Auteur |
Bericht |
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Ma Mrt 17, 2008 20:13 |
|
Malfinia Valentijn
Dit verhaal gaat over Malfinia Cardina Caligotan, dochter van de Caligotans, een familie die pal achter Voldemort staat.
Ze is mijn eigen bedachte Harry Potter karakter; ze zit bij Harry Potter in de klas en ze is het geadopteerde zusje van Hermelien.
Veel plezier!!
Hoofstuk 1. De Jongen die Bleef leven
Mijn ouders hebben me nooit gemogen. Al vanaf mijn geboorte was ik voor hen een doorn in het oog. Ze gaven de voorkeur aan mijn twee oudere zussen. Hun leven bestond uit wreedheid, kwaad en duisternis.
Ik ben Malfinia Valentijn. Ik ben geboren op 14 februari. Ik werd geboren onder de naam Malfinia Cardina Caligotan, als jongste dochter van Crudelis en Phaulia Caligotan. Mijn twee oudere zussen, Amoria en Titania, waren arrogant en trots. Helaas verstoorde ik de familietrots.
Mijn ouders en verdere familie waren hardnekkige volgelingen van de Heer van het Duister.
In de korte periode dat mijn ouders nog dachten dat ze mijn andere gedachtes weg konden vegen, probeerden ze mij alles te leren wat hen interesseerde over de Heer van het Duister en ze probeerden mij te laten geloven dat hij goede dingen deed en goed was voor onze stamboom.
Ik, als baby van een paar maanden, had geen flauw idee waar ze het over hadden. Toen ik 1 was, bereikte het nieuws ons huis dat de Heer van het Duister was gevallen. Mijn familie strekte zich woedend uit, sissend als slangen, en ze wierpen zich met alle geweld op de geruchten. Ik had ze nog nooit zo woedend gezien en ik kroop op hen af, maar werd steeds teruggebracht naar mijn wieg. Ze fluisterden mij toe dat ik me er niet mee moest bemoeien, ja, blijkbaar dachten ze dat ik het zou begrijpen, terwijl ik nog nauwelijks kon praten.
Des te groter ik groeide, des te meer kwam ik te weten over wie de Heer van het Duister geweest was. Ik kreeg een gloeiende bloedhekel aan die vent, wie het ook mocht zijn. Algauw kende ik het verhaal van zijn val helemaal van buiten. Hij had geprobeerd een baby te doden en zijn vloek was op de één of andere manier teruggekaatst en toen was hij verdwenen. Ik kreeg grote respect voor de baby, maar mijn ouders konden het niet verkroppen dat hun grote leider verslagen was door een baby.
Ze hadden het er heel vaak over, tijdens het huishouden of het eten, met mijn zussen of met iemand anders, het maakte niet uit wie, zolang ze hun afschuw maar konden verwoorden.
Ik mengde me nooit in die gesprekken.
‘Als ik dat stuk ongedierte ooit in mijn vingers krijg, draai ik hem hoogstpersoonlijk de nek om’, siste mijn moeder op een keer tijdens het avondeten.
‘Nou, het zal niet lang duren voordat hij ontdekt wordt’, zei mijn vader en hij brieste goedkeurend. ‘Hij blijft niet altijd een baby.’
‘Weten jullie al hoe hij heet?’, vroeg Amoria, mijn oudste zus.
‘Natuurlijk, vanaf die avond is het magisch bekend geworden, de hele toverwereld weet het’, zei mijn vader en hij nam een slok mede. ‘Die misselijke halfbloed van een Harry Potter.’
‘Wat een absurde naam’, zei Titania en ze legde haar vork neer. ‘Alsof we nog meer halfbloeden in de wereld nodig hebben.’
‘Blij dat we het eens zijn’, zei mijn moeder met haar liefste glimlach (die ik me niet meer kan herinneren).
‘Zeg jij er eens wat van, Malfinia’, zei Amoria venijnig.
Ik verslikte me in mijn vlierbessenwijn en keek angstig op. Mijn ouders en zussen keken me geamuseerd aan. Ze hadden tijdens hun gesprekken over Harry Potter en de Heer van het Duister nog nooit om mijn mening gevraagd.
‘Ik weet het niet’, zei ik. ‘Ik denk niet dat die jongen het zich goed zal kunnen herinneren.’
Meteen volgde er een woedeaanval van mijn vader.
‘Weet je het niet?! Moet ik het er nóg in rammen!? Dat joch loopt vast op dit moment op te scheppen over hoe hij de Heer van het Duister heeft verslagen!’
Zo ging het altijd. Ik zei nooit iets goeds. Als je me op dat moment zou hebben verteld dat mijn ouders aanstalten maakten om me op straat te zetten, had ik waarschijnlijk niet verrast gereageerd.
De enige met wie ik kon praten, maar dan niet over de toverwereld, was mijn buurmeisje Lyra. Ze was mijn beste vriendin en als ik bij haar was, kon ik alle nare dingen even vergeten.
Lyra was een Dreuzel, ze wist niet van de toverwereld af en ook niet van mijn hekserij. We hadden altijd de grootste plezier met elkaar en we zagen elkaar bijna elke dag.
Tot mijn ouders erachter kwamen dat ik met Dreuzels communiceerde.
Op een dag ging ik weer naar Lyra, maar ze was nergens te bekennen. Ik vond wel haar moeder in de tuin. Ze kon niet stoppen met huilen. Ik vroeg wat er was en ze omhelsde me en vertelde me dat Lyra dood was. Ik mocht haar zien en toen ik naast haar bed zat, kwamen bij mij ook de tranen. Nog nooit had ik zoveel gehuild, zelfs niet om de vele ruzies en klappen van mijn vader.
Ik was mijn beste vriendin verloren.
Nog geen twee weken later zetten mijn ouders me het huis uit. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone...
Laatst aangepast door RoebZ op Ma Mei 12, 2008 16:29; in totaal 3 keer bewerkt |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Ma Mrt 17, 2008 20:15 |
|
Hoofdstuk 2. De familie Griffel
Ik heb een maand over straat gezworven, zonder eten en drinken. Vraag me niet hoe me dat gelukt is, maar op de één of andere manier hielp de gedachte dat ik koste wat kost zou moeten overleven.
Ik belde niet aan bij mensen, want ze zouden me aanzien voor een weeskind of zwerver en me meteen weer op straat gooien, met gezichten vol afschuw.
Ik verschool me onder een zwarte mantel die ik zelf had gemaakt op mijn vijfde en ik zwierf rond tussen de Dreuzels op straat. Ik viel gelukkig niet op – ik heb zelfs echte zwervers en daklozen gezien. Ik had erbij kunnen gaan zitten zonder de aandacht te trekken.
Na een maand was mijn hoop op overleving enigszins verwaterd en ik begon buikkrampen te krijgen van de honger.
Uiteindelijk besloot ik het zekere voor het onzekere te nemen en aan te bellen bij een huis. Het zag er best comfortabel uit van de buitenkant en ik liep het trapje naar de voordeur op en belde aan. Op het moment dat mijn vinger de bel raakte, werd ik geraakt door een verlammende kramp en ik viel op mijn knieën neer.
Ik zag door mijn oogleden dat de deur openging en dat er iemand bij me neerknielde, maar toen viel ik flauw van vermoeidheid en lusteloosheid.
Toen ik bijkwam, lag ik in een zacht bed met donzen dekens. Naast me snakte iemand naar adem.
‘Daniël! Daniël! Ze komt bij!’, zei een vrouwenstem.
Ik zag dat er een wazige gestalte de kamer binnenkwam en bij mijn bed kwam zitten. Een mannenstem vroeg: ‘Gaat het, meisje?’
Ik knikte zwakjes voor zover dat ging met mijn hoofd op het kussen.
‘Mooi zo’, zei de mannenstem. ‘Gelukkig slaapt Hermelien al. Ze had wakker kunnen schrikken, Heleen.’
‘Ja, Daniël, ik weet het’, zei de vrouwenstem.
Ik voelde een warme hand op mijn voorhoofd.
‘Zo te voelen heeft ze een behoorlijke koorts. Haar hoofd is bloedheet.’
‘Ik haal wel een koud washandje. Wie zou ze zijn?’
‘Dat vragen we haar wel als ze weer beter is. Laat haar nou maar lekker slapen. Ze moet ongeveer even oud zijn als Hermelien. En ze loopt gewoon alleen over straat!’
Ik luisterde maar half naar hun stemmen, maar toch kostte me het geen moeite om de bezorgdheid waarmee ze spraken te horen. Ik was zo te horen bij het goede huis tot de beslissing gekomen om aan te bellen. Ik sloot mijn gedachten af en viel weer in slaap.
Na een paar dagen van heerlijke rust en goede zorgen, was ik weer beter. Ik zat nu al een aantal dagen rechtop in het zachte bed en had de kamer goed in me opgenomen.
Ik had in de gaten gekregen, door middel van goed luisteren naar de stemmen, dat er een meisje van ongeveer mijn leeftijd in het huis woonde, die nooit naar school ging. Dan kon ze geen Dreuzel zijn, dacht ik. Maar meteen schoten er weer tranen in mijn ogen bij de gedachte aan Lyra, die wel altijd naar school moest.
De deur ging open en ik veegde snel mijn tranen weg. De vrouw kwam binnen, de vrouw die mij in dit bed had gelegd en mij zo goed had verzorgd, alsof ik haar eigen dochter was.
‘Hallo daar’, zei ze glimlachend. ‘Hoe voel je je?’ Ze had lang krullend haar en vriendelijke bruine ogen.
Ik knikte alleen als teken dat het goed met me ging. Ik had het gevoel dat, als ik mijn mond open zou doen, er alleen een schor geluidje uit zou komen.
De vrouw had een dienblad in haar handen, dat ze nu op mijn schoot zette en over mijn hoofd streek.
‘Ik heb honing in je thee gedaan, dat is goed voor je keel’, zei ze.
Ik knikte dankbaar en nam een slokje ‘thee’. Het was heerlijk warm met een zoetige smaak en mijn keel leek meteen wat zachter te worden.
De vrouw ging naast mijn bed zitten en glimlachte. ‘Ik ben Heleen Griffel’, zei ze. ‘Je hebt ons behoorlijk laten schrikken. Hoe heet je?’
‘M-Mal…’, begon ik, maar ik kreeg meteen een brok in mijn keel en begon te hoesten.
Heleen Griffel klopte me snel een paar keer goed op de schouders.
‘Neem nog een slokje thee’, zei ze. ‘Dat helpt.’
Ik nam nog een slokje. Mijn keel werd weer iets minder brokkelig. Het had ongeveer hetzelfde effect als chocola na een Dementor. Ik voelde me weer warm en de zoetige smaak in mijn keel ging niet weg.
‘Malfinia’, zei ik schor. ‘Ik heet Malfinia.’
‘Wat een mooie naam’, zei Heleen Griffel. ‘Waar zijn je ouders?’
‘Thuis’, zei ik en ik nam opnieuw een slokje ‘thee’.
‘Waarom ben je niet bij je ouders?’, vroeg Heleen Griffel.
‘Ik ben weggedaan’, zei ik. ‘Uit huis gezet. Ik dacht andere dingen.’
Heleen Griffel leek geschokt. ‘Ben je uit huis gezet omdat je andere dingen dachten dan je ouders? Wat vreselijk!’
Ik maakte een instemmend schor geluidje.
‘Wat is je achternaam?’, vroeg Heleen Griffel.
‘Caligotan’, zei ik. ‘Ik heet Malfinia Cardina Caligotan. Maar ik wil mijn naam veranderen.’
‘Waarom? Het is een prachtige naam.’
‘Maar het is de naam van mijn ouders en ik wil geen familie van hen zijn’, zei ik. Het was me gelukt om een lange zin zonder te hoesten te zeggen en ik feliciteerde mezelf.
‘Mag ik u nu iets vragen?’, vroeg ik.
‘Natuurlijk’, zei Heleen Griffel.
‘Wie wonen er hier allemaal?’ Ik wilde nu wel eens weten wie al die stemmen waren.
‘Nou, ik, mijn man Daniël en mijn dochter Hermelien’, zei Heleen Griffel.
‘Waarom gaat ze nooit naar school?’
‘Sorry?’
‘Uw dochter. Waarom gaat ze nooit naar school?’
Heleen Griffel slikte. ‘Nou, dat is…omdat ze privé les krijgt.’
‘Echt waar? Wat is dat?’, vroeg ik geïnteresseerd.
‘Nou, we huren een leraar in en daar krijgt ze les van.’
‘Huren jullie een professor in?’
‘Zo zou je het kunnen noemen.’
‘Maar dan hadden mijn ouders dat ook kunnen doen’, zei ik enthousiast. ‘Dan had ik nooit naar school gehoeven, ik bedoel, dan hoef ik nooit naar school!’
Heleen Griffel knipperde met haar ogen. ‘Nou, eigenlijk is Hermelien een beetje te slim voor school’, zei ze. ‘Ze kent alle boeken al uit haar hoofd.’
Ik staarde haar met open mond aan. ‘Echt waar? Wat goed van haar! Dat wil ik ook wel kunnen. Dan had ik kunnen lezen en onthouden wat ik wilde en niet wat mijn ouders wilden.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Mijn ouders wilden dat ik dingen onthield die ik niet wilde onthouden. Bijvoorbeeld over…’ Ik zweeg. Als Heleen Griffel een Dreuzel was, kon ik haar natuurlijk niet vertellen over Harry Potter en de Heer van het Duister.
‘Waarover?’, vroeg Heleen Griffel nieuwsgierig.
‘Over stomme dingen’, verzon ik vlug. ‘Over saaie grote mensen dingen.’
‘Aha’, zei Heleen Griffel lachend. ‘Die vindt Hermelien juist heel interessant.’
‘Gaat ze echt nooit naar school? Krijgt ze altijd bezoek van een professor?’, vroeg ik nog een keer voor de zekerheid.
‘Nou, ze gaat wel ooit naar school, denk ik. Maar daar moet ze elf jaar voor zijn, en ze is nog maar acht.’
‘Ik ben ook acht’, zei ik. ‘En ik…Nou ja, mijn ouders wilden me ook pas naar school sturen als ik elf was. Maar nu ga ik niks meer doen wat mijn ouders wilden. Door hen…Lyra…’ De tranen schoten weer in mijn ogen.
‘Wat is er, meisje?’, vroeg Heleen Griffel bezorgd. Ze haalde een zakdoek uit haar zak en gaf die aan mij.
Ik snoot toeterend mijn neus en snifte. ‘Mijn beste vriendin is gestorven door mijn ouders.’
‘Hebben je ouders je beste vriendin vermoord?’, bracht Heleen Griffel uit. ‘Waarom in vredesnaam?’
‘Omdat ze…omdat ze…anders was’, zei ik ongemakkelijk.
‘Mijn ouders konden niet goed met haar en haar ouders opschieten.’
‘Maar dat is toch nog geen rede om haar te vermoorden!’, zei Heleen Griffel schril.
Ik had haar graag de waarheid verteld, maar daarmee zou ik misschien de toverwereld in gevaar brengen. Op dat moment voelde ik me hulpeloos. Ik wist niet wat ik moest doen of hoe lang ik hier kon blijven. Op het moment dat ik wilde vragen of ik nog in elk geval een week kon blijven, ging de deur open en kwam er een man binnen met een meisje aan zijn hand.
‘Heleen’, zei hij. ‘Ik ga naar mijn werk. Hou jij Hermelien zolang in de gaten?’
‘Hoezo, wat heeft ze dan gedaan?’, vroeg Heleen Griffel, met een blik op haar dochter.
‘Ze is mijn studeerkamer binnengeslopen om boeken te lenen’, zei de man. ‘En ze raakte een beetje verdwaald.’
‘Oh, meisje toch’, grinnikte Heleen Griffel en ze wenkte het meisje.
Het meisje kwam aanlopen en liet zich door haar moeder in de armen sluiten, terwijl ze mij met grote ogen aankeek.
‘Oh, dus je bent wakker’, zei de man toen hij mij zag. Hij glimlachte vriendelijk. Hij had kastanjebruin haar en hij droeg een bril.
Ik knikte.
‘Neem jij de zaak vandaag maar even, ik doe het morgen wel weer’, zei Heleen Griffel tegen de man. ‘Ik denk dat ze morgen al uit bed kan.’
‘Dat is goed nieuws’, zei de man. Hij stak zijn hand naar me op en zei: ‘Ik ben Daniël Griffel.’
Ik glimlachte en stak ook mijn hand op. ‘Ik ben Malfinia.’
‘Malfinia? Dat is een mooie naam’, zei Daniël Griffel. ‘Hoe oud ben je?’
‘Acht.’
‘Net als Hermelien!’, zei Heleen Griffel en ze streek haar dochter over het haar.
Het meisje staarde me nog steeds met grote ogen aan.
‘Weet je wat? Waarom leren jullie elkaar niet wat beter kennen? Dan kunnen Daniël en ik wel allebei gaan werken vandaag’, zei Heleen Griffel opgewekt.
Niet veel later waren zij en Daniël Griffel vertrokken en was ik alleen met Hermelien Griffel.
Het bleef even stil terwijl ik aan een puntje van het dekbed pulkte en Hermelien Griffel mij aanstaarde.
‘Hoi’, zei ik en ik keek haar glimlachend aan. ‘Ik ben Malfinia.’
‘Ik ben Hermelien Griffel’, zei Hermelien Griffel. ‘Maar noem me maar Hermelien, hoor.’
Ik knikte. ‘Krijg je echt privé les?’
Hermelien knipperde met haar ogen. ‘Hoe bedoel je?’
‘Je moeder zei dat je te slim was voor school en dat er daarom een professor bij je thuis kwam.’
‘Een professor?’
‘Nou ja, zo noem ik het dan.’
‘Ben jij ook…ik bedoel…ben jij…?’
Ik keek haar verbaasd aan. ‘Ben ik wat?’
Hermelien keek naar de grond en stamelde toen: ‘Een heks?’
Mijn mond viel open.
Hermelien schrok duidelijk. ‘O, sorry, zo bedoelde ik het niet! Ik bedoelde er niets beledigends mee!’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ben jij ook…?’
‘Dus je bent wel? Ik wel, namelijk!’ Hermelien knikte opgewonden.
Ik zette alle voorzichtigheid overboord en boog me naar haar toe. Ik knuffelde haar zoals ik nog nooit iemand had geknuffeld, zelfs Lyra niet.
‘Maar…ik dacht…je ouders…’
‘Mijn ouders zijn Dreuzels’, zei Hermelien, toen ik haar losliet. ‘Ik ben een Dreuzelkind. Een…’
‘Zeg het niet’, zei ik en Hermelien keek me verbaasd aan. ‘Zeg het niet. Zeg het niet over jezelf. Ik vind het niet erg dat je een Modderbloedje bent. Het maakt me niks uit, ook al zijn mijn ouders…nou ja…’
Hermelien keek me achterdochtig aan. ‘Wat is er met je ouders?’
‘Ach, je kent ze toch niet, dus het maakt niets uit’, zei ik vlug en ontwijkend.
‘Ik ken veel tovenaarsfamilies doordat ik zoveel lees’, zei Hermelien. ‘Misschien ken ik ze wel.’
Er viel even een geladen stilte. Toen mompelde ik: ‘Caligotan.’
Hermelien hield haar adem in.
‘Malfinia Cardina Caligotan. Dat is mijn naam. Mijn ouders zijn volgelingen van de Heer van het Duister en ik ben het huis uit gezet omdat ik andere gedachten had. Ik wilde niets te maken hebben met de Heer van het Duister. Ik had juist respect voor Harry Potter. Mijn vader sloeg me vaak en hij heeft mijn beste vriendin vermoord. Ik wil niks meer met de naam Caligotan te maken hebben! Ik wil een andere naam, ik wil geen Caligotan zijn!’ Die laatste woorden schreeuwde ik uit. ‘Ik heb niks tegen Halfbloeden of Modderbloedjes, tegen niemand en niks niet! Iedereen is hetzelfde! Ik wil – ’ Ik greep een stuk deken vast en kneep er in, terwijl ik probeerde om mijn tranen te bedwingen.
Hermelien luisterde ademloos toe en keek hoe ik op mijn lip beet en er niet in slaagde om mijn tranen tegen te houden.
‘Het maakt me niet uit of je Dreuzelouders hebt, echt niet!’, zei ik en ik staarde Hermelien met een blik vol dwingende wanhoop aan.
‘Noem me een vuile verraadster, een Dooddoenerskind, een stuk kwaad bloed, maar ik heb het nooit gewild!’
Hermelien schudde vol ongeloof haar hoofd.
‘Nog nooit…’, zei ze met grote ogen, ‘nog nooit heb ik gehoord van iemand zoals jij…Maar dat bewijst…’ Ze wees naar een traan, die aan het puntje van mijn neus trilde. ‘Je vindt het echt erg.’
Ik haalde mijn neus op en veegde mijn ogen droog.
Vanaf dat moment wist ik dat ik voor altijd van Hermelien zou houden. Hermelien, op haar beurt, vroeg aan haar ouders of ze me in de familie wilden opnemen. Heleen en Daniël Griffel werden mijn ouders en ze namen me mee naar het stadshuis om mijn naam te veranderen. Het duurde een tijdje voordat ik over mijn naam besloot. Caligotan was moeilijk te vervangen, maar toen bedacht ik mijn geboortedatum en hoe erg mijn ouders Valentijnsdag haatte.
Vanaf dat moment heette ik Malfinia Valentijn. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Di Mrt 18, 2008 16:22 |
|
Hoofdstuk 3. De brieven van Zweinstein en de Wegisweg
Vier jaar woonde ik al bij de familie Griffel, toen de brieven kwamen.
Ik had me herinnerd dat mijn ouders ooit hadden gepraat over de school waar ik heen zou gaan als ik elf jaar was.
Maar toen Hermelien en ik allebei elf waren (ik was 7 maanden jonger), kregen we allebei een verzegelde brief met het opschrift:
Juffrouw H. Griffel en M. Valentijn
De Woonkamer
Algebrastraat 25A
Klein Zanikem
Surrey
We openden vol opwinding onze brieven en lazen ze hardop en in koor voor:
‘ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
Hoofd: Albus Perkamentus
(Commandeur in de Orde van Merlijn, Int. Tovergrootmeester, Heksenleider 1e Klas, Opperste Hotemetoot van de Wereldbond van Toverlieden)
Geachte juffrouw Griffel en Valentijn,
Het doet me genoegen u te kunnen mededelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden.
Het schooljaar begint op 1 september.
Gelieve vóór 31 juli per uil te reageren.
Hoogachtend,
Minerva Anderling,
Assistent-schoolhoofd
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ EN HOCUS-POCUS
UNIFORM
Eerstejaarsstudenten hebben nodig:
1. Drie effen werkgewaden (zwart)
2. Eén effen puntmuts (zwart) voor schooltijd
3. Eén paar beschermende handschoenen (drakenhuid of soortgelijk)
4. Eén wintermantel (zwart, met zilveren speld)
N.B.: Alle kledingstukken moeten van naamlabels zijn voorzien
VERPLICHTE LECTUUR
Alle leerlingen moeten in het bezit zijn van de volgende werken:
Het Standaard Spreukenboek (Niveau 1) door Miranda Wiggelaar
De Geschiedenis van de Toverkunst door Mathilda Belladonna
Theoretische Grondslagen der Magie door Adalbert Zwadel
Gedaanteverandering: een Boek voor Beginners door Emeric Morfo
Duizend Magische Kruiden en Paddestoelen door Philippa Zwam
Magische Brouwsels en Drankjes door Arsenius Grein
Fabeldieren en Waar Ze Te Vinden door Spiritus Zalmander
De Zwarte Kunsten: Een Handboek voor Zelfbescherming door Quinten Tondel
OVERIGE BENODIGDHEDEN
1 toverstaf
1 ketel (tin, standaardmaat 2)
1 set glazen of kristallen flesjes
1 telescoop
1 set koperen weegschalen
Leerlingen mogen tevens een uil Of een kat Of een pad meenemen.
OUDERS WORDEN ERAAN HERINNERD DAT EERSTEJAARS GEEN EIGEN BEZEMSTELEN MOGEN BEZITTEN.
Ik was lichtelijk onthutst door de boekenlijst, maar Hermelien was in haar nopjes.
‘Moeten we dat allemaal lezen?’
‘Het Standaard Spreukenboek…oh! Dat heb ik gelezen! En Duizend Magische Kruiden en Paddestoelen…wauw! Ik kan niet wachten om al die boeken te lezen!’
‘Jij niet nee’, grinnikte ik.
‘Dat moeten we halen op de Wegisweg’, zei Hermelien. ‘Dat heb ik gelezen.’
De Wegisweg bevond zich achter een groezelig en piepklein cafeetje, de Lekke Ketel. Gelukkig had Hermelien in een boek gelezen hoe de poort naar de Wegisweg geopend kon worden, en even later stond ik met grote ogen aan het begin van een ellenlange, met keitjes geplaveide straat, waar aan elke kant winkeltjes stonden. Lange stromen mensen gingen winkel in winkel uit.
Zoiets had ik nog nooit gezien; ik vond het prachtig.
Als eerste begaven we ons naar Goudgrijp, de tovenaarsbank. Op de tweede dubbele deur van de bank, stond een zilver gegraveerde tekst:
Treed binnen, vreemdeling, maar sla acht,
Op het lot dat hier de hebzucht wacht.
Wie neemt wat hij niet heeft verdiend
Krijgt een hoge rekening ingediend.
Wie diep in de aarde een schat opspoort,
Die nooit aan hem heeft toebehoord,
Is hierbij gewaarschuwd: dief, u stuit,
Op meer dan alleen de verwachte buit!
Ik vond het een behoorlijk onheilspellende boodschap, en mijn gevoel van veiligheid werd niet versterkt toen we de tweede deur openden en balies vol kobolden moesten passeren.
Toen we uiteindelijk bijna alles hadden, gingen we richting Olivander, de toverstokkenmaker. Ik wist dat mijn ouders en zussen daar ook hun stokken hadden gehaald en kreeg een angstig voorgevoel.
Ik had me tot nu toe zoveel mogelijk van mijn familie afgekeerd, maar de toverstok met drakenbloed als kern was karakteristiek voor Caligotan. Aan dit obstakel kon ik vast niet ontsnappen.
‘Ah, kom binnen, kom binnen’, zei Olivander vriendelijk, toen we aarzelend naar binnen schuifelden. ‘Eerstejaars zeker?’
We knikten en ik kon Hermeliens opwinding haast voelen, alsof het van haar afstraalde.
Hermelien had binnen 10 minuten haar stok al, ze was er dolblij mee en zei dat ze even ijsjes voor ons ging halen, totdat ik ook klaar was. Ik wuifde haar na en wendde me toen tot meneer Olivander. Hij keek me vol belangstelling aan.
‘En, kan ik jou ook nog ergens mee helpen?’
‘Ik wou ook graag een toverstok, meneer’, zei ik beleefd.
Olivander liet me 3 toverstokken proberen en kwam uiteindelijk bij een staf met een kern van drakenbloed. Vanaf het moment dat ik de stok aanraakte, voelde ik een soort geestelijke band met de stok, alsof we elkaar aanvoelden.
‘Drakenbloed, hè? Ben je soms – ’
‘Nee, ik ben geen familie van Caligotan!’, zei ik, iets feller dan ik had gewild. ‘Dat wil ik tenminste niet’, voegde ik er aan toe. Na een vriendelijke blik van Olivander, pakte ik mijn nieuwe toverstok en liep de zaak uit. Buiten liep ik bijna tegen een lange, slanke vrouw op. Ze keek me even ijzig aan en liep toen de toverstokkenzaak binnen. Ik keek haar even verbluft aan. Haar halflange blonde haar hing sluik over haar schouders en ze had grote blauwe ogen. Op de één of andere manier intrigeerde ze me.
‘Joehoe! Malfie!’, riep de stem van Hermelien, en ik vond afleiding in de ijsjes die ze in haar handen had. ‘Hoe ging het?’
‘Drakenbloed’, zei ik.
‘Is dat een soort nieuw scheldwoord?’, gnuifde Hermelien.
‘Nee, dat is de kern van mijn stok’, zei ik.
‘Aha. Nou ja, het zit in je bloed, dus eigenlijk kan je er niet veel aan doen. De stok kiest de tovenaar, of in dit geval – heks.’
‘Ja’, zei ik afwezig. ‘Zeg, Hermie, ik zag net een vrouw de toverstokkenzaak binnengaan, en op de één of andere manier bleef ik haar aanstaren.’
‘Dat heb je soms’, zei Hermelien niet echt geïnteresseerd en ze likte aan haar pompoenijsje. ‘Kom mee, je moet even een geweldig boek zien.’ En ze sleurde me mee naar een winkeltje vlakbij Madame Mallekin ’s Gewaden voor Alle Gelegenheden. Net toen we er langskwamen, kwam er een jongen van onze leeftijd naar buiten, met witblond haar en een spits gezicht. Ik moest onwillekeurig aan de blonde vrouw denken, ook al wist ik niet waarom. Maar voordat ik erachter kon komen waarom, trok Hermelien me de winkel in en zette me voor een boekenkast neer om het boek op te zoeken dat ze bedoeld had. Ik stond er maar een beetje versuft bij, nog steeds denkend aan de toverstok, de vrouw en de jongen en het verband daartussen.
(Ik ben altijd een denker geweest)
Toen we na een vermoeiende treinreis weer thuis waren en onze ouders vertelden wat we hadden meegemaakt, kroop ik op de bank en liet Hermelien alles vertellen, terwijl ik als een blok in slaap viel. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Di Mrt 18, 2008 17:10 |
|
PureMagical, bedankt voor je reactie! Ik hoop dat je het leuk blijft vinden!
Hoofdstuk 4. De Zweinstein Express en het kasteel
Ik keek mijn ogen uit. De glanzende rode Zweinstein Express stond naast het perron en liet honderden leerlingen instappen. Ik werd door een por van Hermelien weer bij zinnen gebracht.
‘Kom nou, Malfie, anders hebben we geen goede plaatsen. En doe je mond dicht, het is geen gezicht.’
We liepen langs honderden paren ouders en leerlingen, die drukpratend afscheid namen of naar elkaar zwaaiden.
Haastig schoven we onze karretjes langs een mollige jongen, die uitgefoeterd werd door een oude vrouw, die waarschijnlijk zijn oma was.
We stapten met onze hutkoffers de trein in, en probeerden ons door de menigte heen te wurmen zonder iemands tenen te bezeren.
Uiteindelijk stormden we haast een coupé binnen en ploften op de bank, met als gevolg dat we bijna geplet werden door onze eigen bagage. We propten onze koffers in het bagagerek boven onze hoofden en vielen vermoeid op de banken neer.
Na ongeveer een kwartier begon de trein te rijden. We vermaakten ons het eerste half uur met het lezen van een Dreuzeltijdschrift dat ma had meegegeven.
Toen klonk er opeens gestommel en ging de coupédeur open. In de deuropening stond de mollige jongen die we op het perron hadden gezien. Zijn gezicht was nogal bezweet en hij maakte een reddeloze indruk.
Hermelien en ik keken hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. Hij bleef even uithijgen in de deuropening en zei toen: ‘Sorry, ik heb hulp nodig. Ik ben al heel veel coupé ’s langs geweest, maar niemand wil me helpen.’
Hermeliens gewoonte qua snel medelijden hebben, borrelde meteen op. ‘Wat is er dan?’
De jongen slikte. ‘Mijn pad’, zei hij. ‘Ik ben mijn pad kwijt. Als ik hem niet gauw vind, geeft mijn oma me er van langs. Zouden jullie – ’
We waren al opgestaan.
‘Natuurlijk helpen we je!’, zei ik, verontwaardigd. ‘Wat een arrogante nietsnutten, dat ze je niet willen helpen! Hoe heet je, eigenlijk?’
‘Marcel Lubbermans’, zei de jongen.
‘Oké, Marcel, wij helpen je’, zei Hermelien.
En toen gingen we dus alle coupé ’s langs, maar niemand had een pad gezien. ‘Nou, dan deze nog’, zei ik.
‘Hier was ik net ook’, zei Marcel nogal zenuwachtig, maar ik schoof de deur al open.
Eén van de jongens in de coupé had net zijn toverstok opgeheven, maar hij was even uit het veld geslagen door de onderbreking.
‘Heeft iemand een pad gezien? Marcel is de zijne kwijt’, zei ik, lichtelijk vermoeid.
‘We zeiden net dat we die niet gezien hebben’, zei de jongen met de opgeheven toverstok. Ik keek achterom naar Hermelien, en, zoals ik al had gedacht, had zij alleen oog voor de stok van de jongen.
‘O, wilde je gaan toveren? Laat maar eens zien.’
De jongen gaapte haar even aan, maar schraapte toen zijn keel. ‘Eh – oké. Boterbloemen, goud, zonlicht en banaan, maak die dikke, domme rat geel als saffraan.’ Hij wees met zijn stok op de dikke grijze rat die op zijn schoot lag, maar er gebeurde niets. De rat snurkte door.
Ik had aan Hermeliens gezicht gezien, dat de jongen haar een gelegenheid gegeven had om haar kennis aan de grote klok te hangen.
‘Weet je zeker dat dat een echte spreuk is? Dan is het niet zo’n beste, hè? Ik heb al een paar eenvoudige spreuken geprobeerd, gewoon om te oefenen en die werkten allemaal. Verder heeft niemand in mijn familie talent voor toveren, behalve Malfinia uiteraard’, ze gebaarde naar mij en ik sloeg mijn ogen ten hemel, ‘maar uit mijn biologische familie niemand, het was een enorme verrassing toen ik die brief kreeg, maar ik was dolblij – ik bedoel, tenslotte is Zweinstein de allerbeste school voor hekserij en hocus-pocus die er bestaat. Ik ken alle schoolboeken natuurlijk al uit mijn hoofd, ik hoop dat dat voldoende is – en ik heet trouwens Hermelien Griffel. Wie zijn jullie?’
Zo, nu gaf ze de anderen ook eens wat gelegenheid om te praten. Het kwam niet vaak voor dat ze zo’n praatbui had. Aan de blikken van de twee jongens in de coupé was duidelijk af te lezen dat zíj niet alle schoolboeken uit hun hoofd hadden geleerd.
‘Ron Wemel’, zei de jongen met de opgeheven toverstok. Ik nam hem goed in me op. Hij was mager, slungelig, met grote handen en voeten, sproeten, lange neus en vuurrood haar. Ik wilde net de andere jongen in me opnemen, maar nadat hij zijn naam zei, viel mijn mond open.
‘Harry Potter.’
“Meen je dat? Ik weet natuurlijk alles van je af – je staat in Moderne Magische Geschiedenis en de Opkomst en Ondergang van de Zwarte Kunst en ik Grote Magische Gebeurtenissen van de Twintigste Eeuw – en Malfinia, doe je mond dicht. Het is geen gezicht.’
Voor de tweede keer binnen één uur sloot ik mijn mond.
Uit het antwoord van Harry Potter stelde ik vast dat hij precies zo was als ik me had voorgesteld.
‘Oh ja?’, vroeg hij verbluft. Blijkbaar was het een schok voor hem dat hij in zoveel boeken werd vernoemd.
‘Lieve hemel, wist je dat niet eens? In jouw geval had ik dat allang nagekeken’, zei Hermelien.
Natuurlijk, in háár geval, maar Harry Potter leek me niet de persoon (zo gedroeg hij zich tenminste) om meteen alles te willen weten over zijn beroemdheid.
‘Weten jullie al op welke afdeling jullie komen? Ik heb het zo hier en daar gevraagd en ik hoop dat ik bij Griffoendor kom, dat lijkt me het beste. Ik heb gehoord dat Perkamentus daar ook op heeft gezeten, maar misschien kan Ravenklauw er ook mee door…Afijn, laten we maar weer op zoek gaan naar Marcels pad’,(Dat leek me een prima idee)‘Jullie kunnen je beter verkleden, want we zijn er zo.’ Ze draaide zich abrupt om, trok mij en Marcel mee en sloot de coupédeur. Ik dacht dat Ron Wemel en Harry Potter elkaar nu een geschokte blik moesten geven, en glimlachte even bij de gedachte aan hoe hun gezichten eruit zouden zien.
‘Niet te geloven dat dat Harry Potter was’, zei Marcel verbijsterd, op het moment dat we drie jongens passeerden.
Ik hiel mijn adem in.
De bleke jongen die ik ook uit de winkel van madame Mallekin had zien komen, geflankeerd door twee lijfwachten (pas later kwam ik erachter dat ze mijn leeftijd waren) keek nieuwsgierig in de richting waar we vandaan kwamen.
Ik keek even geïnteresseerd naar het gezicht van de bleke jongen. Hij had witblond haar en een spits gezicht met kille grijze ogen, maar iets in zijn ogen benam me de adem. Na 5 seconde besefte hij dat hij werd aangestaard en hij wierp me een vlugge blik toe.
‘Wat staar je nou?’, zei hij met een nogal lijzige, bekakte stem. Zijn ‘lijfwachten’ draaiden zich grommend in mijn richting.
Op dat moment nam Hermelien het voor me op.
‘Wil je mijn zusje alsjeblieft niet zo afblaffen? Ze staart nou eenmaal veel naar mensen.’
De jongen kneep zijn ogen samen, terwijl hij naar Hermelien keek.
‘Bemoei je er niet mee en rot op naar je eigen wereld. Ik zie meteen dat jij een Modderbloedje bent.’
Hermelien werd bleek en ik witheet van woede. Uit frustratie ging op de tenen van de dichtstbijzijnde lijfwacht staan, die het uitbrulde van pijn. Ik greep Hermelien en Marcel en trok hen snel mee de gang in, zodat ze ons niet achterna zouden komen.
‘Dat had je niet hoeven doen, Malfie’, zei Hermelien.
‘Hij beledigde je!’, zei ik verontwaardigd. ‘Dat kan ik toch niet zomaar over mijn kant laten gaan!’
Hermelien glimlachte en aaide even over mijn haar. ‘Ehm, Marcel, sorry, maar ik moet even met de machinist spreken. We zijn zo terug. Kom, Malfie.’
Ik volgde haar helemaal naar voren.
‘Meneer de machinist’, zei Hermelien. ‘Zijn we er bijna?’
‘Ja hoor, meissie’, zei de machinist. ‘Jullie hebben zo te zien jullie gewaden al aan, da ’s goed. Dat zou iedereen moeten doen.’
‘Ik zal het rondvertellen. Dank u wel, meneer’, zei Hermelien en ze trok me weer mee. In de buurt van de coupé waar Harry Potter zat, rende opeens drie gedaantes naar buiten.
‘Zouden jullie niet willen rennen in de gangpaden?!’, brulde de machinist vanaf zijn stoel voorin de trein.
Hermelien rolde met haar ogen en ging de coupé van Harry Potter en zijn vriend Ron Wemel weer binnen. Ik volgde schuifelend.
‘Wat is hier aan de hand?’, vroeg Hermelien. De coupé lag bezaaid met snoepgoed en Ron Wemel pakte zijn grijze rat aan zijn staart op.
‘Ik geloof dat hij buiten westen is’, zei hij tegen Harry Potter. ‘Nee – niet te geloven – hij slaapt weer. Kende je Malfidus al?’
Malfidus, die naam kwam me vaag bekend voor. Misschien hadden mijn ouders het er ooit over gehad.
Harry Potter begon iets te vertellen over dat hij “Malfidus” in de winkel van madame Mallekin was tegengekomen op de Wegisweg.
‘Ik heb van zijn familie gehoord’, zei Ron Wemel grimmig. ‘Ze behoorden tot de allereersten die terugkeerden naar onze kant toen Jeweetwel was verdwenen. Ze zeiden dat ze behekst waren, maar daar gelooft mijn vader niks van. Hij zegt dat Malfidus’ vader maar al te graag bereid was om over te lopen naar de Duistere Zijde.’
Dit bevestigde een deel van mijn theorie. Mijn ouders zouden waarschijnlijk niets met de Malfidussen te maken willen hebben, omdat ze de Heer van het Duister in de steek hadden gelaten.
‘Kunnen we iets voor jullie doen?’
Ik schrok op. Harry Potter en Ron Wemel keken ons aan, deels geërgerd, deels nieuwsgierig. En daar ging Hermelien weer.
‘Ik zou maar gauw mijn gewaad aantrekken als ik jullie was. We zijn net helemaal voorin geweest en de machinist zei dat we er bijna zijn. Jullie hebben toch niet gevochten, hè? Dadelijk zitten jullie al in de nesten voor we goed en wel op school zijn.’
‘Schurfie heeft gevochten, wij niet’, bitste Ron Wemel. ‘En zouden jullie ons even alleen willen laten, zodat we ons kunnen verkleden?’
‘Goed, goed – ik kwam alleen maar binnen omdat veel mensen zich kinderachtig gedragen en op en neer rennen door de gangpaden. En wist je trouwens dat je een veeg op je neus hebt?’ We liepen weer naar onze eigen coupé en pakten onze bagage.
Het was een kille avond. Een enorme gedaante stond de eerstejaars op te wachten. ‘Eerstejaars! Eerstejaars hierheen! Alles kits, Harry? Vooruit, volg mij maar – nog meer eerstejaars? Pas op ’t afstappie! Eerstejaars met mij mee!’
Hermelien en ik liepen glibberend over het smalle, steile pad dat voor ons uitstrekte. Naast mij snikte Marcel zacht – hij was zijn pad nog steeds kwijt.
‘Zo dadelijk zien jullie Zweinstein voor ’t eerst. Gelijk om ’t hoekie’, riep de enorme gedaante over zijn schouder.
We gingen de hoek om en Hermelien snakte naar adem.
Voor ons uitgestrekt lag een groot, inktzwart meer. Aan de overkant van het water lag op een berg een enorm kasteel, met ontelbare torens en ramen die fonkelden in de sterrenhemel.
We gingen in bootjes het meer over. Hermelien en ik kropen samen met Marcel en een meisje met donker haar in het bootje.
‘Iedereen aan boord?’, riep de reusachtige gedaante. ‘Oké – VAREN!’
Na een kort maar aangenaam tochtje, stootten de bootjes zacht tegen een haventje aanstootten.
Toen iedereen uitgestapt was, riep de gedaante opeens: ‘Hé, jij daar! Is dit jouw pad?’
‘Willibrord!’, riep Marcel opgetogen en ik was blij voor hem dat hij nu niet door zijn oma veracht zou worden.
We liepen naar een ruim bordes en stonden toen voor twee immens grote eikenhouten deuren.
‘Oké. Is iedereen er? Heb jij je pad nog?’ De gedaante bonsde met een vuist zo groot als een vuilnisbakdeksel 3 keer op de deuren. Die zwaaide meteen open. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Di Mrt 18, 2008 18:43 |
|
Hoofdstuk 5. Ik ben een Griffoendor.
Ik ben misschien wat sjofel,
Maar dat is de buitenkant,
Niemand weet zo goed als ik,
Van de hoed en van de rand.
Op gebreide mutsen kijk ik neer,
En ook op hoge hoeden,
Ik ben de Sorteerhoed van de school,
En weet meer dan je zou vermoeden.
Al puilen de geheimen uit je hoofd,
De Sorteerhoed ziet ze vast,
Dus zet me op, dan zeg ik je,
Wat het beste bij je past.
Misschien hoor je bij Griffoendor,
Bekend om zijn dapperheid,
Ja, ridderlijkheid en durf en lef,
Is wat Griffoendor onderscheidt.
Misschien hoor je bij Huffelpuf,
Vind je hard werken oké,
Huffelpuffers blinken uit door trouw,
En hebben geduld voor twee.
En bij het wijze Ravenklauw,
Vinden mensen met verstand,
Die geleerd en bij de pinken zijn,
Altijd wel een geestverwant.
Misschien voel je je pas werkelijk thuis,
Als je naam bij Zwadderich prijkt.
Die sluwe lui schuwen echt niets,
Als hun doel maar wordt bereikt.
Dus raak vooral niet in paniek,
Zet me rustig op je kop,
Al ben ik een hoed, ik heb van jou,
Vast een vrij hoog petje op!
Ik klapte verbijsterd toen de Hoed uitgezongen was, wat me weer een “Malfinia, doe je mond dicht, het is geen gezicht” opleverde.
De vrouw die ons voor was gegaan naar de Grote Zaal deed een stap naar voren en rolde een perkament uit.
‘Als ik je naam zeg, zetten jullie de Hoed op en gaan op het krukje zitten om ingedeeld te worden. Albedil, Hannah!’
‘HUFFELPUF!’
‘Bonkel, Suzanne!’
‘HUFFELPUF!’
‘Bootsman, Terry!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Brokkeling, Amanda!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Broom, Belinda!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Bullemans, Margriet!’
‘ZWADDERICH!’
‘Filister, Simon!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Flets-Frimel, Joost!’
‘HUFFELPUF!’
‘Griffel, Hermelien!’
Hermelien rende zowat naar voren en ik duimde in de zak van mijn gewaad.
‘GRIFFOENDOR!’
Ik klapte hard en Hermelien liep stralend naar de Afdelingstafel van Griffoendor. Achter me kreunde iemand. Ik keek boos achterom en zag dat het Ron Wemel was geweest. Ik kon het hem niet kwalijk nemen dat hij Hermelien niet had gemogen in de trein, maar om haar nou een plaats in Griffoendor niet waardig te vinden, dat vond ik te ver gaan. Plotseling kwam er een schokkende gedachte bij me op. Wat nou als de Hoed het bloed van mijn ouders in mij zagen en me bij Zwadderich indeelden?! Dat zou vreselijk zijn! Ik zou gewoon heel hard denken: IK BEN NIET ZOALS MIJN OUDERS! En misschien zou hij me dan bij Griffoendor plaatsen.
‘Goldstein, Anton!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Kriek, Michel!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Korzel, Vincent!’
‘ZWADDERICH!’
‘Kwast, Karel!’
‘ZWADDERICH!’
‘Lubbermans, Marcel!’ De Hoed deed er nogal lang over om te beslissen. Maar toen, uiteindelijk:
‘GRIFFOENDOR!’
Marcel rende zó enthousiast naar zijn Afdelingstafel, dat hij vergat de Hoed af te zetten en terug moest lopen.
‘Maanzaat, Melissa!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Malfidus, Draco!’
Ik voelde een golf van ijs door mijn maag spoelen. De bleke jongen liep met arrogante passen naar de Hoed, had hem nauwelijks op gedaan of de Hoed riep al: ‘ZWADDERICH!’
Ik keek hoe hij naast zijn lijfwachten ging zitten, die blijkbaar Korzel en Kwast heetten.
‘Marsman, Ernst!’
‘HUFFELPUF!’
‘Molm, Ella!’
‘ZWADDERICH!’
‘Noot, Theodoor!’
‘ZWADDERICH!’
‘Park, Patty!’
‘ZWADDERICH!’
‘Patil, Padma!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Patil, Parvati!’
‘GRIFFOENDOR!’
Ik was even uit het veld geslagen. De Patils waren zo te zien een eeneiige tweeling, hoezo kwamen ze dan niet bij elkaar? Het was dus toch mogelijk dat zusjes niet bij elkaar kwamen…Ik besloot er niet aan te denken.
‘Pekel, Sally!’
‘ZWADDERICH!’
‘Potter, Harry!’
Iedereen in de zaal begon opens te fluisteren.
Harry Potter liep naar de Hoed en het duurde een tijdje voordat de Hoed zei:
‘GRIFFOENDOR!’
Onmiddellijk sprong de hele Afdelingstafel van Griffoendor op en begon te juichen: “Wij hebben Potter! Wij hebben Potter!”
Ik zag Hermelien klappen en kreeg een wee gevoel in mijn maag. Wat nou als ik straks niet naast haar zou komen te zitten?
Er waren nog maar een paar mensen over, besefte ik opeens.
‘Tomas, Daan!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Turpijn, Lisa!’ Het donkerharige meisje liep naar voren.
‘RAVENKLAUW!’
‘Valentijn, Malfinia!’
Mijn adem stokte in mijn keel en ik liep trillerig naar voren. Ik voelde honderden paren ogen die me aanstaarden en ging op het krukje zitten. Gelukkig hoefde ik mijn ogen niet te sluiten, want de Hoed zakte over het grootste deel van mijn gezicht. Ik hoorde wat gegiechel vanuit de zaal.
‘Valentijn, hè? Heet jij wel echt zo? Heet je niet toevallig…Caligotan?’, vroeg een stemmetje in mijn oor.
Nee, dacht ik. Ik heb niks te maken met die Dooddoeners!
‘Ze zouden niet blij zijn als ze je zo hoorden praten’, zei het stemmetje.
Dat kan me niet schelen, dacht ik. Ik heet Malfinia Valentijn en ik haat wat zij doen. Ik ben niet zoals zij. Daarom hebben ze me ook uit huis geschopt. Ik had andere ideeën.
‘Andere ideeën, hè? Dat is een ander verhaal. Ik zie dat je genoeg hersens hebt voor Ravenklauw, maar iets houdt me tegen. Ik zie een lef, een durf die ik niet veel eerder heb gezien. Dus nu is de vraag, Griffoendor of Ravenklauw?’
Ik beet op mijn lip.
‘Je wil graag bij Hermelien Griffel, nietwaar?’, vroeg het stemmetje. ‘Je hebt je aan haar gehecht. Nou, dan zeker geen Zwadderich. Eens even kijken…
GRIFFOENDOR!’
Ik trok de hoed van mijn hoofd, gaf hem aan professor Anderling, en rende naar Hermelien, terwijl de tafel van Griffoendor applaudisseerde.
‘Goedzo, Malfie! Ik wist wel dat je het in je had!’, knipoogde Hermelien.
‘Nou, ik heb hem wel een beetje om moeten praten’, zei ik. ‘Eerst wilde hij me bij Ravenklauw zetten.’
‘Dat was ook niet erg geweest…’
‘Wemel, Ronald!’
‘GRIFFOENDOR!’
Ron Wemel kwam opgewekt op hen af, en werd meteen bestormd door een bende jongens die ook vuurrood haar hadden.
‘Zabini, Benno!’
‘ZWADDERICH!’
De donkere jongen voegde zich bij de Zwadderaars en daarmee was de Sorteerceremonie ten einde.
Ik keek naar de tafel en besefte opeens dat er voor elke leerling een gouden bord stond met dito bestek. Ik wilde net aan Hermelien vragen waar het eten was, maar toen stond het schoolhoofd, professor Perkamentus, op van zijn gouden stoel en spreidde zijn armen.
‘Welkom! Welkom op Zweinstein, aan het begin van een nieuw schooljaar. Voor het feestmaal begint, zou ik graag een paar woorden willen zeggen. En dit zijn ze: Domkop! Blubber! Kleinood! Kriel! Dank u.’
Ik knipperde verbouwereerd met mijn ogen, maar klapte toen met iedereen mee.
‘Je bent ook zo’n schaap, Malfie. Je loopt altijd met de kudde mee.’
Ik keek Hermelien boos aan.
‘Ik ben helemaal geen schaap! Ik vatte alleen niet – ’ Maar Harry Potter verwoordde mijn gedachtes.
‘Is hij – een beetje getikt?’, vroeg hij aan de jongen naast hem.
‘Getikt? Hij is een genie! De grootste tovenaar ter wereld. Maar hij is inderdaad getikt. Wil je aardappels, Harry?’
‘Malfie, doe je mond nou eindelijk eens dicht! Het ziet er niet uit!’
Maar deze keer negeerde ik haar, want op de borden was plotseling het allerheerlijkste eten verschenen wat ik ooit had gezien, geroken en gegeten. Ik begon meteen van alles en nog wat op te scheppen. Het smaakte net als het eruitzag.
‘Dat ziet er echt lekker uit’, zei opeens een stem achter me.
Ik keek om en verslikte me in een worstje. Hermelien klopte me ongerust op de rug.
Er was zojuist een geest achter me verschenen.
‘Kunt u niet…?’, vroeg Harry Potter aan de geest.
‘Ik heb al bijna vijfhonderd jaar niet meer gegeten’, zei de geest. ‘Dat is natuurlijk ook niet nodig, maar ik mis het wel. Mag ik me even voorstellen? Heer Hendrik van Malkontent tot Maling, tot uw dienst. Inwonend spook van de Griffoendortoren.’
‘Ik weet wie u bent! Mijn broer heeft over u verteld – u bent Haast Onthoofde Henk!’
‘Eerlijk gezegd heb ik liever dat jullie me heer Hendrik van Malkontent noemen’, zei de geest stijfjes, maar een jongen die zich eerder had voorgesteld als Simon Filister onderbrak hem met een vraag die bij mij ook net was opgekomen.
‘Haast Onthoofd? Hoe kan je nou haast onthoofd zijn?’
Ik wendde gauw mijn blik af, toen de geest zijn linkeroor beetpakte en zijn hoofd opzij liet klappen.
‘Moet dat zo tijdens het eten?’, mompelde ik walgend, en een paar mensen lachten.
‘Excuses’, zei Henk. ‘Zo – nieuwe Griffoendors! Ik hoop dat jullie ons dit jaar het afdelingskampioenschap gaan bezorgen? Griffoendor heeft nog nooit zo lang niet gewonnen. Zwadderich heeft zes jaar achter elkaar de beker in de wacht gesleept! De Bloederige Baron wordt zo langzamerhand onuitstaanbaar – dat is het spook van Zwadderich.’
‘Hoe komt al dat bloed op zijn kleren?’, hoorde ik Simon vragen, terwijl ik weer een worstje naar binnen werkte.
‘Dat heb ik nooit gevraagd’, zei Henk tactvol.
De toetjes die volgden op het hoofdmenu waren niet minder lekker, ook al zat ik zowat vol. Ik pakte een jamdonut.
(Ik ben altijd verslaafd geweest aan donuts.)
Om ons heen werd het gespreksonderwerp ‘families’.
‘Ik ben half en half’, zei Simon. ‘Mijn pa is een Dreuzel. Ma vertelde pas dat ze een heks was toen ze getrouwd waren. Dat was wel even schrikken.’
Ik grinnikte.
‘En jij, Marcel?’
Marcel begon uitvoerig te vertellen over zijn familie en tegen de tijd dat hij klaar was, had ik al 3 donuts opgepeuzeld.
Naast me was Hermelien met de oudste broer van Ron Wemel, Percy, een gesprek begonnen over de lessen.
‘Ik hoop echt dat ze snel beginnen, want er is zoveel te leren. Ik ben vooral geïnteresseerd in Transfiguratie, je weet wel, dingen van gedaante laten veranderen. Iedereen zegt dat het heel moeilijk is, maar –’
‘Je begint met kleine dingetjes, lucifers en naalden veranderen enzo.’
Toen alle toetjes op waren, stond het schoolhoofd weer op.
‘Ahum – nog even een paar mededelingen aan het begin van het schooljaar, nu we gedrenkt en gevoederd zijn. Vooral de eerstejaars moeten weten dat het bos op het schoolterrein verboden gebied is. Die waarschuwing moeten sommige oudere leerlingen zich trouwens ook nog maar eens goed inprenten. Meneer Vilder, de conciërge, heeft me verzocht om jullie eraan te herinneren dat er tussen de lessen niet getoverd mag worden op de gangen. In de tweede week van het schooljaar worden er proefwedstrijden gehouden voor de Zwerkbalteams. Leerlingen die voor hun afdeling willen spelen, moeten contact opnemen met madame Hooch. En ten slotte wil ik jullie op het hart drukken dat de rechtergang op de derde verdieping dit jaar verboden terrein is voor iedereen die geen uiterst pijnlijke dood wil sterven.’
Ik staarde hem aan, maar hield mijn mond zorgvuldig dicht.
‘Dat meent hij toch niet?’, vroeg Harry Potter aan Percy.
‘Ik denk het wel. Vreemd. Meestal geeft hij een reden waarom we ergens niet mogen komen – het bos zit vol gevaarlijke dieren, dat weet iedereen. Hij had het best aan de klassenoudsten mogen vertellen, vind ik.’
‘En laten we nu, voor we naar bed gaan, uit volle borst het schoollied zingen!’, riep Perkamentus. Veel leraren hielden op met glimlachen.
‘Iedereen mag zijn of haar lievelingsmelodie zingen. Van je ene, tweeën!’
“Zweinstein, Zweinstein, Zwijnig Zweinstein,
Leer ons toch volop.
Of we nu oud en kaal zijn,
Of jong met een puistenkop.
Prop onze hoofden vol met weetjes,
Hopelijk voelen ze zich daar thuis,
Want nu zijn ze leeg en tochtig,
Vol vliegjes, stof en gruis.
Leer ons wat het weten waard is,
Maak ons ietsje minder dom,
Doe je best, dan doen wij de rest,
En studeren onze hersens krom!”
Ik dacht onwillekeurig dat ik nog even moest wennen aan deze school en vroeg me tegelijk af of professor Perkamentus toevallig de tekst van het schoollied had bedacht.
Maar toch, toen ik even later in mijn comfortabele hemelbed lag en naar de diepe ademstoten van mijn kamergenoten luisterde.
Maar ik zat in Griffoendor. Gelukkig. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Zo Mrt 23, 2008 16:37 |
|
Hoofdstuk 6. Talent voor Toverdranken? Ik?
Op mijn allereerste schooldag kwam ik er al achter wat voor onaardige figuren er op school rondliepen. Als eerst had je de oudere jongens die jonge meisjes nafloten en met een windvlaag uit hun toverstokken hun rokjes lieten opwaaien. Dat was erg irritant als je snel even naar de wc moest, en het bewees ook meteen dat niet iedereen de regel van ‘niet toveren op de gangen’ serieus nam.
Ik was al een paar keer gedwongen om langs een groepje jongens te lopen, met mijn handen stevig om de zoom van mijn rokje geklemd. Ik was blij om hen teleurgestelde gezichten te zien.
Hermelien bleek meteen uit te blinken in bijna alle vakken, in Gedaanteverwisselingen, Bezweringen, Verweer tegen de Zwarte Kunsten en Geschiedenis van de Toverkunst.
Over Geschiedenis gesproken: Ik geloof niet dat ik ooit zó’n slaapverwekkend persoon heb gezien – of, nou ja, persoon: geest. Professor Kist was op een ochtend gewoon opgestaan uit zijn stoel in de lerarenkamer om les te geven, maar had toen zijn lichaam achtergelaten. Best freaky eigenlijk.
Pas later die week vond ik iets heel mysterieus op, iets wat ik nou nooit van mezelf had gedacht.
Toen ik samen met Hermelien op weg ging naar mijn eerste les Toverdranken, had ik nog niets in de gaten. De Toverdranklessen werden gegeven in de kerkers, waar het kouder was dan in de rest van het kasteel.
Het lokaal stond vol met glazen potten die dieren op sterk water bevatten. De leraar Toverdranken, professor Sneep, begon de les met het oplezen van de namen. Ik kon me de naam ‘Sneep’ vaag herinneren.
Bij de naam “Harry Potter” stopte hij even en zei zacht: ‘Ah. Harry Potter. Onze nieuwe beroemdheid.’ Daarna vervolgde hij de namenlijst.
‘Jullie zijn hier om de subtiele wetenschap en exacte kunst van het toverdrankbrouwen te leren. Omdat daar weinig hersenloos stokgezwaai bij komt kijken, zullen velen van jullie nauwelijks geloven dat dit ook toverkunst is. Ik verwacht niet dat jullie de schoonheid van een zacht pruttelende ketel zullen waarderen, van de kringelende damp, de delicate kracht van vloeistoffen die door de menselijke aderen kan kruipen en de geest bedwelmen, de zintuigen begoochelen…ik kan jullie leren hoe jullie roem kunnen brouwen, glorie kunnen destilleren en zelfs de dood kunnen bottelen – als jullie tenminste niet zulke grote reuzelkoppen zijn als de meeste leerlingen.’
Ik fronste licht mijn wenkbrauwen. Hoezo zouden we ‘de schoonheid van een pruttelende ketel’ niet kunnen waarderen? Deze toespraak, aan het begin van de allereerste les – waar sloeg hij op?
Er was een stilte gevallen. Plotseling zei professor Sneep: ‘Potter! Wat krijg ik als ik gemalen affodilwortel toevoeg aan een aftreksel van alsem?’
En toen gebeurde het. Iets in mijn hoofd begon als een razende na te denken, zonder dat ik het zelf wilde.
‘Geen idee, meneer’, zei Harry Potter.
‘Wel, wel – roem is blijkbaar niet alles.’
‘Uit affodil en alsem brouwen we een slaapdrank die zo krachtig is dat hij ook bekend staat als de Drank van de Levende Dood.’ Hé, dat wist ik. Hoe ik het wist, dat wist ik niet, maar het leek zo simpel als wat.
Professor Sneep keek me even verbluft aan, maar wendde zich toen weer tot Harry Potter.
‘Laten we het nog eens proberen, Potter. Waar zou je zoeken als ik om een bezoar vroeg?’
‘Ik zou het niet weten, meneer.’
‘Een bezoar is een steen uit een geitenmaag, die beschermt tegen de meeste soorten vergif.’ Hé, dat was makkelijk!
‘Je dacht zeker dat jij het niet nodig had om voor het begin van het schooljaar je boeken eens in te kijken, Potter?’ Professor Sneep had me blijkbaar niet gehoord. ‘Wat is het verschil tussen monnikskap en akoniet?’
‘Geen idee. Maar waarom stelt u Malfinia geen vragen, ze weet er blijkbaar veel vanaf.’
‘Monnikskap en akoniet zijn één en dezelfde plant.’ Met een beetje geluk betekende dit dat ik misschien érgens goed in zou worden!
Sneep wierp me een vlugge blik toe en wendde zich toen tot de klas.
‘Nou? Waarom schrijven jullie dat niet op? En Griffoendor krijgt een punt aftrek omdat je zo brutaal was, Potter. Valentijn – ’ Hij draaide zich naar me om. ‘Het ziet ernaar uit dat er eindelijk iemand op Zweinstein is gekomen met talent voor dit vak.’
Ik staarde hem verbijsterd aan, maar toen glimlachte ik breed, een beetje tegen mezelf. Ik had talent voor Toverdranken!
Om mijn verbijsterde blijheid compleet te maken, lukte het me vlekkeloos om de drank te brouwen die we moesten bereiden. Het was alsof het nooit anders was geweest, alsof ik er altijd al goed in was geweest, terwijl ik nog nooit iets had gebrouwen.
(Ben maar niet bang dat ik het hele Harry Potter verhaal van voor naar eind ga citeren, vanaf nu wordt het een beetje anders – het moet natuurlijk wel een fanfiction blijven, nee?^^)
Toen Toverdranken was afgelopen, ging ik even naar de wc, terwijl Hermelien weer naar de leerlingenkamer ging.
Toen ik de deur opendeed, wachtte me zo’n verbijsterend schouwspel, dat ik twee keer mijn ogen open en dicht moest doen zodat ik ze zou geloven. Ik dacht dat je alleen Toverdranken mocht brouwen in de lessen zelf, maar trok dit meisje zich duidelijk niets van aan. Ze had lang pikzwart haar in een paardenstaart en roerde in een ketel die boven één van de wasbakken pruttelde!
Ik sloot de deur en zei: ‘Hé, wat doe je daar?’
Het meisje keek geschrokken om, maar toen ze mij zag, lachte ze schamper. Ik zag aan de broche op haar gewaad dat ze in Zwadderich zat.
‘Dat gaat jou helemaal niks aan, Modderbloedje’, zei ze spottend.
‘Ik ben geen Modderbloedje’, zei ik, iets feller dan ik had gewild. ‘Ik ben van zuiver bloed.’
Het meisje draaide zich half om en keek me wantrouwig aan.
‘En hoe verklaar je dan dat je bij Dreuzels woont?’
Ik dacht even na, maar de stilte was voor het meisje blijkbaar al genoeg.
‘Zwak’, zei ze en ze boog zich weer over haar ketel. ‘Je bloedstatus ontkennen zonder een argument. Wat zou Moeder daarvan zeggen?’ Ze keek even peinzend omhoog en lachte toen een hoge lach. ‘Ze zou je waarschijnlijk uitlachen, zó hard dat je ervan tegen de muur zou slaan.’
‘Wat kan het mij schelen wat jouw moeder denkt? Ik ken haar niet!’, zei ik. Ik werd op de één of andere manier steeds kwader. ‘Ik vroeg me alleen maar af waarom je een drank brouwt op de wc, terwijl we Toverdranken hebben!’
‘Zoals ik al zei, gaat dat jou niets aan’, zei het meisje en ze roerde weer verder. ‘Ga alsjeblieft weg, je stank is nog erger dan die van deze wc’s, Modderbloedje.’
‘Ik zei al: Ik ben geen Modderbloedje!’, zei ik en ik hoefde opeens helemaal niet meer naar de wc. Ik stampte de deur uit en sloeg die met een klap achter me dicht.
‘Niet met de deuren slaan, alstublieft!’, riep een geïrriteerde stem. Ik keek om en zag Percy Wemel, de oudere broer van Ron Wemel, die Klassenoudste van Griffoendor was.
‘Het spijt me’, zei ik vlug en oprecht. ‘Ik werd alleen nogal koeltjes ontvangen daarbinnen.’ Ik wees over mijn schouder naar de dichte wc-deur. ‘Onterechte kwaadheid, misschien.’ Ik glimlachte zwakjes en liep snel naar de leerlingenkamer.
Hermelien zat in een hoekje te lezen, en ik zag haar alleen doordat haar grote bos haar boven haar boek uitkwam.
‘Hai Malfie’, zei ze, toen ik naast haar ging zitten en ze keek op. ‘Is er iets?’ Ze had waarschijnlijk de kille woede op mijn gezicht gezien.
Ik vertelde haar over het meisje en wat ze had gezegd.
Hermelien fronste haar wenkbrauwen. ‘Wat een driftkikker, zeg. Je vroeg alleen maar wat ze deed.’ Ik knikte en keek naar mijn knieën.
Ik had geen flauw idee dat ik later serieus last van haar zou krijgen, en dat het feit dat we het al meteen niet goed met elkaar konden vinden, een fout begin was. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Do Apr 17, 2008 21:04 |
|
De 'Angel' die in mijn 'naam' staat (onder elke post) maakt hier haar entree. Patje, wat zou ik toch zonder haar moeten
Hoofdstuk 7. Astoria Greengrass en haar wrede Toverdranktechnieken
Gelukkig kwam ik het meisje niet meer tegen. Ik was weliswaar een paar keer gedwongen om een ander toilet te nemen als ik haar ketel binnen zag staan, maar dan was ik al weg voordat ze had kunnen zien wie het was geweest.
Maar op een dag hield ik dat uit de weg gaan van problemen niet meer vol. Ik liet Hermelien achter in de Leerlingenkamer en stapte 10 minuten later de dichtstbijzijnde wc binnen.
Aan de ketel te zien die op de wasbakken balanceerde, zag ik dat het meisje er moest zijn, maar ze was nergens te bekennen.
Ik kon met een gerust hart naar de wc en toen ik uit mijn hokje kwam, was het meisje er nog steeds niet.
Mijn nieuwsgierigheid kreeg de overmacht en ik sloop naar de ketel.
Er stegen dikke donkerpaarse dampwolken uit op en mijn blik viel op het boek dat naast de ketel lag. Ik viste het uit de wasbak en liet mijn ogen over de bladzijden gaan.
Ik had al gedacht dat het meisje misschien niet veel goeds in de zin had, maar hier schrok ik wel van.
‘HOE MAAK JE HET STERKSTE VERGIF?’ stond er bovenaan de bladzijde waar iemand een hoekje had omgevouwen. Ik begon het recept te lezen en moest er gewoon van beven. Wat wilde deze meid met vergif?
Op dat moment klonken er voetstappen en ik kon me nog net omdraaien om een gedaante langs te zien schieten. Het was het meisje. Ze was plotseling binnengekomen en was laaiend over dat ik haar boek had gezien, dat was duidelijk. Ze richtte haar toverstok op me.
‘Waar denk je dat je mee bezig bent?! Ik laat normaalgesproken geen Modderbloedjes toe in dit toilet’, siste ze en haar toverstokhand trilde van woede.
Ik probeerde iets te zeggen, maar merkte dat ik het niet kon. Ik stond als aan de grond genageld van schrik en angst voor de toverstok. Ze kende vast allemaal Duistere Magie.
‘Moet ik soms een Waanzichtspreuk over je uitspreken, zodat je je niet meer herinnert wat je hebt gezien in het Toverdrankenboek van de familie Greengrass?! Het is familiebezit en ik moet mijn eer hoog houden! Dus maak nu dat je wegkomt, Modderbloedje, en vertel niemand, niemand, NIEMAND wat je gezien hebt, anders pak ik je heel wat minder zacht aan!!’
Vond ze een Waanzichtspreuk zacht aanpakken? Dat was P.U.I.S.T. niveau!
‘Laat haar met rust!’, zei opeens een stem.
Zowel het meisje als ik keken verbouwereerd om.
Er stond een meisje in de deuropening dat ik herkende als het meisje waarbij Hermelien, Marcel en ik in het bootje over het meer waren gevaren.
Ze had donker, krullerig haar, en ze was licht getint.
‘Wat heeft ze gedaan, behalve in je boek neuzen, Greengrass? Dat zou ieder normaal verstandig persoon hebben gedaan! Kijk nou, ze staat lam van de schrik! Wat voor vergiffen ben je aan het brouwen?!’
‘Dat gaat jou helemaal niks aan, Augustijn, Bloedverraadster!’, zei Greengrass met een vleugje hysterie in haar stem. ‘Alsof ik jou zou vertellen wat voor drankjes ik brouw. Rot toch lekker op naar je Bloedverradersafdeling!’
‘Graag, ik ben overal liever dan hier en ik doe alles liever dan hier staan en gezellig met jou kletsen’, beet Augustijn haar toe.
(Ja, ik noem ze even bij hun achternaam, dat is wat handiger.)
Ik stond als versteend naar hun geruzie te luisteren, toen ik opeens opnieuw voetstappen hoorde. Ze klonken bekend en het volgende moment kwam Hermelien binnen.
‘Malfinia, waar – ’
Ze zweeg abrupt.
‘Puh, gadver, nog een Modderbloedje’, zei Greengrass schamper. ‘Maak dat je wegkomt, of ik vervloek je weg!’
‘Je mag niet toveren buiten de lessen’, zei Hermelien. ‘En ik ga niet voordat ik mijn zusje heb meegenomen.’
‘Oh, je zusje?’, zei Greengrass geamuseerd. ‘Hebben jullie een Modderbloedjesfamilie? Wat gezellig!’
‘Mijn zusje is geen Modderbloedje!’, zei Hermelien. ‘Hemel, je bent net zo erg als ze al zei. Kom mee, Malfie.’
‘Malfie –’, zei Greengrass verwonderd. ‘Weet je wel met wie dat verward kan worden?’
Ik zag tot mijn verbijstering dat ze bloosde.
‘Ik vind Malfidus niet echt het blozen waard’, zei Augustijn.
Greengrass wierp haar een vernietigende blik toe.
‘Oh, maar we vertrekken meteen als je gaat zwijmelen om zijn Duistere woordjes en zijn Zwarte tovertechniekjes…’, grinnikte Augustijn. Ze pakte mij bij mijn arm en loodste me naar Hermelien. ‘Slaap lekker, Asje!’
Luider grinnikend deed ze de deur dicht.
‘Asje?’, vroeg Hermelien.
‘Ze heet Astoria Greengrass’, zei Augustijn. ‘Ik vind het leuk om haar te plagen. ‘Ik ben Angel trouwens, Angel Augustijn. Ik zit in het 1e jaar bij Griffoendor.’
‘Ik ben Hermelien Griffel.’
‘Ik ben Malfinia Valentijn.’
‘Maar, je achternaam begint met een ‘A’ en Belinda Broom was de eerste die bij Griffoendor werd ingedeeld’, zei Hermelien, die weer eens van haar scherpzinnige oplettendheid liet blijken.
‘Slim bedacht’, grinnikte Angel. ‘Ik ben vorig jaar blijven zitten, dus hoefde ik niet opnieuw worden ingedeeld.’
‘Ben je blijven zitten?!’, vroeg Hermelien, op een toon alsof ze zojuist had vernomen dat ze nog maar een week te leven had en daardoor haar examens zou missen.
‘Ja, nou ja, ik had echt een nare klas, geen aansluiting en zo. En van mijn vader moest ik het ook niet hebben, die stuurde me alleen maar scheldbrieven over waarom ik niet in Zwadderich zat…’
‘Is jouw vader ook…’, begon ik, maar ik verbeterde mezelf. ‘Ik bedoel, is jouw vader ook zo van het Zwadderich kamp?’
‘Hoezo ook?’
‘Nou, dat zijn er wel meer’, zei ik verwerend.
‘Ik heb het idee dat je iets verborgen houdt’, glimlachte Angel. ‘Maar ik zal je niet dwingen iets tegen je wil in te vertellen, we kennen elkaar ten slotte nog niet zo lang – ja, mijn vader is een Dooddoener. Nog steeds, inderdaad. Hij is zelfs familie van Voldemort.’
Hermelien slaakte en kreetje en ik staarde Angel gefascineerd aan.
‘Durf jij zijn naam gewoon hardop uit te spreken?’
‘Tuurlijk’, zei Angel schouderophalend. ‘Ik spreek jullie toch ook gewoon aan bij jullie naam?’
‘Ja, maar dat is anders’, zei Hermelien. Ze leek bang en ongerust.
‘Onze namen wekken niet voor iedereen grote paniek en onrust op. Maar Jeweetwel…’
‘Ja, Voldemorts naam heeft een verbluffende uitwerking op de hele tovergemeenschap, al snap ik zelf niet waarom’, zei Angel kalm. ‘En ik heb gehoord dat Harry Potter zijn naam ook uitspreekt.’
Hermelien werd plotseling een beetje kribbig.
‘Dat is waar ook, Malfie, daarvoor ging ik je zoeken’, zei ze gepikeerd, ‘maar Harry Potter en zijn maatje Ron Wemel zijn van plan om een toverduel te gaan houden om middernacht. Zijn ze niet achterlijk? Ze hebben een uitdaging van Malfidus aangenomen en nu denken ze serieus dat hij om middernacht komt opdagen in de Prijzenkamer. Het zou me niks verbazen als hij gewoon niet komt en Vilder een stille hint geeft dat er daar mensen gaan komen. Je moet me helpen om ze tegen te houden, Malfie, ze brengen zichzelf én Griffoendor in de problemen. Kom jij ook maar mee, Angel, hoe meer hulp, hoe beter.’
Dus vertrokken we meteen met z’n drieën naar de Leerlingenkamer.
Harry Potter en zijn roodharige vriend zaten in twee comfortabele stoelen.
‘Sorry dat ik stoor’, zei Hermelien en ze liep naar hen toe.
‘Wat nou weer?’, zei Ron. ‘Hebben we niet gezegd dat we niet naar je luisteren?’
‘Hermelien is niet onredelijk’, zei Angel. ‘Jullie mogen niet door de school zwerven ’s nachts én jullie brengen Griffoendor in gevaar.’
‘Wie ben jij nou weer?’
‘Kan jou dat schelen, ik kom alleen met advies. Ik ken Malfidus wel een beetje en hij gaat écht niet komen, hoor, vannacht. Dan ligt ie zich op zijn Slaapzaal te verkneukelen over hoe jullie de volgende dag van school worden gestuurd.’
‘Ja hoor, alsof we betrapt gaan worden.’
Ik vond ze nogal arrogant. Alsof ze ervan overtuigd waren dat ze nooit betrapt zouden kunnen worden.
‘Luister eens’, zei ik en ik boog me naar hen toe. Ze keken me met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Als jullie jezelf nu konden horen praten, zouden jullie ons begrijpen. Jullie klinken echt egoïstisch, alsof niemand zo goed is in door de school zwerven als jullie. Willen jullie de Afdelingsbeker soms niet winnen? Ik zeg alleen maar Malfidus niet gaat komen vanavond, als jullie me niet willen geloven moeten jullie het zelf maar weten. Ik ga nu in elk geval naar bed. Welterusten. Oh, en als jullie morgen jullie hutkoffers inpakken, denk dan aan mijn wijze raad. Kom Angel, Hermelien.’ Ik sleurde hen mee naar de Slaapzaal.
De jongens kwamen de volgende dag nog gewoon op school – er was blijkbaar niks opwindends gebeurd, sterker nog, Malfidus was niet op komen dagen.
Ik had geen zin in ruzie, dus ik bewaarde mijn zei-ik-het-niet-praatje wel tot later.
Ik kwam er al snel achter dat Astoria Greengrass, net als ik, een ongekend talent was in Toverdranken.
Ik wilde dolgraag weten wat voor drankjes ze brouwde op het toilet, maar ik durfde er niet meer naar binnen – straks vervloekte ze me nog.
Het viel me ook op dat ik haar nooit in de gang zag lopen; alsof ze altijd alleen maar in die wc bij haar brouwsels zat.
Met haar wrede Toverdranktechnieken zou ik in de toekomst vast nog wel kennis gaan maken… |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Wo Apr 30, 2008 16:58 |
|
Hoofdstuk 8. Angel Augustijn, Ivy van Zeist en Luxy Airam
Dat ik Angel Augustijn heb ontmoet, is een goede actie geweest, weet ik nu.
Uiteraard wist ik dat nog niet toen ik in mijn eerste jaar zat, maar aangezien dit verhaal zich daarin afspeelt, zal ik maar niet afdwalen.
Angel Augustijn mocht dan niet zo groot zijn, ze wist haar mondje goed te roeren. Als er ook maar één Zwadderaar minachtend fluisterde als Hermelien langsliep, barstte ze in een woedende tirade uit over ‘zullen we eens over jouw familie beginnen’ en ‘ga toch feeksen verleiden, brabbelkop’.
Meestal moest ik dan mijn best doen om niet in lachen uit te barsten.
Maar Angel had ook haar duistere kanten, waarin ze zichzelf en het leven opeens haatte en iedereen die in haar buurt kwam meteen een schop had gegeven als ze niet zou worden tegengehouden door Hermelien en mij.
Hermelien en ik waren zo’n beetje de enigen die haar in toom konden houden, en daar was Angel zelf ook behoorlijk verbaasd over, aangezien er blijkbaar nog nooit iemand was geweest die haar woede kon bekoelen.
Dankzij Angel leerden Hermelien en ik Ivy van Zeist en Luxy Airam kennen, twee totaal verschillende meisjes, die ook goede vriendinnen van ons werden.
Ivy was een tweedejaars van Griffoendor, die behoorlijk fan was van de Witte Wieven en af en toe behoorlijk agressief uit de hoek kon komen. Het was een schat van een meid, met een klein hartje en een grote mond.
Luxy was een vijfdejaars van Ravenklauw, met een zekere obsessie voor Fins en verhalen schrijven. Ze had zo af en toe haar ups en downs, maar oh, wat zouden we zonder haar moeten.
Het was heel leuk om met zijn vijven door de gangen te lopen, ook al konden we voornamelijk in de weekenden goed met elkaar afspreken, omdat Ivy en Luxy natuurlijk hun eigen lessen volgden. Angel had vorig jaar met Ivy in de klas gezeten, maar pas aan het eind van het jaar (toen het volgens Angel al ‘te laat’ was), waren ze vriendinnen geworden. Angel had toen geen tijd meer om haar cijfers te verbeteren en bleef zitten, terwijl Ivy gewoon over ging.
Op een zaterdag zaten we met zijn vijven in de bibliotheek.
‘Wat doen we hier?’, vroeg Ivy en ze bladerde verveeld door Verweer Tegen De Zwarte Kunsten – Wat Te Doen Als U Onder Druk Staat Door Een Vijandige Stok? ‘Dit is echt een belachelijk boek. Alsof je, als je wordt bedreigd door een vijandige toverstok, nog even de tijd hebt om te zeggen: Momentje, hier heb ik iets over gelezen. Gewoon belachelijk.’
‘Ach nou, er staan veel nuttige tips in’, zei Hermelien, die zelf haar Geschiedenis van de Toverkunst werkstuk schreef alsof haar leven er vanaf hing (Wat eigenlijk ook zo was, aangezien we het maandag al in moesten leveren).
‘Wit beyond measure is men’s greatest treasure’, verzuchtte Luxy.
‘Gaat ze weer’, zei Ivy en ze rolde met haar ogen. ‘Wat betekent het ook alweer?’
‘Wijsheid zonder grens is ieders liefste wens!’, riepen we allemaal in koor en we giechelden.
Luxy knikte streng met haar hoofd. ‘Dat kan wel zijn, maar er zit een belangrijke boodschap in, Ivy. Wijsheid zonder grens. Wat duidelijk maakt dat iedereen zoveel mogelijk wil weten. Dus ik zou toch maar eens goed gaan lezen.’
Ivy zuchtte en sloeg een bladzijde om.
‘Waah, sugoi1, kijk daar!’, zei Angel opeens. Ze tikte tegen haar leesbril en knikte naar een boekenkast verderop.
Voor de boekenkast stond een lange jongen met donker haar. Hij was niet bepaald lelijk.
Er verscheen een duivelse grijns op Angel ’s gezicht. Ze sloeg haar boek dicht en gaf het aan mij.
‘Malfinia, meid, ga jij dat boek eens even terugzetten. Het stond daar ergens in de kast.’ Ze gebaarde naar de kast waar de jongen voor stond.
‘Nou, Angel, waarom ik?’, vroeg ik.
‘Omdat je Valentijn van je achternaam heet’, zei Angel achteloos. ‘Kom op.’
‘Ja, maar – ’
‘Toe nou maar, Malfie. Je zocht toch wat afleiding?’, vroeg Hermelien, die even opkeek van haar werkstuk.
‘Ja, maar niet op deze manier.’
‘Toe nou maar’, drongen Ivy en Luxy aan. ‘Wat kan je nou gebeuren?’
‘Ja, precies, dat vraag ik me ook af. Ik val toch totaal niet op?’
De 4 keken elkaar gekweld aan.
‘Goed, goed, ik ga al.’
‘Go for it, girl!’
‘Gambatte!’2
(Angel had er een gewoonte van gemaakt om Japans te praten.)
Ik liep met het zware boek in mijn hand in de richting van de jongen, ik bedoel de boekenkast. Ik had niet echt veel aandacht voor de jongen, toen ik langs hem liep en keek waar het boek hoorde. Als madame Rommella erachter kwam dat één van haar geliefde boeken niet op de juiste plank stond, zou ze de hele school afzoeken naar de dader – en daar zat ik niet op te wachten.
Nou, moet je weten, ben ik niet bepaald groot. Niet groot genoeg om opgewassen te zijn tegen honderden reusachtige boekenkasten en je kan je mijn reactie denk ik wel voorstellen toen ik erachter kwam dat het boek van Angel van de bovenste plank afkomstig was. Hoe Angel het boek daar zelf vandaan had weten te halen, was mij een raadsel.
Dus begon ik, veracht me niet, wanhopig op en neer te springen met het boek in mijn uitgestoken hand en probeerde het enigszins in de kast te schuiven. Twee keer viel ik bijna achterover. Had Angel niet een iets minder dik boek kunnen kiezen?
Ik strekte mijn arm zo ver mogelijk uit en ging zo hoog op mijn tenen staan als maar mogelijk was, maar ik kwam er gewoonweg niet bij. Om mij heen was geen bekende te zien, dus ik stond er zo te zien alleen voor.
Vanuit mijn ooghoek zag ik dat de lange jongen naar me keek, dus dat maakte mijn wanhoop nog sterker. Áls hij me zag, waarom bleef hij dan staan? Zou hij me niet kunnen helpen? Zag hij niet dat ik in nood verkeerde?
Alsof hij mijn gedachtes hoorde, kwam hij opeens op me af.
‘Kan ik je ergens mee helpen?’
‘Ja’, zuchtte ik opgelucht. ‘Jij bent groter dan ik. Zou je dit boek voor mij op de bovenste plank kunnen leggen?’
Hij pakte het boek uit mijn handen en bekeek het.
‘Zo, geïnteresseerd in liefdesdrankjes?’
Ik staarde hem niet-begrijpend aan. ‘L-Liefdesdrankjes?’
Hij liet me de voorkant van het boek zien en ik voelde dat ik rood aanliep.
Waarom had Angel me een boek over liefdesdrankjes in mijn handen geduwd?!
‘Eh, nou, ik…het is niet van mij, van een vriendin. Ze moest even naar de wc en vroeg of ik dit boek wilde terugleggen.’
‘Aha’, zei de jongen en hij legde het boek terug. ‘Jij bent een eerstejaars, hè?’
Ik voelde me vuurrood worden. ‘Eh…ja…’
‘Zozo. En die vriendin van jou ook? Liefdesdrankjes zijn verboden op Zweinstein, dat weet ze toch wel?’
‘Ja’, zei ik vlug en besloot wat feller te worden. ‘Maar erover lezen kan toch geen kwaad? Bedankt voor de hulp, maar nu moet ik weer gaan. Tot ziens.’
‘Dag’, zei de jongen en hij draaide zich om.
Ik glipte langs hem aan en liep naar de anderen toe.
‘En?’, vroeg Angel. ‘Hoe – ’
Ik wierp haar een nijdige blik toe en wenkte de anderen. ‘Kom mee.’
Pas op de gang draaide ik me om naar Angel.
‘Waarom een boek over liefdesdrankjes? Ik ben een eerstejaars. Die gast vertrouwt me nu al niet, volgens mij. Ik zei dat ik het van een vriendin moest terugbrengen, en hij leek heel geïnteresseerd in wie mijn vriendin wel niet zou zijn dat ze zo’n boek zou lenen. En nee, ik weet niet hoe hij heet of in welk jaar hij zit. Vraag het de volgende keer zelf maar.’
Angel leek een beetje verslagen.
‘Sorry, Malfinia’, zei ze. ‘Ik wilde je niet van streek maken, alleen wat afleiding, zoals Hermelien al zei.’
‘Nou, dat is gelukt’, zei ik kribbig. ‘Ik ben niet zoals Astoria Greengrass, die van alle soorten gevaarlijke toverdrankjes brouwt op een wc. Zou je dat willen onthouden?’
Angel glimlachte schuchter.
(Voor de niet-Japans sprekende mensen hier een paar voetnoten)
1 sugoi = uitroep van verrukking (zoiets als 'amazing')
2 gambatte = succes/ga ervoor |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone...
Laatst aangepast door RoebZ op Za Mei 10, 2008 16:29; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Do Mei 08, 2008 19:26 |
|
Hoofdstuk 9. De driekoppige hond
‘Geloof het of niet, maar die sukkels hebben wéér een duel met Malfidus afgesproken! Alsof hij deze keer wél gaat komen! Ze laten zich wel in de maling nemen, zeg!’
Hermelien stampte de leerlingenkamer in.
Ik ging in een comfortabele stoel bij de haard zitten en keek haar aan.
‘Wat wou je ertegen doen?’
‘Ik ga ze tegenhouden. Vanavond, als ze gaan, blijf ik hier zitten en hou ze tegen.’
‘Dan blijf ik ook.’
‘Nee, Malfie. Je moet vroeg naar bed, je bent te jong.’
‘Ik ben even oud als jij!’
‘Maar wel 7 maanden jonger.’
Ik voelde me net het onhandige kleine zusje. Ik balde mijn vuisten en sloeg mijn armen over elkaar.
‘Hey, cool it, ladies, no need to quarrel’, zei opeens een dromerige stem vanuit de schaduwen.
‘Hou maar op, Angel’, zei Hermelien.
‘Hé, wat verpest je mijn act nou? Ik zat er net zo lekker in. Maar, ik ving jullie gesprek toevallig op…’
‘Heel toevallig’, zei ik.
‘…en ik ga echt niet hier blijven zitten om die twee rattenveters te zeggen dat ze moeten stoppen met stom doen. Ik ga morgen wél toekijken hoe ze hun koffers inpakken, want dat vind ik wel leuk. Slaap lekker!’ Vrolijk liep ze naar de slaapzaal.
‘Accepteer het nou maar, ik blijf hier zitten’, zei ik koppig.
Hermelien zuchtte. ‘Je doet maar wat je niet laten kan. Maar ik ga wél eerst mijn ochtendjas aantrekken. Kom mee.’
Even later verscholen we ons in de twee stoelen bij de haard, Hermelien in haar roze en ik in mijn paarse ochtendjas.
Tegen middernacht hoorden we twee paar voeten naar beneden komen.
Hermelien duwde mijn hoofd omlaag en verschool zichzelf ook in haar stoel.
Twee donkere gedaantes passeerden onze stoelen en liepen richting het portretgat.
Plotseling zei Hermelien: ‘Ik kan gewoon niet geloven dat je dit echt wilt doorzetten, Harry.’
Ze stond op uit haar stoel en trok mij achter zich aan.
De reactie van de jongens was feller dan ik had verwacht – maar misschien hadden ze al zo’n ervaring met Hermelien – dan kon ik me makkelijk inbeelden dat ze nu zo’n beetje een hekel aan haar hadden.
‘Jij!’, zei Ron Wemel furieus, en ik schrok me een ongeluk. ‘Ga terug naar bed!’
‘Het heeft maar weinig gescheeld of ik had het tegen je broer gezegd. Percy is klassenoudste – die zou er wel een stokje voor hebben gestoken.’
Ik wist niet dat Hermelien dat had willen doen, maar klampte me aan haar arm vast, toen ik de uitdrukking op Ron ’s gezicht zag.
‘Vooruit’, zei Harry Potter en hij duwde het portretgat open en klom erdoorheen.
Maar Hermelien volgde de jongens door het portretgat en – aangezien ik me aan haar vasthield – werd ik meegetrokken. Het was best pijnlijk.
‘Geven jullie dan niets om Griffoendor? Jullie denken alleen aan jezelf. Ik wil niet dat Zwadderich de beker wint en door jullie raken we nu vast punten kwijt die ik van professor Anderling heb gekregen omdat ik die spreuken wist bij Wisselspreuken.’
Dat wist ik nog. Nog nooit was Hermelien zó gelukkig geweest. En ik wilde dat ze dat bleef, dus begon ik me met het gesprek te bemoeien.
‘Ga weg.’
‘We hebben jullie al eerder gewaarschuwd! Morgen, als jullie in de trein naar huis zitten, denken jullie vast nog vaak aan wat we hebben gezegd! Oh ja, en jullie worden ook eerst nog even uitgelachen door Angel…Niet te geloven dat jullie zo egoïstisch zijn!’
‘Ehm…Malfie…’
‘Jullie verdienen het niet eens om op deze school te zitten, stelletje zelfzuchtige, achterbakse…’
‘Malfie…’
‘Ik wil jullie spottende blikken niet zien, want ik weet gewoon zeker dat jullie van school worden gestuurd omdat jullie niet naar ons hebben geluisterd!’
‘Malfie!’
‘Wat?!’
‘De Dikke Dame is weg. We kunnen niet meer naar binnen.’
Ik knipperde even met mijn ogen. Hermelien had gelijk. De Dikke Dame was blijkbaar op visite bij een vriendin, want ze was verdwenen.
‘Nou hebben jullie een probleem’, zei Ron smalend. ‘Wij moeten gaan, anders komen we te laat.’ Hij en Harry liepen weg.
Hermelien staarde hen met open mond na, maar toen pakte ze me bij mijn hand en sleepte me mee.
‘Wij gaan mee!’
‘Vergeet het maar!’
‘Denken jullie soms dat we hier blijven staan tot we door Vilder worden betrapt? Als hij jullie ook betrapt, leg ik de situatie uit. Dan zeg ik dat wij jullie probeerde te waarschuwen en tegen te houden, maar dat jullie niet wilden luisteren en dan kunnen jullie dat bevestigen.’
‘Jij hebt wel lef –’
‘Hou alsjeblieft je mond!’, siste Harry.
We liepen richting de Prijzenkamer en kwamen gelukkig Vilder niet tegen.
Bij de derde verdieping aangekomen, bleef Hermelien even staan, maar toen snoof ze diep en liep verder. Gelukkig had ze me losgelaten en kon ik gefascineerd om me heenkijken.
De gang was heel donker en zou er misschien wel spookachtig uitzien bij daglicht, maar voor de rest vond ik het een normaal uitziende gang en vroeg me net af waarom de gang dan verboden was dit jaar, toen we bij de Prijzenkamer aan waren gekomen.
Er was niemand te zien.
De Prijzenkamer was wel heel mooi en alle trofeeën en bekers glansden in hun kristallen vitrines.
Er gingen een aantal minuten voorbij, waarin ik me steeds meer achter Hermelien verschool. Zij was de enige in deze ruimte die ik op dit moment vertrouwde.
‘Hij is laat. Misschien durft hij niet’, fluisterde Ron.
Ik had hem graag uit de droom geholpen, maar op dat moment leek mijn hart stil te staan. Er klonk een stem in de stilte, maar niet die van een leerling.
‘Ruik maar eens goed, mijn liefje. Misschien verschuilen ze zich in een hoek.’
Vilder. Mijn instinct zei me dat we ons moesten verstoppen, dus keek ik om me heen en zag een andere deur. Ik trok Hermelien aan haar arm mee in de richting van de uitgang. Ik hoorde dat de twee jongens ons haastig volgden.
‘Ze moeten hier zijn. Waarschijnlijk houden ze zich ergens schuil’, mompelde Vilder.
‘Hierheen!’, fluisterde Harry en wees op een galerij vol harnassen.
We slopen er zo snel mogelijk doorheen.
Misschien kwam het door de spanning, of door het feit dat er van alles mis kon gaan, maar plotseling hoorde ik iets wat mijn bloed deed stollen. Het enige geluid wat mij zo’n angst kon inboezemen….Een grauw en een grom….
Ik gilde, kneep mijn ogen dicht en tastte naar iets waar ik me aan kon vastklampen. Ik voelde iets massiefs, wierp ik me er tegenaan.
Er klonk een geschokte geschreeuw en een keihard gekletter…en ik botste pijnlijk tegen een harnas, dat kletterend op de grond viel.
‘Malfinia!’
‘LOPEN!’, brulde Harry en ik kroop overeind en rende voor mijn leven.
Ik had geen idee waar we heen vluchtten, we flitsten door gangen en vlogen door wandkleden.
Uiteindelijk stopten we bij het Bezweringenlokaal.
‘Volgens mij zijn we hem kwijt’, hijgde Harry, die zijn voorhoofd afveegde.
‘Ik zei het toch’, pufte Hermelien.
Ik zat op mijn knieën op de grond met mijn handen voor mijn gezicht en ik snikte zachtjes.
‘Hé, waarom moest je me nou zonodig omver gooien?’, vroeg de stem van Ron.
Ik keek op.
‘Sorry, ik zocht iets waaraan ik me kon vastklampen. Ik schrok me een ongeluk. Kijk niet zo, het was niets persoonlijks!’
‘Nou goed. We moeten zo snel mogelijk terug naar onze eigen toren’, zei Ron, die nogal rood was.
‘Verander het onderwerp niet. Malfidus heeft jullie beetgenomen – alweer. Ongelooflijk dat jullie er intrapten – alweer. Jullie snappen het toch wel? Hij was helemaal niet van plan te komen – alweer. Vilder wist dat er iemand in de Prijzenkamer zou zijn, hij zal wel een tip hebben gekregen van Malfidus – alweer.’
Tot mijn genoegen zag ik dat de jongens erg geërgerd leken.
‘Laten we gaan’, zei Harry vlug.
We hadden nauwelijks 10 passen gezet, of er schoot iets uit een lokaal. Foppe.
‘Stiekem rondsluipen in het holst van de nacht? Kleine eerstejaartjes? Foei, foei, foei. Stouterdjes, stouterdjes. Wie weet worden jullie wel gesnapt.’
‘Niet als je ons verraadt. Alsjeblieft, Foppe’, zei Hermelien smekend.
‘Eigenlijk zou ik het tegen Vilder moeten zeggen. Het is voor jullie eigen bestwil, weetje.’
‘Uit de weg!’, snauwde Ron.
‘LEERLINGEN UIT BED! LEERLINGEN UIT BED OP DE BEZWERINGENGANG!’
‘Idioot!’, beet ik Ron toe, maar Hermelien duwde me vooruit. We holden onze benen haast uit onze lijven en zagen in de verte een deur. Een deur met een slot.
‘We zijn er geweest! We kunnen het wel schudden! Zeg maar dag met je handje!’
‘Alsjeblieft, zeg, niet zo dramatisch.’
‘Opzij!’, zei Hermelien bruusk en ze trok haar toverstok. ‘Alohomora!’
De deur vloog open en we schoten naar binnen.
Hermelien bleef aan de deur gekluisterd staan en luisterde naar de conversatie tussen Foppe en Vilder op de gang, samen met Harry en Ron.
Ik stond als aan de grond genageld. Als enige had ik me omgedraaid en zag ik waarom deze gang verboden was. Ik kon me niet verroeren, ik staarde naar het ding dat in de brede gang stond en terugkeek – met drie paar ogen.
De rug van de hond streek tegen het plafond en zijn drie paar ogen waren opengesperd. Hij had niet alleen drie paar ogen, maar ook drie paar koppen, drie paar neuzen en drie paar kwijlende bekken vol vlijmscherpe gele tanden.
Het beest gromde en ik rilde.
Ik hoorde de stemmen van de anderen op de achtergrond, maar ze leken van heel ver te komen.
‘Hij denkt dat deze deur op slot is’, hoorde ik de stem van Harry zeggen. ‘Nu redden we het wel, als we hier even blijven…’
Op dat moment begon ik wanhopig te gillen (aangezien ik niet wist wat ik anders moest doen om duidelijk te maken dat ik hier geen moment langer wilde blijven).
Een moment later werd ik achterovergetrokken en viel ik op de kille stenen vloer van de gang buiten de deur. Voor mijn neus gooide Harry de deur met een klap dicht. Hij en Ron renden ervandoor.
Hermelien hees me overeind en ik zag dat ze doodsbleek was.
‘Gaat het, Malfie? Kom, we moeten nu even rennen, want straks beukt dat monster de deur nog in.’
Ik slikte. Daar zat ik niet op te wachten. Ik was al genoeg geschrokken.
Ik rende achter Hermelien aan en kwamen bij het portret aan, waar Harry en Ron stonden te wachten.
‘Waar zijn jullie in vredesnaam geweest?’, vroeg de Dikke Dame.
‘Doet er niet toe – varkenssnuit, varkenssnuit’, hijgde Harry en het portret zwaaide open.
We waren pas weer in staat om te praten toen we binnen waren.
‘Waarom denk je dat zo’n beest opgesloten zit in een school? Als er ooit een hond nodig uitgelaten moet worden, is hij het wel’, zei Ron.
Ik vond het nogal lame van hem dat hij uitgerekend op dít moment een grappige opmerking wilde maken, en dat was Hermelien duidelijk met me eens.
‘Bewaar je grapjes voor later, wil je?! Hebben jullie trouwens wel ogen in je hoofd? Zagen jullie niet waar hij op stond?’
Ik staarde haar aan.
‘De vloer? Ik keek eigenlijk niet naar zijn poten. Ik had het te druk met zijn koppen’, zei Harry gevat.
Ik lachte honend.
‘Nee, niet op de vloer. Hij stond op een luik. Het is duidelijk dat hij iets bewaakt.’
Ik vroeg me nu ook af hoe ze daar in die gang had gestaan. Ik had gegild, en zo te merken hadden Harry en Ron daar als versteend naar zijn koppen staan kijken. Had zij daar geïnteresseerd naar zijn poten staan kijken?
‘Ik hoop dat jullie blij zijn. We hadden allemaal opgevreten kunnen worden – of nog erger, van school gestuurd. Als jullie het niet erg vinden, ga ik nu naar bed. Kom, Malfie.’ Ik volgde gedwee, maar hoorde Ron nog wel zeggen:
‘Nee, dat vinden we helemaal niet erg. Je zou nog denken dat wij haar hadden gedwongen om mee te gaan!’
Ik was echter te geschokt om hem van repliek te dienen.
Het was duidelijk waar ik vannacht van zou gaan dromen.
Toen we de meisjesslaapzaal binnenkwamen, werden we tot onze verbijstering opgewacht door een klaarwakkere en geïrriteerde Angel.
‘Goed, ik had gedacht dat jullie die jongens zouden waarschuwen en tegenhouden misschien, maar niet dat jullie daarbij nog een aangename nachtwandeling zouden maken.’
‘Dat hebben we niet gedaan, en het was zeker niet aangenaam’, zei Hermelien uit haar doen. ‘Die idioten. We zijn bijna verscheurd door een driekoppige hond die is opgesloten op de derde verdieping. Malfie is geloof ik half getraumatiseerd. Kijk haar eens trillen.’
Ik greep inderdaad met trillende handen naar mijn dekens.
‘Haal dat ‘half’ maar weg. Ik ga hier nog maanden nachtmerries van krijgen. Ik heb de longen uit mijn lijf gegild.’
‘Ze heeft ook die stommeling van een Ron Wemel tegen de grond gesmeten, omdat ze zo bang was’, zei Hermelien onnodig.
‘Goedzo’, zei Angel knikkend. ‘Het is een begin.’
‘Hoezo, een begin?’, vroeg ik achterdochtig.
Angel en Hermelien keken elkaar even doordringend aan.
‘Nou, welterusten’, zei Angel luchtig. ‘Vertellen jullie me morgen maar alle details.’
‘Ik kan niet wachten’, zei ik sceptisch en ik kroop onder de dekens.
Ik durfde niet te gaan slapen – ik kreeg nachtmerries nooit uit mijn hoofd. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Do Mei 08, 2008 22:24 |
|
Hoofdstuk 10. Een apart Halloweenfeest en een onverwachte vriendschap
Fear dit lange hoofdstuk ^^
Hermelien liet zich vanaf de volgende ochtend geen kans meer voorbij gaan om Harry en Ron de loef af te steken.
Toen de vrienden de ochtend na het nachtelijke uitje de Grote Zaal uitkwamen met een groot, langwerpig pak tussen hen in, liepen ze eerst langs ons zonder ons op te merken. Ze leken erg in hun sas.
‘Het is toch waar?’, grinnikte Harry, toen ze ons passeerde bovenaan de marmeren trap. ‘Als hij Marcels Geheugensteen niet had gestolen bij de Vliegles, zat ik nu niet in het team.’
Blijkbaar volgde Hermelien hen al zó vaak, dat ze precies wist waar ze het over hadden.
‘Dus je vindt dat een beloning omdat je de regels aan je laars hebt gelapt?’, zei ze nijdig toen ze nog nét binnen gehoorsafstand waren. Ze keek met een blik vol walging naar het pak.
‘Ik dacht dat je niet meer met ons praatte?’, zei Harry koeltjes.
‘Ja, ga daar alsjeblieft mee door. Het was juist zo lekker rustig’, zei Ron venijnig.
Hermelien wenkte me met een knikje en liep met haar neus in de lucht pinnig verder.
‘Hé jongens! Is het waar dat Harry Potter in ons Zwerkbalteam zit? En dat hij een Nimbus 2000 heeft?’
‘Ja’, zei Hermelien knorrig en kapte Ivy abrupt af.
‘Wauw…En hij is pas eerstejaars…En niet eens reserve! Ik zit op de bank terwijl hij lekker mag vliegen!’
‘Trek het je niet aan, hij is een egoïstisch rotjoch’, zei Angel. ‘Egoïstische rotjochies krijgen altijd voorrang voor eerlijke, mepgrage tweedejaars.’
‘Moet ik me aangesproken voelen?’, vroeg Ivy.
‘Wat jij wil’, zei Angel schouderophalend.
‘Over dat luik, hè?’, begon Luxy, en Hermelien wendde zich gretig tot haar, hopend op een reactie over haar nieuws.
‘Ik las gisteren in de Ochtendprofeet dat er ingebroken is bij Goudgrijp…Zou dat er iets mee te maken hebben?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Ne, ne, Malfinia-chan3’, zei Angel opeens met een duivelse grijns.
Mijn gezicht betrok. Als Angel Japans begon te praten, was dat geen goed voorteken.
‘Wat?’, vroeg ik wantrouwig.
Angel wees met haar duim over haar schouder. ‘Anata no tomodachi wa koko4.’
‘Je vriend staat daar’, vertaalde Luxy, zonder uit haar boek op te kijken.
Ik keek om en zag de lange jongen die ik eerder had ontmoet bij de boekenkasten staan. Ik wendde me weer tot Angel.
‘Hij is mijn vriend niet en het kan me niks schelen dat hij daar staat.’
‘Ara…watashi no hon wa…5’ Angel keek zoekend om zich heen.
‘Praat alsjeblieft weer normaal verstaanbare taal’, zuchtte Ivy.
‘Ze zoekt haar boek’, zei Luxy.
‘Oh nee, Angel, haal het niet in je hoofd.’
‘Luxy, zou ik je boek mogen –’
‘Waag het niet om mijn boek af te pakken.’
‘Wat zou je doen als ik het wel deed?’
‘Crucio.’
‘Wow…*kuchobsessedkuch* Ivy? Heb jij nog een boek dat je hebt geleend? Het liefst een over liefdesdrankjes?’
‘Angel! Wil je dat ik strafwerk krijg omdat mensen gaan denken dat ik liefdesdrankjes brouw?’
‘Waar is Asje als je haar nodig hebt…’
‘Laat me niet lachen, Angel. Malfinia zou meteen de bieb uitvluchten als ze hier was.’
‘Hé, jij daar.’
‘Oh mijn god, hij heeft me gezien. Nu gaat hij vast vragen of ik de afgelopen tijd nog liefdesdrankjes heb gebrouwen.’
‘Ik regel het wel.’
‘NEE, ANGEL.’
‘Sorry, maar jij was toch dat meisje dat laatst een boek over liefdesdrankjes kwam terugbrengen?’
‘J-Ja…voor een vriendin van mij.’
‘Juist, is het toevallig één van deze meisjes hier?’
Oké, ik zat in de problemen. Als ik zei dat het Angel ’s idee was, zou hij dat vast aan professor Anderling en dan zou Angel gestraft worden. Op dat moment kwam Luxy in actie – wat zou ik toch zonder haar moeten eigenlijk?
‘I’m sorry, I’m afraid it’s my fault. I found the book at a toilet and I saw that it was about love potions. Ofcourse I knew love potions were forbidden, so I wanted to return the book as soon as possible. But I was about to go to the toilet, so I told Malfinia to return it for me. It was not my meaning to get anyone blamed. I don’t know who borrowed the book.’
‘Ehm…oké’, zei de jongen nogal verbouwereerd dat hij een preek in vloeiend Engels kreeg van een meisje dat hem geen blik waardig keurde, maar alleen maar bleef lezen.
Ik besloot mee te spelen.
‘Ik wist niet dat ze het in een toilet had gevonden…Sorry als ik je op het verkeerde been heb gezet.’
Angel gnuifde. ‘Maar je zou het boek toch niet nodig hebben gehad, of wel Malfinia? Je bent toch zo’n Toverdranktalent?’
(Ik kan blokkerende mensen niet uitstaan.)
‘Goed’, zei de jongen. ‘Want als er iemand liefdesdrankjes brouwt, zal ik het aan de schoolstaf moeten melden.’
‘Ben je Klassenoudste ofzo?’, vroeg Angel, die hem schattend aankeek. ‘Hoe oud ben je eigenlijk?’
‘Dertien’, zei de jongen. ‘Klassenoudste wordt je pas op je vijftiende. Maar ik mag toch wel eerlijk zijn tegenover de leerkrachten?’
‘Op welke afdeling zit je?’, vroeg Angel.
‘Stalker’, zei Luxy.
‘Laat me’, siste Angel.
‘Op Ravenklauw’, zei de jongen uitdagend. ‘Maar wat heeft dat ermee te maken?’
‘Niks hoor’, zei Angel. ‘Mocht je ooit in de problemen komen, dan kun je altijd naar ons toekomen voor hulp.’
Dat was een behoorlijk plotselinge advisering die we zo te zien geen van allen hadden zien aankomen.
De jongen fronste zijn voorhoofd. ‘Vanwaar opeens die raad?’
‘Ach, je weet maar nooit. Een ongeluk zit in een klein hoekje’, zei Angel schouderophalend. ‘Het kan nooit kwaad om wat kennissen in de school te hebben. Hoe heet je eigenlijk?’
Ik keek haar gekweld aan. Goed, ik had haar gezegd dat ze het zelf moest vragen, maar ik had niet verwacht dat ze alles achter elkaar zou vragen. Ze leek echter niet van plan om het gesprek af te kappen, dat zag ik aan haar geïnteresseerde uitdrukking.
‘Hoezo wil je dat weten?’
Ik vond dat hij een goed standpunt innam. Ik had waarschijnlijk precies hetzelfde gereageerd als zij als wildvreemde op mij was afgekomen.
‘Nou, dan kan Malfinia je naam onthouden. Ze heeft een geweldig geheugen, en als wij straks vergeten hoe je heet, dan kunnen we je niet uit de problemen helpen als er iets aan de hand is.’
Ja hoor, betrek mij er maar weer bij.
De jongen keek mij even achterdochtig aan. ‘Ben jij Malfinia?’
Ik knikte en wierp een getergde blik op Angel, die me gemoedelijk grijnzend aanstaarde.
‘Ik heet Devon Artemis’, zei de jongen.
Dat vond ik nou een mooie naam.
(Artemis is mijn favoriete Griekse Godin.)
‘Mooie naam’, zei ik eerlijk.
‘Eh…Bedankt’, zei Devon, met een toon alsof hij niet wist wat hij ervan moest denken.
‘Maar, Luxy-chan, dan zit hij bij jou in de leerlingenkamer!’, zei Angel opgewekt.
Luxy keek even op van haar boek en wierp haar allereerste blik op Devon.
‘That’s right. I recognize him. His friends often annoy me.’
‘Let niet op haar. Ze praat niet altijd Engels…Alleen als ze daar zin in heeft.’
Luxy richtte haar blik weer op haar boek. Ze fronste nijdig haar wenkbrauwen.
‘Nu is ze haar zin kwijt’, zei Ivy. ‘Ik ken die blik maar al te goed.’
Luxy sloeg haar boek dicht en stopte het in haar tas.
‘Ga je weg?’, vroeg Angel teleurgesteld.
‘One more minute with you guys and I’ll go crazy. Malfinia, can I talk to you for a second?’
‘Ja hoor’, zei ik en ik volgde haar de bieb uit. Toen begon ze gelukkig weer normaal te praten.
‘Laat je niet inpakken door Angel ’s trucjes. Als er iemand is die een keer moet worden teruggepakt, dan is zij het wel. Ik moedig je niet aan, maar laat alsjeblieft niet over je heenlopen. Ze heeft mensen serieus gek gemaakt. Maar het is ook niet handig om haar tegen je te hebben. Hou haar te vriend, maar kijk uit voor fratsen. Ze is hele goede vrienden met Fred en George Wemel.’
Ik was voldoende gewaarschuwd.
Op 31 oktober werd ik wakker door de geur van gebakken pompoen.
Van die geur werd ik zó vrolijk, dat ik uit bed sprong en in mijn pyjama naar de slaapkamerdeur rende, omdat ik de Grote Zaal wilde ruiken.
‘Ho! Malfie, je gaat niet in je pyjama naar beneden’, zei Hermelien ’s stem streng en ik liep terug naar mijn bed en kleedde me mokkend aan.
Ik verheugde me erg op de Bezweringles, aangezien we vandaag zouden leren hoe we dingen moesten leren zweven.
De kleine professor Banning verdeelde de klas in paren, en ik kwam bij Angel terecht.
‘Nou, ik ben benieuwd’, geeuwde ze. ‘Ik ben hier nooit goed in geweest. Geen wonder dat ik ben blijven zitten.’
‘Wat is er dan gebeurd?’
‘Vorig jaar tijdens deze Bezweringles moest ik een veer laten zweven. Maar ik mikte nogal belabberd en liet Banning omhoog vliegen. Dat heeft me 5 punten aftrek voor Griffoendor gekost, omdat hij tegen het plafond botste en een enorme bult op zijn hoofd had. Ivy vond het dolkomisch. Zij zat toen naast me.’
Ik keek even van opzij naar Angel, die loom naar professor Banning staarde.
Ze mocht misschien vol streken zitten, ze mocht misschien af en toe zo satirisch zijn als wat, toch was ik blij dat ik gewoon naast haar kon zitten zonder behoedzaam te hoeven zijn. Ik was blij dat ik haar als een vriendin kon beschouwen.
Hermelien was ingedeeld bij Ron. Ik had heel erge medelijden met haar. Ze keken elkaar niet aan, en ik zou niet kunnen zeggen wie er bozer was.
‘Denk vooral aan de soepele zwaaibezwering die we hebben geoefend!’, piepte professor Banning. ‘Het moet uit de polsen komen, denk daaraan. Uit de polsen. En de spreuk correct uitspreken is ook heel belangrijk – denk aan tovenaar Baruffio, die “s” zei in plaats van “f” en plotseling op de grond lag met een buffel op zijn borst.’
‘Wingardium Leviosa!’, klonk het door het lokaal.
‘Win-gar-dium Le-vio-sa’, zei Angel heel duidelijk. ‘Niet te geloven. Het lukt me gewoon nog steeds niet. Maar gelukkig werkt het ook niet op Banning.’
Aan het tafeltje van Hermelien ging het er niet goed aan toe.
‘Je spreekt het verkeerd uit. Het is Wing-gar-dium Levi-o-sa, met de klemtoon op gar’, zei Hermelien ongeduldig, toen Ron met zijn armen zwaaide.*
‘Doe jij het dan, als je het zo goed weet!’
‘Wingardium Leviosa!’ Hermelien ’s veer steeg op en zweefde over de hoofden van de leerlingen.
‘Ze is echt een bezweringsmatig genie’, zei Angel vol ontzag en ze volgde de veer met haar donkere ogen.
‘Goedzo! Kijk eens, het is juffrouw Griffel gelukt!’
Ik was heel blij voor Hermelien, maar merkte dat anderen er erge moeite mee hadden.
Toen we het lokaal uitliepen, hoorden Hermelien, Angel en ik Ron duidelijk tegen Harry zeggen: ‘Geen wonder dat iedereen zo’n hekel aan haar heeft. Ze is onuitstaanbaar, echt.’
Voor ik haar tegen kon houden, stormde Hermelien langs de jongens heen in de richting van de meisjestoilet.
Angel en ik keken elkaar even aan.
‘Volgens mij heeft ze je gehoord’, zei Harry.
‘Nou en? Ze zal zelf ook wel gemerkt hebben dat ze geen vrienden heeft.’
Nou was hij te ver gegaan. Angel ramde hem hard opzij en keek hem woedend aan, terwijl ik voorbij rende en Hermelien achternaging. Ik hoorde Angel en Ron nog woedend tegen elkaar schreeuwen.
‘ZE HEEFT MEER VRIENDEN DAN JIJ, VERROTTE HAZELNOOTKEVER!’
‘HOE NOEMDE JE ME?!’
Ik kwam bij de meisjeswc aan en hoorde een luid gesnik vanuit het achterste hokje.
‘Gaat het, Hermie?’
Geen antwoord. Misschien wilde ze dat ik weg zou gaan, maar ik kon mezelf er niet toebrengen om haar op dit cruciale moment alleen te laten.
‘Hermie, doe open. Ik wil je troosten.’
‘Ik hoef niet getroost te worden.’
‘Dan blijf ik hier net zolang staan tot je naar buiten komt.’
‘Ik kom nooit meer naar buiten.’
‘Oké. Nou, stuur je me nog wel eens een kaartje?’
De deur ging open en Hermelien verscheen, met betraande ogen en kletsnatte wangen.
‘Hermie, ik dacht dat je zo haatte – waarom raak je zo van streek van iets wat zij over je zeggen? Vind je het dan toch erg wat ze van je vinden?’
Hermelien veegde haar ogen droog.
‘Ik weet niet. Opeens overvielen de tranen me. Kom op, de volgende les begint zo. Waar is Angel?’
‘Ron aan het uitschelden’, zei ik. ‘Weet je zeker dat je naar de volgende les wil? Ze gaan je zeker inpeperen dat je moest huilen, daar zie ik ze best voor aan.’
Hermelien keek naar de grond.
‘Maar ik kan toch niet gaan spijbelen, alleen voor zoiets zieligs?’
‘Als jij niet gaat, ga ik ook niet. Ik wil je niet in je eentje laten wegkwijnen op een wc. Zover ga ik niet.’
Hermelien sloeg haar armen om me heen.
‘Oh, Malfie, wat zou ik toch zonder je moeten?’
‘Nou, dan was je op deze wc gaan wonen’, zei ik. ‘Dan had niemand je kunnen ompraten.’
Plotseling schoten er weer tranen in Hermelien ’s ogen.
‘Ik wilde nooit iemand tegen mezelf opstoken’, zei ze trillerig. ‘Ik wilde nooit een vijand op Zweinstein. Ik heb helemaal geen kwade bedoelingen.’
‘Jij een kwade bedoelingen? Waarschijnlijk zit de onzin van die combinatie er bij Ron voldoende ingepeperd als Angel met hem klaar is. Jij bent het goedwilligste persoon dat ik ooit heb ontmoet! Als ze dat niet kunnen waarderen zijn het inderdaad een stelletje hazelnootkevers.’
‘Een stelletje wat?’
‘Dat was alles wat ik van Angel ’s scheldpartij kon verstaan’, zei ik.
Hermelien grinnikte.
‘Zij ook altijd met haar bijzondere woordenschat. Maar het is goed dat ze me helpt. Daar ben ik haar dankbaar voor.’
Ik vertelde haar wat Luxy had verteld.
‘Ja, dat geloof ik graag. Ik vind dat ze gelijk heeft als ze zegt dat je niet over je heen moet laten lopen. Hoe ze gisteren tekeer ging was best wel…hoe noem je dat…eigenaardig. Whimsical, zoals je dat op zijn Engels zo leuk zegt.’
We praatten nog een hele tijd, zonder op de tijd te letten, maar Hermelien scheen ervan op te vrolijken dat ze nu tijd had om haar hart te luchten.
Tegen de tijd dat het Halloweenfeestmaal bijna aanbrak, was ze in een woedende tirade uitgebarsten.
‘Hoe kan hij nou beweren dat ik geen vrienden heb! Ik heb er meer dan hij! Wat een ongelooflijke sukkel! Hoe kan er zo’n idioot als hem in Griffoendor zitten! Gewoon een smet op het blazoen van Goderic Griffoendor! Als hij nou eens bovennatuurlijke krachten vertoonde, zou ik het nog kunnen begrijpen, maar hij is zo onhandig als wat! Omdat Griffoendor in zijn familie zit! De Sorteerhoed had gewoon geen zin meer om over hem na te denken en heeft hem zijn familie achterna gestuurd!’
‘Hermelien, het feestmaal begint zo, wil je erheen? Het is wel ons eerste Halloweenfeestmaal.’
Hermelien had het even te kwaad met zichzelf.
‘Ach, met Kerst is er ook een feestmaal…En ik heb eigenlijk helemaal geen zin. Zoals jij al zei, waarschijnlijk gaan ze de spot met me drijven omdat ik moest huilen.’
‘Gebruik mijn woorden alsjeblieft niet als verdediging. Ik heb ze juist zo zorgvuldig uitgezocht.’
‘Ik heb geen zin om die slungel een verklaring af te leggen waarom ik moest huilen. Hij lacht me vast alleen maar uit.’
De minuten gingen voorbij en het feestmaal moest al in volle gang zijn.
Plotseling kwam er door de deur een immense stank aandrijven.
Vieze zweetsokken, rotte eieren en een riolering die al lange tijd niet ontstopt was, daar moest ik aan denken.
Er klonken langzame, dreunende bonken die steeds dichterbij kwamen.
Hermelien en ik keken elkaar gespannen aan. Wat zou dat kunnen zijn?
We besloten ons in een wc-hokje te verstoppen.
Na zo’n 10 minuten waren de dreunen voor de toiletten gestopt. En toen kwam er iets gigantisch binnen.
Zodra het binnen was, klonk er een klap en een geluid alsof er een sleutel werd omgedraaid. We waren opgesloten.
Voorzichtig staken we onze hoofden om de deurpost en stonden als verstijfd.
Het was een trol. Hij was 4 meter lang, zijn huid was grijs, hij had een enorm knobbelig lijf en een klein kaal rotsblokachtig hoofdje en korte beentjes.
De stank was nu haast ondraaglijk. De trol had een kolossale knots in zijn hand, die door zijn lange armen over de grond sleepte.
Hij staarde ons recht aan.
Hermelien en ik gilden allebei héél hard en héél hoog. We drukten onszelf tegen elkaar aan en begonnen wanhopig nóg harder te gillen.
De trol gromde en kwam op ons af sjokken.
De deur vloog open en er kwamen twee gedaantes binnen. Het waren Harry en Ron.
Hermelien en ik stonden inmiddels tegen de muur gedrukt en keken doodsbang toe hoe de trol dichterbij kwam. Zijn knots sloeg in het voorbijgaan alle wasbakken van de muur.
‘Leid hem af!’, riep Harry en hij gooide een kraan naar de kop van de trol. De trol keek om en sjokte toen op Harry af.
‘Hé, reuzelkop!’, schreeuwde Ron en hij smeet een metalen pijp naar de trol. De trol keek om en Harry rende op mij en Hermelien af.
‘Vooruit, rennen! Rennen!’ Hij wenkte ons.
Ik wilde daar zo snel mogelijk weg, en was al halverwege toen ik merkte dat Hermelien me niet volgde. Ze stond nog steeds tegen de muur gedrukt, met haar mond opengesperd van angst.
Ik rende terug, negeerde Harry die schreeuwde dat ik moest rennen voor mijn leven en pakte Hermelien bij haar arm.
‘Ik laat Hermelien niet achter! Ik laat haar niet over aan een moordlustige trol! Ze is de enige van mijn leeftijd aan wie ik mijn leven zou wagen en ik zal alles doen om haar te redden!’
Harry en Ron waren even uit het veld geslagen door mijn woorden, maar ze werden weer naar de realiteit gebracht door het gegrom va de trol.
Hij stormde opeens brullend op Ron af.
Plotseling stormde Harry op de trol af. Hij nam een aanloop, sprong en sloeg zijn armen om de nek van de trol. Zijn toverstok schoot in het neusgat van de trol.
De trol krijste van de pijn en probeerde Harry met zijn knots weg te slaan.
Naast me zakte Hermelien op haar knieën neer.
‘Hermelien!’, piepte ik en ik schudde haar heen en weer.
Op dat moment riep Ron: ‘Wingardium Leviosa!’
Ik keek verrast op. Het was heel nobel van hem om op dat moment Hermelien ’s advies op te volgen.
De knots van de trol vloog uit zijn hand en dreunde toen op het hoofd van zijn eigenaar. Hij viel plat op de grond en er viel een galmende stilte.
Harry krabbelde overeind.
Ik slikte en wreef kalmerend over Hermelien ’s rug.
‘Is hij – dood?’, vroeg ik angstig.
‘Volgens mij niet’, zei Harry. ‘Ik geloof dat hij alleen buiten westen is.’
Hij trok zijn stok uit de neus van de trol.
‘Getver – trollensnot.’
Op dat moment kwamen professor Anderling, professor Sneep en professor Krinkel binnen.
‘Wat doen jullie hier in vredesnaam?’, zei professor Anderling. ‘Jullie mogen van geluk spreken dat jullie niet dood zijn. Waarom zijn jullie niet op jullie slaapzaal?’
Toen hervond Hermelien haar stem.
‘Ze zochten ons, professor Anderling.’
‘Juffrouw Griffel! Juffrouw Valentijn!’
Ik hielp Hermelien overeind. Hermelien keek me even vragend aan, maar ik knikte en fluisterde: ‘Zeg het maar.’
‘Wij waren op zoek gegaan naar de trol omdat – omdat we dachten dat we hem zelf aankonden. Ik heb er veel over gelezen.’
Ron ’s mond hing open van verbijstering.
Ik besloot verder te vertellen.
‘Als zij ons niet hadden gevonden, zouden we er nu geweest zijn. Harry stak zijn toverstok in zijn neus en Ron sloeg hem bewusteloos met zijn eigen knots. Ze hadden geen tijd om er iemand bij te halen. Hij wilde ons net doodslaan toen zijn kwamen.’
‘Nou – in dat geval’, zei professor Anderling. ‘Dat was ongelooflijk dom van jullie, juffrouw Griffel, juffrouw Valentijn. Wilden jullie werkelijk met zijn tweeën een bergtrol te lijf gaan?’
Hermelien en ik keken elkaar aan en wisselde een doordringende blik.
We deden dit omdat we geen vijanden wilden op Zweinstein. We waren bereid om tegen een leraar te liegen en punten te riskeren voor vrienden. Daarvoor zaten we in Griffoendor.
‘Dit kost Griffoendor 10 punten’, zei professor Anderling. ‘Als jullie niet gewond zijn, zou ik maar gauw teruggaan naar de toren van Griffoendor. De rest van het feestmaal wordt geserveerd in de leerlingenkamer.’
We vertrokken.
‘Dat was heel nobel van je’, zei ik.
Hermelien glimlachte zwakjes.
‘Ik wil niet nog meer ruzie.’
‘Zullen we op ze wachten in de leerlingenkamer?’
‘Als we niet worden aangevlogen door Angel.’
Zodra we het portret opendeden, vloog Angel inderdaad net op ons af.
‘Ik was zo ongelooflijk bezorgd! Er was een trol!’
We vertelden haar in het kort wat er was gebeurd en Angel staarde ons vol ontzag aan.
‘Hebben die mierenkeutels dat voor jullie gedaan?!’ Ze stoof meteen weg om Ivy op de hoogte te brengen.
Niet veel later kwamen Harry en Ron binnen.
Even stonden we ongemakkelijk tegenover elkaar.
Toen mompelden we alle vier: ‘Bedankt’, zonder elkaar aan te kijken.
‘Kom, dan pakken we nog wat te eten’, zei Harry vriendelijk.
Vanaf dat moment waren we vrienden. Sommige dingen kun je niet samen doen zonder elkaar aardig te gaan vinden en een daarvan is een vier meter lange bergtrol buiten westen slaan. *kuchcitaatkuch*
*Ik had bij deze zin een ongelooflijke lachstuip. Mijn verbeelding sloeg op hol.
(Voetnotes!)
3 ne ne malfinia-chan = hé, hé, malfinia
4 anata no tomodachi wa koko = jouw vriend is daar (luxy vertaalde het al)
4 ara...watashi no hon wa...= hé...mijn boek is... |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone...
Laatst aangepast door RoebZ op Za Mei 10, 2008 16:33; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Za Mei 10, 2008 16:18 |
|
Hoofdstuk 11. Ivy ’s triomf en de eerste Zwerkbalwedstrijd van Harry
‘Oh! Ik kan hier niet tegen! Ik wil al mijn hele leven Zwerkbal spelen en dan wordt die kans me gewoon ontnomen door Harry Potter! Uitgerekend Harry Potter! Nou vraag ik je!’
Ik was verbaasd om Ivy zo kwaad te zien. Eerst was ze alleen maar opgetogen en gefascineerd geweest door de benoeming van Harry als Zoeker, maar ze was met de dag nijdiger en agressiever geworden.
‘Kalm, Ivy, die jongen kan er ook niets aan doen dat hij goed is’, zei Angel niet bepaald subtiel.
‘Wat wil je daarmee zeggen?! Dat ik niet goed ben?! Alleen omdat die Wemels wat opvallendere figuren zijn dan ik…. Ze raken nóóit geblesseerd! Waarom zet Plank me eigenlijk op de reservebank als hij toch niet van plan is me in het team te zetten!?’
‘Ivy’, zei Luxy streng en Ivy hield abrupt haar mond. ‘Ik begrijp je woede, maar er is niets aan te doen. Tenzij je gaat klagen bij professor Anderling, maar ik denk dat ze je nogal snel zal afkappen. Hou op met mokken, want ik weet zeker dat Harry niets tegen je heeft. Hij weet niet eens dat hij iemand beledigt met deelnemen aan Zwerkbal.’
‘Hij weet niet dat ik besta, bedoel je’, zei Ivy knorrig. ‘Nou, dat zal ik hem dan eens gauw duidelijk maken!’
‘Ik ga mee ^^’, zei Angel opgewekt en ze liep vrolijk achter Ivy de bibliotheek uit.
‘Straks krijgen wij Harry en Ron weer op ons dak omdat ze zijn aangevlogen door twee mepgrage meisjes’, zuchtte Hermelien. ‘Twee mepgrage meisjes die ze herkennen als meisjes uit onze vriendengroep.’
‘Maak je geen zorgen’, zei Luxy en ze pakte een dik boek uit haar tas. ‘Ivy is vaak zo als ze Zwerkbal wil spelen. Ze is er nogal verslaafd aan. En ik moet toegeven dat ze er behoorlijk goed in is.’
‘In welke positie speelt ze ook alweer reserve?’, vroeg ik.
‘Drijver.’
‘Ik had het kunnen weten.’
‘Laten we ze maar tegen gaan houden, straks gaat ze haar Drijvertactieken op de jongens uitoefenen’, zei Hermelien geschrokken.
Vlug liepen Hermelien, Luxy en ik de bieb uit, richting de leerlingenkamer, maar halverwege kwamen we Ivy en Angel alweer tegen.
Ivy leek gelukkiger dan ik haar ooit had gezien en Angel lichtelijk teleurgesteld.
‘Ik mag spelen!’, riep Ivy blij en ze omhelsde ons alledrie van geluk. ‘George Wemel heeft straf gekregen van Vilder en nu komen ze een Drijver te kort! We kwamen Anderling net tegen en die zei dat ik in zijn plaats mocht!’
‘Helaas zijn we de mierenkeutels niet tegengekomen’, zei Angel. ‘Ik verheugde me net op een fikse knokpartij.’
‘Waarbij jij op een afstandje toekeek hoe anderen elkaar te lijf gingen, zeker?’, vroeg Luxy scherp.
Angel grijnsde schuldig.
‘Ik ben blij voor je, Ivy’, glimlachte ik.
Ivy omhelsde mij nog steviger. ‘Ja, ik ben echt superblij!’
‘Nou, meid, ga heel erg je best doen voor de eerstkomende wedstrijd!’
‘Dank je!’
‘We’re rooting for you.’
‘Gambatte!’
‘Jij daar. Verroer je niet.’
Met het gelukkige gevoel dat er voorlopig geen woedende uitbarstingen van Ivy langs zouden komen, was ik zonder zorgen de eerstvolgende wc binnen gestapt om mijn handen te wassen. Ik werd uit mijn zorgeloze dagdroom opgewekt door een scherpe stem, die doordrong tot in mijn huid, want ik kreeg er kippenvel van.
Ik keek langzaam opzij en keek recht in de ogen van Astoria Greengrass, die zowel woest als tevreden leek met het feit dat ze me zo kon commanderen.
Ze kwam langzaam naar me toe lopen en haar lange staart zwiepte heen en weer. Haar ogen waren samengeknepen en ze balde haar vuist om de toverstok die ze vasthad.
‘A-As…’, bracht ik uit, maar ze onderbrak me.
‘Noem me niet zo bij mijn naam, alsof ik je vriendinnetje ben, Modderbloedje. Had ik je niet duidelijk gemaakt dat ik je hier nooit meer wilde zien?’
Ik slikte. Als ze zo goed Modderbloedjes kon herkennen, waarom dacht ze dan dat ik er één was?
‘Wat doe je hier?’, zei ze vol haat.
‘Ik was mijn handen’, zei ik, terwijl ik probeerde om mijn stem niet te laten trillen.
‘Dat zie ik ook wel!’, snauwde ze.
Waarom vroeg ze het dan? Ik besloot mijn gedachtes niet uit te spreken. Ze leek me het type dat plotseling een katana tevoorschijn zou halen onder haar gewaad en me aan mootjes zou hakken en zo’n dood had ik liever niet.
‘Wil je dat ik je vervloek totdat je deze wc uit moet kruipen?!’, siste Astoria en ze stak haar hand in haar gewaad.
Ze had haar stok al in haar hand. Had ze dan misschien écht een katana?!
Ik deed een doodsbange stap achteruit.
‘Ik zeg het je nog één keer. Maak dat je wegkomt – voor eeuwig – en je zult blijven leven. Als je blijft…’ Ze haalde een dolk uit haar gewaad en streek er met haar duim over de brede, glanzende rand.
Ik maakte dat ik wegkwam.
(Ik haat bloed, messen en horror. Maar waar ik het bangst voor ben…)
De ochtend van de eerste Zwerkbalwedstrijd werden we allemaal wakker geschud door Ivy, die haar rode Zwerkbalgewaad al aan had en een übergelukkige indruk maakte.
‘Vergeet niet om me aan te moedigen! Ik moet nu nog even naar Plank, maar als ik zo op het veld sta, wil ik gejuich horen!’
We lachten allemaal en zwaaiden haar na.
‘Wat een dromen, wat een dromen’, geeuwde Angel.
‘Nou, ik vind dat ze gelijk heeft’, zei Hermelien waardig. ‘We moeten haar aanmoedigen, dat doen vrienden voor elkaar. We gaan Harry ook aanmoedigen.’
Ik knikte en rekte me uit.
Het was helder en koud en de lucht was bestrooid met wolken hier en daar.
Ivy at heel goed, maar Harry leek zenuwachtig.
‘Je moet iets eten.’
‘Ik heb geen trek.’
‘Alleen een stukje toost dan’, zei Hermelien en schoof een bord in zijn richting.
‘Ik heb geen honger.’ Hij zag er echt misselijk uit.
Ik wilde hem net gaan kalmeren, toen Simon Filister opeens verscheen en een bord worstjes naar zich toetrok.
‘Je moet op krachten blijven, Harry’, zei hij. ‘Zoekers worden altijd als eerste uit de wedstrijd geschopt.’
Ik keek hem boos aan.
‘Bedankt, Simon’, zei Harry mistroostig.
Ik keek even onder de tafel en mikte toen zorgvuldig.
Simon slaakte een pijnkreetje en wreef over zijn teen, terwijl hij me nijdig aankeek. Ik keek al even nijdig terug.
‘Hij voelt zich al vreselijk, maak het er nou niet erger op!’
‘Heel veel succes, Harry! We zullen je aanmoedigen.’
‘Hé!’
‘Ja, jou ook, Ivy.’
Ik keek met een mengeling van medelijden en trots toe hoe Harry en Ivy naar het veld vetrokken en werden gevolgd door de rest van de school.
‘Ik hoop dat het goed gaat…en dat we winnen’, zei Angel. ‘Misschien is Ivy wel overmoedig, dat gebeurt soms.’
‘Nou, laten we vooral optimistisch blijven’, zei Hermelien, met een zijwaartse blik op Angel. ‘Laten we in haar geloven. Oh, hoi Ron!’
Ron keek om en stak zijn hand op. ‘Nou, hopelijk is Harry de nieuwe aanwinst van ons team! Hij was echt heel zenuwachtig.’
‘Ja, maar het gaat vast goed. Als hij maar in zichzelf gelooft.’
‘En als wij in hem geloven…’
‘Angel, zou jij alsjeblieft ook optimistisch willen doen? Voor Ivy en voor Harry, ik smeek je.’
‘Hé, Hermelien, we hebben je hulp nodig!’
Daan Thomas en Simon Filister kwamen aanlopen. Simon wierp een behoedzame blik op mij en ging gauw zover mogelijk van mij af staan. Misschien had ik toch te hard getrapt. Ik zou zo wel mijn excuses aanbieden.
‘Waarvoor?’, vroeg Hermelien verbaasd.
Daan en Simon haalden een groot spandoek tevoorschijn.
‘Dit hebben we voor Harry gemaakt, alleen heeft je rat er een beetje aan geknaagd, Ron. Maar zou jij er een spreuk over willen uitspreken zodat de inkt in alle regenboogkleuren voorbijflitst? We dachten dat jij vast wel zo’n spreuk zou weten.’
Ze hadden heel groot ‘Potter for President’ op het spandoek geschreven, en Daan had er een heel goedgelukte leeuw bij getekend.
Hermelien had natuurlijk wel een lastig spreukje en even later flitsten alle kleuren van de regenboog door de inkt.
‘Wauw, bedankt! Dan kunnen we die met zijn allen vastmaken!’
Ze renden opgetogen weg.
‘Eigenlijk moeten we ook iets voor Ivy hebben, anders voelt ze zich verraden’, zei Angel, alsof ze er ervaring mee had.
Op dat moment mompelde Luxy iets onverstaanbaars achter ons en schoten er opeens handenvol felgekleurde vlaggetjes uit haar toverstok. Op elk vlaggetje stond: Go Ivy!
‘Simpel en compact’, knikte Angel en ze pakte een arm vol vlaggetjes en begon ze aan ons uit te delen.
We gingen op de bovenste rij zitten, samen met Marcel, Ron, Simon en Daan en keken over het glooiende Zwerkbalveld in de richting van de kleedkamers.
‘Nou, ik ben benieuwd wat ze er van bakken’, zei Angel en ze begon zó uitgelaten met haar vlaggetjes te zwaaien, dat ze een aantal mensen in het gezicht sloeg.
Ik zette er één in mijn haar, dat ik opgestoken had, en keek nog even in de richting van het meer, waar het water golfde.
Ik wist niet veel van Zwerkbal, maar het was vast goed weer ervoor.
Madame Hooch kwam het veld op marcheren met een bezem in haar hand, en ging bij de middenstip staan.
De twee teams kwamen van beide kanten op, onder luid gejoel.
Ik herkende Harry, die de kleinste van het team was, en Ivy, die het kleinste meisje van het team was, meteen. Ze waren onmiskenbaar.
‘GAMBATTE, IVY-CHAN!!!6’, brulde Angel, en veel mensen keken haar met opgetrokken wenkbrauwen aan. (Vooral de mensen die ze eerder in het gezicht had geraakt met haar vlaggetjes.)
Ivy stak haar duim op en we lachten en klapten allemaal.
‘Ik verwacht een leuke, sportieve wedstrijd’, riep madame Hooch toen alle spelers zich om haar heen hadden verzameld.
Naast ons wapperden de jongens met hun spandoek.
‘Bestijgt uw bezems’, zei madame Hooch en alle spelers beklommen hun bezemstelen.
Het zilveren fluitje snerpte door de kille lucht en alle bezems kozen het luchtruim.
Leo Jordaan, de beste vriend van Fred en George Wemel, deed het commentaar.
‘En de Slurk wordt onmiddellijk veroverd door Angelique Jansen van Griffoendor – wat is dat meisje toch een uitstekende Jager; en nog leuk om te zien ook – ’
‘JORDAAN!’
‘Sorry, professor. Ze gaat er als een speer vandoor, een mooie pass naar Alicia Spinet, een prima vondst van Olivier Plank, die vorig jaar nog reserve was – terug naar Jansen en – nee, Zwadderich heeft de Slurk. Aanvoerder Marcus Hork heeft de Slurk veroverd en ligt op snelheid – Hork schiet als een adelaar op het doel af – hij gaat sco – nee, uitstekend getackeld door Plank, de Wachter van Griffoendor, dat opnieuw in Slurkbezit is – Jager Katja Bell van Griffoendor duikt mooi om Hork heen, een sprint over de lengte van het veld en – AUW – dat doet pijn, vol op het achterhoofd geraakt door een Beuker – de Slurk is in het bezit van Zwadderich – Adriaan Punnik rukt op richting doel, maar wordt geblokt door Fred Wemel – zijn tweelingbroer kon helaas niet spelen door omstandigheden, maar is goed vervangen door tweedejaars Ivy van Zeist, die eigenlijk reserve was, maar toch een aanwinst is voor het team – in elk geval een fraai staaltje Drijverskunst van Griffoendor en Jansen heeft de Slurk weer. Ze heeft een leeg veld voor zich en gaat richting doel – ze ligt op volle snelheid – ontwijkt een aanstormende Beuker – ze nadert het doel – kom op, Angelique – Wachter Wildeling duikt – mist – GRIFFOENDOR SCOORT!’
Ik klapte zo hard als ik kon en zag dat Harry van vreugde een paar salto’s maakte op zijn bezem. Ondertussen was ik gefascineerd door Ivy ’s vliegkunsten. Luxy had gelijk – ze was heel goed. Ze bewoog zich heel soepel en lenig door de lucht op haar bezem en elke Beuker die in aanraking kwam met haar knuppel vloog met zo’n 2 kilometer per minuut de andere kant weer op. Jordaan had gelijk als hij zei dat ze een aanwinst voor het team moest zijn.
Plotseling klonk er een stem achter ons.
‘Hé, schuif es een stukkie op.’
‘Hagrid!’, zei Ron verrast.
Ik werd door Angel hard opzij geduwd toen ze probeerde om genoeg plek te maken.
‘Ik zat te kijken vanuit me huissie’, zei Hagrid en hij tikte op de verrekijker die om zijn gigantische nek hing, ‘maar da ’s toch nooit ‘tzelfde als in ’t stadion. De Snaai is nog nergens te bekennen, hè?’
‘Nee, Harry heeft nog niet veel te doen gehad.’
‘Maar hij is ook niet in de problemen gekomen. Da ’s tenminste iets’, zei Hagrid die Harry bestudeerde door zijn verrekijker.
‘Zwadderich is in Slurkbezit’, ging het commentaar verder. ‘Jager Punnik ontwijkt twee Beukers, afkomstig van Wemel en van Zeist en Jager Bell scheurt naar de – wacht eens even – was dat de Snaai?’
De Jager van Zwadderich liet spontaan de Snaai vallen en Harry dook omlaag. Hij spurtte nek aan nek met de Zoeker van Zwadderich en alle spelers keken om.
BENG!
Ik balde mijn vuisten, Hermelien schreeuwde verwensingen en Angel begon in het Japans te schelden.
‘Kusou! BAKA!!7’
Marcus Hork had Harry hard en opzettelijk geblokt en Harry ’s bezem vloog tollend uit de koers. Zo te zien moest hij moeite doen om zich vast te klampen.
‘OVERTREDING!’, gilden alle Griffoendors in koor.
Madame Hooch foeterde Hork uit en gaf Griffoendor een strafworp.
‘Stuur die vent eraf, scheids! Rode kaart!’, schreeuwde Daan.
‘Dit is geen voetbal’, zei Ron. ‘Je kunt geen mensen van het veld sturen bij Zwerkbal – en wat is een rode kaart?’
‘Ze mosten de regels veranderen! Hork had Harry wel van z’n bezem kennen slaan!’, zei Hagrid.
‘Goed – na dat flagrante en weerzinwekkende staaltje valsspelerij – ’
‘Jordaan!’
‘Ik bedoel, na die overduidelijke en smerige overtreding – ’
‘Jordaan, ik waarschuw je!’
‘Oké, oké. Hork helpt de Zoeker van Griffoendor bijna om zeep, wat iedereen kan gebeuren, neem ik aan, zodat Griffoendor een strafschot krijgt. Spinet neemt het…ja, die zit. En het spel gaat verder, met Griffoendor nog steeds in Slurkbezit.’
Harry ontweek een Beuker, maar plotseling begon zijn bezem vreemd heen en weer te wiegen, steeds heviger. Hij schokte en tolde in het rond, en Harry moest zich eraan vastklampen om er niet vanaf te vallen. Hij drukte zijn knieën tegen de steel aan, in een poging die te kalmeren, maar de bezem begon steigerende afwerpbewegingen te maken en ik trok aan Hermelien ’s mouw om mijn gezicht er in te kunnen verbergen.
‘Straks valt hij nog van zijn bezem!’, zei Angel geschrokken.
Leo Jordaan had het niet door, en de rest van de spelers ook niet.
‘Zwadderich is in Slurkbezit – Hork heeft de Slurk – passeert Spinet – passeert Bell – krijgt een Beuker in zijn gezicht – ik hoop dat hij zijn neus heeft gebroken – grapje, professor – Zwadderich scoort – o nee…’
De Zwadderaars juichten.
‘Kweenie waar Harry denkt dat ie mee bezig is’, gromde Hagrid. ‘Als ik niet beter wist, zou ik denken dat ie de controle over zijn bezem kwijt was…maar dat ken natuurlijk niet…’
Nu merkten meer toeschouwers het. Ze wezen op Harry en fluisterden doordringend.
Harry rolde om en om en gleed er plotseling bijna vanaf.
Ik slaakte een kreetje en greep Hermelien ’s arm.
‘Is ie gevallen? Is ie gevallen?’
‘Nee, Malfie, hij hangt nog met één hand aan zijn bezem vast.’
‘Hoe kan je nou zo kalm blijven?! Straks valt hij te pletter!’
‘Is er iets met die bezem gebeurd toen Hork hem blokte?’, vroeg Simon.
‘Ken niet’, zei Hagrid ongerust. ‘Niks ken een bezem onklaar maken, behalve krachtige Zwarte Kunst – en niet één leerling zou zoiets uit kennen halen met een Nimbus 2000.’
‘Hermelien, zeg dat hij er weer is opgeklommen.’
‘Hij is er nog niet opgeklommen.’
‘Misschien is hij gewoon aan het stunten. Misschien wil hij aandacht.’
‘Maak het nou niet erger, Angel!’
Plotseling greep Hermelien Hagrid ’s verrekijker en tuurde naar de tribunes tegenover Harry.
‘Wat doe je?’, mompelde Ron, die asgrauw zag.
‘Ik wist het wel’, mompelde Hermelien. ‘Kijk – Sneep.’
Ik pakte de kijker van haar af en drukte hem tegen mijn ogen. Sneep staarde naar Harry en mompelde iets.
‘Is hij de bezem aan het beheksen?’, vroeg ik doodsbenauwd.
‘Wat moeten we doen?’
‘Ik weet iets. Malfie, hoe ging die vuuropwekspreuk van jou ook alweer?’
‘Ehm…Bedoel je Lacarmen Eflamarae?’
‘Lacarmen Eflamarae. Ik ben zo terug.’
En toen schoot Hermelien tussen de toeschouwers door en was verdwenen. Aangezien ik er weinig voor voelde om me achter Angel te verschuilen, keek ik nu angstig naar Harry. Wat zou er gebeuren als hij écht van zijn bezem viel.
Een paar spelers probeerden bij Harry in de buurt te komen, maar steeds vloog zijn bezem weer een meter omhoog. De aanvoerder van Zwadderich scoorde 5 keer zonder dat iemand het merkte. Ik hoorde Ron zachtjes mompelen: ‘Kom op, Hermelien.’
Ik hield de verrekijker tegen mijn neus gedrukt. Na ongeveer een halve minuut keek Sneep omlaag en stond abrupt op. Als mijn ogen me niet bedrogen, zag ik bij zijn voeten een vlam. Ik staarde naar Harry, die – godzijdank – weer in staat was om op zijn bezem te klimmen. Ik haalde opgelucht adem en keek om. Marcel snikte in Hagrid ’s jas. Ik duwde tegen zijn arm.
‘Je kunt weer kijken, hoor.’
Harry scheerde weer omlaag, maar een seconde daarna drukte hij zijn hand tegen zijn mond en kokhalsde. Hij landde op de grond, plofte op handen en knieën neer en spuugde iets uit.
‘Was dat een tand?!’, gilde Angel.
Het was de Snaai. Dat hoorde ik Harry tenminste schreeuwen.
‘Ik heb de Snaai!’
Ik zag dat Fred Wemel en Ivy samen een vreugdedansje maakten.
‘GRIFFOENDOR WINT! 170 TEGEN 60!’
‘Hij heeft hem niet gevangen, hij heeft hem bijna ingeslikt!’, brulde Hork.
Na de wedstrijd gingen we naar de kleedkamer om Ivy gedag te zeggen.
‘Je was heel goed’, zei Angel. ‘Heel mepgraag.’
‘We zijn trots op je’, zei Hermelien.
‘Jammer dat je Beuker Hork ’s neus niet heeft gebroken’, zei Angel.
Ik knuffelde Ivy en Luxy klopte haar op haar schouder.
‘We hebben voor je met onze vlaggetjes gezwaaid! Kijk, heeft Luxy zelf gemaakt!’ Ik liet de vlaggetjes zien en Ivy was ontzettend blij.
‘Ik zag dat spandoek voor Potter en ik dacht, hebben ze nou niks voor mij?’
‘Dat spandoek was van de jongens, niet van ons. Wij gaan toch geen tijd in spandoeken steken om er alleen maar ‘Potter for President’ op te zetten. Ik wil Potter helemaal niet als president.’
‘Het was ironisch bedoeld, Angel’, suste Ivy.
‘Malfie, kom je nog even mee? We gaan wat thee drinken bij Hagrid.’
‘Ja, is goed. Doeg!’
‘Tot later!’, lachte Ivy.
‘Dag’, zei Luxy.
‘Ja ne8’, zei Angel. (In het Japans.)
‘Het kwam door Sneep’, zei Ron tegen Harry. ‘Hermelien, ik en Malfinia hebben hem gezien. Hij behekste je bezemsteel. Hij mompelde iets en staarde je alsmaar strak aan.’
‘Onzin’, zei Hagrid. ‘Waarom zou Sneep dat doen?’
Harry keek even naar Hermelien en mij en zei toen: ‘Ik ben iets over hem te weten gekomen. Met Halloween heeft hij geprobeerd langs die driekoppige hond te komen en die heeft hem gebeten. We denken dat hij wil hebben wat die hond bewaakt.’
De herinneringen over de driekoppige hond kwamen weer op en ik rilde.
Hagrid liet de theepot vallen. Daar ging dus de thee.
‘Hoe weten jullie van Pluisje?’
Ik staarde hem aan. ‘Pluisje?! Wat een aparte naam voor een beest met drie koppen dat ons bijna probeerde te verslinden.’
‘Ja, nou – hij is van mij – ik heb ‘m vorig jaar in de kroeg gekocht van een of ander Grieks type – en ik heb ‘m aan Perkamentus geleend, als bewaker van – ’
‘Ja?’, vroeg Harry.
‘Vraag me alsjeblieft niks meer. Da ’s streng geheim.’
‘Je hebt hem aan Perkamentus geleend. Zo van: Hé Hagrid, heb jij misschien een hond voor me? Ja, wat voor soort wil je? Rosharig, driekoppig?’
‘Malfie, hou je in’, zei Hermelien.
‘Maar Sneep wilde het bewaakte ding stelen.’
‘Onzin’, zei Hagrid, die mij genegeerd had. ‘Sneep is docent aan Zweinstein. Die doet zoiets niet.’
‘Waarom probeert hij Harry dan te vermoorden?’, wilde Hermelien weten.
Ik was nog steeds zó in shock dat het driekoppige monster een naam had en dat die naam Pluisje was en dat Hagrid hem aan Perkamentus had uitgeleend als een soort potsierlijk hondenasiel, dat ik nauwelijks iets van het gesprek volgde.
‘Ik weet heus wel wanneer iemand een ander probeert te beheksen, Hagrid! Daar heb ik veel over gelezen. Je moet oogcontact houden en Sneep heeft niet één keer met zijn ogen geknipperd! Ik heb het zelf gezien!’
‘Jullie hebben het mis, zeg ik!’, zei Hagrid ongeduldig. ‘Ik weet niet waarom Harry ’s bezem opeens zo raar deed, maar Sneep zou nooit proberen een leerling om zeep te helpen! Nou motten jullie es goed luisteren, alle vier…’
Ik keek verstrooid op.
‘…jullie bemoeien je met zaken die jullie niks aangaan. Da ’s gevaarlijk. Vergeet die hond en vergeet wat ie bewaakt!’
‘Dat ding vergeten? Da ’s makkelijker gezegd dan gedaan…’
Hagrid ging ongestoord verder.
‘Het gaat alleen professor Perkamentus en Nicolaas Flamel wat aan – ’
‘Aha!’, zei Harry opgetogen. ‘Dus er is een zeker Nicolaas Flamel bij betrokken?’
Nicolaas Flamel. Die naam kende ik.
(Voetnotes!)
6 gambatte ivy-chan = succes ivy!
7 kusou! BAKA!! = sh*t! IDIOOT!!
8 ja ne = zie je nog wel (spreek uit: dja nè) |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone...
Laatst aangepast door RoebZ op Ma Mei 12, 2008 20:08; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Ma Mei 12, 2008 20:07 |
|
Hoofdstuk 12. Het aparte Kerstcadeau
Naarmate december langzaam verstreek, werd het steeds slechter weer.
De sneeuw begon met de dag harder en dikker te vallen, totdat het schoolterrein overdekt was met een witte deken, waarin je tot aan je knieën weg kon zakken als je naar buiten wilde gaan om een “frisse” neus te halen.
‘Malfinia, heb jij toevallig nog wat stekel van schorpioenvis over? Ik heb alles al gebruikt’, zei Angel klagerig tijdens een Toverdrankles.
‘Je hoeft maar 10 kilogram te gebruiken, hoor’, zei ik. ‘Hoe kan je nou alles al gebruikt hebben?’
Angel haalde haar schouders op.
‘Nou, ik heb mijn 10 kilogram zelf nog nodig, dus vraag het maar aan iemand anders.’
‘Nande ya ne9’, mopperde Angel en ze wendde zich tot Hermelien.
‘Ik heb echt medelijden met die arme stakkers die met Kerstmis op school moeten blijven omdat ze thuis niet gewenst zijn’, zei Malfidus aan de andere kant van de kerker en zijn bodyguards grinnikten.
Oh, wat hield ik toch van Toverdranken. Het was niet alleen leuk om de tijd mee te verdrijven, maar ook zo makkelijk als wat. Maar misschien lag het er ook aan of het je interesseerde. Mij trok het erg aan, omdat ik het leuk vond om allerlei remedies voor alles en nog wat verzon toen ik klein was, en nu een manier had gevonden om die remedies ook daadwerkelijk te kunnen brouwen.
Altijd als de bel ging na de Toverdrankles was ik minder opgewekt.
‘Ah, je kijkt toch gewoon uit naar de volgende les’, zei Hermelien opbeurend.
‘Ja’, zuchtte ik mistroostig. ‘Die is pas na de vakantie weer.’
‘Hé, hebben jullie je al ingeschreven voor de schoolvakantie?’, vroeg Angel, die zoals altijd weer blij was dat er weer een les was afgelopen. ‘Blijven jullie ook op Zweinstein?’
‘Nee’, zei Hermelien. ‘Wij gaan met ma en pa kerst vieren.’
‘Balen. Ivy blijft wel, om mij gezelschap te houden ^^’, zei Angel. ‘Maar Luxy gaat naar Finland. Weer typisch Luxy. Naar Finland! Met de kerstvakantie! Dan vries je toch zowat dood!?’
‘Nee hoor’, zei Luxy, die plotseling achter ons stond. ‘Finland is geweldig. Ik wou dat ik er kon blijven wonen.’
‘Maar dan zou je hier niet meer zijn’, pruilde Angel.
Luxy keek haar zwijgend aan.
‘Moet ik onder de indruk zijn van je genepte poging om te doen alsof je het erg zou vinden als ik niet meer in dit land woonde?’
‘Hihi.’
Plotseling werden we bijna opzij geramd door een boom.
‘Oh, sorry, meissies’, zei Hagrid, die zijn hoofd tussen de takken door stak.
‘Hoi Hagrid. Moeten we je helpen?’, vroeg Ron, die net het lokaal uit kwam.
‘Nee, ’t lukt wel, Ron. Bedankt.’
‘Zou je even opzij willen gaan?’, vroeg Malfidus, die ons ruw opzij duwde en Hermelien vals aankeek. Ik weerstond de verleiding om op zijn voet te gaan staan, maar ik kon het niet laten om hem boos aan te kijken.
Malfidus keek me even achteloos aan, maar wendde zich toen tot Ron.
‘Probeer je wat bij te verdienen, Wemel? Je wilt zeker ook terreinknecht worden als je van school komt – dat hutje van Hagrid lijkt waarschijnlijk een paleis, vergeleken met wat je thuis gewend bent.’
Ron sprong op Malfidus af, maar toen verscheen Sneep.
‘WEMEL!’
‘Hij werd uitgedaagd, professor Sneep’, zei Hagrid. ‘Malfidus beledigde z’n familie.’
‘Dat zal best, Hagrid, maar vechten is tegen de regels. Vijf punten aftrek voor Griffoendor, Wemel, en wees blij dat het niet meer is. Vooruit, doorlopen. Jullie blokkeren de doorgang.’
Dat was waar en we liepen gauw door.
Toen we de Grote Zaal binnenkwamen, slaakte ik een kreetje van bewondering.
De Zaal was net een kerstkaart, en dan wel de mooiste die ik ooit had gezien. Hagrid had net de 12e en laatste kerstboom op zijn plaats gezet en overal hingen kransen van hulst en maretak. In een aantal kerstbomen hingen minuscule ijspegeltjes en in andere honderden kaarsjes. Plotseling vond ik het jammer dat ik niet op school bleef, al was het maar om deze Zaal wat langer te kunnen bestuderen. Morgen zouden we weer thuis zitten.
‘Hoeveel dagen nog voor de vakantie begint?’, vroeg Hagrid, die bij Harry en Ron stond.
‘Eentje’, zei Hermelien, die er ook heenliep. Ik volgde haar gedwee, want we zouden samen onze koffers inpakken en ik was min of meer op haar aan het wachten om naar boven te gaan. ‘En dat doet me eraan denken, Harry en Ron – we hebben nog een halfuurtje voor het middageten. Eigenlijk zouden we in de bibliotheek moeten zijn.’
‘Ik dacht dat we onze koffers zouden pakken’, zei ik en ik trok aan haar arm.
‘Begin jij maar vast, ik moet eerst nog even wat opzoeken in de bieb’, zei Hermelien, die zich lostrok en mij richting de marmeren trap wuifde.
Ik liep teleurgesteld naar de toren van Griffoendor.
‘Hé, Malfinia!’, riep iemand toen ik de leerlingenkamer binnenkwam.
Het was Ivy. Ze gebaarde dat ik moest komen, dus ik kwam naar haar toe. Ivy drukte een vinger tegen haar lippen en wees naar de stoel naast haar bij het haardvuur.
Angel lag opgekruld met haar hoofd op de armleuning te slapen en ze leek net een katje, zoals ze daar lag. Als iemand haar zo zag, zou diegene versteld hebben gestaan hoe anders ze was als ze wakker was.
‘Was ze moe ofzo?’, vroeg Ivy, met een zachtaardige blik op de slapende Angel. ‘Ze ligt hier al minstens een kwartier.’
Ik realiseerde me opeens dat ik haar niet meer had gezien sinds Hagrid ons bijna had geramd met die boom.
‘Tijdens de Toverdrankles was ze nog gewoon klaarwakker’, zei ik. ‘Maar misschien heeft ze haar gegeeuw voor ons verborgen en greep ze haar kans zodra we even niet opletten.’
‘Dat zou inderdaad net iets voor haar zijn’, grijnsde Ivy. ‘Maar ik denk wel dat ze het niet prettig zou vinden als ze wist dat wij haar hebben gadegeslagen terwijl ze lag te slapen.’ Ze keek me even aan. ‘Gaan jij en Hermelien ook weg met de vakantie?’
Ik knikte. ‘Ja, we gaan kerst met mama en papa doorbrengen, die willen natuurlijk alles weten over Zweinstein.’
‘Oja, jullie ouders zijn Dreuzels, toch? Ik vraag me echt af hoe dat is, zonder toverkracht leven.’
‘Nou, echt niet moeilijk’, zei ik. ‘Maar als je toverkracht gewend bent, is het even wennen. Maar ik was net van plan om mijn koffer in te pakken, aangezien Hermelien zei dat ik alvast moest beginnen. Ze wilde nog even naar de bieb.’
‘Ha, zij wel’, zei Ivy en ze rekte zich uit. ‘Ik ga deze vakantie lekker uitrusten en geen één bezoekje aan de bibliotheek brengen. Zie ik je zo nog bij het eten?’
‘Jep. Tot zo.’
‘Hé, Malfie. Ben je al klaar met pakken?’
‘Ja. Jij moet zeker nog beginnen?’
‘Nee, ik ben ook al klaar.’
‘Echt? Dat heb je snel gedaan. Maar ik kan niks anders van je verwachten, Hermie. Oh, daar komt de trein aan.’
We stapten in en sleepten onze koffers naar een coupé.
Hermelien plofte zuchtend op een bank en klopte naast zich. Ik ging naast haar zitten.
‘Ik hoop dat de jongens het een beetje volhouden’, glimlachte Hermelien en ze begon aan mijn haar te prutsen. ‘Maar ze hebben beloofd een uil te sturen als er iets aan de hand was.’
‘Wat zou er aan de hand moeten zijn?’, vroeg ik en ik rommelde in mijn tas op zoek naar mijn leesboek voor onderweg.
‘We zoeken informatie over Nicolaas Flamel’, zei Hermelien.
Ik staakte mijn zoektocht in mijn tas heel even en staarde bedenkelijk uit het raam. Waar kende ik die naam toch van?
‘Wat is er?’, vroeg Hermelien. ‘Joehoe, Malfie? Voel je je wel goed?’
‘Die naam. Nicolaas Flamel. Ik ken die ergens van. Misschien heb ik hem ergens gelezen…’
‘Ja, dat had Harry ook. Die wist ook zeker dat hij hem ergens had gelezen.’
Ik pakte mijn boek uit mijn tas en ging met mijn voeten tegen de tegenoverstaande bank geleund zitten lezen, terwijl ik ondertussen ook nadacht over Nicolaas Flamel.
(Ik kan veel dingen tegelijk doen.)
‘Hermelien! Malfinia! Hierzo!’
We keken om en zwaaiden naar mama en papa, die ons ophaalden van het station.
‘En? Hoe was het?’, vroeg papa grijnzend. ‘Hebben jullie al veel geleerd?’
Hermelien knikte en knuffelde hem uitgelaten.
Mama gaf mij een zoen en aaide me over mijn hoofd.
Wat was ik blij om ze weer te zien.
In de auto begon Hermelien honderduit te vertellen over alles wat we al hadden meegemaakt. Het viel me wel op dat ze alle eventuele beangstigende feiten een beetje verdraaide, waarschijnlijk om mama en papa niet ál te ongerust te maken.
‘En we hebben al een aantal hele goede vrienden!’, zei Hermelien en ze begon ze op te noemen. ‘Angel, Ivy, Luxy, Ron en – mama! Papa! Zelfs Harry Potter is onze vriend!’
‘Dat was toch die jongen die – ’, begon mama en Hermelien knikte.
‘Ja! Hij heeft onze levens gered! Is dat niet geweldig? Dus hij is helemaal niet zoals Malfinia ’s familie zei!’
Ik staarde uit het raam. Al die straten vol Dreuzels…Ik had overal aan kunnen bellen, maar iets – misschien was het lotsbestemming – had ervoor gezorgd dat ik bij Hermelien terecht was gekomen.
‘O, Malfie’, zei Hermelien en ik keek afwezig op. ‘Ik heb wat cadeautjes voor iedereen. Je moet even kijken of je zelf nog wat wilt kopen of dat we gewoon alles opdelen.’
‘Ja, ik kijk wel wat je hebt.’
Toen we weer op onze kamer waren en onze ouders buiten gehoorafstand, zei Hermelien: ‘Ik heb voor Harry en Ron een doos Chocokikkers. Ik wilde niet dat ma en pa het zouden horen, omdat ze dan weer gaan vragen over onze gezondheid enzo, en voor Luxy heb ik een boek over Duistere Verdedigingsmagie.’
‘Echt iets voor Luxy’, zei ik. ‘Ik zie haar dat al lezen in Finland, terwijl haar ouders op edelherten jagen.’
Hermelien giechelde. ‘Voor Ivy heb ik een minibezempje dat echt rond zoeft. Kan ze mee spelen als ze niks te doen heeft.’
‘En voor Angel?’
‘Voor Angel heb ik een zilveren armband.’ Hermelien pakte iets uit haar tas en liet het aan mij zien.
Het had de kleur van engelenhaar en leek net gesponnen herfstdraad. Ik pakte het gebiologeerd aan.
‘Malfie, doe je mond dicht.’
‘Wat prachtig, Hermie. Waar heb je dat vandaan?’
‘Uit een boek.’
‘Hoe bedoel je?’, vroeg ik met opgetrokken wenkbrauwen.
Ze kon toch moeilijk die armband uit een boek hebben gehaald?
‘Ik heb in een boek gelezen hoe je zoiets moest maken en toen – ’
‘Heb je het zelf gemaakt?!’
‘Malfie, doe je mond dicht!’
Maar ik deed mijn mond niet dicht. Ik staarde haar met grote ogen aan.
Oké, dat ze briljant slim was, wist ik. Maar dat ze zoiets prachtigs zelf had weten te maken met alleen een handleiding uit een boek, daar had ze me toch even mee versteld doen staan.
‘Ja, ik heb het zelf gemaakt, en het was ook behoorlijk pittig, maar ik ben best tevreden met het resultaat.’
‘Bést tevreden? Bést tevreden? Het is fantastisch prachtig krankzinnig mooi!’
‘Nou, dankjewel. En zou je nu eindelijk je mond dicht willen doen? Het is geen gezicht.’
Op eerste Kerstochtend werd ik gewekt door een Hermelien met een rode kerstmuts op haar slordige bos bruine haar – ze was zelf ook nog net wakker.
‘Malfie! Cadeautjes!’
Ik schoot overeind.
De Kerstdagen bij mijn vroegere familie waren nooit aangenaam geweest. Mijn zussen kregen altijd bergen cadeaus van familieleden, maar ik kreeg nooit veel. Sinds ik bij Hermelien woonde, was elke Kerst mijn favoriete feestdag geworden.
Ik zal je in het kort vertellen wat ik kreeg:
- Van Ivy kreeg ik een Toverdrankset, waarmee ik al mijn favoriete drankjes kon maken, ook al was het vakantie. Ik vergat mijn verdriet om een hele vakantie zonder toverdranken te moeten doorbrengen onmiddellijk.
- Van Luxy kreeg ik een boek over eenhoorns. Ik was helemaal weg van eenhoorns.
- Van Angel kreeg ik een boek over liefdesdrankjes(ik kreeg haar nog wel).
- Van Hermelien kreeg ik ook zo’n prachtige armband als ze voor Angel had gemaakt (ze stikte bijna toen ik haar ongelooflijk stevig knuffelde.)
- Van mama en papa kreeg ik een doos suikervrije snacks en een eenhoornpoppetje.
Als laatste op de stapel lag er een klein, rond pakketje dat in bruin papier was gewikkeld en waar in krullerige letters: Caligotan op stond.
Ik staarde een paar minuten naar het pakje.
Zou het echt van mijn familie zijn? Zou ik het wel veilig open kunnen maken zonder meteen vervloekt te worden? Waarom stuurden ze me überhaupt iets?
Hermelien keek over mijn schouder.
‘Oh! Heb jij ook een boek van Luxy? Over eenhoorns? Oh, ik over draken. Wat lief van Ivy! Nu hoef je niet meer zo lang te wachten op de Toverdranklessen van school! Daar moet je haar maar eens extra voor bedanken. En van Angel – ze laat je ook niet met rust, hè, haha! Nou, ik hoef niet te vragen of je blij was met mijn cadeau, want dan stik ik misschien nog. En wat is dat?’
Haar oog viel op het bruine pakje waar ik nog steeds behoedzaam naar staarde.
‘Malfie? Is dat van je familie?’
Ik zei niets. In mijn hoofd speelde zich een verwoede tweestrijd af.
Zou ik het kunnen openmaken?
Wilde ik het openmaken?
Zou het vervloekt zijn?
Zou het bedoeld kunnen zijn als een teken van verzoening?
Die laatste kon ik alvast afschrijven. Mijn ouders hadden me nota bene zelf het huis uitgezet. Dan hadden ze vast geen verzoening in gedachten. Die gedachte maakte me merkwaardig leeg van binnen. Het idee dat ik ouders had die niks om me gaven, viel me opeens veel zwaarder dan normaal.
‘Joehoe, aarde aan Malfinia Valentijn!’
Malfinia Valentijn. Zo heette ik. Ik heette geen Malfinia Cardina Caligotan. Zo was ik geboren, maar zo heette ik niet. Ik heb het zelf veranderd. Malfinia Valentijn. Malfinia Valentijn. Malfinia Valentijn. Malfinia Valentijn. Malfinia Valen–
‘MALFINIA!’
Ik schrok me een ongeluk en staarde Hermelien geschrokken aan.
‘Wat?!’
‘Mens, ik schrik me een ongeluk. Ik roep je naam al een kwartier, kind, en je geeft maar geen antwoord! Wat is er? Ga je het openmaken of niet?’
Ik keek weer naar het pakje. Toen nam ik een besluit. Wat er in zat, kon ik maar op één manier uitvinden. Ik pakte het pakje en scheurde het papier eraf.
Een klein, rond medaillon viel op mijn schoot.
Ik pakte het op en probeerde het open te maken, maar het zat dicht. Ik zette mijn nagel tussen de spleet, en begon te duwen en te draaien, maar het werkte niet. Toen ik mijn nagel terugtrok, zag ik dat er een stukje van was afgebroken.
‘Wacht, er zit een briefje bij’, zei Hermelien en ze griste een klein verfrommeld stukje groezelig perkament uit het papier dat ik op de grond had gegooid.
Haar mond viel open.
‘Hermie, doe je mond dicht’, grapte ik, maar ze gaf me een por en duwde me het stukje perkament onder de neus.
‘Beste Caligotan,
Dat je deze brief hebt ontvangen, betekent dat je een nog volledig aangenomen lid bent van de familie Caligotan. Wij hopen dat dit familie-erfgoed zult bewaren en met uw leven zult bewaken. Caligotans ontvangen alleen een familie-erfgoed van een ander Caligotan familielid.
Wees er zuinig op.
Met vriendelijke groeten,
Artemis.
‘Artemis?’, was mijn eerste reactie. ‘Heette die jongen niet zo van zijn achternaam? Die jongen uit de bibliotheek?’
Dat was blijkbaar niet Hermeliens grootste zorg.
‘Dat je deze brief hebt ontvangen, betekent dat je een nog volledig aangenomen lid bent van de familie Caligotan’, citeerde ze. ‘Betekent dat nou dat ze je alleen het huis uit hebben gegooid, en niet uit de familie?’
Ik keek naar haar geschrokken gezicht.
‘Ik ga toch nooit meer terug’, verzekerde ik haar. ‘Ze mogen dan misschien nog mijn familie zijn, maar zo zie ik ze niet. Ze geven toch niets om me. Jij bent nu mijn familie.’
Op dat moment sloeg Hermelien haar armen om mijn schouders.
‘Het maakt me niets uit dat je misschien een andere familie hebt. Ma, pa en ik zien je nu als onze familie. Je hebt zelfs een andere naam gekozen. Je blijft voor altijd bij ons.’
De rest van de vakantie ging als een waas van witte gelukzaligheid voorbij. Het Kerstmaal dat mama had gemaakt was zó lekker dat ik het medaillon even helemaal vergat, terwijl ik me volstopte met zoveel mogelijk kalkoen en pudding. Het toetje was ijstaart en zelfs daarvan kon ik nog twee borden opscheppen. Die avond lag ik echt voor pampus.
We brachten nog bezoekjes aan de dierentuin en aan een paar pretparken, waar alles in kerstsfeer was gebracht.
Eigenlijk had ik gewild dat het voor eeuwig zo door zou kunnen gaan, maar op de laatste dag van de vakantie gingen Hermelien en ik weer naar Zweinstein.
(Voetnoot!)
9 nande ya ne: kansai dialect; het is bekend dat ze dat zo in osaka zeggen: het betekent zoiets als: 'what the hell' |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Di Jun 10, 2008 16:24 |
|
Sorry! Sorry! Sorry! Mijn Internet was heel lang kapot, maar hij doet het weer!
Hoofdstuk 13. Angel's diepzinnige gedachtes
En dus, toen we weer op Zweinstein waren, ging Hermelien weer meteen naar Harry en Ron.
In protest ging ik heel overdreven tegen Angel, Luxy en Ivy vertellen wat ik allemaal had gedaan met kerst.
‘Hebben jullie onze cadeautjes gehad? Ik die van jullie wel! Nog heel erg bedankt! En Angel, ik pak je nog wel terug!’
‘Doushite?10’, vroeg Angel quasi-onschuldig. ‘Ik heb niks schuldigs gedaan…’
‘Behalve me een boek over liefdesdrankjes geven’, zei ik nijdig. ‘Straks wordt ik nog aangegeven door die Artemis-gast.’
‘Nou, een extra gelegenheid om hem mee uit te vragen’, zei Angel.
‘Waar heb je het over?!’
‘Hoe was jouw vakantie, Luxy?’, vroeg Ivy, en ik was haar enigszins dankbaar dat ze het onderwerp veranderde.
Luxy haalde haar schouders op. ‘Leuk. Ik heb veel gedaan.’
‘Gelezen, geslapen, gelezen en geslapen’, mompelde Angel en Luxy wierp haar een dodelijke blik toe.
‘Ik ben jou niet.’
‘Wat had dat te betekenen?!’
‘Niets. Oja, en ik heb ook nog een vriendin opgezocht.’
‘In Finland?’
‘Is dat zo raar? Ik heb ook wel connecties, hoor. Denk niet dat ik nergens anders vrienden heb dan hier.’
‘Goed, goed, sorry.’
Hermelien kwam aanlopen. ‘Sorry’, zei ze verontschuldigend tegen mij. ‘Maar ik moest even wat bespreken.’
‘Geeft niets’, zei ik, maar ik was wel blij dat ze terug was.
‘Niet te geloven dat ze gewoon ’s nachts door de school hebben gezworven! Ze hadden wel gepakt kunnen worden! En weet je wat Ron vertelde? Zijn zusje, Ginny, had bezoek gekregen van een in kap en mantel gehulde vrouw en sinds haar bezoek is ze niet meer hetzelfde geweest. Ze was de hele tijd bleek en trillerig. Dat lijkt me echt heel eng, om opeens zulk bezoek te krijgen.’
‘Ik ga naar de bieb’, zei Luxy kalm en ze liep weg.
‘Wat jij wil!’, riep Angel haar na.
‘Je zult niet geloven wat er is besproken! Sneep wil de volgende wedstrijd gaan fluiten!’, zei Ivy geschokt.
Het duurde even voordat ik besefte dat ze het over Zwerkbal had.
‘Gaat Sneep fluiten? Waarom?’, vroeg Hermelien bezorgd.
‘Geen idee, maar ik heb vanmiddag training, dus ik zal het vragen’, zei Ivy.
We zaten in de leerlingenkamer.
Hermelien was met Ron aan het schaken en ik zat er naast en moedigde Hermelien aan.
‘Go! Go! Go! Maak hem in! Kom op, Hermie! Sla zijn pion! Nee, zijn toren! Het is maar een loper! Kom op!’
‘Malfie, alsjeblieft, ik probeer me te concentreren…’
Harry kwam binnen, gevolgd door Fred, George, Katja Bell, Angelique Jansen, Alicia Spinet en Ivy.
Toen Harry naast Ron ging zitten, zei Ron: ‘Even niks zeggen, ik probeer me te concen- Wat heb je? Je ziet er vreselijk uit.’
‘Sneep fluit de volgende wedstrijd’, zei Harry.
‘Ja, dat zei Ivy ook al’, zei ik. ‘Weet jij waarom?’
‘Nee, niemand weet het. Maar ik weet zeker dat het is om Griffoendor te laten verliezen’, zei Harry snibbig.
‘Ja, vast’, zei Ron.
‘Speel dan niet’, suggereerde Hermelien.
‘Zeg dat je ziek bent’, zei Ron.
‘Doe alsof je je been hebt gebroken’, zei Hermelien.
‘Breek je been echt’, zei Ron.
Ik gaf hem een stomp.
‘Dat kan niet’, zei Harry. ‘We hebben geen reserve-Zoeker. Als ik me terugtrek, kan Griffoendor niet spelen.’
Het portretgat ging open en er klonk een luide smak. Iedereen keek om en zag Marcel, die languit op de grond lag met zijn voeten aan elkaar vastgekleefd. Iedereen begon te schateren van het lachen. Hermelien sprak onmiddellijk de tegenvloek uit. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Malfidus. Ik kwam hem tegen bij de bieb. Hij zei dat hij iemand zocht om op te oefenen.’
Ik sprong overeind. ‘Wat een arrogante kwakzalver! Ik zal hem eens een lesje leren!’ Ik stond serieus op het punt om naar de bieb te gaan, maar Hermelien hield me tegen. ‘Malfie, doe normaal. Zijn twee kleerkasten slaan je helemaal in elkaar!’ En tegen Marcel vervolgde ze: ‘Ga naar professor Anderling! Ga klagen!’
Marcel schudde zijn hoofd. ‘Ik wil niet nog meer problemen.’
‘Je moet van je afbijten, Marcel!’, zei Ron, die even opkeek van het schaakbord. ‘Hij is eraan gewend om over mensen te lopen, maar dat is nog geen reden om braaf te gaan liggen en het hem gemakkelijk maken.’
‘Je hoeft me heus niet te vertellen dat ik niet dapper genoeg ben voor Griffoendor. Dat heeft Malfidus al gedaan.’
‘Hermelien, laat me los, ik ga die achterlijke kwal een beuk geven.’
‘Nee, Malfie.’
Harry gaf Marcel een Chocokikker en zei: ‘Jij bent twaalf Malfidussen waard, Marcel. De Sorteerhoed heeft je toch bij Griffoendor ingedeeld? En waar zit Malfidus? Bij dat smerige Zwadderich.’
‘Well said’, zei Angel goedkeurend en ze stond op. Ik verwachtte niet veel goeds. ‘Marcel-kun, als die overmensenlopende spinnenvreter nog één keer iets Griffoendor-onvriendelijks zegt, laat het me dan weten, want dan sla ik zijn hersens in!’
‘Kom, kom, Angel’, zei Hermelien sussend. ‘Niet zo agressief.’
Nu Hermelien me niet stevig meer vasthad, trok ik me los en rende de leerlingenkamer uit.
‘Oh nee’, zei Hermelien ellendig.
Waar was die kwal? Die akelige vissenkop? Ik begon op Angel te lijken qua interessante bijvoeglijke naamwoorden.
Bij de bibliotheek aangekomen, botste ik tegen iets massiefs op en ik viel op de grond.
‘Auw! Kijk uit waar je –’ Ik keek op en voelde meteen een golf van misselijkmakende woede. Ik was tegen Malfidus opgebotst. Ik sprong overeind en hij staarde me aan, verbaasd dat ik zo snel hersteld was van de val.
‘Hoe durf je Marcels benen aan elkaar te toveren! Als Hermelien niet de tegenvervloeking had uitgesproken, had ik serieus je kop van je nek afgeschroefd als een schroevendraaier! Hoor je me?! Waag het niet om ooit nog iets tegen een Griffoendor te doen, anders krijg je met mij te maken!! Begrepen?!’ Ik staarde hem woedend aan, met mijn vuisten gebald en mijn ogen samengeknepen.
Malfidus leek even totaal uit het veld geslagen en staarde me nog steeds met open mond aan. Zijn twee bodyguards keken hem vragend aan.
‘Wat sta je nou stom te staren!’, beet ik hem toe. ‘Geef je hulpjes dan opdracht om me in elkaar te slaan! Toe dan!’
Zonder op een bevel te wachten, stapten de twee kleerkasten opeens vooruit, en voor Malfidus iets kon zeggen, hieven ze hun vuisten op…
‘Don’t you dare.’
Ik keek om me heen. Er was iemand voor me komen staan, die de twee kleerkasten in bedwang hield met haar toverstok en een heel zwaar boek – dat ze desondanks toch met één hand vast kon houden.
‘L-Luxy’, bracht ik moeizaam uit.
‘There is no need for you to move’, zei Luxy kalm. ‘I will handle this.’
Ze hief het zware boek op en tegelijkertijd met de andere hand haar toverstok.
De twee kleerkasten schoten weg, maar bleven staan toen ze beseften dat ze Malfidus vergeten waren. Ze slopen terug en trokken hem aan zijn armen mee. Malfidus leek nog steeds niet in staat om iets te zeggen, wat raar was, realiseerde ik me ineens. Normaalgesproken had hij wel zijn woordje klaar.
‘B-Bedankt, Luxy’, zei ik. ‘Die verdediging zag ik niet aankomen.’
Luxy boog haar hoofd. ‘Ik ben altijd bereid aardige mensen te verdedigen. Ik heb zelfs een speciale aardige-mensen-in-noodwekker gemaakt, maar toen hij afging, was ik wel gedwongen om de bibliotheek te verlaten. Madame Rommella werd helemaal gek van het lawaai.’
‘Wat voor geluidje maakt je wekker dan?’, vroeg ik nieuwsgierig.
‘Het beginliedje van Death Note’, zei Luxy kalm. ‘Wil je het horen?’
‘N-Nee, dank je’, zei ik, die schrok bij de woorden “Death Note”. ‘Andere keer misschien.’
‘Echt niet?’, vroeg Luxy met een teleurgestelde ondertoon en ik zag dat haar hand richting haar tas ging. ‘Het is echt een goede wekker. Je wordt er onmiddellijk door wakker als je in slaap valt.’
Ik slikte. ‘Echt niet, Lux, volgende keer, oké?’
‘Oké.’ Luxy keek naar het zware boek in haar hand. ‘Ik moet Twilight even terugbrengen. Tot ziens.’
Dat was de eerste keer dat ik Luxy teleurgesteld had zien kijken.
‘Malfie! Moet je dit zien!’
Ik werd de slaapzaal ingetrokken door Hermelien.
‘Dat is toch niet normaal? Is ze wel van plan het op te ruimen? Ruimt ze überhaupt wel eens op?’
Angels deel van de kamer was helemaal bezaaid met rotzooi.
‘Dat zijn haar zaken, Hermie. Ik bemoei me daar niet mee. Als ze er zelf problemen mee krijgt, dan hebben wij er toch niks mee te ma –’
Ik zweeg abrupt. Mijn oog was gevallen op een map die ook van Angel was. Het was een zwarte map. Erop was een oog getekend waar een rode traan uitliep. Het leek net een traan van bloed. Ik sloop naar de map toe en sloeg hem open.
‘Malfie! Niet zo onbeleefd! Misschien is het privé! En doe je mond dicht, het ziet er niet uit.’
Ik wees naar het eerste velletje in de map. Hermelien keek ernaar en snakte naar adem. In lange, krullerige letters was er geschreven:
Even if you embrace me until it’s suffocating,
We will never become one
In a place deeper than gentleness,
Touching each other is merely pain.
Please bind the two of us.
We will dream no more,
Joining hands in uncertainty.
Walking towards
The cruel dawn.
Hermelien sloeg een trillende hand voor haar mond.
‘Wat moet dit voorstellen? Wat is dit voor tekst?’
Ik bladerde door de map. Die stond vol met dat soort teksten.
Injured with pain and sadness, the you that cannot be healed,
shoulder the burden of the past that cannot be erased, don’t throw away your will to live.
Your hand that I held…
Will we lose it someday?
I want to protect you and that disappearing smile
The ringing voice that calls me dries out
Even if it gets erased by the wind along time
I will find you
‘Wat zijn dit voor teksten, zul je bedoelen’, zei ik. ‘De hele map zit er vol mee!’
As if you are being chased, you are in a hurry,
This dry heart is screaming
This stubbornly burning star
Is still far away.
I have been losing while I’m seeking.
I have been robbed while I’m giving it.
For no one, no one’s property.
This is our ‘now’
Overlap out feelings, overlap the dream, overlap the days
Sweating, holding the tears, stirring the blood
‘Wat zijn jullie aan het doen?’
Hermelien en ik bleven als aan de grond genageld staan.
‘Wat doen jullie? Wat hebben jullie daar? Hé – ’
Angel bleef staan toen ze de map in onze handen zag.
Eén blaadje viel uit de map en dwarrelde omlaag, als een levenloos boomblad.
Ik zou de uitdrukking op Angels gezicht niet uit kunnen leggen.
VOETNOTES
10 doushite?: waarom? |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Do Jun 19, 2008 17:53 |
|
Hoofdstuk 14. Nicolaas Flamel onthuld en de tweede Zwerkbalwedstrijd
‘A-Angel…’, stamelde Hermelien. ‘H-Het spijt ons…we wilde niet…’
Angel zuchtte en staarde naar de map in mijn handen. Ik liet hem gauw op de grond vallen.
‘O sorry’, zei ik en ik bukte me om het op Angel ’s bed te leggen maar toen zei ze scherp: ‘Laat maar liggen. Het is het niet waard om op mijn bed te liggen.’
Ik staarde haar timide aan.
‘Blijkbaar hebben jullie mijn gedachten-verwerkmap ontdekt en ingekeken’, zei Angel en ze ging op haar bed zitten.
Ze zag er niet boos uit – eerder ellendig.
‘Jullie mogen me best haten omdat ik dit voor jullie heb verzwegen’, zei ze terwijl ze Hermelien en mij aankeek. ‘En ook omdat ik deprimerende teksten schrijf. Doe maar wat je niet laten kunt.’
‘We haten je niet’, zei Hermelien sussend. ‘We waren alleen wat geschrokken.’
‘Waarom laat je ons het niet weten als je je ellendig voelt?’, vroeg ik. ‘Wij willen je graag helpen. Weet Ivy hiervan? Of Luxy?’
Angel schudde haar hoofd. ‘Ik voel me soms gewoon zo gehaat door alles en iedereen’, zei ze en ik schrok door haar stokkende stem. Huilde ze? Die dappere Angel die altijd wel haar woordje klaar had, veegde nu haar ogen droog en weigerde ons aan te kijken!
Hermelien liet weer blijken van haar tactische vermogens en liep naar Angel toe om een arm om haar heen te slaan en Angel stond dat toe. Ik hurkte voor haar neer en keek haar ongelovig aan.
‘Maar Angel, wij zijn je vrienden! Ik vind dat je ons gewoon moet vertrouwen in dat soort dingen! Beloof me dat je voortaan alles aan ons vertelt. Of je het aan Ivy en Luxy vertelt, moet je zelf weten, maar in elk geval aan mij en Hermelien nu wij zelf je geheim hebben ontdekt!’
Angel knipperde met haar donkere ogen en veegde de laatste tranen weg.
‘Beloofd.’
‘Ivy, speel jij nou ook in de volgende wedstrijd?’, vroeg Hermelien. We zaten weer in de bieb.
Ivy schudde haar hoofd. ‘Nee, want George Wemel is weer fit en ik vind het sowieso niet erg, omdat Sneep fluit. En Huffelpuf verslaan we toch wel. Daar hebben ze mijn kracht niet voor nodig. Als we tegen Zwadderich spelen, leen ik graag mijn mepgraagheid uit aan het team.’
‘Je…mepgraagheid…Juist…’
Hermelien trok me even weg van Angel, Ivy en Luxy.
‘Wat?’
‘We hebben gevonden wie Nicolaas Flamel is. Hij is de maker van de Steen der Wijzen!’
De Steen der –’ Ik staarde haar aan. Ze knikte enthousiast.
‘Ik wíst wel dat ik die naam eerder had gehoord!’, zei ik. ‘Jij hebt me erover verteld!’
‘Juist! Kijk, jij onthoudt die dingen tenminste. Harry en Ron lezen nooit. De goedsullen.’
‘Ze lezen nooit en dan zijn ze goedsullen? Ik vat je niet helemaal, Hermie.’
‘Nou, doet er niet toe. Het gaat er om dat we het weten en dus zijn we weer een stapje verder met ons onderzoek. En nu even over Sneep.’
Deed Hermelien onderzoek naar Nicolaas Flamel? Samen met Harry en Ron?
‘Wat is er met hem?’
‘Nou, het hele team is in de stress vanwege zijn partijdigheid’, zei Hermelien, die me weer terugloodste richting Angel, Ivy en Luxy, die druk aan het discussiëren waren over Sneeps onvermoede scheidsrechterstalenten.
‘Dat kan ik me voorstellen’, zei ik.
‘En bovendien lijkt het alsof hij Harry volgt’, zei Hermelien. ‘Ron en ik hebben de Vloek van Beentjeplak geoefend, mocht hij Harry iets aan willen doen op het veld.’
‘De Vloek van Beentjeplak?’, vroeg ik. ‘Jij? Tegen een leraar?’
‘Het blijft Sneep’, zei Hermelien. ‘En als hij Harry iets aan wil doen, ben ik bereid om hem de voet dwars te zetten.’
Er fonkelde iets victorieus in haar bruine ogen.
‘Zeg, Hermie-chan’, zei Angel opeens. ‘Wat zei je nou net over die Vloek van Beentjeplak? Mag ik mee?’
‘Heb je het gespreksonderwerp wel gehoord?’, mompelde Hermelien.
‘Heel veel succes, Harry’, zei Hermelien en ik zwaaide hem na, terwijl hij gespannen richting de kleedkamer liep.
‘Hopelijk veegt hij straks die grijns van Sneeps gezicht’, zei Ron hoopvol.
‘Hopelijk veegt Sneep hem niet van zijn bezem’, zei Angel. ‘Hopelijk hoeven wij hem straks niet op te vegen van de grond.’
‘Angel, laat jij nooit blijken van enig vertrouwen?’, vroeg ik nieuwsgierig met een verwijtende blik op de totaal gekalmeerde Angel.
‘Ach, als ik er zin in heb, soms.’
‘Als je er zin in hebt, en dan ook nog soms’, zei ik hoofdschuddend. ‘Waar moet dat heen met de wereld.’
‘Nou, op dit moment, naar het Zwerkbalveld’, glimlachte Angel.
‘Angel…’
‘Denk eraan’, siste Hermelien tegen Ron, ‘de spreuk is Locomotor Mortis.’
‘Weet ik’, snauwde Ron. ‘Zeur niet zo. En trouwens, ik heb Sneep nog nooit zo vals zien kijken.’
Ivy en Luxy hadden naast mij plaatsgenomen.
‘Kijk’, zei Ron wijzend. ‘Ze zijn begonnen – Auw!’
Hij was van achteren door iemand tegen zijn hoofd geschopt.
‘O, sorry, Wemel. Ik zag je niet.’
Ik draaide me woedend om toen ik die stem hoorde. Die Malfidus!
Malfidus had mij nog niet gezien. Hij staarde Ron nog geamuseerd aan.
‘Hoe lang zou Potter deze keer op zijn bezem blijven zitten? Wil iemand wedden? Jij misschien, Wemel?’
Angel schold luid op Sneep omdat hij Huffelpuf een strafschot had toegekend.
‘Alleen maar omdat Fred een Beuker naar je toe stuurde! Wat is dit voor ongerechtigheid!’
‘Nou, eigenlijk was het heel gerechtig, Angel. Fred had die Beuker niet moeten gooien –’
‘PERKAMENTUS! GOOI DIE SCHEIDS VAN HET VELD!’
Daan Thomas brulde met haar mee.
‘Ja! Geef de scheidsrechter een rode kaart!’
Angel scheen het feit dat ze een bondgenoot had gevonden sterker te vinden gelden dan het feit dat ze niet wist wat een rode kaart was.
Samen met Daan begon ze Sneep allerlei verwensingen toe te roepen. Simon zat er merkwaardig verlaten bij. Ik boog me naar hem toe en klopte hem op zijn schouder.
‘Rustig maar, ik zal niet weer op je voet gaan staan. Het gaat wel weer over. Soms heeft Angel gewoon zo’n bevlieging.’
Simon leek gerustgesteld.
Tegen Ivy voegde ik eraantoe: ‘Alsof ze vriendschap zou sluiten met Daan omdat ze allebei een hekel hebben aan Sneep. Toe nou, zeg. Ik weet dat ze raar is, maar zó raar…’
Hermelien zat gespannen naar Harry te staren en Malfidus’ stem bracht me weer terug naar zijn onaangename gesprek met Ron.
‘Weet je hoe ze spelers kiezen bij Griffoendor? Ze nemen alleen mensen met wie ze medelijden hebben. Kijk maar: Potter heeft geen ouders, de Wemels hebben geen geld – jij zou eigenlijk ook in het team moeten zitten Lubbermans. Tenslotte heb jij geen hersens.’
Marcel werd knalrood.
‘Ik ben twaalf van jouw soort waard, Malfidus.’
Ik knikte kort en krachtig. Goed dat hij dat recht in zijn gezicht zei.
Malfidus en zijn kleerkasten bulderden van het lachen.
‘Goedzo, Marcel. Bijt van je af’, zei Ron afwezig.
‘Lubbermans, als hersens goud waren zou je nog armer zijn dan Wemel en dat wil wat zeggen.’
‘Ik waarschuw je, Malfidus – nog één woord…’
Hermelien slaakte een kreet en ik schrok me een ongeluk.
‘Ron! Harry!’
Ron verrekte zijn nek bijna toen hij omkeek. ‘Wat? Waar?’
‘Kom op, JE KUNT HET!’
‘GAMBATTE!!!!’
‘Je boft, Wemel. Ik geloof dat Potter geld heeft zien liggen.’
Ron verloor zijn zelfbeheersing en sprong bovenop Malfidus.
‘Oeh, kijk, de wedstrijd wordt interessant’, zei Angel, die de wedstrijd links liet liggen en zich omdraaide om geamuseerd naar Ron en Malfidus te kijken.
‘Malfie, nee!’
‘Ik wil hem ook slaan!’
‘NEE MALFINIA! Help Harry aanmoedigen! Vooruit, Harry!’
‘Vooruit, Ron!’, riep Angel.
‘Angel! Harry heeft de Snaai gezien!’, brulde Ivy agressief.
‘Echt?’, vroeg Angel ongeïnteresseerd. ‘Ron heeft ook iets gezien. Namelijk een kans om Malfidus te lijf te gaan! En ik zit er precies met mijn neus bovenop! Lang leve de eerste rij!’
‘Het kan haar ook geen bal schelen, hè?’, vroeg ik bedachtzaam aan Ivy, die mistroostig haar hoofd schudde.
Luxy zat glazig naar het kleine stipje te kijken dat Harry heette.
Harry schoot op Sneep af en Hermelien sprong op haar stoel om Harry verder aan te moedigen. Ik keek omlaag toen er iets voorbij mijn zichtgrens rolde. Het waren Ron en Malfidus, die nu over de grond rolde. Marcel had zich er nu mee bemoeid en was in gevecht met Korzel en Kwast.
‘Hou je aandacht erbij, Malfinia. Word geen tweede Angel.’
Ik wierp een blik op Angel, die breed glimlachend Ron en Marcel aanmoedigde.
‘Go! Go! Go! Geef hem een beuk, Marcel! Nee, niet zijn linkerkant! Nu kan ik het niet meer zien! Wacht even, ja, zo zie ik het weer! Sla hem op zijn kaak, Ron! That’s my boy! Kijk me niet zo aan, ik bedoel er niks mee! Ga verder met meppen! Woohoo!’
‘Nee, ik zal geen tweede Angel worden’, zuchtte ik en ik staarde weer naar Harry.
Sneep ontweek Harry op het nippertje – Ivy kreunde van teleurstelling.
‘En dan zeg je tegen mij dat ik geen tweede Angel moet worden!’, zei ik verontwaardigd.
Harry vloog plotseling weer op en er klonk een oorverdovend applaus.
Hermelien sloeg haar armen om Parvati Patil, die een rij lager zat en ze danste op haar stoel op en neer. Ik draaide me gepikeerd om.
‘Oké, jongens, zo is het genoeg. Ron – Ron? Ron, waar ben je?!’
Ik vond hem onder Luxy ’s stoel. Hij had een bloedneus.
‘Ron, kom daarvandaan! Harry heeft gewonnen! Wij hebben gewonnen! Griffoendor gaat aan de leiding!’
‘Waar is Malfidus heengegaan?’, vroeg Angel teleurgesteld. ‘Is het al afgelopen? Er is niemand in coma geraakt, wat was dat nou voor een gevecht?’
‘Angel, we hebben gewonnen, Malfidus is weggevlucht’, zei ik. Ik zag haar opgetrokken wenkbrauwen en ik voegde er snel aan toe: ‘Weggevlucht naar de wc om heel erg te gaan huilen van de pijn.’ Angel glunderde weer.
Hermelien, Ron, Angel en Ivy waren al naar de leerlingenkamer gegaan voor het eindfeestje en Luxy was teruggegaan naar de leerlingenkamer van Ravenklauw.
Ik liep in mijn eentje van de wc vandaan – niet die van Astoria welteverstaan. Ik had een andere gevonden op de tweede verdieping.
Ik liep net langs een lokaal, toen de deur van het lokaal openvloog en er iets in volle vaart tegen me opknalde.
‘Auw!’, riep ik en toen viel ik als in slowmotion op de grond. Maar nog voordat ik op de grond smakte, werd ik opgevangen. Ik hield mijn ogen dichtgeknepen, tot een bekende stem opeens zei: ‘Zou je niet eens op benen gaan staan?’
Ik opende mijn ogen en schrok me een ongeluk. Ik hervond snel mijn gewicht en staarde naar mijn schoenen.
Het was Malfidus en hij leek erg ongemakkelijk. Hij staarde naar zijn schoenen.
‘B-Bedankt’, mompelde ik. ‘D-Dat je mijn val voorkwam.’
‘Hm, een bedankje van een Griffoendor die mij vanmiddag nog heeft bedreigd’, zei hij met een geveinsde glimlach. ‘Heel aandoenlijk.’
‘Hallo, zelfs ík ben niet zo onbeleefd om iemand niet te bedanken als ik bijna op de grond smak. Niemand zou zo onbeleefd moeten zijn. Jij zou Rons familie ook niet moeten beledigen.’
Ik vroeg me af waarom ik het opeens zo warm had. Ik kreeg bijna geen adem en mijn hart bonkte als een gek. Wat had dit te betekenen?!
‘Wat is er?’, vroeg Malfidus. ‘Je ziet nogal benauwd.’
‘Waarom zou jij je daar zorgen over maken? Ik ben toch een Griffoendor?’, zei ik schamper en ik keek de andere kant op. Ik voelde het bloed naar mijn hoofd stijgen en probeerde rustig te blijven ademen.
‘Ik was alleen maar beleefd, hoor. Maar je hebt gelijk. Waarom zou ik me zorgen maken om een Griffoendor?’ Hij wilde weglopen.
‘Wacht even’, zei ik en hij bleef verbaasd staan. ‘Waarom zat je in dat lokaal?’
Hij werd nogal rood. ‘Dat zijn jouw zaken niet. Ik weet niet eens wie je bent.’
‘Ik ben Malfinia Valentijn.’
‘Luister, Valentijn. Het gaat jou niks aan wat ik doe als ik alleen ben. Ga nu maar terug naar je Modderbloedvriendinnetje.’
‘Noem Hermelien niet zo! Ze is mijn zus!’
‘Oh, nee maar. Ik voer dus nu een gesprek met nóg een Modderbloedje. Maak dat je wegkomt.’ Hij liep met ferme passen weg.
Wat was dat een egocentrische kwal. Maar toch, ondanks zijn hatelijke opmerking over Hermelien, kon ik zijn ongemakkelijke gezicht die avond niet van me afzetten. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone...
Laatst aangepast door RoebZ op Wo Jul 16, 2008 18:01; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Wo Jul 16, 2008 18:00 |
|
Hoofdstuk 15. Een draak?! Op het schoolterrein?! Wat?! Cool….
Op de één of andere manier bracht Hermelien meer tijd door in het gezelschap van Harry en Ron dan gewoonlijk – ze verdiepten zich blijkbaar verder in Nicolaas Flamel dan ik – ik snapte niet wat er nou zo interessant aan was.
En het leek wel of Malfidus me ontliep.
Ik vroeg mezelf steeds af waarom ik me daar iets van aantrok, maar het zou wel weer een geval zijn van iets wat ik niet van me af kon zetten. Alweer.
Angel was alleen maar opgewekter geworden, ook al hadden Hermelien en ik haar zwakke kant ontdekt. Ik had haar ook liever blij dan depressief, want dan kon ze je uren aanstaren met een nijdige frons waar je knettergek van werd.
Ik zat aan de tafel van Griffoendor te lunchen, toen een drukdoenerige Hermelien kwam aanlopen. Ze legde allemaal papieren op tafel.
‘Hier, Malfie, moet je eens goed luisteren. Ik ben bezig studieschema’s aan het opstellen. Ik voorzie ze ook met aantekeningen en kleurcoderingen. Dat zou jij ook eens moeten doen. Het is ontzettend handig, je kunt je huiswerk er heel makkelijk mee inplannen.’
‘Maar Hermie, het gaat prima met mijn huiswerk. Ik hoef alleen nog maar een opstel voor Gedaanteverwisselingen te maken. En het duurt voor mij eeuwen voordat ik zo’n schema op zou kunnen stellen.’
‘Je bent net zo koppig als Harry en Ron. Die zeggen ook dat het nog zó lang duurt voor de tentamens beginnen, maar het zijn nog maar tien weken. En misschien loop je nu bij, maar straks krijgen we nog bergen erbij. Ik waarschuw je, hoor, dat gaat echt gebeuren! We moeten de tentamens halen om over te gaan! We moeten heel erg ons best gaan doen, Malfie!’
‘Ja, Hermie…’
Maar het bleek dat ze groot gelijk had. Meteen de volgende les al, werden we opgezadeld met bergen werk. Zo kwam het dat we de paasvakantie voornamelijk doorbrachten in de bibliotheek, zuchtend en steunend en gebogen over vele dikke boeken, met onze ganzenveren in de aanslag om het eerst voorbijkomende interessante feit over te nemen op ons perkament.
De lucht buiten was zo ongelooflijk blauw – het was de eerste mooie dag sinds maanden – en de lente kwam eraan, dat voelde je gewoon.
Na onbewust vijf minuten naar buiten hebben gestaard, werd ik pinnig aangestoten door Hermelien, die me aandrong om door te werken en dat er geen tijd was voor dromen nu er nog maar negen weken waren tot de tentamens.
Na een uiterst gespannen halfuur, smeet Ron zijn veer neer en zuchtte.
‘Dat krijg ik nooit allemaal in mijn hoofd gestampt.’
Ook hij staarde verlangend naar buiten.
‘Nou, nou, Ron, je wilt toch wel overgaan? Dan moet je goed leren’, zei Angel wijs. Dat leverde haar een geïrriteerde blik van Ron op.
‘Dat wil ik niet horen van iemand die is blijven zitten.’
‘Pardon? Ik had toevallig totaal geen motivatie. Ik had een stomme klas, geen aansluiting en problemen thuis. Ik verkeerde onder totaal andere omstandigheden.’
Ron werd afgeleid door een reusachtige gedaante die achter een boekenkast tevoorschijn kwam. ‘Hagrid! Wat doe jij in de bieb?’
‘Alleen effe kijken’, zei hij snel. ‘En wat voeren jullie in je schild? Zijn jullie nog steeds op zoek naar die Nicolaas Flamel?’
‘O, we weten allang wie dat is’, zei Ron, alsof hij dat mysterie persoonlijk opgelost had en Hermelien keek hem even gepikeerd aan. ‘En we weten ook wat die hond bewaakt: de Steen der –’
‘Ssst! Schreeuw ’t alsjeblieft niet van de daken! Voel je je wel goed?’
‘Eigenlijk wilden we je een paar dingen vragen’, zei Harry kalm. ‘Waardoor die Steen nog meer bewaakt wordt, behalve Pluisje –’
‘SSST! Hoor es – kom later effe bij me langs. Ik ken niet beloven dat ik wat zeg, maar zit er hier alsjeblieft niet over te wauwelen. De leerlingen horen d’r niks van af te weten. Dadelijk denken hun nog dat jullie ’t van mijn hebben.’
‘Tot vanmiddag, dan’, zei Harry en Hagrid schuifelde snel weg.
Angel geeuwde.
‘Wat hield hij op zijn rug? Denken jullie dat het iets te maken had met de Steen?’
‘Ach, heeft al het vreemde opeens te maken met de Steen ofzo?’, vroeg Angel, die over haar voorhoofd wreef. ‘Zweinstein is nou eenmaal een maffe school, met maffe leraren en een maffe terreinknecht. Da’s altijd zo geweest en dat zal altijd zo zijn. Ik vind Hagrid heel aardig hoor, maar af en toen spoort hij gewoon niet helemaal. Hij heeft me heel vaak geholpen.’
Ik besloot niet te vragen waarmee hij haar had geholpen.
‘Even kijken bij welk onderwerp hij zocht’, zei Ron en hij liet zijn huiswerk voor wat het was en stond op. Even later kwam hij terug en gooide een stapel boeken op ons tafeltje.
‘Draken! Hagrid heeft dingen opgezocht over draken! Hier, moet je zien: De draken van Groot-Brittannië en Ierland en Van Ei tot Inferno: Een Praktisch Handboek voor Drakenfokkers.’
‘Hagrid heeft altijd al een draak willen hebben. Dat heeft hij bij onze allereerste ontmoeting gezegd’, zei Harry.
‘Maar dat is tegen de wet. Drakenfokken is verboden door de Heksenmeestersconventie van 1709.’
Hermelien, Angel en ik staarden hem verbijsterd aan.
‘Dat weet iedereen’, vervolgde Ron, lichtelijk geïrriteerd. ‘Het is moeilijk om niet opgemerkt te worden door Dreuzels als je een draak in je schuurtje hebt – en bovendien kun je draken niet temmen, dat is veel te gevaarlijk. Je zou de schroeiplekken eens moeten zien die Charlie in Roemenië heeft opgelopen.’
‘Ik wist dat er een bron moest zijn voor deze plotselinge blijk van kennis’, zei Angel, die begripvol knikte.‘Het kwam natuurlijk door zijn broer. Naar zijn broer luistert hij wel.’
‘Hé!’, begon Ron, maar Harry onderbrak hem.
‘Maar er zijn toch zeker geen draken meer in Engeland?’
‘Natuurlijk wel’, zei Ron. ‘De Gewone Groene Huisdraak uit Wales en de Schotse Zwartkop. Het Ministerie van Toverkunst heeft er een dagtaak aan om dat te verdoezelen, dat kan ik je verzekeren. Ze moeten constant Dreuzels betoveren die draken hebben gezien, zodat ze dat weer vergeten.’
‘Ik geloof dat we eindelijk iets hebben gevonden waar je veel vanaf weet, Ron’, zei Angel diep onder de indruk.
‘Wat voert Hagrid in vredesnaam in zijn schild?’, zei Hermelien ongerust.
Angel geeuwde opnieuw en pakte toen haar onaangeraakte boek.
‘Tsja. Nou, later, jongens, ik ga naar de leerlingenkamer, naar Ivy. Ik kan me hier niet concentreren met al deze boeken om me heen. Ik ga wel gezellig met Ivy luiere– studeren. Later.’
Ik besloot om mee te gaan naar Hagrid. Harry en Ron wisten niet goed of dat wel verstandig zou zijn, maar Hermelien haalde hen over dat ik heus niks zou verraden en ik mocht mee.
Even later klopten we op de deur van Hagrids huisje. De gordijnen waren gesloten. Hagrid bulderde eerst: ‘Wie is daar?’ en toen we binnen waren, sloeg hij de deur gauw weer dicht.
Het was om te stikken binnen. Ik bolde mijn wangen en deed gauw mijn mantel af. We kregen thee en broodjes bunzing, waar we geen van allen zin in hadden.
‘Dus jullie wilden wat vragen?’, vroeg Hagrid.
‘Ja’, zei Harry recht voor zijn raap. ‘We vroegen ons af of jij weet waar de Steen der Wijzen nog meer door bewaakt wordt, behalve Pluisje.’
Ik was nog steeds verbijsterd dat die monsterlijke moordlustige hond Pluisje heette. Als je Harry zo hoorde praten zonder het monster te kennen waar hij het over had, zou je denken dat hij het over een knuffelbaar pluizig hondje had. Wat konden namen toch misleidend zijn.
‘Dat ken ik natuurlijk niet zeggen’, zei Hagrid fronsend. ‘Ten eerste weet ik ’t zelf niet en ten tweede weten jullie al veels te veel, dus ga ik dat echt niet aan jullie neus hangen. Die Steen legt daar niet zonder reden. Ze hebben ‘m op een haar na gejat bij Goudgrijp – dat hebben jullie ondertussen wel begrepen, toch? Ik snap trouwens nog steeds niet hoe jullie van Pluisje weten.’
Ik slikte moeizaam een hete slok thee door.
Toen begon Hermelien opeens te praten op een toon die ze ook altijd tegen mee gebruikte als ze iets van me wilde. De vleierijtoon.
‘Kom nou, Hagrid. Misschien wil je het niet zeggen, maar natuurlijk weet je het wel. Jij weet tenslotte alles wat er hier gebeurt. We vroegen ons eigenlijk meer af wie verder voor de bewaking heeft gezorgd. We waren benieuwd of Perkamentus nog meer mensen voldoende vertrouwt om ze te laten helpen, behalve jij.’
Ondanks het feit dat ik vaak genoeg onder die toon bezweken was en wist dat ze wat in haar schild voerde, moest ik toegeven dat het erg geloofwaardig klonk.
Hagrid glom van trots en Harry en Ron keken Hermelien vol bewondering aan.
Hagrid was ook bezweken.
‘Nou, ’t ken geen kwaad om dat te vertellen…es effe kijken…hij heb Pluisje van me geleend…en toen heb een stel leraren betoveringen uitgesproken…professor Stronk – professor Banning – professor Anderling…professor Krinkel – en Perkamentus heb zelf tuurlijk ook wat gedaan. Wacht effe, ik vergeet iemand.’ Hij telde op zijn vingers. ‘O ja, professor Sneep.’
‘Sneep?!’
‘Ja – zijn jullie daar nog steeds over bezig? Hoor es, Sneep heb geholpen die Steen te beschermen. Dan zal ie hem zekers niet gappen.’
Er viel even een stilte. Ik dronk met kleine slokjes mijn bloedhete thee op, waardoor ik het nog heter kreeg dan ik het al had in dit huis zonder frisse lucht.
‘Jij bent de enige die weet hoe je Pluisje moet bedwingen, hè Hagrid? Dat zou je toch verder tegen niemand zeggen? Zelfs niet tegen een leraar?’, vroeg Harry ongerust.
‘Verder weet niemand niks, enkelt Perkamentus en ik’, zei Hagrid zelfvoldaan.
‘Nou dat is tenminste iets.’
Ik hield het niet meer.
‘Hagrid, mag er een raam open? Ik smelt zowat.’
‘Sorry meissie, dat gaat niet’, zei Hagrid en hij wierp een blik op het haardvuur.
We volgden zijn voorbeeld.
‘Hagrid, wat is dat?’
Onder de waterketel lag een gigantisch zwart ei.
‘Dat? Dat is – eh…’
‘Hoe kom je daaraan, Hagrid?’, vroeg Ron, die gebiologeerd naar het ei staarde. ‘Dat moet een fortuin hebben gekost.’
‘Ik heb ’t gewonnen. Gisteravond ging ik effe wat drinken in de kroeg in ’t dorp en toen heb ik een paar potjes gekaart met een vreemdeling. Volgens mijn was ie blij dat ie ’t kwijt was, om je de waarheid te zeggen.’
‘Maar wat wil je ermee doen als het uitkomt?’, vroeg Hermelien. Haar ogen stonden bezorgd en eindelijk drong het tot me door wat het ei voorstelde.
(Ik ben altijd wat traag van begrip geweest.)
‘Ja, wat wil je dan gaan doen? Zo’n ding blijft niet altijd klein!’, zei ik schor.
‘Nou, kijk, ik heb d’r ’t nodige over gelezen.’ Hagrid pakte een boek onder zijn kussen vandaan. ‘Dit heb ik uit de bieb – Drakenfokken als Broodwinning en Tijdverdrijf – ’t is natuurlijk een beetje verouderd, maar alles staat erin. Je mot ’t ei in ’t vuur leggen omdat de moeder erop ademt, snappie, en als ’t uitkomt mot je ‘m elk halfuur een emmer cognac met kippenbloed geven. Kijk, hier staat hoe je de verschillende soorten eieren ken herkennen – mijnes is een Noorse Bultrug. Die zijn hartstikke zeldzaam.’
‘Maar Hagrid, je woont in een houten huis’, zei Hermelien. Hagrid luisterde niet naar haar en stookte het vuur neuriënd nog wat hoger op.
‘Een draak?! Op het schoolterrein?! Wat?! Cool…’
‘Niet zo hard, Angel. En het is niet zo cool als je zegt. Dat beest wordt groot en binnen de kortste keren staat Hagrids huisje in de fik.’
‘Maar stel je voor, een draak is toch cool! Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Eindelijk komt er een einde aan mijn vredige leventje.’
‘Ik vraag me af hoe het is om een vredig leventje te leiden’, verzuchtte Ron.
Ik keek toe hoe Hermelien voor iedereen studieschema’s maakte. Niemand kon haar nu nog tegenspreken om het te doen, aangezien iedereen nu in tijdnood zat met zijn/haar werk.
Op een ochtend kwam Hedwig, Harry ’s prachtige sneeuwuil, naar hem toe en gaf hem een briefje. Er stonden drie woorden op.
Het komt uit.
‘Laten we Kruidenkunde overslaan en direct naar Hagrid gaan’, zei Ron.
Angel vond dat een goede inzet, maar Hermelien stak er een stokje voor.
‘Hermelien, hoe vaak zien we nog een drakenei uitkomen?’
Angel zette een pruillipje op, maar Hermelien leek niet onder de indruk.
‘We hebben les, we komen in de problemen en dat is nog niets vergeleken met de problemen die Hagrid krijgt als ze merken wat hij –’
‘Hou je mond!’, siste Harry. Ik keek hem verontwaardigd aan, maar hij gebaarde naar Malfidus, die op nog geen meter afstand was blijven staan en keek alsof hij plotseling jarig was verklaard.
Op de weg naar Kruidenkunde bleven Ron en Hermelien maar kibbelen, en uiteindelijk stemde Hermelien ermee in om tijdens de pauze gauw even bij Hagrid langs te gaan.
We haastten ons de kas uit toen de bel ging en Hagrid deed rood van opwinding open.
‘’t Is al bijna uitgekomen!’
Het ei lag op tafel en er bewoog iets tussen de vele barsten die er al inzaten. Angel boog zich gefascineerd over het ei, maar Hermelien trok haar terug.
Na een luide kraak barstte het ei helemaal open en viel de babydraak op tafel. Het was mager, gitzwart, met een lange snuit en uitpuilende oranje ogen en twee hoornstompjes. Zijn vleugels waren nog gevouwen en waren reusachtig en stekelig. In vergelijking met het lichaam leken de vleugels bizar groot.
Zowel Hagrid als Angel snakte naar adem.
‘Is ’t geen plaatje?’, zei Hagrid vol vervoering.
‘Sugoi desu ne…11’, brabbelde Angel.
Hagrid streelde over de kop van het draakje en dat hapte naar zijn vingers, zodat zijn tanden blootkwamen, die lang en scherp waren.
‘Ach, ’t schatje! Kijk, hij kent z’n baasje!’
‘Hagrid’, zei Hermelien, ‘hoe snel groeien Noorse Bultruggen eigenlijk?’
Naar dat antwoord was ik ook erg benieuwd, maar voor Hagrid antwoord kon geven, werd hij opeens lijkbleek. Hij stond abrupt op en liep naar het raam.
‘Wat is er?’
‘Iemand gluurde tussen de gordijnen door – een of ander joch – hij holt gauw terug naar de school.’
Harry sprintte naar de deur. Wij volgden hem en herkenden de gedaante onmiddellijk.
‘Ik ga hem achterna!’, riep Angel. ‘Ik laat die smerige oorwurm ons niet verraden, en jou al helemaal niet, Hagrid!’
Het was Malfidus.
De glimlach die de volgende dagen om Malfidus’ lippen speelde, maakte ons allemaal heel zenuwachtig.
We gingen heel vaak bij Hagrid langs om hem over te halen de draak te laten gaan.
‘Dat ken niet. Hij is nog veels te klein, dan gaat ie dood.’
Het beest was in een week drie keer zo groot geworden. De vloer van de kamer lag vol lege cognacflessen en kippenveren.
‘Ik heb besloten ‘m Norbert te noemen’, ging Hagrid verder. ‘Hij kent me, kijk maar. Norbert! Norbert! Waar is baasje?’
Angel keek Hagrid even ongelovig aan, bij deed toen mee. Ze kietelde de draak onder zijn kin, en, in plaats van te bijten, maakte Norbert een vredig ronkend geluidje.
‘Hagrid’, zei Harry luid, ‘over twee weken is Norbert even lang als je huis. En Malfidus kan elk moment naar Perkamentus stappen.’
Hagrids glimlach verdween. ‘Ik – ik weet best dat ik ‘m niet altijd ken houden, maar ik ken ‘m toch ook niet zomaar aan z’n lot overlaten? Dat ken ik niet over me hart verkrijgen.’
Harry keek plotseling naar Ron.
‘Charlie’, zei hij.
‘Ik geloof dat jij ook niet helemaal fris meer bent. Ik heet Ron, weet je nog?’
‘Nee – Charlie – je broer. In Roemenië. Die bestudeert toch draken? We zouden Norbert naar hem toe kunnen sturen. Charlie kan voor hem zorgen en hem vrijlaten als hij groot genoeg is!’
‘Briljant! Wat vind je, Hagrid?’
Hagrid zuchtte, maar stemde uiteindelijk in met het sturen van een uil naar Charlie.
Een week kroop voorbij. We gingen omstebeurt bij Hagrid langs om te helpen met Norbert.
Op een avond in de leerlingenkamer, zaten we samen te wachten op Ron, die nog steeds bij Hagrid was.
Angel had alles wat ze wist aan Ivy verteld, iets waarvan we niet zeker wisten of het wel verstandig was, maar Ivy beloofde dat ze niets zou doorvertellen – behalve aan Luxy als het nodig was. Ze leek ook erg verontwaardigd dat we haar niet in vertrouwen durfden te nemen.
‘Ik ga Hagrid heus niet verlinken’, zei ze gewichtig. ‘Hij heeft me vaak geholpen.’ Ze wierp een veelbetekenende blik op Angel, die breed grijnsde.
Ik hield me in.
Uiteindelijk, rond middernacht, sprong het portretgat open en verscheen Ron uit het niets.
Iets wat ik nog niet had verteld, Harry had voor Kerst een heuse onzichtbaarheidsmantel gekregen. Die dingen waren nergens meer te vinden.
Hij had een bebloede zakdoek om zijn hand. ‘Hij heeft me gebeten! Ik kan een week geen ganzenveer vasthouden! Ik zweer je, die draak is het vreselijkste beest dat ik ooit heb gezien, maar als je Hagrid hoort, zou je denken dat het een donzig konijntje was. Toen hij me beet, kreeg ik een uitbrander omdat ik hem zou hebben laten schrikken. En toen ik wegging, zong Hagrid een slaapliedje voor hem!’
‘Ah, wat lief’, zei Angel.
Iets tikte op de ruit van de leerlingenkamer.
‘Hedwig!’, zei Harry, die gauw het raam opende. ‘Ze heeft vast antwoord van Charlie!’
We staken de koppen bij elkaar om het briefje te lezen.
Beste Ron,
Alles goed met je? Bedankt voor je brief – ik wil die Noorse Bultrug graag hebben, maar het zal niet eenvoudig zijn om hem hier te krijgen. Het beste lijkt me dat jullie hem meegeven aan een paar vrienden van me, die volgende week komen logeren. Het probleem is dat ze niet betrapt mogen worden op het smokkelen van een illegale draak. Zouden jullie de Bultrug zaterdag om middernacht boven in de hoogste toren kunnen krijgen? Dan kunnen ze hem meenemen als het nog donker is. Stuur zo snel mogelijk antwoord.
Groetjes, Charlie
‘Aardige vent, die broer van je’, zei Angel.
‘Vanwaar die onderdrukte verbazing?’, zei Ron knorrig.
‘We hebben de onzichtbaarheidsmantel’, zei Harry. ‘Het lijkt me niet al te moeilijk – die mantel is groot genoeg voor twee van ons, plus Norbert.’
Het originele plan was dat Harry en Ron zouden gaan, maar Rons hand bleef maar zwellen en we zaten met het probleem of het wel veilig was om naar madame Plijster te gaan.
Maar uiteindelijk zat er niets anders op – de wond had een gifgroene kleur gekregen en was 4 keer zo dik geworden.
Toen de lessen van die dag erop zaten, gingen Hermelien, Harry, Angel en ik bij Ron op bezoek in de Ziekenzaal. Hij zag er niet goed uit.
‘Dat komt niet alleen door die hand. Ook al heb ik het gevoel dat die er elk moment af kan vallen. Malfidus zei tegen madame Plijster dat hij een boek van me wilde lenen, zodat hij me lekker kon uitlachen. Hij dreigde steeds dat hij zou verklappen waar ik echt door gebeten ben – ik zei dat het een hond was, maar volgens mij geloofde ze daar niks van. Ik had hem niet moeten slaan tijdens die Zwerkbalwedstrijd. Nu probeert hij wraak te nemen.’
‘Nou, het was een goede knokpartij’, zei Angel verdedigend. ‘Het bracht een beetje leven in de brouwerij.’
‘Zaterdag om middernacht is het voorbij’, zei Hermelien, die hem probeerde te kalmeren, maar het hielp niet. Hij trok wit weg.
‘Zaterdag om middernacht! O nee – o nee – nu weet ik het weer. Charlie ’s brief zat in het boek dat Malfidus heeft meegenomen! Nu weet hij dat we proberen Norbert dan weg te smokkelen!’
‘En nou allemaal opkrassen. Hij heeft rust nodig!’, zei een geagiteerde madame Plijster, die ons de zaal uitjoeg.
‘Nou, daar had ie wel effe eerder mee kunnen komen’, mopperde Angel. ‘Nu weet ik het weer…Allemachtig.’
En dus werd het besloten dat Harry en Hermelien gingen. Ik hoopte dat alles goed zou gaan.
Angel, Ivy en ik keken vanuit de leerlingenkamer toe hoe Hagrid afscheid nam van zijn ‘schatje’.
Ik keek opzij en zag dat Angel ook tranen in haar ogen had.
‘Je gaat me toch niet vertellen dat je het erg vindt?’
‘Ach, ik kon behoorlijk goed met hem overweg’, zei Angel en ze veegde haar ogen droog.
Ongeveer tien minuten later kwam Marcel de leerlingenkamer binnen. Hij liep doodsbenauwd naar me toe.
‘Ik hoorde dat jullie een draak –’
‘Ssst!’
‘Goed, maar Malfidus wil jullie erbij lappen! Ik moet Harry en Hermelien vinden en ze waarschuwen!’
‘Nee, Marcel, je blijft hier. Je komt in de problemen!’
‘Maakt me niet uit!’
‘Marcel, je bent heel nobel, maar dit gaat te ver. Die draak is zo weg’, zei Angel.
‘Oh, nu doet het je opeens niets meer?’, zei ik achterdochtig en Angel wendde haar blik af.
Toen ik omkeek was Marcel al bij het portretgat. Ik sprintte hem achterna en pakte hem bij zijn vlezige schouders om hem terug te trekken.
‘Nee, Marcel, blijf nou! Je komt zelf in de problemen!’
‘Ik zei al, het maakt me niet uit! Ik ga ze waarschuwen!’
Ik bleef achter hem aan lopen.
‘We mogen ’s avonds niet op de gangen komen, Marcel! Laten we teruggaan!’
Maar hij liep vastberaden door.
‘Marcel, je weet niet eens waar –’
‘En wat spoken jullie hier uit?’
Ik verstijfde. We waren recht in de armen van professor Anderling gelopen.
‘We moeten een draak stoppen’, zei Marcel, maar ik gaf hem een waarschuwende tik op zijn schouder.
‘Jullie ook al? Nou, kom maar eens mee naar mijn kantoortje. We hebben de boosdoeners al te pakken. Ik schaam me vreselijk voor jullie. Dit gaat Griffoendor tot mijn spijt vele punten kosten. Vijf leerlingen uit bed op één nacht! Ik ben zelden zo geschokt geweest.’
Blijkbaar was het plan niet helemaal gladjes verlopen.
VOETNOTES
11 sugoi desu ne...: da's echt cool.... |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
|
|