Poll :: Wat zouden jullie na dit verhaal van me willen lezen? |
Tweede Marten Vilijn verhaal |
|
42% |
[ 3 ] |
Verhaal ten tijde van de stichters |
|
14% |
[ 1 ] |
Verhaal over strijd tegen Voldemort, na Zweinstein |
|
42% |
[ 3 ] |
|
Totaal aantal stemmen : 7 |
|
Auteur |
Bericht |
Leeuw
1e jaars


Verdiend:
20 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Jan 09, 2006 22:36 |
 |
Het Zwerkbalstadion was helemaal volgelopen voor de eerste Zwerkbalwedstrijd van het seizoen. Deze had wel meer dan gewone matchen, vermits er hier een selectie voor het team van Zweinstein vanaf kon hangen.
‘Ik kan jullie verzekeren dat we beter zijn.’, zei Yaspers, de aanvoerder van Zwadderich. ‘Huffelpuf heeft nog geen goede vervangers kunnen vinden voor hun Jagers.’
Hij lachte spottend.
‘Ik denk niet dat je vandaag veel werk zult hebben, Gert.’
De Wachter van Zwadderich, Gert Slingh, knikte.
‘Des te beter. Ik heb de hele nacht moeten werken aan een werkstuk voor Perkamentus. Pfff, de domme Dreuzelvriend.’
Marten zat er maar stilletjes bij en luisterde naar de gesprekken tussen de doorgewinterde veteranen van het team. Hij had hier nog maar weinig in te brengen, vermits dit zijn vuurdoop zou worden op het Zwerkbalveld.
‘Hé, gaat het?’, vroeg Wilma Diggers, een Drijver. Ze sloeg vriendschappelijk haar arm om zijn schouder.
‘Ja, natuurlijk.’, antwoordde hij luchtig.
‘Je moet geen zenuwen hebben, hoor. Ik kan je verzekeren dat je veel beter bent dan Fredel van Huffelpuf…’
‘Ik zeg toch niet dat ik zenuwachtig ben?’, onderbrak Marten haar, lichtelijk gefrustreerd door het feit dat hij zo door haar bemoederd werd.
‘Mooi zo.’
Ze gaf hem een schouderklopje.
‘Komaan, we moeten op.’
Ze liepen het stadion in, waar vele, bontgekleurde mensen hun stem aan het schor schreeuwen waren. Marten keek onwillekeurig naar het vak van Zwadderich, waar zilveren en groene sjaals hun team aanmoedigden. Een adrenalinestoot gierde door zijn lichaam. Het was alsof zijn ingewanden bezig waren aan een trapezenact. Hij omklemde zijn bezem stevig terwijl de aanvoerders, Yaspers en Kruitnaeghel, elkaar de hand schudden. Yaspers deed dit met een zekere minachting op zijn frêle gezicht.
‘Oké, op uw bezems.’, zei professor Koudvonk. ‘AF!’
Hij opende de kist met de speelballen en onmiddellijk vlogen de spelers de lucht in. Marten voelde zich beter dan ooit tevoren terwijl hij razendsnel rondjes cirkelde op zoek naar de Gouden Snaai. Af en toe ving hij flarden op van het commentaar.
‘Zemkins heeft de Slurk! Hij past naar Hermans, maar nee, onderschept door Yaspers. Ja, die gast staat scherp vandaag!’
Hij hoorde de Zwadderaars juichen op de achtergrond.
‘Yaspers ontwijkt een Beuker en gaat recht op het doel van Konink af! Hij SCOORT! 10-0 voor Zwadderich.’
Marten maakte even een triomfantelijk gebaar met zijn vuist alvorens hij zich weer concentreerde op zijn taak. Na een kwartiertje spelen was de stand 80-20 voor Zwadderich en zag Marten hoe Fredel een steile duik begon te maken.
Hij had de Snaai gezien.
Verduiveld, dacht hij in zichzelf en scheurde op volle snelheid op de Huffelpuffer af. Natuurlijk was zijn Helleveeg 2 sneller dan de bezem van Fredel, wat een Helleveeg 1 was. Maar toch had Fredel een lichtere voorsprong. Marten zag nu ook in de verte iets schitteren. Zijn haren wapperden als vlaggen in een stormwind. Fredel keek om en zag met grote ogen hoe Marten kwam aangevlogen, dubbel zo snel als hij.
De Snaai veranderde van richting en vloog nu steil naar boven. Fredel had dit gezien, maar had de ongelooflijke pech dat zijn bezem gewoon minder snel reageerde als die van Marten, die meteen optrok en vrijwel meteen daarna zijn hand om het kleine balletje sloot.
Zo kwam er een definitieve eindstand van 230-20 op het bord. Een ware aframmeling.
Toen Marten was geland schudde professor Koudvonk hem de hand.
‘Goed gevlogen, Vilijn.’, zei hij. ‘Ik ben onder de indruk.’
Marten voelde hoe hij rood werd. Zij klemde de Snaai nog steeds stevig in zijn linkerhand.
‘Bedankt, professor.’
Hij genoot toen de Zwadderaars hem na wedstrijd, op hun overwinningsfeestje in de leerlingenkamer, allemaal wilden feliciteren. Iedereen die tot bij hem geraakte zei dat Marten’s plaats in het schoolteam zo goed als zeker was. En inderdaad, hij moest toegeven dat hij ook zo’n gevoel had. Welke Zoeker had er zo’n sterke bezem dan hij? Welke zoeker was zo sterk geweest op jonge leeftijd dan hij?
En, voegde hij er nog met een grijns aan toe, wie was er nog familie van een oprichter van Zweinstein?
‘Ik heb gehoord dat Wafelaar het team op Halloween zal bekendmaken, tijdens het feestmaal.’, zei Arduin opgewonden.
Marten knikte en wendde zich tot Van Detta.
‘Heb je al iets gehoord van je familie in Bulgarije?’
‘Nee. Maar dat is niet zo verwonderlijk, denk ik. Ze gaan heus al hun geheimen niet gaan doorvertellen aan ons.’
Marten lachte schamper en nam een slokje van zijn Boterbier.
‘Misschien.’
Nadat Koudvonk ook de volgende wedstrijd, Griffoendor tegen Ravenklauw, had bijgewoond werd het tijd voor de gasten om te arriveren. De dag van de 31ste was iedereen vreselijk opgewonden. Niemand kon zich echt concentreren op de lessen, zodat de meeste leerkrachten hun pogingen tot lesgeven maar staakten en hun spelletjes deden spelen. Slakhoorn liet de Zwadderaars voor het laatste uur teruggaan naar de leerlingenkamer.
‘Jullie kunnen je daar meer nuttig maken.’, zei hij omdat Arduin voor de derde keer een verkeerd bestanddeel in zijn ketel had gedaan.
Marten en zijn kameraden spendeerden de laatste uren voor het feestmaal met een spelletje Fluimstenen.
Nadat hij voor de tweede keer op rij had verloren( zijn gezicht hing al vol Fluim) gaven ze hun spelletje op en begaven ze zich naar de Grote Zaal. Marten ergerde zich blauw aan een stel Ravenklauwen dat opgewonden stond te giechelen.
‘Zou Gourmand echt komen?’, kraaide er eentje tegen haar vriendinnen.
‘Oooh, ja! Stel je voor!’
‘Dan vraag ik hem meteen mee naar Zweinsveld!’
Van Detta en Arduin haalden hun schouders op en gingen naast Marten aan de tafel van Zwadderich zitten.
‘Wie is in godsnaam Gourmand?’, vroeg hij nors. ‘Die meiden lijken hem te willen verslinden!’
‘Nou, da’s niet echt verwonderlijk.’, zei Van Detta. ‘Gourmand is de beste Jager ter wereld. Iedereen is gek van hem!’
‘Meer nog, in Frankrijk aanbidden ze hem als een god!’, riep Arduin boven het opgewonden tumult uit. ‘Dankzij hem hebben ze het vorige WK Zwerkbal gewonnen!’
‘En hij zit nog gewoon op school?’, vroeg Marten verbaasd. ‘Als ik van hem was zou ik ermee kappen!’
‘Hij zit in zijn laatste jaar.’, verduidelijkte Van Detta. ‘Ik denk niet dat het veel verschil zou maken.’
Maar Marten vergat Gourmand meteen toen hij Mathilde Zwavelzuur en haar vriendinnen de Grote Zaal zag binnenkomen. Hij stootte Van Detta en Arduin aan met zijn elleboog.
‘Moet je zien.’, fluisterde hij en hij grijnsde hatelijk. ‘Hé, Mathilde!’
Mathilde wierp en hem een norse blik toe en ging enkele stoelen verder aan tafel zitten.
‘Je ziet hoe Liefdesdrank toch nog van pas kan komen!’, riep hij. ‘Zal ik je eens wat zeggen, misschien valt hij wel op je!’
‘Jaloers, Vilijn?’, schreeuwde ze terug. In haar wang trilde een spiertje.
‘Oh, nee, helemaal niet! Hij is mijn type niet!’
Van Detta en Arduin grinnikten.
‘Haha, precies of de beste Zwerkballer ter wereld met een elfjarig meisje gaat aanleggen.’, zei Arduin.
‘Plus dan nog eens de meest onsympathieke elfjarige meid.’, voegde Van Detta eraan toe.
‘Op één na.’, zei Marten peinzend. ‘Berta Laeken spant de kroon.’
‘Oh, ja. Die was ik vergeten.’
Wafelaar richtte zich op en luwde de kaarsen met een zwiepje van zijn toverstok. Er schitterde een opgewonden twinkeling in zijn ogen.
‘Beste leerlingen en leerkrachten!’, riep hij met zijn hoge stem. ‘Hier zijn de gasten van Beauxbatons, de Franse Academie voor Hekserij en Hocus Pocus!’
De deuren van de Grote Zaal zwaaiden weer open en zes mensen, vier meisjes en twee jongens, liepen gracieus naar binnen. Ze gingen gekleed in een lichtblauw zwerkbaluniform, dat voorzien was van het embleem van de school. De studenten aan de afdelingstafels keken met open mond toe, maar Marten schudde afkeurend zijn hoofd. Wat een stelletje opscheppers, dacht hij in zichzelf.
De zwerkballers werden gevolgd door hun schoolhoofd, een kleine opgetutte dame die zichzelf voorstelde als madame Romier.
‘Armando!’, zei ze gemoedelijk en ze gaf Wafelaar drie kussen. ‘Dat ies lang geleden, é!’
‘Te lang, Jenny.’, zei Wafelaar met een brede glimlach.
Van Detta gaf Marten een elleboogstootje.
‘Kijk, die blonde daar. Dat is Gourmand.’
‘Ja, dat had ik al wel gemerkt.’
Hij zag hoe bijna alle meisjes uit de zaal hem smoorverliefd aankeken. Gourmand zelf leek zich echter van geen kwaad bewust te zijn. |
|
|
  |
 |
Leeuw
1e jaars


Verdiend:
20 Sikkels
|
Geplaatst:
Di Jan 10, 2006 21:56 |
 |
‘De rest van de meegereisde supporters komen morgen nog aan.’, ging Wafelaar verder. ‘Net als bij onze andere gasten: het team van Klammfels!’
Marten rekte zich uit en zag hoe vijf jongens en slechts één meisje de zaal instormden. Ze gingen gekleed in een roodbruine uitrusting die afgewerkt was met stukjes donzig bont. Achter hen, in schril contrast met het enthousiaste team, wandelde het schoolhoofd de zaal binnen. Heinz Derkochov was heel wat minder glamoureus dan zijn collega van Beauxbatons, dat was het minste wat je kon zeggen. Hij schudde zachtjes glimlachend de hand van Wafelaar.
‘Hoe gaat het ermee de laatste tijd?’, vroeg hij.
‘We mogen niet klagen, Heinz. We mogen niet klagen.’
‘Mooi zo. Wie doet er voor jullie mee?’
‘Dat wilde ik net gaan zeggen.’, antwoordde Wafelaar lichtelijk geërgerd. ‘Dus als je wilt gaan zitten?’
‘Natuurlijk, Armando. Ga je gang.’
Hij ging met zijn leerlingen aan de gastentafel zitten die Wafelaar die ochtend had laten plaatsen.
‘Goed, dan gaan we nu over tot de bekendmaking van het team van Zweinstein! Professor Koudvonk heeft me vanmorgen zijn opstelling bezorgd en ik moet zeggen dat hij een bijzonder goede keuze heeft gemaakt.’
Hij knikte even vriendschappelijk naar Koudvonk, die bescheiden glimlachte.
‘Als Wachter werd gekozen: Joeri Everbeur van Ravenklauw!’
Aan de tafel van Ravenklauw steeg een luid gejuich op. Elders werd beleefd geapplaudisseerd, al vond Marten wel dat Gert Slingh van Zwadderich heel wat getalenteerder was.
‘Als Drijvers, Marie Veer van Griffoendor en Peter Fregelaer van Zwadderich!’
Marten juichte luid mee toen hij hoorde dat zijn ploegmaat was verkozen. Het zou nog vonken geven bij de Drijvers, dacht hij in zichzelf. Een Griffoendor en een Zwadderaar samen…
‘Als Jagers Marc Yaspers van Zwadderich, Lucy Tremer van Huffelpuf en Garry Keikop van Ravenklauw!’
Hij zeg hoe de aanvoerder van Zwadderich enthousiast enkele vrienden omhelsde.
‘En als Zoeker, de jonge Marten Asmodom Vilijn van Zwadderich. Hij zit pas in zijn eerste jaar maar is volgens professor Koudvonk een waar natuurtalent!’
Marten’s hart maakte een sprongetje toen hij zijn naam hoorde afroepen. Hij had er natuurlijk wel op gehoopt, maar het effectief horen uit de mond van Wafelaar bleef een hele opluchting. Van Detta en Arduin klopten hem kameraadschappelijk op de schouder.
‘Proficiat, maat. Ze konden gewoon niet om je heen.’
‘Echt goed! Drie spelers van ons bij het team!’
Ook Mathilde Zwavelzuur leek hun geschillen even te vergeten en grijnsde naar hem.
‘De spelers worden volgende week zaterdag verwacht voor training bij meneer Koudvonk. De openingswedstrijd, Zweinstein tegen Klammfels zal plaatsvinden op Kerstavond. Nu rest mij alleen nog maar één ding: eet smakelijk!’
Het kon verbeelding zijn geweest, maar Marten zag Pullo triomfantelijk naar hem kijken toen de borden werden gevuld met eten.
Pullo schonk nog een glaasje honingwijn in voor de gast die voor hem zat. Het was niet zeker welke emotie er op zijn gezicht de bovenhand haalde, blijdschap of angst. Nu, deze avond, was het hele spel immers begonnen.
‘Je ziet dat Ilgus gelijk had.’, zei Derkochov. ‘De messias is verkozen. Niemand kan nog om zijn talenten heen.’
Ze zaten in de bedrukte zolderkamer waar professor Pullo Waarzeggerij gaf. De gordijnen waren zoals altijd gesloten en in de haard brandde een stevig knisperend vuur.
‘Heb ik ooit beweerd dat meester Ilgus ongelijk had?’
Derkochov haalde een wenkbrauw op.
‘Sinds wanneer noem jij Ilgus “meester”? Dat heb ik je nooit eerder horen doen.’
‘Daar zou ik liever niet over praten, als het voor jou hetzelfde is.’
Derkochov glimlachte.
‘Natuurlijk niet, Webkruiper. Je zult wel je redenen hebben. Maar daarvoor ben ik niet naar je gezellige optrekje gekomen.’
Hij stak zijn rechterhand in zijn gewaad en haalde een klein, zilveren kistje boven. Met een klein tikje van zijn toverstok sprong het open. Er lag een verroeste sleutel in.
‘Dit’, zei Derkochov. ‘is de ware reden waarom ik zo graag naar Zweinstein wou komen.’
Pullo, die meteen herkende wat het was, trok een triomfantelijk gezicht.
‘Hoe ben je daaraan gekomen?’
‘Het lag verborgen op het terrein van Klammfels., verklaarde Derkochov. ‘Beschermd door een paar verborgen bezweringen.’
Pullo nam de sleutel voorzichtig uit het kistje en bestudeerde het van alle kanten.
‘En jij hebt die kunnen uitschakelen?’
‘Nou ja, met de hulp van een Vloekbreker. Maar Ilgus heeft in ieder geval wat hij wilde. Maar om op de messias verder te gaan. Heb je enig zicht van hoe hij het doet op school?’
‘Niet veel want ik heb geef geen les aan hem. Maar uit wat ik het opgevangen blijkt dat hij zeer goed is in de meeste vakken. Vooral Transfiguraties en Verweer tegen de Zwarte Kunsten lijken hem wel te liggen.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Via zijn afdelingshoofd, de jonge Hildebrand Slakhoorn. Hij vindt het heerlijk om op te scheppen over zijn leerlingen.’
Derkochov grijnsde en dronk zijn glas honingwijn uit.
‘Dat is een van de grootste zwaktes van leerkrachten, daar kan ik over meespreken.’
Pullo knikte en goot hun glazen nog eens vol.
‘Op de Duistere Zijde.’, zei Pullo en hij hief zijn glas.
‘En op Merlijn!’ |
|
|
  |
 |
Leeuw
1e jaars


Verdiend:
20 Sikkels
|
Geplaatst:
Wo Jan 11, 2006 21:07 |
 |
Een halfuurtje later wandelde Derkochov naar buiten. Hij floot vrolijk een deuntje. Achter een standbeeld op het einde van de gang zat Marten verscholen. Hij tuurde ingespannen door het donker. Bingo, dacht hij. Dus ze spelen onder één hoedje.
Na het avondmaal van daarstraks had hij gezien dat Derkochov niet naar buiten was gegaan om te gaan slapen in zijn onderwaterschip. Nee, hij was de Grote Trap opgerend, met een gezicht dat grote nervositeit uitdrukte. Marten had Van Detta en Arduin afgeschud en was achter hem aangegaan. Zomaar, uit impulsiviteit. Of misschien omdat hij een vreemd voorgevoel had. En terecht.
Hij keek op zijn zakhorloge en zag dat hij nog precies één uur op de gangen mocht lopen. Tijd genoeg dus voor zijn eerste nobele daad voor de school. Met een grijns herhaalde hij die zin nog eens in zichzelf. Perkamentus zou nogal een gezicht trekken als hij dat zou vernemen.
Zachtjes en met zijn toverstok nog in de hand sloop hij naar de gang van de zevende verdieping, waar het kantoor van het schoolhoofd was gevestigd.
‘Nieuwsgierig, Vilijn?’
Hij draaide zich om, half en half verwachtend Bert Laeken te zien staan, maar schrok zich een ongeluk toen Fredel, de Zwerkballer van Huffelpuf achter hem stond. Elk stukje van zijn gezicht drukte pure afkeer uit.
‘Ben je me gevolgd?’, vroeg Marten.
‘Heb ik dan geen reden? Wat ben je van plan, onder een hoedje spelen met Klammfels? Hebben ze je misschien betaald om hen te laten winnen?’
Marten staarde hem woedend aan en hief zijn toverstok.
‘Jij hebt totaal geen zaken met wat ik doe.’, siste hij. ‘Ga gezellig naar je vriendjes en laat me met rust.’
‘Ik wou dat ik dat kon, Vilijn. Ik wou dat ik dat kon. Maar je beseft toch dat Wafelaar niet gediend is met overlopers?’
‘Lul toch niet, man!’, riep Marten kwaad. ‘Je weet niet waar je het over hebt!’
‘Denk je dat? Ben jij er, slimme jongen, je van bewust tot welke soort tovenaars Derkochov hoort? Weet je waar de nadruk op licht op Klammfels?’
Marten haalde zijn schouders op.
‘Geen idee, maar voor mijn part is het op kantklussen. Als je me nu wilt excuseren, ik heb werk te doen.’
‘De Zwarte Kunsten, Vilijn! Derkochov is een Duistere tovenaar! Denk…’
‘Silencio!’, snauwde Marten. Fredel bewoog verbaasd met zijn lippen, maar er kwam geen geluid uit. Woedend hief hij ook zijn toverstok, maar als derdejaars was hij nog niet bedreven in non verbale spreuken. Hij liep razend weg, even later gevolgd door een bijzonder goedgeluimde Marten.
Even later stond hij voor de waterspuwer die leidde naar het kantoor van Wafelaar, maar met een schok besefte hij dat hij het wachtwoord niet wist.
‘Alohamora!’
Er kwam geen beweging in, maar dat was natuurlijk te denken. Hij concentreerde zich uit alle macht op het standbeeld en probeerde te duwen, maar ook dat haalde niets uit.
‘Wil je het schoolhoofd spreken, Vilijn?’, vroeg professor Slakhoorn.
Langzaam, omdat hij gewoon niet anders kon met zijn pompeuze lichaam, kwam hij aangeschuifeld.
‘Ja, professor.’
‘Heb je problemen? Anders mag je ook gerust naar mij komen, hoor. Ik ben tenslotte je hoofd en zo’n goeie leerling als jij geef ik met veel plezier goede raad.’
‘Nee, daar heeft het niets mee te maken. Ik….’
Hij besefte dat hij niet teveel mocht zeggen. Het was nooit zeker te zeggen of Slakhoorn zijn mond niet zou voorbijpraten.
‘Ik heb alleen iets belangrijks ontdekt.’
‘Oh, ben je op onderzoek geweest?’, vroeg Slakhoorn nieuwsgierig. Hij glimlachte zelfs een beetje.
‘Ja, professor. Maar zou ik nu alsjeblieft naar binnen mogen? Ik wil niet het risico lopen te lang op de gangen te blijven.’
In gedachten gaf hij bijna over van zichzelf. Hoe slijmerig en zielig moet dat niet geklonken hebben?
‘Maar natuurlijk, Marten. Wie ben ik om je tegen te houden? Het wachtwoord is HIPPOGRIEF. Professor Wafelaar is bezeten door Fabeldieren, weet je.’
‘Ach zo. Bedankt, professor Slakhoorn. Hippogrief!’
De waterspuwer bewoog en er verscheen een bewegende stenen trap die Marten aan een roltrap deed denken. Behoedzaam ging hij op een trede staan en liet zich naar boven voeren, tot aan de ingang van Wafelaars kantoor.
‘Binnen.’, zei de bekende, hoge stem toen Marten drie keer had geklopt.
Marten opende de deur en keek naar Wafelaar, die achter zijn bureau zat. Hij had een knalpaars gewaad aan dat versierd was met glinsterend, blauwe sterretjes. Hij keek Marten verbaasd aan.
‘Wat doet u hier nog zo laat, jongeheer Vilijn?’ |
|
|
  |
 |
Leeuw
1e jaars


Verdiend:
20 Sikkels
|
Geplaatst:
Vr Jan 13, 2006 22:03 |
 |
'Euh...Ik zou iets moeten vertellen.'
Wafelaar fronste zijn wenkbrauwen.
'Ga zitten.', zei hij en wees op de stoel die voor hem stond.
'Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen, professor.', begon hij. '
Ik ben bang dat professor Pullo onder één hoedje speelt met Duistere tovenaars.'
'Oh, ja?', zei Wafelaar en hij trok een wenkbrauw op. 'Met wie dan?'
'Derkochov van Klammfels, professor. Ik betrapte hem toen hij uit het torenkamertje van Pullo kwam.'
'Wat deed jij daar?', vroeg Wafelaar nieuwsgierig.
'Ik had er een afspraak met iemand.', zei hij snel. Hij hoopte maar dat hij niet teveel bloosde.
'Maar die kwam niet opdagen. Ik zag alleen maar Derkochov. Professor, ik vrees dat Zweinstein in gevaar is.'
'Ho, ho, Marten! Ik denk dat je nu toch wel een beetje te hard van stapel loopt. Ik ben er me van bewust dat er op Klammfels dingen worden geleerd die hier niet kunnen, maar dat maakt van professor Derkochov nog geen schurk.'
Zever, dacht Marten. Hij wist gewoon dat Pullo iets in zijn schild voerde. Anders zou hij nooit achter een stuk betoverde muur staan praten.
'Misschien.', antwoordde hij alleen. 'Maar ik wilde u eigenlijk nog iets anders vragen. Is het waar dat er een geheime ruimte bestaat in de kerkers?'
'Pardon? Waarom denk je dat?'
'Zomaar. Ik had geruchten gehoord.'
Wafelaar schudde zijn hoofd.
'Nee, daar is niks van waar.'
Marten knikte. Eigenlijk had hij wel verwacht dat zijn bezoekje niet veel zou opbrengen, maar hij had tenminste zijn gezicht eens laten zien, laten blijken dat hij begaan was met de veiligheid van de school. Maar het nadeel was natuurlijk wel dat hij die vuile Dreuzelvriend gelijk moest geven.
'Maar Marten, je bent bedankt om me dit te komen melden, maar je moet je echt geen zorgen maken.'
Oké dan, sorry dat ik u gestoord heb.'
Kerstavond. Na een druilerige novembermaand vol trainingen was het schoolteam vreselijk zenuwachtig voor de openingswedstrijd van het Zwerkbaltoernooi. Marten voelde ook een zekere spanning, maar niet zoveel als sommige anderen, die eruit zagen alsof ze elk moment konden gaan overgeven. Joei Everbeur, de Wachter, bijvoorbeeld hield zijn handen voor zijn gezicht en had kleine, waterige oogjes. Buiten hoorde hij het lawaai van het Zwerkbalstadion, dat natuurlijk nokvol zat. Maar zijn gedachten waren ergens anders. Bij Pullo en Derkochov, die hij sinds die bewuste avond nooit meer samen had gezien. Ook de enkele keren dat hij was gaan luisteren aan de muur was het muisstil geweest.
'Ze hebben het waarschijnlijk door.', opperde Van Detta. 'Dat ze gevolgd worden bedoel ik.'
'Weinig kans.', had Marten geantwoord. 'Niemand heeft me daar betrapt. Ik denk eerder dat ze zullen wachten tot wanneer ze geen kans hebben om betrapt te worden. Bijvoorbeeld tijdens het Zwerkbal.'
'Om wat te doen?', vroeg Arduin. 'Ik bedoel, het is toch niet bewezen dat ze echt iets kwaads van plan zijn.'
'Komaan, denk toch eens na Arduin!', siste hij. 'De muur! Wat doet hij daar dan? En wie is die verdomde messias?'
'Ja, daar heb je gelijk in.', gaf Arduin toe. 'Maar Derkochov...'
Ik zal eens navraag doen bij mijn familie in Bulgarije.', stelde Van Detta voor. 'Mijn oom is Vloekbreker nabij Klammfels. Een betere vind je niet. Misschien dat hij meer weet over Derkochov.'
Dus had Van Detta dezelfde avond nog een uil gestuurd naar Klammfels, die ongeveer tien dagen later werd beantwoord. Daarin vertelde een zekere Frank Remkin dat hij samen met Derkochov een sleutel had opgegraven, die uitermate belangrijk voor hem was geweest. Vooral dat met het oog op zijn trip naar Zweinstein. Maar meer mocht hij niet kwijt.
Nadat hij die vreemde brief had gelezen stelde Marten onmiddellijk voor om de geheimzinnige muur te bewaken tijdens het Zwerkbal. Daarvoor had hij Arduin en Van Detta aangeduid, die merkwaardig weinig bezwaar maakten. Sinds ze wisten dat hij afstamde van Zalazar Zwadderich leken ze hem als een leider te beschouwen en dat vleide hem. Het was in ieder geval gemakkelijker om zo zaken als deze op te lossen.
‘Hallo, aarde aan Marten Vilijn.’, zei iemand en hij zag nu pas dat er een hand voor zijn ogen heen en weer zwaaide. Yaspers, de Jager van Zwadderich, glimlachte.
'Was je aan het dagdromen?'
'Nadenken.', antwoordde Marten een beetje gepikeerd, omdat hij zo ruw uit zijn gedachten was gewekt. 'Over de match, weet je wel.'
'Oh, ja. Zeg tussen haakjes, ik heb gehoord dat je dat Modderbloedje van een Fredel een lesje hebt geleerd. Puik werk, man.'
Marten voelde het vuur van de haat weer oplaaien in zijn lichaam, net zoals toen Fredel hem was gevolgd naar het kantoortje van Pullo. Hoe had dat vuile Modderbloedje het gewaagd om hem, de erfgenaam van Zwadderich, terecht te wijzen?
'Ik wist niet dat hij drek in zijn aderen had.', siste Marten.
'Leuk uitgedrukt, maar daar komt het wel op neer.', bevestigde Yaspers.
'De volgende keer vermoord ik hem, zeker weten.'
'En gelijk heb je. Maar nu eerst het Zwerkbal!'
Het team van Zweinstein kwam op het veld, aangemoedigd door een fanatiek thuispubliek. De spelers van Klammfels stonden al te wachten en ze leken niet al te erg onder de indruk van de aanmoedigingen. Ze keken hen nogal hooghartig aan.
'Stelletje debielen.', siste Marten, net luid genoeg om Yaspers te laten grinniken.
Een onafhankelijke scheidsrechter van het Ministerie stond al klaar vermits meneer Koudvonk coach was van Zweinstein. Die keek uitermate kil naar de jongeman van Klammfels die de leiding van het team had. Vreemd genoeg was Derkochov nergens te bekennen.
Marten's gedachten dwaalden weer af naar de muur, maar het fluitje van de scheidsrechter bracht hem weer in de werkelijkheid.
'Goedenavond, toeschouwers!', schelde een stem door het stadion. 'Ik ben Walter Engelhardt, Minister van Toverkunst! Het is mij een hele eer om vandaag het commentaar te doen voor de spannende wedstrijd tussen Zweinstein (een heleboel gejuich steeg op uit de supportersvakken) en Klammfels!'
Dit keer weerklonk er alleen een beleefd applausje. Marten stapte op zijn bezem en wachtte op ingespannen op het beginsignaal.
'Op uw bezems!', riep de scheidsrechter. 'En af!'
'En we zijn vertrokken, dames en heren! De bal is voor Klammfels…Ooh, goed onderschept van Tremer! Tremer naar Keikop! Keikop gaat op doel af! Jaaa, hij zit!'
Een oorverdovend gejuich steeg op. Marten deed niet mee aan de overdreven felicitaties en vloog snel rond op zoek naar de Snaai, vermits hij zo snel mogelijk wilde uitvissen waar Derkochov was gebleven. Hij vloog langs de tribunes, waar opwindend werd geklapt en gewezen. Met een brede grijns zwaaide hij terug.
Kijk eens aan. De Zoeker van Zweinstein neemt eventjes tijd om het publiek te groeten!', riep Engelhardt. 'Wat een charisma, dames en heren! En nog geen elf jaar!' |
|
|
  |
 |
Leeuw
1e jaars


Verdiend:
20 Sikkels
|
Geplaatst:
Zo Jan 15, 2006 20:07 |
 |
Geamuseerd keek hij hoe de Zoeker van Klammfels nijdig naar hem keek.
‘Zweinstein kampioen!’, hoorde hij de supporters zingen. ‘Zweinstein kampioeeeen!’
Dit ging nog leuk gaan worden.
Van Detta en Arduin leunden verveeld neer achter de hoek waar ze zich al een eerdere keer hadden verborgen gehouden.
‘We hadden toch beter nee gezegd.’, mopperde Arduin. ‘De hele school zit in het stadion terwijl wij…’
‘We moeten hem respecteren.’, kwam Van Detta tussenbeide. ‘Hij is de afstammeling van Zwadderich! De enige hoop die we nog hebben als we die vuile Bloedverraders willen verslagen.’
‘Ja, maar er is een verschil tussen respecteren en als slaaf dienen.’, ging Arduin verder.
Opeens klonken er holle voetstappen in de gang. Van Detta keek bliksemsnel om de hoek en zag Derkochov aankomen, vergezeld door professor Pullo.
‘….weet zeker dat dit de goeie moment is.’, snauwde Derkochov. ‘Wanneer zouden we het anders moeten doen?’
‘Ik weet niet.’, antwoordde Pullo eerlijk. ‘Maar ik heb er een slecht gevoel bij.’
‘Hou die gevoelens maar voor jezelf.’, zei Derkochov. ‘Ilgus zal niet blij zijn als hij hoort dat je geen vertrouwen in hem hebt.’
‘Heb ik dat gezegd?’, riep Pullo, die kwaad begon te worden.
‘Er mankeert nog steeds niets aan mijn gehoor, beste Webkruiper.’
Hij trok zijn toverstok en even dacht Van Detta dat hij Pullo ging vervloeken, maar hij wees op de betoverde muur.
‘Heer Zwadderich, deel uw geheim met ons!’
De muur vervaagde en veranderde in een soort waterachtig gordijn. Pullo en Derkochov glipten snel naar binnen.
‘Dus zo doen ze dat.’, zei Van Detta gesmoord. ‘Arduin, jij blijft hier voor als Vilijn terugkomt. Ik ga eens kijken.’
‘Kijken? Maar ze betrappen je zo!’
‘Ben je zo met me begaan, Arduin?’, vroeg Van Detta ironisch. ‘Anders moet jij gaan.’
‘Neenee, het is al goed.’, zei Arduin haastig.
Van Detta sloop voorzichtig om de hoek en wees met zijn toverstaf naar de muur.
‘Heer Zwadderich, deel uw geheim met ons.’, siste hij.
De muur leek even te glinsteren, maar veranderde daarna in een troebel watergordijn. Hij haalde diep adem en stapte in de muur.
Teleurstelling kroop als een giftige slang door het stadion. Het was gebeurd. Marten Vilijn, de beloftevolle, jonge Zoeker van Zweinstein was verslagen. De spelers van Klammfels omhelsden elkaar in een buitensporig enthousiasme. 200-120 was de match geëindigd. Marten vloog naar de grond en verdween zonder iets aan zijn teleurgestelde collega’s te zeggen naar het kasteel . Akkoord, hij was kwaad omdat Klammfels had gewonnen, maar ondanks alles wist hij dat er belangrijker zaken waren dan het Zwerkbal.
‘We zien jongeheer Vilijn teleurgesteld afdruipen.’, zei de Minister met een trieste stem. ‘Maar we mogen hem niets verwijten, zo’n talent….’
De stem van Engelhardt stierf weg en even later was hij alweer in het kasteel. Zijn ploegmakkers hadden blijkbaar besloten, des te beter, dat ze hem met rust wilden laten. Vervelende vragen kon hij immers missen als de pest. Nonchalant fluitend daalde hij de trappen naar de kerkers af. Maar opeens bleef hij als versteend staan. Een paniekerig gejammer klonk op uit de lege gang. Hij zette zijn bezem aan de kant en trok zijn toverstok.
‘Arduin?’, zei hij. ‘Van Detta? Zijn jullie dat?’ |
|
|
  |
 |
Leeuw
1e jaars


Verdiend:
20 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Jan 16, 2006 23:01 |
 |
Het gejammer ging onverminderd door. Hij kneep zijn ogen samen en tuurde door de schaduwen, maar zag niets wat er verdacht uitzag. Met zijn toverstok in de aanslag keek hij om de hoek….
‘Arduin!’, riep hij vol walging. ‘Waar ben jij mee bezig?’
Arduin zat ineengedoken tegen de muur met zijn gezicht in zijn handen verborgen. Zijn toverstok lag naast hem.
‘Sta op, watje.’, siste hij. ‘Waarom lig je hier zo te janken? En waar is Van Detta?’
‘Achter….achter de muur.’, zei Arduin met overslaande stem.
Hij legde alles wat ze gezien hadden uit aan Marten, die triomfantelijk glimlachte.
‘Dat verklaart veel.’, zei hij.
‘Maar toen hoorde ik dat hij ontdekt was!’, riep Arduin bijna hysterisch, zodat Marten zijn toverstok dreigend op hem moest richten. ‘Ik hoorde hoe Derkochov een spreuk mompelde en Van Detta begon te krijsen, alsof hij gemarteld werd! Ik wilde gaan kijken, maar ik had zo’n schrik! Wat kon ik immers tegen hen uitrichten?’
Marten zuchtte en keek weer naar de betoverde muur.
‘En heb je al iemand zien naar buiten komen?’
‘Nee.’, antwoordde Arduin. ‘Volgens mij loopt die ruimte ver door. Het is nu al een tijdje stil…’
‘Hoe lang?’, onderbrak Marten hem.
‘Een twintigtal minuten denk ik.’
Marten knikte en liep terug naar de betoverde muur.
‘Ik ga achter hen aan.’, zei hij. ‘Ik zou nu wel eens willen weten wat zo geheim is.’
‘Maar dan krijgen ze je ook te pakken!’
‘Dat denk ik niet. Heer Zwadderich, deel uw geheim met ons!’
De stenen veranderden weer in betoverd water.
‘Blijf hier. Als iemand ons zoekt, zeg dan maar dat we in de bibliotheek zitten.’
‘Maar….’
‘En ga alsjeblieft weer niet janken.’
Hij stapte behoedzaam door de muur.
Het was een raar gevoel, alsof hij een nat laken om zich heen had gewikkeld.
‘Lumos.’, mompelde hij, want er was geen verlichting in de kille ruimte.
Hij hield zijn lichtgevende toverstok voor zich uit en liet zijn ogen alle kanten opflitsen. Hij zag hoe zijn adem als rook uit zijn neus kringelde. Rillend sloeg hij zijn zwerkbalgewaad wat dichter om zich heen. Wie had er hier nou wat te zoeken?, dacht hij zichzelf. Waarschijnlijk was deze ruimte sinds de tijd van Zwadderich niet meer gebruikt geweest. Tenminste, zo rook ze toch. Het leek nog het meest op een Schimmeldrank tegen wratten die ze vorige week bij professor Slakhoorn hadden gebrouwen. Toen had er iemand kokhalzend de klas moeten verlaten.
Plotseling verloor hij het evenwicht en wist zich nog met één hand vast te grijpen. Hij was bij een stenen trap aanbeland, die zo te zien diep de aarde inliep. Vloekend kroop hij recht en zag hoe beneden aan de trap, ongeveer tweehonderd meter dieper, een opening verlicht werd door twee fakkels. In het flikkerende licht kon hij ook nog juist twee slangen onderscheiden.
Het deed hem nog het meeste denken aan die ene keer dat hij de kelder van het weeshuis was afgelopen, samen met een andere jongen. Ze hadden daar toen de hele dag gezeten terwijl Marten vrolijk zijn kunstjes opvoerde.
Hij zette zijn voet op de eerste trede en net toen hij wou beginnen afdalen hoorde hij een luide stem schreeuwen: ‘Detentio!!’
Een heleboel stevige touwen werden rond Marten’s lichaam gewikkeld. Hij slaakte een woeste kreet en wilde zich losrukken, maar dat had als resultaat dat hij bijna van de trappen donderde.
‘Ik dacht wel dat je zou komen.’
Professor Pullo, alias Webkruiper, stapte uit de duisternis achter hem. Marten keek hem met een van woede vertrokken gezicht aan.
‘Je hebt waarschijnlijk dat lieve spinnetje niet zien hangen aan het plafond.’, ging hij vriendelijk verder. ‘Ja, Marten. Ik heb mijn naam niet gestolen.’
‘Wat willen jullie?’, vroeg Marten kortaf.
‘Meer dan jij je ooit kunt inbeelden.’, zei Webkruiper met een fijn glimlachje. ‘Maar genoeg getalmd nu. Ik denk dat professor Derkochov graag eens met je zou willen praten. Naar beneden.’
Marten wilde protesteren, maar wist dat er een toverstok op hem was gericht en dat zijn exemplaar zich al in het gewaad van Pullo bevond. Nijdig stampte Marten de trap af, gevolgd door een triomfantelijke Webkuiper. Toen ze bij de slangen waren aangekomen glimlachte hij weer op zijn irritante manier.
‘Ja, ik weet dat deze beelden je maar al te bekend voorkomen.’, zei hij. ‘Is het echt waar dat je een Sisseltong bent?’
‘Gaat je niks aan.’, beet Marten. Pullo moest daar om grinniken.
‘Dacht je dat?’, zei hij geamuseerd.
Hij porde met zijn stok in Marten’s rug, zodat die gedwongen werd door te lopen. Tot Marten’s opperste verbazing belandden ze nu in een ruimte die onmogelijk door de natuur gemaakt kon zijn. Het was een soort gebedszaal, met recht voor hem de standbeelden van twee tovenaars. Een had een lange baard en keek begerig naar zijn zwaard, de andere had een lang gewaad met kap en streelde en moordlustige slang. Pullo en Marten liepen door de rijen stenen bankjes door, tot ze de gestalten die aan de standbeelden stonden konden onderscheiden.
Van Detta lag op de grond, met zijn handen beschermend voor zijn gezicht geslagen.
‘We hebben bezoek.’, zei Derkochov kil en hij glimlachte naar Marten.
‘Welkom, jongeheer Vilijn. Ik was net bezig met je vriend te “vragen” waar je was.’
Van Detta jammerde zachtjes van de pijn.
‘Maak hem los, Webkruiper.’, beval hij. ‘Ik wil niet dat hij zich een gevangene voelt.’
Marten snoof zachtjes, maar Derkochov negeerde hem.
‘Je hebt waarschijnlijk geen flauw benul waarom je eigenlijk hier bent.’, ging hij verder. ‘En zeg nou niet om uit te vissen wat we hier precies uitvoeren. Nee, je bent gestuurd door de golven van de Tijd. Mijn waarde collega wist al lang dat je op dit moment hier zou staan. Het is je lotsbestemming, Marten.’
Marten lachte spottend.
‘Hou op met zeveren, Derkochov.’, zei hij. ‘Als je ons wilt vermoorden, doe het dan gewoon. We zijn toch geen partij voor je.’
Derkochov glimlachte en schudde zijn hoofd.
‘Het is nog geen seconde bij me opgekomen om jullie te doden, Marten. Je bent veel te belangrijk voor ons.’
Marten fronste zijn wenkbrauwen.
‘Belangrijk.’, herhaalde hij droogjes. ‘Neem je me in de maling?’
‘Ik zou niet durven. Luister, ik neem aan dat je al weet welke soort toverkunst we beoefenen…’
‘Inderdaad.’, zei Marten resoluut.
‘Maar ik weet ook dat jij geïnteresseerd bent in de Zwarte Kunsten. Dat heeft je goede vriend me verteld.’ |
|
|
  |
 |
Leeuw
1e jaars


Verdiend:
20 Sikkels
|
Geplaatst:
Di Jan 17, 2006 15:31 |
 |
Hij wees op Van Detta, die langzaam overeind krabbelde. Marten keek hem even vuil aan, maar zweeg. Tenslotte was het de waarheid.
‘En wat dan nog?’
Derkochov haalde zijn schouders op.
‘Het was natuurlijk te verwachten als Erfgenaam van Zwadderich. Schrik niet, Marten. Dat wist ik al van voor het schooljaar begon.’
‘Wie…wie heeft…’
‘Dat doet er nu niet toe.’, zei Derkochov. ‘Je zult, als je dat wilt, nog wel kennis maken met mijn collega’s Duistere tovenaars. Je moet begrijpen dat ze er niet zo van houden dat hun naam wordt rondgebazuind.’
‘Waarom zou ik uw “collega’s” moeten zien? Ik heb geen zier met jullie clubje te maken. Het enige wat ik wil….’
‘….is machtiger worden dan welke tovenaar dan ook.’, maakte Derkochov zijn zin af. ‘En daar kunnen wij voor zorgen. Daar moeten wij voor zorgen, dat zegt de Profetie.’
Marten stopte met spottend glimlachen en luisterde plotseling aandachtig. Dit klonk interessant.
‘Wat bedoelt u?’, vroeg hij al een stuk beleefder.
‘Dat zal professor Pullo je wel uitleggen. Hij is tenslotte de expert op het gebied.’
Pullo wuifde nonchalant met zijn hand.
‘Heinz, je doet me nog blozen.’, zei hij. ‘Maar nu serieus. Het gaat om een voorspelling die 500 jaar geleden is uitgesproken door Trevinov, de machtigste Duistere tovenaar die Bulgarije ooit gekend heeft. Toen hij en zijn orde op instorten stonden vertelde hij wat hij al lang in de sterren had gezien. Op een bepaald tijdstip, op jouw geboortedag welteverstaan, zou het teken van de Duistere Zijde, een schedel met een slang, aan de hemel staan. Alleen een echte Ziener zou het kunnen zien. Dat gebeurde op jouw geboortedag. Na een kleine meditatie wist ik meteen wie ons opnieuw zou kunnen doen heropleven. Jij, Marten Vilijn, erfgenaam van Zwadderich, bent diegene waar we al eeuwen op wachten.’
Marten had met open mond staan luisteren, net als Van Detta. De informatie die Webkruiper hem had gegeven drong maar langzaam tot hem door. Dit was meer dan waarop hij ooit gehoopt had toen hij op 1 september de trein had genomen op perron 9 ¾. Hij vroeg zich af of Perkamentus op de hoogte was van deze voorspelling. Was het daarom misschien dat hij Marten’s krachten wilde temperen? Was het alleen de angst voor de Duistere Zijde die Perkamentus had doen besluiten hem in het oog te houden?
‘Waarom martelde jij me dan?’, snauwde Van Detta. ‘Als je wist dat Marten de messias was?’
‘Marten is de messias, niet jij.’, zei Derkochov droogjes. ‘Maar als je niet meer in de problemen wilt komen, wordt dan tenminste een beetje beleefder tegen vreemdelingen. Het hielp echt niets om zo tegen ons te staan brullen.’
‘Maar…’
‘Hou je mond, Van Detta.’, zei Marten kortaf en hij richtte zich weer op Derkochov en Pullo. ‘Wat wil je nou precies van me? Op dit moment bedoel ik?’
‘Zie je deze twee standbeelden?’, zei Derkochov en hij wees op de Merlijn en de Zalazar Zwadderich. ‘Ja, Merlijn en Zwadderich waren goede vrienden toen de school werd opgericht. Zwadderich hielp hem zelfs met het beschermen van zijn allergrootste schat en dit met een magie die zeer kenmerkend is geweest voor hem.’
Marten schuifelde langzaam naar de standbeelden en bleef op ooghoogte met de reusachtige slang van Zwadderich staan. Zijn handen streelden het stenen lichaam. De levenloze ogen van de slang leken zich in zijn geest te boren. Opeens leek het alsof de slang tot leven kwam en wachtte tot hij iets zou zeggen. Hij was zich niet meer bewust van de wereld rondom hem.
‘Welkom erfgenaam.’, siste het standbeeld, al had het zich niet bewogen. De stem sprak in zijn geest. ‘Ik heb hier lang op gewacht.’
Marten knipperde verbaasd met zijn ogen.
‘Ik ben op zoek naar de grootste schat van Merlijn.’, siste hij terug. ‘Laat me door.’
De slang bewoog nog steeds niet, maar toch had Marten het gevoel dat ze zachtjes knikte.
‘Jij mag passeren, erfgenaam. De rest moet blijven.’
De standbeelden van Merlijn en Zwadderich gingen uiteen, zodat een kleine opening zichtbaar werd.
‘Wow, was dat Sisselspraak?’, zei Van Detta met open ogen. Marten negeerde hem.
‘Ik alleen mag passeren.’, zei hij.
‘Is dat zo?’, vroeg Derkochov met een woeste blik. ‘Nou, dat zie je van hier. Ik ga eerst, dit is allemaal mijn verdienste!’
Hij stapte zelfverzekerd naar de opening.
‘Niet doen, ongelukkige!’, snauwde Marten. ‘Ze……te laat.’
De stenen slang had zich nog steeds niet bewogen, maar Derkochov werd gillend de duisternis ingetrokken. Pullo hield zijn handen verschrikt voor zijn gezicht toen er een ijzingwekkend gekrijs opklonk. Marten vertrok geen spier. Hij had wel enigszins verwacht dat dit ging gebeuren.
Als door een onzichtbare kracht beheerst vloog Derkochov weer de ruimte in, zij het onherkenbaar verminkt. Zijn armen en benen waren verdwenen zodat er alleen nog vier bloedende stompjes zichtbaar waren. In zijn dode ogen stond doodsangst te lezen. Pullo gilde en Van Detta moest zijn best doen om niet te gaan kotsen.
‘Dwaas.’, zei Marten. ‘Ik hoop dat jij nog ook niet van plan bent het een keer te proberen?’
Pullo schudde heftig zijn hoofd.
‘Nee, meester Marten. Gaat u maar binnen. Maar u moet dit meenemen.’
Hij haalde een oude sleutel boven, die Marten meteen uit zijn hand griste. Maar wat had Pullo gezegd? Meester Marten? Hij keek de Ziener even verbaasd aan, maar ging dan langzaam de duisternis in.
‘Lumos.’, fluisterde hij.
Er gebeurde niks.
‘Komaan, lumos!’
Weer niks.
Waarschijnlijk erop gemaakt, dacht hij. Fantastisch. Achter hem gleden de beelden weer tegen elkaar. Als bij wonderslag werd de ruimte waarin hij stond nu wel verlicht, door tientallen brandende toortsen. Voor hem lag een soort sarcofaag, die was voorzien van een hoop ingewikkelde symbolen. Behoedzaam sloop hij naderbij en stak de verroeste sleutel in het sleutelgat dat de deksels dichthield. Vrijwel meteen sprong het open. Hij moest zijn ogen even tot spleetjes knijpen om de gloed die uit de kist kwam te temperen. Er lag een rijkelijk versierd, gouden zwaard in.
‘Goed gedaan, erfgenaam.’, zei een grafstem vanaf de andere kant van de kamer. ‘Bewijs nu maar eens dat je het waard bent Merlijns zwaard te dragen!’
Marten draaide zich om en zag een man die gekleed ging in een oud ridderpak. Hij had een lange, grijze baard en er hing een vlijmscherp zwaard aan zijn riem. Marten moest zijn best doen om niet in lachen uit te barsten, want de ridder deed hem denken aan het carnavalsfeestje in het weeshuis op zijn zevende. In plaats daarvan keek hij alleen maar beleefd nieuwsgierig.
‘En wie mag u wezen?’
‘Niet kletsen.’, snauwde de ridder. Hij trok zijn zwaard en hield het strijdvaardig voor zich. ‘Ik moest er van Merlijn op toezien dat alleen echte strijders zijn zwaard in handen krijgen.’
‘Maar ik ben amper elf jaar! Hoe kan ik een bedreiging voor u vormen?’
‘Je bent toch de erfgenaam van Zwadderich, of niet soms?’
‘Ja, maar….’
‘Neem dan het zwaard en vecht!’
Marten voelde voor het eerst die avond een zekere angst. Hoe zou hij in ’s hemelsnaam een ridder moeten verslaan, erfgenaam of niet? Hij nam het zwaard uit de tombe en hield het omhoog. Het voelde merkwaardig licht aan en het leek hem naar de ridder toe te trekken. Die schreeuwde een strijdkreet en begon als een bezetene op Marten in te hakken. Marten had verwacht dat hij vrijwel meteen al het loodje zou leggen, maar het zwaard leek zijn bewegingen te sturen en niet andersom. Hij hoefde niet na te denken terwijl de ridder verwoede pogingen deed om hem te raken, zijn hand met het zwaard mee bewegen was genoeg. De strijd verplaatste zich naar elke uithoek van de ruimte. Na een tijdje begon Marten de vermoeidheid van de ridder te voelen en ging hij zelf in de aanval. Met angstige gilletjes wist de oude man de eerste slagen van het magische zwaard te ontwijken, maar vrijwel meteen daarna vloog zijn zwaard door de kamer. Hij zonk voor Marten op zijn knieën.
‘Genade….’, zei hij. ‘Je hebt goed gevochten, jongeheer. Maar Merlijn zou nooit gewild hebben dat je me doodde.’
Marten staarde hem vol afschuw aan.
‘Ik denk dat Zwadderich niet blij zou zijn dat je zijn erfgenaam hebt aangevallen.’, zei hij kil.
‘Maar….het was mijn taak…..Merlijn’s bevel…..Zwadderich en Merlijn waren vrienden!’
Met een soepele houw van het zwaard onthoofde Marten de ridder. Vreemd genoeg moest hij daar geen seconde over nadenken, alsof hij dat al van lang tevoren had beslist. Met een bonzend hart ging hij weer naar de standbeelden, die krakend openschoven. Hij zag hoe Pullo en Van Detta hem met een mengeling van hoop en angst aankeken. Hun ogen gleden vrijwel meteen naar het gouden zwaard, dat nu voorzien was van bloed. Ook op zijn Zwerkbalgewaad zaten bloedvlekken.
‘Wat is er gebeurd?’, vroeg Van Detta. ‘Heb je gevochten?’
Marten haalde zijn schouders op.
‘Och ja, met een bejaarde ridder.’, antwoordde hij. ‘Naar het schijnt moest hij dit van Merlijn bewaken of zoiets.’
Pullo knikte en wilde het zwaard aannemen, maar Marten trok het weg.
‘Waarom zou ik het aan u geven?’, zei hij. ‘Het is van mij! Ik heb ermee gevochten, niet u!’
‘Ik ben ook niet van plan om het te houden.’, zei Pullo. ‘Het gaat naar mijn meester. Ik zal hem alles uitleggen wat hier gebeurd is. Misschien wilt hij je deze zomer nog wel ontvangen.’
‘Wie is uw meester?’
‘Dat zul je dan wel zien. Ik ga hem eerst even inlichten.’
‘Wat?...’
Pullo maakte een toverstokbeweging naar zijn hoofd. Opeens herinnerde Marten zich hun eerste avond op Zweinstein, wanneer hij en zijn twee kameraden aan de muur hadden geluisterd. Ze hadden toen Pullo in zichzelf horen praten….
‘Meester Ilgus, het is gelukt.’, zei hij met dichtgeknepen ogen. ‘De messias heeft het zwaard bemachtigd. Maar Heinz is dood.’
Er trilde een spiertje in zijn wang, alsof hij zich de tirade van de andere moest laten ontvallen.
‘Het was niet mijn fout, meester Ilgus. Hij was zo stom om een behekste ruimte binnen te gaan. De messias had hem gewaarschuwd.’
‘Goed.’
Hij verbrak de verbinding weer en keek Marten en Van Detta hol aan.
‘Hij zal je deze zomer nog ontvangen.’, zei hij.
‘Komt hij naar het weeshuis?’
‘Dat weet ik niet. Maar hij zal je daarover snel inlichten. Na het schooljaar welteverstaan.’
‘Ik ben benieuwd.’, zei Marten en ze gingen in stilte terug naar de leerlingenkamer. Moe maar voldaan nestelde hij zich in bed en sliep.
Een droom vol slangen en ridders.
EPILOOG:
Na mysterieuze verdwijning van hun schoolhoofd besloten de leerlingen en de coach van Klammfels terug te keren naar hun kasteel. Het Zwerkbaltoernooi werd afgelast, al was er nog wel een vriendschappelijke wedstrijd tussen Zweinstein en Beauxbatons, die met 250-90 eindigde voor Zweinstein. Marten Vilijn speelde met een kracht die ze nog niet veel hadden gezien op de school, al kon niemand verklaren waarom. Alleen Perkamentus’ ogen bleven hem argwanend aanstaren……
THE END  |
|
|
  |
 |
|
|