Auteur |
Bericht |
Jet
3e jaars
Verdiend:
47 Sikkels
Woonplaats: Hm?
|
Geplaatst:
Di Dec 05, 2006 13:33 |
|
Na de woorden Niemand hoeft hier te sterven! van Will beseft Caitlin dat degene die de profetie pakt zijn leven opgeeft. Vanaf dat moment gaat het allemaal zo snel dat het nauwelijks te volgen is. Met veel moeite probeert Caitlin op te nemen wat er om haar heen gebeurd. Veel geschreeuw, veel onrust en veel angst bezit de groep, maar dan plots krijgt de stilte de overhand. Caitlin krijgt er een naar gevoel van, alsof ze plotseling doof geworden is. Tot haar opluchting ziet ze dat de stilte niet aan haar oren lag, maar aan de mensen die ineens op zijn gaan houden met praten. Iedereen kijkt maar één richting op.
In een korte flits ziet Caitlin Oliviers hand naar de bol grijpen. Hij houdt hem vast en vanaf dat moment draait alles om Caitlin heen. Een licht gevoel in haar hoofd zorgt er bijna voor dat Caitlin haar bewustzijn verliest, maar net op tijd voelt ze de rust om haar heen wederkeren.
De groep bevind zich nu op een vreemde, voor Caitlin onbekende, plek. Een ronde ruimte beneden, waar iedereen staat en ronde banken om hen heen.
Verbaast door deze gebeurtenis kijkt Caitlin om haar heen. Wat gebeurde er? Zouden ze nu allemaal sterven?
Een klap en een klinkelend geluid klinkt van Olivier vandaan. Hij heeft de profetie laten vallen en op het moment dat Caitlin zich ernaar toe draait verschijnt er een schim die langzaam begint te spreken. Dit moet de voorspelling zijn beseft ze nieuwsgierig. Zo goed mogelijk probeert ze de woorden op te vangen, maar dit is erg moeilijk.
De man is uitgesproken en Caitlin heeft het gevoel dat ze niet veel wijzer is geworden. De stilte keert weer terug en Caitlin kijkt om haar heen. Niemand schijnt dit verwacht te hebben. Het gefluister van Mara wijst erop dat Caitlin niet de enige is die niks van dit tafereel snapt. |
_________________ "I could not touch you. It was old magic, something I should have forseen.
But no matter, no matter. Things have changed,
I can touch you now." |
|
|
|
Eldarion'
6e jaars
Verdiend:
26 Sikkels
Woonplaats: Middle Earth
|
Geplaatst:
Di Dec 05, 2006 13:48 |
|
Roxan volgt de anderen, maar wel op een afstandje. Het lijkt haar niet het slimste idee om zich nu naast Grace op te stellen om de Sado-bewoners in verwarring te brengen. Ze volgt het schouwspel om de profetie, en doet moeite om er zelf niet op af te stormen en hem te pakken. Een andere wereld, dat klonk nog niet eens zo slecht. Misschien wel vrediger dan deze, waarin ze nog steeds een volbloed zou moeten vermoorden.
Maar Olivier pakt de profetie. Even krijgt Roxan het gevoel alsof ze van hier naar de andere kant van de wereld verdwijnselt, maar even later staat ze in een amfitheater. Ze kijkt verdwaasd rond, maar kan er niets van maken. Ook van de woorden van de oude man snapt ze niet veel. Moeilijke keuze? Welke keuze dan? Mara spreekt.
'Nee, dat weet ik niet.. Olivier blijkbaar wel,' zegt ze met gefronste wenkbrauwen, kijkend in de richting van Olivier. Hij liep wel heel vastberaden op iets af.
'.. waar is Grace?' mompelt ze erachteraan. |
_________________ All that is gold does not glitter,
Not all those who wander are lost.
The old that is strong does not wither,
Deep roots are not reached by the frost. |
|
|
|
Olivier
The Fullblood Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Leerlingenkamer Huffelpuf
|
Geplaatst:
Di Dec 05, 2006 17:43 |
|
OOC: Eindelijk is het zover , de vorige keer werd het hem/mij op het laatste moment ontnomen door de KdH, maar nu gaat het lukken
“Kom maar Olivier, hier is het veilig,” fluistert ze.
Ze kan de tranen in haar ogen nauwelijks bedwingen als ze na al die jaren weer recht voor haar zoon staat. Hij leek sprekend op haar man en maakte een knappe uitstraling (ach, moeders vinden dat altijd ). Ze moest moeite doen om niet naar hem toe te rennen om hem te omhelsen, maar ze wist dat dat niet mocht. Als ze eenmaal de grens overschreden had kon ze niet meer terug en zou ze voor eeuwig over de aarde moeten spoken.
“Olivier mijn jongen, kom alsjeblieft met me mee,” vraagt ze nu met iets meer dwang in haar stem.
Met een schok draaide hij zich om toen hij de stem opnieuw hoorde. Tranen liepen over zijn wangen toen hij daar degene zag die hij alleen van foto’s kende. Degene die hij al jaren mistte in zijn leven.stond nu voor hem. Hij hoefde niet eens meer na te denken, hij ging naar de andere wereld…
Tranen sprongen in zijn ogen bij het zien van zijn moeder. Olivier huilde niet vaak - eigenlijk nooit, zeker niet in het bijzijn van half Sado – maar het kon hem niets deren. Het viel hem niet eens op dat half Sado om hem heen stond. Hij zag alleen zijn moeder. Voor de anderen was het een raar gezicht aangezien zij zijn moeder niet konden zien. Zijn moeder stond onder een stenen poort waarin een gordijn hing. De poort naar de andere wereld…
Hij zette enkele passen voorwaarts en was nu vlakbij zijn moeder. Hij wilde haar omhelsen, maar toen hij vlakbij was was ze plots verdwenen. Hij hoorde alleen haar stem.
Volgens plan verdween Chantal snel achter het gordijn toen Olivier vlakbij was. Ze moest hem zien mee te lokken.
“Kom Olivier, je vader is er ook. We willen je wat vertellen,” zei ze om hem verder mee te lokken. Ze wachtte gespannen af, zou haar zoon eindelijk weer in dezelfde wereld als haar zijn?
Zijn vader was er ook! Olivier’s geluk kon niet meer op. Eindelijk kon hij zijn vader zien, iemand wie hij dolgraag altijd bij zich had willen hebben. Zijn vader was een voorbeeld voor hem, al kon hij alleen op de verhalen van zijn opa afgaan.
Zonder nog langer na te denken stapt hij onder de boog door het gordijn heen, de gewone wereld zonder liefde achter zich latend. Hij voelde meteen de warmte toen hij een ruimte vol mist binnenliep.
Hij volgde langzaam zijn moeder die steeds verder ging over een soort van pad. Toen hij haar plots niet meer zag keek hij paniekerig om zich heen. Waar moest hij nu heen?
Maar dan ziet hij ineens een andere boog voor zich, vele malen groter als de vorige. Net voor die boog staat een gedaante die hij nog maar vaag kan onderscheiden. Hij versnelt zijn pas en algauw herkent hij de gestalte van een man. Even denkt hij dat hij het zelf is, maar dan weet hij wie het is; zijn vader…
Hij stond al een tijdje ongeduldig te wachten bij de poort toen zijn vrouw eindelijk weer verscheen. Hij gebood haar om terug te gaan en even later verdween ze door de grote boog.
Vlak daarna zag hij de gestalte van zijn zoon steeds groter worden. Vol trots begroette hij zijn zoon met een glimlach op zijn gezicht toen deze vlak voor hem stond.
“Mijn zoon, eindelijk ontmoeten we elkaar,” brengt hij uit. “Wat heb ik lang op deze dag gewacht.”
“Luister goed Olivier, je bent hier niet zomaar.” Hij zij even niets en keek zijn zoon aan. Ondertussen probeerde hij te bedenken hoe hij zijn verhaal moest brengen.
“Vroeger toen ik ongeveer net zo oud als jij was, was ik altijd trots op mijn vader. Ik wilde hem helpen om de macht over Sado te behouden,” begon hij zijn verhaal.
“Helaas werd mij die taak afgenomen door onze geliefde buurvrouw, zoals je ondertussen ook weet. Ik vraag me nog steeds af hoe een volbloed een andere volbloed kan vermoorden.
Ik was blij dat er in ieder geval een zoon was die mijn taak zou kunnen overnemen. In het begin leek alles goed te gaan, Olivier, je leerde veel van mijn vader over onze levensopvatting. Maar er kwam een punt dat het misging. Het punt waarop je dat zogenaamde volbloedmeisje Sarah ontmoette. Je weet dat je opa jullie relatie in het begin heeft gedwarsboomd en haar zelfs heeft proberen te vermoorden, maar dat is helaas niet gelukt.”
Hij keek even naar Olivier om te zien hoe hij op deze woorden zou reageren, op een of andere manier hield zijn zoon nog steeds van haar.
“Vanmorgen heeft hij je opnieuw gewaarschuwd, zoals je weet, en ik hoop dat je zijn advies eindelijk eens wilt aannemen. Je moeder en ik staan namelijk volkomen achter dit idee. Als je haar afzweert kun je terugkomen op het goede pad. Trouw een mooie volbloed en zorg voor nageslacht, zorg dat je opa, ik en je moeder weer trots op je kunnen zijn!”
De laatste woorden spreekt hij met iets meer kracht uit. Hij wil Olivier duidelijk maken hoe belangrijk hij dit vindt.
Olivier luisterde aandachtig naar de woorden van zijn vader. Het was duidelijk een wijs man waarvan hij veel had kunnen leren. Echter, wanneer hij over Sarah begint voelt Olivier een lichte woede opborrelen. Hoe durft zijn vader zo over haar te spreken. Zijn grootvader had ook van haar af moeten blijven. Olivier onderbreekt zijn vader toch niet, hij wil eerst naar zijn verhaal luisteren.
Wanneer Klaus over die ochtend begint heeft Olivier het beeld ineens weer duidelijk voor de geest. Zijn opa had hem een voorstel gedaan in het steegje vlakbij Sarah’s huis; als hij Sarah zou vermoorden zou hij zich terug mogen aansluiten bij zijn opa en zouden ze samen de bloedbesmeurden uitroeien.
“Je zult nu een definitieve keuze moeten maken Olivier. Ga je voor de bloedbesmeurden, of ga je voor de Volbloeden,” zei hij luid en duidelijk, hij keek Olivier recht in de ogen aan.
“Wanneer je ervoor kiest om met mij mee te gaan door deze poort zul je hier voor altijd moeten blijven. Je zult blijven steken in het verleden waar je mij en je moeder nog had, waar je nog alles deed voor dat domme wicht dat totaal niets om je geeft.
Je kunt er echter ook voor kiezen om terug te gaan, ik geef je dan dit blad mee.” Hij haalde een uit een boek gescheurde bladzijde uit zijn mantel en liet die aan Olivier zien.
“Dit is de eerste aanwijzing om het Mysterie van Sado op te lossen. Er zijn nog 4 uitgescheurde bladzijden. Wanneer je kiest voor het heden kun je zo dadelijk deze bladzijde meenemen om aan de anderen te laten zien. Zorg dan dat je de opdracht vervult en de macht over Sado verbroken wordt. Sluit je terug aan bij je opa en jullie kunnen samen heersen over het dorp dat ons eigenlijk ook toebehoort.”
Smekend kijkt Klaus naar zijn zoon, hopend dat hij terug op het goede pad terechtkomt en zijn trots weer helemaal herstelt kan worden.
“Mijn zoon, je moeder en ik zouden zó verschrikkelijk trots op je zijn als je dit zou willen doen. En je opa heel zeker. Het is nog niet jouw tijd om hier te blijven, je hebt nog een heel leven voor je.”
Na deze pleidooi van zijn vader slikte Olivier en keek zijn vader bedenkelijk aan. Wat moest hij nu doen? Moest hij kiezen voor het heden of het verleden? Natuurlijk wilde hij dat zijn vader trots op hem zou zijn, natuurlijk wilde hij dat zijn opa trots op hem zou zijn, maar wilde hij nog wel terug naar de andere wereld? Wat had hij daar nog te zoeken.
‘Je opa en jij zullen heersen over Sado,’ galmde door zijn hoofd.
In één keer hakte hij de knoop door; “Ik doe het,” zei hij vastbesloten. “Ik zorg dat je trots op me kunt zijn, pap.”
Hij pakte de bladzijde uit handen van zijn vader en liep toen direct weg, bang dat hij zich zou bedenken. Op weg terug naar de kleine boog keek hij nog eenmaal om naar zijn vader.
“Doe mama de groeten, we zullen elkaar ooit weer terugzien,” zei hij emotioneel. Nu hij na al die jaren zijn ouders ontmoet had was het hard om hen weer te moeten verlaten. Maar hij mocht niet als een lafaard bij zijn mammie gaan zitten.
Na even te hebben gelopen dook de boog op in de mist en Olivier ging terug over de grens naar het heden. Een nieuwe toekomst ging hem tegemoet.
Hij stond weer terug op het podium en zag alle Sadobewoners rondom de boog staan of zitten. “We hebben de eerste aanwijzing,” was het enige wat hij zei. Hij pakte het papier vast en begon voor te lezen:
Hoofdstuk 5 – Het Mysterie van Sado
Iets wat vele mensen in Sado al lange tijd bezighoudt is ‘het Mysterie van Sado’ zoals het ondertussen genoemd werd. In het begin was alles vredig en rustig, zoals je in eerdere hoofdstukken kon lezen. De drie koppels – volbloeden, halfbloeden en modderbloeden – ontmoette elkaar bij de enorme treurwilg en stichtte een dorp. Ze leefde vredig samen en er leek niets aan de hand te zijn.
Op een dag is het op een of andere manier misgegaan, er gebeurde steeds meer dingen die de onvrede in het dorp stimuleerde. Er waren allerlei burenruzies en epidemieën waarvan de bewoners elkaar de schuld gaven, zo ontstond er langzaam een steeds grotere haat tussen de dorpsbewoners.
Het zwartste gat in de geschiedenis van Sado was de dag waarop de aparte wijken werden ingesteld. Mensen van verschillende bloedsoorten mochten niet meer bij elkaar wonen. Iedere volbloed kreeg zijn eigen wijk, met eigen voorzieningen. Alleen de drie oerfamilies woonden nog langs elkaar omdat zij regelmatig moesten vergaderen.
Er zijn allerlei theorieën die de ronde doen, er zou een vloek op Sado rusten die iedereen uit elkaar dreef, maar ik heb zo mijn eigen theorie. Deze zal ik in de komende bladzijden toelichten.
En volgens mijn theorie is dit hele ‘mysterie’ begonnen op Zweinstein’s Hogeschool voor Hekserij een Hocus Pocus. Volgens mij is alles begonnen met die ene gebeurtenis, een dag die iemand de mensen duidelijk heeft willen doen vergeten. Ik begon mijn speurtocht dan ook op Zweinstein, waar ik net als iedereen zoveel herinneringen aan heb.
De legende van Sado: Hoofdstuk 5 – Het Mysterie van Sado pagina 46
Na de laatste zin van de bladzijde te hebben voorgelezen kreeg Olivier het gevoel dat hij weer 12 was, hij zag Zweinstien duidelijk voor zich..
OOC: Voila, tijd voor de Zweinsteinherinneringen. Gelieve de herinneringen van AL je personages in één post te zetten. Je kunt zelf weten hoe je het invult; bijv. met een goede en een slechte zweinsteinherinnering
Je krijgt t/m zondag de tijd om je herinnering(en) te posten! |
_________________ 'I've to go back, haven't I?' 'That is up to you.'
'Do I have a choice?' 'Oh Yes.' Dumbledore smiled at him. 'We are in King's Cross you say? I think that if you decided not to go back, you would be able to...let's say...board a train.' |
|
|
|
Reflex
Beginnend Tovenaar
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Princeton-Plainsboro Teaching Hospital.
|
Geplaatst:
Di Dec 05, 2006 20:55 |
|
ooc: volgens deb was het goed [/herhaling]
Plots draaien er herrineringen om haar heen. Verwoed wil Aisha ze wegschudden, maar het lukt niet. Beelden van haar hogwarts periode schieten aan haar voorbij. Vanaf het moment dat ze op de hogwarts express stapte, tot op het moment dat ze afstudeerde. Alle belangrijke momenten waren er. Steeds sneller schieten de herrineringen voorbij in een soort van duisternis en het ene moment verschijnt er een lach op het gezicht van de Aisha in het heden, dan een grimas en soms, soms glijdt er een traan over haar wang.
Plots lijken de herrineringen te vervagen, maar niet veel later beseft Aisha dat het niet waar is. Een herrinering blijft over... Een herrinering die eigelijk nog elke dag haar gedachten beinvloed, alsof de gebeurtenissen van slechts gisteren waren. Aisha’s gezicht is vol verdriet, wanneer ze terecht komt in de eerste seconde van haar herrinering. Ze voelt zich weer helemaal 15.
Het triwizard tournement vindt dit maal op Hogwarts plaats, het is kerst en zo’n anderhalf uur geleden hebben zes jonge mensen het Yuleball geopend. Momenteel draait er heftige muziek, van een van de jongste bands die de toverwereld rijk is. De sterren staan al een tijdje aan de hemel en buiten lopen al een heel stel giegelende stelletjes. De duizenden lichtjes in de grote kerstboom, verlichten de Grote Zaal.
Het was haar 5de jaar geweest. Aisha had gehoopt dat deze avond leuk zou worden, maar na tien minuten had haar danspartner haar al verlaten voor een of andere chick van Slytherin uit het zesde jaar. Verveeld had Aisha vervolgens door de Grote Zaal geslenterd, terwijl iedereen het leuk leek te hebben. Af en toe nam ze wat drinken, nu liep ze de Grote Zaal uit, om wat frisse lucht te gaan halen. Buiten lette er niemand op haar. Er hingen dronken jongens voorover in de struiken, waarschijnlijk waren ze aan het overgeven. Verderop, in andere struiken, zaten koppeltjes te flikflooien. Aisha hoopte voor hen dat ze niet in de kots waren gaan zitten, dat was waarschijnlijk niet al te fijn voor ze geweest.
Enkel een minuut was ze buiten geweest, toen er achter haar een jongensstem had geklonken.
“Als dat mevrouw de halfblood niet is..” De jongen had gedronken (volgens Viool teveel kaas gesnoven ), ze rook het niet alleen, maar hoorde het ook aan de manier waarop hij sprak. Ze wist wie het was, de populaire Slytherin, althans in haar ogen was hij dat geweest, ze kende hem niet echt. Frapant wel hoe zelfs in dronkenschap aangeleerde denkwijzen niet verdwijnen, had ze gedacht.
Rustig was ze doorgelopen, maar dat was een schop tegen het zere been, waarschijnlijk, want de jongen kwam haar wankelend achterna. Hij stak zijn hand uit en greep haar arm vast. Overdonderd door die actie, had Aisha de jongen aangekeken. Het was een knappe jongen, dat had ze altijd al wel gevonden, en misschien was het wel daarom dat ze hem haar vast liet houden zo.
“Rustig.” Zei de jongen. “Je gaat toch nog niet weg.” Als dat haar nu zou gebeuren, zou ze de grijns van de jongens gezicht hebben geveegt, toen deed ze dat echter niet. Zwijgend had ze hem aangekeken. Enkele seconden hadden ze zo gestaan, toen had de Slytherin haar andere arm ook vast gegrepen.
“[b]Ik denk dat jij ook niet zo’n plezier hebt op het feestje, momenteel.[b]” Had hij gezegd, af en toe onderbroken doordat hij zelf niet uit zijn woorden kon komen. Aisha had hem aangekeken en langzaam geschudt. De jongen was gaan lachen. Aisha voelde hoe de jongen haar langzaam achteruit duwde en ze vroeg zich af wat de bedoeling was, totdat ze in een struik geduwd werd. Met haar losgekomen arm duwde ze wat takken aan de kant, die haar bezeerd zouden hebben.
Toen ze enkele minuten later de struiken uit struikelde keek ze nog eenmaal achterom naar Olivier, terwijl hij weer overeind kwam en zich wankelend een weg begon te zoeken naar waarschijnlijk de common room van Slytherin.
Het jaar waarin dat gebeurd was, was ze Olivier enkele malen in de gangen tegen gekomen. Hij gaf niet de indruk het zich nog te herrineren, hij liep haar immer voorbij zonder ook maar op haar te reageren. Het was de alcohol geweest, die hem alles had laten doen. Doch stelde dat haar niet gerust, ze háátte hem en nog steeds...
Niet veel langer dan een maand na die avond wist ze het en de wanhoop was nabij. Ze was nog geen 16 en zwanger van een kindje, hoe kon ze dat nu aan haar familie uitleggen? De familie die ze nog had althans... Hoe zou ze dit ooit aan Gaia moeten vertellen, wat zou haar zusje wel niet van haar denken? Wat zouden ze op school wel niet van haar denken? 16 jaar en een kindje...
Al een tijd voor de examens moest ze stoppen met school. De laatste weken waren zwaar geweest en vier weken te vroeg werd er om 6 uur ’s ochtends een meisje geboren. Aisha was blij dat het kindje geboren was, maar nu? Het kleine meisje kreeg de naam Jessie, ze werd vernoemd naar haar grootmoeder. Die dag had ze haar kindje in haar armen gehad, ze had hém zelfs vergeven, toen ze over het wangetje van het meisje streek. Die avond echter begon het meisje vreemde geluiden te maken, haar gezichtje zag er bleek uit en Jessie’s kleine handjes trilden. De hele nacht waren er helers gekomen en gegaan, hadden geprobeerd het meisje beter te maken... In die nachts was haar haat terug gekomen, hij had haar leven verpest en hij deed dat vanaf waar dan ook zelfs met die van haar kleine dochtertje. Niets hielp, vijfentwintig uur na de geboorte, om 6.56 uur stierf het kindje in de armen van haar jonge moeder.
Het opvolgende jaar, wat begon slechts kort na de dood van Jessie, zou ze volgen. De school had toegestaan dat ze gewoon verder zou gaan. Als een klein zielig hoopje had ze zich het hele jaar door de gangen voort bewogen, ze had ogen in haar rug voelen prikken, telkens weer opnieuw en opnieuw, alsof ze er nooit genoeg van hadden gekregen. Niemand, behalve Gaia, wist wat er die avond gebeurd was, niemand wist ook wie de andere helft van dit ‘voorval’ was geweest. Ze had zelfs zijn ogen weleens spottend naar haar zien kijken...
In de Kamers des Doods zakt Aisha op de grond en de tranen stromen over haar wangen, gebroken staart ze voor zich uit. Door haar tranen heen zoekt ze haar zus, de enige die haar in die tijd niet in de steek heeft gelaten. De wonden in haar hart waren begonnen te helen, maar ze zijn zojuist weer open gebarsten en het bloed stroomt eruit. Gelukkig zou hij nu ook dood gaan, gelukkig had hij die bol gepakt, hopelijk zou het uitkomen en zou hij doodgaan.
Marwan zakt op de grond, zijn gedachten lijken vaag te zijn. Plots verscherpt alles en komen er herrineringen boven drijven. Als in trance staart Marwan voor zich uit.
Hij was veertien en het was warm weer, zo voor het begin van mei. Marwan zit met zijn vriend Will in het hoge gras en samen lachen ze om van alles en nog wat. Niet ver van hen vandaan zitten wat meisjes van hun jaar, waaronder het meisje waar Marwan al een tijdje ‘wat’ mee had. Af en toe knipoogt hij even naar haar, zoals hij oudere leerlingen wel eens zag doen naar hun vriendinnetjes. Hij was nog niet zo ervaren, ze hadden pas twee weken iets en hiervoor had hij nog nooit eerder een vriendinnetje gehad. Op de momenten dat hij knipoogde zag hij hoe haar vriendinnen giegelden, maar Jessica glimlachte vooral even kort.
In het heden glimlacht Marwan.
Twee jaar later, op zijn zestiende. Het was bijna kerst en bijna iedereen ging naar huis. Voor zijn neus stond Jessica, ze zag er mooi uit. Ze had een donkerrode das om haar hals en haar haar had ze opgeknoopt. Ze leek wat te willen zeggen, maar het scheen haar niet te lukken. Af en toe keek ze naar Will, die naast Marwan stond. Toen kwam het hoge woord eruit, het was vanaf nu uit tussen hen. Ze zag het niet meer zitten. Marwan voelde een steek en de vakantie die hij altijd op hogwarts doorbracht was rot geweest. Alleen, want Will was er niet, had hij in de common room zitten huilen.
Het was nog geen jaar later geweest, dat de vriendschap tussen hem en Will kapot was gegaan. Will was er vandoor gegaan met haar, zijn grote liefde. |
_________________ 'Once you let your grief become anger, it will never go away' Benjamin Linus
"Destiny is a fickle bitch"
"Que sera, sera." |
|
|
|
Eldarion'
6e jaars
Verdiend:
26 Sikkels
Woonplaats: Middle Earth
|
Geplaatst:
Wo Dec 06, 2006 14:16 |
|
‘Hogwarts,’ zegt ze zacht, met gemengde gevoelens.
Haar gedachten gaan terug naar de tijd dat ze haar brief kreeg. Na de zoveelste keer alleen door Sado gelopen te hebben, omdat Lana ‘spoorloos verdwenen was’, kwam ze thuis en zag ze haar brief liggen op de stoffige oude kamertafel. Ze hield van het interieur van het oude huis, het huis van haar opa en oma waar Roxan woonde. Ze was toen haar ouders al verloren.
Ze las de brief, maar wist niet goed wat ze er nu mee aanmoest. Een toverschool? Maar ik kan toch niet toveren? Ze besloot het aan haar opa te vragen, die in de oude schommelstoel de krant zat te lezen met een verdachte glimlach op z’n gezicht. Hij zag haar de kamer binnen komen en begon al te praten voor ze haar mond nog maar open kon doen.
‘Roxan, meisje, ik kan niet zeggen hoe gelukkig ik was toen ik de brief zag liggen. Ongetwijfeld kom je me nu vragen wat hij betekent. Nou, ik zal je zeggen, je bent een heks! En wel de derde van het gezin, je broers zijn ook tovenaars. Zelf ben ik een snul, dat betekent dat mijn ouders wel magische krachten had, maar ik ze niet geërft heb. Ik was zo bang dat de magie de familie uit zou gaan..’ vertelt hij, terwijl verder aan een stuk door gaat en Roxan aandachtig luistert.
(…)
‘Ravogn, Roxan’
Ze was op Hogwarts en stond op het punt om ingedeeld te worden. Met een ‘big smile’ stond ze voorin de Grote Zaal, hoewel ze wel een beetje zenuwachtig is. Ze loopt naar de stoel en zet de hoed op, die gelijk tot over haar neus zakt en begint te praten. “…”
‘Griffoendor!’
Roxan, blij dat ze niet naar Zwadderich moest, liep naar de tafel van Griffoendor, waar hevig geapplaudiseerd werd. Als ze daar zit, kijkt ze rond. Tussen alle onbekenden ziet ze ineens een gezicht wat haar bekend voorkomt. Lana! Gelijk is ze niet meer boos op Lana, omdat ze zomaar is weggegaan. Ze kon er niets aan doen. Ze zwaait naar Lana en begint dan te eten.
(…)
Kerstvakantie, tweede jaar. Roxan laat in de leerlingenkamer verveeld kerstcadeautjes vliegen. Iedereen was naar huis, maar zij zat er nog. Wegens omstandigheden kon ze niet naar huis. De deur gaat open en er komt een meisje binnen. Roxan kent haar alleen van gezicht.
‘Hoi, ik ben Fleur en ik zie dat jij ook alleen bent, heb je misschien zin om mee te gaan zwerkballen?’
Roxan had nog nooit gezwerkbald, maar wilde deze uitnodiging niet afslaan. En nieuwe mensen leren kennen, dat was nooit erg. Ze besloot mee te gaan.
‘Oke, da’s goed. Ik heb het alleen nog nooit gedaan. Mijn naam is Roxan, trouwens.’
‘Ach, da’s niet erg! Ik leer het je zo’
Op het veld aangekomen, leent Roxan een bezem van de school. Hoewel hij een beetje schokte, zou ze er best op kunnen vliegen. Fleur leerde haar de basistechnieken en zei dat ze maar eens moest proberen of ze zichzelf de lucht in kreeg. Roxan probeerde het, en vloog binnen de korste keren het zwerkbalveld rond. Fleur stond toe te kijken en klapte in haar handen.
(…)
‘En start!’
Alle ballen vliegen omhoog en de spelers gaan de lucht in. Roxan, die inmiddels jager was geworden, speelt haar eerste wedstrijd. Zwerkbal bleek haar goed af te gaan en op aanraden van Fleur was ze dus in het team gegaan.
(…)
Zo gauw deze herinnering in haar hoofd kwam, vervaagt hij ook weer. Ze wil er niet aan denken. Haar eerste zwerkbalwedstrijd was een ramp. Een volbloed van drie jaar ouder uit Sado had haar van haar bezem geblazen en toen ze wakker werd, lag ze op de ziekenzaal. Typisch.
Roxan kijkt weer rond in het amfitheater. Het was een beter idee om te bedenken wat ze hier deed dan wat ze in het verleden had gedaan. |
_________________ All that is gold does not glitter,
Not all those who wander are lost.
The old that is strong does not wither,
Deep roots are not reached by the frost. |
|
|
|
Lacrimosa
4e jaars
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Sleeping by the wasteside of tomorrow
|
Geplaatst:
Wo Dec 06, 2006 19:57 |
|
“Wat lees je?”
Gaia schrikt op uit haar gedachten als er twee handen de kaft van haar boek obvatten. Gelaten laat ze het uit haar handen glijden en kijkt toe wanneer Loubna (Debpower koos de naam :’)) nieuwsgierig haar blik laat glijden over de pagina’s en dan een moeilijke grimas trekt wanneer ze met gespleten ogen de Latijnse benamingen tracht te lezen. Loubna tuit zuinig haar mond en gaat in kleermakerszit op Gaia’s bed zitten. Er valt een korte pijnlijke stilte wat de laatste weken meermaals voorkomt tussen de twee, tot Gaia’s spijt.
“Ik ben bezorgd om je”, gaat Loubna aarzelend van start, terwijl ze haar karamelkleurige handen over de beddenlakens van Gaia laat strijken, zodat ze tijd kan winnen om iets aan haar verklaring toe te voegen. “Je bent sowieso al zostil en introvert en na.. Hetgene wat er met je zus is gebeurd zeg je helemaal niets meer. Je kan me alles toevertrouwen, dat weet je”.
Zwijgend slaat Gaia haar ogen neer op het leergebonden boek wat ze haast liefkozend op haar schoot heeft gelegd. Altijd als ze een van haar sombere buien heeft, legt ze zichzelf het motief op dat ze moet studeren. Maar hierdoor wordt ze meer en meer sociaal geïsoleerd en wordt haar prestatiedrang enkel groter. Loubna weet dat het Gaia’s grote droom is heler te worden en daar is ze zo op gefocust dat de zwangerschap van Aïsha haar zelfs niet in de weg zal staan.
“Maak je niet druk over mij, daar zou ik me alleen maar schuldig over voelen”, zegt Gaia met een roodaanlopend gezicht. Loubna heeft al eens gepolst of Gaia weet wie de vader is van het kindje, want in tegenstelling van de meeste leerlingen is ze er niet van overtuigd dat er zomaar even iemand zwanger wordt. Maar Gaia wist wel hoe Olivier voor het tornooi naar haar zus keek en ze zag na alle gebeurtenissen ook met welke walging en verafschuwing Aïsha naar hem oogde als ze hem tegenkwam op de gang. Maar Gaia deelde haar speculaties en ideeën met niemand, zoals altijd. Terwijl de gedachtes en verwijten steeds meer en meer door haar hoofd rondspoken, tot het ondragelijk wordt.
Loubna grijpt energiek als altijd Gaia’s handen beet en staat lenig op van het bed. Ze glimlacht breed, waaruit Gaia op haar beurt kan concluderen dat ze weer een plan voor ogen heeft.
“Ik heb een uurtje geleden gehoord dat er volgende week een feestje zal komen. Je weet wel, stiekem, zonder leerkrachten-“ voegt Loubna achteloos toe, omdat ze dat feit ontiegelijk spannend vindt en haar grenzen wilt verleggen. Maar ook om Gaia klaar te stomen, maar zij gaat er op haar beurt enkele bezorgder en bezorgder om kijken. “Het is enkel bestemd voor leerlingen van ons jaar en alle afdelingen zijn welkom. Hopelijk komt dat ene meisje van Zwadderich niet opdagen… Oh Gaia het lijkt me zo leuk! Laten we samen gaan, ik ben er zeker van dat je je dan even kan ontspannen."
Duizelig door al hetgeen wat Loubna als een spraakwaterval op haar liet afstromen staart Gaia naar de handen van d’r vriendin en bijt twijfelend en kritisch op haar onderlip. Ze haatte feestjes; ze was geen kuddedier en heeft zich altijd een beetje willen afzetten van groepsvormingen. Een regelrecht zuipfeestje in een gebarricadeerd klaslokaal, terwijl je voortdurend de angst hebt om betrapt te worden lijkt haar geen manier van vermaak. Even bekijkt ze naar Loubna’s reebruine ogen die hoopvol in de hare staren. Met een haast onderzoekende blik blijft ze het gezicht bestuderen, alsof ze het voor altijd zou willen bewaren of vereeuwigen. Verstoord wendt Loubna haar gezicht af, wijt Gaia’s vreemde gedrag aan alle toestanden wat ze heeft moeten verduren en zegt daarna als bevestigingsvraag.
“Wel? Ga je mee?”
“Ja, tu-tuurlijk”, stamelt Gaia verlegen en laat haar hoofd vervolgens langzaam zakken. Ze zou naar het feestje gaan, maar niet omdat ze het zelf graag wilt.
~~~
Keurend bekijkt Gaia haar spiegelbeeld op de vooravond van het feestje. Ze heeft zich welgesteld een week druk gemaakt over de gebeurtenis, maar neemt zich steevast voor dat het leuk zal worden en dat ze samen met Loubna plezier zal maken. Het zal een avond worden waarbij ze niet aan haar ouders zal denken, haar zus, haar studies.
Gaia steekt de loshangende plukken die voor haar gezicht dwarrelen nogmaals op en merkt tot haar verassing dat het eigenlijk wel leuk staat, aangezien ze haar haar altijd verhullend voor haar gelaat laat hangen.
Met een haastig beweginkje rukt ze zich los van de spiegel wanneer er een duidelijk hoorbaar geluid vanuit de deuropening komt. Loubna schuifelt de slaapzaal binnen en is gehuld in een prachtige, duurogende pastelblauwe jurk. Aan de nerveuze trek rond haar lippen kan je zien dat ze iets op haar geweten heeft liggen, maar Gaia heeft de glasheldere overtuiging dat er deze avond helemaal niets kan mislopen.
“Gaia? Ehm, ik zal niet met jou naar het feestje kunnen gaan”.
Gaia laat haar schouders lichtelijk zakken en bekijkt haar vriendin ongelovig. Dat meende ze toch niet…
Wanneer Loubna beseft dat Gaia niet zal vragen naar de reden van haar plotse afwijzing praat ze door.
“Wel? Weet je die ene jongen van Griffoendor? Hij had me gisteren gevraagd en je weet wat dat betekent”.
“Dat je met hem samen gaat?”
“Ja… Vind je het erg?”
“Waarom zou ik het erg vinden”.
Laconiek wendt Gaia haar gezicht vast en weet dat Loubna niet lang geaarzeld had bij het aanzoek van de jongen in kwestie. Wanneer ze Loubna zonder nog meer woorden te verspillen de kamer verliet ziet Gaia nog even dat ze de jongen met een brede glimlach kust. Zonder iets te zeggen haalt Gaia met een bruuske trek d’r opgestoken kapsel los en pakt het boek terug van het nachtkastje. Het dringt tot haar door dat ze hoopte dat Loubna niet de jongen kuste, maar haar. |
_________________ Oh the glory when he took our place
But he took my shoulders and he shook my face
And he takes and he takes and he takes |
|
|
|
Remus
7e jaars
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Vampire Mountain
|
Geplaatst:
Wo Dec 06, 2006 21:48 |
|
Als Milosh en Lana min of meer de kast uittuimelen, is het een enorme chaos. Milosh kan het voor geen meter volgen, totdat Lana er achter komt dat de Roxan die voor hen staat dus blijkbaar de echte Roxan is.
Hoe dan ook, de groep gaat weer op weg en Milosh weet het op de een of andere manier te presteren hen kwijt te raken. Met een frons op zijn gezicht dwaalt Milosh door paden tussen de rijen met profetieën heen. Als Milosh dan geschreeuw hoort, wordt zijn frons dieper. Hij krijgt opeens een slecht voorgevoel. Snel haast hij zich richting het geluid, maar voordat hij er aan kan komen, staat hij opeens in een vreemde ruimte die hem aan een amfitheater doet denken met de andere inwoners van Sado.
Op dat moment rijst de geest van de man bij de treurwilg op. Verbaasd kijkt Milosh naar hem als hij begint te spreken. Hij begrijpt er niets van, en niet veel later begint Olivier de eerste aanwijzing voor te lezen.
Zwijgend luistert Milosh naar hetgeen Olivier voorleest. Als hij klaar is, voelt Milosh hoe hij onwillekeurig teruggezogen wordt naar het verleden. Naar zijn jeugd. Naar zijn tijd op Hogwarts.
Met een lichte frons kijkt Milosh naar de nieuwe Prefects. Zijn taak als Headboy was onder andere hen kennis te laten maken met hun taken, maar Milosh heeft niet het idee dat hij er vreselijk geschikt voor is. Niet in het minst vanwege zijn terughoudende, vaak stille karakter.
Naast hem praat de Headgirl opgetogen met de Prefects, terwijl ze hen alvast een korte samenvatting geeft van wat ze moeten doen. Verrassend genoeg heeft ze enkele toenaderingspogingen richting hem gemaakt, maar Milosh heeft haar voor het merendeel genegeerd. Ze is te praatgraag, te open. En hij snapt sowieso niet waarom ze überhaupt met hem zou willen praten. Het is niet dat hij haar aanmoedigt dat te doen, toch?
Een zucht onderdrukkend wriemelt Milosh ongemerkt achter zijn rug wat met zijn vingers. Waarom moest de Headmaster hem eigenlijk Headboy maken? Het levert alleen maar problemen op. Problemen waarvan Milosh zich niet in staat voelt ze aan te pakken.
De Headgirl is opgehouden met praten en kijkt hem aan. “Milosh…? Zou jij Lana kunnen vertellen wat de bedoeling is? Dan vertel ik het wel aan Tom, terwijl de anderen hier blijven en bespreken wat… we net gezegd hebben.”
Ze zouden de Prefects apart nemen en hen dan inlichten over hun taken. Of nu ja, het was meer om te weten wat hun karakter ongeveer was. Nog iets waar Milosh tegen op ziet. Hij heeft lichte hoofdpijn, wat waarschijnlijk komt doordat hij vannacht niet echt goed geslapen heeft. Hierdoor is zijn humeur nogal gedaald.
“Nou, kom maar… Lana,” zegt Milosh, terwijl hij de coupé uitloopt, niet wetende dat het meisje dat achter hem aan loopt degene is die zijn leven voor altijd zal veranderen.
Milosh is erg opgewonden. Hij zal bijna op de trein stappen om voor het eerst naar Hogwarts te gaan! En dat niet alleen, zijn vader heeft hem naar het station gebracht, en stond nu naast hem. Milosh had zich er eigenlijk min of meer op voorbereid dat hij zelf op het station zou moeten komen, maar nee.
Met een brede glimlach kijkt Milosh omhoog, naar het emotieloze gezicht van zijn vader. Zijn vader kijkt terug, zonder terug te glimlachen. Castor Brenfin is enigszins trots dat zijn zoon – hoe waardeloos hij ook mag zijn, zoals Castor vindt – naar Hogwarts gaat. Maar Milosh blijft een halfblood. Hij blijft uitschot. Hij blijft… waardeloos.
“Milosh,” zegt zijn vader uiteindelijk, “het is tijd om op de trein te stappen.” Er klinkt nog steeds geen spoortje van emotie door in zijn stem.
Plotseling grijpt de kleine hand van Milosh de grote hand van zijn vader, zonder iets te zeggen. Nog steeds met een glimlach kijkt de jongen zijn vader aan.
Castor is – zacht uitgedrukt – verrast. Enkele seconden doet hij niets, maar dan trekt hij bruusk zijn ene hand weg, terwijl hij met de andere Milosh een harde duw naar voren geeft.
Milosh struikelt, valt bijna, maar grijpt zijn hutkoffer vast. Zonder om te kijken begint hij zo hard hij kan met de hutkoffer naar de trein te rennen. Milosh was in staat zijn vader te vergeven voor wat hij had gedaan. Hij was in staat hem te vergeven voor wat hij had gezegd. Maar de zoveelste afstoting… de zoveelste maal dat zijn vader afstand genomen heeft... Er moet een einde aan komen.
Boos verbijt Milosh zijn tranen, en blijft staan. Snel werpt hij een blik over zijn schouder. Zijn vader staat er niet meer.
Milosh zucht. Hij heeft in zijn verleden veel dingen meegemaakt, en er zijn zowel blije als verdrietige dingen gebeurd. Dingen die hem lieten voelen alsof alles goed was, alsof hij een draak zonder wand zou kunnen bevechten en winnen. En dingen die hem in de diepste afgronden van pijn hebben gestort waar hij zelf weer uit moest klimmen.
Maar die dingen zijn voorbij. Milosh moet zich concentreren op het heden en de toekomst. Milosh kijkt de ruimte rond, naar de mensen van Sado. Hij haat sommigen van hen. Anderen zijn weer zijn vrienden. Automatisch glijdt zijn blik naar Lana.
Milosh moet zich niet wentelen in de dingen die vroeger zijn gebeurd. Wat nu is, is nu. Het is goed om lering te trekken uit gebeurtenissen van je verleden, maar je moet niet echt in het verleden gaan leven. Want Lana en hij zullen gaan trouwen, ongeacht wat er gaat gebeuren, belooft Milosh zichzelf. En hij zal zich richten op het vreemde mysterie van Sado.
Thorn hangt maar een beetje bij de rest. Hij is nogal in de war van wat er allemaal gebeurd is, en hij is van mening dat het het beste is om nu een beetje afstand te houden en maar gewoon mee te gaan.
Verbaasd kijkt Thorn naar alles wat er gebeurd tussen Grace, Will, Marwan, Aisha, Gaia, Olivier en een heel stel anderen. Het komt niet echt in hem op om de rest te helpen; hij blijft gewoon staan.
Als Olivier dan opeens de profetie vastpakt en ze opeens in een andere ruimte staan, is Thorn zo mogelijk nog verbaasder. Olivier doet dan nogal vreemd, waarna hij opeens de eerste aanwijzing voor begint te lezen. Zonder enige reden moet Thorn opeens aan zijn tijd op Hogwarts denken.
Zenuwachtig staat Thorn in de rij. Hij heeft amper oog voor de andere mensen die in de rij staan; zijn blik is gefixeerd op de Sorting Hat. Voor Thorns gevoel slinkt de rij uiterst langzaam. Uiteindelijk wordt er ‘Savage, Thorn!’ geroepen. Thorn vraagt zich af waarom de naam ‘Cheesemaker’ niet gebruikt wordt. Dat is zijn vaders achternaam, toch?
Snel loopt Thorn naar het krukje, gaat er op zitten, en zet de Sorting Hat op zijn hoofd. Het is even stil, en dan begint er opeens een stem te praten.
“Savage, hè?” mompelt de stem, alsof hij zijn bedenkingen heeft.
J-ja, denkt Thorn. Het lijkt hem niet de bedoeling dat hij hard op gaat praten, dus denkt hij het maar. Hij ziet wel of de Sorting Hat het ‘hoort’ of niet.
“Juist. Je bent niet erg moedig, hé?” gaat de hoed dan verder. “Geen Gryffindor dus, hoewel er wellicht diep in je wel wat moed in je begraven zit.” Thorn weet niet of hij dit als een compliment of niet moet opvatten, dus reageert hij maar niet.
“Hm…” zegt de Sorting Hat. “Je bent ook niet geduldig. Je bent helemaal niet geduldig. Je weet je hersenen wel te gebruiken, ja, maar ik denk dat Ravenclaw toch niet helemaal bij jou past. Je hebt wel ambities, maar weet niet zeker hoe ver je wilt gaan om die te bereiken. Nou, ik denk dan maar… ja, ja. SLYTHERIN!” roept de hoed opeens hard.
Thorn zet snel de hoed af en staat op. Hij voelt zich na dit ‘gesprek’ met de Sorting Hat niet echt op zijn gemak. Terwijl hij naar de Slytherin-tafel loopt, merkt hij nu pas op dat er gejuicht wordt. Thorn zet een grijns op zijn gezicht en gaat naast een tweedejaars zitten.
Thorn haalt even een hand door zijn zwarte haren. Zijn schooltijd was de beste tijd van zijn leven. Die werd gekenmerkt door de vriendschappen die hij opbouwde, de gesprekken die hij voerde, de grappen die hij maakte. De rivaliteit tussen Gryffindor en Slytherin was zelfs leuk geweest, nu Thorn er aan terugdenkt.
Wat zou Thorn graag naar die eenvoudige tijd terug willen gaan. Zonder dingen om zich zorgen over te maken, afgezien van het feit dat je je huiswerk niet gemaakt had of weer eens strafwerk had. Maar dat kan niet. Thorn kan niet teruggaan naar die tijd, ook al zou hij het graag willen.
Stil steekt Thorn zijn handen in zijn zakken terwijl hij naar de anderen kijkt. Hij vraagt zich af wat ze nu moeten doen. |
_________________ And my soul from out that shadow
that lies floating on the floor
Will be lifted
|
|
|
|
Carpe Diem
7e jaars
Verdiend:
50 Sikkels
Woonplaats: In Atlantis, learning the meermaids how to sing and dance
|
Geplaatst:
Wo Dec 06, 2006 23:37 |
|
ooc Hierbij neem ik Mitch weer terug, sorry Charlie, hij gaat dus nog niet dood.
Van alle commotie om zich heen, krijgt Mitch weinig me. Zijn moeder, is bij hem en heeft hem ergens mee naar toe genomen. Vaag ziet hij dat zijn broertje, een één of andere bol op tilt, hij had geen flauw idee wat daar de bedoeling van is. Vaag kijkt hij naar de anderen. Hij vindt het toch geruststellend, dat zijn moeder bij hem is. Dat is een vreemd gevoel, hij had vroeger veel meer naar zijn vader getrokken. Zijn moeder was gewoon zijn moeder geweest, met zijn vader deed hij altijd leuke dingen en kon met alles bij hem terecht. Ineens voelt hij iets vreemds en hij heeft het idee dat hij ergens anders is, als daarnet. wat er dan allemaal gebeurde volgt hij weer niet. Van het papier die Olivier voorlees, daar hoort hij vrij weinig van. Hij is toch te veel verzwakt door alle verwondingen. Waarom helpt Dizn hem niet? Dat is toch een heler? Die hoort toch voor gewonde mensen te zorgen?
Ineens is hij terug op Hogwarts. Mitch ging vandaag terug naar huis, op speciaal verzoek. Het was geen vakantie of zo, maar hij had een brief gehad van zijn vader, al was de handschrift wel vreemd, maar daar had hij niet veel over na gedacht. Mitch had toestemming gehad, om daar heen te gaan........ Een dag later was hij terug, zijn gezicht stond star, in plaats dat hij zijn ouders had gezien, had hij het huis ingestort gevonden. De vrachtwagen had nog in de gevel gestaan en hij had twee lichamen gezien. Ze waren onherkenbaar verminkt. Ongezien was hij weer terug gegaan naar school, om een paar uur later weer weg te gaan. Wat had het voor zin om op school te blijven? Hij heeft niemand meer, dagenlang zwerft hij door de straten van een dorp, waarvan hij zich de naam niet meer herinnerd. Hij slaapt onder bruggen, in portieken, bedelt, om geld te krijgen, steelt brood en fruit. Nadat hij uit frustratie een steen veranderd, in een hond, om in ieder geval, een levend wezen bij hem te hebben. Wordt hij opgepakt door een paar mannen van het ministerie, naar een korte verhoor. Waarvan hij zich weinig meer herinnerd, wordt hij op gehaald door zijn afdelingshoofd. Op school hadden ze gedacht dat hij in Londen was, om de begrafenis bij te wonen en dat hij zolang bij de buren bleef. Mitch heeft de begrafenis gemist, heeft nooit afscheid kunnen nemen van zijn ouders. Op school gaat het de eerste paar weken erg slecht. Maar algauw weet hij de draad weer op te pakken, met behulp van zijn beste vriend.
Het volgende jaar zit hij in zijn examen jaar. Naar een verwarrende zomervakantie, waarbij hij hele dagen door Londen zwerft en nergens een rustige plek vindt. Weet hij ook wat hij wil doen naar de examen jaar. Vast besloten begint hij aan het jaar en zorgt dat hij goed slaagt voor verweer tegen de zwarte kunsten en bezweringen. Wat hem uit eindelijk lukt. De laatste dag op Hogwarts. Die dag heeft een dubbel gevoel, aan de ene kant is hij blij dat hij de school kan ontvluchten, maar aan de andere kant, laat hij iets heel vertrouwds achter. De alle laatste dag, nog éénmaal loopt hij door het hele kasteel, mist het afscheidsfeest, die hem weinig interesseert. Hij neemt op zijn manier afscheid van het kasteel. In één van de verborgen ruimtes, verstopt hij een kist met daarin zijn schat. In de kist zitten al zijn bezittingen, uit zijn jeugd. Een dagboek, een boek met muziek teksten, zijn eerste gitaar, een paar boeken en nog meer van dat soort dingen. Op deze manier sluit hij zijn jeugd af en is vast besloten om nooit meer om te kijken. Mitch verwacht niet dat er ooit iemand zou zijn die, die kist zal vinden. Hij was goed verstopt en er waren niet veel studenten, die zo onderzoekend, als hij was geweest. Voordat hij deze ruimte had gevonden, was er al jaren niemand meer geweest getuigend de stof die op de grond lag
ooc moet even weer aan hem wennen dus als ik iets verkeert heb gedaan sorry
Charlie: Aarg, wat jammer nou. Nee hoor, welkom terug ^^ |
_________________ I'm young I now, but even so
I know a thing or two, I learn from you
I really learned a lot, really learned allot
love is like a flame, it burns you when it's hot
love hurts oeoeh love hurts |
|
|
|
Manouk
Griffoendor Klassenoudste
Verdiend:
0 Sikkels
|
Geplaatst:
Wo Dec 06, 2006 23:48 |
|
Mara probeert de woorden van Olivier in haar hoofd op te slaan als ze ziet hoe alles om haar heen weer begint te draaien. Dit keer draait alles zo snel dat ze enkel kleuren langs ziet schieten en ze wordt er duizelig, bijna misselijk van. Alles draait steeds langzamer en dan herkent Mara er iemand in. Zodra ze door heeft wie het is sluit ze haar ogen, knijpt ze hen dicht, maar nog blijft het beeld op haar netvlies gebrand.
'Mara! Ik heb je gemist!'
Twee armen sluiten zich om haar hals en haar gezicht verdwijnt in de donkerbruine haren van Josephine.
'Het was leuk, maar ik heb je zo gemist!'
Langzaam laat Josephine haar los, zodat ze weer normaal kan ademen.
'Ik ga nooit, nooit, nooit meer zonder jou weg in een vakantie. Die uilen konden me niet bereiken denk ik. Toen ik thuis kwam lagen er stapels met post. Heb je mijn brief nog gehad?'
Mara knikt met een glimlach. Ze haalt de verkreukelde brief uit haar zak.
'Ik heb hem zo vaak herlezen dat hij nu amper leesbaar is.'
Voor ze het weet is ze weer vastgeklemd in een knuffel.
'Je bent de beste vriendin die ik me kan wensen.'
Ze lopen over het besneeuwde schoolterrein en laten zich zwijgend onder een boom neerzakken. Met hun rug tegen de stam geleund kijken ze over het schoolterrein. Hier en daar wat voetstappen, half dichtgesneeuwd, verderop liepen wat groepjes herenigde vrienden richting de deur. Ze blijven net zo lang stil zitten tot ze het zo koud hebben dat ze amper kunnen opstaan.
Josephine is terug en het is goed. Daar hebben ze geen woorden voor nodig.
Mara schudt haar hoofd en ziet vaag het beeld wazig worden. Dit wil ze vergeten, dit deel van haar leven is voorbij. Over, klaar, afgesloten.
Ze ziet het beeld helderder worden. Of nee, een ander beeld. Zodra ze de treincoupé herkent laat ze zichzelf door haar knieën zakken. Ze knijpt haar ogen dicht, nog verder dicht, ze probeert ergens anders aan te denken. Maar het beeld wordt helderder.
'Dat was het dan. School is voorbij. Zeven jaar gestudeerd en nu zijn we vrij.'
Met zijn zevenen zitten ze in een coupé gepropt, met hun overvolle reistassen in het rek. De trein mindert vaart en dan doet iedereen ineens zenuwachtig. Lisa kucht opvallend.
'Is er wat?'
Mara kijkt ze verbaasd aan.
'We moeten… wat zeggen'.'
Lisa kijkt naar de vloer.
'Zeven is een rotting aantal... Je moet een even aantal hebben, voor een reis als de onze. Altijd zal er eentje afvallen, we kunnen met een even aantal in koppels werken.'
Mara voelt hoe ze verstijfd.
'We moeten iemand achterlaten.. Eén iemand van ons is anders dan de anderen. Niet storend, maar het is een verschil. Die persoon mag gewoon niet meer mee. Dat kan niet. Echt niet.'
Mara trekt wit weg. Josephine! Zij is geen Huffelpuffer, zij is hier de enige Ravenklauwer. Ze kunnen dat niet doen. Nee. Niet haar beste vriendin.
'Het spijt me zo, Mara. Je bent geen volbloed, dat gaat problemen opleveren.'
De trein komt tot stilstand. Mara heeft het gevoel alsof Lisa haar een klap in haar gezicht heeft gegeven. Ze voelt Josephine's hand, die de hare pakt en er troostend in knijpt. Ze voelt de tranen in haar ogen prikken, een brok in haar keel opkomen.
'Waarom?'
Ze krijgt het er met moeite uit.
'Het spijt me zo, Mara…'
Ze staan allemaal op. De tassen worden op hun ruggen gehesen, ze stappen de coupé uit. Expres wordt er niet omgekeken, alleen een klein 'Dag,' gemompeld.
'Ga je mee, Josephine?'
Josephine knijpt nog eens. Ineens staat ze op. Ze geeft Mara zwijgend een zoen op haar voorhoofd.
'Ik wist dit niet. Ik ga je missen, Mara… Ik mis je nu al. Ik zal elke seconde die ik niet bij je ben, aan je denken.'
Ze laat Mara's langzaam hand los, hijst haar tas op haar rug en stapt op de gang. Ze kijkt nog een keer om, terwijl ze haar hand opsteekt om te zwaaien. Hij trilt.
'Dag Mara.'
Ze zwaait en verdwijnt uit het zicht. Mara blijft stil zitten, terwijl ze haar tranen binnen probeert te houden. Ze zal er niet om huilen, niet om die verraders. Niet om de meisjes die ze al die jaren als vriendinnen heeft beschouwd. Dan schiet de zin die Josephine haar die middag nog zei door haar hoofd.. '
'We gaan een nieuw leven beginnen. En ik zal het met niemand liever beginnen dan met jou. Met jou en niemand anders.'
Mara voelt hoe een traan langs haar wang glijdt terwijl het beeld wazig wordt. Ze opent haar ogen en ziet om haar heen half Sado. Ze vestigt haar blik op een punt op de grond en voelt hoe de traan langs haar neus omlaag loopt. |
_________________
The last enemy that shall be destroyed is death.
Laatst aangepast door Manouk op Zo Dec 10, 2006 16:56; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Charlie
Oceanic 815 Survivor
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Do Dec 07, 2006 17:43 |
|
Dizn ziet nog net dat Olivier de bol volledige van het plankje neemt, maar daarna begint alles te draaien en beland hij in een kamer, samen met zijn lotgenoten. Op het eerste zich leek dit op een amfitheater, maar naarmate hij de omgeving verder afspeurde, wist hij dat ze nog steeds in het Ministerie waren.
Dizn luistert afwezig naar de stem uit de bol, terwijl hij kijkt naar de blauwe, rode en oranje dampen die stilletjes wegzweven. Nadat het verhaal ten einde was, bleef hij verbaasd kijken, niet wetend wat hij nu moest doen.
Was dat het? Was dit de profetie die alles zou veranderen? Hij had geen enkel idee wat de profetie wilde zeggen en hij besloot zich er verder ook geen zorgen om te maken. Tenslotte had hij het volledige doel van de reis toch al gemist en het leek er niet op dat ze door de profetie het volledige Mysterie van Sado zouden kunnen oplossen.
Hij kijkt even rond, zoekend naar Roxan. Blijkbaar was iedereen naar hier getransporteerd. Een moment van rust brak aan, er was niemand die ook maar een woord zei, het was muisstil. Maar plots stond Olivier er weer, nadat hij van het schouwspel was verdwenen. Hij las de eerste aanwijzing voor. Toen overheersten de herrineringen de andere gedachten van Dizn...
Het is 1 september 1993, Dizn was 11 en kon elk moment worden ingedeelt. Ongeduldig verwisselde hij zijn steunpunt en stond nu voor de zoveelste keer op zijn linkerbeen. Zenuwachtig en knarsend bekeek hij de anderen. Blijkbaar was er iedereen erg nerveus. Hij hoopte enkele bekende gezicten te zien, maar blijkbaar had niemand die hij kende hetzelfde als hem meegemaakt.
Hij was geschrokken toen er en brief voor hem was aangekomen. Z'n moeder wist niet wat er gebeurd was en had alles een flauwe grap gevonden. Uiteindelijk, Dizn heeft nog steeds geen idee waarom, besloot ze toch maar op de brief in te gaan, blijkbaar hadden haar gedachten van positie verwisseld.
Nu stond hij hier, voorraan in een klein groepje van eerstejaars, bang afwachtend tot hij zou worden ingedeelt. Professor McGonagall had hen komen halen in de Hal en had hen naar deze mysterieuze en wondermooie plek geleidt. Het plafond was er niet, wat Dizn vreemd vond, want het was er helemaal niet koud, maar blijkbaar was er een manier geweest die alle neerslag buiten hield. Ofwel was er nog een volledig andere reden voor en had Dizn het volledig bij het verkeerde eind. Nu hij er meer over nadacht, dacht hij wel dat het laatste van toepassing zou zijn.
Hij hoorde gekuch en opeens werd de volledige zaal stil, Dizn wist dat dit hét moment was...
Dizn kijkt rond. Hij moest even lachen bij de gedachte dat hij die dag bloednerveus geweest was, simpelweg om bij de juiste afdeling te komen. Hij had niet veel geweten over de tovenaarswereld, maar in de trein was hij te weten gekomen dat de slimme kinderen altijd bij Ravenclaw kwamen. Stiekem had hij erg gehoopt dat dat zijn afdeling zou worden. Wonderbaarlijk genoeg was hij werkelijk bij de slimmerikken gevlogen...
1996. Dizn zit in z'n derde jaar. Hij liep slenterend naar de kerkers. Toverdranken stond op het programma, en dat was nu niet bepaald zijn favoriete vak. Ook al waren z'n punten erg goed, bij alle vakken trouwens, toch had hij altijd met een wrang gevoel de kerker binnengestapt. Gelukkig had hij nog even tijd om gewoon ergens te lanterfanten, want de les zou pas over tien minuten beginnen.
Hij ging tegen de muur staan, toen z'n maag omkeerde. Langs de andere kant zag hij de persoon aanwandelen die alle haat en wraak in Dizn naar boven kon duwen. Elmaz was vergezeld door drie andere jongens, vijfdejaars en allemaal zeker twee koppen groter dan Dizn, die zelf al lang en slungelig was. Hij probeerde zich nog snel uit de voeten te maken, toen Elmaz z'n naam al reeds riep.
"Hé, Dizn," riep hij, het werd stil in de gang, alle ogen waren op Dizn en op Elmaz gericht. Iedereen wist wat er te gebeuren stond. Dizn zou worden afgerammeld door z'n eigen halfbroer. Niemand had geweten dat ze familie waren, want dat hield Elmaz geheim en Dizn gehoorzaamde alleen maar, om niet nóg meer mot te krijgen. "Heb je weer toverdranken, he? Moet ik je dode pappie roepen, dat hij je kan beschermen tegen Sneep?"
De volledige gang barstte in het lachen uit. Dizn stond er voor de zoveelste keer alleen voor, maar deze keer deed hij iets wat hij nog nooit had gedaan. Hij nam z'n toverstok stilletjes in z'n hand.
"Ben je je tong verloren," begon Elmaz weer en het geluk kon je wel horen, "Oh, juist ja, wat jammer nou. Die heb je helemaal nooit gehad." En net op dat moment sprong Dizn recht en hield hij zijn wand op Elmaz gericht, die het blijkbaar alleen maar prettiger begon te vinden.
"Oh. Wil je mij proberen te vervloeken? Help. Wat ben ik bang," zei hij alleen maar en het gelach in de gang kende geen einde meer. Alsof een geest het lichaam van Dizn vulde, sprak hij met alle kracht de meest vernederende spreuk uit die hij kende.
"FURNINCULUS," riep hij met al z'n kracht. Een paarse vlammenstraal raakte Elmaz recht in z'n gezicht, waardoor hij met een kwak op de grond smaktte. Opeens was alles stil. Niemand durfde nog een woord te zeggen. Elmaz stond op en voelde dat er iets mis was. Z'n hele gezicht kwam onder de zweren te zitten, steeds meer en meer. Dizn kon z'n lach niet bedwingen en het enige wat Elmaz kón doen, was de gang uitlopen en zich drie dagen niet meer laten zien.
Het was de allereerste keer dat Dizn een overwinning had behaald bij het 'Afranselen van je eigen halfbroer'. Het was een doorbraak geweest. De volledige school moest niets meer van Elmaz hebben, hij had onder gedaan voor iemand die twee jaar jonger was. De grootste afgang die een vijfdejaar maar kon maken.
Dizn voelde haat opborrelen. Elmaz. Hij was z'n gesprek met z'n vader nog niet vergeten. Elmaz had een complot gesmeed, puur uit wraak en haat voor z'n familie. De vloek had zich op zowat de volledige Ravogn-familie gevestigd en de enige remidie was een tovenaar van een ander soort doden, gruwelijker en hatelijker kon niet. Dizn wist gewoon dat Elmaz geweten had tot hoever de vloekzou reiken.
Toen werden de gedachten van Dizn onderbroken door de stilte die half Sado over zich liet komen.
Ooc; Zie hier, de meest inspiloze post ooit |
_________________
04.02.'05 -31.12.'08
See you in another life?
Laatst aangepast door Charlie op Do Dec 07, 2006 18:40; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Olivier
The Fullblood Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Leerlingenkamer Huffelpuf
|
Geplaatst:
Do Dec 07, 2006 18:31 |
|
OOC: Aangezien deze post al best uh..lang is post ik deze vast, Mike en Olivier komen op het laatst ^^
Verschrikt kijkt hij vanaf de grond toe wanneer Olivier de Profetie van de plank pakte. Niemand mocht zich opofferen voor Grace! Maar het was al te laat. Olivier had duidelijk zijn beslissing genomen, Will kon daar niets meer aan doen.
Toen begon hem ineens alles te draaien en even later stonden ze in een grote zaal, een kille grote zaal. Verdrietig zag hij toe hoe Olivier door de boog ging en Will voelde aan dat deze poort naar de andere wereld leidde. Verrast keek hij dan ook op toen zijn neefje even later terugkeerde en een verhaal begon voor te lezen van een papier.
Direct werd hij teruggezogen naar een tijd die voor hem wat langer geleden was als de meeste achter hem. Een tijd die hem gemaakt had tot wie hij was, de Will die iedereen nu kende.
Doodnerveus was hij geweest op de eerste dag. Zijn vader had hem op het hart gedrukt dat hij moest zorgen dat zijn vader trots kon zijn. Will zou worden ingedeeld bij Zwadderich als een ware Volbloed en zou hun familienaam in stand moeten houden. De 11-jarige jongen die toen nog geen eigen mening had gevormd had alleen maar geknikt na deze woorden van zijn vader, hij begreep niets van wat zijn vader wilde.
Tot nu toe was daar nog weinig van terecht gekomen. Toen op de eerste avond de naam “Cheesemaker, Will” werd omgeroepen in de Grote Zaal was hij eerst gestruikeld over zijn eigen voeten van de zenuwen en even later was hij ingedeeld bij…Huffelpuf. Zijn vier jaar oudere broer Klaus was ziedend geweest dat zijn jongere broertje niet in de ware afdeling zat en had een brief naar hun vader gestuurd. Deze had op zijn beurt een brief naar Will gestuurd met het dreigement dat hij nodig moest veranderen, hij mocht niet zo’n slap persoon worden.
De eerste maanden deed Will zeer goed zijn best voor school; hij haalde herhaaldelijk ‘Boven Verwachting’ en “Uitmuntend’ voor zijn toetsen en was het lievelingetje van vele leraren. Bij leeftijdsgenootjes maakte hij echter weinig indruk, dat kwam vooral door zijn verlegenheid en door het feit dat hij een beetje in zichzelf gekeerd was. De enige persoon waar hij echt contact mee had was Sid, die jongen kon het blijkbaar niets schelen wat anderen van Will dachten. Hij was een modderbloedje dat nog helemaal niets van toveren wist en werd steeds uitgelachen door andere om zijn zwakke prestaties in de lessen. Tijdens de tweede week had hij Will gevraagd hem te helpen met zijn huiswerk. Sindsdien waren ze beste vrienden geworden. De enige andere persoon die aandacht voor hem had was een jongen genaamd Marwan. Maar Will beschouwde hem niet echt als vriend, hij deed altijd met de 'leuke' jongens mee, waar Will absoluut niets van moest hebben. Toch was hij af en toe blij als Marwan met hem praatte.
Het was een gure avond ergens midden december geweest die alles voor Will had veranderd. Zoals wel vaker zat hij midden in de nacht nog in zijn eentje in de leerlingenkamer een boek te lezen. Plotseling waren er een aantal mensen door het portretgat gekomen die daar niet thuishoorden…
“Waag het niet om ons te verraden,” dreigde zijn broer Klaus. “Als je dat doet schrijf ik vader weer en dan zul je er een stuk minder goed vanaf komen als de vorige keer.” Will trok zich niets aan van zijn dreigementen, hij zou dat toch niet doen.
Hij zag zijn broer met nog een drietal Zwadderaars zich over de leerlingenkamer verspreidden. Ze doorzochten alle spullen die her en der verspreid lagen. Ze hadden ieder een zak bij waar ze vanalles ingooiden; horloges, schoolboeken, toverschaaksets, ketels voor toverdranken enz. “Dat wordt een goude handeltje jongens,” hoorde Will één van hen zeggen. “We verstoppen het in de geheime kamer achter het portret van de Kale Koning, en dan halen we het morgen op.” Hij zei niets en bleef roerloos op de bank zitten. Wat waren ze nu precies van plan?
Even plotseling als ze gekomen waren, vertrokken de jongens ook weer. Will bleef opnieuw alleen achter en vroeg zich af wat hij moest doen. Hij besefte dat hij beter niet hier kon blijven zitten en vluchtte naar zijn slaapzaal. Toen hij in bed lag besloot hij dat hij zou doen alsof hij van niets wist, anders zouden ze hem misschien wel verdenken. Hij vroeg zich ook nog steeds af hoe de Zwadderaars binnen waren gekomen zonder het wachtwoord.
De volgende morgen werd hij al vroeg wakker van een gebons op de deur. “Kom snel,” hoorde hij een stem roepen. “Er is ingebroken!”
Slaperig stond hij op en trok op zijn gemakje zijn kleren aan. Toen hij beneden kwam was iedereen in rep en roer; aan alle kanten werd er geschreeuwd en sommige eerstejaars zaten zelfs te huilen in een hoekje.
Will liep snel naar Sid toe, die in zijn eentje ergens op een bank zat waar verder relatief weinig mensen waren. Alleen wat zesdejaars. Will plofte neer op de bank langs zijn vriend en keek hem ernstig aan. “Is er van jou ook wat weg?”
Sid knikte. “De zilveren ketting die ik van mijn moeder had gekregen is verdwenen,” bracht hij somber uit. Will voelde zich direct schuldig en besloot dat hij het op z’n minst aan zijn vriend moest vertellen.
“Ik weet wie het heeft gedaan,” zei hij plots. Sid keek hem raar aan en vervolgens vertelde Will het hele verhaal.
“We moeten het aan ons afdelingshoofd vertellen,” zei Sid direct nadat Will klaar was met zijn verhaal.
“Nee,” dat wil ik niet zei hij resoluut. “Ik kan m’n eigen broer toch niet verraden?”
[…]
’s Avonds toen de leerlingenkamer langzaam leeg begon te lopen zat Will opnieuw op de bank met een boek in zijn handen. Hij had nog maar weinig gelezen omdat zijn gedachten steeds afdwaalde naar de vorige nacht en de afgelopen ochtend. Hij kon het maar niet uit zijn hoofd zetten en begon zich steeds schuldiger te voelen.
Plots kwamen twee zesdejaars naar hem toe met een dreigende blik op hun gezicht. Het waren van die jongens die altijd stoer wilden zijn en de gekste dingen uithaalden, hij vroeg zich af wat ze in Huffelpuf deden.
Geschrokken ging hij recht zitten.
“We hebben gehoord wat je vanochtend zei,” begon één van de twee. “We weten dat je broer degene was die het heeft gedaan. Die eikel probeert ons weer wat te flikken, dat is nu al de zoveelste keer. Het probleem is dat we niet weten waar ze de buit verstopt hebben, dat konden we vanochtend helaas niet horen. Maar dat ga jij ons nu gelukkig vertellen,” zei hij met een gemene grijns.
“Nee,” was het korte antwoord.
“Jij moet oppassen wat je zegt mannetje,” zei de andere kwaad.
“Vertel het, of je hebt straks een modderbloedvriendje minder,” zei de ander met een duistere blik in zijn ogen. “Jammer dat je dan helemaal geen vriendjes meer hebt,” zei de ander erachteraan.
“Morgenvroeg willen we het weten, en anders gaat hij eraan.”
Alsof er niets aan de hand was liepen ze weer weg, richting de slaapzalen.
[…]
De volgende morgen vertelde Will zijn verhaal aan Sid. Deze leek echter helemaal niet bang. Will zelf geloofde ook niet dat ze hun dreigement zouden uitvoeren, dat zou te ver gaan. Toch besloot hij voor zichzelf om die dag Sid niet uit het oog te verliezen, als ze hem iets wilde aandoen zou Will hem dapper verdedigen.
Tijdens het ontbijt kwamen de jongens naar hem toe aan de tafel van Huffelpuf. “En, ga je het ons nog zeggen?” klonk de dreigende vraag van één van de volbloeden.
“Mijn antwoord blijft nee.”
“Dat zal je berouwen jongetje.” Ze keken even naar de Lerarentafel en maakte toen snel een gebaar met hun vinger over hun keel. Even later waren ze weer verdwenen.
[…]
De hele dag volgde Will Sid nauwlettend. Op een duur vroeg hij of hij kon ophouden met zo irritant achter hem aanlopen en toen besloot Will maar te vertellen waarom hij dit deed. Geërgerd keek Sid hem aan. “Dat doen ze heus niet echt hoor, ze willen je gewoon bang maken,” zei hij een beetje lacherig. “Maak je nou maar geen zorgen.
Ook opweg naar hun volgende les, Gedaanteverwisseling, bleef Will Sid volgen. Hij keek steeds achterom om te zien of de zesdejaars niet in de buurt waren. Doordat hij niet meer voor zich keek botste hij tegen iemand op en verloor zijn evenwicht. Hij viel languit op de grond en krabbelde met een rood hoofd weer overeind.
Tot zijn schrik merkte hij dat hij Sid uit het oog verloren was. Haastig greep hij zijn tas en rende de gang uit, toeschouwers van het ‘spektakel’ verbaast achterlatend.
Hij verwachtte en hoopte stiekem ook dat Sid al bij Gedaanteverwisseling zou zijn en ging dus maar naar de les. Tot zijn schrik echter was Sid nergens te bekennen. Hij kwam de hele les niet opdagen. Hij werd steeds zenuwachtiger tijdens de les en rende toen de bel ging direct naar de Leerlingenkamer. Wat hij daar aantrof was voor altijd op zijn netvlies blijven staan.
In een grote plas bloed lag Sid op de grond. Een aantal leerlingen waren al eerder de leerlingenkamer binnengekomen en stonden er verschrikt omheen. Will moest even gaan zitten omdat hij het voelde duizelen. Hoe konden ze zoiets doen? Hoe had hij Sid uit het oog kunnen verliezen? Waarom had hij zich bijna niets van hun dreigementen aangetrokken?
Even later kreeg hij ook nog een uil met een klein briefje. “Vertel dit aan niemand en vertel ons waar onze spullen zijn, anders volg jij ook.”
Huilend ging hij in een hoekje zitten op zijn favoriete plek in de leerlingenkamer. Wat viel er nog veel te leren..
Sinds die dag had hij nooit meer getwijfeld aan dreigementen. Hij had nooit meer getwijfeld aan het feit of mensen meenden wat ze zeiden. Hij had sindsdien ook nog beter zijn best gedaan om zijn geliefden niet uit het oog te verliezen als zij in gevaar waren.
Hij keek even om beurten naar Aisha en Gaia. Eén van hen was net ternauwernood aan de dood ontsnapt. Zij hadden nog een heel leven voor zich en moesten nog veel leren. Begrepen ze maar alvast wat hij zolang geleden had geleerd in zijn eerste jaar. Maar ze waren nog zo jong.
Hij zou er alles aan doen om te voorkomen dat zij dezelfde fout zouden maken, hoe zeer hij ook op ‘de oude zeur’ zou lijken. Hij was het verplicht aan zichzelf, hij was het verplicht aan Jessica en hij was het vooral verplicht aan Sid. De jongen die de fouten van Will met zijn leven had moeten bekopen. |
_________________ 'I've to go back, haven't I?' 'That is up to you.'
'Do I have a choice?' 'Oh Yes.' Dumbledore smiled at him. 'We are in King's Cross you say? I think that if you decided not to go back, you would be able to...let's say...board a train.'
Laatst aangepast door Olivier op Vr Dec 08, 2006 16:37; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Jet
3e jaars
Verdiend:
47 Sikkels
Woonplaats: Hm?
|
Geplaatst:
Do Dec 07, 2006 21:15 |
|
Zweinstein. Zodra ze er aan denkt snerpt een grote steek in Caitlins hart. Ze balt haar vuisten en ziet het allemaal weer terug.
Caitlin was zó gelukkig toen het tijd was om naar Zweinstein te gaan. Ze hoefde haar ouders niet te zien, een heel schooljaar lang niet!
Helaas was de teleurstelling groot. Caitlins eerste twee jaren op Zweinstein in de afdeling van Zwadderich vielen niet mee. Ze ging om met ‘vrienden’ die dezelfde mening hadden als haar vader: Bloedbesmeurden zijn geen mensen, ze zijn het niet waard te leven. Ookal deelde Caitlin deze gedachte niet, ze lachtte mee terwijl enkele modderbloedjes op school werden vervloekt en gekwetst. Caitlin was niks meer dan een groot aanhangsel, een meeloper. Niemand merkte haar op en echte vrienden had ze niet.
Jaar drie leek hetzelfde te verlopen als de voorgaande jaren totdat ze Ann Harris ontmoette in de bibliotheek van Zweinstein. Een meisje van Ravenklauw met twee dreuzelouders: een modderbloedje. De twee raakten aan de praat en Ann bleek twee jaar lang gepest te zijn door de Zwadderaars met wie Caitlin om ging. Ann was net zo onzeker als Caitlin en had eveneens geen vrienden. Ze klikten zó goed met elkaar dat er een uitzonderlijk goede vriendschap ontstond. Een vriendschap die Caitlin nooit gekend had. Voor het eerst in haar leven had ze het idee dat er iemand om haar gaf, dat er iemand was met wie ze bijna alles kon delen. Voor het eerst in haar leven wist Caitlin hoe het was om gelukkig te zijn.
Toch heeft Caitlin één ding altijd al verzwegen, tegenover iedereen. Hetgene waar ze zich voor schaamde maar toch niet haar fout was, hetgene waar ze nooit aan wou denken.
Haar derde jaar op Zweinstein ging voorbij in een roes, zo gelukkig was ze. Ann en Caitlin deden werkelijk alles samen. Ze lachtten samen, ze maakten huiswerk samen, ze hielpen elkaar met álles. De vriendschap was zo sterk dat het leek alsof ze zussen waren, of beter: siamese tweelingen.
Helaas kwam er een eind aan de vriendschap, nog datzelfde schooljaar:
Een grote kerkuil strijkt voor Caitlin neer en heft zijn poot op. Caitlin pakt vrolijk en verrast de brief, (ze krijgt nauwelijks brieven) opent die en een grote pijn steekt in haar buik. Het handschrift herkent ze, het is haar vader. Nooit schrijft hij Caitlin, nooit doet hij enige moeite om iets van zich te laten horen. En als hij dat wél doet is er iets serieus mis. Net als nu…
Caitlin,
Vandaag bereikte mij vreselijk nieuws. Iets wat mij shokkeerde tot diep in mijn hart. Mijn dochter gaat om met een modderbloedje?! Is dat wat ik mijn dochter heb geleerd? Heb ik je zó opgevoed, Caitlin?! Modderbloedjes zijn walgelijk, en degenen die met ze omgaan zijn dat eveneens. Je hebt mij en je moeder diep teleurgesteld. Niet dat we al trots op je waren. Hoe ver kan je als dochter zinken in het aanzien van je ouders?!
Ik wil je, via deze brief, iets duidelijk maken. Je verbreekt DIRECT je vriendschap met de bloedbesmeurde. Vanaf deze brief zeg je geen woord meer tegen haar. En als ik merk dat je je niet aan deze regels houdt, stuur ik je meteen van school. Beter een ongeschoolde heks dan een geschoolde en walgelijke heks die bloedverraad pleegt. Ik wil dat je laat zien dat je een dochter van me bent, want nu zie ik je niet op die manier.
Als je thuis komt in de vakantie spreken wij elkaar er nog wel over.
Met grote betraande ogen staart Caitlin naar de zinnen. Haar ouders waren woedend. En wat er zou gaan gebeuren als ze deze vakantie thuis komt maakt Caitlin’s hart kloppen en haar lichaam beven. Trillend en zwetend kijkt ze naar haar armen waar denkbeeldige blauwe en rode plekken ontstaan, warm bloed dat over haar handen loopt.
Abrupt staat ze op. Dat mag niet gebeuren! Ze mag niet van school worden gestuurd om vervolgens het hele jaar het slachtoffer te moeten zijn van haar vaders losse handen. Caitlins adem gaat op een razend tempo en ook haar hart klopt alsof zijn leven er vanaf hangt. Vol spijt denkt ze aan Ann… Ann is alles voor haar, maar ze kan niet anders, ze kan echt niet anders.
Deze keuze veranderde Caitlins leven. Caitlin begon Ann te negeren. Ze ging weer om met de Zwadderaars die niets anders dan een slechte invloed op haar hadden. Caitlin begon samen met de anderen alle bloedbesmeurden te vervloeken, te pesten en te kleineren. Ook Ann was slachtoffer. En Ann snapte er niks van.
Caitlin werd leider van het walgelijkste groepje op Zweinstein. Vele Zwadderaars hadden respect voor haar koelbloedigheid, haar gevoelloosheid. Alleen wist niemand hoe Caitlin zich werkelijk voelde. Dat Caitlin een figuurlijke muur om haar heen had gebouwd, een soort masker op had gezet. Van buiten was ze de kille Zwadderaar dat voor niks of niemand bang was, arrogant, kil, sterk in persoonlijkheid. Van binnen voelde ze zich ellendig en huilde ze aan één stuk door. Een ongelukkig, bang en onzeker meisje schuilde er in Caitlin. Maar er was niemand die het zag.
Wat Caitlin nog het meeste pijn deed was het zien van Anns onbegrijpelijke gezichtsuitdrukking, Anns angst voor Caitlin, de tranen in haar ooghoeken als ze Caitlin aankeek. Één keer heeft Ann alle moed bijeengeraapt en is op Caitlin afgestapt tijdens een leswisseling:
‘Caitlin?’ Caitlin herkent de stem uit duizenden. Dit keer had het geen vrolijke toon, een toon die ze vroeger gewend was. Nee, dit keer was hij angstig. Caitlin kijkt om en ziet Ann staan, ze ziet er slechter uit dan ooit tevoren. Anns ogen zijn gefixeerd op die van Caitlin.
‘Caitlin alsjeblieft… Zeg me wat ik heb misdaan. Je was mijn enige vriendin, ik ben nog nooit zo gelukkig geweest. Nu ben ik radeloos.’ Ann zucht en probeert duidelijk haar tranen te bedwingen. ‘Wat is er met je gebeurd Caitlin? Ik wil me zo graag verontschuldigen voor wat ik heb gedaan. Ik weet alleen niet wat het is.’
Tranen prikken in Caitlins ogen. Het liefste wat ze wil is Ann omhelsen, huilen in Anns armen en alles uitleggen, zeggen dat het haar spijt. Maar ze doet het niet. Ze blijft stil staan, kijkt Ann kil aan en zegt niks.
Ann ziet de kilheid en tranen rollen over haar wangen.
‘Wat doe ik toch fout? Oh, Caitlin… Ik hield van je.’
Op dat moment kan Caitlin haar tranen niet in bedwang houden. Vlug draait ze haar rug naar Ann toe en zegt: ‘Rot op, trut! Ik heb je niks meer te zeggen.’ Ze loopt weg. Bij elke stap voelt ze een messteek harder en harder haar hart doorboren. Achter zich hoort ze een doffe klap. Ann is ingestort. Caitlin kijkt niet meer achterom.
Vanaf toen heeft Caitlin Ann nooit meer gezien. Ann verliet Zweinstein in haar vierde jaar. En Caitlin bleef achter. Ze bleef achter met haar figuurlijke masker die ze sindsdien nooit meer heeft afgedaan.
|
_________________ "I could not touch you. It was old magic, something I should have forseen.
But no matter, no matter. Things have changed,
I can touch you now." |
|
|
|
Snow White Queen
Volleerd Tovenaar
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Stuck in my room, so lonely...
|
Geplaatst:
Vr Dec 08, 2006 23:14 |
|
Lana kijkt suf voor zich uit als Olivier de eerste aanwijzing voorleest. Vaag vraagt ze zich af hoe het komt dat hij nog altijd niet morsdood op de grond ligt en raakt wat bang, maar die gedachte wordt vlug verdreven wanneer Olivier het woord Hogwarts zegt. Hogwarts... Wat zou er gebeurd zijn als ze daar nooit naartoe gegaan zou zijn? Zou ze hier dan gezeten hebben tussen alle anderen, zoekend naar een sprankeltje onbestaande hoop tot bevrijding?
Haar gedachten dwalen verder af, en Lana ziet zichzelf op haar bezemsteel zitten. Zenuwachtig keek ze om zich heen. Van de grotendeels blauwe tribunes aan de linkerkant en de groene aan de rechterkant weerklonk een hels kabaal: gejuich, maar ook boegeroep. Het was haar eerste wedstrijd als Seeker van het team van Ravenclaw, maar die ging nu niet bepaald schitterend. Het was 70 tegen 130 in het voordeel van Slytherin, iets wat de verantwoordelijkheid en de druk op Lana’s schouders nog groter maakte. Terwijl ze haar lippen zenuwachtig bevochtigde, viel haar blik op de Seeker van de tegenstand. Als Lana zich niet sterk vergiste, was hij al een laatstejaars. En zij daar dan als tweedejaars tegen? Gah! Grappig. Het was alleen maar omdat de rest hopelozer was dan zij dat ze de positie in het team kreeg.
Olivier keek Lana hatelijk aan en grijnsde zijn tanden bloot, in een poging Lana angst aan te jagen. Dat lukte, deels, want Lana wendde haar blik meteen weer af. Even was ze zelfs blij dat Olivier zo afgrijselijk keek, want anders had ze nooit aan de andere kant van het veld iets blinkends zien vliegen. Meteen draaide Lana haar bezem om en stevende op de Snitch af, met Olivier achter haar aan. Al vlug vloog hij naast haar, terwijl het gejuich in de tribunes luider werd. Hij lachte even, alsof het een peulenschil was. Lana probeerde te versnellen, wat Olivier dan weer verhinderde door aan haar in te beuken, waardoor ze uit koers kwam. Vlug haastte ze zich weer terug, de drang onderdrukkend hem terug te beuken.
“Waarom doe je de moeite ook? Waarom probeer je het ook maar?” sneerde Olivier gemeen. “Je haalt het nooit van me, je eerste wedstrijdje tegen de beste ploeg van de school… Miserabel…” Oliviers eerste woorden ooit tegen Lana. Ze probeerde hem te negeren, concentreerde zich zo goed mogelijk op de bewegingen van de Snitch. Die maakte opeens een duikvlucht naar beneden, Lana zette de spurt in. Ze had het voordeel dat ze kleiner, lichter en wendbaarder was dan Olivier, waardoor hij meer tijd nodig had om te veranderen van route. Lana probeerde daarvan te profiteren. Terwijl ze haar hart in haar keel voelde kloppen, de adrenaline door haar lijf voelde jagen, trapte ze haar bezem nog eens extra op z’n staart. Vlug stak ze haar rechterhand uit. Lana durfde niet meer achterom te kijken om te zien waar Olivier bleef, maar ze kon hem als het ware in haar nek voelen hijgen. Hij was kortbij. Ten slotte sloot Lana’s hand zich om de Snitch. Ze had hem!
Lana glimlachte even, redelijk zwakjes vergeleken met het feit dat ze zojuist de wedstrijd gered had. Ze keek voor zich uit toen ze verschillende blauw-zilverkleurige doeken blij op een neer zag wapperen. Geen drie seconden later ontdekte Lana de groenheid van het grasveld onder zich, en de pijn in haar rug. Olivier was voor een tweede keer ‘geheel per ongeluk’ aan haar ingebeukt, waardoor ze zich niet meer op haar bezem kon houden. Lana draaide zich om en keek Olivier aan die langs haar neerkwam. Hij spuugde op het veld met een afgrijselijke blik op zijn gezicht.
“Bloedbesmeurd beginnersgeluk…” gromde hij. “Volgende keer maak ik je kapot.” Olivier draaide zich om en beende furieus weg, een angstig meisje achterlatend.
Een paar weken gingen voorbij, waarin Lana niemand iets vertelde over dit incident. Ze had niet echt iemand waar ze het tegen wilde vertellen. Roxan misschien, maar aangezien die haar eigen vrienden had, deed ze het maar niet. Telkens als ze Olivier zag, bleef zo ver mogelijk uit zijn buurt of liep met een grote boog om hem heen. Tot een bepaalde dag, waarop hij haar tegemoet kwam gelopen op de gang en Lana niet terug kon. Bang schuifelde ze naar achteren, tot ze met haar rug tegen de muur stond. Ze moest haar hoofd opheffen om Olivier aan te kunnen kijken. En hoewel ze het bijna in haar broek deed van angst, ze was te trots om zich van hem af te wenden.
“Wel, wat heb ik gehoord?” begon Olivier zijn zoetjes maar toch hatelijke preek. “Hoe durf je me aan te kijken, vuile halfbloed!” Lana hield haar blik op hem gericht. Geen haar op haar hoofd dat eraan dacht nog maar één keer te knipperen met haar ogen.
“Zo, nu ben je nog dapper, he? Op je kamer ’s nachts ben je blijkbaar minder dapper…” ging Olivier treiterend verder. “Huilen voor je mama en papa? Ach, hoe ontzettend zielig!” Oliviers stem werd hoog en pieperig.
“Nee, het is mijn schuld! Mama, kom terug! Papa, neen, niet gaan! Niet doodgaan, niet doodgaan!”
“Da’s niet waar!” riep Lana naar Olivier, het eerste wat zij ooit tegen hem zei, al loog ze dat maar. Lana had regelmatig nachtmerries. Dromen waarin ze het gezellig had met haar ouders, waar ze samen waren. Maar net wanneer het goed ging, keerde alles om, wilde ze dat ze wakker zou worden voor het wéér gebeurde. Steeds droomde ze dat ze stierven, telkens op een andere manier, voor haar ogen, door haar fouten. Telkens weer. Alsof ze moest boeten. Vaak huilde ze terwijl ze sliep, waarna ze wakker werd, met rare blikken van kamergenoten op haar gericht.
“Een bloedbesmeurde, en dan nog geen ouders! Hopelozere mensen lopen er niet rond in de toverwereld!” Olivier lachte gemeen. Heel gemeen. Tranen stonden in Lana’s ogen. Ze zag hem zijn mond openen om nog wat meer te zeggen, maar ze kon het niet meer verdragen. Ze bukte zich en wist zo weg te komen bij Olivier. Hij riep haar nog iets na, maar Lana kon het niet meer horen. Met stromende tranen rende ze weg.
Overstuur liep ze naar haar Common Room, gooide de ingang open en stapte binnen. Een vierdejaars wilde net naar buiten stappen en nog voor Lana het besefte, duwde ze hem bruut aan de kant.
“Ga uit de weg, zie je niet dat ik hier loop?!” blafte ze naar hem terwijl ze hem aankeek met haar betraand gezicht. De jongen keek haar raar aan. Het was die jongen die iedereen altijd al apart gevonden had, uiterst stil, maar toch agressief. Lana raakte nog banger toen ze besefte tegen wie ze een grote mond opzette, stapte naar achteren en keerde hem toen de rug toe vooraleer ze ook nog eens een bestraffing aan haar been had. Huilend plofte ze neer in de zetel in de verst afgelegen hoek van de kamer, zich afvragend of dit gebeurde, puur en alleen omdat ze de Snitch ving. Pas toen drong het door dat Olivier dit via via te weten gekomen zou moeten zijn… Dat Lana helemaal geen vrienden had. Zelfs haar klasgenoten konden geen geheim bewaren. Ze was nog altijd alleen.
Lana kijkt op. Ze begrijpt niet dat Olivier zo tegen haar tekeer ging terwijl hij het grootste deel van zijn leven zélf geen ouders gekend had.
Christine kijkt raar om zich heen. Ze vroeg zich in eerste instantie al af waarom ze mee naar hier geflitst was. Alle ogen zijn op Olivier gevestigd, die iets vaags over Sado aan het voorlezen is. Ze snapt er maar bitter weinig van, om niet te zeggen niets. Ze sluit echter haar ogen wanneer Olivier het heeft over Hogwarts. Dat waren nog tijden… denkt ze verbitterd.
James duikt voor haar gezicht op, maar dan een véél jongere versie. Een tamelijk populaire jongen die wel van alle meisjes – en dan vooral van die van Gryffindor – de aandacht wist te trekken tijdens zijn schoolcarrière, al deed hij daar niets speciaals voor. Je moest dan ook niet veel moeite doen om bekend te raken wanneer je een knappe zesdejaars met een Quidditchfunctie bent. Zelf bofte Christine dat ze ook een Gryffindor was. Al was ze in vergelijking met hem nog een hulpeloos, zielig en kinderlijk eerstejaartje, niemand kon haar verbieden naar hem te kijken. Maar daar bleef het dan ook bij, zo’n dik jaar lang. Hij keek ook nooit terug, daarvoor waren te veel ogen op hem gericht die niet meer in een kinderkop zaten.
Christine verhuisde naar het tweedejaar, en kwam eigenlijk toevallig met Mike, een vierdejaars, in contact door op de gang letterlijk op hem te botsen en zo haar propvolle tas te scheuren, waardoor alle inhoud zich over de vloer verspreidde. Ze hadden zich beschaamd geëxcuseerd aan mekaar en samen de spullen opgeraapt. Hij herstelde haar tas met een simpele zwiep van zijn stok. Ze glimlachte dankbaar, zweeg even, flapte toen haar naam eruit.
“Christine…” zei ze, waarop de jongen grijnzend reageerde. “Mike…”
En zo kwam het eigenlijk dat Christine en Mike regelmatig contact met elkaar hadden – niet te veel, natuurlijk, ze had ook haar vriendinnen nog – en vrienden werden, iets wat meestal moeilijk was, aangezien Mike een twee jaar oudere Ravenclaw was.
Zo’n drie weken na de botsing zat Christine bij Mike aan de Ravenclawtafel in de Eetzaal, hij legde haar iets uit over Potions dat zij en de rest van de klas ook niet echt snapte. Net toen Mike een soortement van verklaring wilde geven waarom je beter twintig keer naar links roert in plaats van vijf keer met de klok mee, kwam er een grote schaduw over hen heen hangen en keken beiden op.
“Mike, ik stuur vlug even een uil naar ma om te vragen of ze m’n boek dat ik vergeten ben wil nasturen. Moet ik er ook iets voor jou bijschrijven?” James keek Mike even vragend aan, die leek na te denken. Even gleed zijn blik naar Christine, glimlachte kort, en keek Mike dan weer aan.
“Nee, ik heb alles wel, denk ik…” antwoordde hij met een grijns, waarop James met een “OK, later!” overeind kwam en weer terug naar zijn eigen tafel liep. Christine bleef James nastaren tot hij terug op zijn plaats zat, verbaasd dat hij naar haar gekeken en zelfs geglimlacht had. Toen keek ze Mike aan.
“Ben jij zijn broer?” vroeg ze meteen, beseffende dat ze eigenlijk geen flauw idee had wat Mikes achternaam was. Mike keek haar even kort aan, knikte toen.
“Yup, voor de volle honderd procent!” reageerde hij om zijn knik meer effect te doen geven, waarna hij zich terug op Christines schrift focuste. Christine liet haar blik echter even hangen op James vooraleer ze zich terug op Potions concentreerde, beseffende dat zij waarschijnlijk weer de enige was die dit nog niet wist.
Weken en maanden gingen voorbij. De band tussen Mike en Christine werd steeds hechter. Zelfs Kerstmis vierden ze samen op school. Het effect daarvan was dat Christine ook steeds meer en meer in contact met James kwam, iets wat ze toen niet bepaald verschrikkelijk erg vond. Al fantaseerde ze vaak, ze had er zich al eeuwen bij neergelegd dat zij veel te jong was voor hem. Vaak zaten ze samen met hun drie en nog een paar anderen aan één tafel, waar ze vaak lol hadden tot ze scheurden van het lachen. Niet veel later kreeg Christine echter veel jaloerse blikken en opmerkingen naar de kop geslingerd, van haar vriendinnen, maar ook opvallend veel van vijfde- en zesdejaars-Gryffindor-meisjes.
“Maar je papt alleen maar met die Mike aan, in de hoop om een beetje in het oog te springen bij die o, zo lieve, knappe, slimme Jamesiepooh!” was de in hoge stemmetjes opgevoerde opmerking die ze vooral van haar vrouwelijke klasgenoten te horen kreeg, nadat ze zeiden dat ze hen had laten vallen als een baksteen. Christine vond het niet echt aangenaam om zo’n beschuldigingen te moeten slikken en ging dus ook in de verdediging.
“Sorry? Ik wist op het begin niet eens dat ze broers waren. Ik heb jullie nooit in de steek gelaten en probeer mijn tijd zoveel mogelijk eerlijk te verdelen. Het spijt me voor jullie dat ik ook nog andere vrienden heb!” bracht ze uit, wat blijkbaar de druppel was voor de anderen. Er kwam een fikse ruzie van. Tot overmaat van ramp kwamen de jaloerse ouderejaars op een avond rond haar staan.
“Seg, snotbel, wie denk je wel niet dat je bent?” zei één van hen, terwijl ze allemaal geïrriteerd keken, alsof Christine vuiligheid was. “Zoek eerst eens een jongen van je eigen niveau en oefen daar een beetje op voor je je aan het grote werk waagt. Je ruïneert echt alles. Wannabe-slet. Denk je echt dat je hét bent? Niks ben je! Op de kleuterklas lopen nog wel wat vrijgezellen rond!” Er klonk een minachtend gelach. Christine wilde iets reageren, maar wist niet wat. Jaloerse meisjes van vier – vijf jaar ouder zouden wel eens gevaarlijk uit de hoek kunnen komen, zeker met toverstokken in hun bereik.
“Neem liever iemand van jullie eigen leeftijd, willen jullie?” hoorde ze opeens een stem van achter de meisjes zeggen, die als door een elektrische schok geraakt haastig opzij sprongen. Ze keken James verbouwereerd aan, Christine ook. Ongetwijfeld zouden de meisjes die uitspraak de meest toepasselijke ooit gevonden hebben. Eén meisje trok haar wenkbrauw op en keek Christine aan.
“Ja, doe wat hij zegt!” durfde ze nog met een scheve grijns te zeggen voor ze allemaal afdropen, toch wel beschaamd voor het feit zo betrapt te worden. Christine en James bleven staan. Onderzoekend nam hij haar in zich op.
“Gaat het met je?” vroeg hij terwijl wat bezorgdheid doorklonk in zijn stem. Christine knikte. Er viel een korte stilte.
“Sorry als ik je in de problemen gebracht heb, dat was niet m’n bedoeling.” vervolgde hij met spijt in zijn stem. Christine haalde haar schouders op. Ze voelde zich op de één of andere manier ongemakkelijk door zijn laatste uitspraak, maar toch gevleid. Hij had het voor haar opgenomen.
“Ach, als zij jaloers zijn, da’s hun probleem toch, niet?” Haar ogen rolden even in haar kassen. “Het is niet dat er iets aan de hand is, toch?” Ze grijnsde dapperder dan ze zich voelde. James glimlachte terug, waarna ze maar zei dat ze naar bed ging en mekaar een goede nachtrust wensten. Nog wat langer bij James blijven hangen zou de poppen écht aan het dansen maken.
Christine kijkt op naar Mike, die zich wat afzijdig houdt en ook in gedachten verzonken lijkt te zijn. Ze heeft er geen moment spijt van gehad dat ze zo’n lieve man heeft leren kennen. Ze voelde enkel spijt voor haar eigen stommiteiten.
OOC:: LAAAAAAAAME!!! Geen inspiratie, sorry. 't Is flauw =( |
_________________
Look at me and tell me who I am,
Why I am what I am,
Call me a fool and it's true I am,
I don't know who I am. |
|
|
|
Moniek
The Dark Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Zo Dec 10, 2006 15:26 |
|
Linda kijkt toe naar alles wat er gebeurt, maar voelt niet de behoefte om iets te doen. Ze ziet dat Olivier de profetie pakt en dat ze dan ineens in een theater staan. Ze hoort de profetie en wat Olivier voorleest, maar ze kan er geen touw aan vastknopen. Ze hoort de naam Zweinstein vallen en moet onwillekeurig terugdenken.
Haar eerste dag op Zweinstein. Ze staat samen met de andere eerstejaars te wachten om gesorteerd te worden. Ze ziet haar broer aan de tafel van Huffelpuf zitten, hij zit nu al in het vierde jaar. Hij zwaait naar haar en ze zwaait terug. Ze weet dat hij denkt dat zij ook bij Huffelpuf zal komen, maar zelf weet ze dat dit niet zo is. Ze is niet wie hij denkt dat ze is. Ze is niet zo'n lieverdje als hij denkt. Ze is eigenlijk alles behalve dat, maar haar oudere broer is alles voor haar, dus ze doet zich anders voor in zijn bijzijn omdat ze hem niet kwijt wil raken. Haar drie jaar jongere broertje was anders, net zoals zij, maar hij verborg het niet. Ook in het bijzijn van haar oudere broer was hij gemeen en Linda weet dat haar oudere broer hem niet mag, hij negeert hem juist zoveel mogelijk. Ze wil niet dat hij ook zo over haar zal denken, dus ze doet zich anders voor.
'Brezing, Linda!' wordt er geroepen. Ze loopt naar voren en zet de Sorteerhoed op. Ze ziet haar broer verwachtingsvol naar haar kijken, maar ze wendt haar blik af. Ze weet wat er komen gaat.
'Zwadderich!' roept de Sorteerhoed. Ze ziet haar broer verbaasd kijken en zet zelf ook een verbaasde blik op. Ze loopt naar de tafel van Zwadderich en terwijl ze langs hem loopt, kijkt ze hem aan met een blik die wil zeggen 'ik heb werkelijk geen flauw idee waarom ik bij Zwadderich wordt ingedeeld'. Ze mòcht hem gewoon niet kwijtraken.
Het was nu een paar jaar later, Linda zit in haar vierde jaar. Haar jongere broertje is inmiddels ook op Zweinstein en is natuurlijk ook in Zwadderich ingedeeld. Hij wist van haar ware aard af en ze kan goed met hem opschieten. Maar toch is hij haar minder dierbaar dan haar oudere broer. Na de sortering een paar jaar terug heeft ze met hem gesproken, dat ze misschien in Zwadderich is ingedeeld omdat ze veel ambitie had. Dat ze veel liever bij Huffelpuf was ingedeeld. Hij had haar geloofd en zijn beeld van haar was gelukkig niet veranderd. Nu zitten ze samen in de bibliotheek, huiswerk te maken. Hij is druk bezig met leren voor zijn PUISTen.
'Ik ga naar buiten,' zegt ze tegen hem. Hij knikt. Ze pakt haar spullen op en loopt naar buiten, het is mooi weer. Ze ziet haar vrienden - als je ze zo kan noemen, het was meer wat aanhangsel waar ze wel eens mee praatte - zitten en gaat erbij zitten. Niet veel verderop ziet ze haar broertje, die een tweedejaars probeert te vervloeken, maar zonder succes. De tweejaars kent veel meer spreuken dan hij.
'Nee, zo moet je het doen,' zegt ze tegen haar broertje en dan richt ze haar eigen wand op de tweedejaars.
'Tarantallegra!' roept ze en de tweedejaars begint meteen een vreemd dansje te doen. Ze lacht, haar broertje en 'vrienden' ook.
'Locomotor Mortis,' zegt ze er dan ook nog achteraan en de tweedejaars danst door, maar nu met zijn benen tegen elkaar geplakt. Het aanblik van de tweedejaars die een beetje vreemd staat te springen is erg vermakelijk en ze moeten allemaal erg lachen, maar dan hoort ze een stem achter zich.
'Linda.'
Linda herkent de stem en draait zich razendsnel om, om vervolgens recht in het gezicht van haar broer te kijken. Die blik vergeet ze nooit meer, hij staat voor altijd in haar geheugen gegrift. Een blik van onder andere woede, maar vooral teleurstelling.
'Je was je boek vergeten,' zegt hij, meer niet. Hij laat haar boek voor zich in het gras vallen, draait zich om en loopt weg. Dat was het laatste wat hij ooit tegen haar had gezegd.
'Nee, ik kan veranderen, alsjeblieft, geef me nog een kans,' zegt ze, maar hij hoort het amper.
'Ik kan veranderen.'
En ze wás veranderd. Heel erg veranderd. Ze vervloekte nu niet meer zomaar mensen, ze was een stuk aardiger tegen mensen, maar het had geen zin gehad. Hij had nooit meer tegen haar gesproken. Na zijn laatste jaar is hij verhuisd, en ze wist eigenlijk niet eens waarheen. Ze vraagt zich wel eens af waarom ze nou eigenlijk veranderd is, het had toch geen zin. Maar ergens hoopt ze dat hij haar dan toch nog een keer zal vergeven. |
_________________
The End of this Chapter |
|
|
|
Olivier
The Fullblood Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Leerlingenkamer Huffelpuf
|
Geplaatst:
Ma Dec 11, 2006 16:05 |
|
Nog een beetje geschrokken door de gebeurtenissen zonet luistert hij naar wat Olivier voorleest. Iemand had dus zijn theorieën over het Mysterie van Sado opgeschreven, dat zouden ze goed kunnen gebruiken. Wanneer Olivier verteld dat de schrijver van het boek zijn zoektocht begonnen was op Zweinstein dwalen zijn gedachten af…
Mike’s zoektocht stond op het punt te beginnen. Hij was die dag aangekomen op Zweinstein en gaf zijn ogen goed de kost. Hij vond het kasteel prachtig. Zoals zijn vader en moeder hem op het hart gedrukt hadden volgde hij zijn oudere broer James naar de Leerlingenkamer. Zijn ouders hadden verwacht dat Mike ook in Griffoendor zou komen, maar dat was toch ietsje anders gelopen. Gelukkig wist zijn broer ook de weg naar de Leerlingenkamer van Ravenklauw en bracht hij hem, zij het met enige tegenzin, daar naartoe.
De jaren daarna waren één grote zoektocht geweest voor Mike. De zoektocht door het kasteel, en toen hij wat ouder werd; de zoektocht naar wie hij was.
Het was in zijn vierdejaar dat hij een meisje leerde kennen, Christine. Hun eerste ontmoeting was een beetje gênant geweest, het was een botsing, en verlegen hadden ze zich aan elkaar voorgesteld. In de maanden daarna waren ze vrienden geworden, en voor Mike was het zelfs meer dan dat. Hij was verliefd geworden op haar, hij was voor het eerst verliefd geworden op een meisje. Maar hij durfde het niet te zeggen, hij wilde eerst ontdekken of zij hem ook leuk vond.
Christine kwam uiteindelijk ook in contact met Mike’s broer James. Iedere keer wanneer James bij hen kwam zitten zag Mike Christine’s ogen schitteren. Hij zat er dan altijd bij en probeerde gezellig te blijven, maar diep van binnen vond hij het verschrikkelijk dat zijn broer meer aandacht kreeg. Zijn broer had altijd meer aandacht gekregen, aangezien hij veel ‘stoerder’ was. Voor Mike had nooit iemand echt aandacht.
Hij bleef zijn liefde voor Christine echter wel behouden. Wanneer zijn broer er niet bij was had Christine alle aandacht voor hem en dat vond hij heerlijk. Ze hadden samen altijd veel lol.. Wanneer iemand Mike beledigde kwam Christine ook altijd voor hem op. Ze trok zich niets aan van het gelach omdat ‘een tweedejaars een vierdejaars moest helpen’.
De gedachtes vervaagden weer en Mike keek naar Christine, ze zag er nu veel ouder uit dan ze was en van haar blakende zelfvertrouwen was weinig meer over. Ook besefte hij nu dat hij haar nog niet had zien lachen sinds ze elkaar een tweetal uur geleden hadden ontmoet in het Atrium. Mike besefte dat hij daarstraks veel te hard was geweest voor Christine. Zij had hem altijd geholpen en nu was het weer zijn beurt om haar te helpen. Net als hij dat had gedaan na het overlijden van James.
Olivier voelde zich herboren na de ontmoeting met zijn moeder en het gesprek met zijn vader. Tien minuten geleden was hij nog diep ongelukkig geweest, maar nu kon hij zich plots geen betere dag meer herinneren als vandaag.
Hij zou zijn vader trots maken, dat was één ding dat zeker was. Hij zou zijn opa gaan helpen en samen zouden ze de andere Koningen en Koninginnen verslaan. Maar eerst moest het Mysterie van Sado worden opgelost.
En er was nog iets, hij moest zich eindelijk eens losmaken van het verleden, zoals zijn vader had gezegd. Het was moeilijk, maar zijn besluit stond nu vast. Hij zag eindelijk in dat het fout was wat hij al die jaren had gedaan. Hij zag eindelijk in dat hij de afgelopen jaren van zijn leven had verspild, vastgeklampt aan die ene nacht aan het einde van zijn zevende jaar op Zweinstein…
Olivier was altijd al een populaire jongen geweest in zijn afdeling. Hij wist dat de bloedbesmeurden in de andere afdelingen daar heel anders over dachten, maar dat kon hem niet schelen. Zijn opa had hem immers geleerd dat hun mening er niet toe doet.
Trots pareerde hij door de gangen met zijn ‘vrienden’ achter hem aan. Eigenlijk waren ze alleen maar zijn vrienden omdat hij ze goed kon gebruiken. Doordat ze met zo’n groot groepje waren, waren alle kleine kinderen en bloedbesmeurden bang voor hen. Hoe vaak had hij hen al wel niet beledigd en voor schut gezet?
Het groepje keurde alles goed wat hij deed en hij was het gewoon geworden dat ze deden wat hij wilde. De enige die daar niet in meeging was Lauren, zij vond dat Olivier gelijkwaardig was aan de rest. Bovendien was ze te lui om iets voor Olivier te doen.
De enige reden waarom Olivier haar in het groepje liet terwijl ze niet naar hem luisterde was omdat ze een vriendin had die Olivier erg leuk vond. Zij beiden woonden in Sado, net als hijzelf, en Lauren en het meisje woonden zelfs bij elkaar. Haar ouders waren dood ofzoiets en daarom woonde ze nu bij Lauren.
[…]
Toen ze op een dag ergens in juni geen les hadden zag Olivier Lauren weer bij het meisje zitten. Ondanks dat hij altijd een grote mond had en ‘alles durfde’, durfde hij niet goed op haar af te stappen. Uiteindelijk had hij al zijn moed bij elkaar geraapt en het toch gedaan.
“Heey, zei hij en hij plofte neer langs Lauren. “Zijn jullie huiswerk aan het maken?” vroeg hij geïnteresseerd.
“Sinds wanneer kan jou dat iets schelen?” was het botte antwoord van Lauren. Ze had hem dus meteen door. Hopelijk zou ze er niets van zeggen.
“En wie ben jij, als ik vragen mag?”
“Ik ben Sarah,” zei het meisje verlegen.
‘Mooie naam,’ dacht Olivier. “Ik ben Olivier, je bent volbloed neem ik aan?”
“Ja,” klonk het alsof er geen twijfel over mogelijk was. Olivier knikte goedkeurend.
[…]
Die avond zat Olivier in de Leerlingenkamer en staarde voor zich uit, hij zat apart van de rest van de groep, iets wat hij normaal nooit deed.
Plots kwam Lauren met een big smile op haar gezicht naar hem toe.
“Je vind haar leuk he?” zei ze met een gemeen lachje. Olivier knikte.
“Oeh, ik wist het! Oliviertje is verliefd,” zei ze plagend.
“Weet je wat, over twee weken na de puist-examens is er toch een afscheidsbal. Ik regel wel dat ze met je meegaat.”
Olivier begon te glunderen. Het enige wat nog aan zijn imago ontbrak was een leuke vriendin en hij was al bang geweest dat hij alleen naar het bal moest. Bovendien was hij erg blij dat Lauren dit wilde doen, ze had hem nog nooit echt geholpen met iets.
“Dankje,” was uiteindelijk het enige wat hij kon uitbrengen. “Hopelijk lukt het je.”
“Eitje,” zei Lauren en ze liep weer weg.
Olivier staarde terug voor zich uit, in zijn gedachten nog steeds bij Sarah.
[…]
Na hun laatste examen kwam Lauren naar hem toe. “Het is gelukt!” riep ze enthousiast.
“Maar je moet het haar wel nog een keer zelf vragen hè, anders ben je geen echte man.”
“Ja, oke, daar heb je gelijk in,” zei hij grijnzend.
Die avond kreeg hij direct een gelegenheid toen hij Sarah in haar eentje buiten op het gras zag zitten bij het meer. Wat zag ze er toch prachtig uit. Olivier haalde even diep adem en liep naar haar toe.
[…]
De avond was tot nu toe meer dan geslaagd. Olivier was trots als een pauw met zijn kersverse vriendin de Grote Zaal binnengekomen en alle blikken rustten op hen. Na heel wat dansen op de muziek van de Witte Wieven en heel wat boterbiertjes zaten ze een beetje moe en ook wat aangeschoten aan de kant van de zaal. Het was al laat en de zaal liep langzaam leeg.
“Ga je, ga je misschien nog even mee naar mijn huis?” vroeg Olivier met onzekerheid in zijn stem. “Het hoeft niet, maar ik dacht…jij hebt toch ook je spullen al naar huis gebracht en tja..wat moeten we hier nog?”
“Het hoeft echt niet als je het niet wil hoor,” herhaalde hij nog eens.
“Tuurlijk wil ik dat,” antwoordde ze met ondeugende blik in haar ogen.
Olivier grijnsde. Ze pakte zijn hand vast en sleurde hem mee de zaal uit. Ze liepen samen over het grasveld, hand in hand, de poort van Zweinstein uit, het kasteel voorgoed achter zich latend. Via de smalle straatjes van Zweinsveld liepen ze om het bos heen naar huis, terug naar Sado. Een nieuwe periode in hun leven tegemoet gaand.
Toen ze bij de treurwilg kwamen bleef Sarah plots staan, precies op de plek waar ze zes jaar later bijna zou worden vermoord, gered door degene die nu tegenover haar stond. Ze liep dicht naar Olivier toe en plots begon ze hem te zoenen. Olivier wist nog heel goed hoe hij eerst even verbaasd was geweest en zich had afgevraagd wat voor rol de alcohol hier speelde, maar haar al gauw vol overgave terug had gezoend.
Even later stelde Olivier voor om toch maar eens naar zijn huis te gaan, het begon wel erg koud en laat te worden. Sarah stemde in en terwijl ze elkaar stevig bij de middel vastpakten om de kou te verdrijven liepen ze richting Olivier’s huis. Toen ze voor de voordeur stonden keek Olivier Sarah verwachtingsvol aan, niet wetend wat zij wilde.
“Mag ik..” zei ze plots en nog voor ze kon uitpraten kustte Olivier haar opnieuw en sleurde haar meer naar binnen. Giechelend renden ze samen naar boven en ploften neer op Olivier’s bed. Plotseling rolde Sarah bovenop hem en opnieuw werd er hevig gezoend. Ondertussen trok Olivier Sarah’s shirt uit en streelde haar rug.
“Zullen we…?” Een veelbetekende blik was Sarah’s antwoord.
[…]
De volgende morgen werd Olivier wakker door het zonlicht dat door de raam viel. Hij deed zijn ogen nog niet open maar dacht na over de afgelopen nacht. Hij vroeg zich af wat Sarah zou zeggen nu de alcohol was uitgewerkt. Vond ze het nog steeds zo’n leuke nacht?
Hij draaide zich half om en opende zijn ogen om te zien of Sarah ook al wakker was. Alleen wat hij zag was niet wat hij had verwacht. In plaats van Sarah lag zijn opa, die hij al een aantal jaren niet meer had gezien, langs hem in bed. Geschrokken vloog hij het bed uit en trok snel een badjas aan, voordat zijn opa zou wakker worden.
Toen hij van de eerste schrik bekomen was liep hij voorzichtig naar de andere kant van het bed en probeerde zijn opa te wekken. Deze grommelde eerst wat voor hij zijn ogen open deed. Alsof het doodnormaal was dat hij daar had gelegen stond hij op, zijn kleren had hij blijkbaar gewoon aangehad in bed.
“Aah, sorry,” verontschuldigde hij. “Het duurde zolang voordat je wakker werd dat ik er ook maar even bij was gaan liggen.”
Olivier keek hem niet begrijpend aan. Wat deed zijn opa hier in hemelsnaam?
“Nouja, je had ook een vermoeiende nacht gehad, he?” zei hij.
Olivier keek hem nu nog verbaasder aan. “Sorry? Wat weet U daar nu van?”
“Tja..kijk Olivier. Ik kom nog regelmatig in Sado, al bezoek ik je nooit, en toevallig zag ik je bij de treurwilg met dat meisje.” Hij pauseerde even om dit tot Olivier door te laten dringen.
“Ik moest jullie wel volgen, want wat ik constateerde baarde me nogal zorgen Olivier. Wat moet jij met zo’n meisje? Het is niet eens een Zwadderaar! Ik wil je zoveel mogelijk vrij laten in je keuzes, maar dit meisje is echt niet geschikt voor je.”
Hij wilde protesteren, maar zijn opa praatte er gewoon overheen. Blijkbaar duldde hij geen tegenspraak.
“Ik heb haar geheugen gewist,” zei hij uitermate duidelijk en direct. “Dan weet dat meisje nergens niks van en kun jij rustig een geschikt meisje zoeken. Ik heb haar netjes thuis afgezet en ze zal niet het flauwste vermoeden hebben van wat ze de afgelopen nacht gedaan heeft.”
“Nou, prettige dag Olivier,” zei hij en in een flits verdwijnselde hij weer, om opnieuw zes jaar niks van zich te laten horen.
Nu pas besefte Olivier waarom zijn opa haar niet geschikt gevonden had. Hij had natuurlijk geweten dat Sarah een halfbloedje was. Zijn opa wist op de één of andere duistere manier alles over Sado…
Nadat hij zich snel had aangekleed ging hij de deur uit zonder te ontbijten. Hij was woest! Woest over wat zijn opa had gedaan. En waarom in hemelsnaam? Snel haastte hij zich naar Lauren’s huis om te controleren of hij het niet gewoon had verzonnen, dat hij Olivier alleen maar bang wilde maken. Of misschien was het wel gewoon een droom geweest…
Hij bonste op de deur. Niets. Hij bonsde nogmaals op de deur en riep dat hij binnen wilde. Een slaapdronken Lauren deed uiteindelijk open.
“Wat doe jij hier nou weer?” vroeg ze geërgerd. “Als je Sarah zoekt, die is de deur al uit…ging naar café ofzoiets.”
Zonder verder nog iets te zeggen liet Olivier Lauren verbaasd in de deuropening achter. Hij was al opweg naar het café. Toen hij daar aankwam zag hij haar al zitten voor de raam. Met een ander. Ryan Morter, die twee jaar ouder was als hem. Ze zaten druk met elkaar te praten en hij zag Sarah constant lachen als Ryan iets zei.
Hij stond even te kijken en draaide zich toen abrupt weer om. Hij rende naar huis en plofte huilend neer op de bank. Een droom viel in duigen, maar hij zou er alles aan doen om haar terug te winnen. Hij sprak echter wel met zichzelf af haar nooit iets te vertellen over die nacht. Die nacht die uit haar geheugen gewist was. Maar Sarah zou hem toch zo ook wel leuk vinden?
Helaas was het later allemaal anders gelopen. Hoeveel pogingen hij ook had gedaan, Sarah kreeg steeds meer interesse in Ryan…
Het was tijd om de afspraak die hij met zichzelf had gemaakt op te zeggen. Met stevige passen liep hij op Sarah en Ryan af, Billy lag nog steeds in Sarah’s armen.
“Sarah, ik heb er genoeg van,” begon hij op luide toon. De woede leek in één klap te komen, alle frustratie over die ene nacht waar hij zich zolang aan had vastgeklapt.
“Ik wil niet langer vage woorden als ‘ik hou van jullie allebei’ Sarah, ik ben het zát,” zegt hij kwaad. “Ik wil nu verdomme weten waar we aan toe zijn.”
Hij draait zijn hoofd naar Ryan en kijkt hem ook kwaad aan. “Of je kiest voor die eikel,” zei hij met zijn toverstok wijzend op Ryan. “Of je kiest voor mij.”
“En na alles wat ik voor je heb gedaan, en wat die eikel niet heeft gedaan, zou ik persoonlijk toch voor mij kiezen.”
Met een uitdagende blik keek hij Sarah recht in de ogen aan. “Als mijn opa het ons niet had belet waren we nu al 6 jaar samen geweest!”
Hij haalde nog één keer diep adem en besliste toen definitief dat hij het moest vertellen. “We zijn met elkaar naar bed geweest. Zes jaar geleden in de nacht van het afscheidsbal op Zweinstein. Mijn grootvader vond je echter niet geschikt omdat je een halfbloed was, daarom had hij je geheugen maar doodleuk gewist.” Het was eruit voor hij het wist en hij had het zonder enige emotie in zijn stem verteld. Dit waren de harde feiten en hij hoopte dat Sarah er iets van begreep, misschien zelfs iets zou herinneren..
Zijn hart bonsde in zijn keel. “En nu vraag ik je om opnieuw je keuze te maken. Want die nacht bloeide de liefde tussen ons op, liefde die de volgende ochtend gewoon weer leek verdwenen. Dat kan toch niet!” De laatste woorden schreeuwde hij bijna. “Het kan niet zo zijn dat die liefde weer is verdwenen Sarah! We horen bij elkaar!”
“KIES SARAH! Kies voor hem of kies voor mij!”
OOC1: Het waren maar vijf a4tjes
OOC2: Nu komt de laatste Rayna-Missy-Sander scene :') Post niet te veel want het moet nog op 1 pagina passen volgens de Sado-traditie |
_________________ 'I've to go back, haven't I?' 'That is up to you.'
'Do I have a choice?' 'Oh Yes.' Dumbledore smiled at him. 'We are in King's Cross you say? I think that if you decided not to go back, you would be able to...let's say...board a train.' |
|
|
|
|
|