Poll :: Wie denk je dat er dood gaat in mijn verhaal? |
Niemand |
|
16% |
[ 8 ] |
Harry |
|
6% |
[ 3 ] |
Nicky |
|
20% |
[ 10 ] |
Draco |
|
4% |
[ 2 ] |
Voldemort |
|
12% |
[ 6 ] |
Sneep |
|
8% |
[ 4 ] |
Meerdere mensen |
|
31% |
[ 15 ] |
|
Totaal aantal stemmen : 48 |
|
Auteur |
Bericht |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Okt 10, 2006 19:20 |
 |
@iedereen; Okey mensen, ga niet gillen en ook niet slaan. Ik weet dat sommige de loop van het verhaal niet leuk zullen vinden maar ik heb er zo mijn redenen voor. En ik beloof dat het nog niet bijna afgelopen is. ^^
*
“Welcome home”
"Eindelijk,” mompelde Harry. Zijn gezicht was bleek, zijn ogen vermoeid maar er was een twinkeling in te vinden die ik al tijden niet gezien had. Iets van hoop. Ikzelf zag er veel minder vrolijk uit, toch liet ik er niet veel van merken. Ik wilde Harry’s blije gevoel niet verpestten.
Met loden voeten liep ik achter hem aan, denkend aan de afgelopen maanden die we samen hadden doorgebracht, aan de dingen die we in werking hadden gezet. Over een tijdje zou niets meer hetzelfde zijn. Harry scheen mijn droevige gedachten op te vangen want hij draaide zich bezorgd om. Ik glimlachte flauwtjes naar hem en gebaarde dat hij verder kon lopen. Met een wantrouwige blik in zijn ogen deed hij dat.
Ik slikte, waarom kon ik me niet gewoon groot houden, zoals ik altijd heb gedaan? “Weet je het nog?” Harry’s stem was zacht maar schudde me wel weer uit mijn gedachten. Ik knikte naar hem en voelde een warm gevoel van binnen. Waren we aan het begin van deze zoektocht nog vreemden voor elkaar, nu waren we vrienden.
Snel liep hij de laatste bocht om en keek naar de magisch verborgen deur die automatisch verscheen. Zijn glimlach verbreedde zich, eindelijk was hij weer thuis. Hoewel hij liever niet naar het huis van Sirius was teruggekeerd, wist hij toch dat dit de veiligste plek was om zijn vrienden weer te zien. “Zie je het,” fluisterde hij naar Nicky, die achter hem stond.
Ik knikte achteloos maar wist toch een glimlach tevoorschijn te toveren. Ik mocht blij zijn dat Harry me überhaupt dit huis liet binnengaan. Hij lachte vrolijk terug toen ik dat ook deed en greep me bij mijn linkerhand. Samen renden we, als twee kleine kinderen naar de deur toe en bonsden erop.
Ik staarde naar de deur. Ik staarde al minutenlang naar de deur, maar hij was nog steeds niet open gegaan. Harry’s zijn greep was langzaam verslapt, zijn glimlach van zijn gezicht verdwenen. “Misschien hebben ze ons niet gehoord,” mompelde hij. Ik knikte bedachtzaam maar wist zeker dat zelfs een hard horende persoon die bezig was met het schoonmaken van de kelder ons had kunnen horen.
Harry scheen dat zelf ook te beseffen want hij haalde zijn toverstaf uit zijn zak en opende de deur met magie. Snel glipten we door de donker houten deurpost heen. Toen de deur achter mij in het slot viel keek ik verwonderd om mij heen, dit was absoluut niet wat ik had verwacht. De ruimte was oud, stoffig, donker en er hing een akelige sfeer dat werd versterkt door de vreemde voorwerpen die door de hal verspreid waren.
Mijn oog viel op een paraplubak waarvan het materiaal me vaag bekent voor kwam. Ik deed een stap dichterbij maar wenste dat ik dat niet had gedaan. Het trollenbeen bracht akelige gedachtes bij me op en herinnerde me aan alles wat we dit jaar hadden meegemaakt. Na de beker van Helga Huffelpuf, waren we op jacht geweest naar Nagini, die we pas een week geleden te pakken hadden gekregen.
In de tussen tijd hadden we besloten dat het medaillon, waar Harry me over had verteld, al vernietigd was. We waren er een tijdje opzoek naar geweest maar ik had het niet kunnen vinden en hij evenmin.
In plaats van stil te staan begon Harry richting de keuken te lopen. Hij snapte het niet, waarom was er niemand, er zou toch minstens een Ordelid moeten zijn? De lange trap die hij afliep was donker, zelfs de fakkels die normaal waren aangestoken zagen er nu leeg en stoffig uit.
Dan was Knijster blijkbaar toch nog ergens goed voor. De gedachte deed hem weer denken aan Sirius. Dit hele huis deed hem weer denken aan Sirius en hij wist dat hij hier eigenlijk niet wilde zijn. Met weinig verwachtingen duwde hij de houten deur die naar de keuken leidde open en keek de donkere kamer in. Er was niemand.
Zuchtend liep Harry weer de trap op en kwam halverwege een blozende Nicolas tegen. “Is er wat?” “De vakantie begint pas over een week, vandaar dat er niemand te vinden is.” “Ow,” was alles wat hij uit kon brengen. Het gevoel van tijd was hij langzaam bijster geraakt.
Ik keek Harry bezorgd aan. De jongen was opeens al zijn blije gedachten kwijt geraakt en ergens kon ik het wel begrijpen, al had ik mijn opmerking van daarnet toch liever niet gezegd. Het was misschien egoïstisch maar ik wilde niet opnieuw een goede vriend kwijtraken, dat was al te vaak voor gekomen in mijn korte leven.
“Zullen we maar gaan slapen Harry, het is al lang geleden dat ik op een fatsoenlijk bed heb gelegen.” Harry keek weer op en glimlachte vaag. “Kom maar mee, ik weet wel een fatsoenlijk bed. Maar wees stil in de gang.” Om zijn waarschuwing extra duidelijk te maken plaatste hij een van zijn vingers tegen zijn lippen.
Ik knikte en sloop stilletjes achter hem aan, dit was de zoveelste keer dat ik door een verduisterd huis heen sloop. Al was het deze keer wèl met toestemming van iemand.
Terwijl ik Harry achtervolgde keek ik nieuwsgierig om me heen. Ik had nog nooit zo’n vreemd uitgedost huis gezien; alles was sjiek, antiek en duur maar de obscure voorwerpen die het huis verder moesten versieren maakten het hele aanzicht vaag. De rij afgehakte en gekrompen hoofden maakten mijn verbazing compleet.
Harry zag mij kijken en haalde snel zijn neus op. “Familietraditie, al was Sirius er ook minder enthousiast over.” Ik gniffelde en liep weer snel achter hem aan, dit was de laatste plek in dit huis waar ik langer wilde blijven staan. Terwijl we verder door het huis liepen bleven mijn ogen af en toe steken bij deuren die op een kier stonden. Een groot ding dat de muur bedekte, achter een van de deuren trok mijn aandacht en zorgde ervoor dat ik stil bleef staan.
Hij hoorde de voetstapjes achter hem tot stil stand komen en verwonderd draaide Harry zich om, tot nu toe was Nicolas liever naar de slaapkamer toe gerent dan nog een moment langer in de gang te moeten staan.
Het jongetje stond nu stil voor een deur die half open stond. Hij snapte niet waarom nou net die deur zo ver open stond maar daar was nu niets meer aan te doen. Hij liep terug naar Nicky en deed de deur verder open.
De kamer was helemaal leeg op een muur na, daar hing het enorme wandkleed met de hele Zwarts familie erop. Harry liep erop af en streelde zachtjes met zijn vinger over de onderste weggeschroeide plek. Het stukje stof waar eens de naam van zijn peetvader had gestaan. Nicolas kwam zachtjes achter hem aan lopen en ging naast hem staan. Zijn grote, wijd opengesperde ogen vlogen over het kleed heen, al bleven ze soms steken bij een naam.
De speurende blik daalde verder en bleef haken bij Harry’s vinger.
“Daar stond Sirius naam,” fluisterde Harry. Het jongetje knikte, wendde zich tot hem en kneep hem in zijn hand. De donkere pupillen leken op gesmolten chocolade en hij voelde hoe ze hem langzaam kalmeerde. “Laten we gaan slapen.” Het was niet duidelijk wie het gezegd had maar we slopen allebei zachtjes de kamer uit. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Okt 14, 2006 11:07 |
 |
...
Het bed was zeer comfortabel, de kussens waren zacht en de kamertemperatuur was erg aangenaam. Toch kon ik niet in slaap komen. Een zachte zomerbries vloog over mijn gezicht heen en liet de gordijnen zachtjes wapperen. Meer kon ik niet hebben en boos vloog ik overeind. Er zat me iets dwars maar wat het precies was kon ik niet achterhalen. Het had in ieder geval iets met dat wandkleed te maken.
Het wandkleed. Behalve dat er veel onbekende namen opstonden had het geen grote indruk achtergelaten maar toch het was me opgevallen. Misschien omdat ik nog nooit zoiets gezien had, misschien wel omdat het zo’n grote familiestamboom was.
Mijn oogleden schoten uit elkaar, mijn hart sloeg een hartslag over en onbewust hield ik mijn adem in. Een familiestamboom. Ik knipte met mijn vingers en trapte de lakens van me af. Zonder tijd te nemen om een kamerjas aan te trekken vloog ik door de deur heen en donderde de trap af. De laatste vijf treden sloeg ik over; met een zachte plof belandde ik in de grote hal terecht en ritste mijn tas open.
Ik bladerde door een boek dat ik al tijden geleden in mijn tas had gestopt, wat ik al eeuwen geleden had doorgebladerd op zoek naar de geboortedatum van mijn vader. Het stambomenboek, wat ik geleend had uit de Zweinstein bibliotheek maar wat ik nooit had terug gegeven. Ik was simpelweg vergeten dat ik het nog had, anders had ik het natuurlijk allang terug gebracht.
Toen ik de goede pagina’s had gevonden gleed ik met trillende vingers over het papier heen. Over de familie naam die erboven stond, over mijn vaders naam en over de naam die naast die van mijn vader stond. Ik slikte zachtjes en keek naar de naam onder die van mijn vader, naar de geboortedatum. Kon het waar zijn, kon dit echt zijn of speelden mijn ogen spelletjes met me? Voor de zoveelste keer.
Zachtjes klapte ik het boek dicht, legde het voorzicht terug in de leren tas en plaatste toen mijn vingertoppen tegen mijn slapen. De gedachten maalden en kolkten zonder meedogen door mijn hoofd heen, dit kon niet waar zijn, maar als het hier stond.
Harry lag woelend in zijn bed, de slaap wilde niet echt komen en als hij eindelijk was weggezonken dan teisterden nachtmerries hem zo, dat hij weer wakker werd. Met een zucht trok hij de dekens over zich heen en staarde naar het omringende duister. Het rook hetzelfde als de rest van het huis, stoffig maar toch vertrouwd, naar Sirius.
Zijn gedachten werden ruw gestoord toen er een verdieping hoger een deur werd opengesmeten, even later gevolgd door voetstappen die de trap af holden. Hij keek gespannen naar de deur maar tot zijn verbazing werd die niet geopend; de voetstappen vervolgden hun weg verder naar beneden. Harry gleed snel uit bed en opende de deur. De gang was verlaten al hoorde hij in de verte nog de voetstappen van Nicolas.
Hij bleef stil staan op de laatste trede en tuurde in het donker naar het midden van de hal; daar zat Nic gehurkt op de grond, zijn hoofd naar beneden gebogen. Harry kon niet zien of hij verdrietig was of niet.
“Nicolas?” Het bleef even stil voordat het jongetje zijn hoofd omhoog hief en Harry recht aan keek. De ogen van het jongetje glinsterden in het zwakke maanlicht maar dat was niet wat hem verbaasde. Nicky’s blik deed dat wel, hij had een grote glimlach rond zijn lippen en zijn ogen flonkerden tevreden en opgewektheid.
“Nicolas,” fluisterde Harry nog een keer, “wat is er?” Het kind veerde nu overeind en liep snel op hem af. De glimlach was nu heel dichtbij, griezelig dichtbij. “Wat is er, wat is er? Hoe kun je dat nog vragen? Ik heb de oplossing!” Het jongetje giechelde zachtjes en huppelde een rondje om hem heen. Harry versteef en volgde Nicky angstvallig met zijn ogen, was het hem in zijn bol geslagen? “Misschien moet je even gaan liggen,” probeerde hij nog, maar het had geen zin.
“Harry.” De stem van Nicolas klonk opeens serieus, al glinsterden zijn ogen nog steeds van blijheid en opwinding. “Ik weet waar het laatste Gruzielement is en weet ook hoe we er voor kunnen zorgen dat het vernietigd zorgt door zijn eigen maker. Door Voldemort zelf.” Harry hapte naar adem, keek nog een keer in de enthousiaste ogen voor hem en glimlachte toen ook.
“Dit kan niet waar zijn.” Er viel een stilte tussen de twee personen, al ging het geroezemoes om hen heen vrolijk door. “Wat kan niet waar zijn,” vroeg Ron met een zucht. Hermelien keek hem zuur aan en plaatste toen haar blik weer op het boek waarin ze aan het lezen was. Ron fronste en mompelde toen met gespeelde interesse; “Wat kan er niet waar zijn?”
Ze keek vlug weer op en murmelde wanhopig; “Volgens mijn leerboek van Oude Runen heeft dit symbool,” ze pinde haar wijsvinger op de pagina en liet het figuurtje aan Ron zien, “niet twee maar drie betekenissen. Dus de zin die ik formuleerde kan ook op een andere manier worden opgevat, aangezien ik het niet zo duidelijk heb opgeschreven. Straks krijg ik drie punten aftrek!”
Ze stopte met haar hysterisch gefluister en begon snel de punten bij de rest van haar ‘eventuele’ aftrekpunten op te tellen. Ron schudde verveeld zijn hoofd en bladerde verder in zijn boek over Zwerkbal. “Hermelien, laat het nou eens rusten. Ik weet zeker dat je zoveel PUISTen krijgt dat je de helft kunt weggeven en er dan nog steeds meer hebben dan ik.” Ze keek boos op maar toen ze Rons vriendelijk gezicht zag verdween haar woedende blik. “Ik weet zeker dat je genoeg PUISTen hebt Ron.”
Ron glimlachte flauwtjes en kroop wat dichter tegen haar aan, zijn blik op Ginny gericht die zich moeizaam door de leerlingenkamer heen werkte. Ze wapperde angstig met een nieuwe editie van de Ochtendprofeet en plofte voor hen neer in een rode fauteuil.
Hermelien en Ron schoten allebei naar voren, bang voor het komende nieuws. Ginny zag hen kijken en schudde toen snel haar hoofd. “Geen nieuws over Harry, er zijn alleen weer nieuwe doden aan de lijst toegevoegd.” De bange blikken maakten plaats voor medeleven, vooral Hermelien leek zich schuldig te voelen. “Wie,” vroeg Ron zachtjes.
Zijn zusje vouwde de krant open en legde hem op zijn schoot. “Een aantal dreuzels en onbekende tovenaars, maar ook de moeder van Zacharius Smit.” Dit laatste deed Ron gniffelen, wat werd beloond door twee woedende blikken van de beide meisjes. “Niemand verdient zoiets Ron,” siste Hermelien.
“Weet ik,” zei hij vlug en voegde eraan toe, “sorry, maar ik kan er gewoon niet meer tegen.” Hij zuchtte diep en ging ruw met zijn hand door zijn haren. “Ik wil gewoon dat alles weer zoals toen was, zoals vroeger.” Hij stond op en draaide zich om.
“Ron! Wat ga je doen?” Hermeliens stem klonk bezorgd. “Pakken, morgen gaan we toch weer naar huis?” De meisjes glimlachten vluchtig naar elkaar en stonden toen op om hetzelfde te gaan doen. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Okt 17, 2006 16:21 |
 |
An unwanted invitation
“Weet je zeker dat je dit wilt doen?” Er volgde een lange stilte die enkele minuten niet onderbroken werd. Toen het hem te lang duurde draaide hij zich om en keek Nicolas doordringend aan. “Nic?” Het jongetje knipperde een paar keer met zijn ogen maar richtte toen zijn blik op Harry. “Ja. Maar weet jij zeker dat je dit wilt doen?”
Hij fronste zijn wenkbrauwen en wreef over zijn toverstaf heen. “Natuurlijk wil ik dit doen, waarom zou ik dit niet…” Hij stopte midden in de zin en snapte wat het jongetje bedoelde. Hij schudde onmiddellijk zijn hoofd en schonk Nicolas een hoopvolle blik. “Ik ben klaar hiervoor, als je er al klaar voor kunt zijn. Dit is wat ik altijd al heb moeten doen.”
Ik trok mijn mondhoeken even omhoog om een flauwe glimlach te vormen maar liet ze al snel weer naar beneden vallen. Ik was hier even klaar voor als Harry, maar dat betekende niet dat ik er zin in had. En ik had nog steeds niet alles verteld, waardoor ik me nog minder op mijn gemak voelde.
“Nic?” Ik keek weer omhoog en schudde toen mijn hoofd. “Ik wil slapen,” dat was alles wat ik over mijn lippen heen kreeg geperst maar Harry scheen het te begrijpen. Hijzelf zag er ook moe uit, al had hij een blik van opwinding in zijn ogen, waardoor het net leek alsof hij er zin in had. Gelukkig wist ik beter.
Slaperig liepen we de trap op en dit keer zagen de opgezette hoofden er een stuk minder eng uit, de dreiging was eraf. “Overmorgen zie ik Ron en Hermelien weer!” Harry stond stil en draaide zich vrolijk om naar mij, hij zag er nog blijer uit dan een paar minuten geleden. “Ja,” fluisterde ik zachtjes.
Bezorgd keek hij naar Nicolas; die deelde zijn blijheid niet, integendeel, hij leek juist somberder door de net gemaakte opmerking. Hij klemde zijn lippen op elkaar en begon weer met lopen, Nicky liep automatisch achter hem aan. “Welterusten,” fluisterde hij toen hij bij zijn slaapkamer was aangekomen. “Slaap lekker Harry.” De voetstappen liepen nog even verder en verdwenen toen stilletjes in de slaapkamer boven hem.
Harry begreep wel waarom Nicolas terneergeslagen was; de jongen was bang om de vriendschap kwijt te raken. Iets wat vele maanden had geduurd voordat het echt was ontstaan, iets wat veel moeite en vertrouwen had gekost.
Toch was de vriendschap oppervlakkig gebleven; het enige waar ze ooit over gepraat hadden was over Zweinstein, de Gruzielementen, spreuken en eventuele ontsnappingmanoeuvres voor niet gekomen momenten. Hij wist niet veel van Nicky’s verleden en Nicky had niet veel naar de zijnen gevraagd. Harry wist niet of het uit beleefdheid was of een andere reden maar het zat hem niet echt dwars. Het enige wat hem nu interesseerde was of dat hij na dit alles nog vrienden met Nicolas wilde zijn.
Onbewust knikte hij met zijn hoofd. Langzaam was hij gewend geraakt aan de stille momenten die toch zoveel zeiden. Aan de begrijpende blikken die Nicolas hem gaf als er geen woorden mochten vallen, aan die blonde, krullende bos haar dat hard heen en weer deinde als ze zich snel uit de voeten moesten maakten. Harry glimlachte en trok de dekens iets hoger op. Natuurlijk zou hij zijn vriendschap met het jongetje behouden.
Het was koud en mistig buiten, niet het zomerweer waar iedereen op had zitten wachten maar het was het hele jaar al zo. En het jaar daarvoor ook al; een eeuwige mist die steeds dikker werd. Draco rilde onder zijn dikke dooddoenersmantel, zelfs die kon hem niet goed beschermen tegen de omgeving om hem heen.
De omgeving was niet meer dan een open weiland, met hier en daar een paar bij elkaar gegroeide struiken die het uitzicht alleen maar verder ontsierden. Al was de kring dooddoeners ook niet echt een pluspunt. Hij rilde opnieuw, de natheid van het gras was zijn lange mantel ingezogen en had zijn lichaam verkrampt tijdens de gehurkte houding. Alle dooddoeners zaten gehurkt, op een paar na die nu voor de Heer stonden en vervloekt werden met verschillende pijnlijke spreuken.
Draco had zijn portie nog niet gehad maar wist dat het niet lang meer op zich liet wachten. Ze hadden Harry Potter nog steeds niet kunnen ontdekken en zelfs de dood van verscheidene tovenaars kon dat niet verbloemen.
De dooddoener naast hem haalde stug adem en deed hem aan Sneep denken. Een paar seconden later drong het door dat het Sneep was, zelfs hij moest hier gehurkt blijven zitten voor zijn Heer.
“Jongeheer Malfidus, Noot.” De stem van de Heer galmde over de lege vlakte heen en Draco wilde bijna omhoog veren. Net op tijd kon hij zichzelf tegen houden en de controle over zijn lichaam terug winnen. Langzaam kwam hij overeind, zijn hoofd nog steeds naar beneden gebogen omdat het verboden was Hem aan te kijken en schuifelde toen op Voldemort af. Noot deed hetzelfde al leek hij nog banger te zijn dan Draco. Waarschijnlijk omdat hij wist wat hij kon verwachten.
“Jongeheer Malfidus.” Draco zou zweren dat de Heer hem haast op een vriendelijke manier begroette toen hij diens voeten kuste. “Mijn Heer,” prevelde hij zachtjes terwijl de man naast hem deed hetzelfde. Het leek wel of ze allebei vochten om het mooiste stuk mantel. Haast onmerkbaar schudde hij zijn hoofd, deze gedachten kon hij nu niet gebruiken.
Zonder waarschuwing schoot Voldemort een Cruciatus op Noot af. De man werd omgeven door het rode licht en het duurde niet lang voordat zijn hurkende lichaam rond spartelde als een vis op het droge. Vanuit zijn mond kwam een geschreeuw wat langzaam overging naar een schor gejammer. De man vroeg niet of zijn Heer wilde ophouden en ook niet om vergiffenis, maar het gejammer zei meer dan die woorden.
Draco kroop nog meer in elkaar en kneep zijn ogen dicht, hij wilde dit niet zien. Hij wilde niet zien hoe de man voor hem op zou houden met het vervloeken van Noot, hoe hij zijn staf op Draco’s lichaam zou richten en ook niet hoe hij hem dan onder dezelfde vloek zou plaatsen. Toch moest hij zijn ogen open doen toen de Heer opnieuw zijn naam riep.
“Sneep heeft me veel verteld over jullie pogingen om Potter te vinden, over de daden die je hebt gedaan. Hij heeft me verteld hoe je Angelina Smit hebt gemarteld totdat ze alle informatie had vrijgegeven en hoe je haar uiteindelijk gedood hebt.” Toen de man stopte met praten slikte Draco de steeds groter groeiende prop weg. Dit was het laatste wat hij wilde horen.
Het beeld van een schreeuwende vrouw doemde voor zijn ogen op zonder dat hij het tegen kon houden. Haar geschreeuw galmde na al die dagen nog steeds door zijn oren, haar laatste woorden waren tot hem gericht, voordat ze in elkaar stortte en haar ogen sloot.
“Voor het eerst sinds tijden hebben de Malfidussen weer wat eer teruggewonnen, maar je weet dat het nog lang zal duren voordat ik jouw fouten en die van je vader zal vergeten.” Het liefst was hij in huilen uitgebarsten, de hele situatie was uit de hand gelopen en hij zou elk moment vervloekt worden. Iets wat hij niet lang zou volhouden met de lichamelijke staat waarin hij zich nu bevond.
Draco was verkouden, hongerig en verkleumd tot op het bot, niet te vergeten dat zijn gedachten spelletjes met hem speelden. Het laatste wat hij nog wilde was die stekende, brandende pijn voelen, een pijn waar je niets tegen kon doen behalve schreeuwen en spartelen in onmacht. Draco hield er niet van als iemand anders de baas speelde over zijn lichaam.
“Vanzelfsprekend mijn Heer.” Er viel een stilte over het weiland heen terwijl iedereen zich omdraaide naar de plek waar de stem vandaan kwam. Draco’s ogen groeiden en keken benauwd naar de man die antwoord had gegeven in zijn plaats. Het was zijn vader. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Okt 21, 2006 11:39 |
 |
...
Draco slikte een paar keer en wreef gehaast door zijn vermoeide ogen, maar het beeld van zijn vader bleef bestaan. Lucius Malfidus stond midden in het weiland en had zijn hoofd nu licht gebogen, als teken van nederigheid.
Het liefst was hij op zijn vader afgerent maar hij wist dat hij dat niet kon doen. De haat die hij jegens zijn vader voelde was voor een groot deel verdwenen, al dat kon ook niet anders als je de man zag staan. Er was niet veel meer over van de oude Lucius. De man had een uitgemergeld gelaat; zijn eens blonde haar was nu dof en grijs geworden, het Azkabanoutfit verscheurd door de lange reis. Toch was de man nog steeds statig, zijn priemende grijze ogen nog steeds met trots gevuld. “Natuurlijk mijn Heer,” fluisterde Draco snel. Zijn vader mocht dan antwoord hebben gegeven, hij was nog steeds onder het commando van de man voor hem.
Ook de rest van de dooddoeners keerden snel terug naar hun posities, Lucius terugkeer was schokkend geweest maar afdwalen van de Heer zou voor een veel schokkender iets kunnen zorgen.
Blijkbaar was Voldemort ook over zijn schok heen want hij liep Draco snel voorbij, zijn zwarte mantel over zijn vingers heen strijkend. “Lucius.” De kilte van de stem was niet zo erg als normaal, de stem klonk haast geamuseerd. “Mijn Heer,” klonk er als respons. Draco glimlachte haast bij het horen van die stem, zijn vader was ontsnapt uit de tovenaars gevangenis en zou zijn plaats innemen.
Daarna werd zijn blik weer somberder, hij zou zijn plek moeten houden. Na vorig schooljaar zou hij nooit meer terug naar de gewone wereld kunnen. Hij zou nooit meer veilig over de Wegisweg kunnen lopen, hij zou nooit meer in de Manor kunnen zijn, hij zou zijn vrienden nooit meer kunnen zien. Hij had hier al eerder over nagedacht maar het leek pas nu goed door te dringen, het drong zich nu diep naar binnen.
Er waren nog maar vier opties voor Draco over; de Heer dienen, nu gedood worden, levenslang in Azkaban worden opgesloten of de kus van de Dementor krijgen. Elk van die opties stond hem niet aan en zonder dat hij het verder kon tegenhouden welden er tranen in zijn ogen op.
Lucius boog zijn hoofd toen Voldmort eraan kwam maar liet zijn ogen over de menigte voor hem glijden, op zoek naar de enige persoon waar hij echt om gaf. Hij had de jongen maar net op tijd kunnen redden en nam hem nu goed in zich op. Draco zag er veel magerder uit dan de laatste keer dat hij hem had gezien, zelfs met de zwarte mantel om.
“Lucius, ik moet zeggen dat je me elke keer weer verrast, soms op minder leuke manieren maar toch,” de stem klonk opnieuw geamuseerd. “Ik doe mijn best, Heer,” prevelde Lucius terwijl hij door zijn knieën zakte en het gewaad van zijn meester kuste. “Natuurlijk eis ik wel een verklaring voor dit alles maar eerst heb ik nog wat af te handelen. Volg me!” De stem had zijn oude kilheid terug gewonnen en het laatste werd sissend gezegd. Lucius zei niets maar liep achter hem aan en zakte naast Sneep neer, zoals als van hem verwacht werd. De zwartharige man keek hem even verbaasd aan maar richtte zijn ogen toen weer op de grond.
“Crucio!” Een rood licht vlamde op en verlichtte het inmiddels donker geworden weiland. Niet lang daarna werd het vergezeld met het geschreeuw van een jongenman, Draco. Lucius kneep zijn ogen dicht en hield ze gesloten totdat het gekerm stopte.
Er klonk een zachte plof, die Lucius door zijn wimpers omhoog liet kijken; het lichaam van Draco lag slap op de grond. Hij zou haast gedacht hebben dat de jongen dood was, als zijn rug niet hard omhoog een omlaag had bewogen om verse lucht binnen te krijgen. Na enkele seconden kroop Draco overeind en knielde nog steeds hevig ademhalend voor Voldemort neer.
De man knikte minachtend en wapperde met zijn hand dat Draco moest oprotten. Langzaam kroop de jongen achterwaarts terug naar de geleden om zich tussen zijn medeslachtoffers te mengen. “Lucius.” Het bevel gaf hem de kriebels maar hij ging rechtop staan en liep statig op de witte man af. Op een meter afstand boog hij diep en kuste de zoom opnieuw, het zwarte doek langs zijn lippen schurend. “Ben jij de enige?” Lucius knikte; “Ja, mijn Heer.” Er klonk een boos gesis en Voldemort begon snel heen en weer te ijsberen.
“Weet je dat zeker?” “Ja, mijn Heer.” Zonder waarschuwing richtte de bleke man zijn staf op Korzel en vuurde een rode stroom op hem af. Het gejammer hield enkele minuten aan.
“Jullie zijn een waardeloos stelletje, een voor een,” de stem werd merkbaar hoger en dat kon maar een ding betekenen; hun Heer werd boos. Er ging een rilling door de hele groep, bang voor wie nu het slachtoffer zou zijn. “Jullie zoeken nu al een jaar naar Harry Potter en niemand heeft maar ook een spoor van hem kunnen vinden. NIEMAND!”
De man kneep zijn rode ogen samen en staarde woedend om zich heen. Op zijn bleke wangen verschenen twee rode blosjes terwijl hij doortierde. “Is het zo moeilijk om die jongen te vinden, hij is nog niet eens een volwassen tovenaar!” “Mijn Heer.” Lucius wenste dat hij zijn mond had gehouden want hij werd opeens gepijnigd door de Cruciatusvloek. Toch perste hij zijn lippen op elkaar en spande al zijn spieren aan. De stekende pijn was niet te houden; het zat opgesloten in zijn lichaam en er was maar een manier om de kring te verbreken. Een paar kreunende geluiden verlieten zijn lippen voordat hij zich er toe kon aanzetten om normaal te praten. “Ik. Heb. Nieuws.”
Net zoals de jongen voor hem viel Lucius plat op de grond neer, alleen krabbelde hij gelijk overeind en hurkte neer. “Nieuws, Lucius? Wat voor’n nieuws? Is er toch nog iemand anders uit Azkaban ontsnapt?” De stem klonk spottend. Terwijl hij naar adem hapte kwam hij overeind en haalde een brief uit zijn gescheurde gewaad.
Hij overhandigde het aan zijn Heer die het uit zijn hand griste en toen ijzig naar de enveloppe staarde. Aan Voldemort. Hij draaide het ding om maar behalve die twee blauwe woorden was er niets aan te ontdekken. “Hoe kom je hieraan,” siste de man. Lucius haalde een paar keer adem, twijfelend over wat hij moest zeggen. “Hij werd gebracht door een witte uil. Harry Potter heeft… een witte uil.” Er viel een stilte, zelfs de wind was gaan liggen. De ogen van Voldemort veranderen sneller van uiterlijk dan het licht; eerst van verbazing naar woede en toen naar afkeer.
Hij duwde de brief terug in Lucius haden en siste tegen hem. “Lees voor.” Lucius slikte en maakte de envelop langzaam open, hopend dat deze niet vervloekt was.
Er volgde geen ontploffingen toen hij het ding opende en er gebeurde ook niets toen hij een groot stuk perkament eruit haalde om het open te vouwen. “Aan Voldemort.” De stem van Lucius trilde lichtjes, de Heer vond het niet leuk als hij bij zijn naam werd genoemd. “Misschien weet je het nog niet maar-” Voordat hij verder kon praten greep Voldemort de brief uit zijn handen en begon zelf te lezen. Waarschijnlijk vond hij dat het nu wel veilig was, al had hij zijn staf nog steeds stevig beet. Alle dooddoeners keken nu nieuwsgierig door hun wimpers heen om de blik van hun leider te bekijken.
Voldemorts ogen vlogen over het papier en keken toen haast verbaasd op naar Lucius. “Wat is dit?” “Wat bedoelt u, mijn Heer?” “Precies zoals ik het zeg! Wat is dit!?” De man zijn ogen vlogen nog een keer over het papier heen en keken toen recht in die van Lucius. Voordat hij er antwoord op kon geven klonk er een zachte plof; zijn Heer verdwenen. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Okt 24, 2006 12:58 |
 |
Surprises
Lucius keek verbaasd om zich heen en kermde toen een paar ontstelde geluiden uit. Ook de andere dooddoeners leken uit hun doen, hun Heer was zomaar in het niets verdwenen. “Wat, waar?” Hij draaide zich om en keek verbaasd om zich heen totdat hij een stevige hand in zijn schouder voelde knijpen.
Hij wendde zijn hoofd om en keek in de diepe, zwarte ogen van Severus Sneep. De ogen waren onverbiddelijk en keken hem gemeen aan. “Wat was dat?” Lucius schudde zijn hoofd en keek de man verbaasd aan. “Hoe moet ik dat weten Severus, ik heb die brief niet van te voren open gemaakt,” zijn stem kreeg geleidelijk de oude kilheid terug, “dus doe niet alsof ik iets verkeerds heb gedaan.” Sneep gaf hem een boze blik maar draaide zich toen om, om te kijken of er geen leden van de Orde gearriveerd waren. Lucius lette al niet meer op hem en snelde snel naar de persoon die trillend op zijn benen stond.
“Draco,” hij perste de woorden over zijn lippen aangezien hij niet meer dan dat kon zeggen. De jongen keek verbaasd op al veranderde zijn blik al snel, een grote glimlach verscheen rond zijn gebarsten lippen. “Vader!” Voordat hij het wist viel de jongen in zijn armen.
Het kon hem niet langer schelen dat er nog veel dooddoeners om hem heen stonden of dat ze misschien in gevaar waren, hij had zijn vader terug en dat was nu het belangrijkste voor hem. Hij sloeg zijn armen om de iets grotere man en drukte zich tegen hem aan. Hij had zijn vader weer terug.
“Niet doen Draco, niet doen,” het gefluister van de man klonk verwrongen. Snel keek hij omhoog en zag de pijn in de ogen van zijn vader. “Wat is er?” Hij liet de man snel los en deed een paar stappen achteruit. Hij begreep het niet, zijn vader leek zich niet te schamen, hij leek juist verdrietig met het opnieuw zien van zijn zoon. “Het spijt me Draco.” Toen schudde hij zijn hoofd en keek om zich heen. De meeste dooddoeners hadden hun toverstokken in de hand en keken angstig om zich heen.
De enige die niet van zijn stuk leek gebracht was Severus die nu snel op hem en zijn vader af kwam lopen.Hij greep het gewaad van Lucius ruw vast en schudde de man heen en weer. “Ik eis nu een verklaring, nu!”
De ogen van zijn vader schoten vuur en hardhandig duwde hij de zwartharige man van zich af. “Gedraag je, ik weet net zo min als jij van wat er gebeurd is,” zijn stem klonk hooghartig. Draco’s ogen vlogen van de ene naar de andere man, bang dat het tot een gevecht zou lopen.
Sneep deed een stap naar achteren. “Kijk me in mijn ogen aan Lucius en zeg dat dan nog een keer.” Even leek zijn vader te aarzelen maar toen richtte hij zijn ogen op die van Sneep. De blikken werden verbonden met elkaar, alsof er een onzichtbare draad tussen was gespannen. Na enige seconden knipperde Lucius met zijn ogen en mompelde; “Het is tijd Sneep. Vaarwel en succes.” Draco keek vol verwarring, waar had zijn vader het over?
Ook Sneep leek verbaasd te zijn, zijn gezicht was wit weggetrokken en hij staarde onthutst naar de man voor hem. “Dat, dat kan niet.” Lucius glimlachte flauwtjes en haalde zijn schouders op. Daarna draaide hij zich om naar Draco en stak zijn hand naar hem uit. Draco aarzelde voor enkele seconden, keek zijn vader nog een keer in die gepijnigde ogen aan en pakte toen de hand beet. Zonder er nog wat tegen te kunnen doen werd hij verdwijnseld.
Harry haalde diep adem en ijsbeerde ongerust heen en weer, nog steeds twijfelend of hij dit alles wel wilde. Natuurlijk was er geen weg meer terug maar dat betekende niet dat hij honderd procent zeker van zichzelf was of van Nicolas.
Nadat de jongen hem zijn plannen had verteld had Harry hem gevraagd hoe hij hier bij gekomen was. Nicolas had zijn blik afgewend en gefluisterd dat hij dat niet kon zeggen, voor Harry’s bestwil. Hoe doordringend hij het blonde kind ook had aangekeken er was geen woord over diens lippen gekomen en Harry had het maar opgegeven. En ingestemd met idee. Het plan was vol risico’s maar goed voorbereid en dus veiliger dan al zijn eerdere ontmoetingen met Voldemort. Harry gniffelde bij zijn gedachtes, Voldemort en veilig was geen passende combinatie.
Toch was er iets wat hem dwarszat. Nicolas had hem verteld dat Voldemort zijn eigen Gruzielement ging vernietigen maar toen hij had gevraagd wat het was had de jongen zijn schouders opgehaald. Dat zien we dan wel weer had hij gemompeld.
Voor de zoveelste keer keek hij op zijn horloge, hij wist dat het nog lang kon duren maar met elke minuut die verstreek voelde hij meer zweet over zijn rug heen parelen. Hij stond even stil, haalde diep adem en commandeerde zichzelf om te kalmeren.
Het stekende gevoel in zijn maag nam iets af maar werd weer groter toen er een zachte plof klonk ergens in het midden van de hal. Geluidloos verdween Harry in de schaduwen en spiedde naar beneden. Daar in de diepte stond de meest gevreesde vijand van de tovenaarswereld, Voldemort was gearriveerd via de Viavia. De man had zijn toverstok vast gegrepen en keek speurend om zich heen. Hij siste zachtjes en maakte een paar zwaaien met zijn stok om daarna iets te kalmeren.
De greep rond zijn stok verslapte iets al leek hij nog steeds gereed om in te grijpen bij elk onverwacht geluid of beweging. “Welkom in het huis van de Zwarts.” De man keek snel omhoog en glimlachte angstaanjagend toen Harry uit de schaduwen kwam.
“Harry Potter.” “Voldemort.” De begroeting klonk formeel, alsof ze nog nooit eerder aan elkaar waren voorgesteld. Harry kon alleen maar wensen, dat dat zo was. Hij stond nog steeds boven aan de trap maar liep nu langzaam en gespannen, tree voor tree naar beneden. Hij zou het niet toelaten om behekst te worden.
De man gleed met zijn ogen over de omgeving en nam alles goed op, Harry volgde zijn blik. Er leidde drie deuren naar deze hal, eentje van de keuken, eentje van buitenaf en eentje van een versleten woonkamer waar hij niet vaak kwam. “Vanwaar deze onverwachte uitnodiging, Harry? Je had me ook gewoon kunnen opzoeken,” sprak Voldemort met een kille stem. Harry kneep zijn ogen samen en besloot het spelletje mee te spelen. “Ik breng jou mijn hele leven al bezoekjes dus deze keer mocht het wel een keertje andersom, trouwens dit huis is toch veel comfortabeler dan een vochtig weiland?”
De man siste zachtjes en liet zijn blik weer op Harry rusten. “Ik zie dat je meer manieren hebt gekregen dan op de avond dat ik terug kwam. Al zul je daar niet veel aan hebben, vooral niet nu je in je eentje bent.” Harry slikte, Voldemort had het huis waarschijnlijk afgespeurd naar ander leven. “We zullen zien,” zei hij monotoon, zijn toverstaf steviger vastgrijpend. Voldemort deed hetzelfde. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Do Okt 26, 2006 11:02 |
 |
Lieve lezertjes,
vanwege technische storing op onze computer is mijn hele profiel weggevaagd met alle bestanden inclusief. Dit is zeer vervelend voor mij maar de komende weken valt hier niets aan te doen.
Vandaar dat ik de komende drie a vier weken geen nieuw stuk kan posten. Dit spijt me heel erg maar ik kan er zelf niets aan doen ( a-technisch) en vind het ook heel erg vervelend.
Cotos |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Ma Okt 30, 2006 16:24 |
 |
Jaa, daar ben ik weer. Bedankt voor jullie geduldige wachten want het is weer zo ver, ik kan weer schrijven. De computer is eerder gerepareerd dan ik verwacht had ( wat ik overegins niet zo erg vind) dus kan ik weer verder met pennen. Veel leesplezier.
En de volgende mensen bedankt voor hun pb'tje of hun reactie in het reactietopic; potterfreaky, katrientje en prinses lilian. Allemaal bedankt.
*
...
Toen Draco zijn ogen weer open deed had hij ze net zo goed dicht kunnen laten, de ruimte om hem heen was zo zwart als de nacht. Snel greep hij naar zijn toverstok, die gelukkig nog in zijn zak zat. “Lumos.”
Hij keek snel om zich heen en zag dat hij in een soort slaapkamer terecht was gekomen. Voor hem stond een oud, houten bed bedekt met een grauwe sprei. De kamer stond hem niet aan en zachtjes liep hij achteruit. “Vader?” “Het spijt me zo Draco.” Na het antwoord versteef hij op zijn plek; dit was niet mogelijk. Hij haalde diep adem en draaide zich langzaam om naar waar het geluid vandaan kwam. Voor hem stond niet langer de grote gestalte van Lucius maar een klein, tenger jongetje. Nicolas. De bruine ogen stonden vol pijn en medelijden. “Het spijt me zo Draco, maar het kon niet anders.”
Draco schudde hard met zijn hoofd, draaide zich om en begon de opwellende tranen te bevechten. Zijn vader zat nog steeds in Azkaban, zijn vader had hem niet komen redden, zijn vader zou hem nooit komen redden. De waarheid baande zich een weg tot diep in zijn hart en vol afschuw draaide hij zich om.
Met vlakke hand sloeg hij hard tegen Nicolas' wang aan en greep het jongetje toen bij zijn kraag vast. Het kind keek met betraande ogen naar hem op, geschrokken door zijn plotselinge geweld. Draco liet zich er niet door afschrikken en drukte Nicky ruw tegen de muur aan.
“Waarom,” siste hij boos tussen zijn tanden door. Het kind schudde met zijn hoofd en hapte naar adem toen hij harder tegen de keel aanduwde. “Waarom?” Nicolas ogen werden nog groter en begonnen toen te huilen zonder geluid.
“Draco,” het stemmetje was zacht en gesmoord door de druk. Plotseling drong de werkelijkheid tot hem door en snel liet hij Nicky los. Het jongetje liet zichzelf op de grond glijden en begon klagelijke geluiden uit te stoten.
Draco zelf voelde zich nog ellendiger dan een minuut geleden en liet zich naast het kind neervallen. “Het spijt me, ik kan er niets meer aan doen. De dooddoener neemt soms mijn geest over.” Het klonk als een slap excuus en hij begroef zijn hoofd in zijn handen.
Naast hem hield het gesnotter langzaam op en maakte plaats voor een geschuif, Nicolas was opgestaan. “Draco?” De stem was niet langer gesmoord maar hij kon horen dat het jongetje net gehuild had. Draco hield zijn adem in maar gaf geen antwoord, bang voor wat er zou komen.
“Draco? Luister alsjeblieft even dit is belangrijk.” “Hm,” was het enige wat hij uit kon brengen. Toch scheen het genoeg te zijn want toen Nicolas begon te praten was zijn stem veel meer gekalmeerd dan daarvoor. “Luister Draco. Ik ga zo weg en ik laat je hier dan achter. Deze kamer is beschermd door verschillende spreuken dus niemand kan je hier horen of vinden. Maar wat je ook doet, kom niet uit deze kamer. Niet uit deze kamer komen, begrepen?”
Draco hield zijn adem even in en gaf toen met een monotone stem zijn antwoord. “Beschermt, niet weggaan, hier blijven. Begrepen.” Hij gluurde door zijn wimpers en zag Nicolas op een meter afstand van hem staan, de grote, bruine ogen gevuld met pijn en angst. De blik gaf hem rillingen.
“Vaarwel Draco,” mompelde het jongetje, “het was fijn om je écht te leren kennen.” Toen draaide Nicolas zich om en liep weg. Draco bleef zitten en liet de woorden van Nicky langzaam tot zich door dringen. Voordat het jongetje de kamerdeur kon openen greep hij hem stevig beet en draaide hem om.
Met betraande ogen keek hij in die van Nicolas, die nog verdrietiger leken. “Wat bedoel je met vaarwel?” Zijn stem was verre weg van vriendelijk en het was meer een bevel dan een vraag. Nicky schudde met zijn hoofd en probeerde los te komen. Toen dat niet lukte keek hij vluchtig naar Draco. “Precies zoals ik het zeg. Vaarwel kun je maar op een manier opvatten.” Hij slikte de steeds groter groeiende prop in zijn keel door en voelde nog meer tranen opwellen.
Alles begon zich nu duidelijk te worden; de plotselinge verschijning van zijn vader, de verdwijning van Voldemort, het huis. Hij wist nog steeds niet waar hij was maar een ding was zeker, hij zou afscheid moeten nemen van Nicolas.
Voordat ik me kon lostrekken had Draco zijn armen om mij heengeslagen en trok me dicht tegen zich aan. Met een flauwe glimlach sloeg ik mijn armen om zijn nek heen en gaf me over aan zijn knuffel. Ik had het net zo hard nodig als hij, al wist ik wat er ging gebeuren en hij niet.
“Ik moet gaan Draco. Laat me gaan, laat me los,” fluisterde ik zachtjes in zijn oor, “je moet me laten gaan.” De jongen knikte met zijn hoofd maar liet me niet los, in plaats daarvan drukte hij me nog steviger tegen zich aan. Pas toen voelde ik hoe zijn lichaam op en neer schokte; Draco was aan het huilen. Ik liet hem snel los en plaatste mijn beide handen op de zijkanten van zijn gezicht. Met moeite wist ik zijn gezicht omhoog te krijgen maar toen ik het eenmaal voor elkaar had gekregen keek hij me gepijnigd aan.
Ik streelde met mijn vingers over zijn wang en veegde de vele tranen weg voordat er weer een nieuwe stroom aankwam. “Laat me gaan.” Draco knikte opnieuw, verslapte zijn greep even maar niet voordat hij een kus op mijn voorhoofd plantte. Ik huiverde toen ik uit zijn greep gleed, het deed veel pijn om hem zo achter te laten maar ik kon er niets aan doen. “Blijf hier tot het daglicht. Belooft?” Vanuit het donker klonk een gesmoorde stem. “Belooft.”
Harry sprong snel opzij toen een dikke paarse straal op hem afkwam. Hij en Voldmort waren alleen nog maar aan het spelen; er waren nog geen ernstige spreuken afgevuurd en er was ook nog niemand gewond geraakt. Alleen zou dit niet lang meer duren.
Hij vuurde een ontwapeningsspreuk op de man af maar deze blokkeerde hem met gemak en keek hem minachtend aan. “Genoeg gespeeld Harry. Ik ga dit afmaken, voor eens en voor al.” Harry trok zijn wenkbrauw op en keek de man aan alsof deze net het weer van vorige vrijdag had voorspeld. “Vind je het erg als ik dat doe?” Zonder verder te wachten vuurde hij meerdere spreuken op de man af, om zich daarna over de trapleuning naar beneden te laten glijden. Voldemort ontweek er twee maar werd door de derde geraakt wat er voor zorgde dat er verschillende striemen over zijn lichaam verschenen. De man leek niet onder de indruk en schoot zijn eigen stortvloed van spreuken op Harry af.
Vijf minuten later waren er twee raspende ademhalingen te horen, eentje aan de linkerkant van de kamer en eentje aan de rechter.
Harry’s been lag op meerdere plaatsen open toen hij een spreuk maar half kon blokkeren en het bloed sijpelde gestaag over zijn broek heen. Hij wist dat hij dit niet lang zou volhouden, Voldemort was alleen maar met hem aan het spelen, al had de man ook lichte verwondingen die hem uitputte.
Net op het moment dat de man weer een spreuk op hem wilde afvuren klonken er gehaaste stappen op de gang en trap. Beide draaiden hun hoofd richting het geluid. Harry glimlachte toen Nicolas met zijn toverstok in de hand onopgemerkt zijn entree had gemaakt. “Alles goed, Harry?” “Kan niet beter,” mompelde hij zonder veel overtuiging. Nicky’s mondhoeken krulden lichtjes maar zijn ogen bleven serieus op de man voor hem rusten.
Ik kende de man, ik had hem eerder gezien, in het echt. De gedachtes gingen door mij heen terwijl Voldemort kwaad siste en toen een hoge lach uitstootte. “Denk je dat een kleuter je uit de brand gaat helpen?” Ik zag dat Harry bang naar mij keek maar ik gaf hem een gemoedelijke knik met mijn hoofd. Ik sprong over de leuning van de trap heen, ging voor Harry staan en richtte mijn stok op de bleke man die opnieuw wat gelach liet horen.
Vol angst gluurde Draco over de balustrade heen, zijn lichaam tegen een muur gedrukt zodat hij in de schaduw stond. Hij wist dat Nicky er niet blij mee zou zijn maar toen hij geluiden van een gevecht had gehoord kon hij zijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Inmiddels wilde hij dat hij dat wel had gedaan want het weerzien van Voldemort was niet plezierig.
Met bewondering keek hij naar het kind die nu voor Potter was gesprongen. Hij snapte niet hoe en waarom maar een ding was zeker, Nicolas liet Potter niet doden door de ontspoorde gek. Voldemort vuurde een ontwapeningsspreuk op Nicolas af en Draco moest zich inhouden om hem niet te hulp te schieten. Gelukkig blokkeerde Nicky de spreuk zonder veel moeite en vuurde hij een zeer sterke spreuk terug.
Voldemort leek even van zijn stuk gebracht; zijn lichaam wankelde toen hij de spreuk maar met moeite wist tegen te houden maar daarna schoten zijn ogen vuur. “Genoeg! Avada Kedavra.” De groene straal boorde zich langzaam door de lucht heen richting de twee jongens. Potter dook snel opzij maar tot ieders grote verbazing bleef Nicolas gewoon staan. Met een haast vredige blik op zijn gezicht keek hij Voldemort diep in zijn ogen aan. Draco’s hart sloeg een keer over toen de straal Nicolas raakte.
Vol fascinatie zag ik de dikke groene straal op me afkomen, het licht was haast hypnotiserend maar ik liet me er niet door afleiden. In plaats daarvan richtte ik me op Voldemort en keek hem recht in zijn kleine, rode ogen aan. Ik voelde hoe de omgeving rond mij vervaagde en mijn mondhoeken omkrulden, eindelijk was het moment aangebroken. Toen werd het donker.
*
En nee, folks, het verhaal is nog niet afgelopen. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Wo Nov 01, 2006 20:14 |
 |
What lies beneath my eyes
~~~
Sinds die verdoemde hoed mijn afdeling had uitgesproken had ik me verscholen in de leerlingenkamer waar ik eigenlijk niet wilde zijn. Ik kon het gewoon niet geloven, het kon gewoon niet mogelijk zijn. Ik sloot mijn ogen voor de zoveelste keer en dacht terug aan het begin van de avond.
De blik van mijn broer zou ik nooit meer vergeten, net zoals de stilte die volgde in de Grote Zaal. Niemand had dit verwacht, ik evenmin. Ik was haperend van mijn stoel opgestaan en had het haast uitgeschreeuwd dat het een vergissing moest zijn, dat het een grap was maar ik had het niet gedaan. De hoed zou zich nooit vergissen in zoiets belangrijks. Dus was ik afgedropen naar de leerlingentafel van Zwadderich en was op een van de hoeken gaan zitten. De leerlingen hadden me vervreemd aangekeken maar ik had me er niets van aangetrokken, net zo min van de priemende ogen in mijn rug.
Na het avondeten was ik snel naar de leerlingenkamer afgedropen, niet in staat om met mijn broer te praten, om de schande aan te horen. En sinds die tijd zat ik nog steeds hier, iedereen negerend terwijl zij hetzelfde deden, al hoorde ik het gefluister als bijengezoem door de kamer heen gonzen.
Ik slikte de prop door, haalde mijn hoofd van mijn knieën af en stond op. Verschillende stemmen stopten met praten maar ik negeerde ze en liep snel naar de slaapkamers toe. Daar liet ik me zonder mezelf uit te kleden op het hemelbed vallen. Ik haalde zachtjes adem en kneep mijn ogen van pure frustratie samen.
Morgen zou ik een uil van mijn ouders ontvangen, dat stond vast. Ik wist zeker dat mijn broer hen een brief had gestuurd zodra hij de Grote Zaal had verlaten. Ik wist ook zeker dat ik morgen een ‘gesprek’ zou hebben met mijn broer. En toch leek dat alles me niet te interesseren. Niets leek nog uit te maken. Ik had het verknald, verprutst en ik zat vast aan de consequenties daarvan of ik nou wilde of niet. Ik zuchtte diep en liep richting de badkamers.
Terwijl ik mijn tanden poetste bekeek ik mezelf in de spiegel. Het blonde haar dat iedereen in de familie bezat zag er deze avond dof uit, alsof het meeleefde met mijn humeur. Ik schudde langzaam met mijn hoofd en streek het haar naar achteren, ik moest niet van die gekke ideeën hebben.
De volgende ochtend, was zoals verwacht, een hel. De brief die ik van mijn ouders kreeg was alles behalve vriendelijk, al was ik allang blij dat het geen brulbrief was. Toch deed het zeer van binnen om de hatelijke letters te zien, de vervloekende woorden, het formele afscheid. Ik kneep mijn ogen samen en deed hetzelfde met de brief om hem vervolgens diep in mijn tas te stoppen.
“Familieproblemen?” Ik draaide mijn hoofd snel om en keek de jongen, die naast mij zat, fel aan. “Bemoei je met je eigen zaken,” siste ik tegen hem. De jongen schudde met zijn hoofd, grinnikte en stootte toen zijn buurman aan. “Kijk, een aangebrande eerstejaars.” De jongen die erachter zat keek nieuwsgierig over zijn vriend schouder heen en grijnsde toen breed. “Ach, een verdwaalde kleuter, moeten we hem niet helpen?” Blijkbaar vond hij zijn opmerking grappig maar ik zag er de lol niet van in.
“Pas maar op, anders moet jij straks geholpen worden,” beet ik hem toe en wendde me weer tot mijn gebakken eieren. De trek die ik eerder had gevoeld was spontaan verdwenen en boos duwde ik het bord van me af.
“Eet smakelijk,” bromde ik ze toe voordat ik van de bank afklom en de Grote Zaal uitbeende. Ze stopten met lachen toen ik wegliep en keken snel naar de overkant van de zaal. Een lange, blonde jongen maakte zich los van de tafel en snelde met grote stappen de hal uit. Ze gaven elkaar een bedenkelijke blik. “Denk jij wat ik denk?” De ander knikte alleen maar en ze glipten snel achter de twee blonde jongens aan.
Ik hapte naar adem toen ik van achteren werd vastgegrepen en tegen de stenen muur werd aangedrukt. Ik greep naar mijn toverstaf maar voordat ik die kon vinden rook ik een bekende geur. Adam. Ik probeerde me los te rukken uit zijn greep maar hij was simpelweg te groot voor me. “Wat moet je,” vroeg ik verbaasd. Het was lang geleden dat hij me zo vast had gegrepen, al snapte ik de reden.
“Wat denk je zelf?” Ik zuchtte diep en keek toen in zijn dreigende blauwe ogen. “Ik kan er ook niets aan doen, ik heb er zelf ook niet voor gekozen. Je hebt geen idee hoe vreselijk ik me voel na de brief van mam en pap.”
De greep verslapte iets maar het was nog steeds verre van comfortabel. “Waarom? Ik snap het niet, het kan toch niet dat een erfgenaam van Griffoendor bij Zwadderich terecht komt?” Zijn greep verstevigde weer en hij keek me vuil aan. “Ik heb altijd al het gevoel gehad dat jij anders was, met je vage plannetjes en aparte manier van spelen. Wedden dat je dit allemaal van te voren hebt geplant?”
Zijn stem was steeds zachter en dreigender geworden terwijl ik me steeds zwakker ging voelen. Niet zozeer dat ik bang was voor mijn broer maar hij was wel veel sterker en groter dan ik. “Hou op Adam, je doet me pijn.” En niet alleen lichamelijk. De jongen haalde diep adem en verslapte zijn greep iets. “Weet je wat voorn schande je familie aandoet?
Ravenklauw of Huffelpuf zijn nog daar aan toe, maar Zwadderich.” Het laatste woord sprak hij uit met diepe afkeer. Ik vocht tegen de opwellende tranen en keek hem smekend aan. “Alsjeblieft Adam, ik kan er niets aan doen, ik heb dit ook niet gewild. Laat me alsjeblieft los dan kunnen we erover praten.”
In plaats van me los te laten greep hij mijn polsen weer steviger vast en kwam met zijn gezicht dichterbij. “Er valt nergens meer over te praten,” beet hij me toe. “Adam, laat me los, je doet me pijn.” Mijn stem klonk haast smekend terwijl ik probeerde uit zijn greep te komen. “Geef me een reden.” Ik keek verbaasd op, vond hij het echt zo erg?
“Zijn twee redenen ook goed?” Adam draaide zich snel om waardoor mijn polsen nog verder werden rondgedraaid. Gelukkig liet hij mij snel los om zijn toverstaf uit zijn zak te grissen, maar voordat hij die nog kon vastgrijpen vloog het ding al door de lucht. “Waar bemoeien jullie je mee, dit zijn familiezaken!” Adem deed een stap opzij zodat ik twee jongens kon zien, dezelfde twee die ik tijdens het ontbijt nog had afgesnauwd. De rechter had Adam’s staf vast, de andere had zijn staf op Adam gericht.
“Leuk hoe jij je familie behandelt, zo behandel ik mijn hond niet eens,” mompelde de rechter. Ik zag mijn broer rond kijken maar er was niemand in de hal die hem te hulp kon schieten. Hij trok een vieze blik en spuugde naar het koppel toe. “Vies Zwadderich tuig. Allemaal hetzelfde.”
Hij draaide zich weer om naar mij en gaf me nog een laatste minachtende blik voordat hij wegliep om zijn stok terug te krijgen. “Tot later Zonderling, ik kijk al uit naar de volgende zwerkbalwedstrijd.” Beide jongens gniffelden maar werden toen weer serieus en keken me nieuwsgierig aan.
Ik negeerde hun blikken, draaide me snel om en beende terug naar de leerlingenkamer om mijn boeken te gaan pakken. Halverwege haalden ze me in en blokkeerde me de weg. “Een dankjewel zou geen kwaad doen.” Ik kneep mijn ogen samen en richtte mijn toverstok op hem. “Ik heb nergens om gevraagd. Aan de kant,” mijn stem klonk kil, zoals ik had geleerd om hem te gebruiken. De jongens leken helaas niet onder de indruk en gingen zelfs nog breder in het gangpad staan. “En als we nou niet aan de kant willen gaan?”
Ik draaide me snel om en liep een andere gang in. Ook dit leek niet te werken want ze volgden me opnieuw en haalden me weer in om de gang te blokkeren. “Laat me met rust!”
Mijn stem sloeg over en ik voelde hoe mijn hartslag onregelmatig begon te kloppen. “Niet voordat je fatsoenlijk dankjewel hebt gezegd, desnoods dwingen we je het.” De jongens keken me met een duistere blik aan die alleen een Zwadderaar kon maken. Ik slikte zachtjes en tuurde toen naar de bovenkant van mijn schoenen. Zonder dat ik het tegen kon houden biggelde er een traan over mijn wang.
Er viel een korte stilte voordat er wat voetstappen klonken en twee sterke armen me omhelsden. Zonder te kijken wie het was drukte ik me tegen de persoon aan en begon te huilen. Ik kon er niets aan doen maar wilde het ook niet tegen houden, opgekropte pijn was veel erger dan je emoties uitten.
Normaal was ik niet het huiltype maar vandaag was een ander geval, ik was mijn hele familie kwijtgeraakt en dat alleen door een domme hoed. Ik voelde hoe de stroom van tranen langzaam opdroogde en toen totaal verdween.
Ik liet de grotere jongen langzaam los maar niet voordat ik een zacht dankjewel in zijn oor had gefluisterd. Hij glimlachte alleen maar naar me en keek toen naar zijn vriend die ook grijnsde. “Zie je nou wel, dat was toch niet zo moeilijk.” “Wat jij wilt,” mompelde ik zuur.
Toen stak de jongen die me net getroost had zijn hand uit en ik nam hem zonder twijfelen aan. “Alphard Zwarts,” zei de jongen terwijl hij mijn hand schudde. “Roderick Zonderling.” Ik zei het zonder veel enthousiasme, ik had nooit van mijn naam gehouden, de halve familie had die naam gehad. “En deze aardige jongen is David Robins,” sprak hij vlot terwijl hij met zijn duim richting de rossige jongen wees. Ik glimlachte bij wijze van begroeting.
“Kom, dan gaan we boeken pakken.” De jongens probeerde de sfeer luchtig te houden en daar was ik ze dankbaar voor. Ik voelde me nog steeds misselijk en verward door wat er net gebeurd was maar was blij dat ik niet meer alleen was. Zwadderich zag er opeens een stuk minder erg uit.
~~~ |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Nov 04, 2006 16:02 |
 |
~~~
“He Zonderling, hoe was je vakantie?” Ik trok een wenkbrauw op en snauwde naar hem. “Probeer je grappig te zijn, Robins?” De jongen grinnikte alleen maar en gaf me een vriendschappelijke stomp toen ik naast hem op de bank viel. “Nou? Waar ben je deze keer geweest, de Bahamas?”
Ik kneep mijn ogen even dicht en wreef toen over mijn schouder heen, de stomp was harder aangekomen dan hij had gewild. “Gaat het wel,” Alphard keek me bezorgd aan. “Ik ben thuis geweest.” Toen kneep ik mijn kiezen weer op elkaar en keek vluchtig door het raam naar buiten. Onze vriendschap was sinds die dag dat ze mijn broer hadden ontwapend alleen maar hechter geworden. Hoewel ik twee jaar scheelde met de jongens hadden ze me opgenomen in hun groepje en tegenwoordig konden ze zich niet voorstellen zonder mij te zijn.
“Rick.” Ik zuchtte en keek ze aan. Voordat een van de twee wat kon zeggen stak ik mijn hand op en keek ze onverbiddelijk aan. “Ik wil er niet over praten. Punt. Hoe waren jullie vakanties?”
De jongens schudde met hun hoofd maar besloten toch vrolijk over hun vakantie te beginnen. Ze waren inmiddels gewend geraakt aan Rick’s sikkeneurige buien of snauwende opmerkingen en besteden er geen verdere aandacht aan. Toch leek het alsof de jongen vandaag nog meer uit zijn doen was dan normaal. Er lag iets achter zijn ogen wat zich schuil hield en alleen op een donker plekje tevoorschijn zou komen, als niemand het zou zien.
Ze gaven elkaar een schuine blik en stonden toen tegelijker tijd op. De blonde jongen bekeek ze met argwaan en haalde een wenkbrauw op. “Voor de draad ermee jongen. Je kropt altijd alles op en dat is niet goed voor je. We bijten je niet.” Rick trok een zure blik en mompelde wat. “Ja?”
“Ik weet ook wel dat jullie me niet bijten en je weet best wat er aan de hand is. Ik heb de hele vakantie met mijn familie opgescheept gezeten en op het laatst hebben ze me eruit getrapt. En ik ben ook chagrijnig omdat dit jullie laatste jaar is en ik dan twee jaar alleen moet doorbrengen. En laat me nu met rust.”
De jongen draaide zich weer om en drukte zijn bleke gezicht hard tegen het raam aan. “Hebben ze je eruit gegooid,” Davids stem was gevuld met haat en ongeloof, “je bent pas vijftien!’ Het bleef stil, Roderick leek zich aan zijn woord te houden. Alphard deed een stap naar voren en liet zijn hand even op diens schouder.
Hij voelde de jongen onder hem verstijven en greep toen beide schouders beet om Rick losjes heen en weer te schudden. “Kom op man, je bent geen eerstejaars meer dus gedraag je dan ook niet zo. Je had best bij mij kunnen logeren.” Rick greep zijn polsen vast en haalde ze voorzichtig van zich af. “Weet ik, weet ik. Ik had gewoon zin om pissig te zijn, waarom gunnen jullie me dat niet?”
Ik keek weer omhoog maar wist het antwoordt al en stak mijn hand weer op als teken van overgave. De jongens grijnsden breed en lieten zich weer op de bank neer vallen, het was altijd leuk om mij te pesten. “Nou,” snauwde ik. De grijnzen vielen van hun gezicht en ze keken me benauwd aan. “Jullie hebben me nog steeds niet verteld hoe jullie vakanties waren.”
Een paar minuten later lagen we alle drie rollend over de bank heen en hadden niet in de gaten dat er mensen naar binnen kwamen lopen. Pas na een afkeurend geluid keek ik op en verbleekte verschillende tinten bij het aanzicht. Adam stond samen met wat andere Griffoendors in de coupé.
“Wat moet je,” wierp ik hem toe, mijn oude kilheid terugvindend. Hij streek even met zijn vingers door zijn haar voordat hij antwoord gaf. “Ik moet niets, ik kom juist wat afleveren.” Met een harde bons liet hij een weekendtas op de grond vallen, wat gevolgd werd door een brekend geluid. “Oeps, dat waren vast de fotolijstjes.” Ik kneep mijn ogen dicht en voelde hoe de pijn mijn lichaam over nam.
“Ga weg Adam.” Er klonk wat gegniffel voordat de jennende stem weer begon met praten. “Blijf jij maar weg, Rick. Blijf maar lekker waar je hoort te zijn, bij het Zwadderich tuig.” Blijkbaar was dat wat hij kwijt wilde want hij mompelde wat tegen zijn jaargenoten en liep toen weg.
Ik balde mijn vuisten en keek met haatgevulde ogen naar de coupedeur waar hij net door verdwenen was. “Eens pak ik hem terug, voor alles. Eens zal hij boeten voor zijn daden, smeken om vergiffenis, maar dan zal het te laat zijn.” Ik hijgde na toen ik de woorden naar buiten had gebracht.
“Rick?” Geschrokken draaide ik me om en keek hen aan. Hun gezichten waren verbijsterd en ik wist waarom, zo kenden ze me niet. “Kalmeer man, wat heeft hij je aangedaan?” Ik schudde mijn hoofd en glimlachte verontschuldigend. “Ik liet me even gaan.” Alphard schudde grinnikend met zijn hoofd en gaf me toen een harde stomp. “We pakken hem wel terug, hij zit toch altijd op dezelfde plek bij het ontbijt?” David en ik grijnsden breed en we gingen snel over tot fluisteren hoe we het hem het beste betaald konden zetten.
~~~
~~~
“Familieproblemen?” Vliegensvlug draaide ik me om en richtte mijn staf op de twee mannen die uit het donker tevoorschijn kwamen lopen. Ik vloekte binnensmonds maar liet het aan de buiten kant niet merken. Ik wist dat mijn beroep verschillende risico’s met zich meebracht maar ik had nooit verwacht dat het zover zou komen. “Niet meer, Zwarts.”
Ik lachte wreed toen ik zijn gezicht zag verbleken. “Hoe heeft het zover kunnen komen, Rick?” Ik begreep wat hij bedoelde maar ik negeerde zijn vraag. “Ik begrijp je niet helemaal Zwarts, volgens mij mis ik wat.” De man schudde zijn hoofd en keek naar het brandende huis naast hem. “Wil je weten wat ik met ze heb gedaan,” ik duwde de woorden door mijn mond heen zonder emotie te tonen.
“Waarom Rick, waarom?” Ik kneep mijn ogen samen en keek hem toen recht in de zijne aan. Zijn ogen waren een mengsel van haat en verbazing. “Waarom? Omdat Hij het wil. Maar ik heb er geen moeite mee om het voor hem te doen. Niet meer in ieder geval.”
De zwartharige man voor me schudde zijn hoofd en keek me verdrietig aan. Ik zei niets maar draaide me om en begon weg te lopen, het vuur mijn pad verlichtend. “Paralitis!” De spreuk vloog door de lucht maar ik ontweek hem net op tijd en begon te rennen. Het dichtstbijzijnde verdwijnselpunt was op een paar honderd meter afstand en ik zou dat moeten kunnen halen.
Terwijl ik wegrende dacht ik aan de vraag die hij me net had gesteld. Ik dacht aan de twee jaren die ik alleen op Zweinstein had doorgebracht, aan de tijd daarna. Ik had me verder teruggetrokken in mijn schulp en was veranderd, meer dan ik ooit had kunnen verwachten.
En toen, was Hij op komen dagen. Ademloos had ik naar zijn ideeën geluisterd en langzaam maar zeker had ik me bij zijn troepen gevoegd. Het vermoorden van mijn familie was maar een van de vele opdrachten die Hij me had gegeven.
Ik grijnsde duister en vuurde een verboden spreuk naar achteren, meer met de bedoeling mijn twee achtervolgers af te schrikken dan te verwonden. “Tot in hel Zwarts.” Ik hoorde hun gevloek toen ik verdwijnselde en verdween in het niets.
Toen ik weer vaste grond onder mijn voeten voelde draaide ik me snel om en viel op mijn knieën neer. “Mijn Heer,” prevelde ik terwijl ik zijn zwarte zoom kuste, “ik heb gedaan wat u me heeft opgedragen.” Ik kroop langzaam achteruit en bleef gehurkt zitten totdat een koude hand mijn kin vastpakte. Ik keek de bleke man in zijn ogen aan terwijl hij een sissend geluid maakte.
“Sta op Rick. We hebben belangrijke zaken te doen.” “Ja mijn Heer.” Ik kuste zijn gewaad nog een keer voordat ik overeind krabbelde en achter hem aan liep. Tot mijn grote verbazing had Hij me een tijd geleden door laten stromen naar de binnenste cirkel. Ik had me zeer vereerd gevoeld dat de Heer me zoveel vertrouwde en sinds dien had ik er alles aangedaan om Hem zo veel mogelijk te plezieren. “Zijn de reuzen geïnformeerd?” “Ja, mijn Heer, ze zijn al op weg hierheen,” antwoordde ik zo snel mogelijk. “Zijn de dementors gereed?” Weer gaf ik hem antwoord.
De bleke man draaide zich om en twijfelde over wat hij nu ging vragen. “Hebben ze je gezien?” “Ja, ik heb Uw nieuws verspreid mijn Heer, hun blikken waren kostelijk.” “Goed zo, dan gaan we nu op weg om wat informatie te verzamelen.” Ik grijnsde breed en knakte mijn knokkels, wetend dat ik die zo meteen nodig zou hebben.
~~~ |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Nov 07, 2006 13:05 |
 |
Zalazars book
~~~
De lucht was diepblauw, vermengd met paars en indigotinten en bestrooit met sterren. Een frisse bries blies door mijn blonde haar en het verbaasde me dat ik dit alles opmerkte, het was lang geleden dat ik oog voor de natuur had gehad. Met een schuine blik liet ik mijn ogen over de omgeving glijden en zag de voorjaarsbloesem over de grasvelden heen dwarrelen. Er was iets heel bijzonders aan de gang.
Ook de andere dooddoeners leken niet op hun gemak en mengden zich zachtjes met de schaduwen om nog minder op te vallen. De enige die zich nergens zorgen om leek te maken was de Heer zelf. Hij liep met zelfverzekerde stappen over de weg heen en mompelde in zich zelf, zoals hij zo vaak deed. Ik liep op hem af en fluisterde wat me dwarszit in zijn oor. “Voelt u het ook, mijn Heer?” De man knikte alleen en gaf me een lege blik.
Dat komt door de bewoners, Rick. Ik hoorde zijn mentale stem door mijn hoofd galmen. Ik glimlachte bij het horen van het gesis; ik verlangde erna om de taal ook te kunnen verstaan. De man leek mijn gedachten op te vangen en keek me dreigend aan.
“Sorry, mijn Heer,” fluisterde ik snel en boog met mijn hoofd als teken van berouw. Ik wilde niet dat de man dacht dat ik aan zijn krachten wilde tippen. Er klonk een afkeurend gesis maar verder gebeurde er niets.
Ik deed een paar stappen bij hem vandaan en keek naar het grote, statige landhuis dat aan het einde van de straat lag. Ik wist niet wie er woonde maar dat deed er ook niet toe, namen en families waren verleden tijd geworden. Het enige waar het nu nog omging was het vinden van informatie, doen wat de Heer me opdroeg en het werven van nieuwe onderdanen. Twee van die dingen zou ik vanavond doen.
Ik sloop verder, deelde onhoorbare bevelen uit en kroop toen, samen met twee andere dooddoeners, rond het huis heen om het van achteren binnen te vallen. Verrassen was een van de belangrijkste technieken.
Met een warm gevoel van binnen voelde ik hoe de magie van Hem rond het huis vloog om de onzichtbare schilden af te breken. Het was harde, rauwe magie, magie die bewees dat hij een heel krachtige tovenaar was. Dit was een van de momenten dat ik besefte waarom ik hem mijn diensten heb aangeboden; hij zou deze wereld kunnen regeren.
Ik stak drie vingers op naar de man links van me en sprak toen een paar spreuken uit over de deur terwijl hij hetzelfde deed met het zijraam. Zachtjes plaatste ik mijn hand op de deurknop en grijnsde breed toen deze moeiteloos openging; het was haast te gemakkelijk. Langzaam maar zeker verspreidde we ons door het huis heen, verrast dat er niemand was om ons tegen te houden. Dit veranderde toen we in de grootste slaapkamer aankwamen.
Twee paar toverstokken waren op ons gericht maar werden al snel weer weggehaald toen ze de overmacht zagen. Enkele seconden later kwam Hij binnenlopen, recht op het bed af.
“Goede avond, Christopher en,” de bleke man liet zich over de vrouw heen glijden die verstijfd onder de dekens zat, “ vrouw.” De grijzige man leek veel minder van zijn stuk gebracht en keek minachtend terug. “Marten, wat een eer. Al vind ik dit niet echt een geschikte tijd.” Er lag een spottende toon in de lage stem die Voldemort leek te irriteren.
“Dat is jouw probleem, ik ben hier niet om thee te komen drinken.” Hij streek even over zijn staf heen en tikte toen tegen zijn wang aan om toen weer op te kijken. “Ik ben hier voor heel iets anders gekomen, iets wat me helpt om deze wereld te regeren. Voor altijd.”
Ook de man leek nu van zijn stuk gebracht en borstelde zenuwachtig door zijn grote snor heen. “Ik denk niet dat je het begrijpt Marten.” De Heer schudde met zijn hoofd en knikte toen naar een van zijn dooddoeners die zijn staf op de trillende vrouw richtte. “Ik denk het wel. Eigenlijk, ik weet het wel zeker.”
De dooddoeners grinnikten bij de opmerking van Voldemort maar de man scheen er de lol niet van in te zien. In plaats daarvan kroop hij overeind en sloeg zijn armen over elkaar, Hem uitdagend aankijkend. “O nee, je begrijpt het niet.” Zijn vrouw liet een schor kreetje klinken en keek Christopher benauwd aan.
Ik keek hem bevreemd aan en voelde een naar gevoel me bekruipen, het ging niet volgens plan. Voldemort daarentegen wapperde afwezig met zijn hand naar de dooddoener waarna deze de Curiatusvloek op haar afstuurde. De vrouw schreeuwde het uit en smeekte om genade.
Voldemort keek de grijze man even aan maar deze schudde vastberaden het hoofd. Ik rolde met mijn ogen en greep mijn toverstok steviger vast, waarom gaven die mensen nou toch nooit op? Ze konden het gevecht niet winnen en des te eerder ze een antwoord zouden geven des te sneller waren ze van het gemartel af.
“Vrouw,” siste Voldemort opeens, zijn stem een stuk vriendelijker dan normaal, “waar is het boek van Zalazar?” Hij gebood dat de dooddoener op moest houden en liep toen op haar af. Hij fluisterde wat in haar oor maar de vrouw begon angstig heen en weer te schudde waarop haar man begon te lachen.
“Ze weet het niet Marten. Ze kan het je niet vertellen.” Ik kneep mijn ogen samen en zond mijn gedachtes naar de Heer. Hij knipte alleen maar met zijn vinger waarop ik de dodelijke groene straal op haar afschoot. Ik snapte niet wat we met de dood op zouden schieten maar Hij waarschijnlijk wel.
“Christopher,” de man schudde met zijn hoofd maar Voldemort praatte zachtjes verder, “je weet welke wetten met het boek zijn verbonden. Je hebt geen keuze.” De grijzige man verbleekte en keek angstig om zich heen. De gruwelijke glimlach die zich rond de liploze, bleke mond vormde deed de groep dooddoeners onbewust huiveren. Hun Heer glimlachte alleen als hij in opperste stemming was.
“Je hebt het mis, er is wel nog iemand,” snauwde de man opeens. Hij sloeg zijn armen over elkaar en begon nors voor zich uit te kijken. Ik moet toegeven dat ik licht verbaasd was, de meeste mensen die waren omringd met dooddoeners zagen er niet zo kalm uit. Ik kreeg de verschrikkelijke dat de man een spelletje met ons speelde.
“Zoek en vermoord haar.” Het was een bevel en iedereen knikte snel. We glipten de deur uit terwijl de grijze man sputterend achterbleef. Het laatste wat ik opving was een wanhopig ‘dat mag niet’. Ik schudde mijn hoofd om de gedachtes kwijt te raken en richtte me op wat ik moest doen. Zonder te wachten glipte ik verder de gang in en blies een deur op.
Binnen in de kamer bleef ik even stil staan om mijn ogen aan het donker te laten wennen. De ruimte was niet groot, maar een paar vierkante meters en zelfs de afstotelijke witte muren konden daar niets aan veranderen. Maar dat was niet wat mij verbaasde noch de twee dooddoeners die achter mij tot stilstand kwamen.
Midden op het bed in de kamer zat een jonge vrouw met de meeste dode blik die een levende persoon kon hebben. Haar lijf was asgrauw, haar haren hingen dood langs haar hoofd maar er was niets dat kon tippen aan haar ogen.
Ze hadden een doffe, bruine kleur en al het leven was eruit gezogen. Ze staarde voor zich uit naar een plek achter ons, alsof ze dwars door ons heen kon kijken, iets wat me deed huiveren. Ik staarde intens in de ogen maar er was geen teken van herkenning, zelfs geen knippering die er op duidde dat ze ons had gezien. Er was alleen maar een oneindige diepte. Ik slikte en liet mijn ogen nog een keer door de ruimte gaan; er was niets anders dan het donkere houten bed, een geblindeerd raam en zij.
Ik voelde hoe de man achter mij ontspande en zijn stok op haar richtte. “Avada Ke-“ Voordat hij was uitgesproken had ik de stok uit zijn handen gegrist en op de grond gegooid. Hij keek me verbaasd en toen kwaad aan. “Wat ben je van plan Zonderling? Heb je medelijden met je slachtoffers?” |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Nov 11, 2006 14:07 |
 |
...
Ik trok een wenkbrauw op voordat ik naar voren stapte en haar lichaam in mijn armen nam. De twee mannen volgden mijn bewegingen nauwkeurig en gromden toen ze zagen wat ik deed. “Doe niet zo stom. Ik heb met niemand medelijden,” snauwde ik naar hem. Toen viel er weer een stilte want eigenlijk snapte ik niet wat me bezielde. Waarom had ik haar niet gewoon dood laten gaan?
“En wat doe je nu dan, haar martelen met fatsoenlijke manieren?” Ik vertrok geen spier, ik trok niet eens mijn wenkbrauw op, iets wat een gewoonte was geworden. “Je bent niet grappig Kwast. Ik doe alleen iets zodat we later geen spijt krijgen.” Ik maakte aanstalten om de kamer te verlaten maar de gemantelde mannen lieten me er niet door. De een trok zijn kin omhoog en dat betekende maar een ding, ze wilden uitleg.
“Dit is de afstammelingen van Morgan le Fey. Ze is zieneres. Dat betekent dus dat ze van onschatbare waarde kant zijn voor Hem. Dat betekent dus dat we haar niet vermoorden.”
Er viel een korte stilte en deze keer gingen de mannen aan de kant, beter nog ze liepen snel voor me uit en schoten gele stralen door de gang heen; de zoektocht was volbracht. Terwijl ik naar de slaapkamer toe liep besefte ik pas hoe licht de vrouw was, haar lichaam slap in mijn armen hangend.
Ik liep zonder moeite door de deur heen en zag hoe de rode ogen van Hem op mij waren gericht, zo te zien was Hij al door Kwast ingelicht. Hij negeerde mij en draaide zich weer om naar de bleke man in het hemelbed. “Je wilt toch niet beweren dat dit de andere persoon is. Ik weet hoe de roddels gaan, jij hopelijk ook.” Daarna knikte de Heer met zijn hoofd en opeens waren er meerdere toverstokken op mij gericht. Of eigenlijk op wat er in mijn armen lag.
Ik slikte nerveus, spiedde om mij heen en keek toen naar het grauwe lichaam in mijn armen. Waarom wilde ik niet dat ze werd opgeblazen, waarom wilde ik het uit schreeuwen van haat? Ik was niet bang voor de stokken, o nee, ik was bang voor haar, bang voor haar dood. Ik zag Hem kijken maar negeerde zijn wetende blik. Hij wist al dat dit ging gebeuren.
“Nee,” de grijze man keek angstig naar zijn dochter, zijn stem schor geworden van het hevige inademen. Voldemort glimlachte weer en wendde zich toen naar zijn volgelingen. “Zo simpel is het, dames en heren. En we hebben hem niet eens hoeven te martelen.” De dooddoeners grinnikten toen ze het gezicht van de verslagen man zagen.
“De kelder. Derde boekenschap. Tweede plank van onderen. Het is een groen gekaft boek.” De man had de woorden met haat uitgesproken en keek nu verlangend naar zijn dochter, de vrouw in mijn armen. Ik zag hoe Hij de blik opving en zachtjes begon te sissen. “Rick, neem haar mee, je weet wel waar.” “Natuurlijk mijn Heer.” Ik boog zo ver als het gewicht het toe liet en glipte toen de kamer uit.
“Vaarwel Christopher, het was leuk zaken met je gedaan te hebben.” “Mijn dochter, Marten! Je kunt dit niet doen. Je kunt haar niet-” Er was een korte groene flits, gevolgd door een zachte smak. De man was plat op het bed gevallen, zijn gezicht met haat en angst getekend, zijn ogen nog steeds opengesperd.
~~~
~~~
“Alsjeblieft, Antasha. Doe het voor mij.” Zijn stem drong diep tot haar door maar ze gaf geen antwoord, ze gaf nooit antwoord. Half verstijfd zat ze op het bed, haar ogen dichtgeknepen zoals ze het grootste gedeelte van de dag deed. Ze haatte het om ze te openen want als ze dat deed dan zag ze wat ze altijd zag. De dood.
“Antasha?” Ze reageerde niet maar om toch te laten zien dat ze luisterde opende ze haar ogen naar de man die waarschijnlijk voor haar stond. De man die meer van haar hield dan iemand ooit zou doen, alleen wist hij dat zelf nog niet. Ze schudde met haar hoofd en keek toen naar beneden, ze haatte het om andere mensen te zien sterven, keer na keer na keer.
Haar hele leven lang woonde ze al in een witte wereld, niet in staat om mensen te kunnen zien, behalve de laatste paar minuten van hun dood. Gelukkig had ze niet vaak naar buiten gehoeven van haar ouders. Haar ouders hadden het begrepen en hadden haar zo veel mogelijk met rust gelaten, zodat ze niets hoefde te zien.
“Antasha, alsjeblieft, ik weet dat je hem niet wilt helpen maar doe het dan voor mij. Je weet dat hij me straft voor elke keer dat ik faal. Elke keer wordt het erger, elke keer heb ik minder kans op overleven. Alsjeblieft, hij moet het weten.” De stem van de man klonk wanhopig en ze wist dat hij niet loog.
Er klonk wat geritsel van papier, gevolgd door twee warme handen die de hare vastgrepen om er een veer in te drukken. “Ik weet dat je me niets kan zeggen maar misschien kun je het opschrijven,” de stem was vragend en gevuld met hoop. Hoe kon ze dit nou negeren?
Enkele seconden later vloog haar hand over het papier heen en de ganzenveer liet lange, gekrulde letters achter die vochtig op het papier bleven plakken.
Toen ze klaar was liet ze de veer uit haar vingers glippen en sloot haar ogen weer zodat ze niet opnieuw de akelige beelden hoefde te beleven. Er klonk wat geritsel van papier, het gekras van een uil en toen het open en dicht gaan van een raam. De brief was verzonden, de radaren van het leven waren weer op gang gezet zonder dat iemand zich er bewust van was. Behalve zij.
Ze versteef toen twee, warme handen de hare omsloten maar ontspande zich toen ze begreep wie het was. “Dank je. Je hebt geen idee hoeveel dit voor me betekent.” Ze hief haar hoofd even op maar liet haar ogen gesloten, zelfs toen de vingers over haar gezicht wegen begonnen te maken.
Ze streken haar lange haren uit het gezicht en volgde de rondingen van haar neus en kin. “Was er maar iets wat ik terug kon doen.” De stem fluisterde in haar oren en de warmte van zijn adem liet haar huid nog meer ontspannen. “Was er maar iets waardoor jij je veiliger zou voelen. Minder schuldig over wat je net hebt gedaan. Iets-“ Hij stopte met praten toen haar handen die van hem omsloten. Ze voelde hoe hij een rilling onderdrukte maar toen weer leek te ontspannen.
Antasha glimlachte van binnen en richtte haar gezicht richting de zijne, langzaam dichterbij komend om de korte afstand te overbruggen. Twee paar lippen raakten twee anderen aan en langzaam smolten ze samen in een zachte kus. Ze liet hem rustig los en voelde voor het eerst van haar leven wat warmte van binnen. Iemand gaf om haar.
When I wake up at the end of the day
The moon comes out, the sun fades away
I get myself out of my bed and cry
Is it really me now - could this be the real thing
Is there someone else to ease the pain
So easy, so easy now, has it really gone too far
It don't matter anyhow, sometimes I feel like an
Echo in the wind, that's not coming back again
I look inside my head and what I see
Are the reflections of the world.
And I see madness and insanity
You're alive - you're part of the show
You came to foresee the signs on the wall
So many tried in vain - they never know the truth
Learn - how to live and fight and learn-
How to fight them right and learn - how to take and give it all
You can be strong if you know who you are
The signs on the wall tell you move on before it's too late
Can you see them? Do you want to be the one who's creeping on the floor?
Could it be forever? Could it all be lies?
The chaos is a killer and he knows who will fall
Help me - I need some help
Now is there someone out there
What are you waiting for
You're on the road to nowhere
The only way I know
Maybe I'm wrong, I haven't got a clue
Don't know where I belong - tell me what is true
Oh won't you come to heal me - hear me
Oh won't you come to heal me - hear me
Oh won't you come to heal me - hear me
Oh won't you come to heal me - hear me
( met heel veel dank aan Gamma Ray - Heal me. De dikgedrukte woorden zijn aangepast.)
~~~ |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
Laatst aangepast door child of the other side op Za Nov 25, 2006 20:26; in totaal 1 keer bewerkt |
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Nov 18, 2006 12:34 |
 |
The other prophecy
~~~
“Rick.” De stem was laag en sissend en gaf me de rillingen. Toch maakte het me niet langer bang, ik was er aan gewent. Met grote stappen liep ik naar voren, boog voor hem neer en gleed met mijn lippen zachtjes langs het ruwe materiaal van zijn mantel. “Mijn heer.”
De man knikte afwezig en wapperde met zijn hand; hij had me op het moment niet meer nodig. Ik ging gehurkt zitten en probeerde niet te reageren toen hij opnieuw iemand naar voren riep, deze keer zonder enige toon van wellevendheid in zijn mond. “Vrouw.” Ik zag haar met gesloten ogen naar voren strompelen en voor hem op haar knieën vallen. Ze had geen idee wat ze moest doen.
De korte stilte was dik en ondragelijk, zoveel vreesde ik voor haar lot. Ik slikte langzaam om mijn gedachten ergens anders op te richten, ik mocht nu niet mijn concentratie verliezen. “Vertel me mijn toekomst. Nu,” klonk het nijdige gesis van Hem. Zijn geduld was op.
Antasha bewoog niet en ik wist dat ik nu moest ingrijpen maar ik kon het gewoon niet, alsof een of andere onzichtbare barrière met tegenhield. Dat het angst voor eigen leven kon zijn drong me toen niet binnen en zou dat ook nooit doen, dat was een gedachte die ik jaren geleden vergeten had.
“Crucio.” De Heer mompelde de vloek zonder plezier, zonder genade, zijn stem weer teruggekeerd naar zijn neutrale toon. Mijn ogen groeiden en mijn mond viel open van verbazing toen de rode gloed haar stramme lichaam omarmde. Als haar lichaam niet zo wanhopig gesparteld had dan had het er haast vriendelijk uitgezien.
“Mijn Heer, wacht.” Ik deed twee stappen naar voren en ging de fout in. De rode gloed verdween voor enkele seconden en voordat ik wist waar het was voelde ik het. De stekende pijn die er voor zorgde dat je zo snel mogelijk dood wilde gaan. Een onontkoombare pijn.
Ik schreeuwde het uit en viel in kluwen op de grond toen hij ophield met vuren. Nog voordat ik me kon bewegen streek zijn mantel al langs mijn gezicht en streek hij langs me neer. De rode aders van zijn bloeddoorlopen ogen klopten zachtjes terwijl zijn dunne neusgaten heftig heen en weer bewogen.
“Zonderling,” siste hij, “waarom blokkeer jij de bedoelingen van jouw meester?” Ik krabbelde overeind en gooide me aan zijn voeten om zijn mantel opnieuw te kussen. “Vergeef me, mijn Heer, maar de vrouw praat niet. Ze schrijft alleen.” Er viel een korte stilte en diep van binnen bad ik dat hij me niet zou vervloeken voor het niet eerder maken van deze opmerking.
“Ah.” De mantel verdween uit zicht en stopte voor de nog steeds geknielde vrouw. “Beschrijf mijn dood. Nu.” Hij bewoog met zijn staf en uit het niets kwam een veer en een stuk perkament tevoorschijn.
Ze staarde ‘blind’ naar het stuk perkament voor zich voordat ze het aannam. Ze slikte diep en graaide toen ook de veer uit de lucht om die op het perkament te plaatsen. Antasha opende haar ogen en bekeek de man voor haar. Voldemort.
Ze haatte het om dit te doen, ze haatte het om haar ogen te openen voor de slechtste ziel die er op aarde rondliep. Ze wist dat ze opnieuw nachtmerries zou krijgen, dat de rood doorlopen ogen die ze nu voor zich zag haar een lange tijd zouden achtervolgen. Ondanks dit alles keek ze zonder aarzelen naar de beelden die de man met zich meedroeg. Het was haar lot om dit te doen.
Na enkele minuten sloot ze haar ogen weer, zeker van wat ze had gezien. Voldemort zou sterven, maar dat mocht hij niet weten. Diep van binnen voelde ze iets warms, een klein, gedimd vlammetje dat opeens nieuwe zuurstof kreeg. Ze zou zijn lot door de war schoppen. Ze zou zijn leven blokkeren.
Met trillende vingers liet ze de veer over het papier glijden, de letters maakten woorden, de woorden maakten zinnen. En beetje bij beetje maakte ze een nieuwe toekomst, eentje die alleen maar bestond uit leugens. Het vlammetje maakte nog een grote sprong voordat het weer doofde. Deze leugens zouden veel offers van zich vragen.
De bleke witte handen gristen het papier uit haar handen en ze kon het niet voorkomen om een rilling te onderdrukken. “Onsterfelijk?” De sissende stem had een andere toon gekregen. “Hoe?” Ze voelde hoe het perkament weer in haar handen werd gedrukt en de pen ruw op het oppervlakte werd gezet.
Antasha slikte en begon toen te bidden, alvast vergiffenis te vragen om alle dingen die nu zouden gaan gebeuren. “Het boek,” de stem siste van lichte opwinding, “het is dus waar.” Er klonk nog wat gesis, wat werd gevolgd door een zacht gemompel.
Door mijn wimpers heen volgde ik de hele situatie waar ik bijna niets van begreep. Wat was er met het boek? De gedachten werden ruw verstoord toen Hij maniakaal begon te lachen. Dat gebeurde niet vaak en kon maar een ding betekenen; Hij had ontdekt waar hij zo lang naar gezocht had.
Maandenlang waren we opzoek geweest naar bepaalde documenten, lang vergeten geschriften waarvan het bestaan niet eens meer zeker was. Ik en mijn mede dooddoeners hadden ons verspreid over de wereld en hadden in elke uithoek gezocht naar de papieren. Niemand was geslaagd en de Heer was langzaam veranderd in een ware tiran. Zelfs de trouwste volgelingen waren niet veilig geweest.
Onbewust streek ik over mijn borstkast heen, waar ergens een diep litteken prijkte. De beloning voor al het vermoeide zoekwerk en toch, vond ik het mijn verdiende loon. “Rick.” Ik keek op en knikte toen snel met mijn hoofd. “Neem de vrouw mee en bescherm haar, ze mag niets overkomen.” “Ja mijn Heer.”
Ik pakte Antasha bij haar handen vast en trok haar voorzichtig overeind van haar gevallen positie. “Kom,” fluisterde ik gemoedelijk in haar oor, “het is voorbij.” Tenminste voor nu dan, dacht ik erachter aan, de prop in mijn keel negerend.
Met een zachte beweging trok ik haar mee en leidde haar weg van de plek naar het dichtstbijzijnde verdwijnselpunt. Ik negeerde het brandende gevoel van de Curiatusvloek in mijn benen en verplaatste mijn concentratie op haar lichaam. Ze had niet geschreeuwd toen ze geraakt was door de vloek en daardoor had ik geen idee wat voorn uitwerking de vloek op haar lichaam had.
Omdat ik zo druk in de weer was zag ik niet de wetende blik die de Heer mij schonk. Hoewel de man niets van liefde moest weten en er absoluut niet geïnteresseerd in was herkende hij het wel. Hij opende het boek, bladerde het door en keek toen met een steeds groter wordende grijns naar de pagina. “Je hebt geen idee hoe een grote hulp je kunt zijn Zonderling, geen idee.”
~~~
~~~
“Antasha?” Ik maakte me voorzichtig los uit de warme omhelzing en stond op om wat te pakken. Zonder nog wat te zeggen draaide ik me om en bekeek haar van een afstandje. Haar doffe huidskleur had sinds die dag dat ik haar ontmoet had een mooiere kleur gekregen en ook haar lange haar was veranderd in een bos van lange, glanzende golven.
Het enige wat me aan die eerste ontmoeting deed denken was de diepe dofheid in haar ogen. Ik sloot de mijne snel zodat ik die dode blik niet hoefde te zien. Ik wist wat er in haar omging maar was blij dat ik het niet hoefde mee te maken. Ik was er niet sterk genoeg voor. “Antasha, ik heb wat voor je.” Ik glimlachte flauwtjes en liep weer op haar af om een lange, paarse hanger om haar nek te hangen. De purperen steen hing op de hoogte van haar sleutelbeenderen, precies in het kuiltje van haar nek. “Kijk, hij staat je fantastisch, alsof hij voor je gemaakt is.” Ik hield de zilveren familiespiegel voor haar gezicht, streek haar haren weg en glimlachte diep toen ze knikte. Een gebaar was meer dan duizend woorden.
~~~
*
Okay, ik weet dat de stukjes een beetje zoetsappig en saai worden maar ik moet alles even uitleggen omdat er anders geen knoop aan vast te maken is.
De volgende hoofstuk wordt weer spannender en dat blijft een stijgende lijn. Belooft.  |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Nov 21, 2006 16:59 |
 |
...
Dat ik me bij Zijn troepen had gevoegd betekende niet dat ik geen hart had. Ook al was ik hem een lange tijd kwijt, hij heeft er altijd nog gezeten. Verbitterd en gesloten voor iedereen die zich ermee probeerde te bemoeien. Gelukkig waren Dooddoeners niet geïnteresseerd in andermans emoties, de Heer nog minder en daar was ik alleen maar blij mee.
Maar die tijd was voorbij, mijn hart klopte nu hard en regelmatig dankzij een persoon die zich eigenlijk niet veel van de wereld bewust was. Antasha. Ik streelde zachtjes over haar schouder heen en sloeg een arm rond haar dunne, naakte lichaam.
Het was een mistige zondagavond, de zon scheen amper door de ramen heen en ik trok de dekens wat strakker om ons heen om de warmte beter vast te houden. Sinds tijden was ik niet zo gelukkig geweest. Ik had iemand die om mij gaf, iemand waar ik van hield, de opdrachten van de Heer gingen goed maar het allerbelangrijkste was toch wel dat Antasha in verwachting was. Ik zou vader worden.
Toen het lichaam naast me begon te bewegen wendde ik snel mijn hoofd af zodat ze geen verschrikkelijke beelden hoefde te zien. Enkele seconden later lag ze weer stil, al stroken twee vingers door mijn haar heen.
“Goedemorgen,” fluisterde ik tegen haar. Ze glimlachte flauwtjes en drukte haar lichaam tegen het mijne aan. Ik kwam de omhelzing tegemoet en sloeg mijn armen om haar heen. Zonder het te vragen wist ik dat onrustige zielen haar vannacht lastig hadden gevallen. “Sst, alles is goed. Het is nu weer veilig en-” Voordat ik mijn zin kon afmaken voelde ik een stekende pijn in mijn linkeronderarm. De Heer had me nodig.
Ik mompelde snel mijn excuses, glipte onder de warme dekens vandaan en huiverde toen de zwarte, stijve mantel over mijn huid gleed. Ik had nooit kunnen wennen aan het ruwe materiaal wat altijd als een soort dood stuk dier om je heen hing. Zelfs de geur was verre van lekker, hoe vaak ik hem ook waste. “Tot straks,” fluisterde ik terwijl ik door de deur verdween.
“Mijn Heer?” Ik staarde de man met verborgen nieuwsgierigheid aan, zoals ik altijd deed wanneer hij me een nieuwe opdracht zou geven. Ik had geen flauw idee wat hij deze keer van me wilde maar het boeide me mateloos. Zonder er over na te denken knakte ik mijn knokkels en liet toen mijn handen over mijn zakken glijden.
“Nee, Rick, vandaag zul je die niet nodig hebben. We gaan iets anders doen waar ik… hulp bij nodig heb.” De man sprak het woord met afschuw uit en ik wist waarom, hij hield er niet van om afhankelijk te zijn. En ik begreep precies hoe dat voelde, ik haatte dat gevoel haast net zoveel als hij, al liet ik het niet blijken.
“Natuurlijk mijn Heer, wat kan ik voor U betekenen?” Er klonk een laag sissend geluid, waarna een lange, bleke hand mijn schouder grof vastgreep. Voordat ik nog wat kon doen verdwijnselde de Heer en nam me in zijn ‘vlucht’ mee.
Toen de lucht weer zijn gewone dikte aannam keek ik met veel belangstelling om me heen; onder mijn voeten voelde ik een harde maar ongelijke oppervlakte dat me even verwarde. Een paar seconden later zorgde een geluid ervoor dat de verwarring verdwijnde, het geruis van de zee. “Mijn Heer?”
Er klonk een afkeurend gesis, gevolgd door een zacht; “Stel geen vragen. Doe gewoon wat ik zeg.” “Ja, mijn Heer.” De man draaide zich om en begon naar een soort inkeping af te lopen. Even later merkte ik dat het geen inkeping was maar een heuse grot die uitmondde in een grote, zwarte tunnel. “Rick.” Zonder op antwoordt te wachten vervolgde de man zijn verhaal.
“Zie je dat huis daar achter je? Ik wil dat je de man die daar woont hierna toe brengt. NU.” Zoals hij net had opgedragen stelde ik geen vragen. Ik boog snel en verdwijnselde naar het huis waar een klein lichtje de bovenste verdieping verlichtte.
Het huis behoorde tot een dreuzel, aangezien er geen schilden waren en het huis verlicht was met lampen. Het was duidelijk dat de Heer deze keer geen sporen wilde achter laten, vandaar dat deze man gekozen was.
Ik glipte door de voordeur heen, sloop de trap op en trapte de deur open waar een lichtstrook onder vandaan kwam. Nog voordat de man van zijn schrik was bekomen, schoot ik een verlammingsspreuk op hem af. Met een harde klap viel de man, samen met de houten schommelstoel waar hij in zat, verstijfd op de grond.
Ik negeerde de smekende blik in zijn ogen, greep hem ruw bij zijn bovenarmen vast en slingerde hem toen over mijn schouder heen. Met een spreuk zette ik de stoel weer overeind en begon het huis weer uit te lopen, er zouden geen sporen terug te vinden zijn.
Enkele minuten later stond ik weer voor Zijn neus en liet de man opnieuw met een harde smak op de grond vallen. De Heer knikte afwezig maar trok toen met afschuw zijn neus op. “Vies dreuzel volk,” siste hij tussen zijn tanden door, gevolgd door een wat menselijker; “Volg me.” Ik knikte alleen maar en hield mijn gezicht neutraal, het was me niet opgedragen om gevoelens te laten zien.
Ik pakte de kleine man bij zijn been beet en begon hem mee te sleuren. Normaal had ik een simpele Leviteer spreuk gebruikt maar de Heer had mij geen toestemming gegeven om magie te gebruiken. En dus deed ik dat ook niet.
Terwijl ik achter de lange, bleke man aanliep keek ik gehaast heen en weer. De grot werd steeds donkerder en de eens zwakverlichte ingang was al niet meer te zien. Het enige wat nu mijn weg verlichtte was het lichtpuntje van Hem dat nu tot een halt was gekomen.
“Rick, kom hier en houdt die man vast.” “Ja, mijn Heer,” antwoordde ik snel terwijl ik het logge lichaam van de man optilde. Dat de man tranen over zijn wangen had lopen deed me niets, ik had lang geleden mijn medelijden voor onze slachtoffers verloren.
De Heer leek nog steeds verveeld door de mans aanwezigheid en haalde snel een lange dolk uit zijn wapperende mantel. De ogen van de man groeiden van schrik maar hij kon niets anders dan toekijken terwijl de Heer een diepe snee in zijn arm kerfde. Daarna streek hij met het bebloede mes over de wand heen, die opeens een opening vertoonde die er net nog niet was geweest.
Ik grijnsde grimmig, de bloedspreuk was geen simpele om uit te spreken en de Heer was hier waarschijnlijk al een hele tijd aan het werk geweest. Met duistere magie natuurlijk, anders zou het niet zo beschermt zijn. “Kom,” siste de bleke man. Ik trok mezelf terug uit mijn gedachte, knikte en begon toen achter de man aan te lopen.
De ruimte waar we in terecht kwamen bleek een enorme en reusachtige grot te zijn met in het midden een groot meer. Zonder mijn verbazing te tonen keek ik aandachtig om me heen. De man had het waarschijnlijk opgemerkt want hij begon met zijn zachte gesis te spreken.
“Kijk en huiver, Rick, want dit is waar ik zo lang aan gewerkt heb. Mijn onsterfelijkheid.” Er volgde een laag gesis en een iets langere stilte terwijl we verder langs het meer liepen. “Mooi niet waar? Natuurlijk ik begrijp dat je vol vragen zit maar die kan ik je niet beantwoorden. Je bent hier om mij te helpen, iets wat je doet zonder vragen te stellen. Toch?”
Ik treuzelde geen seconde en gaf een bevestigend antwoord. De openbaring van net was een grote verrassing voor me geweest. Natuurlijk had ik geweten dat de Heer ergens mee bezig was, met iets duisters. Maar dat het zo iets belangrijks was geweest had ik niet kunnen beseffen. Dat ik hem hierbij mocht helpen wond me op en de trots die door mijn aderen liep zorgde er haast voor dat ik ging glimlachen. Haast.
“Stop.” Ik stopte gelijk en keek om me heen. We waren bij een van de uithammen van het meer gekomen waar, tot mijn grote verbazing, een klein bootje op ons lag te wachten. “Bezweer de man en ga dan in de boot zitten,” de man maakte korte en duidelijke bevelen terwijl hij in het houten ding stapte, “en raak het water onder geen enkele voorwaarde aan.” |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Za Nov 25, 2006 20:25 |
 |
...
Zonder geluid te maken zat ik weer in het bootje, deze keer op de terugweg. Achter mij zat de Heer zachte bezweringen uit te spreken waarvan ik niet eens wilde weten wat ze aanrichten. Ik sloot mijn ogen weer en kneep ze hard dicht om het geschreeuw van net weg te bannen. Iets wat niet echt lukte.
Nadat we op een of ander klein eilandje terecht waren gekomen had de Heer zijn plan uitgelegd, tenminste het gedeelte dat ik mocht weten. Hij was bezig met zijn ziel in stukken te splijten en die dan op te slaan in voorwerpen. Hierdoor kon hij onsterfelijk worden. Er zaten natuurlijk een hoop haken en ogen aan, bijvoorbeeld dat je iemand moest doden. Al was dat niet het grootste probleem voor hem.
Wilde je de bezwering laten werken dan had je hulp nodig van iemand anders, die behalve zijn bloed moest sprenkelen over het voorwerp, ook een deel van zijn krachten af moest staan om de betovering te voltooien. Ik had het gedaan zonder er nog een keer over na te denken maar voelde me nu zeer rillerig. Wat niet alleen veroorzaakt werd door de kilte van de grot.
Ik opende mijn ogen toen de boot ergens tegen aan botste en schoof enkele centimeters opzij toen ik witte gedaantes door het water zag drijven. Enkele seconden later besefte ik dat het de Necroten waren waar de man over gesproken had. Zij moesten helpen met het beschermen van de grot en het Gruzielement.
Het voorwerp was een medaillon geweest en als ik me niet vergist had dan had het een van de oprichters van Zweinstein initialen erop. Ik grijnsde lichtjes, de man zou en moest iets van klasse hebben. Waarschijnlijk zouden de andere voorwerpen ook van zulke afkomst zijn.
Het bootje botste zachtjes tegen de bodem van de grot aan en ik stapte uit om weer terug te lopen, al was ik nog steeds in gedachten verzonken. Nadat Hij de man had vermoord en zijn ziel in het voorwerp had gestopt, had hij een soort ondiepe bak tevoorschijn getoverd. Nieuwsgierig had ik erin gekeken maar er was niets te zien. De man had mijn gretigheid opgemerkt en snauwde; “Geduld Zonderling. Waag het niet te overhaasten.”
Ik had snel geknikt en twee passen achteruit gedaan, oplettend dat ik niet op het lichaam van de, nu dode, man ging staan. De Heer haalde een grote flacon uit zijn zak, trok de kurk met een piepend geluid eraf en sprenkelde de fluorescerende vloeistof in de schaal.
“Je kent Severus toch wel,” vroeg hij opeens. Ik keek verbaasd op, meestal was de man niet geïnteresseerd in de banden tussen zijn dooddoeners. “U bedoelt Sneep, mijn Heer?” Er klonk een kort gesis dat werd overstemd door het terugdrukken van de kurk. “Ja. De man was zo aardig om deze drank voor mij te brouwen. Een zeer giftige drank.”
Ik slikte en snapte de val, wilde je het Gruzielement te pakken krijgen dan moest je eerst de toverdrank opdrinken. Maar als de toverdrank dodelijk was dan zou je nooit aan het Gruzielement toekomen en dus was het veilig. Ik knikte nog een keer en glimlachte toen. “Geniaal.”
Terwijl ik achter de Heer aanliep, die tot mijn verbazing nog steeds spreuken aan het mompelen was, wist ik dat het idee zo mogelijk nog genialer was. Toen we eenmaal uit de boot waren gekomen, had Hij de boot zo behekst dat er maar een op leeftijd gekomen tovenaar in zou kunnen zitten.
Het idee had natuurlijk kleine gaten maar ik wist zeker dat als de goede kant er ooit achter zou komen dat Jeweetwel zijn ziel had opgesplitst, dan zouden ze nooit kinderen mee naar het eiland sturen. En dat zou hen ondergang worden, hun zachtaardigheid en medeleven. Hun gave om op te komen voor anderen en om hen te geven.
Ik voelde opeens een diepe steek van binnen en besefte dat het jaloezie was. Gelijk onderdrukte ik de gedachte. Ik was niet jaloers op mensen die niet meer de straat op durfden, die opgesloten zaten in hun huizen. Bang voor zichzelf en voor de veiligheid van hun kinderen die buiten voor hen aan het vechten waren. En voor de veiligheid van de wereld.
Ik snoof. Het zou ze nooit lukken. Wij waren veel sterker dan hen. Wij hadden betere banden, meer bondgenoten en waren niet bang voor iemand andermans leven. Wij gaven om niemand behalve onszelf van de Heer. Ik gaf om niemand behalve de Heer.
Even hielt ik halt, besefte toen dat ik door moest lopen en struikelde haast over mijn eigen voeten. Ik hoorde de man achter mij sissen en ik prevelde snel mijn excuses. Even waren mijn gedachten kwijt, verstoort door mijn misstap maar toen herinnerde ik ze weer. Ik gaf wel degelijk om meerdere mensen. Antasha, Marten, mijn familie.
Familie. Het was lang geleden dat ik iemand met dat woord had aangeduid. Sinds het verraad van mijn ouders en mijn broer, dat natuurlijk deels mijn eigen schuld was geweest, had ik bitter weinig familie gehad. Robins en Zwarts waren in de buurt gekomen maar dat was al weer zo’n lange tijd geleden en-
Ik schudde verward met mijn hoofd en probeerde de herinneringen weg te bannen. Het was nu niet veilig. “Familie.” Het woord was lange tijd een geheim voor me geweest maar nu begreep ik weer wat het betekende.
Door al mijn gepeins had ik niet opgemerkt dat we al weer naar buiten waren gelopen, dat de Heer de toegangspoort weer behekst had en dat ik in het licht van de maan was gaan staan. De sterren fonkelden onheilspellend boven mijn hoofd en ik keek verbaasd omhoog. De nacht was net zo donker als toen we vertrokken, al trokken er nu dunne wolkenflarden door heen.
De zeewind brieste zachtjes en gooide wat water in mijn nog steeds in gedachten verzonken gezicht.
“Rick.” Ik hield halt in mijn voetstappen en draaide me snel om, ik had toch niets verkeerd gedaan? “Mijn Heer?” Ik richtte mijn ogen snel op de grond maar hief mijn gezicht iets op, de kriebel in mijn maag negerend. Had de man mij horen mompelen?
“Hoe gaat het tussen jou en die vrouw?” Ik wist dat ik hem had moeten voorliegen, dat ik niets had moeten zeggen. Ik wist dat ik wijs mijn mond moest houden maar ik deed het niet. Ik moest het tegen iemand vertellen, iemand die wat terug kon zeggen. De Heer was niet de meest aanspreekbare man ter wereld maar hij toonde interesse in mij en dat deden de andere dooddoeners absoluut niet. En ook Antasha, hoewel ik haar niets kwalijk nam, praatte niet tegen me terug. En dus maakte ik toen de grootste fout van mijn leven.
“Heel goed mijn Heer. Ze is in verwachting van ons kind. Een zoon.” Het gezicht van de man liet geen emotie tonen maar zijn ogen knepen zich vol verwijt samen. “Ik neem aan dat dit jouw werkprestaties niet tegen zal werken, Zonderling.”
Ik slikte snel, richtte mijn gezicht op en keek hem in de ogen aan zodat hij zou weten dat ik niet loog. “Ik heb de eed aan uw gezworen mijn Heer. Ik zal u beschermen met mijn leven en niets maar dan ook niets zal dat tegen kunnen houden.”
De ogen van de man ontspanden zichtbaar en hij gaf een korte knik om te laten zien dat hij het begrepen had. “Ga Rick, ik roep je wel weer als ik je nodig heb.” Ik knikte snel, maakte een korte buiging en verdwijnselde toen uit zijn zicht. Je wist nooit wanneer zijn goede bui voorbij kon zijn.
Er blies een harde zeewind over het strand heen maar de bleke man die daar leek te wachten had er geen last van. Hij wreef met zijn lange vingers over zijn kin en een denkrimpel verscheen tussen zijn haast onzichtbare wenkbrauwen. Plotseling barstte hij in een hysterisch lachen uit en wreef een zweetdruppel uit zijn gezicht. Zijn plannetjes begonnen langzaam het grote complot te vormen en Zonderling had hem daar net bij geholpen. “Lang leve de mensheid. En zijn ondergang.”
~~~ |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
child of the other side
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal
|
Geplaatst:
Di Nov 28, 2006 19:42 |
 |
The madman’s idea
~~~
De vrouw keek gespannen toen ze de kamer in liep maar viel toch met een sierlijke boog in de houten fauteuil. Ik daarentegen sprong gelijk op en ging voor haar staan met gebalde vuisten die trilden van de spanning. “En!?”
Ze keek met een opgeheven wenkbrauw op en gebaarde dat ik weer moest gaan zitten. “En gedraag je niet ze kinderlijk.” Haar stem klonk benepen maar ik zei niets terug. Ze had gelijk, ik gedroeg me als een vijfjarige die een nieuw stuk speelgoed zou krijgen.
Een paar minuten later was het nog steeds stil en het trillen begon weer terug te komen. Ik keek haar doordringend aan maar ze lachte alleen maar vaagjes, haar ogen een en al mysterie. Net toen ik uit mijn stoel wilde opvliegen, opende ze haar mond en begon sarcastisch te praten.
“Gefeliciteerd Zonderling, je bent vader.” Ik rolde met mijn ogen en opende mijn mond om wat te zeggen maar ze ging verder voordat ik kon beginnen. “Het is een zoon, als je het zo graag wil weten. Je hebt dus een erfgenaam.” Zonder dat ik mezelf nog kon tegenhouden, verscheen er een grote grijns op mijn gezicht. Ik kuste haar op beide wangen; “Bedankt Bellatrix.”
Daarna vond ik mijn houding weer terug en veegde de glimlach van mijn gezicht. Dit was niet mijn doen. De vrouw gromde alleen maar en keek toen vragend naar mij op. “Wat,” vroeg ik wantrouwend. “Hoe ga je de blaag noemen?” Ik kneep mijn ogen even samen maar kon niet lang boos blijven kijken. Mijn bui was te vrolijk en ze had Antasha geholpen bij haar bevalling.
“Marten Zonderling.” Ik bestuurde de gezichtsuitdrukking van de jonge, redelijke knappe vrouw. Ze keek haast verrast op maar liet toen haar masker weer terug glijden. “Slijmbal.” “Jaloers secreet.” “Zak.” Ik schudde mijn hoofd en draaide me om, hier had ik geen zin in.
Halverwege de trap greep een ranke hand mijn schouder vast en hield me tegen zodat ik niet verder kon lopen. Voor de tweede keer rolde ik met mijn ogen en keek ongeduldig over mijn schouder heen. Ik wilde zo snel mogelijk naar de slaapkamer toe, Antasha omhelzen, gerust stellen en natuurlijk mijn zoon bekijken.
“Ik snap je niet Zonderling.” De zin had een diepere betekenis en ik zag de twijfel in haar ogen. “Waar heb je het over Bellatrix? Ik ben gewoon blij, is dat soms verboden?” Ze maakte een snauwend geluid en keek me verveeld aan. “Daar had ik het niet over. Ik bedoel dat mens-”
Ze stopte toen ze mijn priemende blik zag maar moest er uiteindelijk alleen maar om grinniken. “Je verwacht toch niet van me dat ik aardig en galant ga doen?” Er speelde een flauwe trek rond mijn lippen voordat ik mijn antwoord gaf. “Nee, het zou me alleen zeer verbazen. Jij en galant.”
Onze blikken kruisten elkaar maar ze zei niets. Ze keek me alleen maar boos aan, draaide zich toen snel om en beende de gang uit. Halverwege, toen haar lichaam al in het donker stond, wendde ze zich om en riep me iets toe.
“Ik waarschuw je Zonderling. Die vrouw brengt ongeluk, ze is nog hulpelozer dan die bastaard zoon van je. Ik zweer je, dit loopt niet goed af.” Ik knipperde een paar keer met mijn ogen en liet het tot me doordringen wat ze tegen me zei. “Ga iemand anders vervelen, van Detta. Ik bedank je voor je hulp maar ik heb geen zin in oude wijven geklets.”
Als een echte volbloed stak ze haar dunne neus in de lucht en stevende het huis uit zonder nog iets te zeggen. Ik lachte alleen maar en liep weer verder de trap op. Toen ik de slaapkamerdeur open deed, kwam een hard gekrijs me te gemoet zetten. “Antasha? Alles goed?” In de verte knikte iemand met haar hoofd en met opluchting liep ik op haar en het kleine bundeltje in haar armen af.
~~~
~~~
Ik streek met mijn hand door mijn halflange blonde haar en keek met een schuine blik naar het voorspel voor me. Een ontrouwe dooddoener werd langzaam zijn dood in gemarteld maar ik voelde geen medeleven voor hem. Hij had zelf de Heer in de steek gelaten dus het was alleen maar logisch dat hij daarvoor moest boeten.
Langzaam namen de lichtflitsen af, net zoals het gemurmel van onvergefelijke vloeken. Ik keek weer op maar zag alleen maar het bloedende lichaam van een nu dode man. Het zag er niet fris uit maar ik was het gewent geraakt. Bloed was een onderdeel van mijn leven geworden, zo ook de dood. “Men krijgt wat men verdient,” fluisterde ik zachtjes, tegen niemand in het bijzonder.
Na een kwartier was de bijeenkomst afgelopen al had de Heer gevraagd of ik nog even wou blijven. Hij had waarschijnlijk een speciale opdracht voor me, iets waar ik best wel naar uit keek. Ik hield ervan om alleen op pad te gaan.
“Mijn Heer, u had om mij gevraagd,” vroeg ik hem beleefd terwijl ik mijn lippen over de onderkant van zijn mantel liet gaan. “Rick.” De mans groet was niet meer dan dat maar ik trok me er niet veel van aan, zo deed hij altijd. Ik knikte zachtjes en liet mijn ogen op de onderkant van mijn mantel rusten totdat hij verder ging met spreken.
“Volg me.” Ik zei niets maar liep achter de wapperende mantel aan, gehoorzaam als altijd. “Rick, je weet dat ik bezig ben met iets groots, iets belangrijks.” Het duurde even voordat ik een antwoord had gevonden. “U bedoelt die spreuken in de grot bij de zee.” “Onder andere dat. Ja. Maar dat was maar een klein … zeg maar onderdeel van het grote geheel.” “En U heeft nog een deel nodig.”
De man draaide zich om en knikte met zijn hoofd, zijn ogen bodemloos terwijl ze over mijn lichaam heen gleden. “Snel en slim als altijd. Dat mag ik Zonderling.” “Ik doe mijn best, mijn Heer.” De man wapperde met zijn hand en ik sloot wijs mijn mond, Hij had geen zin in geslijm. Ik onderdrukte een glimlach toen ik aan Bellatrix woorden moest denken.
“Je doet alles voor je Heer, nietwaar Rick?” Ik bleef even stil bij die vraag. Natuurlijk had ik alles voor de man over, hij had ervoor gezorgd dat ik was geworden zoals ik nu was. En daar was ik hem eeuwig dankbaar voor. Toch was er iets niets pluis met die vraag. Een koude rilling gleed over mijn rug heen en zorgde ervoor dat mijn rughaar rechtovereind ging staan.
De man keek me ongeduldig aan en siste langzaam zodat ik verschrikt opkeek. “Natuurlijk mijn Heer, ik dwaalde even af. Vergeef mij.” Ik boog snel en gooide me voor zijn voeten. “Sta op, Zonderling, ik haat hielenlikkers. In ieder geval heb ik een opdracht voor je, die je natuurlijk voor me zal vervullen.” “Vanzelfsprekend,” stemde ik in, al werd het nare gevoel steeds erger.
“Ik heb je vrouw en kind hier voor nodig.” Ik fronste mijn wenkbrauwen en keek hem verbaasd aan. “Vergeef me dat ik dit vraag mijn Heer, ik weet dat Antasha u zonder tegenspreken zou helpen, maar ik snap niet hoe mijn twee maanden oude zoon u van dienst kan zijn?”
“Ik had het niet over diensten, idioot. Ik wil hun levens!”
*
En Potterfreaky bedankt voor haar pb'tje. |
_________________ insanity is contagiousAny fear, any memory will do;
and if you've got a heart at all,
someday it will kill you too
|
|
  |
 |
|
|