Poll :: Reactie op mijn Fan-Fiction. |
Geweldig! |
|
56% |
[ 46 ] |
Leuk! |
|
20% |
[ 17 ] |
Ja, best wel leuk! |
|
12% |
[ 10 ] |
Niet echt leuk! |
|
0% |
[ 0 ] |
Slecht! |
|
0% |
[ 0 ] |
Vreselijk! |
|
9% |
[ 8 ] |
|
Totaal aantal stemmen : 81 |
|
Auteur |
Bericht |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Vr Mrt 24, 2006 20:11 |
 |
Hoofdstuk 30. Terug naar de veelbelovende Bibliotheek.
“Harry, waar ben je geweest?”
“Nergens”.
“Harry, je-“ Hermelien kijkt hem geschokt aan en knippert met haar ogen.
“Voel je je wel lekker?” vraagt Ron en er klinkt een angstige ondertoon door in zijn stem.
“Natuurlijk” antwoord Harry zonder naar hen te kijken.
“We zaten hier op je te wachten? Waar ben je heen geweest?” vraagt Hermelien kalm en met een strenge blik in haar ogen. Een steek van pijn en moedeloosheid raakt zijn hart. Maar hij geeft niet toe en hij liegt.
“Ik ben even naar professor Anderling gegaan, ik heb over Zwerkbal gesproken,” hij stopt even en laat zijn woorden op Ron en Hermelien inwerken “ik kan zaterdag een team vaststellen, er hebben al heel veel leerlingen zich opgegeven. Blijkbaar hebben ze afleiding nodig” voegt hij er nonchalant aan toe. Hij had inderdaad met professor Anderling gesproken; ze waren elkaar tegengekomen toe hij ronddwaalde in de gangen van Zweinstein.
“Oh, wat goed van je, Harry,” Hermelien kijkt hem lachend aan “ik wist wel dat je iets goeds aan het doen was”. Met rode wangen kijkt hij naar de grond en schaamt hij zich diep. Hermelien is zo goed voor hem en nu liegt hij tegen zij twee beste vrienden. Maar Hermelien en Ron lijken tevreden te zijn met zijn antwoord en beginnen een hevige discussie over waarom er zoveel aanmeldingen waren geweest. Al was hard dat gelogen van hem, maar nu kan hij eindelijk ongestoord nadenken.
Nu moet hij kalm blijven. ‘Normaal doen,’ spreekt hij zichzelf toe en hij kijkt met een zo ondoorgrondelijk mogelijk gezicht op naar Ron en Hermelien. Ondertussen kraken zijn hersenen in zijn schedel en flitsen zijn ogen in hun kassen heen en weer. Vanavond zou hij op weg gaan. Hij moest het boek te pakken krijgen. Een gevoel van eigenaardige trots en de aandrang om de ‘Griffoendor’ uit te hangen drijft naar boven en even veracht hij zichzelf. Hij haat zichzelf en weet dat hij niet moet toegeven, maar zijn hersenen geven aan zijn lichaam andere signalen door en hij heeft zijn lichaam niet meer onder controle.
“Welterusten” Ron blaast zijn kaars uit en draait zich luid geeuwend om in zijn hemelbed naast die van Harry. Harry blijft doodstil liggen en kijkt met open ogen naar het plafond boven hem waar schimmige beelden heen en weer flitsen. Nu hij toch moet wachten dwalen zijn gedachten af naar de afgelopen vakantie. De Bruiloft, de Dooddoeners, het Grimboudplein, hun uitstapje naar het half verwoeste huis van zijn ouders en toen de keer dat hij flauwviel in de Zweinsteinexpress. Ongerust kijkt hij op de wekker naast zijn bed, maar hij heeft het flauwe idee dat die stilstaat of dat er in ieder geval met de Tijd geknoeid is. Hij zucht diep en gaat op zijn zij liggen.
Hoe zou het met Malfidus zijn? Waar zou hij zijn? Bij Sneep, vermoed hij verbitterd. En bij zijn andere Dooddoenervriendjes, voegt hij er kwaad aan toe. Waarom bestaat het leven toch altijd uit fijne dingen die worden overspoeld door nachtmerries en angsten!?
Een paar minuten, maar naar het lijkt een paar uur, schrikt hij kletsnat wakker. Hij was in slaap gevallen en had gedroomd! Vlug drukt hij zijn hand tegen zijn mond om het niet uit te gillen van de pijn; zijn litteken gloeit en prikt op zijn doorweekte voorhoofd. Wat gebeurd er? Een wazig beeld danst voor zijn ogen en verward tast hij met zijn handen in het donker op zoek naar zijn bril, die afgevallen moet zijn. Eindelijk heeft hij hem en zet hij hem met één hand op terwijl hij met de andere hard over zijn voorhoofd strijkt. Na een poosje zakt de pijn en laat hij zich achterover vallen. Nu, in deze donkere en niet veel goeds belovende nacht, moet hij gaan.
Zijn onzichtbaarheidmantel wappert om zijn benen als hij door het Portret van de Dikke Dame klimt.
“Wie is daar?” roept ze hem met holle stem na. Hij antwoord niet en loopt met snelle passen weg. Hij is niet bang om ’s nachts door Zweinstein te lopen; dat heeft hij al vaker gedaan, maar de droom die hij eerder deze nacht had geeft hem een beklemmend gevoel van binnen.
Hij liep in een doolhof van muren en wist niet waar hij heen moest al had hij diep vanbinnen toch een vermoeden en de drang, de drang om zich te bewijzen stak de kop op. Hij herinnert zich hoe hij met droge keel door de gangen rende en hoe hij met iedere gevorderde stap besluitelozer raakte.
Niet aan denken nu. In Zweinstein kan hem niks gebeuren en hij is zo weer terug in de leerlingenkamer en de toren van Griffoendor. Even staat hij stil en wil hij terug lopen en weer verder gaan slapen, maar het geluid van naderende voetstappen brengt hem weer terug bij zijn plan en hij beent weg. De bibliotheek is niet heel ver weg meer, maar het lijkt eeuwen te duren en als hij voor de grote, houten deur staat lijkt alles opeens zo groot te zijn en hij zo klein.
Wat heeft hij toch? Hij is niet in zijn element.
Boos geeft hij zichzelf een uitbrander. En dan ietsje vastberadener legt hij zijn hand op de deurknop en draait hij hem met een zachte klik om.
Het is doodstil in de enorme bibliotheek. De boeken lijken hem boos aan te staren en ook heeft hij het gevoel dat ze, voordat hij de deur opendeed, over hem gesproken hadden. Hij weet dat niets onmogelijk is in deze buitengewoon ongewone school voor Magie. Met bonkende passen loopt hij tussen de rijen boekenkasten door, op zoek naar de kast waar het boek met de veelbelovende titel stond. Hij lacht zachtjes als hij denkt aan hoe hij zich daarnet voelde.
‘Zie je wel,’ zegt hij tegen zichzelf ‘alles gaat goed’.
Eindelijk herkent hij de plank met boeken over Zweinstein en opgelaten blijft hij staan voor het dikke, stoffige boek met de titel ‘De herinneringen aan het nobele Zwadderich’. Trillend van top tot teen steekt hij zijn hand uit en legt hij zijn vingers langzaam en met een eigenaardig gevoel op de rug van het boek.
Brombbkrukkkshh! Een hels gejammer en gekrijs doet Harry in elkaar zakken met zijn handen over zijn oren getrokken. Harde en gehaaste voetstappen overstemmen het aanhoudende gegil en gekrijs en Harry staat wankelend op. Het volgende moment staat hij stil en kijkt hij. Zijn hersenen lijken op te houden met werken en zijn benen lijken van ijs...
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Vr Mrt 31, 2006 14:44 |
 |
Hoofdstuk 31. Niet zij.
Harry’s hart slaat een slag over en hij haalt onregelmatig adem. Hij is niet bang, maar hij is geschrokken. Natuurlijk weet hij en heeft hij geleerd dat op Zweinstein alles mogelijk is. Natuurlijk zou een ander iemand ook op het idee kunnen komen om precies deze avond, deze tijd en in deze gruwelijke nacht naar de bibliotheek te kunnen gaan. Maar niet zij, niet Hermelien. Wat is er met haar aan de hand?
“Hermelien?” Harry fluistert het voor zich uit. Hermelien kijkt niet op of om maar blijft roerloos staan, tegenover een breed grijnzende, hijgende Vilder. Haar gezicht verraad niks, maar Harry weet dat ze nu doodsbang moet zijn. Zachtjes, om maar vooral geen geluid te maken, besluipt hij (veilig onder de Onzichtbaarheidmantel), Vilder en Hermelien.
“Wat doet u hier, mevrouw Griffel” sneert Vilder met een gemeen lachje om zijn lippen. Hermelien kijkt naar de grond en Harry hoort haar ademen.
“Ik zocht een boek” antwoord ze bijna onhoorbaar.
“Oh, wat raar in een bibliotheek” kaatst Vilder terug en Harry weet hoe blij hij moet zijn met deze vangst.
“U, zult met me mee moeten komen” hij lacht en voegt eraan toe “naar uw afdelingshoofd en dan naar mijn kantoortje”.
Hermelien knikt en Harry kan zijn ogen niet geloven. Hij is het hele boek, waarvoor hij kwam, alweer vergeten en staart met open mond naar Hermelien.
Ze volgt Vilder de bibliotheek uit met een ruisend gewaad en klakkende schoenen. Haar hoofd is gebogen en haar houding is bang. Met zijn drieën lopen, paraderen, ze door de verlaten gangen van Zweinstein. Halverwege de gang komt mevrouw Norks aangesprint en blijft naast Harry lopen. Ze blaast en kijkt hem met boze ogen aan. Harry loopt stug door, al heeft hij wel even de neiging om het beest een trap te geven of op te sluiten in een harnas.
Na, wat wel eeuwen lijken, stoppen ze voor een grote, gouden een rijk versierde deur. De deur van de kamer van professor Anderling. De kamer van Perkamentus, de kamer die zij aan het eind van het vorige jaar innam. Harry kijkt er met afgunst naar en denkt terug, met een steek in zijn hart, aan de gesprekken die hij daar gehad heeft met Perkamentus. En vorig jaar ook nog de onderzoeken naar de Gruzielementen. Toen had Harry zich zeker en weliswaar bang gevoeld, maar toch ook zeker omdat ze een doel gehad haddden. En Perkamentus was er toen, hij praatte, hij hielp en hij had overal een oplossing voor. Maar nu is Perkamentus dood en hij heeft een lege plaats achtergelaten in Harry’s hart.
Vilder klopt ritmisch, tot ergernis van Harry, op de deur.
Hermelien’s haar gaat nog meer overeind staan.
Achter de deur klinkt een hoop gestommel en gezucht. Dan komt de ronde, draaibare trap in beweging en staat uiteindelijk professor Anderling voor hen in een ochtendjas en haar haar in een strak, pluizig knotje. Harry moet er in zichzelf om lachen, maar hij kan zich nog net inhouden en het blijft stil. Professor Anderling staart naar Hermelien, met open mond. Vilder kijkt trots naar professor Anderling en Harry wordt bekeken door mevrouw Norks.
Professor Anderling is net zo verbaasd om Hermelien samen met Vilder te zien staan als dat Harry was. Ze kijkt Hermelien vragend, bijna smekend en met opgetrokken wenkbrauwen aan. Hermelien lijkt verdoofd, ze beweegt niet en ze ademt nu nauwelijks hoorbaar.
“Ehh, goedemorgen Vilder” begint ze met een koele stem. Vilder knikt ongeduldig en staat te trappelen van ongeduld.
“Wat doet u hier, juffrouw Griffel?” eindelijk is de vraag eruit. En tot Harry’s nog grotere verbazing kijkt Hermelien niet eens op.
“Juffrouw Griffel?” professor Anderling kijkt haar dringend aan. “Vilder, vertel, wat is er gebeurd?” gaat ze verder als het stil blijft.
“Ze was in de bibliotheek, professor” en hij lacht zachtjes. Professor Anderling lijkt het te snappen en werpt een zijdelingse blik op Hermelien.
“Ik zal het nu wel overnemen, dank je” professor Anderling geeft een vriendelijk maar dringend knikje in de richting van Vilder die haar met open mond aanstaart.
“Moet ik niet- kan ik- straf” mompelt hij teleurgesteld.
”Bedankt, Vilder” zegt ze nog eens met nadruk en onder luid gemompel en verwensingen strompelt hij weg samen met mevrouw Norks.
Harry, Hermelien en professor Anderling blijven achter. Na een paar minuten stilzwijgen draait professor Anderling zich om naar de trap. Harry maakt van die gelegenheid om Hermelien een por te geven en dan zijn hand te laten zien. Hermelien kijkt hem aan. Helemaal niet verbaasd, maar wel met een wazige blik in haar ogen.
’Ga weg” sist ze en ze geeft hem een duw.
Professor Anderling draait zich resoluut om en Harry slaat de onzichtbaarheidmantel snel om zijn hand heen. Met een bonkend hart wacht hij af. Heeft professor Anderling hem gezien? Wat gaat ze nu doen.
“Potter?” professor Anderling kijkt een meter naast hem “wat doe jij hier? Wil je juffrouw Griffel nog meer problemen bezorgen?”. Harry’s mond is kurkdroog en hij slikt koortsachtig. Dan wordt hij bang. Professor Anderling is niet zoals Perkamentus en wil vast weten wat hij deed. Maar ze heeft nog geen bewijs, nog niet. Met een vaart sprint hij weg. Zijn stappen zijn nauwelijks hoorbaar, maar zijn ademhaling verraad hem.
Een flits, een klap en hij ligt languit op de grond. Hermelien komt aangerend, gevolgd door professor Anderling die haar bril met een hand vast heeft en met de andere hand haar toverstok. Ze is woedend. Wanhopig probeert hij zijn onzichtbaarheidmantel om te slaan, maar het is te laat...
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Wo Apr 05, 2006 10:58 |
 |
Hoofdstuk 32. Verassingen in de nacht.
“Meneer Potter?” professor Anderling pakt hem bij zijn schouders vast en zet hem op zijn benen. Harry is verbaasd dat professor Anderling nog zoveel kracht heeft, maar veel tijd om daar verder over na te denken krijgt hij niet want ze sleurt hem mee naar haar kantoortje. Hermelien werpt een blik op hem, als ze met zijn drieën op de draaiende trap staan achter de waterspuwers, en hij kijkt stug terug.
‘Waarom lijkt ze nu zo boos?’ denkt hij wrokkig.
Bovenaan aangekomen duwt Anderling hem de kamer in. Harry kijkt rond, er is bijna niks veranderd nadat Perkamentus overleden is. Met een hevig bonkend hart kijkt hij naar de lijsten aan de muur. Helemaal aan het eind van de rij hangt een portret van een nu wakker wordende Perkamentus. Hij knikt Harry slaperig toe en Harry kijkt schuldbewust naar zijn voeten, die opeens heel interessant blijken te zijn. Professor Anderling slaat het schouwspel tussen Perkamentus en Harry geduldig gade. Als Harry niet meer opkijkt naar het portret neemt ze plaats op de mooi versierde stoel achter het bureau dat middenin de ronde kamer staat. Ze wenkt Harry en Hermelien om dichterbij te komen en bestudeerd hen van top tot teen. Harry voelt zich ongemakkelijk en zijn handen stopt hij diep weg in zijn zakken om niet te laten blijken hoe bang en onzeker hij is.
“Vertel, wat is er deze avond gebeurd?” klinkt professor Anderling ‘stem koel door de kamer. De stilte blijft even hangen maar wordt dan verbroken door Hermelien die ongeduldig haar keel schraapt.
“Dat zei ik toch al,” begint ze ongeduldig en Harry kijkt verbaasd op naar Hermelien die professor Anderling met wazige ogen aanstaart “ik zocht een boek in de bibliotheek”.
“Wat een brutaliteit” snauwt Firminus Nigellus (een oud en niet geliefd schoolhoofd) Hermelien toe.
“Dankjewel Firminus” knikt professor Anderling hem toe. Daarna wendt ze haar gezicht weer op Hermelien en Harry die allebei omkeken naar Firminus.
“Waarom, juffrouw Griffel, doet u dat niet overdag als het wel is toegestaan om in de bibliotheek te zijn?”
“Omdat ik niet gestoord wilde worden” klinkt het robotachtige antwoord van Hermelien. Professor Anderling trekt haar wenkbrauwen, zo mogelijk, nog hoger op en kijkt Hermelien onderzoekend aan.
“Juffrouw Griffel,” begint ze aarzelend en ze staat op uit haar stoel en loopt om het bureau heen naar Hermelien toe “wat heeft u?”
Hermelien draait schichtig haar hoofd weg als professor Anderling haar aan wil kijken en doet een stap achteruit.
“Kijk me aan!” beveelt professor Anderling koel en boos. Met haar toverstok op Hermelien gericht en haar andere hand onder Hermeliens kin mompelt ze een paar bezweringen.
Harry kijkt benauwd toe. Wat gebeurd er? Geschrokken werpt hij een blik op het portret van Perkamentus, alsof die hem hulp kan bieden, maar die knikt hem alleen geruststellend toe. Dan houdt professor Anderling op met mompelen en valt er een stilte, een dode, onrustige stilte waarin niemand zich beweegt.
Harry snapt er nu helemaal niks meer van en doet zijn mond open om aan professor Anderling te vragen wat er is. Maar voordat hij ook maar iets kan zeggen draait professor Anderling zich om naar hem en zegt ze met overslaande stem:
“Juffrouw Griffel moet naar de ziekenzaal, ze verkeert onder bezweringen die haar dingen laat doen die ze niet wil”. Harry knikt alsof hij het begrijpt maar in werkelijkheid snapt hij er geen geplette Flubberwurm van.
Professor Anderling duwt Hermelien naar de deur en doet de deur met een zwiepje van haar toverstok open. Dan draait ze zich nogmaals om naar Harry, die een beetje hulpeloos in de kamer staat.
“Ik zal het voor deze keer door de vingers zien dat u in de bibliotheek was, en ik hoop dat er een goede reden voor was, meneer Potter” ze kijkt hem aan en wacht op antwoord.
“Natuurlijk professor,” antwoord Harry opgelucht en snel “het zal niet meer gebeuren” voegt hij er dan nog aan toe en hij werpt een onzekere blik op Hermelien die zich in allerlei kronkels wringt om te ontsnappen aan de greep van professor Anderling.
“Ga maar snel naar uw kamer” zegt ze dan koel en zonder een spoortje vriendelijkheid en ze houdt de deur nu voor hem open.
Harry spurt weg en werpt geen een blik meer op Hermelien. Met bonkend hart rent hij weg van professor Anderling. Halverwege de gang glijd hij bijna uit over iets glads dat op de grond ligt. Hij bukt zich en ziet zijn onzichtbaarheidmantel liggen. Opgelaten slaat hij de mantel om zich heen en voelt hij zich veilig omdat hij onzichtbaar is.
Bij de leerlingenkamer aangekomen roept hij al van een paar meter afstand het wachtwoord naar een slapende Dikke Dame.
“Olijfbollenijs”.
“Dat klopt” geeuwt de Dikke Dame en ze vraagt niet verder maar slaat haar portret open. Harry klimt naar binnen en blijft in zijn haast achter de rand haken en valt met een enorme bonk naar binnen. Geïrriteerd geeft hij zichzelf een uitbrander en hinkt hij met zijn ene hand om zijn linker voet heen, verder tussen de tafels en stoelen door die overal door de rood en goud versierde kamer staan. Hij moet Ron waarschuwen en hij moet weten wat Hermelien heeft. Met zijn ogen op de deur die naar de wenteltrap van de jongensslaapzalen lijdt gericht rent hij verder.
Zijn voetstappen echoën door de stilte van de nacht en hij verbaasd zich niet als hij gemompel bij de slaapzalen hoort. De andere leerlingen zullen vast wakker worden van zijn gekluns en hij doet iets rustiger aan, maar blijft toch in rap tempo de trappen oprennen naar de zevende verdieping waar de slaapzaal van het leerjaar van Harry is. Met een hand doet hij de deur open en met de andere rukt hij de onzichtbaarheidmantel van zich af.
“Ro- begint hij snel, maar hij houdt halverwege de gehaaste uitroep zijn mond. Middenin de kamer lichtten twee grote, groene, bolle ogen op en een uitgemergeld lijf...
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Apr 10, 2006 18:58 |
 |
Hoofdstuk 33. Starende ogen.
“Dobby!” Harry bijt op zijn lip om het niet uit te schreeuwen van opgekropte frustratie.
“Sorry, Harry Potter meneer,” Dobby kijkt hem onschuldig aan “ik wilde Harry Potter niet laten schrikken, meneer!”.
“Het is al goed” dwingt Harry zichzelf te zeggen. “Wat doe je hier, Dobby?” laat hij er een stuk vriendelijker op volgen.
Dobby’s ogen krijgen opeens hun oude glans en ondeugendheid terug en Harry moet bijna lachen. Maar dan kijkt hij Dobby weer serieus aan.
“Ik- ik is aan het schoonmaken, Harry Potter,” knikt Dobby en hij wijst de kamer rond die er nu een heel stuk schoner uitziet dan gisteravond “meneer” laat hij er op volgen.
“Oké, nou, ik- Dan herinnert hij zich weer waarom hij hier is en Harry duwt Dobby ruw opzij -donk- en trekt Ron uit zijn bed.
“Ron, Ron wordt wakker!!” zegt hij wanhopig en hij trekt aan zijn vriend met alle kracht die hij heeft. Dobby staat hem geschrokken aan te kijken en mompelt een paar woordjes ‘helpen’ en ‘arme Wevel’. Harry schenkt er geen aandacht aan, maar kijkt opgelucht naar Ron als die zijn ogen opendoet.
“Harry? Dobby?” Ron kijkt geschrokken en met grote verbaasde ogen in het rond.
“Ron, kom mee” krast Harry met onvaste stem en hij schrikt er zelf van “er is iets met Hermelien, ze is in de ziekenzaal” voegt hij er aan toe.
“Herme- stamelt Ron wanhopig.
“Ja, kom nou” onderbreekt Harry hem ongeduldig. Hoe kan Ron nu zo kalm en rustig aan doen, begrijpt hij niet dat dit belangrijk is.
“Hoe, heb je haar-“ Ron laat zich overdonderd achterover op bed vallen en kijkt Harry met wazige ogen aan.
“Ik dacht het al” zegt hij met een klein stemmetje.
“Wat?” vraagt Harry voor de zekerheid; waar heeft Ron het over?
“Ik moest daarnet naar de wc en ik liep door de leerlingenkamer en toen zat ze daar helemaal alleen raar voor zich uit te staren” zucht Ron “ik dacht dat jij ook op de wc was, omdat je niet in je bed lag”.
“Oh,,” Harry is even uit het veld geslagen “laten we maar gaan, niet?” Hij kijkt niet naar Ron en is ook nog niet van plan om te vertellen waar hij was, dat zou later wel komen.
“Ja, ik doe even een trui aan” Ron duikt zijn hutkoffer in en Harry kijkt weer naar Dobby die met natte, grote ogen naar Harry opkijkt.
“Kan Dobby helpen, Harry Potter?”
“Nee, dank je Dobby” antwoord Harry zo vriendelijk als het maar kan en hij loopt samen met Ron de slaapzaal uit naar de leerlingenkamer.
Met zijn tweeën onder de Onzichtbaarheidmantel is krap en daarom lopen Harry en Ron gebukt en strompelend door de gangen van Zweinstein. Ondertussen verteld Harry kort en zacht wat hij vannacht beleefd heeft.
“En toen ben ik dus weggerend en zag ik Dobby in de slaapzaal staan” eindigt hij zacht en Ron staat stil.
”Waarom ging je alleen?” vraagt hij beledigd. Een steek van irritatie krast door zijn lichaam en Harry is blij dat het donker is want zijn gezicht vertoond geen aardig beeld. Waarom moet Ron daar toch altijd over door zeuren?
”Ik- ik weet het niet, maar wees niet boos en laten we nu eerst naar Hermelien gaan” fluistert hij en hij trekt Ron mee.
Met bonkend hart en met zijn toverstok hand om zijn stok geklemd, zodat de woorden: ‘ik mag niet liegen’ die hij er in zijn vijfde jaar voor professor Omber als straf in had moeten kerven wit afsteken op zijn huid, loopt hij de gang door. Hij versnelt zijn pas nog een beetje en hoort Ron achter hem hijgend ademhalen. Geïrriteerd kijkt hij om naar Ron die met een rode blos achter hem rent.
Hijgend en met piepende longen staan ze stil voor de Ziekenzaal.
Harry verwacht half en half en hoopt nog meer dat Hermelien daar breed grijnzend op hem staat te wachten maar vol teleurstelling moet hij toe zien hoe Hermelien, omringd door leraren en Poppy Pleister, met gesloten ogen op bed ligt.
Haar gezicht is niet helemaal te zien, maar Harry moet vol afschuw bedenken dat Hermelien er nu hulpeloos, machteloos en bang uit moet zien. Waarom gebeurd dit toch?
“Nee” kreunt Ron naast hem en hij wil bijna de Ziekenzaal binnenstormen.
Harry pakt hem aan zijn trui vast en sist hem boos toe.
“Denk eens na, wil je dat ze ons zien?”. Ron kijkt hem geschrokken en met een uitdrukking van ‘oh ja’ aan.
“Sorry” mompelen ze op hetzelfde moment en ze kijken weer naar Hermelien.
“Wat zou ze hebben?” stelt Ron Harry’s onuitgesproken vraag. Hij schudt zijn hoofd en denkt na.
Zou ze onder de Imperius vloek zijn? Wie zou dat gedaan hebben? Waarom was Dobby op de slaapzaal en in de leerlingenkamer? Had dat verband? Nee, Dobby zou Hermelien toch nooit vervloeken? Harry’s hersenen kraken en hij vraagt zich af waarom Ron er niks van zegt.
“....juffrouw Griffel antwoordde niet op mijn vragen” horen Ron en Harry professor Anderling met een scherpe stem zeggen.
“Ze kijkt ook een beetje dof, niet Minerva?” vraagt Madame Pleister met een hees stemmetje. De anderen kijken toe hoe Hermelien zachtjes kreunt.
“Moeten we haar naar het St. Hollisto brengen?” piept Banning en hij kijkt omhoog naar de leraren. Ze schudden twijfelend hun hoofden en Harry en Ron halen opgelucht adem.
“Ze kunnen haar toch wel weer oplappen?” fluistert Ron met overslaande stem aan Harry.
“Natuurlijk” antwoord Harry meteen maar hij beseft dat dat nog niet zo zeker is als dat het lijkt en een angstige knoop in zijn borst zwelt op.
Opeens klinken achter hen voetstappen van een gehaast persoon en Harry en Ron kijken elkaar angstig aan. Harry was deze nacht al een keer betrapt en nu zou hij weer ontdekt worden in het bijzijn van Ron. Hulpeloos kijkt hij door de gangen, maar er is nergens een uitweg. Met droge keel wachtten ze. Na wat wel eeuwen ban angst lijken zien ze hem dan eindelijk staan en beiden halen opgelucht adem. Maar weten dat er nu weer een ander probleem op hen ligt te wachten.
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Do Apr 20, 2006 18:44 |
 |
Hoofdstuk 34. Een ramp-lawine.
“Ron! Harry! Wat doen jullie hier?” zijn stem klinkt geschrokken, boos en verbaasd tegelijk. Harry kijkt naar de grote, ronde ogen en vraagt zich af wat hij zal gaan zeggen. Een vlaag van machteloosheid waait door zijn lichaam en hij kijkt vanuit zijn ooghoeken in een honderdste van een seconde naar Ron en ziet dat die ook onzeker kijkt en lijkt.
“We- we willen weten wat Hermelien heeft” kaatst Ron terug naar zijn broer, de jongen met een gebruind en aan sproeten overladen gezicht.: Charlie.
“Midden in de nacht? Jullie horen helemaal niet uit bed te zijn en al helemaal niet in deze tijden!” zegt Charlie met een boze frons op zijn voorhoofd.
“Ha, ga je het nu tegen Anderling zeggen” smaalt Ron.
Charlie kijkt hem onderzoekend aan en Harry voelt en ziet dat er een tweestrijd in zijn hoofd afspeelt. Kiest hij voor zijn broer of voor de rechtvaardigheid, voor zijn baan.
“Nee,” zegt hij uiteindelijk langzaam “ik ga jullie niet aangeven en zal het ook tegen niemand zeggen, als dat nog mogelijk is, want we maken vreselijk veel herrie, maar ik zal het wel aan ma schrijven, Ron” hij kijkt hem aan, zonder te blikken of blozen “en Harry” voegt hij er aan toe. Maar dat hoort Harry al niet meer. Ron is op zijn broer afgevlogen met een verontwaardigt en uiterst vertrokken gezicht. Hij denkt niet eens meer aan toveren maar geeft Charlie een harde duw in zijn maag. Charlie, groot en sterk, draait in een keer Rons arm op zijn rug en houdt hem tegen zich aangedrukt. Ron krijgt een rood hoofd en hijgt.
“Laat- laat me los” piept hij zacht en geschrokken.
“Je schrijft niet, dat doe je niet, dat kan je niet maken” Ron struikelt over zijn woorden en Harry en Charlie kijken elkaar, weliswaar opgelaten, maar vragend aan.
“Dat doe ik wel, en als je je titel als hoofdmonitor niet wilt verliezen zou ik maar snel naar bed gaan, en jij ook Harry, jullie zouden nu toch wel beter moeten weten” zegt hij koel en hij draait zich om en beent weg. Een verslagen Harry en een verwijtende Ron achterlatend.
Binnen een paar dagen weet de hele school, ondanks dat Harry en Ron bijna niks loslaten, over Hermelien die nog op de Ziekenzaal ligt en over de gebeurtenissen in de bibliotheek. Harry voelt zich vies, alsof hij te vaak gekeurd is voor de veemarkt.
Soms, als hij met Ron door de gangen loopt, ziet hij mensen wijzen en staren of komen ze naar hem toe voor vragen. Hij ergert zich er mateloos aan en moet zichzelf er vaak toe dwingen om er niks over te zeggen en ze te negeren. Niet dat hij dat niet gewend is, in tegendeel, dat doen ze elk jaar wel een keer. Maar dit keer voelt het anders, alsof ze het niet menen of geloven, maar alleen maar op zoek zijn naar nieuw, spectaculair nieuws.
“Kunnen ze nu niet eens ophouden,” zegt Harry zacht tegen Ron, als een groepje vierdejaars langs schuifelt met grote, vragende ogen “het is al erg genoeg dat we Hermelien moeten missen”.
“Mee eens,” antwoord Ron opgewekt en Harry kijkt hem schamper aan “ik loop al dagen achter met mijn huiswerk”.
“Ooh, Ron hoe kan je nu alleen daar aan denken?” vraagt hij verbaasd.
“Huiswerk is toch belangrijk” mompelt Ron met een uitdrukking op zijn gezicht die Harry sterk aan Korzel en Kwast doet denken “dat zegt Hermlien altijd”.
Harry schud zijn hoofd en staat stil.
“Hermelien is niet zomaar vervloekt, Ron” sist Harry zacht maar dringend.
“Nou, zeg, rustig maar” vliegt Ron hem aan.
Harry kijkt vuil terug en heeft even de neiging om hem een mep te verkopen zoals Ron bij Charlie deed. Maar hij doet niks, hij wil geen ruzie en weet dat Ron het niet verkeerd bedoeld. Toch voelt hij zich nog boos, en het heeft niks met zijn eigen stemming te maken. Zijn ogen beginnen te tranen en zijn handen beven. Een wazige, onhoorbare Ron staat voor hem en begint te draaien. Even is Ron scherp, en doen zijn ogen vreselijk pijn, zijn litteken brand en zijn hoofd lijkt te barsten, in dat ene moment ziet hij hoe geschrokken en bang zijn vriend kijkt en hoe hij een stap achteruit doet. Wankelend valt Harry naar achteren. Zijn benen zijn slap en zijn hoofd bonkt als het de grond raakt. Dan is het zwart en eindeloos leeg in zijn hoofd. Hij wil roepen en schreeuwen, maar er is geen geluid en geen leven. Alleen de stekende, alles verzengende pijn in zijn hoofd en ogen.
“Harry, kom lig stil” een zachte stem fluistert in zijn oor. Harry knippert verwoed met zijn ogen, maar ziet, tot intense benauwdheid, niks. Hij kreunt zachtjes en voelt handen die hem vasthouden.
“Harry? Hoor je me? Moet je naar de Ziekenzaal?”.
Nogmaals kreunt hij. Waarom begrijpen ze dan niet dat hij pijn heeft. Waarom heeft hij eigenlijk pijn? Wat is er gebeurd? Waren het zijn ogen weer?
Hij ademt diep in en uit en probeert ook nog na te denken. Het is vergeefse moeite; in zijn hoofd spoken allerlei vragen, gedachten door zijn hoofd en hij krijgt maar geen rust. Frustratie borrelt op en hij knippert weer met zijn ogen. Hij moet gewoon wat zien!
Flats! Een sterke, koude straal water raakt zijn gezicht. Meteen springt hij overeind, om na een seconde tot de conclusie te komen dat hij weer kan zien. De de vlekken zijn weg, de zwarte leegte is opgelost en lijkt opeens belachelijk ver weg. Waar maakt hij zich druk om?
“Je- je hield me voor de gek” stamelt Ron met een (tot ongenoegen van Harry) teleurgesteld gezicht.
“Nee, natuurlijk niet” antwoord Harry snel en hij beseft hoe raar het er moest hebben uitgezien. Ron lijkt opgelucht, maar zijn gezicht betrekt al snel weer.
“Wat gebeurde er?”
“Ik weet ni-” begint Harry maar hij word onderbroken door Ron.
“Had je een visioen?” vraagt hij schril “was het Voldemort”. Hij schud zijn hoofd en pijnigt zijn hersenen. De vraag was gesteld. Ron had hem gevraagd en Harry weet dat hij er geen antwoord op kan geven. Het maakt hem boos en hij balt zijn vuisten. Op dat moment klinkt er een harde, galmende bel door de gangen van Zweinstein en verstomd het geroezemoes van de leerlingen die nog op de gang, voor een lokaal stonden te wachten.
“Rennen!” schreeuwt Harry en hij trekt, sleurt zou een beter woord zijn, Ron mee de hoek om. De gangen zijn verlaten, op een mompelend spook en de kat van Vilder na.
Harry's voetstappen, gevolgd door die van Ron klinken hard en raar door de leegte.
Met piepende longen rennen Harry en Ron naar de kerkers onder in het kasteel. Hun laatste les voor vandaag, Toverdranken, vind daar plaats. Na veel gehijg kloppen ze uiteindelijk op de, al gesloten, deur.
'Binnen' klinkt het dof en Harry opent de deur met een zacht, vervelend geruis. Het doet hem denken aan de lessen die hij volgde bij zijn mist favoriete leraar: Sneep. Slakhoorn staat, duidelijk verbouwereerd, voor de klas. Een paar leerlingen vergezellen hem in een walm van drankjes en pruttelende ketels. Ze zijn al begonnen en Harry en Ron zijn te laat.
“Zo, zo” begint Slakhoorn en hij slaat zijn armen om zijn logge lijf “meneer Potter en meneer Wemel voelen zich te goed om op tijd te komen?”
Harry en Ron zijn stil. Wat moeten ze hier op antwoorden?
“Nou” vraagt hij nog eens en de leerlingen reikhalzen om het schouwspel te kunnen zien.
“Ja, professor” antwoorden ze een beetje onbeholpen.
“Wat is de reden, Harry Potter?” lacht Slakhoorn en Harry weet niet hoe hij het op moet vatten. Vorig jaar was Slakhoorn hem altijd goed gezind, maar door het lezen van de Ochtendprofeet kan er veel aan iemand veranderen.
“Ik-,” begint hij zachtjes en nog hard nadenkend. Dan gaat hij harder en vast beradener verder “we waren even op zoek bij Hermelien Griffel en waren daar de tijd vergeten”. Hij hoopt dat het overtuigend klinkt. Hij is er niet helemaal zeker van en Ron bevorderd die gedachten door zenuwachtig met zijn voeten over de grond te schuifelen.
“De tijd vergeten” herhaalt Slakhoorn langzaam. Harry en Ron knikken hard.
“Ga zitten, ik spreek jullie na de les nog even”. Harry en Ron ademen zachtjes uit en ploffen aan hun tafeltje, naast Ernst Marsman, neer. De rest van de klas lijkt teleurgesteld.
“Wat heb ik nou gehoord?” begint die meteen. Harry kijkt op. Wat heeft Ernst gehoord?
“Ja, ze zeggen dat Dobby, die rare huiself, jullie vriendin vervloekt heeft. Er word een proces tegen hem gespannen”. Het lijkt alsof Harry een duw tegen zijn borst krijgt. Zijn hoofd tolt eventjes. Dit kan gewoon niet waar zijn, maar Ernst knikt hen met grote ogen toe. Naast Harry klinkt een klein, nietszeggend, maar woedend geluidje. Ron zakt met zorgelijke rimpel op zijn tafel in elkaar en staart voor zich uit.
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Zo Apr 23, 2006 11:46 |
 |
Hoofdstuk 35. Hoe kan het ooit weer goed komen?
Haar koude handen liggen op haar borst. Haar lichaam is klam en haar ogen zijn leeg. Een vermoeidheid overmand Ron en Harry. Hermelien is onmisbaar, merken ze nu.
Harry kijkt naar buiten, door het grote raam in de Ziekenzaal. Een donkere, angstaanjagende mist hangt over het schoolterrein en doet hem herinneren aan de strijd die buiten de muren afspeelt. Elke dag weer lezen ze het in de krant; Voldemort en zijn aanhangers vernielen, moorden en winnen aan macht. Harry voelt zich bang en opgewonden tegelijk. Met een droge keel denkt hij aan Dobby. Ron en hij zijn het erover eens dat Dobby, Hermelien gewoon niet vervloekt kán hebben! Dobby zou zoiets toch nooit doen. Toch? Een angstaanjagende gedachte borrelt naar boven. Harry verdringt de optie en zijn gedachten dwalen af naar het proces van Dobby. Hij zou er maar wat graag bij willen zijn. Maar dat zal niet lukken, met de strenge regels in en van Zweinstein. Misschien kan hij Dobby eens bezoeken? Ja, daar zit wel wat in.
Hermelien kreunt zachtjes en hij kijkt naar haar gezicht. Meteen voelt hij zich schuldig, hij had gelijk weer verder moeten gaan met zoeken naar informatie over voorwerpen die hem, misschien, kunnen leiden naar de Gruzielementen. Zijn doel en missie. Hij zucht. Ron kijkt op en staart Harry afwezig aan. Harry weet niet waar Ron mee zit, en eigenlijk boeit het hem niks, maar het kan nooit zo erg zijn als de zorgen waar hij mee te kampen heeft. Niet alleen de strijd die zich afspeelt, de vragen van medeleerlingen en zijn onafgemaakte berg huiswerk die, boven in de leerlingenkamer, op hem wacht, maar ook Ginny en zijn titel als Aanvoerder van het Zwerkbalteam.
Gisteren had hij een team samengesteld. Waardeloos, als hij zijn mening mag geven. Ginny en Leola Marksel, een snelle en pientere derdejaars, en (tot ongenoegen van Daan Thomas) Simon Filister, die (tot Harry's verbazing) goed bleek te kunnen vliegen en goed kon samenwerken met Ginny en Leola, hebben hun functie als Jagers in zijn team. Als Beukers heeft hij de broertjes Dennis en Kasper Krauwel, wat hem op zich wel bevalt. Als Wachter heeft hij Ron en zelf is hij Zoeker.
De relatie tussen hem en Ginny gaat een stuk moeilijker. Ze is de laatste dagen vaak afwezig en staart uren lang voor zich uit. Steeds als hij naar haar kijkt glimlacht ze naar hem en geeft ze hem een kus, maar hij ziet en weet dat ze zich niet vrolijk voelt. Hij wilde dat ze met hem wilde praten, maar ze zwijgt en hij wil niet aandringen maar voelt zich ongemakkelijk onder een bedrukte Ginny.
Hij balt zijn vuisten en sluit even zijn ogen. Waarom moet hij dit allemaal meemaken?
“... Laten haar ook nooit eens met rust!” klinkt het met een dreigende stem en Harry en Ron springen op. Madam Plijster loopt met grote passen tussen de bedden door naar Hermelien. Dan ziet ze hoe bedrukt Harry en Ron zijn en glimlacht ze voorzichtig. Nu moet ik het vragen, denkt Harry met een diepe zucht.
“Ze- begint hij op hetzelfde moment als Ron. Ze lachen wat ongemakkelijk en Madam Plijster kijkt hen met opgetrokken wenkbrauwen aan.
“Ze wordt- Hermelien bedoel ik- ze wordt toch wel weer beter?” hakkelt Ron met een rood hoofd. Een pijnlijke stilte volgt. Madam Plijster kijkt hen niet aan maar staart met glanzende ogen naar een punt naast Hermeliens hoofd, omringd door krullend haar.
“Nou?” dringt Harry aan. Dan, in een minuscuul ogenblik, zo klein zelfs dat Harry zich later afvraagt of hij het zich verbeeldde, knikt madam Plijster onzeker.
“We doen ons best, maar we weten niet precies wat haar geraakt heeft”.
Die avond, in de leerlingenkamer, roffelt de regen op de ramen in de ronde toren. De leerlingen zitten in groepjes te leren of te praten. Harry zit in een stoel bij het vuur en laat zijn handen door Ginny's haar gaan. Ron bladert rusteloos zijn opstel voor Toverdranken nog eens door en kijkt af en toe met een pesterige blik naar Ginny en Harry bij het vuur.
Het opstel voor Toverdranken is hun strafwerk voor professor Slakhoorn. Een verhaal over het gebruik en over voor- en nadelen van de 'Lichitesplant' in dranken. Het was moeilijk om te maken zonder Hermelien en ze hadden de hele middag in de Bibliotheek gezeten. Harry was eerder klaar geweest en was nog eens naar de afdeling me het Krijsende boek gelopen. Hij voelde de aantrekkingskracht nog door zijn aderen stromen en was weggevlucht. Terug naar een zwoegende Ron.
“Ik wilde dat we dit nooit hadden hoeven meemaken” fluistert Ginny bijna onhoorbaar.
“Dat weet ik” zucht Harry. Ginny legt haar hoofd in zijn knieën en hij kijkt in haar grote, jonge ogen. Hij lacht zachtjes en denkt aan de keer dat ze bij Het Nest Zwerkbal speelden en dat Ginny verloor. Ze was woedend geweest, en nog was ze knap, denkt Harry verzuchtend. Ze is lief. Wat zou hij graag zijn leven met haar voortzetten, een gezin stichten en in vrede leven. Hij zou 's ochtends naar zijn werk gaan en als hij terug zou komen zou Ginny er voor hem zijn. Met een ademloos gezicht ademt hij diep in en slaat hij deze fantastische gedachte op in zijn hoofd. Met het besluit om dat nooit aan iemand te vertellen.
Een bonk tegen het raam en een hoop kabaal van de leerlingen doet Harry uit zijn gedachten opschrikken. Het groepje leerlingen dat eerst lachend en pratend aan een tafel had gezeten staat nu op een kluitje bij een van de grote ramen. Met een piepend geluid wordt het raam geopend en klinken er duidelijk hoorbare “Ooh's” en “Aah's” van de meiden. De regen spettert naar binnen en het raam wordt gesloten. Harry kijkt verbaasd naar Ginny en Ron.
“Hé, Ron is dit minuscule uiltje niet van jou?” lacht Marcel met zijn ronde gezicht en hij knuffelt het beestje in zijn handen.
“Koe..” zegt Ron bijna onhoorbaar en hij rukt het drijfnatte baaltje veren uit Marcels handen.
“Nou, sorry, hoor” verschuldigd die zich.
“Oh, sorry, nee maakt niet uit” mompelt Ron en hij rent naar de trap. Harry springt ook op en Ginny volgt hen onder het mom van 'Jongens'! Boven in de leerlingenkamer staat Ron gebogen over zijn bed en met een gezicht dat vertrokken is van angst. Eén blik op Ron en daarna op de rode brief in zijn handen verteld Harry genoeg. Het antwoord van mevrouw Wemel in een Brulbrief. Een tienmaal versterkte stem van mevrouw Wemel doet hen haar boodschap in een paar tellen vertellen.
“.. had wel weet ik niet wat kunnen gebeuren in zo'n onvoorspelbaar kasteel!” schreeuwt mevrouw Wemel door de kamer “IK HAD DIT NIET VAN JOU GEDACHT, RON”. Rons gezicht staat op het punt om groen te worden en Harry voelt medelijden in zich opkomen. Het was immers zijn idee en zijn plan, hij was voor Ron verantwoordelijk geweest. Met een bonkend hart wacht hij op de zin waarin mevrouw Wemel zijn naam zal noemen.
“Harry, je moet per kerende uil aan me beloven dat je geen nachtelijke of wat dan ook uitstapjes meer maakt, ik weet dat ik eigenlijk niks over je te zeggen heb, maar toch moet je het beloven” ze zwijgt even en gaat dan verder “ je hebt Lupos al beloofd dat je na zou denken voordat je iets zou ondernemen, Harry, houd je aan je beloften, hoe moeilijk het ook is”. Haar stem sterft weg en Ginny kijkt van Harry naar Ron. Twee gebogen en bezwaarde hoofden en één half lachend half boos meisje vullen deze avond de slaapkamer van de zevende jaars op Zweinstein.
Mevrouw Wemels 'dringende, bezorgde stem galmt nog na door Harry's hoofd en hij voelt zich intens schuldig. Even is hij zelfs blij dat Hermelien hier niet bij is, maar hij verdringt de gedachte en pakt een veer, een stuk perkament en zijn inkt potje uit zijn hutkoffer. In de vallende nacht schrijft hij zijn brief. Met een knoop in zijn borst, omdat hij deze belofte niet kan houden. Hoe graag hij het ook wil, hij is en blijft een Griffoendor..
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Vr Apr 28, 2006 12:46 |
 |
Hoofdstuk 36. Veranderingen.
“Je kan het gewoon niet doen, niet nu! Dat zou vreselijk onverantwoordelijk zijn en je hebt het ook nog eens beloofd, Harry!” Dat zou Hermelien zeggen als hij zijn problemen aan haar voor zou leggen.
“Maar,” zegt een stemmetje in zijn hoofd “Hermelien is er nu niet, dus waarom zou je het niet doen?”
“Omdat het gevaarlijk is,” denkt Harry mopperend.
“Is dat zo?” Vraagt het stemmetje nu wat harder.
“Rot op” sist Harry nu echt kwaad en dan pas merkt hij dat hij het hardop heeft gezegd.
“Wát?” vraagt Marcel met een lach rond zijn mond en met een gezicht dat op het punt staat in lachen uit te barsten. Harry voelt zich rood worden en heeft geen idee wat professor Anderling, voor in de klas, net gezegd heeft. Maar het moet zeker iets zijn wat niet past bij zijn uitdrukking.
“Wil je wel dat professor Anderling er helemaal rood uit ziet na een gedaanteverandering” lacht Marcel naar Harry en Daan en Simon voor hen grinniken mee.
“Nee niks” fluistert hij vanuit zijn mondhoek naar Marcel. Rechts van hem zit Ron verstrooid op zijn veer te kauwen. Af en toe spuugt hij een veertje uit, maar gaat dan weer onverstoord verder. Harry moet er, nu zelf, zachtjes om lachen.
Geïrriteerde voetstappen doen hem ontwaken uit zijn trance en hij stoot Ron aan (die luid geeuwt) en gaat snel rechtop zitten.
“Meneer Potter? Meneer Wemel? Kan één van jullie herhalen wat is daarnet gezegd heb?” snauwt Anderling naar hen toe.
“Nou,” begint Harry om tijd te rekken “volgens mij had u het over , eh, grote veranderingen” gokt hij.
De rest van de klas moet lachen maar na een blik op professor Anderling is iedereen stil.
“Nee, ik had het over rode veranderingen, meneer Potter, die geven aan dat je iets helemaal verpest, zoals u nu ook doet” ze haalt snuivend adem en Harry moet denken aan zijn vijfde jaar toen hij voor het eerst een Terzieler zag, die snuiven ook zo.
“En, meneer Wemel, wilt u soms een weekje nablijven? Nee? Let dan op en zit niet op uw veer te kauwen als een Flubberwurm” kaatst professor Anderling naar Ron, wiens hoofd nu net zo rood is als een rijpe tomaat in het groente tuintje van Hagrid, terug. Hagrid!
“Ron,” begint Harry gelijk nadat de bel is gegaan “we móéten naar Hagrid toe, misschien kan hij ons en Dobby helpen”.
“Ja, goed plan, maar hoe wil je daar komen?” antwoord Ron sarcastisch. Daar had Harry niet aan gedacht. De veiligheid 'maatregelen in Zweinstein zijn nu steeds krachtiger en harder van toepassing en dat houdt in dat er na acht uur niemand meer op de gangen mag zijn (wat niet altijd het geval is) en niemand, en dan vooral Harry niet, en niemand mag het kasteel, zonder, toestemming verlaten.
“Mijn onzichtbaarheidsmantel”oppert Harry die middag na de lessen als het tijd is voor hun lunch.
“Zou kunnen”.
Ze lopen de Grote zaal door en ploffen aan de tafel van Griffoendor neer om te eten. Ron trekt een schaal met pasteitjes naar zich toe, maar Harry denkt niet eens aan eten, hij voelt een schuldig gevoel in hem opkomen en slikt het koortsachtig weg.
Waarom had hij niet eerder aan Hagrid gedacht? Hermelien had dat wel gedaan! Zou Hagrid boos zijn?
Met een diepe zucht doet hij zijn tas open pakt hij een stuk verfrommeld perkament en een veer. Snel krabbelt hij een briefje naar Hagrid en verteld dat ze zo snel mogelijk op bezoek komen. Hij hoopt dat Hagrid hen niet tegen zal houden.
“Wat doe je?” vraagt Ron nieuwsgierig en hij laat heel even zijn appeltaart voor wat het is.
“Zie je dat niet?” zegt een dromerige stem achter hen. Harry draait zijn hoofd zo snel om dat het hem niks verbaasd als hij een spiertje in zijn nek voelt samentrekken van de pijn.
“Loena!” antwoord hij verrast op de verschijning van een mager, blond meisje met grote, dromerige ogen en lange paarse oorbellen in.
“Ronald Wemel,” gaat Loena ongestoord verder “Harry Potter heeft last van 'statiuariti'”.
“Oh,” grinnikt Ron met een lach naar Harry “dat klinkt niet zo best”.
“Ja, lach er maar om, maar het is heel gevaarlijk, hoor” zegt Loena wijs en ze haalt haar neus op voor Ron. Harry kucht, ten teken dat hij nog leeft, en Loena en Ron werpen elkaar een veelzeggende blik toe.
“Wat kom je doen?” vraagt Harry voorzichtig; met Loena weet je maar nooit.
“Is het waar van jullie vriendje Dobby?” zegt ze als antwoord.
Harry is even overrompeld, maar Ron neemt het woord.
“Als je het proces bedoeld, ja, bedoel je iets anders, dan weet ik het niet, hoor” lacht Ron, maar met een serieuze blik op zijn sproetige gezicht. Loena knikt en loopt dan met een huppelend pasje weg. Harry en Ron kijken elkaar met opgetrokken wenkbrauwen aan.
“Wat deed die nou raar” grinnikt Marcel aan de andere kant van de tafel.
“Dat doet ze altijd, dat weet je toch” lachen Harry en Ron terug. Even is Harry blij dat ze weer kunnen lachen en al hun zorgen kunnen vergeten, maar het onrustige gevoel keert al snel weer terug.
“Ron! Harry!,” Hagrid duikt op achter een enorme pilaar in de gang naar de bibliotheek “ik mot jullie wat zeggen, maar zonder dat hullie (hij gebaard zachtjes naar de mensen om hen heen) mee gaan zitte luisteren”. Hij lacht met een twinkeling in zijn ogen, die Harry kent, maar die hem toch tegenvalt. Hagrid lijkt iets te verbergen.
“Ach dat zal ik me wel verbeelden,” denkt hij koppig “ik heb al genoeg om aan te denken”.
Met enorme passen loopt Hagrid door de gangen naar hun, nog onbekende, bestemming. De leerlingen van Zweinstein duiken haastig opzij als de halfreus aan komt lopen. Eindelijk wordt er eens niet naar Harry gewezen, maar naar Hagrid.
Aangekomen in een stil hoekje van het kasteel haalt Hagrid diep adem en zegt hij met onvaste, emotionele stem “Hermelien geeft weer antwoord!”
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Mei 08, 2006 18:30 |
 |
Hoofdstuk 37. De brief met raadsels.
“Je- wat?” Ron hapt naar lucht en kijkt Hagrid ontgoocheld aan.
”Hullie zeg dat ’t nog geheim mot blijve, snappie?” gaat Hagrid rustig verder, maar met tranen in zijn ogen “Anderling, bedoel ik”.
Diep van binnen knapt er iets bij Harry. Hermelien! Zou het weer goed komen?
En, zou ze weten wie de dader is?
“We moeten erheen, ik wil haar zien” zegt hij tegen Ron. Ron knikt hem met opgewonden blik toe. Hij draait zich om als Hagrid zijn grote hand op zijn schouder legt zodat zijn knieën bijna doorbuigen.
“Wat?” vraagt hij verward.
“Je snapt toch wel,” begint Hagrid op een toon alsof hij een kleuter uit legt dat de kleur van het gras groen is “d’r is nu een heler bij haar en die onderzoekt d’r effe en,” hij begint wat strenger te praten “jullie weten dit helemaal niet, snappie?”
“Oh” brengt Harry een beetje geïrriteerd uit.
“Waarom gaan jullie niet effe kalmpies naar de bibliotheek” raadt Hagrid hen aan.
Ze knikken een beetje opgelaten en, allebei, met het idee dat ze echt niet nu, op dit moment rustig naar de bibliotheek gaan. Hoeveel huiswerk ze ook hebben en hoe hard ze ook achter lopen. Hagrid beent weg en slaat halverwege de gang een grote, bewegende jutten zak over zijn schouder. Dan staat hij plotseling weer stil, draait zich om en loopt, met gevaarlijke lichtjes in zijn grote bruine ogen, op Harry af. Harry deinst achteruit, bang voor wat komen gaat. Maar niet ver genoeg want Hagrid laat de zak vallen, pakt hem bij z’n schouders en schudt hem door elkaar.
“Harry, je mag gewoon niet langskomme! Dat snap je toch wel! Al die beveiligingen zijn der niet voor niks! Ik ken dat briefje niet goedkeuren, hoor je?” dringt Hagrid hem op en dan laat hij Harry eindelijk los. Met een pijnlijke schouder laat hij zich achterover tegen de muur aan glijden.
“Beloofd?” vraagt Hagrid weer met zijn normale vriendelijke, bezorgde stem. Harry knikt moeizaam en ziet Hagrid dan weglopen met de zak over zijn schouder. Zijn voetstappen dreunen nog hard na door de gang, maar nog meer galmen zijn woorden door Harry's hoofd. 'Harry, je mag niet langskomme!'
Nee, natuurlijk niet, denkt hij verbitterd, want wat mag ik nog wel? Alle leuke dingen worden afgepakt en ik wordt de hele dag bewaakt. Ik merk het wel dat alle leraren naar me kijken en Charlie steeds vaker 'toevallig' achter me aanloopt!
“Laten we maar gaan” mompelt hij tegen Ron.
“Oké, trek het je niet aan, maatje” zegt Ron aardig bedoeld terug, maar Harry voelt zich er niet vrolijker door. Integendeel; Denkt Ron soms dat hij een watje is? Nou, dan zal hij eens wat laten zien! Dan dwalen zijn gedachten weer af naar Hermelien die nu onderzocht wordt. Een vrolijke tinteling gaat door zijn buik en hij loopt met Ron mee naar de bibliotheek om toch maar aan hun achterstallige huiswerk te beginnen en, hoopt hij, om nog wat te lezen in boeken die kunnen leiden tot zoektocht naar de Gruzielementen.
Die avond is de leerlingenkamer van Griffoendor één opgewonden, rumoerige massa mensen. Iedereen weet dat Hermelien weer opknapt, ondanks dat Ron en Harry er niet over gepraat hebben. Harry kan een glimlach niet onderdrukken: dat is nu echt Zweinstein; alles gaat als een lopend vuurtje het kasteel door. Het maakt hem niet uit; misschien komen ze er nu eindelijk achter wie Hermelien zo laf vervloekt heeft. Ginny komt naast hem zitten en aait hem over zijn arm. Hij voelt zich rustig worden en geeft haar voorzichtig een kus op haar wang. Ze lacht en giechelt “gekkerd!”. Ze laat zich op zijn schoot vallen en legt haar hoofd op zijn schouder. Een vermoeidheid overmand hem en hij zou zo in slaap vallen als zijn gedachten hem dwingen om aan Voldemort, buiten de muren van Zweinstien, te denken. Boos knijpt hij in Ginny's arm, die hem vragend aankijkt. Hij schud zijn hoofd. Niemand kan hem hiermee helpen. Dit moet hij zelf doen. Hij sluit zijn ogen en wil alles even buitensluiten en Hermelien en Voldemort wegdringen met Ginny veilig in zijn armen. Alsof hij zijn gedachten hardop uitgesproken heeft en een andere kracht hem wil tegenwerken gaat het portret van de Dikke Dame zachtjes open. Even ziet hij niemand en dan..
“Harry?” Belinda Broom komt op hem afgelopen met een officieel uitziend stuk perkament in haar handen. Vlug werpt Harry een blik op Ron, die in de stoel naast hem in een boek verdiept is. Rons oren steken rood af boven zijn boek. Ron is dus nog niet vergeten hoe verliefd ze op elkaar waren in hun zesde jaar. Belinda werpt Ron een walgelijke blik toe en geeft dan breed glimlachend – tot afschuw van Harry- het perkament, waar een lint om zit, aan Harry. Hij wacht tot ze weg is en haalt dan het lintje eraf en rolt het perkament open. Een krasserig, maar bekend, handschrift vult het perkament helemaal. Ron leest over Harry's schouder mee.
Hoi Harry en Ron,
Ik ben alweer een heel eind opgeknapt en zit me nu al te vervelen in de Ziekenzaal.
Ik hoop zo snel mogelijk weer terug te zijn, want ik loop vast heel erg achter met mijn huiswerk en voel me enorm zenuwachtig als ik denk aan wat ik allemaal in moet gaan halen. - Ron snuift even minachtend en Harry trekt één wenkbrauw op. -
Madame Plijster wil me nog minstens drie dagen houden en aanstaande zaterdag moet ik naar de Hoorzitting van Dobby, de verdachte. En terecht. Vraag aan Anderling of jullie mee mogen, ik kan wel wat steun gebruiken, al moet ik van jullie natuurlijk niet te veel verwachten! Ik heb heel erg veel spijt van wat ik die nacht heb aangericht en ben een beetje bang wat betreft dat de dader van binnenuit is.
Liefs,
Jullie Hermelien.
Het is duidelijk dat Hermelien om perkament aan professor Anderling heeft gevraagd want onderaan de brief staat het teken van Zweinstein. De brief trilt in Harry's handen en het is doodstil. Ze zwijgen allebei en lezen de regels van de brief nog eens door. Wat betekent het allemaal? Wat bedoeld Hermelien met: En terecht. Is Dobby schuldig? Met een frons op zijn voorhoofd kijkt hij over zijn schouder naar Ron die over de rugleuning van zijn stoel hangt; geschokt en verward.
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Za Mei 13, 2006 13:54 |
 |
Hoofdstuk 38. De droom.
“Harry! Ron!” Hermelien zit half overeind in haar bed. Ze glimlacht naar hen en Harry en Ron grijnzen. Dit is de Hermelien die ze kennen.
Het is twee dagen na de brief van Hermelien en Harry en Ron mogen voor het eerst weer bij haar op bezoek. Morgen zal de hoorzitting plaatsvinden.
“Hermelien? Hoe voel je je? Wanneer mag je weg? Wie heeft je vervloekt? Want dan zal ik hem eens” – Ron maakt een gewelddadig gebaar en Hermelien kijkt geschrokken.
Ze wendt zich tot Harry, die er een beetje onbeholpen bij staat.
“Harry? Heb je al gevraagd of jullie mee mogen morgen?
“Ik, we, eh, ja dat hebben we gedaan. Anderling was nogal boos! Ze zei dat we ons niet met die zaken moesten bemoeien en we konden al helemaal niet weg want ik had een training gepland voor Zwerkbal” hij zucht “maar zelfs dat is niet meer zo leuk als vroeger”.
“Dus, jullie mogen niet mee?” concludeert Hermelien voorzichtig.
Harry knikt. Een korte stilte volgt en Ron springt snel op een ander onderwerp over.
“Wie heeft je nu eigenlijk vervloekt?”
“Nou,” treuzelt ze met een blos op haar wangen “het was wel Dobby”.
Harry en Ron beginnen tegelijkertijd verontwaardigd te schreeuwen. Hoe kon het Dobby geweest zijn? Dat meent ze niet! Dobby zou zoiets nooit doen. Dobby was onschuldig, daar waren hij en Ron het over eens.
Harry schopt woedend met zijn voet tegen Hermeliens nachtkastje en ziet de vaas, die erop staat, eraf vallen. Madame Plijster steekt geïrriteerd haar hoofd om de hoek van haar kamertje. Harry vloekt hartgrondig en Hermelien geeft hem een klap tegen zijn arm.
“Wat nou?” roept hij verontwaardigd.
“Potter! Wat moet dat?” snauwt madame Plijster hem toe. Ze kijkt hem aan, met woede in haar ogen. Harry kijkt terug, nog bozer en hij ziet haar gezicht verstrakken, haar mondhoeken trillen en haar terug deinzen. Hij lacht met een hoge, schrille lach en het wordt doodstil in de Ziekenzaal. Ze is bang, denkt hij vergenoegend, maar tegelijkertijd veracht hij zichzelf ook.
Hij draait zich naar Hermelien en Ron, maar ook zij zijn geschokt en hij deinst terug. Zijn eigen boosheid zakt weg als sneeuw voor de zon. Zo bedoelde hij het niet! Toch is zijn hoofd doordrenkt van woede die hij maar moeilijk kan verdringen achter de verontschuldigende grijns op zijn gezicht. Hij wil iets zeggen dat het weer goed maakt, maar zijn lippen en keel zijn kurkdroog en de stilte in de Ziekenzaal is te groot.
Vermoeid sluit hij zijn ogen, om alles even buiten te sluiten. Plotseling is de doodse sfeer opgelost en hoort hij weer alle geluiden van buiten. Ron schraapt zijn keel en Harry kijkt op; Hermelien glimlacht flauwtjes en madame Plijster trekt haar hoofd terug. Hij ademt uit en staat bevend op. Zijn lichaam trilt en bonkt en zijn litteken schrijnt en brand op zijn voorhoofd. Alsof hij net een heel eind gerent heeft of onder de cruciatusvloek verkeerd heeft. Hij wil wel schreeuwen, roepen en rennen tegelijk, maar er komt alleen een idioot gesputter uit zijn mond.
“V- voel je je wel goed?” klinkt Rons stem door de Ziekenzaal. Hij knikt langzaam en voelt zich meteen misselijk worden. Dobby, Hermelien en Hagrid en.. Doe normaal, houdt hij zichzelf voor en hij balt zijn handen tot vuisten. Dan zakt hij, langzaam, als een zoutzak, op de grond in elkaar. Met tranende ogen geeft hij over op de vloer en voelt hij zijn klamme lichaam tegen de koude tegels plakken. Hij dwingt zichzelf zijn hand tegen zijn voorhoofd te leggen en wrijft verwoed over zijn litteken.
Waarom? Waarom is hij zo zwak? Zo kan hij Voldemort toch nooit verslaan! Was Perkamentus of Sirius maar hier, die zouden wel raad weten. Even verschijnt Sirius gezicht in zijn beeld. Het geeft hem een beetje nieuwe energie en trillend wil hij overeind komen, maar alles draait. Twee sterke handen pakken hem vast onder zijn oksels en hij weet dat madame Plijster hem vasthoud.
“Nee, het is goed. Voel me goed!” sputtert hij en dan zakt hij weg in een waas van kleuren, geuren en geluiden die zijn oren doen piepen.
Eeen hoge, lange, schrille lach galmt in zijn oren en hij huivert. Dan doemen in de verte twee schaduwen op. Een lange, zelfverzekerde man en een slungelige jongen met rood haar. De lange, man, heeft een toverstok in de aanslag en lacht spottend naar hem. Dan ziet Harry, vol afschuw, de boze, rode ogen vol haat die naar hem staren. Ze kijken diep in zijn ogen en hij rilt. Vlug wendt hij zijn hoofd af en knippert hij wanhopig. Voldemort mag geen legillimentie gebruiken. Hij wil gillen en schreeuwen en wegrennen maar hij merkt wanhopig dat hij zich niet kan bewegen, omdat hij is vastgebonden met magische touwen. Doodsbang beweegt hij zich een stukje naar achteren. Tot hij niet verder kan en tegen een muur stuit.
“Zo, Potter!” lacht Voldemort spottend “Ben je bang voor mijn lieve toverstok?” Harry kreunt; zijn litteken lijkt open te springen en zijn ogen rollen in hun kassen. Een withete pijn snijd hoor zijn hoofd en een ander lichaam perst zich door zijn hoofd in de zijne. Brandende messen klieven in zijn lichaam en hij gilt van de pijn. Opeens is het over en staat Voldemort hijgend voor hem.
“Zie je wel, Potter! Je kan niet overal tegen beschermd worden! En zeker niet nu ik andere bondgenoten heb en je oude vriend Perkamentus dood is. Jammer dat ik je niet kan laten lijden zoals je verdient, maar ooit, ooit zal ik je het geven” een schrille lach volgt en Harry sluit zijn ogen. Wat gebeurd er toch allemaal?
“Je leven loopt ten einde Potter en ik dacht laat ik je een voorproefje geven. Dan kan onze zotte Potter eens merken hoeveel pijn hij aan kan” krankzinnig gelach van Voldemort doet Harry zweten van angst. Dan verschijnt Percy naast hem. Bang en broodmager. Hij heeft geen Dooddoener masker op, maar wel een lange, zwarte mantel aan.
“Martel hem!” beveelt Voldemort duidelijk genietend. Harry kronkelt in zijn touwen, weg van Percy die een trillende toverstok vasthoud.
“Schiet op!” commandeert Voldemort en Percy heft zijn stok op. Harry gilt en kronkelt. Hij kan niet denken en een oorverdovend gekrijs ruist door zijn hoofd. Vlammende pijn overstemd zijn gegil en bloed stroomt uit zijn mondhoeken en drupt op de grond. Angst die hij nog nooit gevoelt heeft voert hem mee naar plaatsen waar hij met het kille angstzweet op zijn voorhoofd, gedwongen, naar moet kijken. Even weet hij zeker dat hij dood is dan is de pijn, de stekende, vlammende pijn zo groot dat hij niks meer voelt en alleen nog maar zijn eigen geschreeuw hoort. Zijn hoofd barst uit elkaar en zijn ogen laten geen licht meer door. Toch hoort hij een zachte, vriendelijke stem in zijn hoofd kalmerend tegen hem praten en hij probeert zich te verzetten tegen Percy en Voldemort die allebei hun toverstokken oo hem gericht hebben.
“Harry, hou vol! We hebben je nodig, hou vol! Je overleefd, het komt goed! Dit is een visioen, Harry! Hoor je me? Voldemort kan je alleen maar pijn doen! Geef niet toe en zet door! Kom op, Harry..” de stem sterft weg en ook de pijn in zijn lichaam al voelt alles als gebroken aan en kreunt hij zachtjes.
“Bang om te sterven, Potter?” schreeuwt Voldemort naar Harry en het speeksel vliegt in het rond. Harry zegt niks en klemt zijn kaken op elkaar. Hij ziet Percy uitgeput op de grond zakken, maar Voldemort besteed er geen aandacht aan. Hij loopt op Harry af en pakt zijn kin beet. Harry moet kijken, hij wordt gedwongen om te kijken, in de afschuwelijke rode, spleetogen van Voldemort.
“Antwoord!” snauwt die woedend. Een stem in zijn hoofd zegt hem dat hij beter 'ja' kan zeggen en hij doet zijn mond al half open. Dan hoort hij de kalme stem, die net tegen hem sprak, weer en zegt hij vastberaden: “Nee, ik ben niet bang voor je”.
“Wát?” gilt Voldemort razend.
“Nee” schreeuwt Harry met al zijn kracht. De tweede folterende pijn is zo mogelijk nog erger als de eerste. De wonden in zijn lichaam springen gelijk weer open en emoties vloeien door elkaar. Harry kan niet eens meer gillen. Hij weet het zeker 'ik ga dood'.
Dan, aan het eind van alle dingen, hoort hij een zachte stem smekend mompelen.
“Hou vol, Harry Potter, meneer!” In de waas van pijn draait harry zijn hoofd en ziet hij een persoon liggen in het schaarse licht. Het is niet Percy, niet Voldemort, maar iemand die Harry niet verwacht. Iemand die ook gebonden op de grond ligt en er doodsbang uitziet.
Nog één keer voelt hij de pijn door zijn lichaam branden en dan is het over. Met een doffe plof valt hij uit het bed in de Ziekenzaal op de koude, stenen vloer. Hij gilt het uit: doodsbang.
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Mei 15, 2006 6:38 |
 |
Hoofdstuk 39. De Hoorzitting en Zwerkbal.
De rustgevende drank die madame Plijster hem geeft werkt binnen een paar tellen en Harry ligt uitgeput en nog zachtjes hijgend op een bed in de Ziekenzaal. Hermelien weet niet of ze moet lachen of huilen en Ron houdt trillend het dekbed vast.
“Zo, en nu meneer Potter gaat u even slapen en zal ik professor Anderling halen” zegt madame Plijster met een vriendelijke blik op Harry “En u blijft in bed liggen totdat we terug zijn” voegt ze er zacht dreigend aan toe. Harry denkt er geen een tel aan om uit bed te stappen. Het enige wat hij wil is slapen, zonder dromen, visioenen of wat dan ook.
Langzaam sukkelt hij weg in een vredige, maar steeds ruw onderbroken slaap.
“Harry?” een stem.
“Harry wat?” een mechanische en doffe stem dringt in zijn oren door. Een rilling glijd over zijn rug. Waar is hij? Waar is Voldemort? Hij moet het tegen iemand van de Orde zeggen! Waar is Dobby wat- Langzaam opent hij zijn ogen. Even ziet hij niks door het licht in de ziekenzaal en dan merkt hij dat er vier personen over hem heen gebogen staan. Hermelien, Ron, professor Anderling en madame Plijster kijken hem met vragende gezichten aan.
'Oh nee! Geen vragen! Niet nu!' denkt hij depressief. Koppig sluit hij zijn ogen weer en wil alles vergeten. Met zijn hand voelt hij aan zijn lichaam. Pijn schiet door zijn armen en benen. Hij kreunt zacht. Duizend messen hebben zich in zijn lichaam geboord.
“Potter?” zegt professor Anderling met dwingende stem.
“Potter, we moeten praten! Wat is er gebeurd?” Hij opent zijn ogen en ziet dat professor Anderling madame Plijster een teken geeft dat ze weg moet gaan. Met één zwiepje van haar toverstok hangt er een gordijn rond zijn bed. Hermelien zit in de stoel naast zijn bed en kijkt hem flauwtjes lachend aan. Hij knikt, maar er komt geen geluid uit zijn keel.
“Was het een visioen?” vraagt professor Anderling nu zachtjes en medelevend. Harry knikt nogmaals en dan zegt hij schor: “Het was Voldemort, en- en Percy was daar ook, hij martelde me en, en het leek alsof hij mijn lichaam binnenging, ik dacht dat ik dood ging” er volgt een korte pauze “Percy moest me martelen in opdracht van Voldemort, en hij zei dat hij nieuwe bondgenoten had, en hij had een manier om me te doden en dit was alleen maar een voorproefje” Harry stopt, hij kan niet verder het is gewoon te veel.
“En toen? Harry?” het is de eerste keer dat professor Anderling hem Harry noemt en hij kijkt haar vragend aan. Ze knikt met haar hoofd en hij praat verder.
“Ik hoorde stemmen in mijn hoofd die zeiden dat, dat het goed zou komen. Ik mocht niet opgeven, het was alleen maar een visioen. En, en toen, toen hij me nogmaals martelde lag Dobby naast me. Vastgebonden en bang. Maar, ik weet niet hoe hij daar komt.”
Professor Anderling knippert met haar ogen en ze legt een hand op zijn benen. Dan mompelt ze iets onduidelijks en met een kleine 'boem' verschijnt Dobby in de Ziekenzaal. Harry schrikt. Dobby was toch bij Voldemort? Wordt hij nu gek?
“Dobby,” vraagt professor Anderling redelijk streng “waar ben je geweest?”
“Ik – ik was nergens, uwe schoolhoofd” stottert Dobby met grote, onschuldige ogen.
“Was je de hele tijd in de keukens Dobby? Geef antwoord!” zegt professor Anderling nu boos. Dobby slaat zijn ogen neer en mompelt zachtjes, zodat Harry, Ron en Hermelien zich voorover moeten buigen om het te kunnen verstaan;
“Ik kan het me gewoon niet herinneren uwe schoolhoofdheid, ik weet het echt niet”.
“Goed, ga dan maar”. Dobby knikt en verdwijnt zonder geluid. Harry en Ron kijken elkaar verbaasd aan. Wat is er toch allemaal aan de hand?
“Zo, je hebt je goed gedragen, Potter. Ik zal aan madame Plijster vragen of ze je op wil opknappen, maar je moet hier vannacht wel blijven slapen, begrepen?”.
“Ja, professor” antwoord Harry gedwee en hij voelt de hoofdpijn en wonden in zijn lichaam weer terugkomen. Ze draait zich om en wil weglopen, maar halverwege haar draai staat ze stil en kijkt ze Harry aan. Een tel? Misschien twee en dan fluistert ze zachtjes: “Als er iets is, kom het dan gelijk zeggen. Wees niet bang, het komt goed.”
De avond die volgt zitten Hermelien en Ron op Harry's bed en als madame Plijster komt kijken ligt Hermelien keurig in haar eigen bed. Ron is geschrokken en boos als Harry zegt dat Percy bij Voldemort was. Hij schrijft meteen een brief aan Charlie, die het dan wel rustig aan zijn moeder door zal geven. Harry en Hermelien leven met hem mee en laten hem het eerste halfuur rustig uitrazen over wat een imbeciel Percy wel niet is. Harry voelt zich langzaam aan weer een beetje ontspannen en Hermelien en Ron praten net zo lang met hem over zijn ervaringen totdat hij met een gerust hart kan gaan slapen.
De volgende morgen is hij opeens klaarwakker. Hij had gedroomd over Percy die hem doodde door hem net zo lang te martelen met de Crusiatus vloek totdat hij gek werd. Hij rilt en veegt het klamme angstzweet van zijn voorhoofd. Even blijft hij liggen dan staat hij op. Wankelend loopt hij naar het raam, de zon schijnt waterig over het terrein. Maar de mist, die er al het hele jaar hangt, vult de lucht met een onheilspellend sfeertje. Harry zucht. Vandaag is er een Zwerkbaltraining. De laatste paar trainingen waren niet slecht, maar de Cup winnen zit er niet in. Hij kan zich nu indenken hoe Plank en Angelique zich voelden toen ze Aanvoerder waren. Hij blijft in de vensterbank zitten totdat ze zon helemaal op is en Hermelien wakker wordt. Ze kleden zich aan en ontbijten in stilte; allebei verzonken in hun eigen gedachten.
Harry weet waar Hermelien mee zit. Dobby is dus waarschijnlijk ook vervloekt, of hij verkeerde onder de imperiusvloek, en heeft daarom Hermelien op haar beurt vervloekt. Maar hoe kan Hermelien aan de minister duidelijk maken dat ze dat weten? En wie zal hen geloven. Het enige lichtpuntje is dat professor Anderling mee gaat. Maar Harry weet dat Hermelien doodsbenauwd is. En dan nog de vraag die door Harry's hoofd spookt; Waarom was Hermelien vervloekt? Dacht Voldemort dat zij Harry zou kunnen doden? Zo stom is hij toch ook niet?
Samen lopen Ron en Harry naar het stadion waar ze zullen trainen. Hermelien is vertrokken en zal vanavond terugkomen. Harry wist niks te zeggen bij het afscheid en had maar 'tot vanavond' gemompeld. Hoe dichter ze bij het stadion komen hoe vermoeide Harry zich voelt. De kleedkamer zit al vol en iedereen is gehuld in hun zwerkbalkleren. Na een korte uitleg van Harry stijgen ze op. De wind giert langs zijn oren als hij omhoog suist. Zijn haren wapperen en zijn longen ademen de frisse lucht in. Hij is blij dat hij de training niet heeft afgelast.
“Oké, Ginny haal de Slurk! Iedereen in een kring” schreeuwt hij naar de spelers. Ginny duikt omlaag en komt weer naar boven met een rode Slurk in haar handen.
“We oefenen nog even het gooien” roept Harry. Ze beginnen.
Ginny gooit naar Dennis Krauwel, Dennis gooit naar Ron (die een spectaculaire duik maakt), Ron gooit naar Leola Marksel en Leola mist.
“Gewoon doorgaan” schreeuwt Harry, de moed niet opgevend. Na een paar minuten zijn ze allemaal weer in het spel en laat Harry ze echt trainen. Op zich gaat het best goed, afgezien van kasper Krauwel die een Beuker tegen zijn hoofd krijgt en Ron die tegen een Doelpaal aanvliegt. Harry is in nopjes over Ginny, Simon, en Leola. Het zijn echt zijn nieuwe aanwinsten. Ze kunnen perfect samenwerken en scoren maar liefst 12 doelpunten in een halfuur. Ron is sneller afgeleid dan Harry wil en hij heeft moeite om hem geen trap te verkopen. De reden waarom hij Ron niet terecht wijst, is omdat hij weet waar Ron aan denkt. Het spookt ook door zijn hoofd: Hermelien. Opeens klinkt er vanaf de tribunes een daverend geschreeuw, gekrijs en gejoel. Harry draait zijn bezem en kijkt naar beneden. Hij had niet gedacht dat iets zijn training kon bederven; die zo veelbelovend verliep. De toeschouwers op de tribunes kunnen dat dus wel. Chagrijnig wendt hij zijn hoofd af.
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Do Mei 18, 2006 17:52 |
 |
Hoofdstuk 40. De afloop.
Te laat beseft hij dat het Patty Park en haar vriendinnen zijn. Ze joelen en schreeuwen hen toe vanaf de tribunes. Zijn speelgenoten kijken hem vragend aan. Hij sluit zijn ogen even en denkt na. Opgeven zou precies zijn wat Patty en haar misselijke stelletje meiden willen. Maar als ze verder zouden gaan, zouden ze, of steeds afgeleid worden of gigantisch voor gek staan. Hij besluit toch het eerste te doen.
“Oké, nog vijf minuten en dan gaan we omkleden” schreeuwt hij tegen de wind in “En, Ron, let op je rechter doelpaal! Dennis, let goed op wat Kasper doet, werk samen”.
Ze spelen. Harry geniet in volle teugen. Hij negeert het geschreeuw op de tribunes, vliegt met opgeheven gezicht tegen de wind in en beult zijn team af. Na drie minuten blijkt echter alleen dat de anderen Patty Park en haar vriendinnen niet kunnen negeren en ze stoppen eerder dan gepland. Een beetje teleurgesteld daalt Harry neer en springt hij een halve meter boven de grond van zijn bezem.
Even later loopt hij als eerste, samen met Ron, het terrein van Zweinstein op. Het kasteel wordt gehuld in dikke mist en een luguber sfeertje, dat Harry vanochtend ook al opviel, hangt over de bomen en over het meer. Nu hij weer met twee benen op de grond staat voelt hij pas dat hij enorme hoofdpijn heeft. Zijn litteken prikt angstaanjagend. Even overweegt hij er met Ron over te praten, maar als hij het (gelukkig) kalme en opgewonden gezicht van zijn vriend ziet sluit hij zijn mond snel weer.
Waar zou Voldemort zich nu bevinden? Is hij al bezig met een plan om Harry te vermoorden? Waarom zou het nu opeens wel lukken? En wie zijn zijn nieuwe bondgenoten?
Vele vragen schieten door zijn hoofd en hij kan maar geen antwoord bedenken. Moedeloos slenteren ze het bordes op en samen lopen ze naar binnen. Enkele leerlingen hangen een beetje rond in de buurt van de Grote Zaal. Waarschijnlijk mensen die een afspraak hebben met elkaar, en daar afgesproken hebben.
De geur van warme broodjes en worsten trekt Harry uit zijn overpeinzingen en hij laat zich naast Ron aan de tafel van Griffoendor vallen. Ron trekt meteen een schaal met worstjes naar zich toe en schept zijn bord vol. Harry raakt het eten nog niet eens aan. Hij kijkt verbaasd de zaal rond, de tafel van Griffoendor en dan kijkt hij naar Ron.
“Wat?” vraagt hij onschuldig.
“Valt het je niet op,” begint Harry peinzend “dat de Grote Zaal zo leeg is, net alsof er iets gebeurd is! Het zal toch niets met Hermelien te maken hebben, hé?” Ron kijkt ook rond en er vormt zich een rimpel op zijn voorhoofd.
“Nee, het heeft vast niks met Hermelien te maken. Volgens mij verbeeld je je het gewoon, Harry. Je ziet trouwens nog vreselijk wit.” antwoord Ron bezorgd.
“Nou, dan niet” snauwt hij harder dan bedoeld. Ron trekt verontwaardigd zijn mond open, maar sluit hem dan weer met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht. Hij volgt Ron's blik en kijkt om.
“Ginny!” zegt hij gemaakt vrolijk.
“Ik hoorde je weer eens aardig doen tegen mijn lieve broer” zegt ze. Het klinkt niet als een vraag maar meer als een feit. En even is Harry onder de indruk van haar houding. Dan vermant hij zich en haalt ongeïnteresseerd zijn schouders op. Hij pakt een broodje en neemt een hap. Meteen heeft hij spijt. Het smaakt hem niet en hij voelt zich misselijk.
“Is er iets?” dringt Ginny aan.
“Nee” zegt Harry snel.
“Ja” zegt Ron op hetzelfde moment.
“Oh, wat zijn we weer duidelijk” zucht Ginny en ze pakt de schaal met cornflakes.
“Harry vind dat de Grote Zaal opvallend leeg is, maar ik vind het onzin” zegt Ron verveeld.
Ginny kijkt op.
“Oh, nee” ze slaat geschrokken een hand voor haar mond. “Weten jullie het dan nog niet?”
“Wat?” vraagt Harry geïnteresseerd.
“Ik,” begint Ginny met een blos “schrik niet en wordt niet boos”. Ze schudden hun hoofd en kijken Ginny verwachtingsvol aan.
“Er hing een plakkaat op het prikbord in de leerlingenkamer. Er stond op dat de uitstapjes naar Zweinsveld worden afgelast.”
“Waarom?” roept hij verontwaardigd uit “dat is ongeveer het enige leuke dat er nog is”.
“Omdat, omdat,” hakkelt Ginny “omdat jij een visioen hebt gehad”. Harry springt overeind en struikelt over zijn eigen gewaad. Zijn voet blijft haken en er komt een scheur in, maar hij merkt het niet eens.
“Omdat ik, ik” roept hij boos en verscheidene mensen in de Grote Zaal kijken om “WIE HEEFT DAT PLAKKAAT OPGEHANGEN” schreeuwt hij en hij hapt naar adem. Ginny kijkt hem geschrokken aan en doet haar mond open, maar.. Het is niet Ginny die antwoord maar een kalme jongens stem achter hem.
“Professor Anderling, Harry”.
Harry draait zijn hoofd met een ruk om en kijkt woedend in het gezicht van Charlie.
“Dan moet ze dat maar snel weer weghalen” snauwt hij boos.
“Dat denk ik niet, Harry” antwoord Charlie, nog steeds kalm en helemaal niet onder de indruk van Harry's woede aanval.
“Oh, en waarom dan niet, Charlie?” zegt hij met nadruk op 'Charlie'.
“Wees blij dat die plakkaten er hangen. Dat betekent dat professor Anderling je gelooft op je woord”. Daar had hij niet aan gedacht en hij kalmeert. Met een rood hoofd van schaamte laat hij zich weer aan de tafel zakken. Charlie komt tussen hem en Ginny in zitten en pakt een broodje.
“Wees voortaan een beetje rustiger voordat je je oordeel uitspreekt” wijst Charlie hem zachtjes terecht. Vreemd genoeg wordt Harry niet nog eens boos, maar knikt hij zachtjes. Een schuldgevoel kruipt omhoog en hij wil het liefst weg.
“Ik, Ginny kan ik je even spreken” zegt hij snel. Ginny, blij dat hij niet meer schreeuwt en een normaal gesprek kan voeren, staat meteen op. Hand in hand, en nagekeken door Ron en Charlie, lopen ze tussen de afdelingstafels de Grote Zaal uit. Buiten, op het bordes grijpt hij Ginny's hoofd en kijkt hij haar aan. Een paar tellen lang kijken Ginny's ogen in de zijne en dan komt ze dichterbij en raken hun lippen elkaar. Na, naar Harry's idee veel te korte tijd, laten ze elkaar weer los.
“Dankjewel” fluistert Harry zachtjes.
“Mmm,” bloost Ginny en ze legt haar hoofd tegen zijn schouder.
Een eeuwigheid lang blijven ze daar staan. Soms mompelen ze lieve woorden en soms kussen ze elkaar. Maar opeens lijkt het weer om te slaan en Harry kijkt betrapt op. Twee lachende ogen op een verdrietig gezicht kijken hen aan. Een grote bos krullen en daarachter verschijnt een lange, strenge vrouw.
“Hermelien!” zegt Harry verbaasd en hij haalt snel zijn hand van Ginny's rug af.
“Professor Anderling” glimlacht Ginny voorzichtig.
“Het is helemaal mislukt” snikt Hermelien opeens en ze vliegt Harry huilend om de hals. Even weet hij niks te doen.. dan aait hij haar zachtjes over haar rug. Dit meent ze toch niet!
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Do Mei 25, 2006 13:53 |
 |
Hoofdstuk 41. Huiselven.
De regen klettert tegen de ruiten in de Toren kamer van Griffoendor. Harry ligt met een vertrokken gezicht op bed. Al een een uur lang probeert hij te slapen maar het lukt hem niet. De angst vreet aan hem en hij voelt zich intens alleen. Medelijden met zichzelf heeft hij niet vaak, maar nu voelt hij er toch een klein beetje van. Hij draait zich op zijn buik en boort zijn gezicht in zijn kussen. Het kussen is nat, nat van zijn tranen. Hij kon ze niet verbergen en had gehuild. Hij schaamt zich kapot en voelt zich nog rotter.
'Niemand weet het! Niemand heeft het gezien.' Houd hij zichzelf voor, maar toch veracht hij zijn leven.
Hij schuift zijn gordijn een beetje opzij en ziet, in het schaarse licht, Marcel liggen. Zijn mond hangt open en hij snurkt zacht.
'Marcel had net zo goed de “Uitverkorene” kunnen zijn,' denkt hij bitter. Maar nee, Harry Potter, De Harry Potter moet het tegen Voldemort opnemen.
Met een schok komt hij overeind. Waarom had hij daar daar niet aan gedacht. Zou het- zou het werken? Hij stapt uit bed en gaat bij het raam staan. Even staart hij geboeid naar de ster loze lucht, maar dan concentreert hij zich.
“Dobby?” stamelt hij zachtjes. Er gebeurt niks, maar Harry geeft niet op.
“Dobby!” zegt hij wat harder en Ron draait zich om in zijn slaap.
“DOBBY” schreeuwt hij paniekerig. De jongens op de slaapzaal springen overeind.
“Wat is er?” vraagt Marcel slaperig.
“Harry?” zegt Ron trillend “Is alles goed?”
Hij knikt. Wat had hij anders verwacht.
'Dobby is terechtgesteld,' Harry, spreekt hij zichzelf toe. 'Waar gaan Elfen eigenlijk heen als ze terechtgesteld zijn?' Vraagt hij zich af.
“Ga maar slapen, er is niks.” liegt hij snel als Ron hem onderzoekend opneemt. Hij wil niet praten. Hij wil geen medelijdende blikken en geen geroddel over De Harry Potter die huilt of aanvallen heeft.
“Bedankt” laat hij er iets harder op volgen dan nodig is.
“Oh, oké,” antwoord Ron haastig en hij laat zich in zijn bed vallen. Even is er een gerommel van dekens, gefluister en gezucht maar dan wordt het stil. Harry, die zich weer op zijn bed had laten vallen als teken dat hij zich goed voelde, staat op en loopt naar de deur. Zijn lichaam rilt als zijn voeten de koude stenen van de wenteltrap raken, maar niets houd hem verder tegen om naar de Leerlingenkamer te gaan.
De haard smeult nog na bij de stoelen waar Hermelien, Ron, Harry en Ginny een paar uur geleden hadden zitten praten. Overstuur en geschrokken. Dobby was terechtgesteld en niemand had Hermelien gelooft. Harry twijfelde sterk of Anderling iets gezegd had, maar ze had toch nooit zoveel gezag gehad als Perkamentus. Had hij dat visioen maar nooit gehad, er was alleen maar ellende van gekomen en de pijn in zijn lichaam was nooit helemaal over gegaan.
Harry laat zich in een stoel vallen en kijkt de kamer rond. De banieren, vlaggen en tekens van Griffoendor sieren de kamer met Rood en Goud. Het zijn niet zijn lievelingskleuren, maar hij is er aan gewend. De ramen zijn onbedekt en een waterige maan schijnt erdoor naar binnen. Harry rilt onbewust als zijn gedachten weer naar het visioen afdwalen en daarna naar Dobby en Hermelien. Wat had ze nu gezegd? Had Schobbejak haar uit laten praten? Nee, dat niet; ze had bijna niks kunnen zeggen.
Zijn hoofd bonkt en zijn oren suizen van vermoeidheid. Met een knak valt zijn hoofd achterover en sluiten zijn ogen zich. Dan dommelt hij weg in een dromerige slaap.
Dobby is het schoolhoofd van Zweinstein en wil dat alle leerlingen zich nogmaals laten Sorteren. Harry wordt ingedeeld bij Zwadderich en schreeuwt moord en brand. Hermelien wijs hem terecht en zegt dat hij nu eindelijk vrienden kan worden met het 'goede soort'. Malfidus kan niet van zijn zeide wijken en Anderling is smoorverliefd op hem. Na een les van haar, Toverdranken, komt ze naar hem toe en raakt ze zijn wang aan. Haar gezicht is nog maar een paar centimeter van de zijne verwijderd en hij rilt bij de gedachte dat hij die zachte roze lippen moet zoenen.
Twee warme lippen raken ze zijne en hij schrikt op uit zijn slaap. Verbaasd kijkt hij in een lachend gezicht omringd door een grote bos rood haar. Ginny geeft hem voorzichtig nog een kus op zijn wang en laat zich dan in de stoel naast de zijne vallen. Ze bukt zich om de pook te pakken en maakt het haardvuur weer aan. In de paar tellen dat Ginny niet kijkt fatsoeneert Harry zijn haar en rekt hij zich uit. Hij wrijft net de slaap uit zijn ogen als Ginny zijn hand vast pakt.
“Laat maar, je bent lief en goed zoals je bent, Harry” mompelt ze serieus. Harry knikt versuft en laat haar hand zijn schouders masseren. Ze zeggen niks, maar weten allebei wat ze bedoelen. Harry is opgelucht dat hij zijn gedachten met iemand kan delen en laat Ginny doen wat ze wil.
“Maak je niet druk om Dobby, maar denk aan de toekomst, Harry” zegt ze na een langdurige stilte. Harry trekt zijn hand terug van haar buik en kijkt haar aan.
“Ginny, wat zou je doen als ik na dit jaar weg zou gaan?” vraagt hij haar zonder zijn blik van haar te verbreken. Even is het stil en denkt Ginny na. Dan verandert haar gezicht van liefdevol naar somber.
“Ik zou met je mee willen gaan en aan je zijde leven en vechten, Harry”.
“Maar, je kan niet mee, ik moet alleen gaan”.
“Ik zal op je wachten en van je houden”.
“Je bent lief”.
“Jij ook”. En daarmee is het gesprek afgedaan. Harry kust Ginny en zij kust terug, vol overgave. Dan staat Harry op en Ginny loopt met zachte tred naar haar slaapkamer. Harry kijkt haar na met een brok in zijn keel en sloft richting de jongens slaapzalen.
Dobby komt voorlopig niet terug van waar hij ook mag zijn en hij moet er het beste van maken en zorgen dat hij er klaar voor is als Voldemort voor hem staat.
Een sombere week vliegt voorbij en de lessen voor de zevende jaars bereiken hun moeilijkheidsgraad. Harry heeft moeite om al zijn huiswerk af te krijgen ook al is hij elke middag zo goed als vrij. Hermelien helpt hem dit keer zonder sputteren, maar heeft zelf ook moeite om alle vragen te beantwoorden. Het enige opbeurende dat gebeurd is dat Griffoendor de Zwerkbalwedstrijd wint van Zwadderich met maar tien punten verschil. Maar zelfs dat verbreekt de dagelijkse sleur van het trio niet.
Totdat Harry op een grijze vrijdag wakker wordt en Hermelien over hem heen gebogen staat. Hij springt overeind en trekt dan snel zijn dekbed op tot aan zijn kin.
“Hermelien, dit is – een jongens- je ben top de jongens slaapzaal” roept hij geschrokken.
“Weet ik” antwoord Hermelien niet onder de indruk en ze maakt Ron wakker.
Ron reageert hetzelfde als Harry en de twee jongens sturen haar boos naar beneden. In een paar tellen zijn ze aangekleed en rennen ze met twee treden tegelijk de trappen af. Hermelien wacht op hen in de Leerlingenkamer. Harry kijkt verbaasd rond. De vloer is nog bezaait met papiertjes en andere rommel.
“Wat is hier gebeurd?” vraagt hij verbaasd en hij haalt een hand door zijn haar.
“Je moet vragen wat hier niet gebeurd is” lacht Ron zachtjes zodat alleen Harry het hoort.
Harry grijnst, maar Hermelien kijkt hen boos aan.
“Deze keer heeft Ron gelijk,” snauwt ze hen toe “De Huiselven staken”.
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Zo Jun 04, 2006 13:30 |
 |
Hoofdstuk 41. De staking.
“De- wat?” vraagt Ron geschokt, maar ook half lachend.
“Ha ha,” begint Harry sarcastisch “de Huiselfen staken. Wat een goeie, Hermelien, maar je moet toch een betere smoes verzinnen. Heb jij al die rommel hier neergelegd? Dat vind ik wel weer een beetje ver gaan. Maar, ik moet toegeven dat ik er bijna intrapte”.
Hermelien kijkt hem aan. Een paar tellen lang is het stil en dan slikt ze, haalt ze diep adem en sputtert ze iets onverstaanbaars met rood aangelopen gezicht. Ron lacht naar haar en Harry grijnst.
“Ik LIEG niet, maar ga zelf maar kijken in de Grote Zaal” roept ze geschokt en ze draait zich om.
“Hé, rustig. Hermelien! Het was maar een-” Pats. Hermelien staat dreigend voor hem en geeft een klap tegen zijn wang. Een brandende pijn blijft hangen op zijn gezicht en hij kijkt haar met grote ogen aan.
“Wat wilde je zeggen?” snauwt ze.
'Hermelien sloeg me,' denkt hij verward. “Zou het dan toch waar zijn”. Voordat hij ook maar iets kan zeggen beent ze weg met een slingerende bos haar op haar rug.
“Ze is boos” merkt Ron droogjes op. Harry knikt. Zijn wang brand en hij weet zeker dat er een rode hand op staat. 'Waarom deed Hermelien zo nijdig?' vraagt hij zich boos af.
“Laten we maar een kijkje in de Grote Zaal gaan nemen” oppert Ron met een lachende ondertoon in zijn stem. Harry haalt zijn schouders op en loopt achter Ron aan naar het portret van de Dikke Dame.
Een beklemmend gevoel omringt hem als hij door de enorme deuren de Grote Zaal in stapt. Het is een chaos van je-wel-ste en iedereen praat door elkaar. Harry blijft staan. Ron botst tegen hem op en maakt een geïrriteerd en niks zeggend geluidje.
“Het, het is waar” stottert hij langzaam.
“Zijn we er dan ein-de-lijk achter” zegt een geïrriteerd kijkende Hermelien met nadruk.
“Ja. Hé hoor eens, sorry Hermelien” zegt hij niet wetend wat te doen. Hermelien kijkt hem aan; alsof ze vraagt of hij het meent en geeft hem dan een knuffel. Over haar schouder ziet hij Ron grijnzen als nooit tevoren.
“Laten we wat gaan eten” lacht Hermelien hen toe.
“Eten?” vraagt Ron verbouwereerd. “Hoe wil je dat doen zonder elfen?”.
“Zou onze lieve Ronald Wemel voortaan eerst even willen kijken voordat hij alles aan mij vraagt” wijst ze hem terecht. Harry volgt haar blik en ziet nu pas dat er toch mensen aan het eten zijn. Wel wat minder dan normaal, maar ze eten. Dan draait hij zijn ogen richting de Oppertafel en ziet hij dat deze leeg is, op Hagrid na. De leraren lopen verspreid door de Grote Zaal en toveren voor de eerste en tweedejaars hun eten.
“Kan Anderling dat niet gewoon in één keer” zegt Harry overdonderd door zoveel moeite voor een ontbijt.
“Harry denk nou eens even na” begint Hermelien zuchtend “hoe wil je honderden leerlingen in een klap van eten voorzien, en dan nog eens eten dat zich aanvult”. Ze wijst met haar hand richting een grote schaal broodjes die nog helemaal vol zit ondanks dat er door de Ravenklauwen van gegeten wordt.
“Kom op nou, ik rammel” zegt Ron met een hand op zijn maag.
Ze lopen gedrieën naar hun tafel en ploffen neer. Maar ze krijgen nog geen twee seconden rust want professor Anderling staat voor hen en zegt tegen Hermelien en Ron dat ze mee moeten helpen omdat ze Hoofdmonitoren zijn. Zuchtend volgen ze haar door de Grote Zaal op zoek naar hongerige 'kleuters' (zoals Ron een poosje later benadrukte).
Harry kijkt hen met een wee gevoel na. Hij zal nooit Hoofdmonitor worden. Alleen omdat Perkamentus bang was dat Voldemort dacht dat hij en Harry een te nauwe band hadden. Hij balt zijn vuist op tafel en klemt de andere hand om zijn lepel. Misselijk en opeens moe eet hij een bord cornflakes gedachteloos op. Hij haat het als hij alleen moet eten. Snel giet hij een glas pompoensap achterover, staat op en rent bijna naar de deur. In de Hal blijft hij staan; wat zal hij doen. Hij kan nog even naar buiten. Even weg van de stakingen, problemen en leraren. Hij haalt een hand door zijn haar en loopt geeuwend richting de deuren.
Buiten is het koud en mistig. Zijn humeur wordt er niet beter op en hij rilt.
'Ik had een mantel mee moeten nemen' denkt hij somber. Zijn voeten voeren hem richting het meer. Vlak voor het zwarte water staat hij stil. Het is stil. Geen dieren, geen mensen, niks. Even wil hij schreeuwen, schreeuwen van ellende, maar hij houd zijn mond en zakt door zijn knieën. Minuten glijden voorbij en zijn gedachten worden somberder en somberder. Tenslotte legt hij zijn hoofd op zijn knieën en huilt hij van pure woede.
Een stemmetje in zijn hoofd zegt hem dat hij zich niet zo aan moet stellen, maar hij kan het niet. Hij kan niet stoppen. De bel rinkelt in het kasteel, maar hij blijft zitten. De leerlingen lachen vanuit de binnenplaats en een klein groepje vijfdejaars loopt onder begeleiding van professor Stronk naar de kassen. Hij zucht en slaat zijn ogen neer.
“Ik moet naar de les” spreekt hij zichzelf toe en hij staat op.
'Waar zou Malfidus zich op dit moment bevinden?' schiet het door zijn hoofd 'Bij Sneep,' is het simpele antwoord 'of bij Voldemort,' spreekt zijn geweten hem tegen.
“Potter!” roept een hoge, boze stem van ver weg. Harry staat stil. Wie roept hem?
“Potter! Denk je dat ik niet genoeg te doen heb! Denk je dat ik het niet zou merken als je niet naar de les gaat?” de stem slaat over van woede en Harry verdraait zijn nek als hij omkijkt naar wie tegen hem praat. Dan ziet hij haar staan. Haar haar gebonden in haar nek en haar vierkante bril op het puntje van haar rechte neus. Harry slikt.
“Sorry, professor”.
“Kom hier, Potter”.
Harry loopt met vragende ogen op haar af en staat op een paar meter afstand stil. Hij kijkt op in haar ogen en een steek van haat schiet door zijn hoofd. De wereld draait en sterretjes dansen voor zijn ogen. De lucht is vervuild en hij hapt naar adem. In zijn woede ziet hij het gezicht van zijn tegenstander verstrakken. Verbleken en dan.. Ze doet een stap achteruit en struikelt bijna over haar groene gewaad.
“Wat doe je?” vraagt ze aarzelend. Harry klemt zijn kaken op elkaar. 'Wat deed hij?' vraagt hij zich benauwd af. 'Maar je bleef in ieder geval bij bewustzijn' zegt het stemmetje in zijn hoofd bijna trots.
“Ach, ik zal het me wel ver- Nee, het zal wel niet. Ik denk dat, laat ook maar” ratelt professor Anderling in zichzelf en ze pakt haar toverstok. Harry, bang dat ze hem zal vervloeken, deinst achteruit.
“Let goed op, Potter”.
Een gelige flits schiet uit de punt van haar stok en blijft in de lucht hangen.
“JE kan hier nu niet meer zonder toestemming komen. Ook niet als je zelfmedelijden hebt, of gaat zitten huilen.” zegt ze zonder trilling en met haar blik op hem gericht. Hij slaat zijn ogen neer. Ze had hem zien huilen. Vernederd wil hij zich omdraaien, maar professor Anderling roept hem terug.
“Potter, het is voor je eigen bestwil”.
“Voor m'n eigen bestwil! Ja, het zal wel” bijt hij terug.
“Je bent gewaarschuwd, Potter. We proberen je te helpen. Charlie weet dat je te laat komt in de les”. Ze draait zich om en beent weg voor zover dat gaat op haar hakken.
“Laat me dood gaan. Wie dan ook! Vermoord me” schreeuwt hij met schorre keel.
“Ik hoef niet meer te leven! Jullie verslaan Voldemort zelf maar. Vergeet me en dood me”...
Radeloosheid en moedeloosheid nemen de overhand en hij stort zich voor de tweede keer op de grond en beukt met zijn handen op het gras. Dan staat hij op. Veegt zijn gezicht af. Focust zich op de stakingen en andere problemen en vergeet zichzelf; hij is weer 'de' Harry Potter die naar de les gaat.
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Vr Jun 23, 2006 9:27 |
 |
Hoofdstuk 42. Opgeven.
Weken van frustratie en stilte gaan in een roes voorbij en Harry voelt zich eenzamer en eenzamer. Hij weet, voelt en ziet dat Hermelien en Ron nauwelijks van zijn zeide wijken, maar alsnog is hij moedeloos. De speurtocht naar de Gruzielementen heeft hij al opgegeven. Perkamentus zat fout. Het kon gewoon niet anders. En hoe zou hij, Harry, anders de Gruzielementen, waaraan zelfs ze machtigste tovenaar aller tijden aan ten onder ging, kunnen vinden? Hoe kan Harry nu weten welke mensen aan de zijde van Voldemort staan en welke niet? Hoe moet hij ooit een 'leger' of ten minste iets van verdediging opbouwen als strijd en kracht middel tegen Voldemort. Ooit zal er een slag plaatsvinden, een veldslag of iets anders, waar Harry en Voldemort tegenover elkaar zullen staan. Zo stelt hij zich dat voor, maar er gebeurd niets.
Het enige wat er nog gaande is naast de lessen op Zweinstein, is de onbegrijpelijke, onophoudelijke staking of misschien is het een verzet van de Huiselven. Professor Anderling weet er geen raad mee. De leerlingen klagen en Harry kijkt stil toe.
Zwerkbal is afgelast omdat het weer, de mist, het niet toelaat. En natuurlijk vanwege Harry's vijand: Voldemort. Alles draait om hem, alles draait om Voldemort en hij moet er bijna van overgeven.
“Harry?” klinkt er zacht naast hem. Hij veegt zijn ogen af en kijkt op in een wit gezicht.
“Ginny,” fluistert hij “Wat doe je hier? Is er iets?”. Ginny kijkt hem aan en hij moet onwillekeurig grijnzen. Ze is zo lief, zo knap..
“Ja, je moet gaan slapen Harry, het is al vreselijk laat en je ziet er doodmoe uit” zegt ze zacht en ze pakt zijn hand.
“Nee, nee ik ben niet moe. Je begrijpt het niet,” antwoord hij met zijn blik op haar glanzende haar gericht. Ze knikt en komt naast hem op de bank zitten. Samen zitten ze daar in het schaarse licht van een kaars aan de wand van de Leerlingenkamer.
“Heb jij ook zo'n raar gevoel?” vraagt Ginny aan hem.
“Wat bedoe-,” begint Harry maar dan stokt zijn adem. Hij weet wat ze bedoelt. “Ja, dat heb ik ook,” zegt hij en hij knijpt zachtjes in haar hand.
“Je hebt het opgegeven, hé,” zegt ze tegen hem en hij kijkt haar aan.
“Ja”.
“Weet je wat ik denk?” zegt ze zachtjes. Hij kijkt haar aan.
“Nee”.
“Ik denk dat het snel over zal zijn, en ik denk ook dat je gelijk hebt”.
“Denk je?” vraagt hij voorzichtig om haar liefdevolle blik niet te verbreken.
Ginny knikt.
“Denk je dat ik Voldemort kan verslaan?” vraagt hij al wil hij het antwoord niet weten.
“Harry, jij bent de enige die een kans heeft om hem te verslaan.”
“Ja, ma-”
“Je kan hem verslaan, Harry, dat weet je.” Hij knikt en wendt zijn blik af.
“Het enige is nu nog dat je het dan ook moet doen,” zegt ze zacht en ze staat op “En ik denk dat de tijd daarvoor bijna klaar is”. Ze geeft hem een zachte kus op zijn voorhoofd en draait zich om.
“Welterusten”.
Eindelijk valt Harry in slaap. De zonnestralen schijnen al waterig over het donkere terrein als Harry's ogen dicht vallen. Hij slaapt diep en rusteloos en droomt over Ginny die vermoord wordt door een man met rode ogen en een masker op. Hij wordt pas wakker als de lessen al zijn begonnen en de andere jongens al lang weg zijn. Humeurig staat hij op, doet met een hand zijn haar goed, kleed zich aan en propt zijn tas vol met boeken, veren en perkament.
Met twee treden tegelijk rent hij de stenen trap af, vliegt hij door het portret gat en rent hij door de verlaten gangen. Pas halverwege de tweede verdieping merkt hij dat hij niet weet waar hij les heeft. Hijgend staat hij stil en kijkt hij op zijn rooster.
“Transfiguratie,” zegt een stem achter hem en hij draait zich geschrokken om.
“Oh, sorry ik wilde je niet laten schrikken, Harry” lacht Tops naar hem.
“Tops? Wat doe jij hier?” roept hij nog steeds geschrokken.
“Jou bewaken natuurlijk,” glimlacht ze.
“Oh,” zegt hij geïrriteerd en hij draait zich om om naar de les te gaan. “Dag,” voegt hij er aan toe en hij draait zich een beetje beschaamd om, maar Tops is alweer verdwenen.
Na een boze preek van professor Anderling ploft hij op zijn stoel neer naast Hermelien en Ron. Ze kijken hem aan en lachen.
“Wat is er?” vraagt hij zachtjes.
“N-niks,” lacht Ron en hij kijkt naar Hermelien.
“Laat maar,” voegt Hermelien er aan toe.
“Oké,” knikt Harry niet geïnteresseerd.
Harry vangt niks op van de les en tekent alleen maar poppetjes die Ginny voor stellen, net zo lang totdat Hermelien hem een duw geeft en hij weer op let. Hij begrijpt geen woord van professor Anderlings uitleg en kijkt verbouwereerd naar het bord.
Langzaam maar zeker dwalen zijn gedachten weer af naar Voldemort, Dobby, Percy en alle mensen die in contact, of juist niet, staan met Voldemort en zijn aanhangers.
'Wat moet ik doen?' schiet er de hele tijd door zijn hoofd.
Een stem antwoord 'Wat kan je doen?'.
Hij kijkt met lege ogen de klas rond en merkt niet eens dat professor Anderling niet meer praat maar door de grote ramen naar buiten staart. Hij merkt niet dat alle leerlingen elkaar angstig aankijken, dat een meisje uit Ravenklauw begint te huilen dat het een chaos is op de gangen. Hij ontwaakt pas uit zijn trance als Charlie de klas binnen komt rennen met een rood hoofd en een opgeheven toverstok.
“Alle leerlingen, behalve Wemel, Griffel en Potter naar de slaapzalen” gebied professor Anderling. |
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
Hummol
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
424 Sikkels
|
Geplaatst:
Zo Jun 25, 2006 18:56 |
 |
Hoofdstuk 43. De Slag.
“Wat- wat is er aan de hand” fluistert Hermelien schor en ze kijkt professor Anderling met grote, ontzette ogen aan. Ze schud haar hoofd en kijkt van hen weg.
“Ga!” beveelt ze tegen de leerlingen die geschrokken overeind zijn gesprongen.
“Hierheen!” roept Charlie en hij zucht duidelijk hoorbaar.
“Wees voorzichtig,” zegt hij tegen Harry, Ron en Hermelien en ze knikken voordat hij met de leerlingen de gang op verdwijnt.
“Wat is er?” fluistert Hermelien nog een keer maar het klinkt niet bepaalt als een vraag, maar meer als een feit.
“Doe niet zo dom” snauwt professor Anderling en Hermelien slaat haar ogen neer, Harry ziet haar trillen en een traan glijd over haar wang naar haar mond.
“Het komt goed” stottert hij en hij veegt de traan weg.
“Professor we moeten ons klaarmaken,” zegt hij en hij gaat er van uit dat het is wat hij denkt dat het is. Ze knikken alle drie naar hem maar verroeren zich niet.
“WAT?” schreeuwt hij gefrustreerd “Luister nou toch eens. Als Voldemort (Ron en professor Anderling kijken hem geschrokken aan) zo hier is dan moeten we vechten. Ja? Vechten” zegt hij met nadruk en hij trekt zijn toverstok.
Met bevende handen rent hij naar een van de grote ramen in het donkere lokaal. Zijn voetstappen klinken hol en zijn benen zijn loodzwaar.
'Kom op,' spreekt hij zichzelf toe 'doorgaan nu'.
“Potter, je moet weten wat er gaande is” verbreekt professor Anderlings stem de stilte “Gisteren in de middag kregen we bericht dat niet ver van Zweinstein tovenaars massaal worden vermoord, daarna kregen we bericht over branden, over troepen huiselven die in opstand zijn, de mensen zagen hen; ze zagen de Dooddoeners. De Orde wist er een op te pakken en hij werd verhoord. Als de vogels rond Zweinstein zouden vliegen, de mist het terrein zou vullen, dan, dan was Jeweetwel in aantocht”. Ze stopt en kijk hen aan, hij knikt en schraapt zijn keel om wat te zeggen, maar er komt niks en dan wendt hij zijn blik weer naar het raam.
Een scheut van angst schiet door zijn hart als hij naar buiten kijkt. Overal is mist en hangen donkere wolken als de lucht en stilte voor een onweersbui. Dus hier, op deze plek en deze dag zou het gebeuren, de slag zal plaatsvinden. Een zucht van verlichting en van angst door het onbekende gaat door hem heen. Trillend legt hij zijn hand in de vensterbank en zakt hij bijna in elkaar.
“Harry?” zegt Ron voorzichtig.
Hij draait zich om en kijkt hen langzaam aan. Dan, zomaar opeens, voelt hij het, hij weet het en dwingt zichzelf het onder ogen te zien.
“Ik ga sterven” prevelt hij zachtjes.
Professor Anderling schiet overeind alsof hij tot leven wekt.
“Doe niet zo idioot” antwoord ze en de loopt op hem af.
“Ik heb geen verdediging, geen kracht, ik ben nog een on volleerde tovenaar,” gaat hij verder.
'Pets'. Een koude hand raakt zijn wang en de tranen prikken en branden achter zijn ogen.
“Wa-wat?” mompelt hij.
Maar het is niet professor Anderling die hem antwoord waarom ze hem sloeg, maar Sirius.
“Je bent de enige, Harry” zegt hij zachtjes en zijn adem stokt.
“Sirius?” vraagt hij en hij knikt.
“Harry, kom op, we moeten ons klaarmaken,” zegt Hermelien en Sirius is plots verdwenen “Sirius is dood, dat weet je”. Hij knikt langzaam, maar het dringt niet tot zijn hersenen door wat ze zegt. Sirius was hier, hoe was dat mogelijk?
Zijn blik dwaalt weer af naar wat er buiten gaande is en hij ziet zwermen vogels, vooral kraaien en gieren over vliegen. Ze krassen en hun aantallen zijn groot. Een koude angst overmand hem, maar ook een rust. De rust die hem vertelt dat hij moet gaan en niet moet blijven wachten totdat er iets gebeurd.
“Aaaauw!!” Scheuten van pijn en golven van misselijkheid schieten door zijn hoofd en een zwarte leegte vult zijn beeld.
“Nee” roept hij wanhopig en hij valt met een doffe klap op de grond.
Sterren dansen voor zijn ogen en hij braakt op de vloer, hij kronkelt en trapt in het rond van de martelende pijn. Een schreeuw komt uit zijn mond en een volgende volgt. Handen raken hem aan maar trekken zich huiverend terug. Hij gaat dood van de pijn dat kan niet anders. Dan, opeens, is het over en doet hij met een asgrauw gezicht zijn ogen open. Er staan mensen rondom hem en ze kijken hem angstig aan. Na een paar keer knipperen herkent hij de leraren van Zweinstein en de bewakers van de Orde.
Huiverend staat hij op en kijkt hij schuldbewust naar het braaksel op de vloer. Met een zwiepje van zijn toverstok ruimt hij het op en blijft er alleen een snijdende stilte achter.
Niemand kijkt hem aan, maar toch weet hij dat ze willen dat hij zegt wat er gedaan moet worden. Hij denkt snel na en neemt een besluit.
“Ik weet niet wat we moeten doen, maar wel wat we niet moeten doen,” begint hij en Hermelien knikt hem toe “We moeten vechten en lief hebben, dat was wat Perkamentus altijd tegen me zei, liefhebben en onze krachten bundelen zijn onze grootste krachten”.
Na een paar besluiteloze seconden worden er plannen gemaakt en rennen verschillende mensen in groepen weg. Harry, Hermelien, Ron en een paar mensen van de Orde blijven achter, maar hij zegt tegen hen dat ze mogen gaan en gaat met zijn hoofd in zijn handen op een tafel zitten. Hij voelt zich verslagen maar dwingt zichzelf niet aan opgeven te denken.
“Blijf bij me, wat er ook gebeurd, we moeten onze krachten bundelen” zegt hij tegen Ron en Hermelien en ze knikken.
“Het spijt me, dat had ik niet mogen zeggen, jullie mogen niet doodgaan, dat zou ik niet willen”.
“Het geeft niet Harry, we blijven bij je” zegt Hermelien en hij knikt, draait zich om en loopt met grote stappen naar de deur van het lokaal. Hij hoort dat ze hem volgen en recht zijn schouders.
'Als het dat toch moet, laat het dan goed gaan' denkt hij nog voordat hij de deur open doet en de gang in rent.
In de Hal zijn verscheidene leraren bezig met het binnenhalen van tovenaars uit alle mogelijke plaatsen. Sommige zijn gewond andere zien eruit alsof ze komen vechten, en dat zal ook wel zo zijn. Spreuken worden uitgewisseld en opgeheven, mensen roepen en schreeuwen elkaar toe. Harry schud zijn hoofd en kijkt omhoog naar de grote mooie kandelaars die aan het plafond hangen, ze geven hem een vertrouwd gevoel en hij stopt met lopen.
“Dit werkt niet, ze moeten rustig worden” zegt hij niet in het bijzonder tegen iemand.
|
_________________ Men are stupid.
I'm with you so far..
xD |
|
  |
 |
|
|