Poll :: Wat vind je van mijn verhaal? |
Schrijf sneller! Meer! Slaap is voor watjes! (Freak ;-) ) |
|
60% |
[ 115 ] |
Leuk verhaal, Leuke manier van schrijven. Niets op aan te merken. (Thanks :-D ) |
|
29% |
[ 55 ] |
Wel goed. Hier en daar wat storende foutjes. (Ik zal er op letten. :-) ) |
|
4% |
[ 8 ] |
Niet slecht, maar ook niet zo goed. Neutraal. (Me Tarzan, you Switzerland ;-) ) |
|
2% |
[ 5 ] |
Eerder slecht. (De dokter zegt dat ik verbeteringen maak in het met kritiek omgaan. Heeft u soms een lucifer?) |
|
0% |
[ 1 ] |
Ik vind het niet goed. Stop er maar mee. (Aaaw :'-( ) |
|
1% |
[ 3 ] |
Ik haat dit verhaal. Ik haat alles. Niemand begrijpt mij! (Pubers 8-) ) |
|
1% |
[ 2 ] |
|
Totaal aantal stemmen : 189 |
|
Auteur |
Bericht |
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Za Jun 16, 2007 21:46 |
|
Hey mensjes ^^
'k was bijna vergeten dat het zaterdag is en jullie een stukje SH verwachten van mij XD
Persoonlijk hou ik wel van dit stukje. Het is wel een beetje te kort. Vergeef het mij voor één keertje? Volgende stukje is langer, beloofd!
(*) Smalofski (*)
ps: Oh XD cool Pagina 8! Nieuwe banner dus
Hoofdstuk 105
‘Oh baby no, I'll never forget you. I'll never let you out of my heart. You will always be here with me. I'll hold on to the memories baby.’
(Never forget – Mariah Carey)
De begrafenis was een paar dagen later. Na een mooie dienst in de kerk, waar Lily ook een paar woorden zei, volgden ze de lijkwagen naar het kerkhof, waar Lizzy’s kist neergelaten werd. Lily wist niet waar James de kracht vandaan haalde om haar te blijven steunen maar ze was zo opgelucht dat ze zijn hand kon vastnemen als het haar even teveel werd. Remus toonde uitwendig niet veel tekenen van de storm die ongetwijfeld in hem woedde. Hij staarde emotieloos naar haar kist, alsof hij het nog steeds niet kon bevatten. Sirius zorgde ervoor dat hij altijd in Remus’ buurt bleef, zodat hij niet alleen was op dit moment. Lizzy werd naast haar broer begraven.
Toen de ceremonie voorbij was en de rouwende mensen het kerkhof verlieten ging Lily voor Nick’s graf staan. James gaf haar wat ruimte en ging wat verderop op haar wachten. Het was een tijdje geleden dat ze hier nog geweest was. Ze las de woorden in de steen nog eens:
Nicolas Lorenzo Garciá
1957 - 1977
Zoon,
Broer,
Verloofde.
Veel te vroeg gegaan, maar in ons hart.
Verloofde. Het leek wel eeuwen geleden dat ze Nick’s verloofde was geweest. Zoveel was er ondertussen gebeurd. Maar ze herinnerde nog elk klein detail van hem. De manier waarop hij liep, vloog, praatte, bewoog. Zijn lach en zijn kus.
“Denk je nog aan hem?” Remus’ stem klonk zwak, gesmoord. Ze had hem niet horen aankomen maar verschoot niet. Geen van beiden keek elkaar aan.
“Ja.” zei ze naar waarheid. “Niet elke dag meer, maar toch nog af en toe.”
“Gaat de pijn ooit over?”
“Nee.” Ze zuchtte zacht. “Nee, maar het wordt draagbaar.”
“Zo voelt het anders niet.”
“Ik weet het.” zuchtte Lily.
Stilte.
“Hou je nog van hem?”
Lily was even uit haar lood geslagen door die vraag. Remus leek het te merken want zei snel:
“Sorry, dat had ik niet moeten vragen.”
“Nee, nee, het geeft niet.” Ze moest even nadenken en zei toen aarzelend. “Ik weet eerlijk gezegd niet of ik nog van hem hou. Het is moeilijk te zeggen als ze d-… niet meer bij ons zijn. Een deel van mij houdt nog wel van hem, denk ik. Maar een ander deel niet meer.”
Remus knikte begrijpend.
“Maar een ding is zeker.” zei Lily en glimlachte. “Zelfs al was Nick nog in leven, ik zou toch voor James kiezen.”
Remus glimlachte ook en zei: “James heeft geluk dat hij jou gevonden heeft.”
“Geluk en een groot doorzettingsvermoging.” grijnsde Lily. Even lachte Remus ook, maar zag toen Lizzy’s graf terug en stopte onmiddellijk.
“Hoe deed je dat toch, Lily?”
“Wat?”
“Je leven terug opnemen alsof er niets gebeurde. Opnieuw die sprong in het duister wagen met de kans dat je weer iemand verliest die je liefhebt?”
Lily herinnerde zich die donkere dagen na Nick’s dood.
“Bijna deed ik dat niet.” Ze dacht terug aan de leegte waarin ze bijna was verdronken. “Maar iets deed me inzien dat we wel verder moéten. Opgeven is gewoon geen optie.”
Ze knielde neer en begon met haar handen een kuiltje te graven. Remus keek haar verbaasd aan. Een paar centimeters dieper vond ze wat ze zocht. Ze haalde de ring die ze zoveel jaar geleden begraven had, uit het zand en hield hem voor zich. Hij was nog even mooi en schitterend als zoveel jaar ervoor. Het leek alsof Nick hem haar pas gegeven had.
“Is dat…?”
Lily knikte.
“Dit is de verlovingsring die Nick me gegeven had. Zo goed als nieuw. Blijkbaar hou ik toch nog van hem.”
Ze staarde in gedachten verzonken voor zich uit.
“Waarom…?”
“Waarom ik hem begraven heb? Dat was mijn manier om afscheid te nemen. Ik kon mijn leven niet opnemen als hij steeds bij mij was. Maar ik veronderstel dat dat voor iedereen anders is.”
Remus tastte in zijn zak en haalde er een fijn hangertje uit. Lily herkende het halve cirkeltje onmiddellijk. Dit was Lizzy’s deel van het hangertje dat de waarzegster hen had gegeven.
“Lizzy’s moeder heeft me dit voor de begrafenis gegeven.”
Remus haalde zijn deel van onder zijn gewaad, opende het kettinkje en schoof Lizzy’s deel erbij. Alsof ze magnetisch aangetrokken werden vonden de gebroken delen van de cirkel elkaar en vormden ze weer een gehele cirkel. Hij verborg het hangertje terug onder zijn gewaad.
“Dank je, Lily.”
“Ik heb niets gedaan.”
“Toch bedankt.”
“Graag gedaan.”
Lily liep terug naar James, die wat verderop met Sirius stond te wachten.
“Is alles wel in orde met hem?” Hij knikte naar Remus, die nog bij de graven stond.
Lily glimlachte flauwtjes. “Nog niet, maar dat komt nog wel.” |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Wo Jul 25, 2007 3:31; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Za Jun 23, 2007 12:12 |
|
Hey! ^^
Een nieuw stukje met een leuke cliffhanger aan
Voor de mensen die er echt niet uitkomen waarom dat stukje van Tonks een paar hoofdstukken terug erbij stond, ik heb er een edit aan geplakt met wat uitleg bij...
Ik heb nog een week examens, en daarna ben ik vastbesloten de laatste ontbrekende hoofdstukken te schrijven, en wat sneller te posten (ik wil namelijk SH afhebben voor boek 7 uitkomt).
Veel plezier met dit hoofdstuk ^^
Groetjes,
Smalofski
Hoofdstuk 106
‘Times of forgiveness passing by. My anguish stays within my torn apart soul. Fall with me. A fallen tear, lost in the darkest red. Deep within all the pain lies hidden, a shade of life. Embraced by night I arise, shaped by the theft of innocence. Once again.’
(Beyond Forgiveness - Eternal Oath)
De volgende dag werd Lily al vroeg wakker. Ze had die nacht geen oog dicht gedaan. Er knaagde iets aan haar, en ze had een goed idee wat het was. Maar het zou niet makkelijk zijn om te doen wat ze moest doen.
Voorzichtig kroop ze onder James’ arm vandaan en stapte uit het bed. James’ arm die nu eenzaam op haar kant van het bed lag, voelde op de tast naar haar.
“James, ik ben even wat koffiekoeken gaan halen,” fluisterde ze. Ze was niet zeker dat hij haar gehoord had, maar kleedde zich toch aan. Ze schreef een briefje dat ze op de keukentafel legde, greep haar sleutels en sloot de deur achter zich.
James werd wakker doordat Lily uit bed stapte. Maar hij was nog moe en wou nog wat blijven liggen, het liefst met haar dicht tegen zich aan. Hij probeerde haar in het donker te pakken te krijgen, maar ze stond te ver weg.
“James, ik ben even wat koffiekoeken gaan halen,” hoorde haar haar zachtjes zeggen.
“Vergeet die koffiekoeken. Kom terug naar bed,” wou hij terugzeggen, maar hij was daar nog niet wakker genoeg voor, dus liet hij haar maar vertrekken en sliep nog wat verder.
Een uurtje later werd hij weer wakker. Waarom had Lily hem niet wakker gemaakt toen ze terugkwam met de koffiekoeken?
“Lils?”
Geen antwoord.
“Lily?”
Stilte. Er zat niets anders op. Hij zou zelf zijn ogen moeten opendoen. Geen ontbijt op bed voor hem.
Slaperig opende hij zijn ogen en keek op de klok naast het bed. Half elf al, maar goed dat het zaterdag was. Langzaam slofte hij naar de keuken.
“Lily, ik hoop voor jou dat er nog wat van die koeken over zijn!” grapte hij, zijn ogen nog halfdicht. Maar Lily zat niet in de keuken, of in het salon, of in de badkamer. Ze was weg.
Fronsend dacht hij na. Het was echt minstens een uur geleden dat ze naar de bakker was gegaan, en die was slechts op vijf minuten stappen.
Het was pas dan dat hij haar briefje op tafel zag liggen:
Liefste James,
Zoals je waarschijnlijk wel al door hebt, ben ik niet naar de bakker.
Niemand hoort alleen te gaan.
Ik ben over een uurtje of zo terug.
Liefs,
Lily
James’ slaperige geest probeerde te begrijpen wat ze in het briefje had gezet, maar hij kreeg er kop nog staart aan. Hij zuchtte, legde het briefje terug op tafel en zette zichzelf koffie. Dit zal wel weer een van haar ‘dingen’ zijn, die ze moest doen, of ze kon niet met zichzelf leven.
Toen de koffie zijn hersenen wakker gemaakt had, schoof hij het briefje terug naar zich toe, en las het nog eens. Eén zin begreep hij niet. “Niemand hoort alleen te gaan.” Alleen gaan? Naar de bakker? Nee, daar was ze net níet naar toe.
‘Oh crap’
“Godver- Lily, doe jezelf dat toch niet aan!” vloekte hij luid. Hij schoot snel in z’n kleren en haastte zich achter haar aan, ook al was hij veel te laat. Hij wist waar ze naar toe was…
Een uurtje eerder stond Lily voor de kerk. Niemand hoort alleen te gaan. Zelfs een moordenaar niet. Ze liep de stille koelte van de verlaten kerk binnen. Vooraan, in het gangpad stond de eenvoudige houten kist van Mark. De priester keek verbaasd op, toen hij Lily’s voetstappen hoorde naderen. Hij glimlachte even toen ze ging zitten op een van de houten kerkbanken.
“Waarde gelovigen, we zijn hier bijeen om afscheid te nemen van Mark.”
De priester sprak alsof zijn hele kerk gevuld was, terwijl Lily in feite de enige aanwezige was op Mark’s begrafenis.
Een dichtvallende deur deed hen beiden omkijken. Een tweede persoon kwam de begrafenis bijwonen. De priester stopte even en gaf de tweede persoon de kans om naast Lily te gaan zitten.
“Niemand hoort alleen te gaan.” fluisterde Lily.
“Nee.” antwoordde Remus.
Na de dienst bleven ze nog even zitten in de kerk. Ze keken elkaar niet aan, maar bleven alle twee naar voren kijken.
“Ik haatte Mark.” zei Remus uiteindelijk. “Hij heeft haar van me afgenomen op elke mogelijke manier. Waarom ben ik hier dan?”
Lily zuchtte.
“Zelfde reden waarom ik hier ben.”
Hij keek haar vragend aan.
“Vergeving is de eerste stap naar verwerking,” zei ze simpelweg, maar het leek genoeg te zijn voor Remus.
“Dat, en natuurlijk Sirius die me m’n eigen huis heeft uitgejaagd met z’n gesnuk. Ik heb de hele nacht geen oog dichtgedaan met dat lawaai dat uit de zetel kwam.”
Lily moest lachen.
Opeens stak Remus zijn hand in de zak van zijn Dreuzeljas, en haalde er een stuk perkament uit.
“Hier.” zei hij en gaf het aan Lily.
“Wat is het?”
“Je geheugen.”
Hij keek haar doordringend aan, en ze besefte wat ze in haar hand hield. Dit was de herinnering die ooit bij haar gewist was door de Marauders. Ze slikte en keek naar het schijnbaar lege stuk papier. Ze wist niet goed wat te zeggen, maar Remus leek niet echt een antwoord te verwachten, dus draaiden ze zich alle twee weer naar voren en bleven beiden in hun eigen gedachten verzonken zitten.
Na nog tien minuten in stilte gezeten te hebben, stonden ze op en liepen ze naar buiten. Daar stonden James en Sirius al te wachten op hen. Blijkbaar was Sirius tot dezelfde conclussie gekomen als James, en stond hij hier op Remus te wachten.
Stilzwijgend maakte Lily James duidelijk dat ze hier niet over wou praten, nam zijn hand, zei een vluchtige “Hallo” en “Dag” tegen Sirius en ging naar huis.
Jullie weten vast wel wat Lily net gekregen heeft. Zoniet, lees dit hoofdstuk dan nog maar eens opnieuw |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:28; in totaal 2 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Vr Jun 29, 2007 23:30 |
|
Hey iedereen ^^
Bedankt voor alle leuke reacties!
Hier is ie dan eindelijk, de herinnering. Ik weet (of denk dat toch) dat hier lang naar uitgekeken geweest is. Ik hoop dat ik jullie niet teleurstel, omdat het wss stiekem toch net is wat iedereen dacht XD
Het is nog maar het eerste deel, het volgende deel komt later.
Het goede nieuws ( voor mij iig, voor jullie ook wss) is dat mijn examens eindelijk gedaan zijn en ik eens wat meer vrije tijd ga hebben, en dus SH mss ooit eens af zal kunnen werken. En dan zal ik wat sneller kunnen posten. ^^
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 107
'To see you suffering, Oh my god I think its killing me. And these are your last words, "I'm sorry". Right before my eyes, can't believe this is goodbye. If this is the last time, I've never been so terrified. If this is the last time, I'll never look in your eyes.'
(In memory – Hidden in plain view)
Lily vroeg zich de dagen die daarop volgden vaak af waarom Remus haar na al die jaren besloten had die herinnering te geven. Ze wist zelfs niet dat hij ze had. Blijkbaar had Lizzy het hem gegeven. Uiteindelijk besloot ze dat hij waarschijnlijk vond dat Lily haar relatie met James niet op dezelfde leugens mocht gebaseerd zijn als die van hem met Lizzy.
Maar dan was er nog het dilemma van de herinnering. Moest ze het nu lezen of niet? Die vraag speelde constant in haar hoofd tot ze er helemaal gek van werd. James dacht dat Lizzy’s dood de reden was waarom Lily zo afwezig was de laatste tijd en probeerde haar zo veel mogelijk te helpen en te steunen.
Zo gingen er weken voorbij. Lily liet de herinnering voorlopig voor wat ze was, en probeerde het verdriet dat Lizzy’s dood veroorzaakt had te verwerken. De lessen gingen onverbiddelijk door, en ook de Orde kon haar niet missen. Langzaam nam ze haar gewone leven weer op.
Maar ze was het stuk perkament nog niet vergeten. Op een avond, toen ze dacht dat ze er klaar voor was, haalde ze de herinnering uit, en ging in de zetel zitten. Ze had nog een half uurjte voor James thuis kwam, dus ze had geen haast. Ze ademende eens diep in en uit, zette haar gedachten in orde, dacht nog eens goed na of ze wel de juiste beslissing nam, pakte haar toverstok en zei zachtjes: “Ik heb besloten dat ik het wil weten.”
Onmiddellijk verscheen er een lange tekst op het perkament. Geconcentreerd begon ze te lezen. Terwijl de woorden voor haar ogen schoten, kwam haar geheugen met stukjes en beetje terug, alsof het geprikkeld werd door wat op het papier stond. Het was alsof ze naar een film van haar eigen leven zat te kijken.
Lily en Lizzy zaten op hun slaapzaal. Lily lag languit op haar bed een boek te lezen, Lizzy zat met Snoezie te spelen. Om de zoveel tijd keek Lizzy naar haar kalender die aan de muur hing, en waarop met een rode viltstift een cirkel rond die dag stond. Volle maan.
Opeens hoorden ze in de verte een hartverscheurend gejank van een hond of iets dergelijks in nood. Verschrikt keken de twee vriendinnen door het raampje in de donkere nacht. Lily wist precies wat Lizzy dacht en ze zei: “Nee, Lizzy, het kan vanalles geweest zijn.”
Maar Lizzy sprong op van haar bed en stapte resoluut naar haar kleerkast om er een mantel uit te halen.
“Nee, Lily, dat was niet ‘vanalles’. Dat was duidelijk het gehuil van een wolf. Dat was Remus, en hij heeft hulp nodig!”
“Lizzy! Denk na! Zelfs al was het Remus, wat kan jij dan doen? Hij is niet zichzelf vandaag, je weet dat!”
Lizzy keek Lily vernietigend aan, en Lily schrok. Het was duidelijk dat Lizzy zich door niets of niemand zou laten tegenhouden, en als Lily in haar weg zou staan, ze niet zou twijfelen om op alle mogelijke manieren voorbij haar te komen.
“Ik verwacht niet dat je het begrijpt Lily. En ik verwacht niet dat je meegaat. Maar ik verwacht wel dat je me laat gaan.”
Lily staarde Lizzy verbijsterd aan. Lizzy had nog nooit op zo’n toon gesproken tegen haar.
“Lizzy! Nee wacht! LIZZY!”
Maar Lizzy had haar jas aangetrokken en was al naar buiten gelopen. Snel sprong Lily van haar bed, greep in het voorbijgaan haar jas en stormde achter Lizzy aan. Ze haalde haar buiten adem in net buiten de leerlingenkamer.
“Lizzy!” hijgde Lily en ze stopte even om op adem te komen. “Lizzy, toe wacht even!”
Lizzy stopte en keek Lily aan.
“Ik zei toch dat je niet mee hoefde te komen?”
“Liz, alsof ik jou alleen zou laten gaan.” Lily grijnsde even en Lizzy’s gelaatstrekken versoepelden. Toen Lily haar adem weer gevonden had, slopen ze verder het donkere kasteel door, tot ze de deuren naar buiten waren. Voorzichtig glipten ze de koude buitenlucht in.
In stilte stapten ze over het gras naar de Beukwilg. Met een lange stok zetten ze de takken stil, en kropen ze in het gat bij de wortels. Al die tijd spraken ze niet, maar toen ze in de donkere gang liepen, zei Lily stilletjes:
“Lizzy… Euh,… Je weet toch waar we naar op weg zijn he?”
“Remus.”
“Ja, maar… Je weet wat ik bedoel…”
“Doe ik dat?”
Lily hoorde weer die hardheid in Lizzy’s stem.
“Lizzy, toe nou…” smeekte Lily. Ze had geen zin om zomaar bij een weerwolf binnen te vallen zonder plan of tenminste een idéé van een plan.
“Lily, je hebt hem toch ook gehoord? Waarschijnlijk is het zwaar gewond of zo…”
Lily bleef staan in de gang, maar Lizzy liep koppig door.
“Lizzy! Wat als dat nu eens niet zo is?”
Lily begon weer te lopen om niet te ver achterop te raken.
“Maar het is wél zo.” zei Lizzy simpelweg en hield een stevige pas vol.
Lily werd langzaam wanhopig. Lizzy wist echt niet meer wat ze aan het doen was.
“Elizabeth Garciá!” riep ze streng, maar zelf daarop reageerde Lizzy niet. Het was alsof ze een robot was die maar op een ding afgestemd was: Zo snel mogelijk bij Remus geraken. Ongelukkig liep Lily achter haar aan, besefend dat ze waarschijnlijk recht naar hun dood aan het lopen waren, maar niet in staat Lizzy tegen te houden. Nog een laatste keer probeerde ze Lizzy met woorden tegen te houden, voor ze magie zou gaan gebruiken.
“Lizzy, wil je nu eens alsjeblieft even stoppen en luisteren naar mij?”
Met een luid zucht draaide Lizzy zich om, en weer stond die roekeloze blik in haar ogen.
“Lily, voor de laatste keer: Eén, niemand heeft je gedwongen mee te komen. Twee: Ik ga naar hem en daarmee basta. Drie: Hij is zwaar gewond en HEEFT HULP NODIG!”
Koppig draaide Lizzy zich weer om en liep steeds maar verder, steeds dichter naar het Krijsende Krot, naar Remus, of beter gezegd: naar Maanling.
Lily bleef staan en stak haar toverstaf waar een dun straaltje licht uit kwam naar voor. Als Lizzy niet wou luisteren, moest ze maar voelen.
“Paral-”
Haar spreuk werd onderbroken door het aangroeiende geklop van poten die in volle vaart dichterbij kwamen. Geschrokken richtten de twee meisje hun toverstaf verder de gang in. Het eerste dat te zien was, waren een paar vlijmscherpe, witte tanden. Toen was ook de donkere vacht van de weerwolf zichtbaar. Maanling kwam in volle vaart aangegallopeerd in de gang.
Lily bevroor. Ze konden geen kant op. De gang was nauw, ze konden amper met twee naast elkaar lopen. Achter hen lagen honderden meters donkere gang, voor hen een woeste weerwolf die hen elk moment kon aanvallen.
Lizzy zag de situatie ook in, deinsde achteruit tot ze op Lily botste en draaide zich naar haar om. De tranen sprongen in haar ogen terwijl ze in die van Lily keek en fluisterde met gebroken stem: “Het spijt me, Lily... Ik had moeten luisteren…”
Ze draaide zich weer om en ze deden het enige wat ze konden beginnen tegen een weerwolf: afwachten en hopen dat het vlug voorbij was. Geen magie die ze kenden kon een weerwolf deren. Het enige dat hem kon tegenhouden was een zilveren kogel, maar dat hadden ze nu toevallig niet bij. Vluchten had geen zin. Er was niets achter hen, ze konden zo snel lopen als ze konden, de wolf zou maar twee seconden meer nodig hebben om hen te bereiken.
Terwijl ze de dood pijlsnel op zich af zagen komen, leek de tijd net uiterst traag te gaan. Het was of Lily alles in slowmotion zag gebeuren. De wolf die eindelijk zijn doel had bereikt en zich op Lizzy storte. Het werd zwart voor haar ogen en ze viel flauw. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Jul 24, 2007 20:56; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Za Jul 07, 2007 11:43 |
|
Hey!
Het tweede deel van de herinnering. Reacties zijn altijd welkom!
Ik ben druk bezig met SH af te maken, maar het gaat traag vooruit... Ik heb alle moeilijke stukjes voor het laatste gehouden
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 108
‘Say goodbye, close your eyes - remember me.’Walk away, the song remains - remember me. I'll live on somewhere in your heart, You must believe - remember me.’
(Journey – Remember me)
Ze kon niet meer dan een halve minuut buiten westen geweest zijn. Toen alles rond haar weer een vaste vorm kreeg, lag ze nog steeds in de donkere gang. Boven haar stond de weerwolf, maar hij besteede geen aandacht meer aan haar. Zijn rugharen stonden overeind en hij gromde gevaarlijk naar een grote hond, die even gevaarlijk terug gromde.
Doodsbang durfde Lily zich niet te bewegen, angstig dat de wolf haar zou opmerken en zou besluiten dat zij lekkerder was dan een hond. Langzaam, uiterst langzaam, draaide ze haar hoofd.
Ze liet een snakkend geluid ontsnappen. Naast haar lag Lizzy. Haar arm lag over haar gezicht en bloedde hevig. Zowel de wolf als de hond draaide zich naar Lily toen ze het geluid maakte. Verschrikt keek ze terug naar boven, en besefte dat haar gezicht zich nu zo’n vijf centimeter onder de briesende snuit van de weerwolf bevond. Haar ogen werden wijder toen ze recht in de wolf’s valse ogen keek en verlamd van angst viel ze weer flauw.
Ze snokte naar adem en veerde rechtop. De Weerwolf! Gedesoriënteerd keek ze rond zich. Van de wolf of de hond was er geen spoor meer. Ze lag op een vuil, stoffig bed, in een donkere, groezelige kamer. Naast haar lag Lizzy. Haar arm was gespalkt, maar ze was nog buiten westen.
Ze zag een smalle lichtbundel die door een kier van de deur vanuit de andere kamer scheen. Ze hoorde drie wel heel bekende stemmen zachtjes praten, maar luid genoeg zodat ze hen kon verstaan.
“En dan wat? Gewoon hopen dat ze alles vergeten en vergeven of zo?”
Het was Sirius die aan het woord was, en James antwoordde:
“Nee,…” Een zachte zucht. “Nee, ze mogen niets herinneren.”
Stilte.
“Je stelt toch niet voor wat ik denk dat je voorstelt?” Sirius klonk alsof hij niet helemaal kon geloven wat James impliceerde.
“Weet jij een beter idee?”
Maar nog voor Sirius iets beters kon voorstellen klonk het gekraak van een deur die open ging in de andere kamer.
Een lange ongemakkelijke stilte en dan een schorre:
“Is ze gebeten?”
Remus.
Hoewel het nog donker was buiten, was de maan al ondergegaan, en was Remus weer gewoon mens.
Even bleef het stil en toen leek James te beseffen dat Remus iets gevraagd had, want hij zei snel:
“Oh, euh,… nee, we denken van niet, nee. Haar… Haar arm was gewond, maar we denken dat het geen beet was.”
Terwijl er in de andere kamer weer een lange ongemakkelijke stilte viel, keek Lily naar Lizzy. Ze had zelf gezien hoe de weerwolf haar had aangevallen. Het was een klein mirakel dat ze niet gebeten is.
Sirius kuchte en zei tegen Remus:
“Euh, we waren net aan het bespreken wat we met hen gingen doen. We kunnen ze niet gewoon laten gaan…”
“Neen.” antwoorde Remus simpelweg.
“Dat is waarom ik dacht dat we misschien…” James pauzeerde even en zei toen snel: “hun geheugen konden wissen of zo.”
Er volgde weer een stilte en toen zeiden Sirius en Remus tegelijk:
“Ik probeerde hem net te zeggen dat dat geen goed idee-.”
“Oke.”
“Wat?! Nee!”
“Heb jij een beter idee dan?”
Nu kreeg Sirius wel de kans iets anders voor te stellen, maar het bleef stil in de andere kamer.
“Nou goed dan.” Hij klonk niet echt overtuigd, maar bij gebrek aan een alternatief, hadden ze geen keuze.
“Goed, dat brengt ons bij probleem nummer twee. Wie kent er geheugenspreuken?”
Stilte.
“Ik heb erover gelezen.” zei Remus uiteindelijk.
“Leer het ons.” De vastberadenheid in James’ stem deed Lily huiveren. Ze gingen dit doen! Ze gingen hun geheugen wissen, zonder dat zij en Lizzy er iets over te zeggen hadden! De rebel in Lily kwam naar boven. Nee! Dat konden ze niet doen, dat mochten ze niet doen!
Ze probeerde recht te staan, maar het werd zwart voor haar ogen, en ze had geen keus dan terug te gaan liggen. Ze had de kracht niet om hen tegen te houden. Machteloze tranen sprongen in haar ogen.
Verslagen bleef ze liggen. Verschrikkelijke beelden van de weerwolf vlak boven haar dreven naar boven. Ze moest zich uit alle macht bedwingen om het niet uit te gillen. ‘Nee! Ga weg, ga weg!’
Ze rolde zich op in foetushouding en probeerde de beelden uit haar hoofd te bannen, maar hoe harder ze probeerde er niet aan te denken, hoe duidelijker de beelden voor haar ogen verschenen. ‘Happy thoughts, happy thoughts. Kom op, Happy thoughts!’
Het beeld van Nicolas schoot door haar hoofd en bleef hangen. Ze ontspande. Dat hielp.
Misschien was het toch niet zo’n slecht idee als ze dit niet meer herinnerde. Ze wou niet de rest van haar leven met een trauma zitten. Ze wou normaal met Remus kunnen blijven omgaan. Ze wou James niet associëren met zo’n verschrikkelijke herinnering. Nu ze er over na dacht, wat deed James hier eigenlijk? Ze had wel gedacht dat hij wist dat Remus een weerwolf was, maar wat deed hij hier in het Krijsende Krot? Want dat was waar ze moesten zijn. Waar anders kon het zo vuil en donker zijn? Ze schudde haar hoofd. Daar wou ze nu niet te veel over nadenken.
Ze zocht in haar gewaden. Met een beetje geluk zat er wat perkament in haar zakken. Ze had dubbel geluk, want ze vond ook een Dreuzelstylo. Ze zette de punt op het papier, en herinnerde zich voor de laatste keer, voor ze het voor altijd vergeten zou zijn, wat er die avond gebeurd was.
In de andere kamer legde Remus de spreuk uit en beschreef de stokbeweging die in het boek stond. Toen ze dachten dat ze het beethadden, vroeg Sirius:
“Wie eerst?”
“Lizzy.” zei James.
“Lily.” zei Remus tegelijkertijd.
“Er wordt hier helemaal niets uitgetest op Lily!” zei James fel.
“Nog minder op Lizzy.” antwoordde Remus even vastberaden.
“We zouden het moeten kunnen testen op iemand waar het geen kwaad kan als het fout gaat…”
Er viel een korte stilte, en toen Peter die angstig piepte:
“Waarom kijken jullie zo naar mij? Ik wil ook geen proefkonijn zijn hoor!”
“Ach Peter, wees een man en offer je op voor de dames.”
“Wat?! Waarom offer jíj je dan niet op?”
“Omdat ik de spreuk nog moet weten straks, duhu.” antwoordde James verveeld.
“Neem dan Sirius!”
“Probeer maar eens.” gromde Sirius.
“Maar, maar… Maar het was jóúw fout dat Maanling in die gang was! Jíj wou zo nodig langs daar gaan! Doe jij het maar!”
“Bedankt om me daar nog eens op te wijzen.” antwoordde James boos. “Ik had nog geen groot genoeg schuldgevoel. En zit stil! … Memoritis!”
Een witte flits verlichte de andere kamer.
Lily keek nerveus naar de kier van de deur. Ze schreef de laatste zinnen van de herinnering, scheurde het stukje waar ze niet op geschreven had eraf, en sprak nonverbaal een anti-leesspreuk uit over het lange stuk perkament. Op het korte stukje legde ze uit wat er op het lange stukje stond.
“Wat…wat is er gebeurd?” Peter klonk in de war.
“Jij was vrijwilliger om een geheugenspreuk uit te testen.”
“Oh?”
“Ja, weet je wat? Sluipvoet zal alles wel uitleggen.”
Snel krabbelde ze de laatste woorden op het korte stukje papier, propte de twee stukje in een oude enveloppe, en stak ze in haar zak, slechts enkele seconden voor de deur werd opengeduwd en het licht in de kamer aanging.
Hier stopten de woorden op het perkament, maar aangemoedigd door hetgene dat ze nu wel weer wist, kwam de rest van de herinnering ook naar boven.
Ze deed alsof ze nog buiten westen was, maar toen ze de jongens boven haar voelde buigen, speelde ze handig dat ze net wakker werd. Voorzichtig opende ze haar ogen en zag Remus en James boven haar gebogen. Ze schrokken toen ze wakker werd, en ging wat verder van haar af staan, alsof ze bang waren dat ze elk moment kon ontploffen. Maar daar had Lily de kracht niet meer voor.
“Wat is er gebeurd?”
Remus en James keken elkaar ongemakkelijk aan. Moesten ze antwoorden? Wat als de spreuk straks niet werkt, en ze alles nog zou kunnen onthouden?
“Euh…” begon James, maar daar bleef het ook bij.
“Wel…” zei ook Remus, maar ook hij raakte niet veel verder. Hij boog zich naar James toe en fluisterde: “Misschien is nu toch wel het goede moment.”
James knikte, keek naar Lily en zei: “Het spijt me echt heel erg.”
“…” Lily zei niets, want ze wist wat ging komen.
“Memoritis!”
Dat was het laatste dat ze zich kon herinneren. Waarschijnlijk hadden ze hetzelfde bij Lizzy gedaan en haar in de vroege ochtend naar de ziekenzaal gebracht om haar arm te laten genezen. En dan naar boven gestuurd, om nog een half uurtje te slapen…
Verslagen legde ze het stuk perkament neer… ze had wel zo iets verwacht, maar het kwam toch als een soort shock. Haar ogen waren nat van de tranen.
Net op dat moment hoorde ze een sleutel in het slot steken, en opende James de deur.
“Lily? Ik ben thuis.”
Uitdrukkingsloos stond ze recht en keek hem aan. Hij schrok bij het zien van haar betraande gezicht.
“Lily?! Gaat het wel?”
Hij wou haar vastnemen, maar ze zette een stap achteruit toen hij zijn hand naar haar uitstak. Zwijgend gaf ze hem het stuk perkament aan, en liep toen snel de deur uit. Ze wist niet of ze nog wel zou terugkomen. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:20; in totaal 2 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Di Jul 10, 2007 12:48 |
|
Hey!
Ook al lukt het schrijven voor geen meter op het moment, ik post toch maar weer eens een stukje. ^^
Het is een beetje ... overdramatisch Ik hou van drama
Deze keer is't geen lyrics die erbij staan, maar een stuk uit een gedichtje (denk ik ) van Josse. Thx daarvoor.
Ook bedankt voor de lieve reactie van jullie
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 109
‘The snow melts while my heart is bleeding. I stare at the place where you sat. My heart is broken, and you are the one supposed to fix it. Where are you when I need you? And what do you do when I hate you?’
Een paar uur later zat ze stilletjes op een bank in een park aan de rand van de Thames. Het was donker buiten en ze kreeg het koud, maar ze bleef zitten. Ze staarde naar de kleine golfjes van het water. Nu begreep ze waarom ze zichzelf aangeraden had het niet te lezen. Hoe kon ze James ooit nog vertrouwen? Voor hetzelfde geld waren er nog tientallen andere dingen die hij uit haar geheugen had gewist…
Verbaasde kreten van late wandelaars in het park deden haar omkijken. Ze begreep wel waarom ze zo verbaasd waren. In het midden van het netjes afgereden gras stond een hert dat intensief aan het snuffelen was, en langzaam haar richting uitkwam, terwijl hij haar geur volgde.
“Valsspeler!” mompelde ze in zichzelf. Maar dieren hebben nu eenmaal een beter gehoor, en hij had haar gehoord. Het hert keek op, zag haar zitten en liep snel naar haar toe. Na een haastige blik achter zich geworpen te hebben, om zeker te zijn dat de wandelaars weg waren, veranderde James in een mens en knielde bezorgd voor haar neer.
“Lily, is alles in orde?”
Met tegenzin liet ze met een korte knik weten dat ze in orde was, fysiek althans. Met een kleine zucht ging hij naast haar zitten, en keek net als zij naar het water.
Na zo’n kwartiertje in stilte te zitten, zei James:
“Toe Lily, kom mee naar huis. Het is hier ijskoud, en je zou niet buiten moeten zijn nu, zeker niet in jouw conditie!”
“Of wat? Wis je anders m’n geheugen, om te vergeten dat ik niet naar huis wou?” Ze wist dat ze kattig klonk, maar hij verdiende het.
“Nee, natuurlijk niet!” antwoordde hij geschokt. “Ik zou dat nooit doen!”
“Je had het er anders vroeger niet zo moeilijk mee…”
“Lily…” probeerde hij wanhopig. Hij greep haar handen beet en dwong haar zo hem aan te kijken. “We waren jong en stom… We waren in paniek en we wisten niets anders te verzinnen… We hadden het nooit mogen doen, maar het was gewoon een stommiteit! Ik weet wel beter nu…”
“Doe je dat? Hoe kan ik het weten? Hoe kan ik je ooit nog vertrouwen?”
Ze sprong recht en keek de andere kant uit, om haar tranen te verbergen.
“Het spijt me James, ik kom niet mee naar huis. Ik heb wat tijd nodig.”
Uiterlijk vastberaden en sterk, maar vanbinnen een wrak, sprak ze de woorden uit.
Langzaam drong de betekenis van haar woorden tot hem door. Hij kende haar genoeg om te weten dat ze het meende en dat het geen zin had haar nu te proberen ompraten.
“Het spijt me…” fluisterde hij hees.
Stilletjes draaide hij zich om en liep weg van het bankje en van haar. Zo voelde het dus om te sterven van spijt en verdriet… Met elke stap die hij zette voelde hij zijn hart meer en meer breken. Het werd moeilijk om recht te lopen, want de tranen in zijn ogen maakten zijn beeld wazig.
Gek van verdriet veranderde hij in een hert. Het was makkelijker een hert te zijn… Dieren hadden zo’n complexe gevoelens niet. Als hert hoefde hij niet bang te zijn dat zijn hart zou ontploffen… Zo snel als hij kon, rende hij de donkere nacht in.
Heel de nacht bleef hij rennen. Een hert heeft een groter uithoudingsvermogen dan een mense, maar zelfs dat raakt ooit op. Maar hij bleef gewoon gaan. Zijn poten deden pijn en hij was uitgeput, maar hij bleef rennen... Kriskras doorkruiste hij de drukke stad. Overal werd hij aangestaard door verbaasde Dreuzels die midden in de nacht een hert in hartje Londen zagen passeren.
Toen het licht werd, werd hij weer mens en keerde hij naar huis. Zijn benen waren volledig verzuurd en elke stap deed pijn, maar hij zou nog liever elke dag pijnlijke benen hebben, dan nog een nacht zonder Lily te moeten zijn. Waar zou ze zijn? Is ze in orde? Komt ze ooit terug? De bezorgdheid maakte hem horendol.
In het licht van de opgaande zon opende hij de deur en liep het appartement binnen. Hij deed z’n jas uit en wou die achteloos op de zetel gooien en proberen nog wat te slapen, maar bleef stokstijf staan met zijn jas in zijn hand. Hij herkende dat rode haar overal… In de zetel lag Lily te slapen.
Het geluid van zijn thuiskomst, had haar wakker gemaakt en ze kwam overeind. Ze keek hem aan en vroeg zachtjes: “Waar bleef je nou toch?”
En toen… glimlachte ze.
Hij kon niet herinneren dat hij ooit zo opgelucht was om haar te zien lachen.
Hij liep op haar af en sloot haar in zijn armen. Hij drukte haar dicht tegen zich aan en fluisterde: “Het spijt me echt heel erg Lily… Je hebt er geen gedacht van…”
“Weet ik…” antwoordde ze. “En ik vertrouw je wél… En ik hou van je.”
Hij keek haar vertederd aan. “Ik hou ook van jou.”
Terwijl hij haar stevig vasthield kon hij zijn tranen niet meer bedwingen. Overmand door vermoeidheid en een gevoel van opluchtig, hield hij haar dicht tegen zich aan. Ze was terug gekomen… Ook al had ze alle reden om weg te blijven… Ze kwam terug. Bij hem…
Ze werd wakker van de voordeur die geopend werd. Godzijdank! Ze was zo ongerust geweest toen ze thuis gekomen was en ze James niet gevonden had. Het was nooit echt haar bedoeling geweest niet naar huis te komen. Ze wist ook wel dat ze het toch niet lang zou uithouden zonder hem, en ze wou het zelfs niet proberen… Ze wist ook wel dat hij gewoon stom was geweest… En had ze hem trouwens niet gewoon zijn gang laten gaan? Ze had het geweten, dat ze haar geheugen gingen wissen, en ze had het gewoon laten gebeuren…
Na nog een half uurtje in het park gezeten te hebben, was ze naar huis gegaan. Ze had eigenlijk alleen maar gewild hem wat te laten zweten, te laten beseffen dat hij zoiets geen tweede keer moest doen… Maar hij was er niet toen ze thuiskwam, en in de uren die volgden werd ze meer en meer ongerust. Natuurlijk was James perfect in staat voor zichzelf te zorgen, maar ze was doodsbang dat hij dacht dat ze echt bij hem weg wou, en dat hij iets stoms ging doen… Hij was nogal goed in stomme dingen doen…
Uiteindelijk was ze toch in slaap gevallen.
“Waar bleef je nou toch?” vroeg ze toen ze zijn gezicht zag. De opluchting was er met een lepel vanaf te schrapen. Ze kon een glimlach niet onderdrukken.
Dat was zijn sein om naar hij toe te lopen, haar vast te nemen en ongecontroleerd te beginnen snikken. Ze voelde zich zo slecht voor het verdriet dat ze hem aangedaan had.
Toen zijn ademhaling wat minder snokkend was, kuste ze hem en zei: “Ik meende het niet wat ik zei… Ik was gewoon een beetje in de war… Sorry.”
“Het spijt mij… dat ik zo’n complete idioot was vroeger…” mompelde James terug.
Lily lachte en het werkte aanstekelijk, want ook op James gezicht verscheen een waterige lach.
“Laat me alsjeblieft nooit meer zo schrikken?”
“Het spijt me… Het maakt niet uit wat je gedaan hebt, ik had je dit nooit mogen aandoen…”
James had een binnenpretje en grijnsde een beetje.
“Stommiteiten; Lily: één , James: … oneindig.”
Lily schoot in de lach… Dit was weer de James die ze kende. Haar eigenste James… |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:21; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Zo Jul 15, 2007 13:52 |
|
Hey ^^
Nieuw stukje.
Ik ben naarstig aan't schrijven, maar 'k vrees da'k m'n eigen deadline(s) toch niet zal halen. Ik wou eigenlijk alles gepost krijgen voor boek 7 uitkomt of anders voor 26 juli (da's de dag dat de proloog van SH gepost werd). Maar 't zal er niet inzitten vrees ik.
Ach, ik zie wel ^^
Over dit stukje heb ik niet echt veel te vertellen eigenlijk. Het is meer gewoon de aanleiding tot volgend stukje ^^
Reacties, kritiek, nutteloze informatie... allemaal welkom! Ik hoor het graag als jullie vinden dat het verhaal verzwakt, of dat het beter zou kunnen!
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 110
'Sleep peacefully now my child. I hope that you go away. To a place where your dreams can play. Wipe all the tears from your eyes. There is a sky of blue. This is your time of truth.'
(Mark Owen – Child)
Alle stress die de dood van Lizzy en het terugvinden van de herinnering met zich hadden meegebrachten, wraken zich in de weken die volgden. Meer dan ooit besefte Lily dat ze zwanger was, en haar rust nodig had. Als ze terug kwam van het Sint-Holisto ziekenhuis, was ze vaak zo uitgeteld dat ze prompt in slaap viel op de bank. Gelukkig kon ze altijd op James rekenen, om haar terug wakker te maken om een gedekte tafel te vinden, waarop het eten voor die avond al klaar stond.
Bijna elke avond, na het eten, gingen Lily en James naar het hoofdkwartier van de Orde van de Feniks. James was vaak de hele avond weg voor missie’s en reddingsoperaties, maar Lily spendeerde het grootste deel van haar tijd in het kasteel. Ze maakte eten klaar als de mannen hongerig terug kwamen, of genas verwondingen. Ze verveelde zich vaak, maar was ook vaak blij dat ze niet mee moest. Soms koste het haar al te veel moeite om recht te staan, en moest ze uitgeput op een van de zetels gaan liggen. Haar zwangerschap begon haar te vervelen. Ze zou blij zijn als de baby geboren was, en ze weer wat energie had… Ze had nog drie maand te gaan…
“Oh komop!” riep Lily gefrustreerd uit. “Dit is niet gevaarlijk! Twee kindjes ophalen en naar hun familie brengen! We kunnen ze doen? Me onderkwijlen?”
“Nee, Lily! Ik sta niet toe dat je nu een missie aanvaard! Het is te gevaarlijk!”
Enkele leden van de Orde keken elkaar veelbetekend aan, terwijl ze naar de boze stemmen luisterden die uit de keuken van het kasteel klonken. Lily en James hadden zelf niet door dat iedereen mee kon genieten van hun ruzie, maar niemand waagde zich te moeien in de discussie van het echtpaar Potter, hoewel elk van hen voor zichzelf wel een kant had gekozen.
“Ik ben je hond niet, die je kan bevelen te gaan en staan waar jij wilt!” beet Lily terug. “Ik ben in geen eeuwen eens de deur uit geweest en ik voel me nutteloos!”
“Je bent niet nutteloos! Je kan net zo goed van hieruit mensen helpen die gewond zijn!”
“Die kinderen hebben net hun ouders verloren! Ze worden nu half gegijzeld door een stel onbekwame Dreuzels, die waarschijnlijk geen half woord verstaan van wat ze zeggen! Ze zijn bang en hebben iemand nodig die lief voor hen is! Een vrouw!”
“Er zijn nog vrouwen in de Orde!”
“James Potter! IK ga met je mee of je het nou wilt of niet! En daarmee uit!” Demonstratief draaide ze zich om, om duidelijk te maken dat de discussie afgelopen was voor haar.
“Jij bent zo… zo…”
“Zo wát?” Ze had zich weer omgedraaid en keek hem uitdagend aan. “Zo WAT?” herhaalde ze, toen James niet meteen een antwoord gaf.
“Zo koppig!”
“Ik had een goede leermeester!” kaatste ze de bal meteen terug. James zei even niets, en moest toen een lach inhouden.
“Oke, daar heb je een punt.”
Lily ontspande meteen ook, maar bleef wel bij haar punt. Een stuk rustiger zei ze: “James, echt, ik moet er eens uit. Laat me meegaan, toe.”
“Als jou iets overkomt, vergeef ik het me nooit. Maar goed, als je het zo graag wilt, mag je
mee…” gaf James uiteindelijk met tegenzin toe aan de smeekbekes van Lily.
“Dank je.”
En dus stonden Lily en James een kwartiertje later klaar om de kinderen van het vermoorde toverechtpaar Tully te gaan ophalen bij de Dreuzelpolitie waar ze nu waren. De familie Tully was al een tijdje het doelwit van de Dooddoeners, en Perkamentus vreesde dat de Dooddoeners achter de kinderen aan zouden gaan, nu hun ouders gesneuvelt waren. Lisa en Tommy moesten zo snel mogelijk in veiligheid gebracht worden bij hun oom en tante, die ondergedoken leefden, aan de rand van Londen.
Even later liepen Lily en James het politiekantoor binnen. Ze hadden afgesproken dat ze zich zouden voordoen als vertegenwoordigers van het Dreuzelweeshuis waar de kinderen naartoe zouden gebracht worden.
“Goedemiddag,” groette Lily de agent die aan de receptie stond. “Wij komen voor Tommy en Lisa Tully. Wij zijn van het Hemelsvreugde weeshuis.” De agent wist zo te zien meteen waarvoor ze kwamen, want hij knikte, en ging hen voor, een gang in.
“Het zijn werkelijk lieve kinderen,” zei de man, “maar wel een beetje vreemd. Ze gebruiken vreemde woorden, en hebben een zeer grote fantasie. Waarschijnlijk komt het door de shock van het ongeluk.”
“Ongeluk?” vroeg James verwonderd. Zelfs Dreuzels zouden toch moeten beseft hebben dat als een heel huis in puin ligt, dat dat geen ongeluk meer was.
“De brandweer denkt dat de gasketel ontploft is,” zei de agent wijs. Lily en James keken elkaar even aan. Was het maar waar…
“Het is een half wonder dat de kinderen het overleeft hebben. Ze zaten verstopt in het tuinhuis toen we ze vonden. Niemand snapt wat ze daar deden… Men vreest dat ze mishandeld werden door hun ouders, omdat het tuinhuis van buitenaf gesloten was, door een behoorlijk sterk slot, ook al zou je dat niet verwacht hebben als je het zag.”
Lily draaide achter de man zijn rug met haar ogen. Niemand die de familie Tully eenmaal gezien had, zou zoiets zeggen. Voor haar was het duidelijk dat de Tully’s hun kinderen voor hun eigen veiligheid in het tuinhuis hadden verstopt, toen ze de Dooddoeners zagen aankomen…
De man opende een deur, en liet Lily en James een kamer binnengaan. In het midden van de kamer lag er wat speelgoed, waar een jongetje van vijf en een meisje van zes wat onwennig naar keken. Ze probeerden de auto te doen rijden door erop te tikken, maar het magieloze Dreuzelspeeltje bewoog niet. Gefrustreerd dat het speelgoed niet wou meewerken, en dat ze hun moeder al zo lang niet gezien hadden, begonnen ze te huilen. De agent die bij de kinderen zat, stak moedeloos zijn handen in de lucht, alsof hij wilde zeggen: ‘Zo gaat het nu al de hele dag!’
Lily gaf de gefrustreerde agent ook een hand, en knielde toen voor kleine Tommy neer en begon hem te troosten. Het jongetje leek instintief te begrijpen dat Lily een van ‘zijn soort’ was, en stopte al snel met huilen, toen ze hem op haar arm nam. Hij stak zijn duim in zijn mond en greep met zijn handje haar jas vast, alsof hij bang was dat ze weer weg zou gaan.
Lisa zag dat haar broertje gestopt was met huilen en kwam aangelopen, gebarend dat ze ook wou opgepakt worden. Aangezien Lily haar handen vol had, tilde James het meisje op. Ze begon lachend met haar handjes aan zijn warrig haar te trekken.
Een van de agenten was ondertussen de nodige papieren gaan halen, en even laten liepen Lily en James elk met een kind op hun arm het politiekantoor uit. Omdat het beter was voor Lily niet te veel te verschijnselen terwijl ze zwanger was, en bijverschijnselen nooit echt aangenaam was voor kinderen, hadden ze Lizzy’s oude auto genomen. Lizzy’s ouders hadden hem nagelaten aan Lily, omdat zij de enige was die ze kenden, die met een auto kon rijden. De kindjes waren eerst wat bang om in het vreemde, lawaaierige tuig te stappen, maar ze waren te moe om er veel problemen van te maken, en vertrouwden Lily en James dus maar.
Tien minuten laten waren ze in slaap gevallen op de achterbank van de auto… |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:21; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Di Jul 24, 2007 2:06 |
|
Hey ^^
Eerst effe een mededeling:
Tot nu toe heb ik al het grootste deel van het verhaal tot het einde geschreven. Hier en daar missen nog een paar hoofdstukken die ik nog moet invullen.
Ondertussen heb ik ook boek 7 gelezen. Ik heb echter nog voor ik boek 7 heb gelezen, een nogal duidelijk gedefinieerde samenvatting samengesteld van hoe de missende hoofdstukken eruit moeten zien. Ik zal ook met opzet geen dingen uit boek 7 gebruiken in mijn verhaal.
Alles in dit verhaal (voor en na deze post) is gebaseerd op boeken 1 tot 6 en op mijn eigen verbeelding van hoe het zou kunnen gegaan zijn. Indien er bij toeval gelijkenissen zijn met elementen uit boek 7, zijn deze per toeval juist gegokt door mij, of onbewust in de hoofdstukken terecht gekomen die ik nog niet helemaal heb uitgeschreven (al acht ik die kans klein aangezien ik er speciaal op zal letten dat ik die hoofdstukken niet zal aanpassen aan eventuele nieuw informatie.)
Dat gezegd zijnde,... aangezien het forum op slot zat zaterdag, post ik vandaag het stukje dat ik eigenlijk toen zou gaan posten...
De lyrics van die stukje is een engelstalig slaapliedje... Ik hield altijd al van het zo bekende deuntje, maar toen ik oud genoeg was om de woorden te verstaan, intrigeerde het me nog meer. De allereerste keer dat ik echt luisterde naar de woorden was tijdens een aflevering van The Simpsons. Ik weet niet meer precies hoe het ging, maar Marge zong het voor Maggie denk ik, en Maggie stelde het zich voor, en werd er een beetje bang van. Ik weet nog dat ik me afvroeg waarom een slaapliedje zo'n griezelige tekst zou hebben...
Ergens vind ik dat het wel past bij dit hoofdstuk...
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 111
‘Rock a bye baby, on the tree top. When the wind blows, the cradle will rock. When the bough breaks, the cradle will fall. And down will come baby, cradle and all.’
(Rock-a-bye baby – Onbekend)
Ze reden op een aardeweg tussen de velden. Ze waren nu niet ver meer van het huis van de tante en nonkel van Tommy en Lisa. Het begon donker te worden buiten, en er hing een griezelige mist boven de velden. Van het warme lenteweer was niets meer te merken. Het was kil en leek meer op een herfstavond dan een dag begin mei.
Lily geeuwde even achter het stuur. Ze was moe, en wou eigenlijk naar bed, maar ze had zo lang gezeurd bij James om mee te mogen, dat ze nu niet zou gaan toegeven dat ze misschien een vergissing had gemaakt en liever naar huis ging. Ze keek even in de achteruitkijkspiegel naar Tommy, die met zijn duim in zijn mond in slaap was gevallen, en Lisa, die haar knuffel stevig omhelsde en ook lag te slapen. Het beeld vertederde haar. Ze kon niet wachten tot haar eigen baby geboren was, en ze hem kon knuffelen en bedelven onder kussen.
Ze was zo afgeleid door het beeld van de slapende kleuters, dat ze de mannen op de weg niet gezien had. Toen ze hen zag, ging ze met alle macht op de rem staan. Met gierende banden kwam de auto op geen halve meter van de mannen tot stilstand. Geschrokken legde Lily haar hand op haar dikke buik. Dat was nipt geweest. Ze keek even achter zich, maar Lisa en Tommy lagen nog steeds ongestoord te slapen. Zo te zien waren ze echt uitgeput.
“Jezus! Lily, alles in orde?”
Lily knikte naar James. “Ja, met mij alles goed. Ik hoop maar da-”
Lily wou zeggen dat ze hoopte dat de mannen op de weg ongedeerd waren, maar terwijl ze dat zei, keek ze naar het groepje op de weg, en besefte dat dit geen gewonne mannen waren. Ze droege lange, zwarte mantels, en hadden allemaal hetzelfde masker aan. Alle bloed trok uit haar gezicht.
“Dooddoeners!” riep ze uit. Zij en James sprongen snel uit de auto, toverstok in aanslag. Snel overzagen ze de situatie. Er waren een zevental Dooddoeners en… Lily snokte naar adem. Hun leider was bij hen!
“Wel, wel…” grijnsde Voldemort gemeen. “Jullie weer…”
“Jij weer,” antwoordde James brutaal.
“Je zou denken,” siste Voldemort woedend, “dat je je lesje wel geleerd zou hebben na de vorige keer!”
“Dat zou je denken…”
Nerveus hield Lily de Dooddoeners en Voldemort in het oog. Ze snapte niet wat James trachtte te bereiken door hem nog bozer te maken. Ze slikte nerveus toen ze Voldermorts walgelijke, rode ogen naar haar gleden. Haar hart sloeg snel, en de merkte de baby blijkbaar ook, want ze voelde hem schoppen in haar buik.
“En jullie zijn bezig geweest…” spotte hij. “Goed te weten dat de vijand er zo slecht voor staat dat ze zwangere vrouwen moeten inzetten.”
Lily zei niets, maar staarde terug, niet van plan zwakheid te tonen.
“Geef de kinderen, dan maken we jullie dood wat minder … onaangenaam.” stelde Voldemort voor. Lily kon haar oren niet geloven. Dacht hij werkelijk dat ze twee onschuldige kinderen aan hun lot zouden overlaten? James antwoordde in haar plaats, met een rode straal die een Dooddoener raakte en hem achterover blies. Een tweede straal volgde snel.
Lily herkende James’ techniek. Hij probeerde er snel een einde aan te maken. Met verenigde krachten vochten ze tegen Voldemort en zijn Dooddoeners. Lily was zeker dat ze een goede engelbewaarder had, want het was een mirakel dat sommige van de dodelijke stralen haar niet raakten. Al snel echter werd het duidelijk dat ze geen match waren voor Voldemort. Twee tegen zeven Dooddoeners én Voldemort…
Ze trokken zich terug achter een dikke boom, maar bleven over de rand van de stam spreuken afvoeren. Af en toe hoorden ze kreten die erop wezen dat ze iemand geraakt hadden, maar vaker hadden hun spreuken geen effect.
“Lily, alles in orde?” vroeg James, buiten adem van het vechten, en met zijn ogen op de Dooddoeners gericht.
“Ja, ik denk het wel,” antwoordde ze met bibberende stem. Het leek James nieuwe krachten te geven. Een welgemikt schot deed een zware tak van de boom afvallen, recht op een handvol Dooddoeners. Dat hadden ze duidelijk niet verwacht. Een paar verdwijnselden, enkelen stonden verward rond zich te kijken, en de anderen lagen gewond onder de tak.
Dit moment van verwarring grepen Lily en James met beide handen. Ze wikkelden een paar Dooddoeners in touwen, en joegen de rest zo op dat ze verdwijnselden.
Voldemort lachte hooghartig.
“Dit is nog niet gedaan… DWAZEN!”
En zonder nog iets meer te zeggen of te doen, verdween hij. Lily en James bleven alleen achter, met een stel buitgemaakte, geboeide Dooddoeners. Ze keken argwanend om zich heen, ze konden niet geloven dat Voldemort zonder boe of ba vertrokken was. Misschien had hij niet veel zin zijn nek te riskeren, zonder zijn trouwe aanhangers… Al betwijfelde Lily ten zeerste dat Voldemort bang zou zijn van een zwangere vrouw en een student…
Met een grote grijns keek James naar de buit van de dag: drie gebonden Dooddoeners. Voldemort was ontsnapt, maar zij hadden het weer overleeft!
Hij keek rond zich, om te kijken waar Lily was. Hij vond haar, op haar knieëen voor de open achterdeur van de auto. Ze had haar hand geschrokken voor haar mond gelegd en keek met grote, waterige ogen de auto in.
“Lily?! LILY!” Zijn hart sloeg een slag over. Hij liep snel op haar af, en kwam slippend naast haar tot stilstand.
“Lily?! Wat is er?” vroeg hij in paniek. Ze zag bleekwit en wees met trillende hand naar de achterbank van de auto. James draaide zijn hoofd en zag waarom ze zo in shock was.
Lisa en Tommy lagen, duidelijk levensloos, op de achterbank van de wagen. Ergens in het gevecht moet een Dooddoener de kans gezien hebben af te rekenen met de kinderen.
Het voelde alsof er opeens een baksteen in zijn maag lag. Tommy lag nog steeds met zijn duim in zijn mond… |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:21; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Do Jul 26, 2007 12:52 |
|
Hey ^^
Vandaag krijgen jullie onverwachts een nieuw hoofdstukje, omdat het vandaag 26 juli is, en dat is de dag dat ik begon met SH hier te plaatsen.
Wauw, nooit gedacht dat ik het een jaar zou uithouden...
*viert feestje en geeft al haar lezers een stukje taart een een bekertje pompoensap*
Maar goed... Ik heb nog een tiental hoofdstukken voor jullie voor het verhaal gedaan is. Twee daarvan moeten nog geschreven worden en 1 moet nog afgewerkt worden. De rest is allemaal al klaar.
Over dit hoofdstukje: Ik had eens zin om vanuit een ander standpunt te schrijven ^^
En vanuit hun standpunt had ik nog nooit geschreven ^^
Hoofdstuk 112
'Mary, did you know, that your baby boy will one day walk on water? Mary, did you know, that your baby boy will save our sons and daughters? Did you know, that your baby boy has come to make you new? This child that you've delivered, Will soon deliver you.'
(Mary, Did you know? - Mark Lowry & Buddy Greene)
Met lichte tegenzin liep Albus Perkamentus door de hoofdstraat van Zweinsveld naar de groezelige herberg aan de rand van het dorp. Dit was een van de minder leuke kanten van het schoolhoofdschap van Zweinstein: sollicitatie-interviews. Hij hield niet van het systeem waar mensen beoordeeld werden op hun kunnen in slechts één gesprek. Maar het was helaas noodzakelijk, en dus begaf hij zich naar “De Zweinskop”, waar hij had afgesproken met een kandidate voor de baan als professor in Waarzeggerij. Hij had het al niet zo goed op met dat vak – in zijn ogen draagde het niet bijzonder veel bij aan de opleiding van de studenten waarover hij en zijn lerarencorps zich ontfermden – en deze dame in kwestie had een dubbelzinnige indruk op hem gemaakt. Ze beweerde de achterachterkleindochter van de beroemde Zieners Cassandra Zwamdrift te zijn, maar ergens kreeg Albus toch de indruk dat ze niet zoveel talent bezat als haar overovergrootmoeder. Het was echter niet meer dan beleefd om haar een eerlijke kans te geven en een sollicitatie-interview af te nemen.
Hij rilde even, toen een koud briesje hem omwikkelde, vlak voor hij de deur openduwde en de Zweinskop binnen wandelde. Hij begroette de barman, die een knikje teruggaf. Hij informeerde naar het kamernummer van Sybilla Zwamdrift, en begaf zich naar haar kamer.
Hij klopte twee keer op haar deur, en opende die, toen een dromerige “Binnen” klonk. Een lange, magere dame sprong recht uit een gemakkelijke zetel, toen Albus de kamer binnenging.
“Goedeavond,” groette hij haar beleefd. Ze streek nerveus haar kleren glad, toen ze gebaarde naar de beste stoel in de kamer, en bijna ademloos antwoordde: “Goedeavond, Meneer. Ik ben zeer vereerd dat u wilde komen. Wilt u iets drinken? Pompoensap? Thee?”
“Thee graag,” glimlachte Albus. Ze gingen zitten en Perkamentus nam zijn tijd om haar in zich op te nemen. Achter haar grote brilglazen verschuilden zich een paar nerveuze ogen. Haar lange, magere vingers trilden lichtjes, terwijl ze twee kopjes thee inschonk.
Even bleef het stil, en toen zei Perkamentus: “U bent de achterachterkleindochter van Casandra Zwamdrift?”
Met herwonnen zelfzekerheid rechtte de vrouw voor hem haar rug en sprak met trots in haar stem: “Jazeker, mijn overovergrootmoeder was de grootste Zieneres van haar tijd. Ik heb mijn talent voor het voorspellen van de toekomst van haar geerfd.”
Albus glimlachtte beleefd. “Vertelt u eens, wat uw talent precies inhoudt?”
Terwijl Sybilla Zwamdrift uitvoerig begon te vertellen over de verschillende manieren waarop ze haar Innerlijke Oog kon gebruiken om de toekomst te ontrafelen, sloop een verdieping lager een lange, in zwart gehulde gedaante voorbij de barman, de trap op. Niemand merkte hem op. Niemand merkte hem ooit op. Al dagen volgde hij de grote Albus Perkamentus overal waar hij ging, en nog nooit was hij betrapt. Het was niet toevallig dat de Meester hem gekozen had als zijn meest waardevolle spion. Geruisloos volgde hij de trap naar boven. Kamer 13, daar zat Perkamentus, had hij daarnet afgeluisterd. Het was essentieel dat hij te weten kwam met wie Perkamentus afgesproken had. Deze informatie kon goud waard zijn voor zijn Meester. Hij zou beloond worden voor zijn trouw, en dat was hem meer waard dan al het geld van de wereld. Er klonken zachte stemmen door de deur van kamer 13. Een ervan herkende hij als de rustige stem van het schoolhoofd, de andere leek een nerveuze vrouw te zijn. Hij legde zijn oor tegen de deur en volgde het gesprek een tijdje.
Wat een teleurstelling, toen hij besefte wat daarbinnen aan de gang was. Deze vrouw was geen gevaarlijke Schouwer, geen interessant doelwit voor de Dooddoeners die moest onderduiken! Dit was een sollicitatiegesprek! En zo te horen, had het waardeloze mens niet eens de job te pakken.
Verbitterd spuugde hij op vloer en vloekte inwendig. Wat een verspilling van tijd en energie! Geïrriteerd draaide hij zich om, en wou terug naar beneden sluipen, toen een luide, krassende stem, die uit kamer 13 kwam, hem ter plekke deed verstijven.
“HIJ DIE DE MACHT HEEFT OM DE HEER VAN HET DUISTER TE OVERWINNEN NADERT… HET KIND VAN HEN DIE HEM DRIEMAAL HEBBEN GETROTSEERD, GEBOREN AAN HET EINDE VAN DE ZEVENDE MA-”
“He! Jij daar!”
Hij verschoot zich haast een hartverlamming. De grote gespierde barman had hem ontdekt, en greep hem beet bij zijn gewaad.
“Geen luistervinken in mijn herberg!” gromde hij, terwijl hij hem meesleurde. Hij stribbelde uit alle macht tegen, hopend meer op te vangen van wat er zich in kamer 13 afspeelde, maar hij kon niet op tegen de kracht van de barman. Al snel werd alle geluid overrompeld door het lawaai van het café beneden en kon hij niets meer horen van – wat hij vermoedde – een ware voorspelling. Met een ruwe duw werd hij op straat gezet.
“En blijf buiten!” gromde de barman hem nog na, voor de deur in zijn gezicht dichtgesmeten werd.
Even bleef hij verblufd staan, terwijl hij liet doordringen wat hij net gehoord had. Hij die de macht heeft om de Heer van het Duister te overwinnen? Hij werd wat bleek. Dat kon niet waar zijn… Zijn Meester was niet te overwinnen, dat wist iedereen, al gaf niet iedereen het toe. Dat was de reden waarom hij zich bij Hem aangesloten had! Waarom trachten de onverslaanbare te verslaan, als het gedoemd was te mislukken?
Hij begon te lopen. Deze informatie… dit was zijn ticketje naar eeuwige roem. Zijn Meester zou hem rijkelijk belonen voor wat hij hem zou kunnen vertellen. Zijn gezicht klaarde op. Dit was niet verschrikkelijk, dit was geweldig! ‘Het kind van hen die Hem driemaal hebben getrotseerd wordt geboren aan het einde van de zevende maand…’ Het was een kind! Een baby. Hij begon wijd te lachen. Het zou letterlijk kinderspel zijn voor zijn Meester om die zogenaamde “verlosser” uit te schakelen voor hij zijn eerste woordje zegt. Dan zou hij werkelijk onverslaanbaar zijn…
Hij verdwijselde haastig naar zijn Meester om het goede nieuws te brengen.
Een half uur later verliet ook Albus de Zweinskop. In gedachten verzonken liep hij terug naar Zweinstein. Hij had dan ook veel om over na te denken, en niet alles was positief. Hij had om te beginnen een nieuwe leerkracht Waarzeggerij. Hoewel hij ten zeerste bertwijfelde of ze echt bergen goud en een kroostrijk gezin in zijn toekomst had gelezen uit zijn natte theeblaadjes, de voorspelling die ze daarna gemaakt had, en waar ze zich nadien niets meer van leek te herinneren, had wél indruk gemaakt op hem. Was het waar? Dit kon een keerpunt zijn in het bewind van terreur, die Voldemort al jaren verspreidde. Maar… Het was een breekbaar lichtpuntje. Deze baby zou kwetsbaar zijn, bijzonder kwetsbaar. Het was essentieel dat onmiddellijk uitgezocht werd wie deze baby was. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:22; in totaal 5 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Zo Jul 29, 2007 12:08 |
|
Ohjee... Ik was helemaal vergeten dat het gisteren zaterdag was... Sorry voor de dag vertraging ^^
Oke, dit hoofdstuk en het volgende duurden EEUWEN om te schrijven. Sorry als er schrijffouten in zitten, maar ik had ECHT geen zin meer om het nog eens na te gaan lezen... Het werkte zo op mijn systeem...
Dus, sorry als het suckt, ik vind het zelf ook niet zo goed...
Maar nu ik hier voorbij ben geraakt, heb ik weer wat overschot. Dit was zo'n gat dat nog gevuld moest worden. Dus grote kans dat ik in de loop van de week nog eens post. ^^
(*) Smalofski (*)
ps: Thx voor alle leuke reacties *hugs*
Hoofdstuk 113
‘Louder louder. And we'll run for our lives. I can hardly speak, I understand. Why you can't raise your voice to say. To think I might not see those eyes. Makes it so hard not to cry. And as we say our long goodbye. I nearly do’
(Snow Patron – Run)
Diezelfde nacht werd James wakker van een vreemd, doch ergens bekend geluid. Slaapdronken keek hij rond zich in de donkere kamer, maar hij zag op het eerste zicht niets, buiten Lily die rustig naast hem lag te slapen, zich duidelijk niet bewust van het geluid. Toen zijn hersenen eenmaal helemaal wakker waren, besefte James wat het geluid was. Zijn gluiposcoop die op een tafeltjes naast hun bed stond, waarschuwde hem dat er vijanden op komst waren.
“Lily! Wakker worden! Dooddoeners!”
Terwijl Lily slaperig, en nog niet helemaal bewust van wat er aan de hand was, haar ogen opende, liep James naar het Vijandvizier dat aan de muur hing. Vier gemaskerde mannen keken terug. James vloekte luid, het was een kwestie van seconden voor de Dooddoeners er zouden zijn. Hun appartement was zeker niet onbeschermd, maar James verwachtte niet dat de bezweringen de Dooddoeners lang op afstand zouden houden. Niet als ze zo vastberaden op hun doel afgingen.
“Lily! We moeten hier weg! Nu!”
In haar nachtkleed en met haar hand op haar bolle buik kwam Lily uit de slaapkamer gelopen.
“Op drie hef ik de anti-verdwijnselspreuk op, en dan verdwijnselen we onmiddellijk naar het huis van mijn moeder,” zei James, “van daaruit kunnen we verder gaan naar het hoofdkwartier van de Orde, als we zeker zijn dat we niet gevolgd worden.”
“Maar… maar… het huis?”
“Geen tijd Lily!” James greep haar schouders vast, en keek haar doordringend aan. “Ze komen, Lily, als we niet snel weg zijn, kan het te laat zijn.”
Lily slikte en knikte.
“Mijn toverstok!” Het schoot haar opeens te binnen dat haar stok nog naast het bed lag. Snel liep ze terug, en haalde de stok. Een zacht gemiauw deed haar opschrikken. Bijna was ze Snoezie vergeten.
Toen ze een paar seconden later met haar stok en de kat terug de woonkamer in snelde, stond James al klaar. Hij had van de paar seconden tijd gebruik gemaakt om wat kleren te sommeren. Net toen hij zijn stok ophief om de anti-verschijnselspreuk op te heffen klonk een luid gekraak en hoorden ze een spreuk met een grote knal tegen de voordeur aanbeuken. De deur kraakte gevaarlijk, maar gesteund door de beschermingspreuken hield ze stand, voorlopig dan toch.
Angst stroomde door Lily’s lichaam, terwijl James in allerijl de spreuk ophief, en zij de deur angstvallig in het oog hield.
Met een luide krak begaf de deur het, en stormden de Dooddoeners de kamer binnen. Veelkleurige spreuken misten hen op een haartje, terwijl James de spreuk ophief.
“Lily! Ga!” schreeuwde hij, terwijl hij een onzichtbaar schild optrok tussen hen en de Dooddoeners, slechts een paar meter van hen verwijderd.
Doodsbang greep ze de kat onder haar arm stevig vast en kemde haar andere hand om haar toverstok. Ze concentreerde zich uit alle macht op het huis van James’ moeder, draaide ter plaatste en verdwijnselde, hopend, biddend dat ze haar ongeboren kind geen schade toebracht.
Met een harde klap kwam ze in het voortuintje van het huis van James’ moeder terecht. Snoezie, die nog nooit zoiets als Verdwijnselen had meegemaakt, ontsnapte haar greep en sprintte er vandoor.
Geschrokken en doodsbang liepen de tranen over haar gezicht. Wat was er aan de hand? Waarom waren de Dooddoeners gekomen? Hoe hadden ze hen gevonden?
Voorzichtig stond ze recht. De baby in haar buik trapte een keer en ze was dolgelukkig om het kindje te voelen bewegen.
Een paar tellen bleef ze besluiteloos staan. Waar was James? Waarom kwam hij niet?
Doodongerust besloot ze dat het niet veilig was om hier buiten te blijven staan, ook al leek het er niet op dat iemand haar had kunnen volgen terwijl ze verdwijnselde. Ze liep naar de deur van haar schoonmoeder en drukte op de bel.
Een wat oudere heks met een vriendelijk gezicht dat Lily herkende als haar schoonmoeders’ gezicht opende de deur.
“Lily!” Lily hoorde de ongerustheid in haar stem, en besefte wat een verontrustend beeld het moest zijn om Lily in haar nachtkleed, en onder de schrammen voor haar deur te zien staan in het midden van de nacht. “Kom snel binnen kind. Wat is er aan de hand? Waar is James?”
“Ik … ik weet het niet…” snikte ze, “Er waren Dooddoeners – Dooddoeners in ons huis… en James hief de anti-verdwijnselspreuk op en- en zei dat ik naar hier moest gaan. Hij ging ook komen, maar hij is er niet… en- en ik weet niet waar hij is.”
Volledig in paniek en doodsongerust over James stamelde Lily het verhaal.
“Hij- hij zou hier moeten zijn! Waarom komt hij niet?!”
De gedachte aan wat hem zou kunnen weerhouden om haar te volgen, deed haar lichtjes trillen.
“Stil maar meisje,” suste Mevrouw Potter het hoogzwangere meisje dat trillend van angst en emotie voor haar deur stond. “Ik ben er zeker van dat hij wel komt.”
Met een lief gebaar veegde ze wat tranen van Lily’s gezicht en glimlachte, haar eigen ongerustheid voor het lot van haar zoon meesterlijk verbergend.
“Kom nu maar binnen,” zei ze zacht en leidde Lily naar binnen. “Ik stuur meteen bericht naar Perkamentus.”
Lily werd door haar schoonmoeder naar een zetel geleid, waar ze op ging liggen. Ze voelde zich zo zwak en vermoeid, maar in haar hoofd raasden duizenden gedachten rond. Waar in hemelsnaam bleef James? Wat als- als… De gedachte maakte haar letterlijk ziek. Ze keek toe hoe de zilveren duif die Marianne Potters patronus was, door een muur verdween om de Orde te gaan waarschuwen.
“Vertel nu eens rustig wat er aan de hand is?” vroeg Mevrouw Potter aan Lily. Lily kon een kleine trilling in haar stem horen, die verried hoe ongerust James’ moeder was, maar dat niet wou laten blijken aan Lily, om haar schoondochter niet nog meer van streek te maken.
Maar nog voor Lily een woord kon zeggen, hoorden ze een bekende plop in de tuin, wat er op wees dat iemand verschijnseld was.
“James? James?!” Ondanks Mevrouw Potters raad dat ze beter zou blijven liggen, liet Lily zich niet tegenhouden. Ze vergat haar vermoeidheid op slag en liep zo snel ze kon naar buiten, in de hoop James daar levend en wel te zien, op de hiel gezeten door Mevrouw Potter, met een deken in haar hand.
“JAMES!” Lily’s stel sloeg over toen ze James zag staan in de tuin. Hij had een hoofdwonde, waar wat bloed aan kleefde, maar die leek niet zo ernstig, want hij lachte breed, toen Lily op hem af kwam gestormd en zich in zijn armen wierp. “Godzijdank, je bent in orde.” |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:22; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Wo Aug 01, 2007 17:52 |
|
Hey ^^
Jah, jullie dachten toch niet dat het gedaan was he? xD Ze moeten Voldie nog eens tegenkomen he
Sorry als dit allemaal nogal onrealistisch overkomt (hoe ze zoveel en zo kort op elkaar ontsnappen)... da's niet mijn idee *blames Rowling*
Dit is dus deel twee van de lijdensweg die de derde ontsnapping aan Voldemort was. Urg, ik schrijf echt niet graag gevechten...
Anyway, reacties waren, zijn en zullen altijd welkom wezen ^^
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 114
‘Come on and save me. I'm going down, down for the third time.’
(The Supremes – Going down for the third time)
Veel tijd om opgelucht te zijn over zijn veilige ontsnapping kregen ze niet, want een tel later klonken langs alle kanten plopjes en waren ze weer eens omsingeld door Dooddoeners. James kreeg de kans niet om zichzelf te verdedigen. Voor hij het besefte werd zijn toverstok uit zijn hand geblazen door een welgemikte “Expelliarmus”, en stonden ze beiden machteloos omsingeld door de groep Dooddoeners. Lily haar stok lag nog binnen…
Trillend zocht Lily James’ hand.
Een van de Dooddoeners, zo te zien degene die de leiding had, zette zijn masker af, terwijl de anderen hen onder schot hielden. Een oud gezicht kwam tevoorschijn. De ogen van de man waren pikzwart en er was geen greintje medelijden in ze te bekennen. Hij hief zijn toverstok op, om een einde te maken aan het leven van de twee – eigenlijk drie – jonge mensen voor hem, als een koude, hoge stem hem doet verstijven.
“Afblijven… ze zijn voor mij…”
Een rilling liep over Lily’s rug. Ze herkende de stem maar al te goed, want ze had hem al twee keer eerder ontmoet. Voor de derde keer zouden ze oog in oog staan met Heer Voldemort, en deze keer zou er geen ontsnappen meer aan zijn.
Een lange man in een grote zwarte mantel die zijn gezicht verschool, verscheen naast de oude Dooddoener, die haastig plaats maakte voor zijn meester.
Uiterst langzaam deed Voldemort de kap van zijn mantel af, zodat Lily en James het spierwitte gezicht met die walgelijke, rode katachtige ogen konden zien. In zijn ogen stond woede te lezen.
“Het lijkt erop,” begon hij, terwijl hij naar het hulpeloze koppel voor hem keek, “dat het een vergissing was jullie zo lang te laten leven. Een vergissing die ik niet toelaat om mij fataal te laten worden. Een vergissing die ik hier en nu ga rechtzetten.”
“Laat hen met rust!”
De schreeuw kwam van achter hen, en werd vergezeld met een verlammingsstraal, die door Voldemort werd afgekaatst. In de deuropening stond James’ moeder, met haar toverstok in de hand.
Even keek Voldemort haar minachtend aan, deed teken naar een van zijn Dooddoeners en richte zijn aandacht weer naar Lily en James. De Dooddoener liet een zachte grinnik horen van onder zijn masker, deed een stap naar voren en riep: “Avada Kedavra!”
“Protego!”
Marianne Potter probeerde zichzelf nog te beschermen door een schild op te roepen, maar haar spreuk kon het niet opnemen tegen de dodelijkste vloek van allen. Alsof de spreuk enkel tegengehouden werd door een blaadje papier, boorde hij zich door de verdedingingspreuk van James’ moeder en raakte haar in het gezicht.
“NEE!” James’ schreeuw weerklonk door het slapende dorpje.
Langzaam zakte ze door haar benen, terwijl James trachte bij haar te komen, maar werd tegengehouden door Lily, uit angst dat Voldemort hem meteen zou afmaken als hij naar haar toeging.
Voor enkele minuten keek James naar het levenloze lichaam van zijn moeder, gestorven in een poging om hen te redden, die gedoemd was om te mislukken. Toen draaide hij zich om en met tranen van verdriet en woede in zijn ogen, staarde hij Voldemort recht in de ogen aan.
“Hiervoor zal je boeten,” siste hij.
Er verscheen een gemene grijns op het witte gezicht van Voldemort.
“Ohja? En hoe denk je dat te doen zonder toverstok? Me doodhuilen?”
Lily voelde hem naast haar staan trillen van woede, maar hij hield zich in.
“Nu dan… Nog een laatst woord? Een nutteloze mededeling om de wereld mee te vervelen voor we eindelijk verlost zijn van je?”
Maar beiden bleven ze stil.
De stilte werd verstoort door een aantal plopjes. Een gouden cirkel verscheen rond Lily en James, die hen leek te beschermen tegen de spreuken die de verraste Dooddoeners op hen afvuurden. Overal rondom hen hoorden ze plots lawaai en choas. De Orde was gearriveerd en was aan het dueleren met de Dooddoeners.
James greep zijn toverstok en Lily’s hand, en leidde haar zo snel als ze kon terug naar het huis.
“Blijf hier!” beval hij haar, en ging de Orde helpen met de Dooddoeners en Voldemort zelf te bevechten.
Niet in staat mee te helpen in het gevecht, stond Lily achter het raampje angstvallig het gevecht te volgen. Ze zag James dueleren met een jonge heks met pikzwart haar dat haar verbazingwekkend bekend voorkwam. Het was pas toen James en Sirius door omstandigheden van Dooddoener wisselden dat ze besefte dat de heks familie moest zijn van Sirius, want de gelijkenissen waren zeker aanwezig.
Achter Sirius en de zwartharige heks, zag ze Perkamentus staan, die met niemand anders dan Voldemort zelf aan het dueleren was. Ze gebruikten magie ze nog nooit eerder had gezien, en die haar zo krachtig leek dat ze er kippenvel van kreeg.
Hoe lang het gevecht in de voortuin van Mevrouw Potters huis doorging, kon Lily moeilijk inschatten. Volgens haar was het wel enkele dagen, gevuld met angst en vrees. In werkelijkheid kan het niet meer dan een half uur geweest zijn. Op een gegeven moment leek Voldemort toch te beseffen dat Perkamentus sterker was dan hem, en beval de aftocht. Nagejaagd door de leden van de Orde, verdwenen de Dooddoeners die niet dood, verstijfd of gevangen waren.
Toen ze weg waren, durfde Lily het huis te verlaten. Ze liep naar de plaats waar James bij het stoffelijke overschot van zijn moeder geknield zat. Sirius, Remus en Wormstaart stonden wat ongemakkelijk naast hem, niet goed wetend hoe ze hem konden troosten. Sirius’ hand lag op James’ schouder.
Lily had James nog niet vaak zien huilen, maar nu ze tranen over zijn gezicht zag stromen, brak het haar hart. Ze knielde naast hem neer en sloeg haar armen rond hem.
“Het spijt me zo voor je, James,” fluisterde ze, “Jouw moeder was de beste moeder die iemand zich kon wensen. Ze heeft haar leven gegeven om ons te redden.”
Hij glimlachte een beetje triest naar haar, toen ze de tranen van zijn wangen veegde.
Even later lagen er nog twee leden van de Orde die gesneuveld waren in het gevecht naast James’ moeder. De eerste kende ze niet zo goed. Het was een relatief jonge tovenaar die Anthony Tavins noemde, als ze zich goed herinnerde. De tweede persoon echter, kende ze maar al te goed. Professor Waggeman, hoofd van Ravenklauw…
Aan haar voeten stond Albus Perkamentus, en er rolde één enkele traan over zijn gezicht.
Omdat het niet veilig was lang voor het huis te blijven staan, werden de gesneuvelden naar kasteel Latney gebracht. Samen met Perkamentus en de Marauders, gingen Lily en James voorzichtig kijken hoe het met hun appartement gesteld was. De schok was groot toen ze toekwamen en zagen dat het helemaal uitgebrand was en veel van hun bezittingen onherstelbaar verwoest waren. Tussen het puin vond Lily een doos, waar ze een vuurvaste spreuk over had uitgesproken. Ze opende de doos, waarin ze haar mooiste herinneringen bewaard had. Een klein gouden balletje fladderde eruit, zo te zien blij dat het eens zijn vleugeltjes kon strekken. De snaai die James haar gegeven had op een Valentijnsdag, zoveel jaren terug. Even keek ze naar een foto van Nick en Lizzy die bovenaan lag, en toen ving ze de snaai, sloot ze de doos weer en nam hem mee, weg van het verwoeste appartement.
“Ik denk dat het beste is dat jullie onderduiken,” zei Perkamentus, toen Lily zich weer bij de mannen voegde in de keuken. “Jullie kunnen op het kasteel blijven, in afwachting.”
James en Lily knikten, en verlieten het appartement waar ze vele mooie momenten hadden gedeeld voor de laatste keer. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:22; in totaal 2 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Za Aug 04, 2007 21:50 |
|
Zo ^^ Een beetje later dan normaal maar nog steeds op zaterdag, een nieuw stukje!
Nog een Sneep/Perkamentus stukje *Yay*
Oh, wauw En blijkbaar is met dit stukje ook deel 9 afgerond
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 115
'Oh I realize, It's hard to take courage. In a world full of people. You can lose sight of it all. And the darkness there inside you, makes you feel so small. But I see your true colours, Shining through.'
(Eva Cassidy - True Colours)
“Welk vak dacht u te gaan geven?”
“Wel, ik hoorde dat Verweer Tegen de Zwarte Kunsten weer vrij kwam…”
De oude man die recht tegenover hem zat, aan de andere kant van het grote bureau in het heldere lokaal van het schoolhoofd, keek hem bedenkelijk aan.
“Verweer Tegen de Zwarte Kunsten?” vroeg hij, schijnbaar verbaasd. Het verwarde Sneep een tikkeltje… Hij had gehoopt dat Perkamentus hem met open armen zou ontvangen. Het was geen geheim dat Zweinstein een chronisch tekort had aan kandidaten om de functie van professor Verweer Tegen de Zwarte Kunsten op te nemen. Hij hield zijn gezicht echter stoïcijns.
“Jazeker. De oude professor heeft zijn ontslag ingediend, heb ik gehoord? Hij kon de druk niet aan?”
Perkamentus knikte kort. Met de stem die hem nóg ouder leek zijn dan hij in werkelijk was, sprak het schoolhoofd: “U hebt inderdaad juist gehoord. Professor Tannis heeft laten weten dat hij niet zal terugkeren in september om zijn kennis met onze leerlingen te delen. Echter, deze school zal ook vaarwel wuiven aan de professor Toverdranken, die met pensioen gaat. Hildebrand Slakhoorn was jarenlang een uitstekende Toverdrankmeester, maar zal nu in zijn oude dag kunnen genieten van de rust en stilte die op Zweinstein nooit lang aanwezig zijn. U herinnert zich professor Slakhoorn nog ongetwijfeld? Hij sprak altijd met veel lof over u.”
Sneep knikte. Hij herinnerde zich de oude walrus nog wel.
“Hij was dan ook verrukt dat u een sollicitatiegesprek aanvroeg, net op het moment dat hij overwoog met pensioen te gaan. Hij ziet in u de perfecte opvolger om zijn functie over te nemen…”
Sneep kwam even uit de lucht gevallen. Hier had hij niet op gerekend.
“Eigenlijk… zou ik liever Verweer Tegen de Zwarte Kunsten geven,” zei hij op vlakke toon, om de teleurstelling in zijn stem te verbergen, dat Perkamentus hem eerder als toverdrankjesmaker zag, niet in staat de edele kunst van de Zwarte Kunsten – of dan toch het verweer ertegen – te onderwijzen aan de leerlingen van Zweinstein.
Perkamentus keek hem lang en doordringend aan. Zijn lichtblauwe ogen deden Sneep zich ongemakkelijk voelen en hij was op zijn hoede. Hij maakte zijn hoofd leeg, en liet geen enkele emotie naar boven komen. Als die oude dwaas dacht dat hij zomaar zijn geheimen zou prijsgeven, vergiste hij zich zwaar.
De oude man leek echter niet teleurgesteld dat hij niet in Sneeps hoofd kon rondkijken. Er verscheen een geamuseerde glimlach op zijn gezicht, en het stond Sneep niets aan dat Perkamentus zo kalm bleef.
“Severus, is je wens om les te geven werkelijk de reden dat je hier zit?”
Sneeps mond viel een stukje open, maar hij herstelde zich snel en zei – schijnbaar niet onder de indruk – : “Natuurlijk. Welke andere reden zou ik kunnen hebben?”
Albus Pekamentus zei niets, maar vouwde zijn handen in elkaar en steunde zijn kin erop. Hij leek diep na te denken, terwijl hij naar het zenuwachtige gezicht van Sneep keek. Sneep voelde zich steeds minder op zijn gemak. Kon het… hij kon het niet weten… hoe zou hij?
Minutenlang bleef het stil, terwijl Perkamentus Sneep aanstaarde. Toen hij eindelijk iets zei, was Sneep zo gewend aan de stilte, dat hij schrok van het geluid.
“Het spijt me Severus, ik geloof dat niet… Ik denk dat we beiden weten wat de werkelijke reden is dat jij hier zit.”
Sneep kon niet ontkennen dat hij uit het lood geslagen was door het inzicht van het schoolhoofd. Het was waar… Hij was hier niet alleen om de post van professor op Zweinstein in te nemen, de werkelijke reden dat hij hier op sollicitatiegesprek kwam, was dat zijn Meester wou dat hij dicht bij Perkamentus in de buurt kwam, zodat hij hem nog beter kon bespioneren. Het was een enorme eer dat de Heer hém had uitgekozen als zijn meest betrouwbare spion. Het was een taak die hij tot een goed einde móest brengen, zowel voor zijn, als voor zijn Meesters bestwil.
En toch… Iets knaagde in hem. Die voorspelling die hij gehoord had… Als het waar was… Als zijn Meester overwonnen kon worden, was het gedaan met hem. Hij wist dat hij niet op medelijden moest rekenen bij Krenck. Het hoofd van de Schouwers had nog maar net zijn bloedeigen zoon voor het leven naar Azkaban gestuurd. Zo’n man wist niet wat medelijden was.
“Severus…” Pekamentus’ stem klonk zacht, en het was niet de soort intonatie die Sneep verwachte van iemand die net te kennen liet geven, dat hij wist dat de andere hem kwaad toewenste, “Besef je wat de gevolgen zijn van je acties? Een gezin dat vol verwachting uitkijkt naar de geboorte van hun kind, niet wetend dat hun kind zal moeten vechten voor zijn leven van het moment dat het geboren is. Zelfs nu, terwijl het nog veilig in zijn moeders buik zit, staan mensen hem naar het leven, voor een reden waar hij geen schuld aan heeft. Kan jij verantwoordelijk zijn voor de moord op een werkelijk onschuldig leven?”
Sneep ontweek Perkamentus’ blik en weigerde over zijn woorden na te denken, want hij had zichzelf al ontelbare keren afgevraagd. Kon zijn geweten dat aan?
De oude man tegenover hem leunde achteruit in zijn zetel en keek de jonge Dooddoener voor hem aan.
“Weet je welk gezin het slachtoffer zal worden van jouw geklik?”
Sneep slikte even. Neen, hij wist het niet, ook al wist zijn Meester het wel. En hij wou het ook niet weten. Wat kon hem het schelen?!
“Twee gezinnen staan door jou op het punt hun ongeboren kind te verliezen. Het eerst is van Frank Lubberman, en zijn vrouw, Lies.”
Sneeps uitdrukking bleef had. Hij weigerde het tot zich door te laten dringen, weigerde zijn geweten te laten spreken.
“Het tweede gezin… James en Lily Potter.”
Hier had Sneep niet op gerekend.
“Potter?!” De haat bij het horen van die naam flikkerde in zijn ogen. “Wat kan mij Potter schelen?!”
Woedend sprong hij recht en staarde naar Perkamentus, die niet onder de indruk leek te zijn en hem met gevouwen handen aankeek.
“Potter heeft mij het leven zuur gemaakt van het moment dat hij aankwam op Zweinstein! Hij haat mij net zoveel als ik hem haat.”
De blik in Perkamentus’ ogen werd dreigender, terwijl hij op een toon vol ingehouden emotie vroeg: “Wens je hen werkelijk toe, waar je hen toe veroordeeld hebt? Severus… Ik weet meer dan wie ook dat jullie gezworen vijanden waren sinds het moment dat jullie beiden een stap op Zweinstein hebben gezet. Ik heb jaren lang jullie beiden bijna wekelijks in mijn kantoor gekregen, omdat jullie elkaar weer eens op een haartje na afgemaakt hadden. Maar Severus, ik ken jullie beiden ook beter dan jullie denken, en er zijn meer gelijkenissen tussen jullie dan op het eerste moment lijkt.”
Sneep walgde van het idee iets gemeen te hebben met James Potter, en geef nou toe, het was toch ronduit belachelijk te beweren dat Potter en hij ook maar een iets zouden vinden dat ze gemeen hadden?!
“Jazeker Severus,” vervolgde Perkamentus bij het zien van zijn gezicht van afgrijnzen, “jullie zijn beiden extreem trots. Jullie bezitten elk flink wat talent, en de mogelijkheid het ver te brengen in deze wereld. Jullie zijn bereid te vechten voor waar jullie in geloven. En tenslotte is geen van jullie beiden laf.”
Daar raakte Perkamentus een gevoelige snaar. Zijn mond viel bijna open van verbazing toen hij het laatste compliment hoorde. Perkamentus dacht niet dat hij laf was? Na alles wat hij – terecht – vermoedde over hem?
“Oh nee, Severus, ik denk niet dat jij laf bent. Veel van je collega’s hebben hun lot gekozen uit angst, bang om aan de verkeerde kant te staan. Maar ik geloof niet dat jij een van hen bent.”
Severus Sneep wist niet goed wat te zeggen. Perkamentus wist wat hij was, en zat rustig met hem te praten? Waarom deed hij niets? Elk verstandig man had hem al lang aangevallen, of toch tenminste de deur vergrendeld. Maar het leek erop dat Perkamentus niets van dat alles van plan was. Hij zat rustig met een Dooddoener te praten. Misschien was het een val? Maar dan zou hij strijdend ten onder gaan, dat was zeker.
Niet van plan om Perkamentus nog langer de touwtjes in handen te laten nemen, sprong hij recht, greep zijn toverstok en richtte hem op de oude man voor hem. Perkamentus echter, keek een tikje ongeïnteresseerd naar de dreigende toverstok, en dan naar de eigenaar ervan.
“Wat wil je doen, Severus?” In tegenstelling tot hoe hij keek, zat er een duidelijke boze ondertoon in Perkamentus’ stem, terwijl hij ging staan, nog steeds met een toverstok op zich gericht. “Ga je gang. Wil je me dood, doe maar wat je wilt. Doe het nu.”
Sneep aarzelde een tiende van een seconde. Was Perkamentus bereid te sterven zonder zichzelf enige kans te gunnen?
Een tel later besefte hij dat dat niet zo was. Met een snelheid die menig jonge manen hem niet zouden nadoen, had Perkamentus zijn toverstok getrokken, en Sneep ontwapend. Nog voor Sneep goed en wel besefte wat er gebeurd was, stond Perkamentus met Sneeps’ stok in zijn hand. De uitdrukking op zijn gezicht was allesbehalve vriendelijk.
“Ben jij een moordenaar, Severus?”
Woedend dat de oude baas hem misleid had, siste Sneep: “Ja.”
“Ben jij een moordenaar van onschuldige zielen?” De doordringende blink van Perkamentus dwong hem de waarheid te spreken.
En de waarheid was dat hij nog nooit een levend wezen had gedood, tenzij uit zelfverdediging. Veel van zijn giffen waren weliswaar door anderen gebruikt om onschuldigen te doden, maar hijzelf was zelden in gevecht geraakt met schouwers, en hij had er exact twee van vermoord. De eerste was geraakt door een spreuk van hem, en viel verkeerd. De tweede was niet beter dan de Dooddoeners zelf. Hij had meer Dooddoeners vermoord dan hij zelf nog kon tellen. Zijn leven was alles behalve onschuldig.
Hij wende zijn blik af en mompelde: “Neen.”
Het schoolhoofd keek hem voor de zoveelste keer doordringend aan, en dacht diep na.
“Severus, ik wil je een voorstel doen. Je bent niet verplicht het aan te nemen, maar besef dat dit je enige kans is. Indien je niet ingaat op mijn voorstel zal ik genoodzaakt zijn je als verloren te beschouwen.”
Sneep keek hem argwanend aan. Wat dacht die oude dwaas? Dat hij hem zou kunnen overhalen om naar de goede kant te gaan? Zijn Meester verraden? Dan kende hij hem toch niet zo goed als hij wel dacht. Het feit dat hij net toegegeven had dat moorden niet zijn favoriete bezigheid was, veranderde niets aan zijn loyaliteit voor zijn Meester.
“Ik maak hier en nu een viavia die je veilig naar een plek vlak buiten Zweinsveld zal brengen. Je hebt mijn woord dat dit geen val is. Niemand zal je op staan wachten en je kan van daaruit verdwijnselen naar waar je kiest. Dit is je enige uitweg die je hebt.
Ik verlaat zo meteen dit kantoor voor exact vier minuten. In die tijd blijft de deur gesloten, zodat niemand binnen of buiten kan, tenzij langs die viavia die ik zo meteen zal maken. Voel je vrij om die tijd te benutten om te ontsnappen. Doch weet wat ik je aanbied, indien je besluit te blijven…
Jij bent niet een van hen. Ik geloof dat je geweten je lastig valt, anders had je niet getwijfeld toen ik je de kans gaf te doen wat je Meester ongetwijfeld zou willen. Je zegt dat je James Potter haat, en toch kreeg ik de indruk dat een deel van jou niet wilt dat hij ten prooi valt aan je Meester. Je eer en je geweten zeggen iets anders dan je hoofd, Severus. Luister naar je geweten, anders zal blijken dat jij uiteindelijk het slachtoffer zal worden.
Als je besluit hier te blijven Severus, zal je een kans krijgen mijn vertrouwen te winnen, indien je dat wenst. Samen kunnen we je Meester misleiden en een einde maken aan deze situatie.
Kies verstandig, want deze keuze krijg je slechts een maal. Ben je werkelijk slecht, Severus, of schuilt er wat goed in je?”
Na het spreken van die woorden, veranderde hij een boek dat hij uit een kast haalde in een viavia, die blauw oplichtte, en verliet zijn kantoor, een ietwat uit het lood geslagen Sneep achter zich latend.
Toen hij precies vier minuten later de deur terug opende, was de stoel voor zijn bureau leeg… Het schoolhoofd keek teleurgesteld naar de lege stoel en zuchtte. Hij liep rond zijn bureau, ging in zijn stoel zitten en keek naar het boek dat op het bureau lag, de viavia.
“Zalazar Zwadderich, een biografie: Eer of Spijt?”
“Waarom koos u dat boek?” De stem van Sneep achter hem, deed Perkamentus niet verschieten want hij had beseft van het moment dat hij het boek zag liggen, dat de Dooddoener zijn Meester had verlaten.
“Het is een leerrijk boek, in mijn mening. Ben je het niet met me eens?” antwoordde Perkamentus. Hij nam de viavia die ondertussen verlopen was, op.
Sneep ging weer in de stoel voor het schoolhoofd zitten.
“Jazeker.”
“Severus… Het is belangrijk dat ik deze vraag stel, misschien zelfs levensbelangrijk.”
Perkamentus’ blauwe ogen staarden Sneep doordringend aan.
“Was de aanslag op de Potters meer dan toeval? Weet Tom over welke baby het gaat?”
Sneep slikte even en keek naar zijn handen op zijn schoot. Hij besefte dat als hij nu antwoord gaf, zijn verraad aan zijn Meester definitief was. Toen keek hij op, en toen zijn zwarte ogen die van Perkamentus ontmoetten, antwoordde hij eerlijk: “Ja.” |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:23; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Do Aug 09, 2007 15:33 |
|
Hey ^^
Alweer een nieuw jaar dat begint.
Even een pauze in de drama en gevechten...
Ik moet nog 1 hoofdstukje schrijven en ertussen foefelen en dan is SH af. Ik kan het bijna niet geloven... (Er moeten nog zo'n 10 hoofdstukken komen, voor de duidelijkheid. Ik heb gewoon 9 ervan al (lang op voorhand) geschreven xD)
Bedankt voor de reacties!
(*) Smalofski (*)
Deel 10: Derde jaar na Zweinstein (21 jaar)
Hoofdstuk 116
‘When I was just a wee little lad, full of health and joy. My father homeward came one night and gave to me a toy. A wonder to behold it was with many colors bright. And the moment I laid eyes on it, it became my hearts delight.’
(John Denver – The Marvelous Toy)
Omdat hun appartement helemaal verwoest was bij de inval van de Dooddoeners, en het nu al zeker geen veilige plaats meer was om te wonen, moesten Lily en James een ander huis zoeken om onder te duiken. Ze vonden een leuk huisje in een gezellig dorpje dat Godric’s Hollow noemde. Het was een Dreuzeldorp, wat prima uitkwam voor hen, omdat zo de kans kleiner was dat ze zouden herkend worden door buren. Met behulp van magie, brachten ze de administratieve zaken wat sneller in orde dan normaal zou gebeuren, en een paar dagen later, waren ze goed en wel geïnstalleerd in hun nieuwe huisje. Lily hield van het gezellige huis van het moment dat ze een stap over de drempel zette. Het straalde warmte uit, en deed haar denken aan de gezellige leerlingenkamer in de Griffoendortoren van Zweinstein.
Ondanks de steeds gevaarlijkere situatie rondom hen, moesten Lily en James hun leven terug oppikken. Gelukkig hadden ze beiden zomervakantie, zodat ze toch al geen zorgen moesten maken over school. De Orde echter vergde veel van hun tijd en energie, maar ze waren blij zich te kunnen inzetten tegen de strijd tegen Voldemort. Lily’s zwangerschap liep echter op zijn einde, en vaak was ze niet in staat mee te gaan op de missies voor de Orde. Ze bleef dan liever rustig thuis, alleen of met iemand die door James gevraagd was Lily gezelschap te houden, omdat hij als de dood was dat ze zou aangevallen worden en niet in staat zou zijn zichzelf te verdedigen, zoals ze zou kunnen doen als ze niet zwanger was geweest.
“James?” Lily’s stem klonk geamuseerd, nieuwsgierig en een tikje terughoudend tegelijk, terwijl ze in het donker om zich heen taste. James had haar een blinddoek omgedaan van het moment dat ze benenden kwam om James te begroeten toen hij terugkwam van een werkje voor de Orde. Ze was alleen thuis gebleven en had boven liggen rusten, want steeds vaker was ze uitgeput van haar zwangerschap. James had haar geblinddoekt naar de woonkamer geleid, maar leek nu nergens meer te bekennen te zijn.
“James? Waar ben je? Mag ik kijken?” Ze lachte even, toen ze hem met iets hoorde rommelen en iets van metaal tegen metaal hoorde klingelen. “James, wat ben je toch allemaal aan het doen?”
“Kom!” Hij nam haar hand vast en leidde haar naar het midden van de kamer, waar het koffietaffeltje stond. Of hoorde te staan in ieder geval.
“Ik vond vandaag een bijzonder goed koopje.” fluisterde James, plots heel dichtbij, in haar oor. Na een vluchtig kusje in haar nek, haalde James de blinddoek van voor zijn vrouws ogen. Lily knipperde even met haar ogen, en keek naar wat James gekocht had.
Haar mond viel een beetje open toen ze naar een prachtig schommelpaard keek. Het paard was van hout, afgezet met het fijnste goud en zilver. De manen van het dier leken van vloeibaar licht gemaakt te zijn, zo verblindend wit waren ze. De ogen van het paard waren twee schitterende saffieren. Op zijn rug, vlak voor het zadeltje, waren twee kleine, delicate, gouden vleugeltjes bevestigd.
Met grote ogen keek Lily naar het schitterde stukje Dreuzel-speelgoed, schikt voor zonen van koningen.
“James,” prevelde ze, nog niet in staat haar ogen van het paardje af te halen, “Het is prachtig. Maar dit… het moet een fortuin gekost hebben!”
Lily en James hadden nooit echt geldzorgen gekend. De Potterfamilie was een oude tovenaarsfamilie, die in de loop der tijden met hard werken een omvangrijk familiefortuin had opgebouwd, die met de dood van James’ moeder tot zijn beschikking was gekomen. Toch liet hun redelijke welvaart hen niet toe zo’n dure voorwerpen te kopen, zeker niet na ze net het appartement en al hun bezittingen hadden verloren en een huis gekocht hadden.
James glimlachte en ging achter Lily staan. Hij legde zijn handen op haar heupen, en zei: “De man die mij die paard verkocht, heeft een dochter, niet veel jonger dan wijzelf. Ze was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats en werd gevangen genomen door Dooddoeners, die haar dagenlang martelden. Haar vader had alles geprobeerd om haar te redden, maar was er tot nu toe niet in geslaagd haar terug te vinden.
Bij toeval echter, vonden wij het meisje en de Dooddoeners. De meeste ontsnapten, maar het meisje was gered en verenigd met haar dolgelukkige vader. Toen hij hoorde dat wij ons eerste kindje verwachtten, heeft hij als dank voor het redden van zijn dochter, dit schommelpaard verkocht aan een betaalbare prijs.
De manen zijn van eenhoornhaar, en het is afgezet met goud en zilver. De man vertelde dat het een erfstuk was dat generatie tot generatie doorgegeven werd in wat oorspronkelijk een Dreuzel-familie was, tot een van de dochters magische krachten kreeg, en het een tovenaarsfamilie werd. Generaties lang hebben het zorgvuldig bewaard en onderhouden. De oorspronkelijke touwen die als haren dienden, zijn vervangen door eenhoornhaar. Maar kijk!”
James haalde zijn toverstok uit, leek zich goed te concentreren en maakte een stokbeweging die zo snel en ingewikkeld was, dat Lily hem amper kon volgen. Uit de tip van James toverstok schoot een zilveren straal, die het schommelpaard raakte. Even straalde het paardje een zilveren gloed uit, maar bleef bewegingloos. Toen hief het voorzichtig een hoef op van de gebogen plank waarop het stond. Geruisloos schudde het met zijn prachtige manen en rekte het zich uit. Het fladderde een beetje met zijn tere gouden vleugeltjes, maar kwam niet van de grond; daarvoor waren de vleugels niet groot genoeg.
Het kreeg Lily en James in het oog en huppelde vrolijk naar hen toe. Met een vertederde blik naar het klein paardje, aaide Lily het hoofd van het stuk speelgoed, dat genietend zijn ogen sloot bij de aanraking van haar zachte handen. Toen gaapte het een beetje, huppelde terug naar de gebogen planken die verlaten op de grond lagen, ging er weer op staan, en verstijfde weer tot een levenloos stuk speelgoed, klaar om weer tot leven te komen als Lily en James’ kind op de wereld stond.
“Het is prachtig,” fluisterde Lily, en gaf James een kus, denkend dat haar kind geen beter vader had kunnen hebben. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:24; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Za Aug 11, 2007 20:41 |
|
Hey ^^
Vandaag een stukje waar Sabrina lang naar uitgekeken heeft. ^^
Bedankt aan de mensen die gereageerd hebben!
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 117
‘It's a new world, It's a new start. It's alive with the beating of young hearts. It's a new day, It's a new plan. I've been waiting for you. Here I am.’
(Here I am – Bryan Adams)
Die nacht schrok Lily met een schok wakker. Het was een typische zwoele julinacht, slechts een kleine week na hun laatste aanvaring met Voldemort. Ze bleef nog een beetje slaapdronken rond zich kijken, zich afvragen waarom ze wakker was geworden. Ze hijgde lichtjes, maar wist niet goed waarom ze een paniekerig gevoel had. Ze ging weer liggen en sloot haar ogen. Maar een tiental minuten later trok een pijngolf door haar lichaam en wist ze wat er aan de hand was. In paniek schudde ze James wakker.
“James! Word wakker!”
“Heu? Wat is er?” vroeg James, terwijl hij nog de slaap uit zijn ogen wreef.
“De baby komt!”
“Oh.” Hij geeuwde eens. Toen drong het tot hem door. “De baby komt?! NU?!”
Lily knikte en kneep haar ogen pijnlijk dicht toen ze nog een wee kreeg. James sprong uit bed, en begon als een kip zonder kop rond te rennen.
“Oke, oke, oke… Eerst: St. Holisto roepen.” Hij greep het kaartje dat ze gekregen hadden bij hun laatste controle van het nachtkastje, en drukte op de afbeelding van de knop die erop stond. Onmiddellijk verscheen er volgend bericht: “Wij zijn op de hoogte gebracht van uw oproep. Er wordt zo meteen hulp gestuurd.”
Lily hapte naar lucht terwijl ze nog een wee kreeg. Dit ging veel te snel!
“Volhouden, liefje.” probeerde James haar te kalmeren, terwijl hij haar hand vastnam en naast haar op het bed ging zitten. “Ze komen eraan!”
“De koffer?” vroeg Lily, tussen twee pufs heen.
“Staat klaar.” verzekerde James haar, na een blik geworpen te hebben naar de koffer met wat kleren in die al weken klaar stond in de slaapkamer.
“Het doet zo’n pijn.” snikte ze, terwijl ze zijn hand zowat vermorzelde.
Gelukkig verscheen er toen een witte wolk in de kamer. Toen de rook optrok, zagen ze twee Helers staan, met een rolstoel. Ze liepen snel naar Lily toe. Ze hielpen haar recht en zetten haar neer in de rolstoel, terwijl ze ondertussen vanalles aan James vroegen, zoals hoe lang de weeën al bezig waren en hoe snel na elkaar ze kwamen. Een van de Helers haalde een fluitje uit z’n zak, en greep de andere Heler en de rolstoel vast, terwijl de andere Heler James’ arm vastnam. De Heler met het fluitje blies er kort op. Er verscheen weer witte rook om hun heen, maar ze hadden er geen last van, het was net zuurstof met een kleurtje. Het ene moment zag James hun onopgemaakt en haastig verlaten bed staan, het volgde keek hij in het gezicht van een derde Heler. Hij keek rond zich en zag dat ze in een witte, ronde kamer stonden, waar ze duiderlijk verwacht werden. Onmiddellijk haastten een paar Helers en assistenten zich naar de rolstoel met Lily in. Instinctief greep hij haar hand vast. Ze keek dankbaar op naar hem, voor ze weer ineen kromp na nog een wee.
“Ze gaat veel te snel.” hoorde hij een van de Helers zeggen. Ze reden de rolstoel de kamer uit en James liep met hen mee. Maar toen ze door een paar dubbele deuren reden, hield een van de Helers hem tegen.
“U zult hier moeten wachten.” zei hij beleefd tegen James, die probeerde de man te omzeilen, maar tegengehouden werd.
“Maar… Lily…” protesteerde James zwakjes, bezorgd om zijn zwangere vrouw, die door de Helers weggereden werd.
“U kan daar wachten.” zei de man rustig en legde zijn hand op James’ schouder terwijl hij er aan toevoegde: “We laten het u onmiddellijk weten als er iets gebeurd.”
James besefte dat hij niets anders kon doen dan gaan zitten waar de Heler hem gewezen had, en neveus zitten wachten, terwijl Lily hun kind op de wereld zette.
Twee ondragelijk lange uren verder, kwam de Heler weer de wachtzaal binnen, waar James ondertussen bijna de vloer had uitgesleten met zijn ge-ijsbeer.
“Is alles in orde?” vroeg hij onmiddellijk toen hij de man zag staan. De Heler glimlachte en knikte.
“Moeder en kind doen het goed. Gefeliciteerd.”
Even moest James het laten bezinken wat de man gezegd had. Hun kind was geboren. Hij was officieel papa. Een grote lach brak door op zijn gezicht.
“Volgt u me maar.” glimlachte de Heler, en ging een dolgelukkige James voor naar een kamertje. Hij liet James het eerst binnengaan.
In het witte, steriel ogende bed, lag Lily, haren in de war, duidelijk uitgeput, maar met een glimlach op haar gezicht, kijkend naar het kleine bundeltje dat in haar armen lag. Het was misschien gezichtsbedrog, door het licht, maar James kon op dat moment zweren dat het het mooiste beeld was dat hij ooit gezien had.
Voorzichtig liep hij naar haar toe. Ze keek op en lachte.
“Dit is je zoon, James.” zei ze, en gaf hem het bundeltje. Een klein gezichtje met enkele zwarte haartjes keek hem met grote oogjes aan, terwijl hij op zijn dekentje sabbelde. James keek hem vertederd aan. Hij ging naast Lily op het bed zitten en drukte een kus op haar verwarde haren.
“Hij is prachtig. Ik ben zo trots op je.”
“Hij lijkt op jou.” glimlachte ze terug.
“Maar hij heeft jouw ogen.” fluisterde hij terug. “Die wonderlijk mooie ogen.”
“Vlijer. Hoe gaan we hem noemen?” vroeg Lily toen.
“Een mooie, krachtige naam…”
“Wat dacht je van Thomas?”
James schudde afkeurend zijn hoofd. “Nee, ik had een oom die zo noemde en die was niet bepaald mijn lievelingsoom. Ik wil niet steeds aan hem herinnerd worden.”
Lily knikte begrijpend.
“Wat dacht je van … Harry?” vroeg James toen.
Lily keek naar hun baby in James’ armen.
“Harry…” zei ze denkend, “Ja, Harry is een mooie naam.”
James hield zijn pasgeboren zoontje in de lucht.
“Harry James Potter!”
De volgende dagen week James amper van hun zijde. Ze kregen veel bezoek van oude en niet zo oude vrienden, die hen allemaal het allerbeste wensten, en stuk voor stuk zeiden dat Harry het mooiste kind was dat ze ooit gezien hadden.
Het mooiste moment kwam toen Sirius, Remus en Peter binnen kwamen gestoven, en helemaal buiten adem allerlei felicitaties prevelden.
Een voor een hielden ze Harry vast, die niet zo onder de indruk was van de Marauders, en in slaap was gevallen. Sirius was de laatste die Harry mocht vasthouden. Vertederd lachte hij naar het zoontje van zijn beste vriend die vredig lag te slapen.
“He, Sirius.” zei James zachtjes, toen hij over diens schouder meekeek naar Harry. “Wil je ons de eer doen zijn peetvader te worden?”
Sirius keek hem met open mond aan. James grijnsde.
“Wel?”
“Ja! Het zou me een eer zijn peetvader te zijn van die kleine kereltje.” grijnsde Sirius trots.
Iedereen moest lachen om de fiere Peetvader, met zijn petekind.
*kuch* Ja, ik ben er mij van bewust dat alle babytjes geboren worden met blauwe oogjes, maar ssssst |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:29; in totaal 2 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Wo Aug 15, 2007 16:38 |
|
Hey ^^
Lily en James waren tot nu toe wel ondergedoken, maar ze hadden de Fidelius spreuk nog niet uitgesproken, omdat Perkie nog niet helemaal zeker wat dat Voldie achter hen aan zat voor Harry. Hij wou het hen nog even besparen, want het is wel een grote stap lijkt me... Ze wordt in feite (nog meer) opgesloten in hun eigen huis. Maar nu Harry geboren is, vindt hij dat het niet langer meer kan wachten....
Veel plezier ermee ^^
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 118
‘Dont you know were always gonna be around you. And there really isnt anything you can do. We will always be around. No matter where you are.’
(Don’t wanna let you go – Five)
Na een weekje in St.-Holisto’s mochten moeder en kind naar huis. Lily en James moesten even wennen aan het feit dat ze nu ouders waren, en er zich naar moesten gedragen. Na een paar dagen echter, waren ze gewend aan de routine, en kon hun geluk niet op.
Een grote demper op hun geluk echter, kwam met een bezoek van Perkamentus. Lily merkte meteen dat Perkamentus niet kwam om hen of de baby te bezoeken. Zijn gezicht stond bezorgd, toen ze de deur voor hem opende. De manier waarop hij snel naar binnen ging, en duidelijk niet te lang buiten wou blijven staan, waren duidelijke tekenen dat er hem iets op de maag lag.
Ze bleek gelijk te hebben, want ze had amper de kans om hem iets te drinken aan te bieden toen hij van wal stak.
“Ik ben hier gekomen om jullie te waarschuwen,” sprak hij, en Lily en James keken elkaar een beetje angstig aan. Als Perkamentus het nodig vind om iemand te waarschuwen, was het vrijwel zeker dat iemand het ook daadwerkelijk op hen gemunt had.
“Jullie zijn ondergedoken, zoals ik jullie aanraadde…” Hij gebaarde naar het huis rondom zich, “maar ik vrees dat er dringend strengere maatregelen moeten getroffen worden. Steeds meer aanwijzingen wijzen erop dat dat Voldemort het persoonlijk op jullie heeft gemunt. Of beter gezegd: op Harry.” Lily en James schrokken toen Perkamentus Voldemorts naam uitsprak, maar nog meer schrokken ze van het nieuws dat hij bracht. Natuurlijk waren ze zich ervan bewust dat Voldemort hen liever dood zag, maar zij waren slecht een paar uit zovelen. Vanwege hun medewerking aan de Orde, hadden ze het veiliger gevonden onder te duiken, maar nu dachten ze veilig te zitten. En nu kwam Perkamentus hen zeggen dat ze alles behalve veilig waren? Dat de Heer van het Duisteris het op hun kind gemunt had?!
Harry leek het ontbreken van enig geluid niet zo aangenaam te vinden, want hij zette zijn keel open in de andere kamer. Alsof ze op een spijker zat, sprong Lily recht en snelde naar de babykamer.
“Sssst, stil maar liefje,” probeerde ze hem te sussen, en het leek te werken, want hij stak zijn duim in zijn mond en sloot zijn oogjes weer, terwijl hij in haar armen lag. Ze durfde hem niet weer alleen in zijn wieg te laten liggen, en nam hem mee naar de woonkamer.
Een glimlach verscheen op het oude gezicht van Perkamentus toen hij Harry zag.
“Aah, kleine Harry,” zei hij zachtjes, maar zijn ogen stonden droevig.
“Waarom zou Voldemort het op onze zoon gemunt hebben?” vroeg James, terwijl hij zijn hand beschermend op Lily’s schouder legde.
Met een kleine zucht, vertelde Perkamentus Lily en James alles van de profetie. “En een van mijn bronnen aan de andere kant, liet mij weten dat Voldemort denkt dat deze Verlosser, dit kind dat hem kan uitschakelen… Harry is.”
Lily trok Harry automatisch wat dichter tegen zich aan. Hoe kon het waar zijn? Had Voldemort het op hun kind gemunt, omdat hij geloofde dat het een bedreiging vormde voor Hem?
“Hij is nog geen twee weken oud…” fluisterde ze meer dan dat ze sprak, “Hoe kan een kind van nog geen twee weken oud de meest gevreesde tovenaar ooit verslaan?”
Perkamentus zuchtte. “Ik denk niet dat de profetie bedoelde dat Harry hem onmiddellijk zou vermoorden. Maar Voldemort wilt het risico niet nemen dat Harry groot wordt, en later wel de kans krijgt hem af te maken… Hij wil dit onmiddellijk in de kiem smoren.”
Lily snikte zachtjes, en drukte kleine Harry zo stevig tegen zich aan dat het kleine kereltje begon te huilen.
“Lily, je moet hem wel adem laten halen,” zei James zachtjes. Ze keek hem aan, en hij kon de wanhoop in haar mooie groene ogen lezen. “Maak je geen zorgen, ik laat jou of Harry niets overkomen.” Ze glimlachte dankbaar.
“Toch lijkt het me wijs om wat beschermingsmaatregelen te treffen,” sprak Perkamentus opeens. “Hebben jullie al gehoord van de Fideliusbezwering?”
Zowel James als Lily schudden met hun hoofd.
“Het is een bijzonder ingewikkelde spreuk, waarbij een geheim – in dit geval jullie woonplaats – toevertrouwd wordt aan één persoon, de Geheimhouder. Zolang deze persoon niet verkiest het geheim te verklappen, is het onmogelijk voor ieder ander persoon om het geheim te weten te komen, of te verklappen. De hele spreuk steunt op de betrouwbaarheid van de Geheimhouder, die vanzelfsprekend zorgvuldig moet worden gekozen.”
Lily en James knikte.
“Dus… als we die Fideliusbewering uitspreken, zal Je-weet-wel ons niet kunnen vinden? Zal hij Harry niet kunnen kwaad doen?” vroeg Lily hoopvol, haar armen nog steeds stevig om haar kind geslagen, alsof Voldemort voor haar neus stond en het kind uit haar armen wou sleuren.
Perkamentus knikte. “Ja, dat zou de bedoeling zijn. Zolang de Geheimhouder verkiest niet te vertellen waar jullie wonen, zal Voldemort jullie niet kunnen vinden, zelfs al zou het toevallig aan de overkant van de straat gaan zoeken.”
Lily en James keken elkaar even aan, en James knikte.
“Goed, dan doen we die Fideliusbezwering.”
Perkamentus glimlachte. “Een wijs besluit.”
Even bleef het stil terwijl de drie volwassenen naar het slapende kind in Lily’s armen keken, denkend over zijn toekomst, en hoe ze hem het best konden beschermen.
“Het belangrijkst dat moet worden beslist,” verbrak Perkamentus de stilte, “is een Geheimhouder aanstellen. Indien jullie dit wensen, wil je me graag zelf kandidaat stellen.”
Maar James schudde zijn hoofd. “We zijn zeer vereerd, dat u dat voor ons zou willen doen, maar dat kunnen we onmogelijk van u vragen. U heeft al genoeg aan u hoofd dan dit. Nee, ik denk dat Sirius een uitstekende Geheimhouder zal worden.”
Perkamentus glimlachte beleefd, maar zijn ogen stond bezorgd.
“Zoals jullie wensen, maar laat me je waarschuwen. Ik vrees al langere tijd dat we een spion in de Orde hebben. Iemand uit jullie persoonlijke vriendenkring, vrees ik. Het is slechts een vermoeden en ik hoop met heel mijn hart dat ik het fout heb.”
Lily en James leken geschrokt. Een verrader?
“Onmogelijk,” antwoordde James meteen, “ik vertrouw mijn vrienden met mijn leven. Ze zouden nooit zoiets doen.”
Perkamentus zuchtte. “Ik hoop van ganser harte dat je gelijk hebt, James, want ik vrees dat het inderdaad je leven is dat op het spel staat. En dat van je vrouw en kind.”
Hij glimlachte droef, en zei: “Kies wijs, dat is het advies dat ik je geef.”
James legde zijn hand op Perkamentus’ schouder. “Dat zullen we doen. Maak je geen zorgen.”
“Wel, dan stel ik voor dat jullie dit bespreken met Sirius en de nodige voorbereidingen treffen. Het uitvoeren van de bezwering is op zich niet zo moeilijk. Op dit parkament staat alles wat jullie moeten weten om het tot een goed einde te brengen. Het is best dit zo snel mogelijk gebeurd. We hebben al te veel risco gelopen.”
Hij legde een stuk perkament op tafel, knikte naar Lily en James liet hem uit. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:24; in totaal 4 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Vr Aug 17, 2007 23:57 |
|
Hey ^^
Goed nieuws ^^ Alle hoofdstukken zijn nu geschreven. (Het laatste hoofdstuk had ik al heel lang af, het was nog een hoofdstuk dat ervoor kwam dat nog niet af was.) Het is dus helemaal af!
Voor de mensen die nooit naar de eerste post kijken: Er moeten nog zo'n 6 hoofdstukken komen.
Thx voor de reacties en reacties blijven altijd welkom!
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 119
‘Faith, is not something that I grasp. It's something that I fake, as I'm slipping, as I'm falling through the cracks. Faith without actions is a mask, for making the same mistakes, as I'm slipping, as I'm falling through the cracks.’
(Thrice – Betrayal is a symptom)
Even later was Sirius toegekomen en had James hem alles verteld wat Perkamentus hem net verteld had. Alle drie dachten ze diep na over Perkamentus’ woorden. Vooral Perkamentus’ vermoeden dat er een spion in de Orde zat, schokte Sirius. Uiteindelijk sprak hij als eerste: “Ik heb een idee.”
James en Lily keken op.
“Bluf. We misleiden de vijand. Kijk, iedereen weet dat ik jullie Geheimhouder ga worden, juist?”
Lily en James knikten. Het was algemeen geweten dat als de Potter iemand vertrouwenden, dat het Sirius wel was.
“Dus wat is het eerste dat de spion doet? Hij gaat naar zijn verachtelijke meester en vertelt alles wat hij maar kan. Jeweetwel zal dan achter mij gaan, in de hoop zo te weten te komen, waar jullie verstopt zitten.”
Ze knikten.
“Maar! Wat als we doen alsof ik de Geheimhouder ben, maar in feite is het iemand anders. Ik duik ook onder, om het geloofwaardig te maken. Dan gaan Jeweetwel en zijn volgelingen achter mij aan, maar zelfs al krijgen ze mij te pakken, ik kan toch niets verklappen, want ik ben niet de Geheimhouder. Tegen de tijd dat ze dat uitgevogeld hebben, kunnen jullie veilig en wel wegkomen.”
James keek zijn vriend een tijdje in stilte aan, terwijl hij nadacht en zei uiteindelijk:
“Weet je, daar zit eigenlijk wel iets in. Ware het niet dat ze je waarschijnlijk vermoorden van het moment dat ze beseffen dat ze de verkeerde vasthebben.”
Sirius ging ontspannen achteruit hangen in zijn stoel.
“Ten eerste: Ze krijgen mij niet te pakken. En ten tweede: Als ze me wél te pakken krijgen, ben ik toch in elk geval een vogel voor de kat. Zelfs indien ik wel de Geheimhouder ben, ze vermoorden mij toch van het moment dat ze horen wat ze willen horen, wat nooit zou gebeuren. En ten derde: Ze krijgen mij heus niet te pakken.” Hij grijnsde breed.
James lachte even mee, maar niet helemaal van harte.
“En wie zou dan wél de Geheimhouder worden? Remus?”
Sirius werd plots een stuk serieuzer en boog zich over de tafel naar James en Lily toe.
“Neen, niet Remus. Denk aan wat Perkamentus zei: ‘Iemand uit jullie persoonlijke vriendenkring’.”
James fronste zijn wenkbrouwen.
“Jij denkt dat Remus de spion is?”
Sirius zuchtte. “Ik weet het niet. Het zou kunnen. Als je er eens over nadenkt. Hij heeft veel meegemaakt. Zijn ‘harige probleempje’, heel dat gedoe met Lizzy… Een mens zou voor minder raar beginnen doen. Mark was niet bepaald een schoolvoorbeeld van de Dreuzels. Het kan zijn dat Remus een afkeer heeft ontwikkeld tegen Dreuzels… En waar kan hij daar het best mee naar toe, dan bij Jeweetwel. Remus is slim, héél slim. Hij is in staat het te verbergen voor ons.”
Lily was geschokt toen ze Sirius zo hoorde praten over Remus, maar kon niet ontkennen dat hij wel ergens een punt had. Veel van Voldemorts aanhangers hadden minder reden gehad om over te lopen.
James krabte nadenkend in zijn nek en zei tenslotte: “Ik weet niet hoor, Sirius. Ik zie Remus echt niet in staat tot zoiets. Wat denk jij Lily?”
Lily schrok op uit haar gedachten.
“Euh, wel… Ik denk dat Remus kapot zou zijn als hij zijn vrienden zo over hem zou horen praten. Maar Sirius heeft wel een punt, James. Misschien is het beter toch Perkamentus te vragen als Geheimhouder.”
“Misschien.” zei James twijfelend. “Maar als we willen bluffen, doen we het beter goed, nietwaar? Perkamentus heeft al genoeg aan zijn hoofd, zonder dat hij nog eens onze Geheimhouder moet zijn.”
“Wie stel je dan voor?”
“Peter natuurlijk. De perfecte bluf! Niemand zal vermoeden dat zo’n middelmatige tovenaar als Peter onze Geheimhouder is. En terwijl Jeweetwel en zijn volgelingen achter Sirius aangaan, is Peter veilig. Niemand die er aan denkt hem zelfs maar te vragen waar we zitten..”
“Weet je, ik geloof dat mijn geniale plan toch niet zo geniaal is.” zei Sirius. “Jullie hebben het hem misschien al lang vergeven, maar Peter heeft al eens bewezen dat hij liever zijn eigen leven redt, dan dat van zijn vrienden.” Peter had een groot stuk van Sirius’ vertrouwen onherroepelijk verloren toen hij er vandoor was gegaan op het einde van het zevende jaar, terwijl James op het randje na dood was.
James moest lachen.
“Ben je daar nu nog niet overheen? Hij was zoveel jonger en bovendien doodsbang. Hij heeft zich al zoveel keer met gevaar voor eigen leven ingezet voor de Orde.”
“Ja, dat is wel waar.” gaf Sirius toe. Hij zuchtte. “Je hebt gelijk. Peter verdient meer vertrouwen. Hij zal een goede Geheimhouder zijn.” Hij forceerde een glimlach, maar het was duidelijk dat hij nog niet volledig overtuigd was.
“Wel, dan,… Lily, ben er er mee eens?” vroeg James aan Lily.
Ze twijfelde even en zei toen: “Ja,… ja, ik geloof van wel.”
“Prima. Dan laten we morgen Peter komen, vragen of hij bereid is dat te doen voor ons, en dan spreken we de bezwering uit.”
Ze knikten alle drie ter bevestiging.
Ze waren tot een stuk in de nacht bezig met het voorbereiden van hen ondergedoken leven. Ze hadden een lijst opgesteld met dingen die ze in orde moesten maken, zoals voorraad inslaan, mensen die ze op de hoogte wilden brengen van hun schuilplaats opschrijven, hun goud veilig naar een kluis in Goudgrijp laten brengen.
Tegen twee uur ’s nachts werd Harry wakker en begon te wenen om eten te krijgen. Lily was net half ingedommeld op de tafel en schrok wakker. Ze stond recht en wou naar de babykamer lopen om Harry te gaan halen, maar Sirius was haar voor en zei: “Laat mij maar.”
Ze trok haar schouders op, haalde een flesje melk uit de koelkast, en warmde het een beetje op. Tegen de tijd dat het warm genoeg was, kwam Sirius binnen met Harry op zijn arm. Ze gaf hem het flesje en hij begon Harry eten te geven.
Lily en James keken vertederd toe hij Sirius zijn petekind te eten gaf.
“He, Sirius?” zei James, na een korte stilte en een blik naar Lily, die net hetzelfde dacht als hij.
“Uhu?” antwoordde Sirius, zonder zijn ogen van Harry te halen.
“We moeten een voogd aanstellen. Voor het geval dat er Lily en mij iets overkomt. Zie je dat zitten?”
Nu keek hij wel op.
“Ik?” vroeg hij verbaasd.
“Nee, we hadden het tegen Harry. Natuurlijk jij.” grijnsde James.
“Oh, wauw.” Sirius leek even niet goed te weten wat te zeggen. “Oh, wauw!” zei hij toen een stuk enthousiaster. “Ja, zeker! Bedankt! Ik zou je omhelzen, maar dan wordt Harry geplet.”
Met een enorme lach op zijn gezicht, keek hij naar Harry, die gulzig van de papfles aan het drinken was.
“Wat denk je, kleine kerel? Mag ik voor je zorgen als er iets met je ouders gebeurd?”
Harry knipperde eens met zijn oogjes en dronk gulzig verder.
“Ik zal maar aannemen dat dat een ja is.” grijnsde Sirius. Ze lachten alle drie.
Ja, ik weet dat Sirius heeft gezegd dat hij Peter voorgedragen heeft als Geheimhouder, en dat het hier lijkt, alsof James het zelf heeft gedaan. Maar het is gewoon beter voor mijn gemoedsrust om het zo te laten gaan. Bovendien heeft Sirius er op deze manier nog steeds een kanjer van een schuldgevoel over. Als je het goed bekijkt, was het Sirius’ plan om iemand anders als Geheimhouder te nemen. En dus ook zijn fout dat het Peter geworden is.
Letterlijk staat er: PoA, p275 schreef: | “Harry, ik ben verantwoordelijk voor hun dood,” zei hij schor. “Ik had Lily en James overgehaald om op het laatste moment voor Peter te kiezen, om hem tot Geheimhouder te benoemen in plaats van mij… het is allemaal mijn schuld, ik weet het… ik had afgesproken dat ik op de avond van hun dood bij Peter langs zou gaan om te kijken of alles in orde was, maar toen ik bij zijn schuilplaats kwam was hij verdwenen. Niets wees op een worsteling en dat zat me niet lekker. Ik was bang. Ik ging direct naar het huis van je ouders en toe ik dat in puin zag liggen – en hun lijken – besefte ik wat Peter gedaan moest hebben. Wat ik gedaan had.” |
Er staat dus niet letterlijk dat Sirius zelf Peter’s naam heeft laten vallen. Sirius heeft er wel voor gezorgd dat ze voor Peter kozen ipv hem. En het leek me wel iets voor hem om alle schuld op zich te nemen. Dus ik vind dat het klopt ^^ |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:26; in totaal 2 keer bewerkt |
|
|
|
|
|