoendors stonden er al, en ze waren blij dat ze nét niet te laat waren, want Sneep was niet in een goede bui.
‘Aan de kant!’ blafte Sneep tegen Hermelien, die nogal vermoeid tegen de deur aanloonde. Sloom deed ze een stap opzij, met nog steeds een glazige uitdrukking op haar gezicht. Harry keek naar de rest van de leerlingen, en zag tot zijn schok dat de klas grofweg in twee helften was opgesplitst. De ene helft was ziekjes en vermoeid, en de andere helft was wakker en alert. Opgelaten schuifelden ze achter Sneep aan. Ondanks het feit dat Harry wist dat Sneeps lokaal altijd donker en koud was, kon het hem ook dit keer niet opvrolijken. De naargeestige sfeer die Sneep altijd leek te verspreiden werd nog sterker beïnvloed wegens Harry’s verdenkingen naar Sneep. Behoedzaam liet hij zich naast Ron op een stoel zakken, en wachtte af. Ook nu was de klas verdeeld in twee helften: de zieke mensen zaten allemaal aan de linkerkant, en de ‘normale’ mensen zaten aan de rechterkant. Sneep beende met grote passen langs Harry’s tafel en wierp een wantrouwige blik op de camera. Harry stopte die gauw weg en luisterde aandachtig naar wat Sneep te zeggen had.
‘Vandaag,’ begon Sneep ijzig. ‘Is het niet nodig om uitleg te geven. De opdrachten zijn simpel, want we gaan verder met de nonverbale spreuken. De aanwijzingen – staan op het bord. Begin!’
Als één man ging de mensen aan de rechterzijde van de klas aan de slag, maar de personen aan de linkerzijde staarden nog steeds glazig voor zich uit. Harry vond het erg opvallend dat alle mensen die gebeten waren door de vampier (Harry had moeite om niet te denken: ‘alle mensen die gebeten waren door Sneep’) allemaal bij elkaar zaten. Plotseling hoorde Harry een lijzige stem opkomen uit de schoolbanken achter hem.
‘Moet je die zombies zien!’ met een geamuseerde schittering in zijn bleke ogen keek Draco Malfidus naar de uitgeputte leerlingen. ‘Allemachtig! En ik dacht dat onze oude huiself er slecht uitzag! Kijk Griffel dan!’
Hij grinnikte boosaardig, en Korzel en Kwast deden zoals gewoonlijk met hem mee. Ron balde zijn vuisten, maar Harry kneep waarschuwend in Rons arm en dwong hem om verder te gaan met de nonverbale spreuken. Maar hoe meer de les voorbij streek, hoe minder Harry zich kon concentreren op de muizen die hij moest vervloeken en hij wachtte haast verlangend het moment af dat hij Sneep ongemerkt kon fotograferen. Dat moment leek maar niet te komen. Sneep keurde de gebeten leerlingen geen blik waardig, en staarde inplaats daarvan gespannen naar de leerlingen die wel fris en opgewekt waren.
‘Schiet nou op,’ siste Harry geluidloos, meer tegen zichzelf dan tegen Sneep. ‘Alsjeblieft… schiet op…’
Na lange leste stond Sneep eindelijk op, en hij boog zich over Marcel heen.
‘Droevig, Lubbermans,’ zei Sneep schamper, terwijl Marcel snel zijn rood aangelopen gezicht afwendde. ‘Dringt er nou nooit eens iets tot uw dikke bolle kop door?’
‘Nu,’ mompelde Ron tegen Harry. ‘Doe het nu…’
‘Wacht even,’ zei Harry zenuwachtig. ‘Ik moet de camera nog uit mijn tas halen.’
‘Snel! Snel!’ zei Ron ongeduldig. ‘Dit is misschien wel het enige moment!’
Sneep liep naar de andere kant van het lokaal, en foeterde Hermelien uit omdat ze helemaal niks deed. Haastig haalde Harry de camera uit zijn rugzak. Hij wist dat het nu of nooit was…
‘NU!’ gilde Ron.
FLITS!
Harry schoot een foto, en voor één seconde baadde het lokaal in het witte licht van de flits. Precies op dat moment had Sneep zich omgedraaid, en knipperde verwoed met zijn ogen tegen het felle licht. Er viel een geschokte stilte, waarin Sneep en Harry elkaar aanstaarden. Harry, die nog steeds de fotocamera in zijn hand had, slikte moeizaam toen Sneep op hem afliep.
‘Camera’s zijn verboden in de les, Potter,’ zei Sneep, zacht en ijzig. ‘Haal hem aan het eind van de les maar op.’
Normaliteit was Harry ontzettend boos geweest als Sneep hem weer eens iets ontnam, maar dit keer was Harry alleen maar opgelucht. Hun plannetje was niet toaal mislukt. Aan het eind van de les zouden ze de camera van Kasper terugkrijgen, en dan…
Dan zouden ze de werkelijke waarheid uitvogelen. |
_________________ Honden hebben een baas, katten hebben personeel |
|
  |
 |
|
|