Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 [AF] Het lot van Harry & Astrid Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Poll :: Hoe vind je mijn fanic? Wees aub eerlijk.

1. Fantastisch! Ik vind het gewoon super cool!
37%
 37%  [ 24 ]
2. Goed, maar hier en daar een beetje foutjes...
26%
 26%  [ 17 ]
3. Gaat wel, doe maar verder...
14%
 14%  [ 9 ]
4. Niet mijn smaak...
6%
 6%  [ 4 ]
5. Weihhh! Moest dit er echt tussen staan? Het kan beter!
15%
 15%  [ 10 ]
Totaal aantal stemmen : 64


Auteur Bericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Za Jul 22, 2006 13:46 Terug naar boven Sla dit bericht op

en een nieuw hoofdstukje:

Hoofdstuk 6

Hermelien en Ron kwamen beide door het haardvuur.
‘Hier, Harry’, zei Hermelien op een vervelend toontje.
‘Je hutkoffer.’ Even schrok ze, werd ze rood en in een reflex nam ze haar toverstaf.
‘Wat doet hij hier?’, riep ze naar Serverus. ‘Wat doet Sneep hier?’
Ginny keek triest. ‘oh, neen’, zuchtte ze vermoeid. Op dat moment kwamen mevrouw en meneer Wemel uit. ‘Serverus, kan jij het even uitleggen aan de rest van de bende?’
Serverus knikte en nodigde iedereen uit aan tafel. Astrid had geen zin om te blijven.
Zo snel ze kon ging ze de trap op. Ze wilde even het gezicht van Ron niet zien.
Ginny volgde haar. Harry bleef bij Serverus om één en ander uit te leggen.
‘Astrid’, riep Ginny bezorgd. ‘Wat is er aan de hand?’
Astrid negeerde haar. Ze veranderde in pony en gallopeerde de trappen op.
Ze stormde een kamer in. Een heel verlaten en vuile kamer.
Maar het was er erg kil. En dat voelde Astrid, want ze begon meteen te bibberen.
Ze ging voor de deur zitten zodat Ginny onmogelijk binnen kon komen.
Maar voor haar zag ze weer een ander wezen.
Het was een huiself. De gemene Knijster. Stiekem gniffelde hij.
Astrid kreeg het koud in haar aderen. Zoiets had ze nog niet meegemaakt.
Ginny bonkte steeds op de deur. Omdat Astrid even draaierig werd, veranderde ze vlug terug in mens en greep ze naar haar toverstaf.
Ginny stormde binnen, maar slaakte meteen een kreetje van paniek.
Ze zag dat niet alleen Knijster in de kamer was, maar dat uit het niets ook dementors opdoemde. ‘Vlug’, riep ze angstig. ‘We moeten hier weg!’
Astrid voelde zich heel ongelukkig worden.
Er werden haar de meest erge herinneringen boven gehaald.
Maar ze verzette zich. Astrid had nog geen patronus, maar ze wilde toch een kans wagen.
Ginny vreesde ervoor. Weer doemde er een tiental dementors op.
‘We maken geen kans!’, riep ze naar Astrid. ‘We moeten...’ Haar stem stierf ongelukkig weg. ‘We moeten weg...’ Ze werd heel slap en zakte in elkaar.
Astrid bedacht dat het nu alles of niets was. ‘Expecto Patronum!’
Het had geen baat. Ook Astrid voelde zich nu veel zwakker voelen.
Nee, bedacht ze in zichzelf. Ik mag niet opgeven!
Een dementor kwam gevaarlijk in de buurt van Ginny.
Denk aan leuke dingen, denk aan leuke dingen...
Het begon zwaar door te wegen. Astrid kón niet aan leuke dingen denken.
Alles zag er op dat moment zo vreselijk uit.
Denk aan leuke dingen... Niet opgeven...
‘Expecto’, aarzelde Astrid op haar knieën. “Denk aan leuke...dingen!”
‘Expecto Patronum!’ Uit Astrids toverstok vloeide een lichte witte sliert
Nog even en Ginny zou worden gekust door de dementor.
Hij hief zijn kap op. ‘Neen’, riep Astrid. ‘Niemand komt aan mijn beste vriendin!
Expecto Patronum !!!’
Deze keer lukte het wel. Het was zó krachtig dat één voor één de dementors uit het zich verdwenen en in wolkjes en as opgingen.
Astrid had verwacht dat haar Patronus een pony ging zijn, maar het was een prachtige hengst. Hij fonkelde als het licht en straalde als Astrids ogen. Het was mooiste dier wat ze ooit gezien had, of beter gezegt: de mooiste en beste patronus.
Er was gen dementor meer te bespeuren. Astrid was buiten adem.
Ze merkte dat Knijster ook verdwenen was en de Ginny bewusteloos op de grond lag.
Hopelijk was het niet te laat. Wat als er toch een dementor de kus had toegedient.
Astrid hield haar hart vast. Ze hoorde dat Harry en Ron naar boven kwamen stormen.
‘Wat is er gebeurt?’, vroeg Harry in paniek. Ron stond vlak achter hem.
Hij knielde voor zijn zus neer en hield haar hand vast.
‘Ze is niet dood’, zei hij opgelucht. Harry en Astrid zuchtte.
‘Er waren zoveel dementors en Knijster was er en ik heb met een Patronus ze weggejaagd en plots viel Ginny flauw, ik dacht dat ze dood was en..’, raaskalkte Astrid.
Harry trooste haar.
‘Het is oké. Rustig maar, alles is terug in orde.’
Astrid was uitgeput. Ze moest dringend gaan liggen of ze zou net als Ginny ook flauwvallen. Ze sloot haar ogen en viel in Rons armen.
Net op het moment wanneer Hermelien binnenkwam.
Ze schrok en liep meteen naar het flauwgevallen meisje.
‘Was dat prachtige magie of niet?’, zei een stem aan de deur...
Harry’s adem stokte. Het kon niet waar zijn ...

Ik hoop dat het goed is ... ?






Laatst aangepast door DragonFly op Vr Nov 10, 2006 19:22; in totaal 5 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jul 23, 2006 13:32 Terug naar boven Sla dit bericht op

Weer een nieuw leuk stukje:
Een man met een lange baard en een klein brilletje met halfronde glaasjes erin kwam binnen gestapt.
Harry voelde zich flauw worden. Hij dacht dat het onmogelijk was, maar dat was het niet. Perkamentus stond écht in de deuropening.
Ron en Harry stonden gelijk op. Perkamentus zei niets. Hij wachtte op eerste woorden.
Maar Harry kon het niet meer aan. Hij omhelzde de man van blijdschap.
Ook al was hij sprakeloos, toch begreep Perkamentus hem helemaal.
Ron keek tevreden toe. Hij hielp Astrid, die weer bij bewustzijn was.

Beneden, weer op gelijksvloer, zat iedereen even later op een stoe rond de tafel.
Ginny was nog even in dromenland, maar Astrid was helemaal wakker.
Ze zat naast haar grootvader: gelukkig omdat ze eindelijk hem gevonden had.
Of beter gezegt: hij had haar gevonden!
Perkamentus had nog niet veel gezegt. Niemand had veel gezegt. Iedereen moest nog even van de schok bekomen.
‘Maar professor’, zei Harry na een lange stilte. ‘Waarom bent u ondergedoken?’
Perkamentus aarzelde even. Hij had veel moeite om de juiste woorden te zoeken.
Dat was de eerste keer dat hij daar problemen mee had. Normaal was hij altijd heel correct. ‘Omdat’, zei hij. ‘Omdat ik eens zin had om op vakantie te gaan.’ Hij lachte op een vreemde manier. Harry begreep het niet. Waar was Severus ook?
Harry begon paniekerig te worden.
Hij zocht naar Severus, maar die was nergens te bekennen. Ook alle andere volwassenen waren weg. Alleen Ginny, Astrid en Harry bleven over. Ron en Hermelien waren ook spoorloos verdwenen.
Harry greep snel naar zijn toverstok. Er was iets fouts aan de hand.
Zo vlug hij kon richtte hij hem op Perkamentus.
‘Wie ben jij?’, vroeg hij kwaad. Perkamentus schudde zijn hoofd. ‘Harry’, zei hij niet-begrijpend. ‘Ik ben Albus Perkamentus!’
‘oh, ja, is Fenix al teruggekomen, dan?’ Harry stelde een vraag voor het checken of de Perkamentus wel de waarheid sprak.
Astrid hield oogcontact met Harry. Ze zag dat er een busje in Perkamentus’ jaszak stak.
Ze wist niet wat het was, maar daar wilde ze wel snel achter komen.
Perkamentus greep zijn toverstok. ‘Avada Ke’, riep hij, maar hij kwam niet verder.
Astrid riep ‘Expelliarmus’. Net op tijd gleed de stok uit Perkamentus’ handen.
Hij kwakte tegen de grond neer.
Harry kwam overeind. ‘Je hebt mijn leven gered’, zei hij met fonkellende ogen van dankbaarheid. Hij gaf haar een knuffel.
Astrid keek even ongelovig, maar draaide zich dan meteen naar de nep-Perkamentus.
‘Oké’, lachte ze. ‘Als dit mijn échte opa is, dan ben ik de dreuzels hun Sinterklaas!’
Harry knikte. ‘Ja, dat denk ik ook.'
Plots kwam de nep-Perkamentus bij. Vliegensvlug verdwijselde hij weg.
'Maar wat moeten we nu doen? Hij gaat nu vast naar de Wemels en de rest die hij gevangen houd. Waarschijnlijk zitten Voldemort en de doodoeners hier achter!’
Hij keek bezorgd naar Ginny.
‘Ze is uitgeput. We moeten haar laten rusten!’, zei Astrid vastbesloten.
Weer knikte Harry. ‘Maar is ze hier wel veilig?’, vroeg Harry luiop.
‘Wacht! Accio bed!’
Even later kwam het bed in delen aan.
Het was uiteen gehaald, omdat hij anders niet door de deuropeningen kon.
‘Reparo’, riep Astrid vlug.
Daarna riep Harry ‘Accio Ginny’, en legde hij Ginny in het bed.
‘Zo’, zei Astrid na enkele minuten tevreden. ‘Ik denk dat ik al weet waar Ron, Hermelien en de rest zijn.’ Harry begreep het. ‘We moeten hulp inroepen’, zei hij vastberaden.
‘Anderling!’



ps: vannaf nu ga ik ook telkenskeer een banner bij mijn teksten zetten; dat maakt de sfeer wat gezelliger!






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:18; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Vr Jul 28, 2006 14:23 Terug naar boven Sla dit bericht op

nieuw en vooral belangrijk stuk:

hoofdstuk 7

Harry en Astrid verdijnselden van de Orde tot aan Zweinstein.
Het gebouw zag er al veel beter uit, vond Harry.
De mensen die er kwamen werken, hebben veel in korte tijd gedaan.
Harry liep zo snel mogelijk over het bordes naar binnen.
Hij trok Astrids hand met een ruk mee en stormde de trappen op.
Eindelijk bij het bureau van wat ooit van Perkamentus was geweest, gingen ze geluidloos binnen.
Maar blijkbaar was er niemand binnen.
‘Anderling zal wel in Azkaban zijn’, zei Astrid bedroeft.
‘Ze zal er wel voor aan het zorgen zijn dat mijn moeder daar haar hele leven blijft.’
Harry keek haar aan.
Hij vond het zo erg voor haar.
Ergens probeerde hij zich voor te stellen dat haar moeder niet slecht was.
Dat ze wel goed was en dat ze nooit wat verkeerds gedaan had.
Maar het was te moeilijk om dat onder ogen te zien, voor Astrid.
‘We moeten mijn moeder’s hulp inschakelen!’,
zei Astrid vastberaden.
Harry keek haar ongelovig aan.
Maar dan bedacht hij dat hij hetzelfde zou doen, moest hij Astrid geweest zijn.
‘Ja’, zei hij even later.
‘Anderling zal daar ook zijn.
We moeten er naartoe.
We gaan je moeder redden.’ Astrid knikte.
Ze wist echt wel waar ze mee bezig was.
‘Ik wéét dat mijn moeder onschuldig is, daarom is het zo belangrijk voor mij.
Ze is onze enige hoop.
En denk na; Anderling gaat ons nooit helpen, dat wist ik al van de eerste keer dat ik haar zag!’
Harry dacht na.
Astrid had wel gelijk.
Anderling is altijd zo idioot geweest op het gebied van ‘de regels overtreden’.
Het was geen geintje als je eens het schoolgebouw om middernacht uitgliptte.
‘We kunnen niet vlakbij Azkaban verschijnselen;
we moeten een boot tot daar nemen.’
In een flits stond het tweetal aan een kleine duistere haven.
‘Wauw, dat was snel’, zei Astrid geschrokken.
Maar Harry lachte niet, al was dat wel de bedoeling geweest.
‘Alles om zo snel mogelijk je moeder te kunnen redden’, zei hij vlug en hij grabbelde naar een drijvende boot op het water.
Astrid sprong er snel in.
‘Als we daar zijn moet je veranderen in een pony’, zei Harry.
‘Begrepen?’
Astrid schudde haar hoofd.
‘Niets van, ik moet ook toveren.
Ik wil mijn moeder én jou hier heelhuids vanaf brengen, daarvoor offer ik nog liever mijn eigen leven!
Ik zal alles doen om Harry Potter niet te laten sterven! Het is jou lot!’ Harry zweeg. Hij roeide met de lange spatels in het water.
Hij dacht erg veel na over wat Astrid zojuist zei.
Ook al zat het gammele bootje vreselijk slecht;
toch was het beter dan niets.
Het duurde maar een kwartiertje en Astrid zag de eerste vormen van een reusachtig, lelijke gevangenis.
Het stikte er van de dementors en andere gruwelijke beesten.
Het water werd veel minder klaarder en het leek wel alsof er honderden rotte lijken op de bodem lagen.
Astrid voelde zich misselijk worden, maar iets weerhield haar, zodat ze steeds allert bleef voor als er wat zou gebeuren.
In de verte zag ze een verdringkende vrouw met zwart haar.
Het zag er naaruit dat er nog iemanbd bij was, maar die was haast bedolven onder het bloed.
‘We moeten ze redden’, riep Astrid tegen Harry.
Harry roeide zo hard hij kon tot hij bij het tweetal aankwam.
Astrid schrok zich een ongeluk. Voor haar zag ze haar moeder en Anderling. ‘Kind’, riep haar moeder terwijl Astrid haar optrok.
‘Waarom ben je hier?’ Astrid legde het uit terwijl ze naar handdoeken zocht in één van de kisten die in de boot lagen.
Even later vond ze er en sloeg ze die om haar moeder en Anderling.
Harry roeide zo snel hij kon terug naar de haven.
‘Waarom ben je ontsnapt, mam? En waarom ben u hier ook?’,
vroeg ze eerst aan Mondilia en dan aan Anderling.
‘Wilde u mijn moeder soms de gevangenis in krijgen?’
Anderling schudde haar hoofd. ‘We konden niet anders’,
vertelde ze buiten adem van het zwemmen.
‘De dementors en de doodoeners werken samen.
Ze hebben ervoor gezorgd dat je moeder en ik vast zaten in Azkaban.
Toen ik naar Mondilia kwam om bij haar te babbelen hebben ze ons meegenomen en onze toverstokken afgenomen.
Normaal gezien werden we over een uur aan Vol-Voldemort uitgeleverd.’
Mondilia knikte.
‘Ja, we zijn ontsnapt door faunaat te worden’,
viel ze Anderling bij.
Astrid keek haar moeder scherp aan. ‘Ben je faunaat? Waarom heb je het me niet verteld?’
Over Mondilia’s wang drupte een traan.
‘Het spijt me’, zei ze kort.
‘Ik dacht dat je ook een faunaat was?’
Astrid knikte. ‘Ja, dat ben ik ook.’
Plots dacht Harry ergens aan.
‘Nu weet ik het’, riep hij.
‘Knijster heeft de dementors verteld dat Astrid, ik en de anderen bij de Orde zaten, daarom dat ze opeens opdoken.
Gelukkig had Astrids ze met een Patronus kunnen wegjagen en Knijster verdween ook.’
(Mondilia keek verwonderd van wat haar dochter gedaan had. Anderlings mond viel ook open)
‘Waarschijnlijk is Voldemorts nieuwe “hoofdkantoor” Azkaban, dus niet meer Villa Vilijn.’ Astrid schrok.
‘Dus de Wemels en de nonkel Severus zijn daar ook?’
Mondilia keek haar vreemd aan. Even kon ze niet volgen, maar dan pikte ze de draad weer op. ‘Neen dat kan niet’, zei ze paniekerig.
‘Ik heb Severus daar helemaal niet gezien! Ze zijn ergens anders met de Wemels en mijn broer naartoe!’
Harry ontdekte nu ook dat het allemaal geen leugen was van Severus.
Het was dus allemaal waar.
‘We moeten uizoeken waar!’
Astrid keek naar even naar de grond.
‘Mam?’, viel ze op. ‘Je bent toch helemaal geen doodoener, hé?’
Mondilia keek haar liefdevol aan. Ze gaf haar een knuffel.
‘Helemaal niet!
Oma heeft me erin geluisd. Mijn moeder is wel een doodoener!
Toen ik wijgerde om mee te doen, net zoals mijn broer en vader Albus,
wilde ze wraak nemen door me te vermoorden! Ze was echt slecht!
Ik weet niet wat mijn vader ooit in haar zag!
Nu leeft ze op de achtergrond van Voldemort, de veraadster!
daarom dat mijn broer alsof deed en zo een plannetje uitdokterde om te doen alsof onze pa dood is!’
Astrid vond het een hele uitleg, maar het verklaarde wel heel veel.
Ze was blij dat ze haar moeder terug had, maar ook ongelukkig omdat de Wemels,Hermelien, haar nonkel en tops en Remus in gevaar waren.



voilà, nu begint de strijd pas écht!






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:20; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Vr Aug 04, 2006 10:57 Terug naar boven Sla dit bericht op

Weer nieuw stukje:
Harry, Astrid, Mondilia en Anderling voeren na een tijdje op een strandje aan.
Deze keer was het niet de legubere haven van Azkaban, maar een vrolijk stukje stad.
Harry had met opzet verder gevaren, zodat de bewakers van Azkaban hen niet konden tegenhouden.
‘Ziezo’, riep Mondilia opgelucht.
Ze was nu helemaal droog en legde de zwarte handdoek op de rand van de gammele boot.
‘Waar moeten we nu naartoe?’
Astrid keek haar triest aan.
Even leek alles voor haar van de donkere zijde bekeken.
Ze wist helemaal niet meer wat ze nu moesten doen.
‘We moeten Voldemort zoeken’, zei Harry beslist.
Hij stapte uit de boot op het zand met vele duinen.
‘Nu zijn we wel veilig, maar hoe moeten we dat met de anderen doen?’
Professor Anderling keek Mondilia strak aan.
‘Ik weet waar we het best vanuit kunnen vertrekken’, zei ze fluisterend.
Maar net voor ze kon vervolgen, schreeuwde Astrid moord en brand.
‘Help’, riep ze luid vol paniek.
‘Help me! Harry? Mààm?’
Mondilia liep haastig naar haar toe. Ze begreep wat er gaande was.
Astrid was in een alleenstaande boom gevallen, maar die had haar niet meer willen loslaten.
Haar moeder vuurde een kleine spreuk op de takken af en plots viel Astrid op de grond.
Harry en Anderling gingen er ook snel bijstaan.
‘Wat is dit?’, vroeg Anderling verbijsterd.
‘Ik-ik weet het niet’, fluisterde Harry nu op dezelfde toon als Anderling enkele minuten daarvoor gedaan had.
‘Maar ik wel’, zei Mondilia al bijna even geluidloos en ze staarde naar enkele kerven die in de boom aangebracht waren.
‘Het is een code!’
Ze wreef met haar hand over de schors en bedacht dat iets of iemand er wat in moest passen, want het waren drie kleine holtes die je niet kan zien maar wel kon voelen.
Er laaide plots een kleine herinnering op bij Mondilia, maar ook tegelijk bij Astrid.
Al moesten ze diep graven in hun geheugen, toch was het zoals de dag van vandaag.
Astrid herinnerde zich haar oma terug.
Een bijna levenloze vrouw, die er eigenlijk niet meer goed uitzag.
Het was de tijd wanneer Mondilia nog in haar geloofde dat ze géén doodoener was.
De toen al stokoude grootmoeder van Astrid droeg steeds een ketting bij haar.
Tot voor kort wist Mondilia niet wat het was, maar nu kon ze het niet meer uit haar hoofd zetten.
Het was de groene ketting met het duistere teken op.
Astrid keek haar moeder aan.
Ze voelde nu ook aan het verborgen soort “slot” en schrok.
Het slot kwam overeen met de ketting.
Het zou er dus perfect in moeten passen.
Even zwegen ze beide, maar dan vertelde ze het aan Harry en Anderling.
Die schrokken ook.
‘Heeft ze de ketting nog steeds’, vroeg Anderling en ze bedoelde met “ze”, Astrids grootmoeder.
Maar eigenlijk wist niemand het.
Mondilia vroeg zich meer af wat er zo speciaal was aan de binnenkant van de geheimzinnige deur.
‘Volgens mij zit hier een heel groot geheim achter’, dacht Harry.
Astrid knikte ook.
‘Ik voel het gewoon!’
Mondilia bekeek het slot nog eens.
‘Je hebt gelijk: we moeten de sleutel ervan vinden!'






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:21; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Wo Aug 09, 2006 22:30 Terug naar boven Sla dit bericht op

Weer een leuk stukje:


‘Waar moeten we nu naartoe?’, vroeg Astrid paniekerig.
Harry keek haar diep in de ogen aan.
Hij balde een vuist en sloeg in zijn andere, platte hand.
‘We moeten naar het hol van de leeuw!’, zei hij moedig.
Anderling twijfelde even, maar gaf daarna toe dat dat de beste oplossing kon zijn.
‘Kunnen we het slot niet gewoon open toveren?’, vroeg Astrid met een fronsend gezicht.
Ze keek aarzelend naar de boom en greep haar toverstok.
‘Alohomora’, riep ze vanaf een korte afstand van de boom.
Maar de boom was tegen deze spreuk bestend.
Hij ving de spreuk op en het leek wel alsof het slot hierdoor nòg groter werd.
Astrid vloekte en tierde het uit.
‘Wat kan er in Merlijns naam nu zó vreselijk speciaal zijn dat het in een boom zit met een reusachtig slot eraan?’, riep ze de boom verwijtend toe.
Ze schopte tegen de boom, zodat er enkele blaadjes van de takken vielen.
Plots zag ze wat fonkelen tussen enkele bladeren.
‘Wat..’, zei ze verbluft.
Snel kroop ze langs de dikke stam heen tot bovenaan in de top van de boom.
Mondilia was druk met Harry en Anderling aan het praten, zodat ze haar dochter niet eens gezien had.
Harry juichte en Anderling voelde zich weer flauw worden.
Astrid slingerde met een zilveren katting.
Niet zomaar een ketting, maar wel de ketting van haar oma.
Harry glimlachte. Astrid sprong snel naar beneden en viel in het zand.
Ze was zo blij dat ze er geen woord kon uitbrengen.
Maar dat vervloog al snel, wanneer ze bedacht wat er in de boom zou kunnen zitten.
Anderling stapte zwak naar voor en paste de ketting op het slot.
Het paste niet!
Astrid dacht nog zo dat het zou lukken.
Het leek erop dat er iets aan het zilverwerk ontbrak.
Wanneer Harry goed keek, ontdekte hij dat de kop van de slang helemaal ontbrak.
Hij keek moedeloos naar Astrid.
Te vroeg gejuicht!
Astrid keek niet droevig.
Ergens wist ze dat het niet voorbij was.
Ze taste in haar broekzak, maar zonder rezultaat.
Even kreeg ze een krop in haar keel.
Plots deden haar oren vreselijk pijn.
Ze wist dat dat niet zomaar was, maar dat het wat wilde vertellen.
Het wilde vertellen dat de oorbellen die ze aanhad, dringend uitgedaan moesten worden.
Astrid greep naar haar oren en deed ze uit.
De twe halve slangenhoofdjes gloeiden rood uit en deden pijn bij elke aanraking met menselijk vlees.
‘Ze passen erin’, zei Mondilia. Astrid zette ze in de ketting en het zilver smelte samen met zijn stukken.
Ze kon het maar niet geloven. Ze had de sleutel gevonden.
Hoe het kwam dat ze de oorbellen had, wist ze niet, maar ze wist wel dat ze ze al jaren had en dat het dus niet een valstrik van Voldemort kon zijn.
Maar Mondilia dacht hier anders over.
Ze vertelde Harry, Astrid en Anderling over de oorbellen.
‘Die oorbellen zijn ooit van mij geweest’, zei ze. ‘Ik heb ze van mijn moeder gekregen.
Ze heeft de ketting in de boom gelegd, waarschijnlijk zodat het toch niet kon passen, omdat ik er stukken van had.
Het is waarschijnlijk puur toeval dat wij deze boom ontdekken.
Als iemand door had dat ik de oorbellen had, zou die persoon mij gaan vervolgen en mij dan ten slotte vermoorden, want het dierbaarste geschenk wat ik ook van haar gehad heb geef ik nooit weg, behalve dan aan mijn dochter.’
Astrid wist dat ze gelijk had. Hoe kon het anders ook?
De inhoud van de boom was onder toezicht van haar oma, daarmee die ketting van haar.
Ze stopte de sleutel nu in het slot.
Het kraakte van roest en ouderdom, maar werken deed het wel.
Langzaam ging het open. Astrid kon haar ogen niet geloven.
Langs de zijkanten stroomde groene smurie en langs de wanden van de binnenkant van de boom hingen allemaal geraamtes.
Er waren er zelfs bij vanwaar Harry ze kende, omdat ze nog maar half gerot waren.
Harry voelde zich op dat moment heel erg triest.
Een naar en onaangenaam gevoel versplinterde in zijn buik.






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:22; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Za Aug 12, 2006 22:42 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 8

‘Moeten we wel binnengaan?’, vroeg Anderling angstig.
‘Wat denk je wat we anders moeten doen?’, fluisterde Mondilia geruisloos.
Zo snel ze konden stapte het viertal binnen en deden ze de houten deur – of hoe je het ook kon noemen – dicht.
Het was extreem koud en aan de wanden hingen enkele ijspegels.
Astrid slaakte een korte gil.
Mondilia kon haar paniek bijna niet inhouden.
‘Wat is er?’, siste ze.
Aarzelend wees Astrid naar boven.
Het was gruwelijk. Een geraamte vol bloed hing aan het plafond.
Het rode spul drupte naar beneden en kwam op Harry’s schoen terecht.
‘We moeten hier weg’, bibberde Anderling angstig.
Ze kreeg tranen in haar ogen van de koude.
‘Als we blijven word dit onze dood!’
Mondilia negeerde haar.
De gang liep heel lang door en steeds kwamen ze de meest vreselijke dingen tegen.
‘We moeten faunaat worden!’, fluisterde Astrid.
Mondilia en Anderling knikten.
‘Maar wat moeten we dan met Harry doen?’, vroeg Mondilia zich af.
‘We kunnen hem moeilijk helemaal alleen achter laten!’
Astrid veranderde in pony.
Anderling - als kat - trippelde langs de muren en keek om elke hoek of er geen mensen of dieren aankwamen.
‘De kust is veilig’, zei ze.
Mondilia keek haar dochter aan.
Ze was veranderd in een prachtige vos.
Snel glipte ze langs de muren heen.
‘Mam’, riep Astrid. ‘Ik maak teveel lawaai met mijn hoeven!’
ze had gelijk. Het geluid ervan galmde een enge kilheid uit.
Maar dat was niet het ergste, want ze konden hierdoor gesnapt worden.
Dus Astrid veranderde snel terug.
‘Pas op, er komt iemand aan!’, miaauwde Anderling snel en ze spurtte vlug naar Mondilia en de anderen.
‘Wat moeten we doen?’, vroeg Astrid angstig.
‘We vallen hem aan!’, zei Harry opeens.
Astrid weigerde.
‘Als we dat doen, kunnen we het zéker wel schudden!
We moeten ons verschuilen!’
Anderling veranderde vliegensvlug tot heks.
‘Neen’, zei ze driftig, maar op een zachte toon.
‘We moeten verdwijnselen!’
Mondilia keek haar twijfelend aan.
‘Denk je dat het zal lukken?’
Anderling haalde haar schouders op.
‘We proberen het!’
Ze nam iedereen vast en probeerde te verdwijnselen.
Maar het lukte niet!
Zekwamen niet verder dan een andere gang.
‘Oh, neen!’, riep Astrid verdrietig.
‘We raken hier niet uit!’
Mondilia vloekte een keer.
Ze legde haar oor op een kale en koude muur en concentreerde zich erop.
‘Deze tunnels zijn geisoleerd door heel machtige toverkunst!
We kunnen alleen maar vluchten door een uitgang.Dit soort doolhof is alleen om indringers in verwarring te brengen.
We moeten ofwel de uitgang terug vinden, ofwel naar levenden zoeken!’
Even heerste er een pijnlijke stilte.
‘We moeten naar levenden zoeken!’, riep Harry.
Achter hem hoorde hij het gejammer van Anderling, maar dat negeerde hij.
‘Misschien is dit wel écht het hol van de leeuw en is Voldemort hier.
Als we weten waar hij is kunnen we hem beter vermoorden of naar de gruzliementen zoeken en ze uitschakelen!’
Astrid knikte. ‘Je hebt gelijk. Vooruit, we moeten op zoek naar Voldemort!’
Anderling knikte met haar benen.
‘Waarom bent u ineens zo bang?’, vroeg Harry beleefd.
Maar Anderling antwoordde niet.
‘Zo is ze al jaren’, fluisterde Mondilia tegen Harry.
Hij moest erom lachen, ondanks de nare situatie.
Hij, Astrid, Mondilia en – enkele meters achter hen – Anderling liepen langzaam, maar op hun hoede door het ondergrondse doolhof.
Nog steeds was het er doodeng en muisstil.
‘Misschien zijn we wel naar een plaats verdwijnseld waar geen uitweg is!’, zei Astrid.
Ze twijfelde nog steeds aan het hele voorval.
Mondilia lette niet op haar.
Ze zat duidelijk aan wat anders te denken.
‘Wat is er, mevrouw Brenems?’, vroeg Harry bezorgd.
Plots werd het donker en snel riepen ze allevier in een reflex “Lumos”.
‘Harry, je mag me best Mondilia heten, hoor’, antwoordde ze op zijn vraag.
‘Weet je, ik zat zo te denken: wie zou eigenlijk aangestapt komen?
Wie zouden we gezien hebben, moesten we niet verdwijnseld zijn?’
Harry kon geen antwoord terug geven.
Hij vond het vreemd dat Mondilia dààr aan dacht.
Ze hadden nu wel andere problemen om op te lossen.
Er verstreken wel uren en uren.
Niemand vondeen uitweg en geen enkele uitweg vond hen...
Langs de lange wanden heen begon het steeds naarder te worden.
Het leek wel alsof er nog meerdere personen aanwezig waren, maar dan onzichtbare.
‘Mam’, bibberde Astrid. ‘Het is hier eng en koud...’
Mondilia greep haar dochters arm.
‘We moeten hier weg’, zei Mondilia beslist.
‘Ik kan nog eens proberen te verdwijnselen?’, stelde Anderling zwak voor.
Ze zag er erg belabberd uit. Haar hoofd hing scheef, haar hoed en groene gewaad scheurde langzaam en haar kleine brilletje was helemaal uit zijn vorm.
‘Goed idee’, zei Mondilia opeens heel vrolijk, maar een tikje sarcastisch.
‘En waar denk je in Merlijnsnaam naartoe te verdwijnselen?
We kunnen hier niet weg!
Stel dat we belanden op Voldemorts schoot? Oh, jah, leuk!’
Mondilia werd rood van woede.
Het was percies of ze dat al een hele tijd opgekrobt had.
Of was het nu van vermoeidheid en schrik?
Astri maakte zich erg zorgen om Harry en Mondilia.
Ook wel om Anderling, maar haar mocht ze niet zo.
Harry vond dat ook.
Hij keek diep in de ogen van Anderling.
Daarna zuchtte hij.
‘Ik denk dat we gewoon beter kunnen sterven in Voldemorts armen dan hier nog wat meer te verhongeren’, zei hij triest.
Astrid had dit niet van hem verwacht.
‘Wat?’, flapte ze er erg onozel uit. ‘Dat meen’
Maar Anderling onderbrak haar.
‘We hebben geen keuze, Astrid! Het is de beste oplossing, omdat het de enige is om hieruit te geraken! Zie je die geraamtes daar liggen? Dat moeten er zeker zijn van mensen die hier ook verdwaald raakten. Dit spoor loopt dood!’
Astrid zag het nut er wel van in, maar ze was meer kwaad op zichzelf dan wat anders.
‘oké’, zei Mondilia. ‘Je hebt gelijk! Oké!
We moeten verdwijnselen, maar waar naartoe?’
Anderling schudde haar hoofd.
‘We kunnen moeilijk ergens naartoe, want we kennen het hier niet!
Maar voor de zekerheid, houden we we elkaar vast, zodat we niet gesprijd raken’
Mondilia gaf Astrid en Harry een hand en Anderling legde haar hand op de schouder van Harry en Mondilia.
Opeens zoefden ze weer weg en belande ze alweer in een heel andere kamer.
Het zag er vrij normaal uit.
Even da&cht iedereen dat ze weer op de gewone grond waren, maar dat was jammer genoeg niet zo.
Voor hen stond een gevaarlijke vijand: Voldemort!
Hopelijk was het al goed, nu denk ik dat er weer iets leuks gaat gebeuren.
Sorry, dat ik jullie zo lang laat wachten, maar ik vond dit toch leuk om te doen.
Ik heb alvast één leuk detail: het is nog bijlange niet gedaan!






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:22; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Aug 13, 2006 23:24 Terug naar boven Sla dit bericht op

Bedankt voor de reactie's allemaal!!! Wink
Nieuw hoofdstuk: Spanning verzekerd!!!


Hoofdstuk 9

Harry’s adem stokte. Hij zei niets, want hij dacht dat hij al dood was.
‘Zozo, wie we hier hebben!’, zei Voldemort hatelijk en hij greep snel zijn toverstok.
Harry zag in de donkere kamer ook nog Wormstaart en mevrouw Prins zitten.
‘Harry Potter, wat een aangename verassing! En Mondilia Perkamentus, jou konden ze zeker ook niet thuislaten?’
Mondilia antwoordde niet. Ze keek alleen maar heel woedend naar Voldemort.
Ze wisselde enkele blikken met haar moeder.
Snel veranderde ze in vos en glipte ze langs Voldemorts benen.
Voldemort vloekte. ‘Grijp haar!’, schreeuwde hij naar Wormstaart en mevrouw Prins.
Maar dat was te laat.Mondilia was weer veranderd en riep vliegensvlug ‘Expelliarmus’.
Voldemorts toverstok glipte uit zijn handen.
‘Denk maar niet dat ik me zomaar gewonnen geef’, zei hij en hij greep naar een tweede toverstok in zijn lange gewaad.
Maar Harry ontwapende hem die keer.
‘Wat is er, Voldemort? Krachten verloren gedaan?’
Astrid richtte nu ook haar toverstok op hem en Anderling ontwapende zijn twee volgelingen.
‘Ik ben nog steeds heel machtig’, zei Voldemort tegen hen met drie toverstaffen onder zijn kin. Hij riep iets wat op “Alohomora Voldemort” leek.
De deur die nog ongevaarlijk leek opende zich. Het slot viel naar beneden
Harry schrok zich te pletter.
Uit de deur kwamen twee indentieke klonen van Voldemort gestapt.
Voldemort lachtte hatelijk zonder een greintje vreugde erin.
Astrid richtte nu haar toverstok op de andere twee Voldemorts.
‘Wat ben jij eigenlijk van plan, stomme gek’, schreeuwde ze in het oor van Voldemort.
‘Ben je soms van het lotje getikt of ben je van de trap gevallen?
Wat bezielt je, man?!’
Voldemort deinsde een beetje achteruit.
‘O, ja, nu voel je je zeker slecht, hé? Laten we thee en koekjes gaan halen!’
Astrid kon niet stoppen, maar Anderling besefte waar ze mee bezig was.
Een vreemde truck, maar werkte uitstekend.
Voldemort was helemaal uit zijn concentratie, dus konden de anderen gaan lopen.
Maar natuurlijk deden ze dat niet, omdat Astrid dan alleen zou overblijven.
Mevrouw Prins en Wormstaart waren al bewusteloos, maar de echte en de twee andere Voldemorts nog niet.
‘Wat heb je eigenlijk gedaan met hen’, vroeg Astrid en hij wees naar de twee andere Voldemorts.
‘Dat zijn de gruzliementen van mij die ik actief heb gemaakt.
Ze zijn hier speciaal gekomen voor meneer Potter en jou moeder en Anderling te vermoorden.’
‘En ik dan?’, vroeg Astrid brutaal. ‘Tel ik weer niet mee? Ben ik niet goed genoeg om door de heer van de Duister te worden vermoord?’
Voldemort lachtte. ‘Je weet toch wel dat ik je nu al tot moest had kunnen vervloeken?’
Astrid werd steeds woedender.
‘Avada Kedavra!’
Mondilia schakelde de eerste Gruzliement van Voldemort uit.
Nu ficseerde ze zich op de tweede.
‘Wat is er met mijn Gruzliementen’, schreeuwde Voldemort.
‘Waarom vechten ze niet?’
Astrid greep haar kans mooi.
Snel toverde ze Voldemort vlak tegen de grond.
Maar dat had geen nut.
Uit een verborgen deur kwamen plots enkele doodoeners.
Korzel, Kwast, Vleeschouwer en Draco Malfidus en zijn moeder stonden klaar om te vechten.
Plots zag Astrid haar nonkel tussen de rij staan.
Voldemort gaf teken om niets te doen.
Snel nam hij een toverstok van Korzel aan.
De doodoeners gingen rond Astrid, Harry, Anderling en Mondilia staan.
Alle vier stonden ze met elkaars rug tegen elkaar.
‘Wat nu?’, fluisterde Mondilia tegen Anderling.
Anderling antwoordde niet.
Ze probeerde oogcontact met Serverus te zoeken, maar die negeerde haar volkomen.
Harry keek hem anders zijn aan.
‘De verader’, siste hij.
‘Gaat u Potter vermoorden, heer?’, vroeg hij uiterst beleefd alsof Voldemort een koning was.
‘Neen’, zei Voldemort tegen zijn volgeling.
‘Ik ga hem vernietigen!’
Vuur fonkelde in zijn spleetoogjes vol haat.
‘Maar, heer, kunnen we het meisje niet houden?
Ze is door en door slecht, dat ziet u toch?Ze heeft tenslotte Perkamentussenbloed door haar aderen stromen; en ook Prinsenbloed!’
Voldemort dacht na. Even later gaf hij toe dat Serverus gelijk had.
‘Wat ben je van plan met mijn dochter?’, riep Mondilia toen Vleesschouwer haar kind uit haar armen rukte.
‘Laat mij los!’, riep Astrid vol woede. ‘Laat me los!’
Maar Severus keek haar vertrouw aan, dus ging ze toch mee.
Snel ging ze de deur naar de andere kamer binnen.
‘Je moet hier blijven’, zei haar nonkel bezorgd.
‘Je moet veilig blijven! Het is van groot belang dat je het spelletje meespeeld!
Anders kunnen we nooit Voldemort uitschakelen!’
Astrid knikte.
‘Loop tot aan het einde van deze tunnel’, zei hij en hij wees met zijn vinger naar een lange muur.
Snel ging Severus terug.
‘Heer kunnen we ze niet beter opsluiten? Dan kan u hen vermoorden als u zich wat beter voelt!’ Voldemort negeerde hem.
‘Niets van! Ik vernietig hem vandaag nog!’
Hij hief zijn toverstok op.
‘AVADA’
Maar verder kwam hij niet.
Severus had hem ontwapend met een binnenmondse Expelliarmus.
Mondilia nam gebruik van de afleiding en sprak een vloek uit waardoor alle doodoeners - behalve Severus - te verstijfden.
‘Avada Keda’
Weer lukte het Voldemort niet om verder te komen.
Deze keer was het Harry die een spreuk op hem afvuurde.
Zoals ooit al eerder was gebeurt op het kerkhof waar de vader van Voldemort lag.
Harry voelde zich even heel machtig worden.
Er borrelde veel krachts op.
Deze keer wilde hij doorzetten, zo hard dat hij Voldemort zou beheksen.
Maar het lukte niet.
Weer zag hij zijn ouders.
Harry kreeg er tranen van in zijn ogen.
O, wat miste hij hen op zulke momenten...
‘Lieverd, laat los! Vlucht!’
Maar Harry wilde niet.
Hij zat met opgerobte gevoelens.
Nu moest Voldemort gewoon dood!
Mondilia sprong in.
‘Locomotor mortis!’
Plots schoot Voldemort heel hard tegen de muur.
Zijn benen kleefden aan elkaar en de “Priori Incantatem” was verbroken.
Harry raapte zijn toverstok op en brak hem.
‘Moeten we hem niet vermoorden?’
Maar voor Harry nog iets kon zeggen, was het al te laat.
Wormstaart had de doodoeners terug laten bewegen.
‘We moeten weg’, fluisterde Severus.
Snel loopte ze ongemerkt weg door de tunnel.
‘Snel, anders merken ze ons op!’, riep Anderling vol paniek.
Harry’s maag knaagde.
Nu heeft hij wel een gruzliement weg, maar Voldemort blijft nog steeds leven!

En nu is de vraag; waar leid de tunnel naar?






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:23; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Ma Aug 21, 2006 0:23 Terug naar boven Sla dit bericht op

Weer een nieuw stuk: een vrij lang.
Er begint tussenin ook een nieuw hoofdstuk; meestal doe ik dat niet, maar jah.
Hopelijk is het weer leuk en is het niet al te voorspelbaar.
Blijven reactie's geven! Razz

Astrid liep tot aan het einde van de tunnel.
‘Waar leid dit naar?’, vroeg ze zichzelf af.
‘Waar is een uitweg?’
Maar het antwoord liet op zich wachten.
De wanden waren vreselijk kil en een vreselijke vieze smurrie droop van het plafond.
Astrid had zin om in tranen uit te barsten, maar dat was geen oplossing.
De gedachte dat haar moeder nu al dood kon zijn en dat Harry Voldemort niet verslagen had, was de hele tijd al een nachtmerrie geweest.
Als haar angsten die dag zouden uitkomen, zou Astrid geen nut meer hebben om te leven.
Zo dacht zij er altanhs over.
Maar ondanks de neiging om terug te keren, ging ze toch verder.
Ze wist dat het moest, dus deed ze er alles aan om niet op te geven.
Severus had het haar gezegt, dus was het meer een soort verplichting.
Snel nam Astrid haar toverstaf in de aanslag.
Ze had wat gehoord.
‘Wie is daar?’, vroeg ze paniekerig.
Astrid veranderde in pony.
Zo hard ze kon gallopeerde ze door de modderige en slijmerige tunnel.
Het was zeker kilometers ver.
De eindeloze en uitzichtloze elende die Astrid in zich voelde, was nog erger dan een hoop mest van een trol en een olifant samen.
De tunnel bleef maar rechtdoor lopen.
Plots moest Astrid afremmen.
Voor haar stond een harde muur, waartegen ze op knotste.
‘Auw, mijn snuit!’, riep ze.
Maar de pin verzachtte meteen.
Astrid herkende in de vuile oude emmer die er lag veel symptomen van een ViaVia.
Ze moest het er maar op wagen.
Haar nonkel had haar verteld dat aan het einde van de gang wel een uitweg was.
Nergens had ze nog andere gangen gevonden, dus moest het wel met een ViaVia opgelost moeten worden.
Vlug verandere ze weer in mens en nam ze de oude emmer stevig beet.
Ze had gelijk!
Rond haar begon alles te draaien en te zweven, behalve zijzelf.
Astrid was wel bang, maar ergens was ze toch blij dat ze uit die vieze, eentonige tunnel was. Bonk!
Astrid lag op de grond en zag dat ze zich niet meer ondergronds bevond.
Donkere muren omsingelden haar.
Astrid wist niet waar ze zich bevond.
Een nare plek.
Het was een versleten huis dat al heel wat jaren had doorgemaakt.
“Het Krijsende Krot” stond op een plaatje aan de houten gammele deur.
Hij viel bijna uit zijn scharnieren.
Astrid stond op.
Ze zag dat de tekst op het bordje maar slordig genoteerd was.
Het was waarschijnlijk door een kind geschreven.
Achter haar kierde nog een andere deur.
Ze schrok zich rot.
Maar dan zag ze een vertrouwd gezicht.
Een gezicht dat ze nooit eerder had gezien in het echt, maar wel herkende in anderen.
Het was de enige echte Albus Perkamentus.
Deze keer was het geen doodoener die wisseldrank ophad of iemand anders.
Astrid wist het. Ze voelde aan dat haar grootvader voor haar stond.
Hij zei niets. Hij glimlachte alleen.
Het prachtige moment mocht voor Astrid wel eeuwen duren.
Ze omhelsde even zonder nadenken haar opa.


Hoofdstuk 10

Astrid vroeg aan haar grootvader hoe het kwam dat hij in het Krijsende Krot terecht gekomen was.
Perkamentus wist ook niet hoe hij daar terecht kwam.
Hij vertelde Astrid dat hij heel de tijd in het donkere huis moest blijven van de doodoeners.
‘Ze hebben mij gevangen genomen in de Orde’, vertelde hij met eenvermoeide stem.
Zijn halfronde brilletjes zakte bijna af.
‘Ik weet ook niet hoe het komt dat Voldemort van het Krijsende Krot afweet!’
Plots hoorde Astrid een harde Knal.
Een ViaVia had zijn werk gedaan.
Astrid was zó gelukkig toen ze haar moeder, nonkel en vrienden terug zag.
‘Hoe gaat het met je, Astrid?’, vroeg Mondilia bezorgd aan haar dochter.
Ze knikte. ‘Met mij gaat alles goed!’, zei Astrid.
Ze wees op haar grootvader.
Severus en Mondilia hadden even geen woorden meer.
Ze waren sprakeloos.
Mondilia had haar vader al zo vreselijk lang niet meer gezien.
Het was een geweldig blij weerzien, voor haar.
Anderling was ook heel blij, al had Astrid iets in de mot dat ze het al lang wist.
Alleen Harry...
Geschokt staarde hij voor zich uit.
Volgens Astrid was hij helemaal in de war en even weg van de Aarde.
Harry voelde zich leeg en eenzaam.
Perkamentus had zelfs voor één keer geen aandacht voor hem.
Het familie-gevoel dat de vorige jaren bij hem opborrelde voor Perkamentus, zonk als zand in zijn schoenen.
Een verdrietig gevoel vermengde zich met zijn bloed.
Heel zijn lichaam werd hierdoor koud en kil.
‘Harry?’
Even knipperde hij met zijn ogen.
‘Harry!’
Harry keek op.
Hij zag het vrolijke gezicht van Perkamentus.
Harry zei niets.
‘Kan je even meekomen?’
Hij stond op, maar zonder wat te zeggen.
Eigenlijk voelde Harry zich meer in de steek gelaten, dan kwaad.
Hij was gewoon koppig, omdat hij liever had gehad dat Perkamentus eerst naar hem gekomen was.
Maar dan begreep hij het ook wel dat het normaal was dat hij eerst naar zijn familie ging.
‘Waarover wou u me spreken, professor?’, vroeg Harry onzeker aan hem toen ze een kamertje verder waren.
‘Wel, Harry’, begon Perkamentus.
‘Het spijt me dat ik nooit eerder verteld heb dat ik nog familie had.
Je beseft nog half niet hoeveel pijn ik steeds in mijn hart had om dat te verzwijgen.’
Hij keek droevig over zijn brilletje heen.
‘Maar het moest! Het moest!
Ik had geen keuze.
Als ik het aan het licht bracht kwam iedereen in mijn omgeving in de problemen, dat wist ik toen al!
Daarom dat ik vooral jouw in beschermeing wilde nemen...’
Perkamentus zweeg even.
Eigenlijk verwachtte hij een antwoord van Harry, maar hij zei niets.
Hij luisterde naar de woorden van de oudere man.
Ze waren oprecht en waar.
Helemaal waar.
‘Ik weet dat het zwaar is om te verwerken.
Het is onverwachts uitgekomen.
Het spijt me als ik je gevoelens geraakt heb...’
Perkamentus stapte bedroeft en snikkend de kamer uit.
Harry staarde door het vuile raam.
Hij wist niet wat hij ervan moest denken.
Was het nu goed of niet dat Perkamentus alles verzwegen had?
Harry wist niet hoe hij het best kan reageren.
Hij voelde zich nu zo alleen gelaten.
Het leek wel of iedereen door hem keek en hij voor niemand iets betekende.
Plots hoorde hij iets achter hem kraken.
Het was Astrid.
‘Gaat het?’, vroeg ze bezorgd.
Harry antwoordde niet.
In de plaats zei hij: ‘Waar zijn de anderen?’
Astrid begreep hem niet.
‘Waar zijn de Wemels, Hermelien, Tops en Remus?’
Astrid schudde haar hoofd.
‘Ik weet het niet, maar ik denk dat we moeten ontsnappen.
We hebben al zoveel tijd verloren.
Mam en Anderling hebben de bewakers weggejaagd en nonkel Severus heeft opa een toverstok gegeven, want hij had er geen meer.
Ze hadden hem zijn afgepakt.’
Harry knikte.
Snel gingen ze allebij terug naar de anderen.
Mondilia hield een onstuimige dementor in bedwang.
Anderling weerde een trol af en Severus vertelde wat aan Perkamentus.
‘De Wemels en de anderen zitten in het hol van de leeuw.
Ze zijn gevangengenomen in de kerkers van Azkaban.
Als we niet snel zijn worden ze vermorzeld door Voldemort en de doodoeners.’
Harry vind het vreselijke nieuws op met zijn oren.
Hij vreesde het ergste.
‘Kom, we moeten meteen weg!’, riep Harry uit.
Anderling knikte, want de trol kwam al bij van haar spreuk.
Vlug greep ze de handen van iedereen bijeen en verdwijnselde ze in het niets.
Na vele draaiingen storte het groepje neer.
Ze bevonden zich in een even donkere kamer als dat van het Krijsende Krot.
Voor hen stonden een paar dementors.
‘Expecto’
Maar verder kwam Astrid niet.
Een vernietigende blik vol haat keek in hun ogen.
Een man met lang blond haar lachte hatelijk naar hen toe


Ik hoop dat het leuk was.
Binnenkort meer...


x, Jill.






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:25; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Do Aug 24, 2006 22:57 Terug naar boven Sla dit bericht op

Dit is een langer deel: vind het wel leuk. Helemaal verzonnen deze keer zonder iets op voorhand te regelen.

‘Dag, Lucius!’, zei Mondilia meteen en ze ging wat naar hem toe.
Maar het klonk niet vriendelijk; het klonk zelfs meer naar de arrogante kant toe.
Ze keek naar de grote, blonde man.
Lucius Malfidus glimlachte even en keek haar doordringens aan.
‘Kennen jullie elkaar?’
Mondilia draaide zich om en zag het verbijsterde gezicht van Anderling.
‘Minerva’, aarzelde ze.
‘Ja, ik ken hem al heel mijn leven.Jammer genoeg!’
Het laatste wat ze zei stierf in een droevige ondertoon weg.
‘Het spijt me, Lucius!’, zei ze stil en ze vuurde een spreuk af waardoor hij verlamde.
Astrid, Severus, Albus en Harry schakelden de dementors uit en Anderling keek al rond of er andere wezens ronddwaalden die hen konden verraden of vermoorden.
‘Wat moeten we nu doen?’, vroeg Harry radeloos.
‘Waar zouden de Wemels kunnen zijn?’
Astrid wist het niet.
Ze greep haar moeders arm om haar mee te nemen voor te vluchten, maar die bleef staan.
‘Komaan, mam!’, riep ze tegen haar moeder.
‘Wat heb je toch?’
Mondilia kreeg tranen in haar ogen.
‘Wat is er, mam?’
De rest was al doorgelopen.
‘Niets! Je hoeft je je geen zorgen te maken!’
‘Mama, vertel! Je ziet er erg ongelukkig uit! Ik wil weten wat er aan de hand is!’
Mondilia zuchtte.
‘Waarom deed je zo vreemd tegen die man?’, vroeg Astrid een beetje paniekerig.
Samen met haar moeder volgde ze de andere al lopend.
Op zoek naar een uitweg of een aanwijzing.
‘Lucius Malfidus’, vertelde Mondilia.
Harry en de rest luisterde nu ook.
‘Was vroeger een vriendje van mij geweest!’
Harry schrok.
Hij kon het haast niet geloven.
‘Wat?’, flapte hij er luidruchtig uit.
‘Dat meent u toch niet? Dat kàn niet!’
Maar Mondilia schudde haar hoofd dat het wel zo was.
‘Ik kon er niet aan doen.
De tijden dat ik bij mijn moeder moest na de scheiding van mam en pap, werd ik gedwongen om bij Lucius om te gaan.
Hij was heel anders dan ik ooit gedacht had en ... en ik ben verliefd geworden...’
Mondilia kreeg weer tranen in haar ogen.
Niemand kon geloven wat ze had gezegt, vooral Harry niet.
‘Malfidus heeft al een poging gewaagt om mij te vermoorden; hij is door en door slecht!’
Albus knikte.
‘Harry heeft gelijk, Mondilia’, zei hij en hij legde een hand op Harry’s schouders als steun.
‘Je moet hem uit je hoofd zetten, lieverd, anders redden we het niet!
Je weet dat je moeder altijd al zo geweest is om jou aan haar kant te krijgen.
Bij Severus was het bijna gelukt, dus laat alsjeblieft je niet misleiden!’
Zijn zachte stem kalmeerde zijn dochter.
‘Bedankt pap’, fluisterde Mondilia en ze gaf haar vader een knuffel.
Minerva begon opeens te gillen.
‘Trollen! Trollen!’, schreeuwde ze.
Harry en Astrid voelden het opeens ook.
De grond begon heftig te daveren.
‘We moeten hier weg!’, zei de paniekerige stem van Severus.
Maar hij kon zich bijna niet meer overeind houden.
‘Hou je vast aan de muur!’, riep Harry luid.
Dat deden ze.
Maar de trollen kwamen steeds dichterbij.
Ze moesten daar weg, want anders zouden ze over enkele minuten pannenkoeken zijn geweest.
Astrid zag plots iets vreemds boven haar blinken.
De riool waar ze nu de hele tijd al had doorgelopen had dus nog enkele verborgen luiken.
Maar hij was verzegeld met een groot slot.
Simpel, dacht Astrid en ze dacht even na over een spreuk en riep “Alohomora”.
Het slot schoot zo hard los dat de overblijfselen van het houten deurtje tegen Severus hoofd aankegelde.
In plaats van “auw”, riep hij “wauw”!
‘Astrid, je hebt een uitgang gevonden!’
Snel zonder nog wat te zeggen liet hij iedereen door het vrij kleine deurtje kruipen.
Het ging alleen wel heel moeizaam.
Albus was al niet meer een van de jongsten en ook Minerva jammerde enkele keren.
‘Bedankt, Albus’, zei ze toen Albus haar de hand rijkte om haar mee omhoog te tillen.
De trollen kwamen eraan en Harry en Astrid waren nog niet boven.
Astrid was even de moed verloren.
Enkel één persoon kon overleven.
Harry of Astrid...
Er was nog meer tijd voor voor allebij erdoor te kruipen.
Astrid wilde dat Harry ging.
Het kon niet anders; alleen hij kon Voldemort stoppen, dus hij moest wel, want anders kon hij zeker de wereld niet meer redden.
Dan was haar dood veel minder erg dan die van Harry.
Maar Harry greep haar hand.
‘Ofwel overleven we samen ofwel gaan we samen dood!’
Astrid wist niet wat ze hoorde, maar ze nam er genoegen mee.
Harry greep zijn toverstok en Astrid volgde zijn actie.
De trollen waren nog maar op heel korte afstand...
‘Drie’, Harry begon af te tellen.
‘Twee’, Astrids hart stond stil. Ze hield zich klaar voor een immense spreuk.
Ze zag ook haar familieleden angstig naar hen keken vanuit het luik in het plafond.
‘één!’
Zonder nadenken richtte ze een zware spreuk op het honderdtal trollen.
Astrid had geen idee hoe hard ze zich hiervoor moest inspannen.
Traag ging ze naar achter, nog steeds met Harry’s hand om de hare.
Harry voelde zich meer en meer verzwakken.
Maar hij mocht niet opgeven.
De blauwe slierten die uit hun toverstokken kwamen raakten enkele trollen.
Maar het had niet veel effect.
Perkamentus, Severus en Mondilia wilden ingrijpen, maar dat ging niet.
Eén van de wat zwaardere trollen had het luikje dichtgeslagen.
Ze konden er onmogelijk weer uit.
En zo te horen waren ze niet alleen daarboven.
Astrid hoorde haar moeder krijsen.
Van verdriet en pijn...
Astrid was de moed even verloren.
Maar dat mocht ze niet!
Ze mocht niet, ze kón niet!
Als ze één reden moest bedenken waarom ze niet mocht opgeven, dan was het die wel dat ze haar moeder trots kon maken.
Maar er was één nog veel belangrijkere reden ook: Harry’s leven sparen!
Astrid wist dat het het belangrijkst was, dus wilde ze er ook helemaal voor vechten.
‘Ik hou het niet langer!’, riep Harry.
Een trol hief een brokstuk van een steen op.
Hij wilde die naar Harry gooien.
‘Daar komt niets van in!’, riep Astrid tegen de onwetende trol en ze riep”Accio stenen”.
De stenen rezen van zichzelf op en vuurde af op de trollen .
Enkele raakten bewusteloos en anderen dijnsde achteruit.
Harry deed hetzelfde als Astrid en lanceerde de zware stenen op de monsterlijke trollen.
Na een tijdje waren de meeste uitgeschakeld of bewusteloos.
De anderen zijn op de vlucht geslaan.
Harry en Astrid waren kapot.
Uitgeput gingen ze tegen de rand van een vieze muur zitten.
‘Bedankt dat je mijn leven gered hebt’, zei Harry tegen Astrid.
‘En jij bedankt dat je mee hebt geholpen jou leven te redden!’, zei Astrid grinnikend terug.
‘Ik ben zo blij dat we dit overleefd hebben’, zei Harry vermoeid.
‘Ik had die trollen nooit zien afkomen.
Zonder dat idee van jou zouden we nu pastijtjes geweest zijn!’
En dat meende Harry.
Hij bedacht zich dat hij nu een echte vriendin had ontmoet.
‘We moeten mijn moeder en de rest nog bevrijden! Wie weet wat er allemaal al niet met hen gebeurt is!’
Harry knikte.
Snel rukte hij het luikje open dat toch al vermorzeld was door een van die gekke trollen.
Astrid en Harry klommen omhoog.
Astrid zag haar moeder.
Ze gaf haar een grote knuffel.
‘Mam, je hoeft niet weer te huilen!’, zei ze lachend.
‘Harry, hoe gaat het met je?’, vroeg Perkamentus ernstig.
‘Gaat het wel?’
Harry knikte zacht.
Plots gebeurde er iets onverwachts.
Perkamentus werd erg emotioneel en gaf Harry een knuffel.
Maar dat vond Harry niet erg.
Het was het vertrouwde gevoel dat gewoon weer opkwam.
‘Nonkel!’, riep Astrid gillend.
‘Kijk!’
Ze wees wat verder in de kamer.
Achter grote dikke tralissen van een soort van gevangenis zaten bekende personen.
De mensen die ze nu al heel de tijd zochten.
De Wemels!
Hermelien!
Tops en Remus!
Harry knipperde met zijn ogen.
Hij kon het maar niet geloven wat er allemaal aan het gebeuren was...

Dat was het dan voorlopig! Ik zal een paar dagen niet kunnen schrijven/posten, omdat ik met een vriendin van mijn mama en haar kleintje naar Plopsaland in de Panne moet.
Reactie's zouden echt leuk zijn. (Ik wil graag weten of het leuk verzonnen was Razz )


x, Jill.






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:26; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Di Aug 29, 2006 23:01 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 10

Astrid keek in de vermoeide ogen van Ron.
‘Gaat het wel?’, vroeg ze voorzichtig.
Ze zag dat hij vreselijke honger had, omdat hij niets te eten had gekregen en dat hij daardoor erg verzwakt was.
Maar hij antwoordde even niet.
Volgens Astrid lukte dat niet meer.
‘Alohomora’, riep Harry en de sloten van de cellen schoten open.
Geruisloos probeerden de Wemels, Hermelien, Tops en Lupos uit de kleine hokjes te kruipen.
Mevrouw Wemel jammerde wat over Percy die niet gevangen genomen was en meneer Wemel keek verwoed naar Severus.
Zo te zien was hij nog helemaal niet overtuigd van dat hij wél goed was.
Ginny zag eruit alsof ze tien keer flauwgevallen was.
Astrid verandere snel in faunaat, zodat ze op haar rug kon zitten.
‘We moeten hier weg!’, fluisterde Anderling allert.
Ze hoorde enkele zware voetstappen naar hen toekomen.
Waarschijnlijk was de bewustloze Malfidus allang gevonden en hadden de dementors heel Azkaban uitgekamt.
Harry keek even rond.
Hij probeerde iedereen een hand doen geven aan elkaar.
De deurklink draaide zich open...
Harry haalde zijn toverstok tevoorschijn.
Net op het juiste moment verdwijnselde hij.
Iedereen ging mee.
De draaiende golven waren zo een opluchting dat de spanning van iedereen er een beetje afdreef.
Harry hoorde in de verte nog een doodoener vloeken dat hij te laat was.
Hij was voor de gewoonte terug naar het Nest verschijnseld.
Met z’n allen strortten ze hard tegen de grond aan.
Midden in een groot grasveld tussen de tuinkabouters.
Astrid krabbelde overeind met Ginny op de rug.
Snel duwde ze met haar poot een bewusteloze Ron wakker.
‘Kom, we moeten snel naar binnen! Hier zijn we nog in gevaar!’
Iedereen hief zichzelf overeind.
Het stappen naar het huis duurde wel even.
Met grote passen liepen ze door het veld.
Mondilia was veranderd in een vos en sloop langs de bomen die aan de kant van de akker stonden. Snel glipte ze het Nest in om te kijken of er geen doodoeners op hen aanhet wachten waren.
Maar gelukkig waren er daar geen!
Ze veranderde weer in heks.
Vlug graaide ze een klein stuk perkament van de tafel en schreef ze met een veer een kort tekstje.
Ze wilde hulp inroepen maar ze wist helemaal niet wie ze kon contacteren.
Misschien Hagrid!
Hij kon de boel wat opleuken en zijn hulp hadden ze zeker nodig.
Misschien dat Hagrid mevrouw Mallemoer kon meebrengen.
Het zou in ieder geval een plijster op de wonde zijn om wat leuk gezelschap te hebben.
Plots dacht Mondilia ergens anders aan.
Mevrouw Plijster!
Ja, zij moest ook komen, want de Wemels zagen er niet al te fris uit en Tops en Lupos zagen er ook vreselijk uit.
Hermelien zag er heel ondervoed uit en ze zag er doodongelukkig uit.

Beste Hagrid,
Ik weet niet of je me nog kent van vroeger, maar het is hier met Mondilia Perkamentus; de dochter van Albus Perkamentus.
We hebben je hulp dringend nodig.
Voldemort en de doodoeners zitten achter ons aan en we zijn ten einde raad.
Stuur een uil naar Poppy Plijster en zeg haar dat ze dringend naar het Nest moet komen.
Haast je, want elke seconde kan tellen!

Mondilia.


Even herlas ze de brief een keertje na.
Daarna riep ze naar Koe die op de bank een tukje deed.
Vrolijk kwam hij aangevlogen en lande hij op de tafel.
Slordig bond Mondilia het stuk perkament aan zijn pootjes.
In een flits vloog hij weg.
Astrid kwam tevoorschijn.
Als een van de eerste was ze op de berg geklauterd.
Albus sukkelde een eindje achter hen aan.
Ze liet Ginny in een sofa zakken en ging snel haar opa te hulp.

Harry keek uit het raam dat nu vol stof en webben zat.
Als een waakhond bleef hij voor het raam zitten, zodat hij kon waarschuwen als er iemand aan zou komen.
Hij dacht even na waarom ze nu niet naar de Orde verdwijnseld waren, maar dat leek hem nu geen best idee.
Er was al een doodoener geweest en daar zouden ze zeker eerst gaan zoeken.
Iedereen lag nu al in zijn bed, zat te eten of was in de sofa gaan zitten.
Mondilia kwam s’avonds even bij hem zitten.
‘Ik kan het wel even van je overnemen hoor!’, zei ze rustig en vriendelijk.
‘Je zit nu al een eeuwigheid voor dat raam! Het is niet gezond om zo lang te blijven waken! Je hebt rust nodig! Ga slapen!’
Even klnok ze streng.
Volgens Harry kon ze het aanvoelen dat hij wilde weigeren.
‘Toe nu, het is voor je eigen goed, Harry!’
Harry schudde zijn hoofd.
Hij moest haar gelijk geven.
Want het was waar wat ze zei.
Bemoederend gaf ze een zoen op zijn voorhoofd.
Harry kreeg een vreemd gevoel in zijn hoofd daardoor.
Snel liep hij naar de gang om zo op de trappen gaan lopen.
Hij ging langs de kamer van Ginny en Astrid staan.
Hij hoorde dat ze allebij al sliepen.
Even kwam het moment terug dat hij daarnet kreeg toen hij weer aan Mondilia dacht.
Ergens diep in zijn hart voelde hij zich ongelukkig dat hij zijn ouders al zo lang verloren was.
Hij miste hen zo vreselijk...
De gedachte dat hij nu op dit moment een fantastisch moment had kunnen beleven, boorde een gat in zijn hart.
Mondilia was dan wel heel lief voor hem, maar de plaats van Lily zou ze nooit kunnen innemen.
Harry sloot zijn ogen zachtjes.
Hij voelde zich steeds triester en triester worden.
Onderuitgezakt tegen de muur dacht hij na over de enkele gelukkige momenten die hij met hen beleefd had.
Een dikke traan rolde uit zijn oog.
De pijn was even ondraaglijk, maar de wetenschap ervan was dodelijk...

bye,
x, Jill.






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:27; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Vr Sep 08, 2006 18:56 Terug naar boven Sla dit bericht op

Harry haalde een klein flesje boterbier uit de rommelige kast.
Snel nam hij een slok en ging hij tot bij het donkere raam.
Het was muisstil.
Harry zag dat het huis helemaal duister was geworden.
Het was ’s nachts en niemand was nog op, behalve hij dan.
Harry blikte even terug op de enkele uren die hij had geslapen.
Ze waren niet echt goed, omdat hij tegen de muur had geslapen, maar voor de rest was er toch iets speciaals mee.Hij dacht diep na.
Vlug ging hij in het diepe vensterbank zitten.
Eigenlijk waren zijn dromen voor één keer niet over Voldemort, maar over iets heelanders.
Het ging over het algemeen over Perkamentussen en over zijn eigen familie.
Verder herinnerde hij zich er niet veel meer van.
Maar alles leek zo vredig in die droom, dat het meer op een nachtmerrie begon te lijken.
Eén grote illusie, zoals men het wel eens noemde!
Harry zuchtte ongelukkig met zijn boterbiertje in de hand.
Hij had zin om het hard tegen de grond te gooien om zo zijn woede los te laten.
Maar die kracht had hij niet.
Vermoeid keek hij in een zwart gat zonder lichtpuntjes.
Plots dacht hij aan het trouwfeest van Fleur en Bill.
Dat moest zeker een ramp gaan worden.
Het zou al lang geweest moeten zijn, maar dat ging dus niet.
Bill was ondertussen al gevlucht met haar om hun in veiligheid te brengen, eerst wou hij niet, maar Molly had het hem verplicht.
Harry miste zijn bezogrde moeder.
Hij zag er tseeds meer van af dat hij niemand meer had om zich te steunen.
Vroeger had hij Albus nog, maar nu was hij ook al bezet door zij n familie.
Het liefst wilde hij met niemand delen op zulke harde momenten.
Harry dacht dat niemand aan hem dacht, omdat iedereen zo druk bezig was met zijn familie en dat hij gewoon overbleef.
Hij vroeg zich af hoe het met Fleur zou zijn.
Zou ze bang zijn of zou ze moedig zijn?
Harry schrok ineens.
Tegen het raam klapte een vogel aan.
Zijn hart sprong er bijna uit.
Snel sprong hij van het koude venstertablet.
Hij zag dat het een postuil was.
Voorzichtig schoof hij het raam open.
Koude lucht overspoelde hem en deed hem nog meer kil aanvoelen.
De uil klauterde in het raam.
Harry nam de brief die aan zijn pootjes zat eraf en las hem even door.

Beste Mondilia,

We komen wat later dan gepland was, want ik moet eerst nog Poppy gaan afhalen.
Ze zit ergens in Londen en ze kent de weg niet.
Doe es de groetjes aan Harry en de rest.
Hoe is ie nu met hem?
Ik hoop beter.
Hijheeft veel te verwerken gekregen, zeker, de laatste dagen?
Je dochtertje zal ook wel blij zijn dat ze jou nog had, want Harry heeft niemand.
Nu, ja, ik kom er zo aan.
Sorry dat ik wat laat een uil heb gestuurd.

Hagrid.


Harry herkende Hagrids handschrift uit duizenden.
Het raakte hem even dat Hagrid zoveel zorg toonde voor hem.
Misschien was er dan toch iemand die wat zorgen om hem maakte.
Maar eigenlijk vond Harry het stom van zichzelf dat hij zo naar medelijden schreeuwde.
Hij was Harry Potter!
Hij mocht niet droevig zijn of mocht geen pijn hebben!
Hij moest de wereld redden van slechterikken.
Maar de moed was nu echt wel op.
Verzwakt als hij was, hinkte hij naar de sofa’s om te kijken wie er in slaap gevallen was.
Tops lag naast Remus.
Uitegput slaapten ze als roosjes.
Mondilia was ook in slaap gezeten, maar niet in een stoel.
Zoals ze Harry beloofd had, bleef ze dehele nacht aan het raam zitten.
Maar ook zij was in slaap gevallen.
Harry zuchtte nogmaals.
Plots liet hij zijn boterbier vallen.
Geschrokken verstijfde hij.
Met aan scherpte slag donderde de glasstukken naar benden.
Tops en Mondilia schrokken wakker.
Harry stond juist voor Voldemort.
Verslagen en gespannen keek hij hij recht in zijn ogen.
‘Ik zocht je overal, Potter!’, zei Voldemort met een gruwelijke stem.
‘Maar dus je zit hier! Op de plek waar niemand je óóit zou kunnen vinden!’
Het sarcasme droop er vanaf.
‘Raak hem één vinger aan!’, riep Mondilia meteen naar Voldemort.
Ze kwam opmerkelijk heel dicht bij de lelijke bijna onmenselijke man.
‘Je hebt mijn moeder al van me afgenomen, maar Harry laat je gaan!
Hij heeft je niets misdaan!’
Voldemort lachtte schril.
‘Neen, tuurlijk niet!’, zei hij wat zachter maar op een nog steeds sarcastische toon.
Harry hoorde achter zich iets.
Het was Remus.
Hij werd net wakker.
Harry’s hart stond nu nog meer stil dan daarvoor.
Mondilia had naar haar toverstok gegrepen voor als ze Remus moest laten zwijgen, voor er iets ernstig zou gebeuren.
Maar Remus redde zichzelf.
Harry keek naar buiten door het raam.
Het was volle maan!
Remus had zijn drankje niet op, dus hij veranderde in weerwolf.
Voor een keer was Harry opgelucht dat dat gebeurde.
Zo woest en wildals hij was graaide Remus naar Voldmort.
Uit zijn mond kwamen alleen harde geluiden en schreeuwen vol woede.
Hij was ineens zo harig en groot en vooral angstig geworden.
Mondilia trok Harry naar achteren.
Gelukkig maar, want Remus probeerde zelfs zó wild naar Voldemort te happen dat Voldmort zelfs de kans niet kreeg om hem te betoveren.
Maar plots was het over.
Voldemort was verdwijnseld.
Hij was ontsnapt.
Hij was te laf geweest om het tegen Remus op te nemen.
Hij zag dat er gevaar dreigde dus had hij zichzelf in veiligheid gebracht.
Spontaan gaf hij Mondilia een knuffel uit dankbaarheid.
Harry was nog nooit zo verrast bij iets, maar was ook nog nooit zo blij geweest dat het voorbij was.
Opgelucht zakte hij neer op de koude vloer.
Hij hoorde op de trappen heel wat gestammel.
Ginny, Hermelien, Ron, Astrid en alle anderen keken door de kier van de deur die naar de hall leide.
‘Harry!’, gilde Ginny peniekerig.
‘Wat is er met je gebeurt?’
Ze was zo van streek dat ze Harry alleen maar kan omhelzen.
‘Wat ben ik blij dat hij weg is!’, zei Tops tegen Mondilia.
Ze keek naar haar vriend Remus en zuchtte.
‘Op de een of andere manier hebben we dit overleefd door Remus.
Hij is een echte held!’
Mondilia knikte.
‘Ja...’, zei ze vaag.
Ze keek naar Remus die nu in de tuin van Wemels naar Voldemort zocht.
Hij had het zo druk daarmee dat hij iedereen vergat.
‘Wat moeten we nu doen?’, vroeg ze op dezelfde zachte toon.
‘We lopen overal gevaar! Als we niet snel iets ondernemen zijn we voor de rest van ons leven gedoemd.’
Met tranen in haar ogen keek ze levensloos naar buiten.
Enkele rolden over haar wangen.
‘We staan machteloos!’
Tops leefde met haar mee.
Een bezorgde hand legde ze op Mondilia’s schouder.
‘Wat kunnen we doen?’, vroeg Mondilia.
Tops antwoordde niet.
Ze wist het niet.
Ook zij dacht er zo over als Mondilia.
‘Mam?’, Astrid stond achter haar.
‘We moeten echt wel wat gaan doen!
Harry is niet meer veilig, en wij ook niet!’
Harry kwam erbij staan.
Hij voelde zich zo schuldig dat hij hen daarmee betrekte.
‘Ik ga wel! Dan kunnen jullie in rust leven!’, zei hij oprecht.
Maar Mondilia weigerde.
‘Neen, Harry! Dat zal nooit gebeuren!
Ik laat je niet doodgaan!
Ik wil het niet!
Vertrouw me, dat is het laatste wat je ooit maar mag doen!
Je moet bij ons blijven!
Je bent een deel van ons leven, we laten je niet zomaar gaan!’
Harry had begrepen.
Maar voor hij nog iets kon terugzeggen hoorde hij een groot lawaai.
Hetwas Hagrid en hij was net met Poppy en mevrouw Mallemour naar hiertoe verschijnseld.
Harry wasineens zo blij dat hij Hagrid zag.
Uit blijdschap omhelsde hij hem.


x, Jill.






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:28; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Sep 24, 2006 0:20 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 11:

Een muffe geur kroop in de neus van Harry.
Zijn ogen openden zich zacht en keken recht in de prachtige ogen van Ginny.
Met een geeuw ging hij snel overeind zitten.Ginny keek hem bezorgd aan.
‘Gaat het?’, vroeg ze heel voorzichtig.
Harry keek haar verward aan.
Waar had ze het over?
‘Wat is er gebeurd?’, vroeg Harry tastendaan zijn hoofd.
Het gloeide.
Een korte pijn schoot hevig door zijn liteken.
Plots zag hij dat de rest van alle aanwezigen in het Nest ook rond zijn bed stonden.
Het leek wel een begrafenis.
Iedereen zag er beteuterd uit.
Molly, die als enigste niet in de kamer aanwezig was, kwam nu binnenstormen.
Harry dacht even dat hij droomde, maar dat was niet zo.
Gehaast propte de mollige dame met rood haar een pilletje in zijn mond.
Maar Harry spuugde het meteen weer uit.
‘Wat heeft dit te betekenen?’, vroeg hij boos aan iedereen.
Hij deed het deken dat op zich lag af en sprong uit het bed.
Ron kwam even dicht bij naar hem toe.
‘Weet je dat dan niet?’, vroeg hij verwonderd.
Zijn wenkbrauwen trokken zich verward op.
‘Harry, je bent gisteren aangevallen door Severus!
Hij was bezeten door je-weet-wel!
Je-weet-wel heeft Astrid, Severus en Mondilia ontvoerd!
Een uur later dan dat Remus hem verjaagd had, was hij teruggekomen!’
Harry schrok.
‘Wat!’, riep hij uit en hij liep paniekerig rond.
‘Wat staan we dan nog hier te doen?’, tierde hij tegen de rest die moedeloos in de slaapkamer stond.
‘We moeten hun leven gaan redden’, zei hij en hij trok zijn schoenen vliegensvlug aan.
Zijn kleren hadhij al van de vorige dag aan.
Ze waren vreselijk verkreukt en roken muffig, maar dat kon Harry even niets schelen.
Hij keek iedereen paniekerig aan, maar niemand zei iets.
‘Harry, we weten niet eens wààr ze zijn!’, zei Hermelien na een lange, pijnlijke stilte.
‘We kunnen ons niet nóg eens in het hol van de leeuw begeven! Dat is veel te gevaarlijk!’
Harry slikte.
Een vaag beeld van het neuzenloze gezicht van Voldemort vormde zich voor zijn ogen.
‘We zullen ze nooit kunnen vinden! Hoe hard we ook zouden zoeken!’, voegde meneer Wemel eraan toe.
Remus die nu al lang weer gewoon mens was geworden, mankte met een verwond been naar Harry toe.
Zo te zien was hij de vorige dag ook goed toegetakeld door Voldemort.
Voor Harry er nog wat over kon zeggen, was nu iedereen ondereen aan het praten.
Hermelien keek hem beteuterd aan.
Verslagen keek ze naar de wanhopige mensen.
‘Stop!’
Een luide gil deed onmiddelijk de herrie stoppen.
Het was Ron.
Hij was zo slim geweest om het kabaal eindelijk ten einde te maken.
Met zijn armen tussen iedereen gestrekt, trok hij wan iedereen weer de aandacht.
‘Zo is het wel goed geweest!’, riep hij luidkeels.
‘Harry heeft gelijk! We mogen onze vrienden niet in de steek laten!
Want als we dat doen, zijn we geen échte vrienden, maar valsaards.
Op dit moment zijn we dat allemaal.’
Woest en beschuldigend keek hij iedereen diep in de ogen.
Harry vond het heel moedig van hem.
Meteen ging hij samen met Hermelien en Ginny achterhem staan.
‘Ja!’, riepen ze instemmend.
‘Ik doe mee!’
Al de rest knikte even moeizaam.
‘Wauw, overtuigend moet ik zeggen, hoor!’, zei Ginny vol sarcasme en ze fronsde haar wenkbrauwen nonchalant.
Harry had ook wel wat meer enthousiasme verwacht van de rest.
‘Oké’, riep Tops opeens heel luid.
‘We gaan ervoor!’
Hagrid gromde ook heel instemmend.
Fred en George ripen een luide “ja” en daarbij gaven ook Molly, Poppy, madame Malemour en Charlie toe dat het de beste oplossing was.
Harry merkte plots iets op.
Er waren nog twee mensen buiten, Severus, Astrid en Mondilia die niet aanwezig waren.
‘Waar zijn Albus en Minerva?’, vroeg hij snel aan Hermeilien.
Hermelien wenkte zich even tot hem.
‘Ze zijn terug naar Zweinstein gegaan!
De controle is daar heel onstabiel met al die slechtetovenaars die er rondzwerven.
Zweinstein had dringend zijn Perkamentus terug nodig!
Hij wil er voor één september weer alles op orde brengen, zodat we weer naar school zouden kunnen gaan.’
Harry kon het niet geloven.
Zijn hart maakte een miniscuul vreugdesprongetje.
Even was hij weer zó blij weer naar Zweinstein te kunnen.
Maar dan moest hij wel eerst Astrid, Sverus en Mondilia redden.
Dat was wat anders!
‘Kom, we moeten nu gaan!’, zei hij vlug tegen iedereen.
‘Allemaal?’, remus trok een vreemd gezicht.
‘We kunnen niet met z’n allen gaan. Dat is te gevaarlijk! Ze zullen ons met zo’n hele groep meteen opmerken!’
Harry knikte.
‘Maar wie gaat er dan Wél mee?’, vroeg Ginny meteen daarna erg ongeduldig.
Molly tikte even op haar schouders.
‘Dat is veel te gevaarlijk! Remus zei het al!’
Ginny morde even, maar zag daarna in dat haar moeder toch wel gelijk had.
‘Ik zal hier dan wel de wacht houden’, grijnsde ze breed.
‘Goed’, zei Remus tenslotte.
‘Arthur, jij moet ook ook hier blijven; als leider, dan!
De rest moet hem steeds volgen in zijn beslissingen!
Harry, ik en Tops gaan alleen.’
Maar meteen hoorde hij achter zich een ruk protest.
‘Wat!’, riepen Ron en Hermelien in koor.
‘Geen sprake van’, gilde Hermelien in paniek.
Ron stemde in.
‘Harry gaat niet zonder ons! Hij is onze beste vriend! Voor hem gaan we door het vuur!’
Maar voor Harry nog iets kon protesteren hoorde hij een zware grom.
‘Ik ga ook mee!’, zei Hagrid vol overtuiging.
‘Ik laat Harry niet in de steek! We gaan die Je-Weet-Wel eens een poepie laten ruiken!
Hij balde een vuist en stak die ruig in de lucht.’En wij? Mogen wij mee?’, vroegen Fred en George vol enthousiasme aan Remus.
Maar die schudde zijn hoofd.
‘Het spijt me jongens; hier hebben ze jullie hulp heel hard nodig, weten jullie dat?’
Ze knikten zacht en keken ontgoocheld naar de grond.
Molly keek eerder opgelucht dat ze er niet veel heil om maakten.
Het sprak natuurlijk vanzelf dat zij niet meeging, dat gelde ook voor Poppy, die toch van plan was om ook naar Zweinstein te gaan.
Charlie ging ook niet mee.
Hij zou Bill en Fleur achterna gaan om hen op de hoogte te stellen en hen in veiligheid te brengen.
Ginny keek Harry droevig aan.
Zijn hart versplinterde even in duizenden stukjes.
Maar hij wilde haar niet laten omkomen, ook al wou hij dat ze mee zou gaan.
Het was tijd om te gaan.
Met een krop in de keel gaven ze elkaar een knuffel en een halve zoen.
Een halve zoen die elkaar lippen bijna raakten, maar het gewoon niet durfden omdat ze dachten dat ze dan nooit meer gescheiden konden worden.
Tranen vloeiden langs Ginny’s gezicht.
Maar Harry stond achteloos.
Hij kon haar niet troosten, het zou gewoon veel te pijnlijk zijn geweest.
Iets zeggen al evenmin.
Hij nam nu ook moeizaam afscheid van de rest.
Molly huilde ook.
‘Pas op, Harry! Wees voorzichtig! Ik zal een kaars voor jullie branden!’
Maar de tweeling kon er ook geen woord uitbrengen.
Harry begreep dat wel.
Remus greep zijn schouder en tops hand.
Hagrid hield hem vast en Harry omhelsde hem.
Ron kon zich nog net vastgrijpen.
Daar gingen ze.
Verdwijnseld tot in de verre duisternis.
Een eindeloze put vol ellende en mistroostigheid.
Harry kon zijn ergste nachtmerries hier nog niet mee vergelijken...


x, Jill.[/i]






Laatst aangepast door DragonFly op Do Nov 09, 2006 20:59; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Za Okt 14, 2006 0:09 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoihoi^^,
oké, het heeft lang geduurt maar Hfdstk 12 is af!
En OMG, deze keer heb ik het wel leuk gemaakt.
mijn fantasie is zo de vrije loop gegaan, maar je moet het echt wel eens lezen, en zeker reactie's sturen!!!
Twisted Evil Euh... Razz neen, hoor, je ziet maar, oh jah, allemaal super gedankt voor je reactie's!
Blablablab..... ah, jah, no ava omdat ik er gewoon geen heb...
Mensen beloven me eentje en dan vergeten ze het weer, aanmeldingen mogen zker en een reader zou ook van pas komen! Wink
Ik ga niet langer blijven door ratelen:
hier even voor een tijdje al wat leesvoer: heel ...


Hoofdstuk 12:

‘Laat me los, beul!’, Astrid schreeuwde het uit.
Verwoed keek ze in de kleine, woedende oogjes van een grote maar zeer domme doodoener.
Het was Kwast natuurlijk!
Astrid gaf hem een stomp in zijn maag en graaide zijn toverstok uit zijn handen.
Ze gaf hem meteen door aan haar moeder.
Maar Kwast kam bij van zijn val die hij gemaakt had door de grote schok.
‘Niet zo vlug’, lachte Astrid en ze veranderde in een knipperflits tot faunaat.
De poten van de pony boorde zich in de dikke buik van de bijna verslagen doodoener.
Plots hoorde Severus een geluid.
‘Dat ruikt naar onheil’, zei hij en hij knarste zijn tanden.
Hij was nog vastgeketend aan een muur.
Dat moest er normaal ook met Astrid en Mondilia gebeurt zijn, maar zij konden zich nog net verweren.
Astrids hart maakte een hevige sprong.
Ze besefte dat het even van enkele seconden afhing.
Zo vlug ze kon ging ze dichttegen een muur staan.
Van de trap die tot in de kerker kwam waar ze zich op dat moment bevondden, kwam een enge gedaante naar benden gestapt.
Astrid maakte een Chinees gebaar, verandere in heks en gaf de persoon een klap met haar voet in zijn gezicht.
‘Dat zal je leren, enge kloon!’
Ze keek naar het starende gezicht van nummer twee van Voldemort.
‘Is hij dood?’, vroeg ze voorzichtig aan haar moeder.
‘Ik-ik weet het niet’, huiverde Mondilia.
‘Ik denk het niet.’
Ze voelde aan de witte man zijn pols en stelde vast dat hij alleen maar bewusteloos was.
Op de een of andere manier was Mondilia nog nooit zo opgelucht geweest dat Voldemort niet dood was.
Volgens Astrid was dat, omdat haar moeder niet wilde dat haar dochter een moord op haar geweten zou hebben.
‘Vlug’, zei ze tegen haar moeder terwijl ze beiden Severus probeerden los te maken van zijn boeien.
‘We moeten vuchten!’
Mondilia trok haar broer mee.
Hij had een grote wonde op zijn been, waardoor hij trager moest lopen.
‘Gaat het, nonkel?’, vroeg Astrid zacht en heel bezorgd aan Severus.
‘Niet echt!’, was zijn antwoord.
En dat zag je ook.
Druppels zweet parelde over zijn hoofd.
‘Wat moeten we nu, mama?’, vroeg Astrid radeloos.
‘Lopen!’, riep Modnilia.
Kwast was al aan het bijkomen dus moest er wel degelijk haast achter gezet worden.
‘Pony’, riep ze snel en Astrid veranderde meteen in faunaat.
Er was geen tijd voor verbazing.
Astrid beefde enkel van de angst.
‘Accio Severus!’
Severus schoot op haar rug.
‘Curte!’
Astrid werd door een onzichtbare hand vooruitgeduwt.
Mondilia volgde en veranderde in een vos.
Met nog steeds verbaasde blik naar haar moeder gericht rende Astrid de trappen op.
De kerker was zeer laag gelegen dus moest het drietal – of beter gezegt: tweetal – hoog klimmen.
Severus was zo uitgeput dat hij niet op zijn benen kon staan.
Dat hij op Astrids rug zat betekende niet dat zij niet mishandeld was geweest door de doodoeners.
Neen, helemaal niet!
Bloed liep langs haar gezicht.
Een flinke klap die ze kreeg van Kwast omdat ze brutaal tegen hem was geweest was hiervan het gevolg.
In haar gedachten kon ze die gorilla wel laten ontploffen.
‘Mam, wat betekend curte ook alweer?’
Mondilia glimlachte.
Ook al was ze een vos en beweerde vele mensen dat dieren niet konden lachen, toch was er het gevoel dat een soort van verbinding maakte zodat Astrid haar gevoelens toch kon begrijpen.
Ze was nu eenmaal ook een faunaat dus ze kende haar gevoel van vastzitten in een harig omhulsel.
Maar daar had ze nu geen tijd voor om zich daaraan te ergeren.
‘Curte betend “rennen”, dat weet je toch, latinistje!’
‘Euh.. jah, maar Latijn is nu wel het laaste waar ik aan kan denken!’

Astrid was bovenaan het begin van de kerker.
Eindelijk was ze daar geraakt.
Ze had nooit verwacht dat het zo lang ging duren en vooral niet dat het zo lastig zou gaan zijn.
Verder in het gebouw – of wat het ook mocht zijn – was alles zo wazig.
Niet dat men niets kon zien, maar nergens was een begin en een einde;
Nergens! Helemaal nergens!
Astrid, die helemaal zat te stressen, had zich na een lange tijd laten neerzakken tegen een kille en koude muur.
Beter gezegt: de meest rotte muur die er bestond.
Eigenlijk zelfs veel te “rot” naar Astrids wetenschap.
Een gewone muur zou niet meer staande kunnen blijven met zijn wankelige muur.
Dat verontruste haar ook net.
Mondilia en Severus zaten aan de andere kant van de muur.
Daar was hij niet rot.
Mondilia probeerde haar broer wakker te schudden, maar tevergeefs.
Astrid vloekte in haarzelf.
Waarom liep alles toch zo fout.
Haar leven had geen nut meer.
En dat besefte ze nu dubbel meer dan de vorige dagen.
Ze stond gewoon in het boekje van Magere Hein opgeschreven om als eerste te sterven.
Mar het lukte hem maar niet om haar uit te schakelen.
Neen, ze was hem steeds te slim af.
Met haar koude vingertoppen taste Astrid over de sponzige muur.
‘Interessant’, mompelde ze zacht.
Ze ging enkele stappen terug van de muur en nam een korte aanloop.
Zo snel ze kon schoot ze door de lucht.
Een been dat horizontaal gestrekt was, boorde zich in de rotte muur.
Maar het draaide anders uit.
De spectaculaire stunt leverde niets op, behalve een harde val tegen de grond.
Maar Astid gaf niet.
Nu ik hier toch ben, zal ik er alles aan doen om niet te sterven tussen vier verlaten muren, dacht ze woedend.
Ze greep de toverstok die een uur geleden nog van Kwast was geweest van de grond; Mondilia had hem daar neergelegd.
‘Wat zal ik op die muur roepen’, lachte ze wreed.
‘Avada Kedavra!’
Mondilia stokte haar adem.
‘Astrid... neen!’
Maar Astrid luisterde niet.
Waar haalde ze de kracht vandaan om de vloek des doods uit te spreken?
Was ze haar leven dan echt beu?
Of wou ze een ander persoon hiermee kwetsen?
Maar er was wel degelijk wat stuk.
De rotte muur was door al de negatieve kracht omvergeblazen.
Astrid kon zichzelf niet geloven.
Versteend staarde ze naar het ongeluk.
Of was het geen ongeluk.
Was het voorbestemd?
Astrid kon zich alleen maar dat voorhouden, omdat ze zelf geen controle had over zichzelf op dat moment.
Het bleef een raadsel...
Maar plots vergat ze dat allemaal meteen.
Ze zag wat ongelofelijk.
Ze was ineens heel blij dat ze dat rare voorval had gedaan.
Mondilia stond recht en liet de bewusteloze Severus zakken.
‘Wat is dit, mam?’, vroeg Astrid verward met open mond.
Ze staarde naar een groot soort van geheime lab.
Meteen stormde Astrid erop.
De bauwe gloed die over de reusachtige werkplaats heenscheen was oogverblindend.
Astrid wachte niet op antwoord, want dat kreeg ze niet.
‘Ik vóél dat er hier iets vreemd aan de hand is en dat we dicht bij een oplossing voor ons probleem zitten...’, zei ze dromerig en zacht.
Ze trok alle schuifjes open van de tiental bureau’s ie er stonden en ze onderzocht alle bakken met proefbuisjes in.
Er klopte iets niet.
Welke tovenaar of eender welk ander magisch wezen zou zich nu zo bezighouden met dreuzeldingen?
Astrid merkte plots ook op vanwaar die hevige blauwe gloed vandaan kwam.
Het kwam niet zomaar ergens vandaan...
Neen, het kwam van nog een andere deur, maar die Astrid maar niet kon openen.
Het blauwe licht was gewoon zo fel dat het door al de spleten heen van de deur al oogverblindend was.
‘Men kan er alleen in met deze afdrukken’, zei Astrid tegen haar moeder.
Ze wees naar de deur waar passende handafdrukken op moesten gezet worden
‘Hoe komen we daar aan?’, zuchtte Mondilia uitgeput.
‘Mama, rust nu toch een beetje!
Ik voel dat ik dit alleen moet doen!’
Mondilia was even van de kaart.
‘Neen..Ik-ik... neen!’, zei ze triest.
‘Dat kan ik toch niet maken?’
Astrid staarde har aan.
Uiteindelijk gaf Mondilia toch toe.
Astrid gaf haar een knuffel.
Meteen daarna liep ze naar de deur.
Wat kon ze doen om hem open te krijgen?
Haar eigen handen zouden nooit passen.
Maar van wie zou eigenlijk de afdruk zijn?
Het bleef een grote vraag.
Maar opeens opende de deur zich vanzelf.
‘Mam, je kan meegaan als je wilt?’
Mondilia knikte.
Ze kwam er meteen aanrennen.
Astrid ging door de zware deur.
Maar hij sloot zich meteen.
Modnilia was er nog helemaal niet doorheen.
‘Wat!’, gilde Astrid tegen de deur uit woede.
‘Laat haar ook binnen!’
Maar de deur verroerde zich niet.
Het was nu wel echt duidelijk dat Astrid er alleen voor stond en dat ze het alleen moest oplossen.
De belichte kamer werd heel wat minder blauw.
Meteen kreeg Astrid een scheut van pijn in haar hart.
Eerst en vooral omdat ze nu pas besefte dat het blauwe licht haar aantrok en dat ze daarom naar daar kwam en ze dus in de val gelopen was.
En als tweede reden omdat ze bang was.
Zo bang dat het haast niet te beschrijven viel.
‘Dag Astrid!’, zei een zachte stem vanuit het niets.
Astrid had geen idee vanwaar de stem kwam.
In de lege ruimte die blijkbaar achter de deur zat was niemand aanwezig.
Maar toch praatte de stem in haar hoofd door.
‘Zwijg!’, schreeuwde Astrid tegen de stem.
‘Zwijg!’
Maar de stem hield niet op.
‘Wie ben jij?’, vroeg ze panikerend.
‘Van mij hoef je niet bang te zijn!
Ik ben je vader!’
Even stokte haar keel en schrok ze.
Astrid droomde weg.
Tot ze weer bij bewustzijn was.
‘Wat was dat toch allemaal!’, mompelde Astrid in zichzelf.
Plots scheen er weer blauw licht in haar ogen.
De ruimte was niet meer leeg, en er stond iemand voor haar.

‘Wie ben jij?’, herhaalde Astrid vanuit haar droom.
‘Je vader!’, herhaalde de stem weer.
Astrid opende haar ogen.
‘Pap!’
Haar ogen spreden zich wijd open.
Een fantastisch moment brak aan.
Na al die tijd...
Na al die lange tijd had Astrid eindelijk haar vader teruggevonden.
Ze was zo blij.
Tranen vloeiden over haar wangen en spanning schoot in haar hart.
Ze hoorde de meest vertrouwde stem die ooit uit haar leven was gegaan weer vrolijk rond haar.
Geen moment twijfelde Astrid.
Ze moest hem rond de nek springen en hem nooit meer loslaten.
Het moment waar ze altijd op gewacht had was eindelijk daar.
Wat moest ze zeggen?
Wat kon ze hem nog allemaal vertellen?
Wat zou hij daarop dan weer zeggen?
Waarom was hij zo lang verdwenen en waarom was hij hier?
Al die vragen... ze schoten haar allemaal tegelijk tebinnen...
Maar een droom verbrak in schilfertjes.
Astrid stapte helemaal door haar vader heen.
‘Pap! Wat is eraan de hand?’
Haar vader kwam voor haar zweven.
Hij was een spook geworden.
‘Papa’ aarzelde Astrid.
‘Ben je dood?’
Snikkend keek ze naar haar vader.
Het was inderdaad zo.
Hij leefde niet meer.
Maar waarom niet?
Had Voldemort hem dit aangedaan?
Astrid kwam er maar niet overheen.
Ze vond het zo erg voor haar vader.
Scelius – zo hete hij – had voor hij een helemaal grijs spook werd halflange zwarte haren, een bleek gezicht en fel rode lippen.
Zijn lippen waren nooit geverfd, het was gewoon iets in de familie.
Astrid had het ook redelijk erg.
Maar nu was haar vader helemaal doorzichtig.
Astrid had gehoopt dat het echt anders zou worden.
Nu begreep ze ook waarom haar vader met haar contact zocht in haar hoofd, om de schok gelijdelijk aan te doen.
Maar of het gelukt was....
‘Ik ben vermoord door Voldemort’, zei Scelius.
‘En ik ben niet de enige!’
Astrid luisterde even niet.
Ze was nog steeds onder de indruk.
‘Schatn je moet naar me luisteren!
Het is erg belangrijk!
Ik wil dat jij en Harry Voldemort proberen uit te schakelen.
Voorlopig zijn jullie de enigste die dat kunnen!’
‘Maar waarom ook ik?
Het is Harry’s profeet geweest!’
Astrid begreep er helemaal niets meer van.
‘Er zijn andere profeten die dit voorspellen!
Lsje hem niet helpt is de wereld gedoemt!
Ook de dreuzel-wereld!
Je bent toevallig uitgekozen, en je toekomst zal erg hecht worden met Harry!’
Astrid vloog bijna uit.
‘Wat? Ik ben niet verliefd op Harry!’
‘Dat bedoel ik ook niet!’, ging haar vader snel verder.
‘Jullie zijn beste vrienden.
Jullie worden elkaars soort van broer en zus.
Begrijp je?
Jullie kennen de pijn en kracht die anderen nooit zullen voelen!’
Maar weer begreep Astrid iets niet.
‘Maar Harry’s ouders zijn bijde gestorven...’, zei ze moeizaam.
Even bleef het stil.
‘Het spijt me, lieverd, dat ik zo weinig tijd met je door kan brengen, maar we moeten ons haasten!
Of beter gezegd: jij en je moeder.’
Even droomde hij weg.
‘Hoe gaat het bij Mondilia?’, mompelde hij.
Maar hij besefte dat hij dat jammer genoeg uit zijn hoofd moest zetten, hou veel hij ook van haar hield.
‘Als Voldemort definitief is uitgeschakeld dan verdwijn ik!
Dat is goed want dan kan ik eindelijk naar mijn rustplaats en dan is mijn taak volbracht.
De rest van de gefolterde en gedode mensen zijn hier ook opgesloten!
Voldemort heeft het zo geregeld dat we hier allemaal als geesten opgesloten zaten.
Hij folterde ons gelukkig niet meer langer, want dat gaat niet als geest, maar dat vastzitten is toch ook niet leuk.
We konden niet weg, het waren speciale cellen.
Harry Potters ouders zijn hier ook ergens.
Het blauwe licht houdt ons tegen om te verdwijnen.
Het is iets uitgevonden door de dreuzels.
Volgens hun geloof werkt het, maar ze spreken de waarheid.
Het werkt echt!
Gelukkig heb ik jou hierheen kunnen trekken door occlumentie!
‘Maar waarom ging de deur dan opeens open?’, vroeg Astrid terwijl ze hem onderbrak.
‘de laatste gedode tovenaar of heks zijn DNA is steeds de sleutel tot deze deur.
Je hebt hetzelfde DNA als mij, daarmee ging de deur meteen open en identifideerde hij mij.
Het betekend jammer genoeg niet dat we hier weg kunnen, maar binnenkort is het allemaal over!
Tenminste... als ik op je kan rekenen, Astrid!’
Astrid knikte.
‘Op mij kan je altijd rekenen, pap!
Ik zorg voor je rustplaats en ik zorg ervoor dat dewereld verlost is van die gruwl van een Voldemort!’
Met tranen in de ogen probeerde ze haar vader een knuffel te geven, maar het lukte helaas niet.
‘Dag, papa!’, zei ze en ze verdween weer en ze ging naar haar moeder en nonkel terug.
Het was tijd dat er enkele dingen gingen gebeuren.
Astrid vernam dat Harry ook in het gebouw aanwezig was.
Nu moest ze hem nog zien te vinden.

Oké, dat was het dan voor eventjes, bye!
JK(100101)




Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Za Okt 21, 2006 22:27 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoihoi! ^^, vandaag aan jullie: hoofdstuk 13!

Hoofdstuk 13 => ongeluksgetal???

‘Kom, mam! Lopen!’, riep Astrid tegen haar moeder.
Astrid was als pony best wel snel, ondanks Severus die op haar rug lag.
Mondilia kon nauwelijks volgen.
Uitgeput als ze was viel ze neer.
Van vos werd ze weer heks.
‘Mam, gaat het?’, vroeg Astrid bezorgd terwijl ze haar oom van haar rug liet glijden.
‘A-As-Astrid!’, fluisterde Mondilia buiten adem.
Haar dochter luisterde aandachtig.
Haar moeder zou wat belangrijks gaan zeggen, volgens haar.
‘Je moet alleen gaan’, vervolgde Mondilia.
‘Ik heb de kracht niet meer om Harry te zoeken en om tegen Voldemort te vechten.
Zoals je ziet zou het toch nooit gelukt zijn, omdat Severus bewusteloos is.
Astrid knikte zacht.
Ze begreep het.
‘Ga nu! En vergeet niet: ik blijf hier, dus als je de strijd wint...kom me dan even halen, wil je!’
ze glimlachte geruststellend.
‘Wees voorzichtig! Beloof me dat!’
Astrid snikte even.
‘Ja, dat beloof ik!
Ik hou van je, mam!’
Ze omhelsde haar moeder even als heks en veranderde dan weer terug in een pony.
Galloperend verdween ze uit de duistere en vooral stille smalle gang.

Astrids hart bonsde in haar keel.
Voorbereid op alle gevaren die ze nog zou moeten trotserenen; nu of binnen enkele minuten.
Het doolhof dat meer op een spinnenweb vol gangen leek, bleek geen einde te kennen.
Mooi zo, zuchte Astrid sarcastisch in zichzelf.
Wsat nu gedaan!
Plots zag ze een klein lichtjes flikkeren op het einde van een duister zijgangetje.
Wie loop er nu in hemelsnaam rond in dit doolhof?, bedacht ze starend naar de gedaante gehult in een zwart kleed.
Of was het nu een andere kleur?
Vlug verschool ze zich achter een muur; de gedaante kwam haar kant uit.
Ze hoorde stemmen naar haar toe komen...
Stemmen?
Het waren dus meerdere personen.
Plots realiseerde Astrid zich dat het niemand minder dan Harry kon zijn.
Zo blij als ze was stormde ze naar hem toe.
Maar dan nam ze weer een grote stop!
Wat was dat grote ‘beest’ dat hij bij zich had?
‘Harry, Harry’, gilde ze terwijl ze in mens veranderde.
‘Achter je!’
Even leek het wel alsof ze Draco Malfidus na deed.
‘Huh?’, Harry keek snel en panikeerig achter zich.
‘Als je Hagrid bedoelt, dan kan ik het opvatten als een beledeging tegen mijn vriend!’
Astrid zuchte.
‘Oef’, grijnsde ze breed.
Harry glimlachte.
Hij gaf haar uit opluchting dat hij haar had gevonden een grote knuffel.
‘waar zijn Severus en je moeder?’, merkte Remus op die die onderzoekend rondkeek.
‘Ze zijn toch niet dood, hé!, panikeerde Tops meteen.
Ze slaakte een korte gil die door het hele gangen-netwerk galmde.
‘Mama en nonkel Severus zijn achter gebleven.
We hebben het ook niet bepaald gemakkelijk gehad met die doodoeners.
Gelukkig konden we ontsnappen aan een van die klonen van Voldemort.
Die kloon kwam me vast halen voor aan de “heer” uit te leveren.’
Ze rolde met haar ogen.
Die laatste woorden had ze heel arrogant gezegt.
Maar het was niet misplaatst.
Astrid vond het erg genoeg – en vooral super dom en onozel – dat iedereen hem als dé Heer moest aanspreken.
‘Die gekke vetklep – nu jah, echt vet is ‘ie niet, maar goed – had mijn vader opgesloten, nadat hij hem vermoord had en jou ouders hun geesten zitten daar ook.
Door een speciaal licht zitten ze daar vast.
Een plannetje van Voldemort.
Papa’s geest heeft me aangesproken, nadat hij me daarheen lokte.
Het was zijn lot om ons te laten overbrengen dat het Harry en mijn lot is om Voldy een pak rammel te gaan geven.
Met andere woorden: we gaan eraan!’
Astrid had er wel lol in.
Ergens wist ze – of vermoedde ze – dat ze geen keuze had.
Ze had geen keuze meer over haar leven van wat ze ging doen.
Het was bijna om te spotten....
‘Wat? Mijn ouders zijn daar?
Opgesloten door die vuile, arrogante, smerige ...
Ik krijg hem nog wel!
Ik wou dat ik hen kon zien!
Ik mis hen zo!’
Maar daar was geen tijd voor, noch de moed.
Lupos staarde even voor zich uit.
Nadenkend over zijn beste vriend die nu al jaren dood was.
‘Was Sirius er ook dan?’, vroeg hij aarzelend.
Astrid schudde haar hoofd.
‘Neen...’, zei ze naar de grond turend.

Met z’n vijven stapten en dwaalden ze rond.
Zoekend naar een doodoener of naar een Voldemort.
‘Best wel dom eigenlijk, hé, dat Voldy zijn gruzelementen omruilt voor klonen.
Je moet het maar durven; in de dreuzelse beschaving zou hij overal gespot worden als voddevent.
Zijn jurkje is nu eenmaal niet het mooiste ding waar hij in kan rondlopen...’
‘Dat heet men dus een gewaad!’, lahte Harry.

‘Tjah, ik weet niet... Waarom heeft hij eigenlijk ook drie klonen genomen’,
vroeg Remus zich hardop af.
‘Zou hij misschien voor de andere twee een speciaal klusje hebben?’
‘Ja! Wie weet moet de ene moorden plegen, de andere de rekeningen betalen en de échte Voldy zit de hele dag op zijn luie krent!’
Astrid gilde van plezier.
‘Astrid, hou die misplaatste commentaar voor jezelf! We zitten hier wel op een geheime missie, hoor!’, beet Tops haar toe.
Astrid mompelde wat van ‘wie denk je wel dat je bent, m’n ma?’, maar Tops luisterde er niet naar.
‘Hagrid, weet jij misschien wat?’, vroeg Remus dan maar na een korte stilte.
Maar Hagrid gromde alleen wat.
Harry merkte nu pas op dat Hargrid nog geen woord gezegt had.
Hij zag er zo triest uit...
‘Gaat het wel’, vroeg hij voorzichtig benaderend.
Weeral gromde Hagrid maar wat.
‘Scheelt er w’, maar Harry’s zin werd verstoord;
Remus had wat gezien.
Hij zag licht!
Hij rende er zo snel mogelijk naartoe.
Wat het ook mocht zijn, Remus was bij elk licht dat hij dat op dat moment kon zien heel blij.
Want het betekende waarschijnlijk: leven!
De reis die ze maakte eerst naar Azkaban was al zo mistroostig geweest.
Ondergronds zwierven ze maar uren rond, zonder een kat te zien, maar uiteindelijk hadden ze wat nieuws geonden!
Wat het ook mocht zijn...
Remus viel bijna.
De gang stopte ineens zomaar!
Het licht kwam van een reuzachtige binnenplaats.
Veel lager gelegen dan waar ze nu stonden, in ieder geval.
In het midden stond een groot, maar beangstigend kasteel.
Water vloeide uit gaten vanuit de muren.
Er was dan ook óveral water!
En wat voor water!
Het was gewoon heel gruis en vuil; helemaal niet rdinkbaar dus!
Alles bijeen leek het wel een krater met een rivier erin en doorop een kasteel gebouwd.
‘Wat is dat!’, gilde Tops meteen.
‘ja,’, zuchtte Harry daarna.
‘Wat zou het zijn!’


New look, dus; als jullie banners erbij willen dan moet je maar PB-en! Wink
Bye!, JK(100101)




Profiel bekijkenStuur privébericht
DragonFly
Oude Forumnaam: Jilleke100101 Beginnend Tovenaar
Beginnend Tovenaar


Verdiend: 23 Sikkels


DragonFly is offline. 
BerichtGeplaatst: Do Nov 09, 2006 18:45 Terug naar boven Sla dit bericht op

Heey,
het heeft weken - veel te lang dus - geduurd, maar hier ben ik weer met m'n verhaal...


‘Waar zijn Hermelien en Ron? Kwamen ze niet mee dan?’
Harry keek Astrid aan.
Iets in zijn hoofd zei hem dat hij wat vergaten was...
Maar wat?
‘Waar zijn ze dan?’, vroeg Astrid ongeduldig.
Ernstig keek ze Harry aan.
Ook de rest van de groep bleef staan.
‘Wie... Wie zijn dat?’, kwam er beverig uit Harry’s mond.
Astrid schrok zich te pletter.
‘Hoe bedoel je? Je weet toch wel wie dat zijn?
Je allebeste vrienden!!!’
Even werd het zwart voor haar ogen.


Hoofdstuk 14

‘Astrid? Astrid!!’
De stem van Remus suisde door haar oren...
‘Was-r-gebeur?’, brabbelde ze.
Ze voelde onder haar de koude en kille vloer liggen.
Een rilling van angst, verdriet en eenzaamheid ging door haar hele lichaam.
Ook al zou ze willen: zichzelf opheffen kon ze niet.
Was ze verlamd?
Was ze dood?
Haar hersenen leken wel verloren gegaan te zijn.
Plots boog een donkere schim zich over haar.
Astrid schrok.
Haar hartslag ging opeens veel sneller en een krop in haar keel snoerde haar mond.
De doodse, enge ogen van Voldemort keken haar strak aan.
‘Wie we hier hebben!’, siste de gemene vijand.
Zijn lach was medogenloos.
Zijn tanden waren bijna witter dan wit, maar veel mooier werd zijn gezicht er niet op.
‘Voldemort...’, reutelde Astrid vermoeid.
Plots zag Astrid nog een tweede gezicht verschijnen.
Het was een vrouwengezicht.
Helen, haar eigenlijke grootmoeder.
‘Grrr’, Astrid zette een boos gezicht op.
Ze was woedend op haar oma.
Ze wilde haar het liefst niet zien, maar had geen keus.
Ze was vastgeketend.
Plots voelde Astrid zich helemaal weer bij bewust zijn.
Alles wat ze het laatste uur gedaan had, kwam stilaan terug.
‘Waar is Harry’, zei ze nog verzwakt.
‘Waar?’
Helen’s lach was koel en droog; net zoals haar hele persoonlijkheid al geweest was.
Ook al haatte Astrid haar oma – het is walgelijk om zoiets te zeggen, maar het was nu eenmaal de realiteit – toch voelde Astrid de bloedband die ze met elkaar deelden.
Het was niet zomaar een ‘bloedband’; neen...
Astrid kon voelen hoe mistroostig en ongelukkig haar oma wel niet was.
Kwam het dan door Voldemort?
Was ze net zoals Bellatrix, Malfidus, Korzel, Kwast en de vele anderen doodoeners: vol haat?
Ergens...Ergens klonk het gewoon belachelijk voor woorden!
‘Waar dat ettertje zit, zal je zelf ook wel weten!’, vulde Voldemort Helen’s zin aan.
‘In de dreuzel-hemel, bij zijn andere Potterfamilie!’
‘WAT!!!’
Astrid schreeuwde het uit.
‘NEEN! Dat kan niet! Dat is onmogelijk!
Jij vuile schoft!
Wat heb je met hem gedaan!’
In tranen barste ze uit.
‘Hoe kan je nu zo zijn!!!’
Ze was kwaad, woedend, furieus!
Waarom?
‘Als je iemand moet hebben, dan is het mij!
Ik ben nu eenmaal de “kleindochter”van dat stuk pretentie, daar!’
Verwoed wees ze met een gebalde vuist.
Maar het ging maar amper.
De zware balast die de ijzeren ketens rond haar handen waren, wogen als een blok aan been.
‘Ze zijn niet dood!’, lachte Voldemort.
‘Ook de anderen niet!
Ze leven nog...voorlopig!’
Astrid keek hem angstig aan.
Waarom had hij dan gezegt dat Harry wél dood was?
‘Je wou me wat opjutten, is het niet?’, grijnsde ze.
‘Wel, dat is dan mooi gelukt!’
Voldemort keek tevreden toe.
‘Zie je wel’, mompelde Helen zacht tegen haar Meester.
‘Ja’, siste Voldemort goedkeurend.
‘Inderdaad; ze is perfect!’
De zware nadruk op die laatsten woorden, deden Astrid kippenvel krijgen.
‘Nu is het wel genoeg’, zei ze vlug.
Ze was zo boos geworden op de twee dat ze haar eigen gevoelens zelfs niet meer onder controle had.
‘Als ik je zeg dat ik het nú beu ben...’
Ze brak met een enorme woede aanval en kracht de kettingen stuk.
‘...dan kan ik er nu best een einde aan maken!’
Ze greep haar toverstok en richtte meteen op Voldemort en Helen.
Maar Voldemort greep naar zijn toverstok.
‘Expelliarmus!’
Wie zei dat?
Astrid!
Ze had Voldemort net op tijd ontwapend.
Maar weer met zo’n kracht.
Voldemort was bewusteloos geslagen.
Hij lag tegen een brokkelende kerkermuur.
Astrid maakte een vreugdesprongetje.
Maar dan keek ze naar haar oma.
Ze keek erg triest...
Zou Astrid haar oma ook bewusteloos slaan?
Eigenlijk kon ze dat niet.
Iets in haar zei dat haar vader dat nooit gewild zou hebben.
Hij zei dat Voldermort dood moest; niet haar oma.
Dus vuurde Astrid een verlam-spreuk op haar af.
Voorlopig leek haar dat wel genoeg.
Ook Voldemort werd verlamd; hij mocht tenslotte niet ontsnappen moest hij weer bij bewust zijn.
‘Die heeft er een flinke hersenschudding aan z’n laars’, fluisterde Astrid.
Haar buik was heel gespannen.
Vol stress...
Vol haat...
Vol – Astrid werd uit haar gedachten gehaald.
Achter haar stond een beer van een vent: Kwast!
‘AAA’, gilde Astrid.’Heb jij je lesje nu nog niet geleerd?’
De buldozer van een man graaide naar haar, maar Astrid was hem te slim af.
Ze veranderde in pony en duwde hem heftig in de buik; zoals ze al wel eerder deed.
Vlug gallopeerde ze de kerker uit en ging ze de trappen van de gang af.
Maar ze gleed uit.
Met zulke dikke hoeven was het natuurlijk niet evident om zo te lopen.
De enigste gedachte die ze zich kon bedenken was dat ze misschien het best naar Ron en Hermelien op zoek moest gaan!
En wat was er allemaal toch gebeurd.
Ze voelde zich in een vrcieuze cirkel belanden.
Alles herhaalde zich en ze kwam steeds er terug alleen voor te staan.
Het enige voordeel dat ze nu had was dat ze haar oma en Voldemort had vastgezet.
Ook Kwast zou niet snel meer gaan rechtstaan...
Plots donderde Astrid de trappen af.
‘Auw, verdorie!’, vloekte ze hevig.
Maar opeens was ze beneden...
Beneden?
Beneden waar dan???
Ze keek draaierig – met zwarte manen in haar gezicht – naar het plafond en dan naar de muren.
Ze was tegen een zware, eiken houten deur opgebotst!
Maar het was niet zomaar een deur!
Er staken pinnen door de deur zodat kje heel moeilijk als mens aan de deurklink kon komen.
Gelukkig had Astrid geluk: zij kon de deur doorbreken als pony.
Maar hetgene wat ze zag toen ze de deur binnenstapte, was bijlange niet zo groots als ze eigenlijk verwaht had.
Het enige wat ze zag was tegen de muur een enorme kunst-schildering van een uil.
Een postuil om correcter te zijn.
Hij was helemaal niet zoals als Koe of Hedwig...Hij was meer speciaal....
Specialer dan een fenix...
Wat het ook was, Astrid kon haar ogen er maar niet van afwenden.
Toen ze weer veranderde in mens, tastte ze een tijd lang aan de omranding van de uil die helemaal in goud gehuld was.
Vreemd, dacht Astrid.
Wat doet zo’n pronkstuk hier eigenlijk?
Ze staarde naar haar voeten.
Een koude rilling ging door haar hele lijf.
Geschrekkon viel ze op de grond.
De tegels – die volledig doorzichtig waren, maar toch niet uit glas bestonden – waren prachtig glanzend.
De zwarte schijn, die de mogelijkheid om erdoorheen te kijken een beetje bederfde , leek er uitzien als swarovski-kristallen.
Maar nog steeds begreep Astrid er niets van!
Wat moest dat toch!
Met een oog dicht keek ze met het andere open oog heel dicht door het gals.
Ze zag wat vaags...heel vaags...
‘Astrid?’
Achter haar hoorde Astrid een bekende stem.
‘Ron?’
Astrids ogen glommen.
Ze zag de roodharige Wemel en was zo blij, dat ze hem zelfs omhelsde.
‘Wat is er gebeurt?’, vroeg Hermelien die Ron vlak achter de voeten volgde.
‘Ik weet het niet! Ik ben iedereen kwijt!
Mam en m’n oom zijn achtergebleven; ik dacht dat ik Harry gevonden had en ...’
Astrid barste in tranen uit.
‘Ik weet niet eens of Harry nog leeft!’
Ron keek haar troostend aan.
‘Ik weet ook niet waar Harry en de rest is...
Ik denk dat ze gevangengenomen zijn of zo...’
Hermelien keek haar nu ook moed-inprekend aan.
‘Misschien kunnen we hen beter zoek...’, maar ze maakte haar zin niet af.
Ze werd brutaal onderbroken door een harde gil.
‘Tops!’, riep Hermelien.
‘Het komt van beneden!’
‘Waar beneden?’, vroeg Ron angstig aan Astrid.
‘Dit is het laagste punt van dit kasteel!’
‘Zitten we in een kasteel?’, vroeg Astrid geschrokken.
Ze dacht even terug aan toen ze nog bij Harry stond in die grote kater.
Vlug ging ze weer naar de bijna doorzichtige muur.
‘Harry!’, riep ze.
‘Harry zit hier onder ons!’
‘Wat!’
Ron en Hermelien doken ook meteen naar de grond en keken door de doorzichtige tegels.
‘Inderdaad! Maar hoe geraken we bij hem’, riep Hermelien paniekerig toen ze ook zag dat de rest erbij zat.
‘En hoe komen ze daar?’, vroeg Ron zich af.
Astrid probeerde de tegels stuk te slaan, te betoveren en er zelfs in te bijten.
Maar het lukte niet!
‘Er moet toch wel een andere uitweg zijn?’, zei Hermelien, haar hoofd peinigend.
Astrid keek geconcentreerd naar het uilen-kunstwerk.
‘Dit hier staat hier niet zómaar; wees daar maar zeker van’, zei ze geheimzinnig.
Ze staarde naar de kop van het enorme beest.
‘Er moet toch íéts zijn aan dit werk...?’
Astrid zette haar brein in werking en sloot haar ogen.
‘Hmm...Als het bij die boom lukte...’
Ze haalde een ketting die ze ooit al eens eerder gebruikte uit haar rode vest-zakje.
Ze had hem niet om, want zulke kettingen wou ze niet aan doen; NOOIT!
De ketting met het duistere teken in het hangertje begon hevig te glanzen.
Groen-gelachtig licht kwam vanonder de swarovski-kristal die erin zat vandaan.
Nu wist Astrid nog steeds niet wat ze moest doen.
Ze wist wel dat het kunstwerk en de ketting een grote verbintenis hadden.
Het hoorde er gewoon bij.
Ron haalde zijn toverstok tevoorschijn, maar Astrid hield hem tegen.
‘Geen magie!’, zei ze kort.
Plots kreeg Astrid een vreemde ingeving.
Ze deed de ketting aan.
Het licht dat uit het hangertje kwam, werd nog een pak sterker.
Haar armen heessen zichzelf op en zonder wat te doen, kwam er wat duisters uit haar handen.
Dat was helemaal geen witte magie meer, maar hele zwarte!
Astrid dacht dat ze bestuurd werd door dat ding.
Hermelien werd bang.
‘Wat nu?’, klonk het uit de verte.
De ketting schoot uit Astrids hals, zo ruw dat ze een kleine snee in haar keel had.
De ketting en het kunstwerk werden één.
Opgelucht knielde Astrid neer bij het werk.
‘Nu is de vraag alleen nog maar, waarom het nu juist een postduif is...
Áls het wel een postduif is, natuurlijk!’
Plots opende de postduif zijn buik en kwam er een oude hendel tevoorschrijn.
Astrid trok er onhandig en onwetend aan.
De vloer verdween!!!
Eindelijk waren ze beneden...
Benieuwd wat Harry te vertellen had...


Als jullie willen, pleas reactie's sturen van wat je er van vind...
En in het reactie-topic kijk ik steeds in de hoop dat er eens wat over m'n verhaal in zou staan...Elke keer is de ontgoocheling erg groot...
Dus; reageren maar... Razz
Greetz, J.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer