Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 [AF] Vrienden voor altijd? Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Auteur Bericht
arlena
6e jaars
6e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: There where my bed sleeps, my book reads and my mouth eats . . and my bloody head aches

arlena is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 21:52 Terug naar boven Sla dit bericht op

***P***


De volgende ochtend vroeg had Remus er oprecht spijt van dat hij en Sirius hun hulp aangeboden hadden. Alles in de toren van Griffoendor was nog in rust toen ze zich met z’n tweeën opmaakten voor een korte reis met brandstof.
Sirius’ haar was ongekamd, net als dat van Remus, maar waarschijnlijk voor het eerst in zijn leven leek dat hem niet te deren. Zijn ogen stonden slaperig en hij had moeite ze open te houden.
Toch vermande hij zich meteen toen Remus voorstelde weer terug hun bed in te gaan en het speurwerk over te laten aan de docenten.
‘We hebben het beloofd,’ beet hij Remus toe. ‘Sterker nog, jij was hier degene die in eerste instantie voorstelde James en Lily te zoeken.’
Daar had Remus niets tegenin te brengen, dus nam hij gewillig een snufje brandstof en mikte het in de vlammen, die direct hoog oplaaiden.
Met één voet in de vlammen draaide hij zich even om naar Sirius, mompelde: ‘Wij zijn krankzinnig’ en verdween toen in de vlammen.
Sirius grijnsde even hoofdschuddend, streek zijn haar met één hand naar achteren en ging achter Remus aan.

‘Ik word altijd kotsmisselijk van reizen met brandstof,’ liet Remus zich nu niet bepaald netjes ontvallen. Hij klopte zijn eerst zo zwarte, maar nu met wit en grijs bevlekte gewaad af en keek om zich heen.
‘Waar is Perkamentus?’
Het kantoor van het schoolhoofd was inderdaad uitgestorven; de portretten aan de muur sliepen en enkelen snurkten zachtjes in hun slaap.
‘Niet bepaald levendig,’ was Sirius’ droge oordeel en hij nam geeuwend plaats op de dichtstbijzijnde stoel. ‘Maar het komt mij best goed uit hoor. . .kan ik nog even een tijdje doorslapen.’
Hij legde zijn hoofd net tegen de met zachte stof bekleedde hoofdsteun toen een harde knal hem geschrokken overeind liet vliegen.
Remus zag eruit alsof hij het het liefst op een lopen zou zetten, maar hij had twee stappen richting de deur gezet toen die al openvloog en er drie docenten binnenkwamen.
‘We zijn er, professor Perkamentus,’ deelde de eerste, professor Reast, mede. Zijn ogen schoten van Remus naar Sirius en hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Wat doen zíj hier?’
‘Meneer Zwarts en meneer Lupos komen ons helpen,’ klonk Perkamentus’ stem kalm vanachter zijn bureau; Sirius was er zonet getuige van geweest dat hij in een wolk van kleuren was verschenen en zakte opgelucht weer terug in zijn stoel.
Reast zei niets, maar Sirius kon zijn gedachten wel lezen. Hij vroeg zich natuurlijk af wat twee zevendejaars uit konden richten, bedacht Sirius nijdig. En aan Remus’ gezicht te zien dacht die precies hetzelfde. Wijselijk hielden ze echter beiden hun mond en keken Perkamentus afwachtend aan.
Die keek even peinzend voor zich uit. ‘Laten we de taken verdelen. Het lijkt me het beste als een stuk of acht docenten de kerkers gaan controleren en de rest zich ontfermt over de andere verdiepingen. Ikzelf ga naar de kerkers. Minerva, als jij me in elk geval zou willen vergezellen?’ vroeg hij aan een ietwat benauwd uitziende professor Anderling, die dapper knikte.
‘Mooi, wil jij dan zes andere docenten halen en ze hierheen brengen?’ vervolgde Perkamentus. Anderling knikte nogmaals, verliet haastig het kantoor en liet de deur met een klap achter zich dichtvallen.
‘Oké. . .en als jullie twee dan de eerste verdieping voor jullie rekening willen nemen en de andere willen verdelen onder de docenten. . .’ Reast en Warenaal knikten, de laatste nogal bleekjes en gingen achter professor Anderling aan.
Perkamentus zweeg even en verbrak toen de pijnlijke stilte. ‘Het lijkt me beter als jullie met mij en professor Anderling meegaan. Tenslotte zijn jullie al in de kerkers geweest en kunnen jullie ons weliswaar wat wijzer maken.’
Op dat moment bedacht Sirius dat hij Perkamentus nog niets had verteld over de vreemde gang en stak dan ook onmiddellijk van wal.
Als ze hadden verwacht dat Perkamentus zeer verbaasd zou zijn, hadden ze het fout. Het enige wat het schoolhoofd deed, was zijn hoofd schudden en naar zijn vingertoppen staren.
Uiteindelijk kon Sirius niet meer tegen de stilte en ging rechtop zitten. ‘Bent u niet verbaasd over zo’n vreemde gang professor? Ik neem aan dat u niets van het bestaan van die gang afwist.’ Onmiddellijk kreeg hij het idee dat hij misschien wat té triomfantelijk had geklonken, maar Perkamentus keek hem alleen even onderzoekend aan en schudde toen opnieuw zijn hoofd.
‘Ik ben niet zozeer verbaasd als ik misschien zou moeten zijn. Zweinstein kent vele geheimen. Er zijn teveel geruchten, mythes, legendes. . .’ Hij slaakte een diepe zucht en keek de twee jongens doordringend aan. ‘Als er zoveel geruchten, mythes en legendes zijn, weet je uiteindelijk niet meer wat wél waar is en wat niet – en soms ben je er niet op voorbereid als iets wél waar blijkt te zijn. Ik zal daarom nooit beweren dat ik álle geheimen van Zweinstein ken.’
Sirius en Remus staarden hem een tijdje zwijgend aan. Toen vloog ineens de deur van het kantoor open en stapten professor Anderling naar binnen, op de voet gevolgd door zes andere docenten, die stuk voor stuk eruit zagen alsof ze net uit hun bed kwamen.
‘Ah, geweldig Minerva.’ Perkamentus stond op en wenkte de twee jongens. ‘Laten we meteen gaan. Hoe eerder hoe beter.’
Sirius en Remus wierpen één snelle blik naar elkaar toe en volgden Perkamentus de wenteltrap af.

Na het licht en de warmte in Perkamentus’ kantoor schenen de gangen van het kasteel hen donker en koud toe.
Hopend dat het licht uit zijn toverstok hem ietwat zou verwarmen verlichtte Sirius zijn stok, maar Perkamentus wierp hem ogenblikkelijk een waarschuwende blik toe.
‘We moeten zo min mogelijk opvallen,’ siste professor Anderling hen toe.
Zowel Sirius als Remus vroeg zich af wat hen kon gebeuren als ze met zo velen waren, maar de docenten leken geen enkel risico te nemen en slopen als dieven in de nacht door het kasteel.
Uiteindelijk hield het groepje stil bij de gang die naar de leerlingenkamer van Zwadderich leidde.
Ze bleven er een tijdje staan.
‘Wat doen ze?’ siste Remus in Sirius’ oor. De aangesprokene kneep zijn ogen tot spleetjes en zag het silhouet van Perkamentus; hij leek te controleren of hij beneden iets hoorde.
Na wat wel een kwartier leek zette het groepje zich weer in beweging en daalde af naar beneden, professor Perkamentus en professor Anderling waakzaam voorop.
Ze dwaalden zo lang door de gangen dat Sirius en Remus geen idee meer hadden waar ze waren en allebei van harte hoopten dat professor Perkamentus of één van de anderen dat nog wel wist.
‘Stil,’ klonk ineens Perkamentus’ stem van voren. Door het donker konden ze niet zien waar hij stond, maar ze hoorden duidelijk dat hij enkele stappen naar voren zette. Toen viel er opnieuw een doodse stilte, zodat Sirius zijn hart kon horen kloppen. In het donker kreeg hij steeds het idee dat hij geluiden achter zich hoorde, maar als hij zijn oren spitste en beter luisterde, hoorde hij helemaal niets.
Hij wist niet of Remus hetzelfde had, maar durfde de stilte niet te verbreken door het hem te vragen.
‘Kom op.’ Anderlings’ stem klonk zó dichtbij Sirius dat hij een sprongetje maakte van schrik.
Ze liepen weer verder, zonder dat er ook maar iets gebeurde of één van hun metgezellen iets tegen elkaar of hen zeiden.
Onder zijn voeten voelde Sirius dat de gangen waar ze nu doorheen liepen steeds verder en steiler naar beneden liepen. Hij struikelde regelmatig over zijn eigen voeten doordat hij door de steile grond en het donker geen houvast meer had.
Uiteindelijk kwam er een eind aan de steilste gang tot dan toe en hield het groepje opnieuw stil.
Sirius hoorde professor Anderling en professor Perkamentus fluisteren en probeerde dichterbij hen te komen, zodat hij kon horen wat ze zeiden.
Juist op het moment dat hij binnen gehoorsafstand was, hielde ze op met fluisteren en verlichtten Perkamentus en Anderling plotseling hun toverstok.
Sirius kneep met zijn ogen tegen het felle schijnsel, maar snakte naar adem toen zijn ogen ietwat aan het licht gewend waren.
Hooguit twee meter voor hem rees een grote stenen muur op en blokkeerde de toegang tot de rest van de gang, mocht die er zijn geweest.
‘W – wat?’ klonk ook Remus’ verbaasde stem nu naast hem.
Met een hart die enkele slagen over leek te slaan zag Sirius dat Perkamentus voorzichtig de muur aanraakte. Er gebeurde echter niets; hij was blijkbaar echt van massief steen.
Nu begonnen meerdere docenten elk kiertje en gaatje in de muur te onderzoeken, zonder ook maar een woord te wisselen.
Sirius benutte die tijd om zo onopvallend mogelijk zijn toverstok te verlichten en de muren naast hen te bestuderen. Er leek niets vreemd mee. . .
Ineens werd een deel van de rechtermuur in een flits verlicht door de stok van professor Anderling en zag Sirius iets waarvan zijn hart nog sneller begon te kloppen.
Hij richtte zijn eigen stok op de muur en zag een piepklein straaltje water naar beneden lopen. . .
En nu hij het plafond bestudeerde, merkte hij dat daar een groene, opgedroogde drab aan hing. . .
‘Professor Perkamentus! Kijk hier!’ zei hij, harder dan hij eigenlijk had gewild. Het schoolhoofd draaide zich vliegensvlug om en bekeek het plafond keurend.
‘Volgens mij is het wier,’ fluisterde professor Anderling gespannen.
Tijd om het daarover te hebben hadden ze echter niet – plotseling hoorden ze een vreemde, doffe knal en begon de muur tegenover hen naar hen toe te bewegen. . .
Iedereen leek enkele tellen verstijfd van angst, tot Perkamentus hen een flinke duw gaf. ‘Rennen!’






Laatst aangepast door arlena op Do Jun 17, 2004 15:26; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
arlena
6e jaars
6e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: There where my bed sleeps, my book reads and my mouth eats . . and my bloody head aches

arlena is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 21:52 Terug naar boven Sla dit bericht op

***Q***


Sirius wist niet hoe snel hij zich om moest draaien en achter de anderen aan te gaan, zonder enige aandacht te besteden aan de donkere gang, hoewel hij zich er langzaam weer bewust van werd dat hij geen hand voor ogen zag – al het licht was uit gegaan.
Net toen hij dat bedacht, verloor hij zijn evenwicht, maaide met zijn armen om zich heen en viel met een doffe plof op de grond.
Hij krabbelde overeind en was zich plotseling bewust van een snijdende stilte. . . zowel vóór als achter hem waren de voetstappen opgehouden óf weggestorven en hij kreeg het akelige gevoel dat hij alleen was. . .
‘gedoe,’ liet hij zich ontvallen. Zijn handen zochten de muur en vond die – weliswaar tot zijn spijt, want die voelde aan als een kleverige spons.
‘Getver.’ Vliegensvlug trok hij zijn handen ervan af en trok een walgend gezicht, al zou niemand die kunnen zien – want waar wás iedereen?
Hij wist zeker dat hij niet de achterste was geweest. . . tenslotte hadden professor Perkamentus, professor Anderling en Remus achter hem gestaan. . .
‘Hallo?’ Zijn eigen stem klonk hol in de gang, maar hij kon het altijd proberen. . .
‘Hallo? Is hier nog iemand?’
Plotseling hoorde hij een stuk verderop iets schuifelen en drukte hij zich tegen de muur; het interesseerde hem niet meer dat die anders aanvoelden dan koud steen.
Zijn handen zochten zijn toverstaf, zodat hij klaar zou staan als iemand hem plotseling zou aanvallen – maar hij vond hem niet. Waarschijnlijk was zijn staf eruit gerold toen hij op de grond was gevallen.
Het geschuifel kwam langzaamaan dichterbij en Sirius hield zijn adem in, bang dat de schuifelende persoon hem zou opmerken. . .
Onverwacht voelde hij ineens iemand tegen hem aan lopen en verloor hij opnieuw zijn evenwicht, maar toen zijn handen als eersten de grond raakten, voelde hij een dunne stok – zijn toverstok.
‘Lumos.’ De gang werd plotseling weer verlicht door het felle schijnsel dat uit zijn toverstok kwam.
Hij sprong overeind en keek wild om zich heen, zijn toverstok opgeheven.
‘Sirius?’
Van pure verbazing liet Sirius bijna opnieuw zijn toverstok vallen, maar hij klemde hem stevig vast en keek stomverbaasd naar de plek waar de stem vandaan was gekomen.
‘James?’
James trad uit de schaduw en knipperde even verward met zijn ogen. ‘Ben jij het echt?’
Sirius voelde ineens een vlaag van wantrouwen en fronste zijn voorhoofd. ‘Ben jij het echt? Ik heb al eens zo’n dubbelganger meegemaakt. . . ‘
James schuifelde naar voren en hield zijn handen omhoog. ‘Ik heb geen toverstok – is dat een bewijs?’
Misschien had zijn wantrouwen daardoor wat minder moeten worden, maar Sirius vond dat het er allemaal wel érg luchtig uitkwam en wist dat hij beter geen enkel risico kon nemen en besloot een tussenweg te nemen. ‘Wordt gaffel.’
Hij bestudeerde James’ gezicht, maar die verried niets en was blijkbaar ook niet verbaasd dat Sirius hem dat beval.
James keek Sirius enkele seconden aan, kneep toen zijn ogen dicht en veranderde in een oogwenk in een reusachtig hert.
Sirius knikte opgelucht. ‘Ik moest het even controleren.’

‘Ik zal je alles vertellen zodra we er tijd voor hebben, - ’ zei James vijf minuten later zacht, terwijl de twee vrienden door nog steeds dezelfde gang liepen, ondersteund door het licht van Sirius’ toverstok. ‘- maar nu moeten we er eerst voor zorgen dat Lily teruggehaald wordt uit de kerkers.’
De gedachte aan Lily zorgde ervoor dat hij zijn pas versnelde en Sirius moest haast rennen om hem bij te houden.
‘Waar kwam jij vandaan?’ vroeg hij nieuwsgierig, benieuwd hoe James hier ineens terecht was gekomen, zonder omringd te zijn door Zwadderaars.
‘Sneep,’ antwoordde James haast kortaf, terwijl zijn ogen waakzaam van de één naar de andere kant vlogen. ‘Hij moest op me letten en me bewaken – de sukkel. Hij denkt blijkbaar dat toverkracht de enige manier is om uit de klauwen van een kidnapper te komen. . .maar hij heeft gemerkt dat er meer manieren zijn.’ Voor het eerst in de afgelopen vijf minuten grijnsde hij naar Sirius, die teruggrijnsde. Hij voelde zich een stuk beter nu James weer terecht was – en nu het eindelijk de échte James was.
Ze liepen een tijdlang door, zonder iets tegen elkaar te zeggen en kwamen uiteindelijk, na wat wel een uur leek, uit bij een splitsing; ze konden twee kanten op, maar Sirius had geen idee waar ze op de heenweg vandaan gekomen waren. Er was dan ook geen spoor te bekennen van Perkamentus, Anderling, Remus of één van de andere docenten.
‘Welke kant moeten we op?’
Daar maakte Sirius uit op dat James ook geen idee had van waar ze naartoe moesten en die gedachte maakte hem nijdig. Blijkbaar moesten ze nu een gok wagen en één kant kiezen.
‘Laten we naar rechts gaan,’ mompelde Sirius uiteindelijk. ‘Als die weg niet goed is gaan we terug en proberen we de linkergang.’

Veel en veel later had Sirius terecht spijt van zijn beslissing. De rechtergang ging maar één kant uit en liep almaar omlaag, terwijl zij juist een gang moesten hebben die naar boven liep.
‘Waar zijn we?’ mompelde James, toen Sirius stilhield en de gang verlichtte met zijn toverstok.
Hij haalde zijn schouders op. ‘We moeten terug. Zo schieten we niks op.’
James draaide zich al om en wilde teruglopen, maar Sirius’ blik werd getrokken door een klein gat dat in de rechtermuur leek te zitten. Gegrepen door nieuwsgierigheid liep hij er voorzichtig naartoe en merkte met een schok dat het een hele smalle opening was, die naar een tweede gang leidde.
Zijn gedachten werkten op topsnelheid en hij bedacht dat, als ze die gang zouden nemen, ze misschien weer in een hoofdgang terecht zouden komen. Want, zoals hij nu bedacht, moest die gang naar het meer leiden en was dat precies de plek waar ze ongeveer naartoe moesten.
‘Hé James!’ Hij zei het harder dan hij het eigenlijk had willen zeggen en sloeg geschrokken zijn hand voor zijn mond. Er kwam echter geen reactie, behalve die van James, die terugliep en naast hem ging staan, zijn voorhoofd gefronst en nadenkend. Uiteindelijk slaakte hij een diepe zucht en haalde zijn schouders op. ‘Het valt te proberen.’ En zonder op antwoord te wachten klom hij door het gat heen.






Laatst aangepast door arlena op Do Jun 17, 2004 15:27; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
arlena
6e jaars
6e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: There where my bed sleeps, my book reads and my mouth eats . . and my bloody head aches

arlena is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 21:52 Terug naar boven Sla dit bericht op

***R***


‘Als ik een tijdverdrijver had gehad, zou ik terug zijn gegaan naar het moment waarop we die twee gangen moesten kiezen -’ Sirius zakte op de grond neer en legde zijn hoofd tegen de kille stenen muur. ‘- en had ik de linkergang gekozen.’
James ging naast hem zitten en veegde met de mouw van zijn gewaad zijn voorhoofd af. ‘Ik zou twee maanden terug in de tijd gaan. Dan zou ik Sneep meteen een flinke rechtse hebben gegeven en had ik wat langer de tijd gehad voor de examens zouden beginnen.’
Hij zuchtte, maar Sirius grinnikte, al klonk het allesbehalve opgewekt.
Toen ze de smalle gang uit waren gekomen, waren ze terecht gekomen op een plek die Sirius al helemaal nooit gezien had; het was dit keer geen gang, maar een groot, rond vertrek dat eigenlijk best veel op het kantoor van Perkamentus leek, al stonden hier géén zilveren instrumenten die er niet zo gevaarlijk uitzagen.
Op meerdere planken stonden glazen potjes met allerlei verschillende dingen erin; chemisch uitziend water, smerig uitziend, blauwgroenkleurige smurrie en zelfs iets wat leek op een fijngemalen mensenhand, aangezien er dingen inzaten die afgrijselijk veel weg hadden van nagels.
Terwijl Sirius zich zat af te vragen wat ze het beste konden doen, stond James op en begon alles wat in het vertrek stond te bekijken, op een veilige afstand weliswaar.
Toen draaide hij zich om naar Sirius. ‘Volgens mij ben ik hier al eens geweest,’ meende hij. Sirius keek verrast op.
‘Hier? Wat deed je hier dan?’ Hij kon de ongeloof in zijn stem niet verbergen. Ze waren plotseling in één of andere vreemde ruimte terecht gekomen en nu beweerde zijn beste vriend doodleuk dat hij hier al geweest was.
‘Ik weet het niet precies meer – alles was nogal wazig.’ James begon de muren te bestuderen en op dat moment ontdekte Sirius dezelfde groene drab die hij in de eerdere gangen ook al opgemerkt had. Misschien was zijn coördinatie toch niet zo belabberd geweest en waren ze inderdaad dichtbij het meer. . .
‘Denk je – denk je dat het helpt als we een deel van deze muur aan gruzelementen blazen?’ Sirius had het gezegd voor hij er goed en wel over nagedacht had, maar James haalde zijn schouders op en knikte alleen maar.
‘REDUCTO!’
Sirius kreeg onmiddellijk spijt van die handeling; zodra de muur met veel kabaal aan flarden was gevlogen, kwam er een enorme plens water naar binnen vallen en bleef het met grote hoeveelheden tegelijk naar binnen stromen, zodat de twee jongens na slechts enkele seconden al bijna tot aan hun knieën in het water stonden.
Sirius dacht razendsnel na en greep zijn toverstok steviger vast. ‘REPARO!’
Even vlug als hij kapot was gegaan herstelde de muur zich weer, maar Sirius en James waren beiden nog niet van de schok bekomen en zochten een plek om te gaan zitten – het probleem was dat die er, door al het water, niet meer was.
Het bleef een tijdje stil en toen klonk Sirius’ stem ineens uit het niets: ‘Nou, dat is een opluchting - als we geen zin hebben om hier te verhongeren, kunnen we onszelf altijd nog verdrinken.’
James opende zijn mond om iets te zeggen, toen er een lichtflits langs zijn hoofd suisde en tegen de muur afketste.
Zowel James als Sirius draaiden zich perplex om en bukten net op tijd om te voorkomen dat ze geraakt werden door een rode lamstraal.
Sirius keek op en snakte naar adem. Er waren blijkbaar meer gangen die op dit vertrek uitkwamen; enkele personen baanden zich door de watermassa hun kant op; achter hen was de muur naar binnen toe opengedraaid en gaf toegang tot nog een ander vertrek, die door middel van reusachtige toortsen verlicht werd.
‘Sirius! Kijk uit!’ James’ waarschuwende kreet deed Sirius ontwaken uit zijn verrastheid en hij dook naar rechts, een felgroene lichtstraal op een klein stukje na ontwijkend.
Tot zijn schrik zag hij dat de voorste persoon, die onherkenbaar was doordat hij een reusachtige kap droeg, op hem af kwam en zijn toverstok op hem richtte…..
Sirius deed een greep naar zijn gewaad, maar voelde niets dat ook maar een beetje op een toverstok leek – nadat hij de muur gerepareerd had, moest hij hem hebben laten vallen….. Hij was weerloos…..
De persoon hield vlak voor hem stil en leek na te denken waar hij Sirius het beste kon raken.
‘CRU –‘
Sirius kneep zijn ogen stijf dicht, klaar voor de aanval, maar de stem van de vreemde persoon maakte ineens een vreemd geluid en slaakte een kreet van woede toen hij achterover tuimelde en met een harde plons in het water terecht kwam.
Razendsnel, zijn ogen weer geopend, kwam Sirius overeind en zag James staan – met Sirius’ toverstok opgeheven en ‘PARALITIS’ brullend naar één van de naderende personen.
Zonder er bij na te denken greep Sirius in een fractie van een seconde de toverstok van de persoon die James zojuist verlamd had en richtte hem op de eerstvolgende persoon die hij voor zich zag staan.
‘Ik zou het maar niet doen,’ sneerde een stem vanachter die persoon. Sirius liet zijn toverstok zakken en zag hoe Lily’s kap van haar hoofd werd gehaald, terwijl ze onder schot werd gehouden door een tweede toverstok.
‘Lily!’ Zo zelfverzekerd als James zonet had geleken, zo angstig klonk zijn stem nu. Hij richtte met een gezicht waar de kwaadheid vanaf droop zijn toverstok op de persoon die Lily onder schot hield, maar die lachte alleen maar kort. ‘Probeer het en ze gaat eraan.’
Zwaar ademend en zonder te twijfelen lieten de twee hun toverstokken zakken. Hoewel het twee tegen één was, wilden ze niet het risico nemen dat Lily vervloekt werd.
‘Wie ben je?’ probeerde James dapper de stilte te onderbreken.
Nog een keer gelach, maar dit keer hoorden ze dat het geen jongensstem was, maar dat van een meisje.
‘Interessante vraag – helaas voor jullie ga ik die niet beantwoorden. Noem me maar – ‘ even een pauze ‘- de Donkere Dreigster.’ Ze lachte nogmaals snerend, maar James trok nu zijn wenkbrauw op en wisselde een geïrriteerde blik met Sirius.
‘Wat wil je van me?’ Die vraag kwam van Lily, die tot dan toe nog niets gezegd had. Het meisje snoof even. ‘Eigenlijk niets. . . . . behalve de school modderbloedjes-vrij maken en al die dreuzelvrienden een lesje leren.’ Lily huiverde en James zette agressief een stap naar voren, maar Sirius greep hem bij zijn gewaad en siste waarschuwend toen het meisje haar stok tegen de keel van Lily drukte.
‘Wie wil je daarvoor meenemen? Van hén hoef je niet veel hulp te verwachten,’ snauwde James, met een knikje op de personen die buiten westen waren.
Het meisje lachte opnieuw. ‘Nee, die idioten waren zo dom om zich te laten vervloeken. Maar laat ik je vertellen dat er genoeg mensen op Zweinstein zijn die me dolgraag zouden willen helpen. . . . . meer dan je zou verwachten.’ Ze lachte nogmaals en gaf Lily een harde duw, zodat die voorover tuimelde en in de armen van James terecht kwam. ‘Ga jij maar bij je etterige vriendjes staan.’
Dat was een zet waar Sirius al die tijd op had gewacht; nog vóór het meisje haar toverstok op hen drieën kon richten, schreeuwde hij een verlamspreuk – maar hij was niet de enige. Ook James had zijn toverstok opgeheven en nu raakten de twee rode lamstralen het meisje recht in haar buik. Even bleef ze overeind staan, maar toen zakte ze in elkaar. Haar kap gleed van haar hoofd af en nu was voor het eerst te zien wie het was.
Sirius noch James kende het meisje bij haar voor- of achternaam, maar Sirius wist zeker dat het een zevendejaars van Zwadderich was, die bovendien goed bevriend was met Severus Sneep.
Lily snakte naar adem en begon te huilen, zich wanhopig aan James vastklampend en trillend van top tot teen.
James leek nogal verrast hierdoor en liep rood aan, Sirius wanhopig aankijkend. Die leek het echter best amusant te vinden, maar vermande zich meteen en keek peinzend naar de muur recht tegenover hem, waar zonet al die personen uitgekomen waren; de muur was echter weer één geheel geworden en hij zag nergens een rand waaraan ze de verborgen deur weer open konden trekken.
Hij draaide zich om naar Lily en James – James klopte Lily onhandig op haar hoofd – en vroeg: ‘Hoe komen we hier nu weg. Ik denk dat we een groot probleem hebben als al deze mensen bijkomen.’ Hij wees op de bewusteloze personen, die nog steeds roerloos in het water lagen.
‘Ze – ze zijn toch niet dood?’ vroeg James bezorgd ( hij probeerde Lily nog steeds te troosten, maar die ging onbedwingbaar door met snikken ).
Sirius snoof schamper. ‘Volgens mij niet – mocht dat wel zo zijn, dan is dat hun eigen schuld.’ Zijn stem klonk hard en gemeend. ‘Lily – weet jij hoe we hier weg kunnen komen?’
Lily snikte nog eens luid en draaide haar hoofd naar hem toe, zonder James los te laten. ‘V – volgens mij kunnen we hier weg komen d – door die muur daar w – weg te b – blazen.’ Ze haalde diep en schokkerig adem en keek naar de muur die Sirius niet lang daarvoor in stukken had geblazen.
Sirius trok zijn wenkbrauw op. ‘Díe muur? Die hebben we niet – eh….. – weggehaald, maar het enige wat er gebeurde was dat we een gratis bad kregen.’ Nijdig keek hij naar het water, dat nu langzaam in de grond weg begon te zakken.
Lily snikte opnieuw. ‘D – dat ís de enige manier d – die ik weet. Ik hoorde dat m – meisje erover praten met S – Severus S – Sneep. H – het is hun m – mogelijke ontsnappingsroute v – voor het geval ze ontdekt o – of aangevallen werden.’ Ze moeizaam en diep in en uit en vervolgde: ‘W – we moeten door h – het water naar boven zwemmen.’ Ze sloot even haar ogen en legde haar hoofd op James’s schouder, die mogelijk nog roder werd.
‘Wat is daarboven?’ vroeg Sirius dwingend; hij wilde hier zo snel mogelijk weg.
‘Het meer.’ Het antwoord kwam kort en huiverend.
‘Maar – maar hoe moeten we dan boven komen zonder te verdrinken?’ Sirius begreep er niets meer van en begon het allemaal een beetje hopeloos in te zien.
Eindelijk maakte Lily zich los van James ( die zowel gerustgesteld als teleurgesteld leek ) en baande zich een weg door het water, richting de muur waar de verborgen deur in zat. Ze begon enkele stenen te tellen en drukte er één in. Onmiddellijk begon de muur te verdwijnen en verscheen er een deuropening. Lily zette voorzichtig een paar stappen naar binnen, keek om zich heen en griste iets van de stenen tafel die middenin het vertrek stond.
Ze draaide zich om en kwam weer naar James en Sirius toe (de muur achter haar sloot zich vanzelf).
‘Hier, eet dit.’ Ze gaf hen een handje slijmerig spul, dat Sirius ogenblikkelijk herkende als kieuwwier.
Zonder op de anderen te wachten, stopte hij het in zijn mond, probeerde het zo goed als mogelijk fijn te kouwen en slikte het met een betrokken gezicht door.
‘Klaar?’ informeerde hij bij de anderen. De twee knikten gespannen en James gaf Sirius zijn toverstok terug, die hem ophief en riep: ‘REDUCTO!’






Laatst aangepast door arlena op Do Jun 17, 2004 15:30; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
arlena
6e jaars
6e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: There where my bed sleeps, my book reads and my mouth eats . . and my bloody head aches

arlena is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 21:53 Terug naar boven Sla dit bericht op

***S***


Het was allesbehalve een fluitje van een cent om naar boven te zwemmen; de stroming van het water was erg sterk en iedere keer als Sirius naar links of rechts keek, zag hij grote, starende ogen of vreemde schimmen die absoluut niet op spoken leken.
Ondanks de behaaglijke warmte van het water, trok er een rilling door zijn lichaam en probeerde hij, hoewel tevergeefs, met meer vaart richting het wateroppervlak te zwemmen – die overigens niet te zien was; het moest minstens al tegen het eind van de middag gelopen zijn. . .
Net toen het water koeler begon te worden en Sirius het idee had dat hij eindelijk bijna boven was, voelde hij een harde tik tegen zijn schoenen en draaide hij zijn hoofd om, zijn ogen ingespannen zodat hij door het donkere water kon kijken.
Een kleine twee meter beneden hem maakte Lily enkele vreemde bewegingen en toen Sirius naar haar terugzwom, zag hij dat ze bij haar enkel vastgegrepen was door een spookachtig iemand, met groenig haar en een grauwe huid: hij herkende de figuur onmiddellijk als een meermens.
Net op het moment dat hij Lily te hulp wilde schieten, werd het wazig voor zijn ogen en kreeg hij plotseling geen lucht meer. Paniekerig dacht hij na; wat moest hij doen, Lily uit de klauwen van een meermens bevrijden of zijn eerst eigen leven redden en lucht gaan halen bóven water?
In een fractie van een seconde draaide hij zijn hoofd weer om en probeerde zo snel als hij kon naar boven te zwemmen.
Het leek zo ver. . . . . misschien zou hij het niet redden. . . . .
Toen steeg zijn hoofd boven het wateroppervlak uit en hij nam onmiddellijk een grote hap lucht, zich in eerste instantie niet bewust van de stilte om zich heen. Het schoolterrein zag er verlaten uit; de zon was al onder en waarschijnlijk zaten de leerlingen nu aan het avondmaal.
Hij had ook honger en bedacht dat er misschien nog wat voor hem, Lily en James overgehouden zou worden. . .
LILY EN JAMES! Met een schok ontwaakte hij uit zijn mijmeringen en keek om zich heen.
Maar nergens, voor zover hij het kon zien in het donker, was zijn beste vriend of Lily te bekennen.
Hij had maar één keuze: teruggaan en kijken wat hij nog zou kunnen doen. . .
Met een hart dat hij in zijn keel voelde kloppen, nam hij nog een grote hap lucht en dook weer omlaag.
Het water scheen hem kouder toe dan hiervoor, toen hij kieuwwier gebruikt had, maar verbeten zwom hij door, opnieuw merkend dat hij te weinig lucht had en gedwongen was weer omhoog te zwemmen.
Toen hij opnieuw bovenkwam, raakte hij met zijn hoofd iets hards, dat hem weer onder water duwde.
Hoestend en proestend kwam hij weer boven, wild om zich heen kijkend.
‘Gaat het, Sirius?’ James’ stem klonk een eindje van hem af en klonk ietwat trillend, maar verder scheen hij in orde te zijn.
‘James! Waar – waar is Lily?’
‘Hier, veilig en wel.’ Lily kwam achter James vandaan en keek Sirius hoofdschuddend aan. ‘Wat ben jij een held, zeg.’
Sirius voelde dat hij rood werd en bedankte het duister, maar hij probeerde verbaast te klinken toen hij vroeg: ‘Hoezo?’
‘Dat je niet eens een meisje komt redden als die in nood is – was je bang?’ Hij kon haar gezicht niet zien, maar Lily’s stem klonk vermaakt – wat hem irriteerde.
‘Ik had geen lucht meer,’ brieste hij haar toe. ‘En ik kwam wél terug.’ Narrig draaide hij zich om en begon naar de waterkant te zwemmen, maar Lily had blijkbaar iemand nodig om haar eigen angst op af te reageren en kwam vlak achter hem aan.
‘James heeft me wél geholpen.’
Sirius draaide met zijn ogen en slaakte een geïrriteerde zucht. ‘Nou, drie hoeraatjes voor James.’
Lily liet zich echter niet uit het veld slaan en ging onverstoorbaar verder. ‘Hij gaf die meerman gewoon een paar meppen en die ging er meteen vandoor.’
Sirius kluunde het water uit en draaide zich om. ‘Dat is hartstikke leuk Lily, maar ik voel op dit moment eigenlijk meer de behoefte om naar professor Perkamentus te gaan vóór ik James’ heldendaden aan moet horen.’
En met grote stappen beende hij voor de andere twee uit naar het kasteel.

‘Wat een geluk dat jullie alledrie ongedeerd en wel teruggekeerd zijn.’
Professor Anderling sloot de deur van haar kantoortje en ging achter haar bureau zitten, de drie griffoendors opgelucht aankijkend. Haar blik bleef hangen bij Sirius en ze glimlachte. ‘U heeft vandaag uitzonderlijke moed vertoond, meneer Zwarts. We waren hartstikke bang dat u iets overkomen was, maar in plaats daarvan heeft u ervoor gezorgd dat meneer Potter en juffrouw Evers zijn teruggekeerd.’ Haar glimlach werd breder.
Op dat moment ging de deur open en stapte professor Perkamentus het kantoor binnen, op de voet gevolgd door niemand minder dan Remus en een ietwat onzeker uitziende Peter, die zo te zien blij was dat hij niet met Remus en Sirius meegegaan was.
Professor Anderling maakte meteen eerbiedig plaats voor het schoolhoofd en toverde er voor zichzelf en de twee jongens nog drie stoelen bij.
‘Ik wil alles van u weten, meneer Zwarts,’ stak Perkamentus ogenblikkelijk van wal toen iedereen was gaan zitten. ‘Ik snap dat u vermoeid bent, evenals mevrouw Evers en meneer Potter, maar het is van groot belang dat u ons álle informatie verschaft die u heeft – en dat zo snel mogelijk.’
Iedereen keek verwachtingsvol naar Sirius, die diep ademhaalde en Perkamentus alles vertelde wat er die dag in de kerkers gebeurd was.
Toen hij aan het eind van zijn verhaal zweeg, piepte Peter weer eens ratachtig en schoof over de zitting van zijn stoel, nu ronduit opgelucht dat hij veilig en wel in de toren van griffoendor gebleven was.
‘Hard gewerkt, Peter?’ informeerde James ietwat hatelijk; Sirius was ervan overtuigd dat hij zijn nijd af wilde reageren en keek met een vleug van medelijden hoe Peter zich kleintjes maakte en een kleur op zijn gezicht kreeg.
Remus merkte het ook op en schudde zij hoofd naar James, maar die ontweek zijn blik en staarde recht voor zich uit.
Professor Perkamentus had fluisterend met professor Anderling overlegd en wendde zich toen hoofdschuddend tot de anderen. ‘Meneer Potter – meneer Zwarts – meneer Lupos – mevrouw Evers - Ga terug naar jullie slaapzaal en probeer nog een paar uurtjes te rusten. Ik verwacht jullie over – (hij keek op zijn horloge) – vier uur in mijn kantoor. Rond die tijd zal het gehele kasteel onderzocht zijn en zullen alle docenten bijeenkomen om het één en ander te bespreken.’
Hij stond op, knikte kort naar alle aanwezigen en verliet Anderlings kantoor.

‘Wat denk je? Zullen ze erachter zijn gekomen wat er precies gaande is?’
De drie jongens kleedden zich in no-time om en kropen onder hun warme dekens, hoewel ze geen spoor van vermoeidheid meer vertoonden.
‘Ik hoop het,’ meende James, terwijl hij zich omdraaide. ‘Ik zou maar al te graag zien hoe Sneep en zijn geliefde clubje van school getrapt worden.’
Sirius snoof en schudde zijn hoofd. ‘Vergeet het maar. Die zwadderaars zullen ongetwijfeld wel weer één of andere smoes hebben bedacht waardoor ze onschuldig verklaard worden.’
‘Onschuldig verklaard?’ Peter trok zijn wenkbrauw op en staarde Sirius aan alsof hij gek geworden was. ‘Ze hebben James’ verhaal toch? En dat van Lily –‘
‘- Ach kom nou toch, Worm! Wat ben jij ontzéttend naïef! Denk je nu écht dat de school leerlingen verdenkt van dit soort praktijken?’
‘Maar ze hebben notabene het bew –‘
‘Ze hebben géén bewijs dat de zwadderaars uit hun eigen, vrije wil gehandeld hebben,’ onderbrak Sirius hem bruusk. ‘En de school zal daarom ook níet geloven dát de zwadderaars dit écht zelf wilden doen.’
Peter veerde rechtovereind. ‘Maar luister nou toch eens even naar me!’
‘Waarom zou ik naar je luisteren?’ vroeg Sirius geïrriteerd.
‘Ik probeer alleen maar iets te zéggen,’ kaatste Peter terug, terwijl hij rood aan begon te lopen.
‘Alles wat jij zegt is nutteloos! Serieus Worm, je doet het ‘beestachtige’ in je eer aan! Beide gedaanten zijn miezerige ratten –‘
‘GENOEG ZO!’ James sloeg met zijn vuist op zijn bed en keek zowel Peter als Sirius woedend aan. ‘Hou allebei nu eens een keer je KLEP! Ik dacht dat het fijn zou zijn om terug te zijn bij mijn vrienden, maar het enige wat zíj doen is onzinnige discussies houden! Sirius, doe jij nou eens een keer níet zo arrogant en eigenwijs en Peter – probeer niet ineens de slimme persoon uit te hangen! Doe liever niets, net als vanmiddag!’ James zweeg even, de stilte tellend en sprong toen uit zijn bed. ‘Ik kom wel weer terug als jullie eindelijk klaar zijn met ruziën.’
Hij verliet de slaapzaal en gooide de deur met een klap achter zich dicht, een drukkende stilte achterlatend.
Uiteindelijk sloot Remus als eerste zijn gordijnen, zonder de andere twee ook maar een goeie rust te wensen.

Sirius kon de slaap niet vatten – naar het scheen lag hij urenlang te draaien in zijn bed en toen hij door Remus weer gewekt werd, wist hij dat hij hooguit een kwartier had geslapen.
Traag kleedde hij zich weer aan, Peter niet aankijkend en verliet als eerste van de drie jongens de slaapzaal.
In de leerlingenkamer was het een drukte van jewelste; een grote groep leerlingen verdrong zich naar het mededelingenbord.
Gegrepen door nieuwsgierigheid sloot Sirius zich bij de groep aan en las over de vele hoofden heen:

WEGENS FEESTELIJKE OMSTANDIGHEDEN IS DE ZWERKBALWEDSTRIJD GRIFFOENDOR / RAVENKLAUW VAN MORGEN AFGELAST.

‘Dat méén je niet!’ riep een vierdejaars, die Sirius herkende als één van de jagers uit het team van Griffoendor, teleurgesteld uit. ‘Wat kan er nou bóven zwerkbal gaan?’
Op dat moment werd de jongen door een vriend (wat Sirius aannam) aangestoten en met zijn neus bijna tegen het bord geduwd.
Sirius ging wat op zijn tenen staan en kon nu ook de onderkant van het papier lezen:

LEERLINGEN WORDEN MORGEN VRIJGESTELD VAN DE LESSEN EN HEBBEN TOESTEMMING HET DORPJE ZWEINSVELD TE BEZOEKEN.

LEERLINGEN WORDEN MORGENAVOND GEACHT ZICH IN GALAGEWAAD OM ACHT UUR IN DE GROTE ZAAL TE MELDEN.


Terwijl hij zich afvroeg wat dat te betekenen had, vloog het portretgat open en stapte professor Anderling naar binnen, die er zeer tevreden uitzag. De leerlingen werden onmiddellijk doodstil en keken haar verwachtingsvol aan.
Anderling schraapte haar keel. ‘Willen meneer Potter, meneer Zwarts, meneer Lupos en mevrouw Evers mij naar het kantoor van het schoolhoofd volgen?’
Er klonk een geroezemoes toen Sirius naar voren stapte, zij aan zij met James, Remus en een gespannen uitziende Lily.




Profiel bekijkenStuur privébericht
arlena
6e jaars
6e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: There where my bed sleeps, my book reads and my mouth eats . . and my bloody head aches

arlena is offline. 
BerichtGeplaatst: Di Jun 22, 2004 22:02 Terug naar boven Sla dit bericht op

Eindelijk weer een nieuw stukje.. .. .. Wink Na heeeel lang.. .. ..

***T***

‘ONSCHULDIG?’ James veerde op vanuit zijn stoel bij de haard en keek woedend naar het groepje docenten dat tegenover hem zat.
‘ONSCHULDIG?’ herhaalde hij ziedend. ‘HOE KUNNEN JULLIE DAT ZEGGEN?’
Sirius sloot even zijn ogen en slaakte een zo onopvallend mogelijke, maar diepe zucht. Het was precies zoals hij had verwacht: Niemand had ook maar enig bewijs dat de Zwadderaars alles uit eigen wil gedaan hadden – zelf Perkamentus was niet voor rede vatbaar, wat toch zelden voorkwam. De docenten hadden het kasteel doorzocht en hadden enkele Zwadderaars geketend in de kerkers gevonden, maar meer bewijs dan dat was er niet.
Om één of andere reden had professor Perkamentus daaruit een conclusie kunnen trekken.
‘Ga zitten, meneer Potter,’ probeerde professor Anderling James te sussen. ‘Als u nu eerst eens naar ons luistert en daarna pas conclusies gaat trekken –‘
‘IK TREK CONCLUSIES WANNEER IK DAT WIL,’ tierde James echter door. ‘DIT IS BELACHELIJK! LILY EN IK WAREN BIJNA DOOD!’
Lily keek angstig naar hem op en bewoog zich onbehaaglijk. ‘James!’ siste ze, maar hij wilde niet naar haar luisteren en keek woedend naar Perkamentus.
‘U weet het,’ zei hij kalm, al was zijn ademhaling snel en onregelmatig. ‘Ú weet dat ze het écht zelf wilden.’
Perkamentus wendde zijn blik niet af, maar zei kalm en duidelijk: ‘Ik weet niets, meneer Potter. Zelfs de meest wijze weet sommige dingen niet en gezien de omstandigheden –‘
‘Welke omstandigheden?’ onderbrak Lily hem ineens schaamteloos. Ze staarde het schoolhoofd vuriger aan dat dat Sirius haar ooit had zien doen.
Perkamentus leek ook ietwat verbaasd, maar antwoordde desondanks: ‘Het heeft te maken met een oud-leerling van Zweinstein. Ik kan jullie niets verte-‘
‘ALWEER NIET!’ James stond opnieuw op uit zijn stoel en sloeg, misschien onbewust, de hand van professor Anderling weg. ‘U vertelt ons NIKS! Hebben wij geen recht op een verklaring? U kunt op z’n minst mij en Lily inlichten!’ Hij zweeg even en voegde vervolgens ‘En Sirius ook’ toe.
Perkamentus legde zijn hoofd een kort moment tussen zijn handen en beet op zijn lip.
Sirius vroeg zich af waar hij aan dacht. Van binnen was ook hij ziedend, maar hij wist dat ze Perkamentus niet zouden kunnen overhalen hen meer te vertellen als hij dat zelf niet wilde.
Hij schraapte zachtjes zijn keel, maar James keek hem al verstoord aan. ‘Wát?’
‘Eh……Sirius dacht razendsnel na en zei vervolgens, zo voorzichtig mogelijk: ‘Misschien is het handig als we even naar professor Perkamentus luisteren, James.’ Zonder zijn beste vriend aan te kijken, ving hij Perkamentus’ blik op en probeerde in diens helderblauwe ogen te blijven kijken. ‘Kunt u ons misschien… nouja… íets meer vertellen? Bijvoorbeeld of het om die - eh…-‘
‘Marten Vilijn,’ hielp Remus hem – de eerste keer dat hij iets zei.
‘-Ja, die. Ik zou willen weten of het iets met hem te maken heeft.’
Perkamentus staarde hem enkele seconden zwijgzaam aan en ging toen rechtop zitten, zijn armen over elkaar heen slaand. ‘Goed dan. Maar dát is het enige wat ik jullie zal zeggen… We hebben inderdaad het idee dat Marten Vilijn hier iets mee te maken heeft. Wij geloven-’ (hij liet zijn blik door zijn kantoor gaan) ‘- dat híj de leerlingen van Zwadderich heeft gedwongen deze verschrikkelijke dingen te doen……’
‘Maar wat zijn zijn plannen dan? Waarom doet hij dat?’ vroeg Sirius, door nieuwsgierigheid gegrepen.
‘Dat kan ik jullie nog niet vertellen,’ kwam het antwoord snel en niet onverwacht. ‘Het zal voor ons ook een flinke tijd in beslag nemen voor we al zijn bedoelingen hebben doorgrond en ik wil jullie niet onnodig van streek maken. Dat –‘ vervolgde hij snel toen James hem wilde onderbreken, ‘is hoogstens noodzakelijk. Jullie zijn jong en hebben dit jaar nog genoeg aan jullie hoofd. Ik wil liever dat jullie je zonder verdere zorgen op de examens storten en het onderzoeken aan ons overlaten.’
Hij keek Sirius aan en glimlachte flauwtjes. ‘Ik weet dat jullie het liefst overal van op de hoogte zijn, maar dat gaat nu eenmaal niet altijd.’ Hij stond op en gaf Sirius een stevige handdruk. ‘Helaas moet ik nu gaan. Ik moet het ministerie een uil sturen en bovendien heb ik madame Plijster beloofd nog even langs te komen om te kijken hoe de leerlingen van Zwadderich het maken.’ En na een korte groet verliet hij het kantoor, gevolgd door de andere docenten.
James keek Sirius aan en haalde zijn schouders op. ‘En nu? Nu is het nog steeds niet opgelost.’
Sirius schudde zijn hoofd, maar glimlachte desondanks. ‘Voorlopig is alles weer normaal.’
Beiden zwegen even, tot Remus hen één voor één nieuwsgierig aankeek.
‘En eh…… jullie vriendschap? En die kwestie rond…eh…’ Hij wierp een zijlinkse blik op Lily, die hem nadenkend aankeek en glimlachte. ‘Dat is opgelost.’
En voor ze het in de gaten hadden stond ze op, trok James aan zijn arm overeind en drukte haar mond op de zijne.




Profiel bekijkenStuur privébericht
arlena
6e jaars
6e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: There where my bed sleeps, my book reads and my mouth eats . . and my bloody head aches

arlena is offline. 
BerichtGeplaatst: Di Jun 22, 2004 22:55 Terug naar boven Sla dit bericht op

***Slot***

De Grote Zaal was prachtig versierd: grote, gouden kroonluchters maakten het plafond onzichtbaar en overal brandden grote kaarsen. De lange afdelingstafels waren spoorloos verdwenen en nu stond enkel en alleen de oppertafel er nog, maar er zat geen enkele docent aan: er stonden tientallen, misschien wel honderden gouden schalen, stuk voor stuk beladen met grote hoeveelheden voedsel, van kippenboutjes tot reusachtige knalbonbons (waarbij je een wens kon doen alvorens hem kapot te trekken), van koteletjes tot verse groenten en van pepermuntballetjes tot gebakken aardappelen: de huiselfen hadden zich overduidelijk flink uitgesloofd in de keukens.
Rond tien voor acht begonnen steeds meer leerlingen toe te stromen naar de Grote Zaal, die binnen de kortste keren gekleurd was door galagewaden in allerlei vrolijke kleuren.

Maar terwijl Perkamentus een openingsspeech deed voor het feest werkelijk zou gaan beginnen, zat Sirius nog steeds in de leerlingenkamer van Griffoendor, die nu compleet verlaten was.
Hij had eigenlijk helemaal geen zin om naar het feest te gaan. James was ruim voor acht uur met Lily naar de Grote Zaal vertrokken en niet lang daarna waren ze gevolgd door Remus en Peter.
Hoewel zijn vrienden vele pogingen hadden gedaan om hem mee te krijgen, had hij geweigerd en ze afgepoeierd door te zeggen dat hij zo snel mogelijk achter hen aan zou komen.
Maar nu zat hij bij een luie stoel bij de haard en staarde stilletjes naar de vlammen. Hij had zich in eerste instantie best op het feest verheugd; maar het idee dat James samen met Lily zou gaan en hij dus in feite alleen zou achterblijven, maakte dat al zijn enthousiasme in één keer verdween.
Was het jaloezie?
Feitelijk zou hem dat niets verbazen – tenslotte had hij gedacht toch wel de meeste gewilde jongen op Zweinstein te zijn en nu had zijn beste vriend een partner voor het feest en hij notabene niet!
Hij wilde net dieper in de stoel wegzakken, toen er een zachte klik klonk en het portretgat langzaam openging.
Ietwat uitgeput en vermoeid kwam Yarah de leerlingenkamer binnenlopen en haastte zich rechtstreeks naar de haard toe.
‘Sirius! Waar was je nou? Iedereen liep je te zoeken en jij zit gewoon hier!’ Ze trok hem aan zijn arm, maar hij werkte niet mee.
‘Kom op nou,’ smeekte ze ongeduldig. ‘Het feest is al lang begonnen!’
Sirius slaakte een diepe zucht. ‘Ga jij maar. Ik heb er helemaal geen zin in.’
Yarah stond een ogenblik met haar mond vol tanden, maar glimlachte vervolgens ietwat begripvol.
‘Lieve, lieve Sirius – dit feest is voor jou! Perkamentus heeft ons vertelt van je heldendaden!’
Sirius veerde overeind en staarde haar verbaasd aan. ‘Heldendaden?’ herhaalde hij stomverbaasd.
Yarah knikte heftig. ‘JIJ hebt ervoor gezorgd dat Lily en James weer terug zijn! Maar kom op nu! Ze wachten allemaal op je!’
Zowel gewillig als onwillig volgde Sirius haar naar de Grote Zaal. In de hal kwamen de etensgeuren hem al tegemoet en hij had er onmiddellijk geen spijt meer van dat hij meer was gegaan.
Nadat hij Yarah de zaal was ingevolgd, kreeg hij echter de schrik van zijn leven toen er een luid applaus opklonk.
Hoewel het nogal onduidelijk was door het vage licht (waar hij heel dankbaar voor was), voelde hij dat hij bloosde.
Yarah lachte naar hem, greep zijn hand beet en drukte een zoen op zijn wang, waardoor hij zomogelijk nog roder door werd. ‘Volg mij!’
Terwijl ze hem door de Grote Zaal richting de oppertafel loodste, gingen vele leerlingen voor hem aan de kant, zijn naam vol lof uitsprekend en hun glas heffend.
Slechts enkele meters van de oppertafel greep nog iemand anders zijn arm en trok hem uit Yarah’s handen.
Verbaasd keek hij op, recht in het gezicht van een lachende James, die zich zo te zien even los had kunnen maken van Lily.
‘Dus je bent tóch gekomen?’ grijnsde hij.
Sirius lachte en sloeg hem op de schouder. ‘Natuurlijk. Zou ik zo’n feest willen missen?’
James haalde zijn schouders op. ‘Misschien……voor sommige dingen.’ Hij twijfelde zichtbaar even, maar vermande zich toen toch. ‘Luister, ik heb me nogal onbeschoft gedragen met dat gedoe met Lily. Ik eh… ik had haar keuze moeten accepteren.’ Hij zweeg en veegde met zijn voeten over de grond, wat niet nodig was omdat die brandschoon was.
Sirius glimlachte flauwtjes. ‘Het is al goed – nee écht,’ vervolgde hij snel toen hij James’ ongelovige blik zag.
‘Ik bedoel – Lily heeft nu voor jou gekozen en dat accepteer ik.’
‘Sirius, kom je nou?’ Ineens stond Yarah weer naast hen en greep Sirius’ hand beet. ‘Ze hebben heerlijke pepermuntballetjes!’
Sirius knikte en keek nog eens naar James. ‘Zie je, met mij komt álles goed.’ Hij grijnsde en ontving er ook één van James.
Ja, hij kon er absoluut zeker van zijn: hun vriendschap zou nooit kapot gaan – wat er ook zou gebeuren.


THE END




Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer