Auteur |
Bericht |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Za Nov 25, 2006 21:09 |
 |
Fanfiction Challenge december: Kerst
Hee schrijvers en schrijfsters!
Omdat we weer in de feestmaand (en aankommaand) december zijn gekomen, had Dracogirly het idee om je inzending voor de challenge te houden over hét feest van het jaar: Kerstmis!
Professor Anderling en professor Sneep onder de maretak, mevrouw Vaals alleen onder haar kerstboom met haar katten, ik laat je volledig vrij, maak er maar een feestelijke inzending van. Drie regeltjes:
De personages in je verhaal moeten wel IC zijn en het verhaal moet zich afspelen in één van de jaren waarin Harry op Zweinstein zit. En natuurlijk moet het verhaal zich rond of op Kerstmis afspelen, het mag wel op iedere denkbare locatie.
Ik hoop dit keer op meer inzendingen en je kent de regels:
x Je inzending mag minimaal uit 1500 woorden bestaan en maximaal uit 2000
x Het verhaal moet met het thema te maken hebben
x Het moet speciaal voor de challenge geschreven zijn (en dus nergens anders op internet te vinden zijn)
x Je moet het zelf geschreven hebben
x Het moet in AN (Algemeen Nederlands) geschreven zijn; geen breezahtaal en als het kan zo min mogelijk spelfouten. Kijk in ieder geval je inzending even na voor je hem instuurt of laat hem door iemand bèta-readen
x Gebruik in je verhaal óf de Engelse namen uit Harry Potter óf de Nederlandse, anders wordt het verwarrend
x Je mag maximaal 1 verhaal inzenden
x Je inzending moet een Nederlandse titel hebben
x Je inzending moet vóór de uiterste inleverdatum binnen zijn
En houd er rekening mee dat dit een forum voor alle leeftijden is.
Over het stemmen:
Op jezelf stemmen, dat is wel duidelijk, is nutteloos, want dan telt je stem gewoon niet mee. En wat ik ook nog toe wil voegen, het zou leuk zijn als de mensen die hebben meegedaan ook zouden stemmen, dat is wel zo eerlijk. Het hoeft niet, maar liever wel.
Vragen kun je stellen in het daarvoor bestemde topic, maar je kunt natuurlijk ook een pb’tje naar mij sturen.
De challenge start op 1 december en sluit op – jawel – kerstavond, 24 december.
Succes en moge de inspiratie met je zijn!
Liefs, LavenderBrown/Fleur
Inzendingen:
1. Een onverwachte kerst
2. Een droom van een kerstfeest
3. Een Wemelige kerst
4. Eenzame kerst...?
5. Het Kerstcadeau
6. Eenzaam maar niet alleen
7. Midden in de verdomde, eenzame, koude winternacht..
8. Regen
9. Voor één keer
10. Een liefdevolle Kerst
11. Ontbrand |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you.
Laatst aangepast door LavenderBrown op Wo Jan 10, 2007 21:10; in totaal 12 keer bewerkt |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Ma Dec 11, 2006 21:56 |
 |
Een onverwachte kerst
Vermoeid streek de huiself langs zijn voorhoofd, maar ging toen toch ijverig door met het bereiden van de reusachtige kalkoen voor het feestmaal op Zweinstein die voor hem op het aanrecht ligt. Over ruim vier uur begon het Kerstmaal, het was loeidruk in de keuken en iedereen was hard aan het werk. Ze waren nu bezig met de kerstkalkoen bereiden; het pronkstuk van de gehele maaltijd. Hiervoor hadden ze aardappelpuree met gehaktballetjes, een paar reusachtige ijstaart en een verrukkelijke groentesoep gemaakt.
“Dobby!” piepte een vrouwelijke huiself plotseling. “Dobby – hik! – doen het helemaal verkeerd!”
Dobby draaide zich om en keek naar degene die hem riep. Het was Winky, de ex-huiself van Barto Krenck. Ze kon nog lang niet wennen aan het leven hier op Zweinstein. Ze had nog steeds van die zielige, betraande oogjes en hield een flesje in haar kleine handjes, zag Dobby en hij voelde een vreemde kriebel in zijn maag ronddansen. Hij schudde even zijn hoofd en zag dat haar oren hingen slap. Ze was nog lang niet van haar boterbierverslaving af.
“Wat doen dan ik fout, Winky? De kruiden moet toch nu over de kalkoen?”
“Nee, Dobby, nee! Meneer Perkamentus zeiden…” ze sperde haar ogen wijd open en knipperde, “dat de kruiden als aller, állerlaatste er over heen moet worden – hik! – gestrooien?” Dobby krabde even aan zijn lange elfenoren, die slap gingen hangen van teleurstelling. Tranen blonken in zijn ogen en hij draaide zich zo wild om naar het aanrecht, dat hij er het zoutvaatje van af sloeg. Het viel aan diggelen op de glinsterende keukenvloer van marmer en alle kokende huiselven in de keuken vielen stil. Sommige slaakten zelfs een kreetje van verschrikking. Dobby begon luid te jammeren.
“O nee, o nee, wat doen ik nu weer? Ik gaan het ook nooit leren, nooit, Dobby is een slechte huiself, ja, ja, Dobby is ontrouw aan de goede professor Perkamentus, hij verdient – ”
Maar plotseling stonden er drie gestaltes in de deur van de keuken. De een was lang en best mager, had gitzwart haar en een rond, zwart brilletje. De tweede persoon was kleiner en had een enorme bos bruine krullen. Ze had haar armen over elkaar geslagen en keek nogal afkeurend de keuken in, alsof ze tegen haar zin mee was gegaan. De derde en laatste persoon was nog langer dan de eerste en zijn vuurrode haar stak scherp af tegen de lichtkleurige keukenwand. Hij keek verlekkerd naar al het eten en snoof de geur op.
“Hoi Dobby,” zei de eerste persoon grijnzend. Het was meneer Harry Potter.
“Harry Potter, meneer! Wat doen u hier?” piepte de elf plotseling opgewonden.
“Wij komen even voorproeven van het heerlijke feestmaal,” zei de roodharige jongen, die Ron Webel heette, als Dobby het zich goed herinnerde. Hij kreeg acuut een por van het bazig uitziende meisje links van hem, die ook even snoof, maar niet door de lekkere etensgeur die hier rondhing, maar uit walging.
“Wij zal even wat eten halen voor u, meneren en mevrouw!” riep een fors uitziende huiself met een geelachtige huid.
“O... nou bedankt,” zei Harry Potter. “Maar wij wilde je eigenlijk ook nog een fijne Kerst wensen en -”
“Dank u wel, meneer! Als Dobby nog wat voor u kan betekenen: Dobby doet alles voor u, meneer, alles! Ik is nog steeds niet vergeten dat u mij gered heeft uit de handen van een vreselijke, duistere familie Malfidus…” Hij knipperde met zijn ogen, stond op het punt om zichzelf een klap te geven maar beheerste zich.
“Goed zo, Dobby, je begint het al te leren!” zei Ron Webel vrolijk. Dobby pinkte een traan in zijn ooghoek weg en zei toen: “Dank u wel, meneer, dank u wel, u bent echt te goed voor mij…”
“We moesten maar weer eens gaan,” zei het meisje dat tussen de twee jongens in stond bits.
“Nee, Hermelien! Kijk dan, er komt eten aan!” lachte Ron Webel vrolijk.
“Jij ook altijd met je eten! Wordt toch eens volwassen” antwoordde Hermelien en toen snelde ze woedend de keuken uit.
Ron Webel haalde zijn schouders op naar Harry Potter en keek met een blik “Wat heb ik nou weer gedaan?” Die keek verbaasd terug maar geen van beiden hadden de neiging om Hermelien naar buiten te volgen. “Laat maar, we halen haar zo wel weer,” zeiden hun ogen.
“Dobby heeft een cadeautje voor u, meneer Harry Potter!” riep Dobby plotseling uit en de opgelaten stilte werd verbroken. “Het ligt in mijn slaapkamer, zal we het even gaan halen?”
“Je slaap – je slaapkamer? Hebben jullie -?” vroeg Harry Potter verbouwereerd.
“Ja natuurlijk, meneer, waar moeten wij anders slapen?” glimlachte Dobby.
“Waar zijn die dan?” vroeg Ron Webel grinnikend, terwijl hij om zich heen keek. “Ik zie nergens een slaapzaal, of deuren, of –”
“Die is naast de keukens, meneer. Hier om de hoek. Wij huiselfen heeft hier allemaal eigen kamer en een eigen wachtwoord.Volgen mij maar, mijn slaapkamer is in die muur,” onderbrak Dobby de jongen Ron Webel.
Ze liepen met zijn drieën naar een met maretak versierde wand en Dobby zei: “Kerstpudding!” en opeens verscheen er een klein gat in de muur, ruim genoeg voor een huiself. Maar was het ook groot genoeg voor een mens?
Harry Potter en Ron Webel vroegen zich dit blijkbaar ook af, aan hun gezichten af te lezen, maar voor ze het wisten werden ze er door Dobby heen geperst en waren ze in zijn kleine slaapkamer belandt. Het was ongeveer een meter bij een meter en op de grond lagen een paar oude dekens.
“Het lijkt wel op het nest van Knijster,” fluisterde Harry Potter tegen Ron Webel. “Hoe is het trouwens met hem, Dobby? Waar is hij eigenlijk?”
“Knijster willen niet helpen met Kerstmaal bereiden, meneer. Knijster is boos en mompelt de hele tijd de vreselijkste verwensingen.” Toen vervolgde hij op een zachte toon: “En Dobby vindt Knijster niet zo aardig, Knijster scheldt Dobby uit.”
“O… oké,” zei meneer Harry Potter.
“Maar hier is uw kerstcadeau, meneer!” en hij duwde vlug een groot, stinkend pak met een groen lintje eromheen gebonden in zijn handen. Ze stonden nogal krap bij elkaar, want zo groot was zijn kamer niet.
Toen Harry Potter het opende, haalde hij er eerst een pak vreemd ruikende kerstkransjes uit.
“Dat heeft Dobby van zijn loon gekocht, meneer!” zei hij blij. “Gekocht bij Zacharinus’ Zoetwarenhuis, als mensen de waarheid niet spreken, gaat ze stinken, meneer!”
Toen haalde Harry Potter het tweede cadeautje uit het pak, het was een blauwe, geruite onderbroek.
“O,” zei hij. “Nou… bedankt Dobby. Eh… hoe kom je hieraan?”
“Het was van Dobby’s oude meester Malfidus, meneer! Ik heeft hem op een dag gepikt, ook al moest hij daarna zichzelf aan zijn oren aan de waslijn hangen met wasknijpers.”
Harry Potter en Ron Webel kwamen niet meer bij van het lachen.
Tien minuten later, toen de twee gasten nog wat gegeten hadden en weer vertrokken waren, kon Dobby zijn geluk niet op en tranen sprongen in zijn ogen. Hij wreef ze er gauw uit en ging op topsnelheid verder met het volgende gerecht voor de grote maaltijd: pasteitjes. Hij keek op de grote klok en zag dat ze nog minstens drie uur hadden voor het feest begon. Dobby ging Maar plotseling voelde hij een zacht getik op zijn schouder en hij keek om: Winky stond achter hem en ze huilde. Ze huilde tranen met tuiten en Dobby wist niet wat hij moest doen. Hij klopte haar onhandig op haar schouder en Winky gebaarde dat hij mee moest komen.
“Maretak!” fluisterde ze schor maar zachtjes en weer verscheen er een gat in de versierde stenen muur, maar dit keer leidde die tot de slaapkamer van Winky. Hij was helemaal knalroze gekleurd en nog kleiner dan zijn kamer. Deze was ongeveer een halve meter bij een halve meter, dus ze konden zich nauwelijks bewegen. Op de grond lag een wollig kleedje, dat kriebelde aan Dobby’s voeten. Aan een van de muren hing een oude, vergeelde foto met rafelige randjes van Barto Krenck. Hij keek nors maar bazig de lijst uit. Zo te zien was Winky nog steeds erg gesteld op de heer Krenck… Dobby zelf voelde nu alleen maar intense haat en afkeer naar zijn oude tovenaarsfamilie die hij bediend had tot meneer Harry Potter hem bevrijd had. Het was de fijnste dag geweest uit zijn hele leven. Aan een andere muur hing een kerstklokje in allerlei vrolijke kleurtjes.
Winky maakte opeens een raar piepgeluidje en Dobby was even vergeten dat hij hier was. Hij keek over zijn schouder, voor zover dat mogelijk was in de piepkleine ruimte.
Plotseling kreeg hij een kus op zijn mond gedrukt van Winky.
De tijd stond stil. De kerstklok leek opgehouden te zijn met tikken. Dobby wist niet hoelang de kus geduurd had, maar het leek wel een eeuwigheid. Hij glimlachte verdoofd naar Winky en voelde opnieuw een aparte kriebel in zijn buik. Winky lachte terug.
“Zal we weer naar buiten gaan?”
“Ja…”
En samen liepen ze de slaapkamer uit, hand in hand, onder de maretak van de muur terwijl het kerstklokje begon te rinkelen. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Do Dec 14, 2006 13:38 |
 |
Een droom van een Kerstfeest.
Een streepje op de muur. Klein, wit, net als alle andere. Dagen, weken, maanden, jaren… Verborgen in kleine witte streepjes, gegroepeerd per vijf, later per zeven. Dat rekent makkelijker…
Zeven dagen, een week.
Vier weken, een maand.
Twaalf maanden, een jaar.
Elf jaren, een eeuwigheid.
Een eeuwigheid zonder hoop. Zonder vreugde.
Zelfs de meest speciale dagen worden inhoudsloos.
Vijfentwintig dagen, Kerstmis.
Een sombere, duistere cel. Water langs de muren, ratten als pest, als hoofdkussen, als gezelschap, zelfs als snack. Met sombere, donkere ogen kijkt hij naar dezelfde stenen als de dag ervoor. Dezelfde lijnen, dezelfde barsten. De stenen, koude vloer is zijn vaderland geworden. Het gammele tafeltje met maar drie poten is zijn houvast. Een klein raampje, met tralies die het weinige licht doorbreken, is zijn licht in het duister. Het muffe, stinkende bed is zijn oase aan rust geworden. Deze kleine cel is zijn thuis. Voor altijd zijn thuis.
De muren staan vol getekend met krijt. Kleine witte streepjes. Één voor elke dag.
Kerstmis vandaag.
Hij ligt op zijn bed en staart naar de muur. Kerstmis. Hij kan zich niet herinneren wanneer dat nog inhoud had voor hem. Zo lang geleden. Zoveel streepjes.
En toch… diep vanbinnen weet hij nog hoe het was. Geen natte muren maar een warm haardvuur. Geen kramikkelig bed, maar een gezellige sofa. Geen ratten die het eten van onder je neus stelen, maar een gevulde kalkoen, gedeeld door vrienden. Geen eenzame tranen, maar een vrolijke lach…
Een rottende, stinkende hand van een dementor schuift een bakje met wat eten onder de tralies. Hij kijkt er eens vluchtig naar, en krijgt de bevestiging dat er vandaag weeral prut op het menu staat.
“Bedankt hoor.” roept hij zonder zijn ogen van de muur te halen. “Je zou toch ten minste iets kunnen vinden dat lijkt op kalkoen…”
Een rochelende adem en een ijskoud gevoel vanbinnen laten hem weten dat het niet wijs is verder te gaan. Maar sinds wanneer trekt hij zich aan wat wijs is? Hij wil rechtop gaan zitten, maar verandert halverwege van gedacht. Ach, laat maar zitten. Wat is het nut?
Hij eet de drets in het schaaltje niet op, maar zet het toch op het tafeltje, voor de dementors beslissen dat ze het terug nemen. Zijn maag doet pijn van de honger, maar hij weigert het voedsel op te eten. Niet vanwege de vorm, geur of smaak, die alle drie niet echt appetijtelijk zijn, maar vanwege het feit dat hij niet wilt laten merken hoe zeer hij naar eten verlangt. Van verlangen is de stap snel gemaakt naar smeken. Hij heeft het duizend keer gezien. Grote, stoere mannen die de zomen van de walgelijke gewaden van de dementors kussen in de hoop wat meer eten te krijgen. Hij walgde ervan. Nee, hij zou een uurtje wachten en dan rustig beginnen eten. Zijn waardigheid was al dat hij nog had, zijn waardigheid zouden ze hem niet afpakken.
Koppig legt hij zich weer neer en staart terug naar de muur, terwijl hij luistert naar de schrokkende geluiden van zijn medegevangenen, bij wie de waardigheid al lang verdwenen is.
Hoe langer hij naar de barsten in de muur kijkt, hoe meer vorm ze krijgen. Ze krioelen door elkaar en vormen figuren. Hulst en kerstballen. En daar, maretak! Waarom heeft hij dit nooit eerder gezien? De hele muur is niet kaal en somber, maar vrolijk versierd met kerstdecoratie.
Dat raampje is eigenlijk een fonkelende ster bovenop een rijkelijk versierde kerstboom. Die roestige emmer een mooie vredige kerststal! Het tafeltje heeft geen drie poten, maar vier. Het breekt haast doormidden van al het heerlijke eten dat erop staat en de cel vult met verrukkelijke geuren.
Het water loopt hem in de mond als hij naar al dat heerlijke eten kijkt. Hij staat op van het prachtige hemelbed waarin hij lag en neemt plaats aan de tafel. Lekker, kip!
Maar nog voor hij zijn tanden in een kippenboutje kan zetten, hoort hij een lachende stem achter zich.
“He, laat nog wat voor ons over!”
Een lach verschijnt op zijn gezicht. Hij laat de kip terug op zijn bord vallen en kijkt achter zich, waar een lachende, lange man staat.
“James, jongen, waar bleef je nou? Ik zit al uren te wachten!”
“Haha, overdrijf vooral niet he! Harry vond zijn linkerschoen niet meer.”
Half boos, driekwart liefdevol kijkt James naar Harry, die van achter zijn vaders rug tevoorschijn springt.
“Dag, oom Sirius!”
“Hey Harry! Wat ben jij groot geworden! Hoe oud ben je nu? Negen?”
Hij kijkt geamuseerd toe hoe een verontwaardigde uitdrukking op het gezicht voor hem verschijnt.
“Ik ben wel al twaalf hoor!”
“Oh, ja, natuurlijk! Waar zit ik toch met mijn gedachten?” lachte hij en knipoogt naar James. “Is je moeder niet mee?”
“Natuurlijk wel, ze staat achter je!”
En inderdaad, als hij zich omdraait staat daar de vrouw van James, de moeder van Harry en een engel op aarde, gecombineerd in één vrouw.
“Lily, ik had je daar niet gezien!”
“Gelukkig Kerstfeest, Sirius!”
Ze gaf hem drie zoenen en steekt hem een ingepakt cadeautje toe.
“Voor straks, na het eten.” zegt ze er waarschuwend bij. Hij grijnst breed en legt het naast de andere cadeautjes onder de kerstboom. Er is bijna geen plaats meer, zo afgeladen vol ligt het er. Hij ziet Harry er gretig naar kijken.
“Geen zorgen hoor, makker. Minstens de helft ervan is voor jou.”
Breed lachend kijkt Harry hem aan.
“Sirius, je verwent hem!” spreekt Lily hem vermanend toe.
“Ach,” lacht Sirius. “Waar zijn peetvaders anders voor, hé Harry?”
Tot niemands verbazing knikt Harry uitvoerig van ja.
“Wel, ik ben dan wel zijn peetvader niet, maar ik denk dat hij niet nee zegt tegen een extra pakje…”
Ze draaien zich om en zien Remus, die glimlachend in de deuropening staat, met nog een cadeautje in zijn handen.
“Remus! Kom binnen, kom binnen! We wilden net gaan eten!”
Remus geeft het cadeau af aan Harry die het snel onder de boom legt, en neemt ook plaats aan tafel.
“Missen we niet iemand?” vraagt Remus voor iedereen aanvalt op het overheerlijke eten op de tafel.
“Ohja.” glimlacht Sirius. “We zijn Peter helemaal vergeten.”
Hij staat op en loopt naar een kast waar hij een grote urn uit haalt, en op de laatste vrije stoel zet.
“Ziezo, eet smakelijk!”
Dat laten ze zich geen twee keer zeggen. Snel schept iedereen zo veel als hun bord kan dragen op, en beginnen ze te eten.
Het eten smaakte nog beter dan dat het eruit zag. Sirius dacht niet dat hij ooit al zo iets heerlijks had gegeten.
Het duurt dan ook niet lang voor de schalen leeg, en hun magen vol zijn. Voldaan laten ze de afwas aan de huiselven en gaan ze in de gezellige zetels bij de kerstboom gaan zitten.
Brandend van ongeduld wacht Harry tot hij het eerste pakje mag gaan opendoen. Sirius kiest er zorgvuldig eentje uit en geeft het hem.
“Kijk eens hier. Ik hoop dat je er blij mee bent.”
Vertederd kijkt hij toe hoe het inpakpapier eraan moet geloven en hoe Harry enthousiast het doosje opent. Hij haalt er een polsbandje met een klein rond spiegeltje uit.
“Wauw! Een draagbaar vijandsvizier!”
James schatert het uit.
“Dus dáár is die gebleven! Krenck zoekt er al de hele week naar!”
“Krenck, Krenck,… Krenck mijn voeten! Al die overuren die hij ons laat kloppen, hij mag wel eens iets extra doen voor Kerstmis!”
Lily weet niet naar wie ze eerst vermanend moet kijken, haar man of zijn beste vriend.
“Sirius! Je kunt dat niet zomaar doen! James! Dat is níet grappig!”
“Geen zorgen.” glimlacht Sirius. “Deze zijn verouderde modellen, die niet meer gebruikt worden. Krenck zocht er alleen maar naar omdat hij ze dan in een of andere duffe archiefkast kan steken.”
Lily leek niet helemaal overtuigd te zijn, maar Harry was al aan zijn tweede pakje begonnen, en dus liet ze het er maar bij.
Als uiteindelijk iedereen zijn pakjes heeft opengedaan, ligt de hele vloer vol kleurrijk inpakpapier. Tegen elf uur valt Harry in slaap. Lily legt hem in het bed van de gastenkamer, zodat hij niet wakker wordt van het lawaai dat de volwassenen maken. Sirius schenkt iedereen nog wat wijn in en lacht bulderend mee met het verhaal dat James aan het vertellen is over de Dooddoener die hij de vorige dag te pakken had gekregen en die huilend om zijn moeder had geroepen.
Sirius zit met zijn nieuwe vuurvaste vest van echt drakenleer in de zetel en kijkt tevreden rond zich. Omgeven door zijn vrienden, door gelach en door vreugde. Wat meer kan een mens wensen?
Een koude golf spoelt door de kamer. Verschrikt kijkt Sirius om zich heen. Zijn vrienden, de kerstboom, het eten,… Alles vervaagd en lost op in het duister. Hij grijpt om zich heen, maar het mag niet baten. Al wat hij te pakken krijgt, is muffe lucht. Hij zit weer in zijn oude getrouwe cel. Hij voelt zich weer miserabel.
Voor de tralies staan twee dementors, die gretig alle blije energie van de vervlogen kerstmaaltijd met zijn vrienden, opzuigen. Woedend springt hij recht.
“Laat me met rust! Ga weg! Ga het leven uit een ander zuigen!”
Maar hij kon net zo goed tegen de muur staan roepen. De muur zou waarschijnlijk nog meer onder de indruk zijn dan de dementors. Pas als ze zeker zijn dat alle blije gedachten uit zijn geest zijn gezogen, zweven ze weg van zijn cel.
Mismoedig en lusteloos gaat hij in een hoekje van de kleine cel zitten. Een traan rolt over zijn wang en raakt verloren in zijn warrige baard.
Weer een Kerstmis voorbij. Hoeveel nog voor de dood beslist dat hij genoeg geleden heeft en hem verlost van deze hel op aarde?
Zeven dagen, een week.
Vier weken, een maand.
Twaalf maanden, een jaar.
Elf jaren, een eeuwigheid.
Een eeuwigheid zonder hoop. Zonder vreugde.
Zelfs de meest speciale dagen worden inhoudsloos.
Vijfentwintig dagen, Kerstmis. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Do Dec 14, 2006 13:40 |
 |
Een Wemelige Kerst
Buiten kraaide een oude haan, die boven op de met een laagje sneeuw bedekte mesthoop stond. Heel het erf lag onder een parelwit laagje sneeuw. En de plasjes water waren bevroren. Het was nog donker op het erf, maar aan de horizon kon je reeds de eerste glimpen van de ochtendzon opvangen.
Meneer Wemel rekte zich uit en draaide zich naar de plek waar zijn vrouw lag.
'Schat, opstaan we moeten…'
Toen hij naar haar in het duister tastte, merkte hij dat er niemand meer naast hem lag. Hij wreef langdurig door zijn ogen, om de slaap eruit te krijgen en besloot vervolgens op te staan. Het was ijskoud in de kamer. Meneer Wemel rilde even en deed snel zijn dikke ochtendjas aan, die voor de gelegenheid met glitters versierd was. De houten trap kraakte terwijl hij naar beneden liep.
Mevrouw Wemel stond voor het aanrecht. Donkere dampen rezen boven haar hoofd toen ze zich met een verwrongen glimlach naar haar man draaide.
‘Goedemorgen Arthur,’ klonk het niet al te gemeend.
‘Goedemorgen Molly, je bent al zo vroeg uit de veren?’ vroeg hij enigszins terughoudend omdat zijn vrouw steeds minder vrolijk leek te kijken.
‘Dat kan ik geloven,’ zei ze snel. ‘Om tien uur zouden we vertrekken en jij staat daar nog in je ochtendjas alsof we de hele dag voor onszelf hebben.’
Meneer Wemel keek geschrokken naar de klok, half acht. Hij had zich overslapen! Hoe kon zoiets nu gebeuren? Maar hij begreep wel niet waarom Molly hem niet had gewekt. Snel rende hij weer naar boven om zich klaar te maken en zijn koffer te pakken. Mevrouw Wemel riep hem nog toe dat Ginny nog gewekt moest worden en dat hij zeker niets mocht vergeten. Ze had namelijk al de hele ochtend het gevoel iets vergeten te zijn. Meneer Wemel ging Ginny wekken op het moment dat hij slechts één sok aan had en met zijn gewaad half over zijn hoofd getrokken.
Ginny rende de trap af naar haar moeder, die ondertussen een lekker ontbijt had gemaakt: pannenkoeken in de vorm van kerstboompjes en sterren. Mevrouw Wemel zette de radio aan. Er kwam namelijk een special over haar favoriete zangeres op. Ginny zette zich aan tafel en begon aan haar ontbijt. Enkele minuten later kwam haar vader ook naar beneden. Hij zette zijn koffer langs de deur en schoof opgewekt bij aan tafel. Hij had nog steeds maar één sok aan, maar dat had niemand gezien.
‘Wat een voortreffelijk ontbijt Molly,’ zei hij bij zijn eerste hap.
Mevrouw Wemel die deze zeer overdreven opgewektheid ietwat vreemd vond, vroeg argwanend: ‘Wat scheelt er?’
‘Wel,’ begon meneer Wemel. “Ik dacht zo dat we misschien met het vliegtuig naar Roemenië konden gaan.”
‘Met het wat?’ de stem van Mevrouw Wemel klonk gevaarlijker dan ervoor.
‘Met het vliegtuig… je weet wel … die grote ijzeren vogels… waarmee Dreuzels lange afstanden afleggen,’ stamelde meneer Wemel terwijl hij zijn armen strekte in een poging een vliegtuig uit te beelden.
Mevrouw Wemel moest zich aan het aanrecht vasthouden, zodat ze niet omver zou vallen. Was haar man helemaal gek geworden? Bij haar volgende zin trok ze extra grote ogen in een poging het waanzinnige idee uit het hoofd van haar man te zetten.
‘En hoe wou je dan aan het -vliegstation- geraken?’
‘Met de auto,’ zei meneer Wemel zo zacht dat het bijna onverstaanbaar was. Hij had al onmiddellijk spijt van zijn voorstel. Mevrouw Wemel stak een tirade af over de moeite die hij gedaan had voor het verkrijgen van de ViaVia, de risico’s die gepaard gaan met dat vliegtuig-tuig en de auto, de auto, de auto. Meneer Wemel probeerde zich tijdens deze tirade te verstoppen achter een stukje pannenkoek. Uiteindelijk keek hij beteuterd naar zijn bord en at het laatste stukje op.
Ginny die dacht dat haar moeder nu toch niet kwader kon worden greep haar kans:
‘Misschien is het beter dat ik thuisblijf?’
‘Nee,’ riep mevrouw Wemel die duidelijk nog niet uitgetierd was. ‘Jij gaat mee naar Charlie. Ga je klaarmaken en zorg dat je niets vergeet.!’
Op de radio speelde er nu een vrolijk kerstdeuntje, helemaal het tegenovergestelde van de sfeer in huis. Meneer Wemel was knorrig omdat ze niet op een Dreuzelmanier reisden. Mevrouw Wemel die nog natrilde aan het aanrecht van haar woede-uitbarsting en Ginny stampvoette de keuken uit omdat ze niet alleen mocht thuisblijven.
Een half uur later stond iedereen met zijn koffer in de keuken. Ze durfden elkaar met moeite in de ogen kijken. Nog beschaamd van het voorval van eerder.
‘Heeft iedereen alles?’ vroeg meneer Wemel die een koekenpan uit de kast nam. Mevrouw Wemel dacht na. Ze was er duidelijk van overtuigd dat er iets ontbrak. Ze zag dat haar man slechts één sok aan had maar zweeg erover. Het was best wel grappig. Na een tijdje sloeg ze plots haar handen voor haar gezicht en jammerde:
‘De trui! Ik ben een trui vergeten te breien voor Charlie.’ Ze liep nog rap het huis door, op zoek naar wol. Maar al de wol was opgebruikt aan de andere truien. Het enige wat ze vond waren de restjes wol die overgebleven waren van al de andere truien. Duidelijk teleurgesteld liep ze terug naar de keuken en nam de koekenpan vast. Meneer Wemel sloeg troostend een arm om haar heen en zei terwijl hij met zijn toverstok naar de koekenpan wees: ‘Portus’
De houten vloer van het Nest verdween onder hun voeten en in een wasem van kleuren stonden ze enkele tellen later op een grote open weide. Er lag minstens 20 centimeter sneeuw. Ginny was bij het aankomen plat op haar rug in de sneeuw gevallen. Ze lachte en rolde om in de sneeuw. De koude lucht sneed aan het gezicht van meneer en mevrouw Wemel. Ze keken rond en zagen al vlug een groot houten huis in de verte staan. Dat moest het huis van Charlie en zijn vrienden zijn. Mevrouw Wemel trok Ginny recht en ze wandelen traag richting het huis. De reden dat het zo traag ging was de tegenwind en hun toch wel zware koffers. Na wat wel uren wandelen leek, kwam het drietal aan bij de hut. Meneer Wemel klopte hard tegen de deur. Niemand kwam open doen. Hij keek schouderoplatend naar zijn vrouw en probeerde de deur open te draaien, dat lukte. De deur zat niet op slot. Eens binnen werden ze overweldigd door dennengeur en de geur van versgebakken koekjes. Mevrouw Wemel riep enkele keren om haar zoon: ‘Charlie!’ maar niemand antwoordde.
Het huis was prachtig versierd. Boven de open haard hingen verschillende kerstsokken. De trapleuning was versierd door een rode en witte slinger, die ook nog eens glinsterden in het licht van de grote lamp die in het midden van de kamer hing. In een hoek stond een reusachtige kerstboom. De zilveren piek ervan raakte het plafond net niet. In de andere hoek van de kamer stonden er drie gezellige bruine zetels rond een brandend haardvuur. Het leek erop dat de bewoners net weg waren. De drie Wemels besloten zich naar de zetel te begeven en er zich gezellig in nestelen, wachtend op Charlie en zijn vrienden. Op het tafeltje stonden halflege glazen en er lagen kruimels van gebak. Mevrouw Wemel ging naar de keuken, waar de overheerlijke koekjesgeur vandaan kwam, en zette daar een kan heet water voor de thee. Ginny nam een tijdschrift dat open op het tafeltje lag en begon er in te lezen. Het was een tijdschrift dat volledig besteedt was aan draken. Mevrouw Wemel kwam terug uit de keuken met drie tasjes thee.
‘Waar zouden ze zijn?’ vroeg meneer Wemel
‘Ik weet het niet, er zal hun toch niets erg overkomen zijn?’ zei mevrouw Wemel met een bange ondertoon in haar stem.
‘Hoe kom je daar nu bij Molly?’
‘Wel het lijkt erop dat ze hier hals over kop vertrokken zijn,’ antwoordde ze terwijl ze nerveus rond keek.
Plots kraakte de deur. Alledrie keken ze verschrikt op maar er gebeurde een hele tijd niets. Ze gingen terug rustig in de zetel zitten toen de deur openzwaaide en Charlie in de opening stond. Met blokken hout in zijn armen.
‘Ma, pa, Ginny! Wat doen jullie hier?’
‘Hoe wat doen wij hier?’ zei Mevrouw Wemel kwaad terwijl ze opstond. ‘Je hebt ons toch uitgenodigd om hier Kerstmis te vieren!’
‘Wel ja, maar ik had jullie pas in de vooravond verwacht, er is nog niets hier van eten en dergelijke.’
‘Oh maar dat maak ik toch wel allemaal klaar, geen probleem.’
En zo geschiedde het. Mevrouw Wemel kookte een heerlijk potje klaar voor iedereen. Het duurde twee uur tot iedereen genoeg had gegeten en toen was nog niet alles op. Wanneer mevrouw Wemel met het dessert aankwam vluchtte iedereen van tafel.
Bij het uitwisselen van de cadeaus later op de avond vroeg Charlie zich af waarom er een grote ‘A’ op zijn trui stond en werd er hartelijk gelachen om de streepjessok van Meneer Wemel, die duidelijk niet per paar kwam. Meneer Wemel legde vurig het verband tussen de stekker, die hij van Charlie had gekregen, en een stopcontact uit tegen vrienden van Charlie. Mevrouw Wemel was in de wolken van haar nieuwe receptenboek en Ginny prulde met een losgekomen draadje van haar nieuwe trui. Het werd nog een heel gezellige kerstavond, ze lachten, aten koekjes en dronken melk. Om middernacht trok iedereen uitgeput naar bed, waar ze allemaal droomden over hoe een geweldige kerstdag het morgen wel niet zou worden. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Ma Dec 18, 2006 16:25 |
 |
Eenzame Kerst…..?
Morgen zou het Kerst zijn… Ginny zat voor het raam. Buiten sneeuwde het flink en er ontstond langzaam een laagje sneeuw op de vensterbank buiten. Ginny zag dit alles niet en keek met betraande ogen voor zich uit. Ze tekende lusteloos hartjes op het beslagen raam.
In de huiskamer was het een drukte van belang; iedereen hielp traditioneel altijd met het optuigen van de kerst boom. Nu Hermelien en Ron dan eindelijk een stel waren was zij uiteraard ook uitgenodigd met kerst. Alle kerst spulletjes stonden klaar om neergezet te worden. Normaal was Ginny altijd degene die het meest enthousiast was. Nu dus niet.
Hermelien zuchtte diep en keek met veel medelijden naar het zielige hoopje mens dat eens haar vriendin was.
Ginny was vreselijk bezorgd om Harry….. Zij en Ron natuurlijk ook, daarom leefde ze ook zo mee, maar Ginny had ook nog liefdes verdriet; ze kon hem maar niet vergeten.
Harry had het uitgemaakt, aan het einde van het vorige les jaar, om haar te beschermen tegen Voldemort. Hermelien betwijfelde of het iets zou helpen; iedere gek kon zien dat die twee stapelgek op elkaar waren….
Harry was in hun laatste jaar niet vaak op Zweinstein en iedereen wist waarom, hoewel alleen zij, Ginny en Ron wisten van de Gruzielementen. Ze probeerden via de leden van de Orde zoveel mogelijk informatie te krijgen over Harry’s situatie, maar ze lieten, tot hun grote frustratie, niet veel los…
In oktober was Harry een weekje terug geweest en Ginny was in lange tijd niet zo gelukkig geweest, hoewel Harry zijn uiterste best deed om bij haar uit de buurt te blijven, wat niet erg gelukt was. Op dat moment had hij net weer één van de gruzielementen uitgeschakeld.
Harry was er slecht aan toe geweest; hij was volledig uitgeput en had in die week die hij op Zweinstein was geweest nauwelijks lessen gevolgd. Dit had hen allen grote zorgen gebaard.
Ron keek Hermelien aan en wist waar ze aan dacht; hij maakte zich ook zorgen om Ginny, ze ging er aan onderdoor.. Tegelijkertijd maakte hij zich ook veel zorgen om Harry…. Hij liep naar zijn vriendin toe en streelde teder haar haren. Ze draaide zich om en ze keken elkaar in de ogen. ‘Alles goed?’ vroeg hij bezorgd
‘Met mij wel, ik heb jou hier! Maar ik maak me zorgen om Ginny, ze eet bijna niks…..’
Ron schudde mistroostig zijn hoofd ‘Het zijn moeilijke tijden, voor ons allemaal!’
Ginny zat nog steeds voor het raam en merkte niets van haar bezorgde familieleden, ze was ijskoud maar voelde zelfs dat niet, haar gedachten waren een paar maanden eerder, toen alles er nog zo rooskleurig had uitgezien………..
‘Ginny!!’ lachend draaide ze zich om
‘Hé Harry!, goeie training was dat, zeg!’ hij kwam naast haar lopen. Ze voelde vlinders in haar buik en wist even niet wat verder te zeggen, ze keek hem blozend aan.
‘Nee’ dacht ze gedecideerd, ‘Net nu hij interesse lijkt te krijgen in me, moet ik niet terugvallen in mijn oude gedrag!’
Hij wilde wat zeggen, maar toen hoorde ze tot haar irritatie Ron achter zich, die tegen Harry begon te praten. Ze liep snel weg, hoewel ze achter zich nog hoorde dat Harry haar terug riep.
De beslissende wedstrijd om de Zwerkbalcup kwam nu snel dichterbij en ze had het uitgemaakt met Daan. Tot haar plezier had ze gemerkt, dat Harry werkelijk jaloers was op Daan en steeds vaker probeerde met haar te praten. Zou het dan toch ooit wat worden tussen hen?? Iets waar ze al jaren van droomde?? Het leek te mooi om waar te zijn……
Toen was de wedstrijd voorbij, ze had de Snaai gevangen en ze hadden de cup gewonnen!! Uiteraard was Harry er niet bij geweest. Na afloop was het dan eindelijk gebeurd.. Ten overstaan van heel Griffoendor, had hij haar gekust…. Het was als in een droom en het voelde hemels; heel de leerlingenkamer was opgelost en er leek niks anders meer te bestaan dan Harry en zij……
Dat was de fijnste tijd van heel haar leven geweest, elk vrij momentje waren ze samen geweest en praatten ze, kusten ze………
‘Ginny!’ hoorde ze plots een bezorgde stem,
‘Ginny, liefje, je bent ijskoud!’ Molly keek haar dochter aan, dit kon zo niet langer, er moest iets gebeuren, besloot ze kordaat.
Ze deed een warme deken om haar dochter heen en wenkte Hermelien bij zich; ‘Wil jij bij haar blijven? Het lijkt wel of ik geen contact meer met haar krijg, ik moet even wat regelen!’
Hermelien knikte en Molly liep met grote stappen weg, op weg naar Hedwig, die tijdelijk bij hen woonde tijdens Harry’s missie. Ze wilde proberen om contact te krijgen met Harry zodat hij tijdens Kerst op Het Nest kon zijn.
Molly schreef een briefje en Hedwig keek toe met haar grote, amberkleurige ogen. Ze leek prima te begrijpen dat deze boodschap voor haar baasje bedoeld was en toen Molly het briefje aan haar poot had gebonden, leek ze meteen te weten waar hij zich bevond, ze vloog in ieder geval vastberaden weg. Molly putte hier hoop uit en liep toen snel weer terug naar Ginny.
Op Kerst avond zat iedereen nogal stilletjes aan tafel; zelfs Fleur was erg stil, wat ze niet van haar gewend waren. Bill, die ook bij de Orde zat, was ook thuis.
Toen hij thuis was gekomen, een uur eerder, stoof Ginny net als elke dag op hem af en wilde weten of hij iets van Harry gehoord had… tot Bill’s grote spijt kon hij haar niks nieuws melden………
‘Liefje,’ probeerde Arthur Wemel, ’Geen nieuws is goed nieuws…’ maar daar kon Ginny geen hoop uit putten en teleurgesteld ging ze weer voor het raam zitten.
Nu zaten ze dus aan tafel. Molly had heerlijke dingen gekookt, net als anders, maar Ginny zat er lusteloos in te prikken, met haar hoofd op haar rechterhand geleund.
Ron en Hermelien aten, maar proefden niks. Het was allemaal zo uitzichtloos en men wist niet wanneer het afgelopen was en erger nog, of Harry het zou overleven……….
Harry zat alleen in een klein, donker huisje… Het was het meest veilig als hij zich zoveel mogelijk afzijdig hield van de bewoonde wereld. Hij wist dat het morgen Kerst was en voelde zich eenzamer dan ooit… Hij ging met zijn warme kroes boterbier dicht bij de haard zitten, maar deze kilte kwam van binnenuit, daar hielp geen haard aan. Terwijl hij daar zo zat, werd het later en later…
Hij dacht aan Ginny; wat zou hij graag de kerst bij haar doorbrengen…. Maar juist zij was zo kwetsbaar. Toen, plots, tikte er iets tegen het raam.. Hij sprong op en het boterbier gutste over zijn kroes. Tot zijn opluchting was het Hedwig! Hij opende het raam en streelde haar veren, liefdevol pikte ze hem in zijn hand. ‘Wat fijn om jou te zien!’ zei hij tegen zijn uil, blij dat hij in ieder geval iemand had om tegen te praten, hoewel ze uiteraard niets terug zou zeggen….
Toen pas zag hij dat ze een briefje bij zich had. Hij rolde het snel uit en las.
‘Lieve Harry,
Ik hoop dat alles goed met je gaat.
We maken ons allemaal grote zorgen om je, maar Ginny nog het meest…
Zo veel, dat ik bang ben dat ze eraan onderdoor gaat..
Ik weet niet waar je bent en of het mogelijk is, maar ik zou het fijn vinden als je Kerst bij ons zou willen vieren!
Liefs van Molly Wemel’
Harry las ademloos en slikte toen moeilijk; dit mocht niet gebeuren! Hij pakte snel zijn weinige spullen in en verdwijnselde toen.
Die avond gingen ze vroeg naar bed. Ginny lag nog uren wakker, ze hoorde haar maag knorren maar negeerde het gevoel van honger.
Toen ze eindelijk in slaap was gevallen, droomde ze onrustig; eerst van Harry die achtervolgt werd door Voldemort. Badend in het zweet werd ze wakker, blij dat het een droom was geweest! Later had ze een fijne droom; Harry had Voldemort verslagen en alles was voorbij. ‘Ginny!’ zei hij liefdevol en hij kuste haar teder, ze glimlachte in haar droom en voelde onbewust aan haar lippen. Toen weer: ‘Ginny!!’ nu iets duidelijker… Ginny fronste haar wenkbrauwen en durfde haar ogen niet open te doen, bang dat de droom dan voorbij was en bang voor de eenzame kerst die haar te wachten stond. Toen voelde ze warme lippen op de hare; hele echte lippen!! Met een schok deed ze haar ogen open en daar was hij,….
Harry……!!
Hij keek haar liefdevol aan en streelde haar wang.
Van de schrik kon ze niks zeggen.
Achter de deur stond de hele familie; zij waren net zo opgetogen dat Harry gekomen was en ze wilden graag Ginny’s reactie horen!!
Toen ze van de schrik bekomen was, sloeg ze haar armen om hem heen en omhelsde hem stevig ‘Ik was zo bezorgd om je!!’ zei ze vanuit de grond van haar hart.
‘Dat heb ik vernomen.’ zei Harry zachtjes, terwijl hij haar eens goed bekeek.
‘Je ziet er niet goed uit, meisje, veel te mager!’ zei hij bezorgd. ‘Maar ik zal de hele week bij je blijven!’
Het werd een fantastische Kerst, met veel lekker eten en veel cadeautjes!! Iedereen probeerde bij de dag te leven en gelukkig te zijn met wat ze nu hadden, wat nog zou komen, tja dat zou de toekomst moeten uitwijzen… |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Vr Dec 22, 2006 20:17 |
 |
Het kerstcadeau
Draco lag in bed en staarde naar het plafond. Hij hoorde hoe er kerstmuziek kwam uit de afdelingskamer en zorgde er met een zwiep van zijn toverstok voor dat zijn kamerdeur hard dichtsloeg. Kerstmis. Hij trok een vies gezicht. Wat had je eraan? Hopen dat de kerstman je voor de verandering iets bruikbaars stuurt, in plaats van de gebruikelijke onzin als chocolade en sokken. Als de kerstman hem echt iets nuttigs wilde geven, zou hij ervoor zorgen dat Potter morgen onder zijn kerstboom zat. Een lach verscheen op zijn gezicht bij de absurde gedachte. Alsof dat ooit zou gebeuren.
Vol afschuw keek hij naar de kerstboom die in zijn kamer stond. Hij was blij geweest toen hij hoofdmonitor was geworden en een eigen kamer gekregen had. Maar zelfs hier kon hij niet aan de kerstversieringen ontsnappen. Blijkbaar was het onmogelijk om in dit kasteel een ruimte te vinden waar geen kerstversieringen waren. Zelfs in Sneep’s kerker waren sporen van kerst te zien. Hoe dat kwam was voor iedereen een raadsel. Als er iemand was die net zo’n hekel had aan kerst als hij, dan was het Sneep wel.
Zuchtend draaide hij zich om in zijn bed. Hij sloot zijn ogen en viel in een rustige slaap.
--
De volgende ochtend hoorde hij alweer luide kerstmuziek uit de afdelingskamer komen. Hij kreunde en probeerde het geluid te dempen door het kussen over zijn oren te stoppen. Waarom konden ze kerst niet overslaan? Het feit dat zelfs dreuzels aan dit feest deden gaf toch al aan dat iedere zelfrespecterende tovenaar niets met dit feest te maken moest hebben?
Voorzichtig glansde hij richting de kerstboom om te zien wat voor vreselijks hij er dit jaar onder zou vinden.
Tot op de dag van vandaag zou hij ontkennen dat het geluid dat vervolgens uit zijn mond kwam een gil was. Malfidussen gilden immers niet. Feit blijft dat het geluid verdacht veel op een gil leek. Met open mond en zijn toverstok gericht op de figuur onder de kerstboom probeerde Draco zijn vlug slaande hart weer rustiger te krijgen. Hij probeerde een reden te bedenken voor wat een hallucinatie moest zijn en knipperde met z’n ogen.
Snel trok hij zijn ochtendjas aan voor hij met geheven toverstok richting de kerstboom liep.
“Potter?”, zei hij verbaast terwijl hij naar de vastgebonden Griffoendor keek die onder zijn kerstboom zat. “Wat doe jij hier?”
Harry probeerde te antwoorden, een grote prop perkament zorgde er echter voor dat alleen een grommend geluid te horen was.
Draco zuchtte geïrriteerd voor hij de prop uit Harry’s mond trok.
“Kun je me dan nu zeggen wat je hier doet?”
Harry haalde een paar keer diep adem, blij dat zijn mond niet langer geblokkeerd werd door de prop perkament. Toen hij weer op adem was gekomen keek hij Draco woedend aan.
“Zou je de touwen die m’n armen en voeten vastgebonden houden ook los willen maken?”
Draco bekeek Harry op en neer, voor hij z’n ogen op Harry’s gezicht liet rusten.
“Waarom zou ik dat doen Potter?”, zei Draco terwijl een glimlach op zijn gezicht verscheen. Hij had geen idee hoe Potter onder zijn kerstboom beland was, maar een aangename verrassing was het zeker. Nu moest hij alleen nog bedenken hoe hij Potter zo snel mogelijk bij Voldemort kreeg. Eindelijk zou hij het respect krijgen wat hij verdiende. Niet langer zal hij alleen als Lucius’ zoon worden gezien, maar eerder als de man die Potter bij Voldemort bracht.
Harry probeerde zich ondertussen rustig te houden en Draco niet boos te maken. Als hij hier weg wilde komen had hij Draco’s hulp nodig. De touwen begonnen inmiddels te snijden in zijn polsen en enkels doordat hij in het begin geprobeerd had ze van zich af te krijgen, iets wat behalve schaafwonden niets had opgeleverd. Hij haalde een keer diep adem voor hij Draco weer aankeek.
“Wil je alsjeblieft de touwen losmaken?”, vroeg Harry kalm.
Draco keek verrast naar Harry.
“Geef mij één goede reden om dat te doen”, zei Draco terwijl hij zijn linker wenkbrauw ophief in vraag.
“Alsjeblieft Malfidus, het is kerstmis”, zei Harry terwijl zijn ogen op Draco gericht bleven.
“Is dat je argument? Het is kerstmis?”, zei Draco lachend. “Ik haat kerstmis. Als er ook maar één tijd in het jaar is die ik graag zou overslaan is het wel kerst.”
Harry’s gezicht veranderde in een grimas. Hij had het kunnen weten. Natuurlijk deed een harteloos persoon als Draco niet aan kerst.
Harry zuchtte. Hij moest hier wegkomen, alleen de vraag was hoe? Misschien moest hij meer op Draco’s gevoel spelen, er van uitgaande dat hij er één had.
“Waarom maak je die touwen niet los? Ik heb mijn toverstok niet bij me dus ben ongewapend”, zei Harry rustig.
Draco leek Harry’s voorstel te overwegen. Harry zag zijn kans en ging snel verder.
“Of ben je soms bang dat ik zelfs zonder toverstok van jou kan winnen?”
Die laatste zin leek Draco te overtuigen. Het was een soort uitdaging en Draco was niet het type dat een uitdaging zomaar voorbij liet gaan. Met een vastberaden blik en een gemompelde toverspreuk verdwenen Harry’s touwen.
Harry keek opgelucht nu de touwen verdwenen waren. Langzaam wreef hij over zijn rood uitziende polsen en enkels om het gevoel erin weer wat terug te krijgen.
Met een laatste blik op Harry liep Draco naar het bureau waar hij vlug begon te schrijven. Nieuwsgierig keek Harry van Draco’s rug naar de deur. Als hij stil was kon hij hier misschien wegkomen zonder dat Draco er erg in had. Stilletjes stond hij op en begon z’n weg naar de deur. Hij was zo geconcentreerd bezig dat hij niet hoorde hoe Draco’s veer zich inmiddels niet meer op het perkament bewoog en hij niet in de gaten had dat Draco zijn ontsnappingspoging met een opgeheven wenkbrauw bekeek. Toen Harry nog ongeveer één meter van de deur verwijderd was besloot Draco de stilte te doorbreken.
“Ga je ergens heen?”
Geschrokken sprong Harry op en draaide zich om, zijn handen automatisch grijpend voor zijn toverstok die er niet was.
“Ik..uhm Ik..”, stamelde Harry terwijl zijn gezicht rood aanliep.
“Ja?”, zei Draco rustig terwijl z’n blik op Harry bleef rusten.
“Ik was van plan om terug te gaan naar mijn afdelingskamer”, zei Harry die zich weer wat hersteld had.
“Ga je gang”, zei Draco met een grijns terwijl hij z’n armen over elkaar deed en toekeek wat Harry zou doen.
“Huh? Wat?!”, zei Harry verbaasd terwijl hij Draco aanstaarde. Dit had hij niet verwacht. Liet Draco hem zomaar gaan?
“Ik zei ga je gang. Als je denkt dat je het hier zo rot hebt moet je vooral gaan. Vergeet alleen niet dat zodra je de deur opent de hele afdelingskamer van Zwadderich jou mijn kamer uit ziet komen. Dit zal voor verschillende geruchten zorgen, maar dat is natuurlijk iets waar jij je geen zorgen over hoeft te maken. Ik bedoel, je denkt toch niet dat ze je zomaar de afdelingskamer uit laten lopen? Maar zoals ik al zei, ga je gang.”
Harry overdacht wat Draco zei en keek nu bedenkelijk naar de deur. Hij wist dat Draco gelijk had. Hoewel hij de afdelingskamer waarschijnlijk levend zou verlaten, zou hij zeker in de ziekenzaal belanden.
“Ik denk dat ik toch maar blijf”, mompelde hij uiteindelijk terwijl hij langzaam de kamer weer inliep. Draco had zich inmiddels teruggedraaid naar het stuk perkament en was opnieuw druk aan het schrijven.
Voorzichtig ging Harry op het bed zitten en staarde naar Draco. Dit was zeker niet hoe hij zijn kerstochtend had voorgesteld; op Draco’s bed.
Hij zag hoe Draco nog steeds druk aan het schrijven was. De stilte begon op zijn zenuwen te werken en ook zijn nieuwsgierigheid nam steeds meer toe.
“Wat ben je aan het schrijven?”, vroeg Harry uiteindelijk.
Draco stopte met schrijven, duidelijk geïrriteerd dat hij gestoord werd, en draaide zich om.
“Ik ben een brief aan de heer van het duister aan het schrijven”, zei Draco kalm.
“Aan Voldemort?”, vroeg Harry. “Maar waarom?”
Draco’s lippen gingen iets omhoog in een glimlach en hij keek Harry aan.
“Ik heb op dit moment iets in mijn kamer wat hij graag wil hebben. Dus zeg eens Potter, hoe zal ik je omschrijven? ‘De Jongen die bleef leven’ of ‘Griffoendor’s GoldenBoy’.”
Harry staarde Draco lange tijd aan. Hij wist niet waarom, maar hij was ervan overtuigd geweest dat Draco hem niet aan Voldemort zou uitleveren. Het was een stomme gedachte geweest. Malfidus was immers sinds zijn geboorte al voorbestemd om een dooddoener te worden. Maar toch…
Draco had zich alweer omgedraaid en was verder gegaan met schrijven. Stilletjes stond Harry op en liep richting het bureau.
“En was is het geworden?”
Draco sprong op, geschrokken dat Harry plotseling achter hem stond. Snel haalde hij het perkament weg, maar het was al te laat want Harry had het al gezien.
“Ik dacht dat je een brief aan Voldemort aan het schrijven was? Dus tenzij je je brieven aan hem altijd begint met ‘Lieve moeder’…”
Een grijns verscheen op Harry’s gezicht terwijl hij Draco aankeek.
Draco keek kwaad terug. Een gespannen stilte hing tussen beide. Zonder wat te zeggen stond Draco op, liep met grote passen naar de deur en verliet de kamer. Met een klap viel de deur achter hem dicht.
Harry staarde naar de gesloten deur. Op de één of andere manier voelde hij zich nu onveiliger dan toen Draco er nog was. Als er nu een andere Zwadderaar zou binnenkomen en hem hier zo ongewapend zou zien… Harry slikte, dat was iets waar hij liever niet aan dacht.
Een paar minuten gingen voorbij zonder dat er iets gebeurde. Plotseling hoorde hij hoe er iemand bij de deur was en geschrokken keek hij in het rond. Snel pakte hij het eerste voorwerp dat als wapen kon dienen. Met een vreemd soort vaas boven zijn hoofd geheven wachtte hij tot de deur geopend werd. Hij wist dat het niets was in vergelijking met een toverstok, maar hij wilde in ieder geval het idee hebben dat hij zich kon verdedigen.
Hij zuchtte opgelucht toen hij Draco de kamer in zag komen. Draco keek verrast naar Harry met het geheven voorwerp.
“Wil je…”, Draco stopte met praten, besluitend om het duistere voorwerp niet bij zijn echte naam te noemen.
“Wil je van mijn spullen afblijven”, beet hij hem daarom toe.
“Sorry. Ik wist niet…. Ik bedoel, ik dacht dat…. Sorry”, mompelde Harry terwijl hij het snel weer terugzette zonder Draco aan te kijken.
“De kust is veilig, je kunt gaan.”
Verbaasd keek Harry naar Draco. De zo rustig gesproken woorden nog echoënd in zijn hoofd.
“Wat?”, vroeg Harry, om er zeker van te zijn dat hij Draco goed verstaan had.
“Ik zei de kust is veilig”, herhaalde Draco geïrriteerd.
Harry staarde slechts naar Draco. Liet Draco hem zomaar gaan? Of was het een list, en stond half Zwadderich achter die deur klaar om hem te verbouwen. Hoewel, als Draco hem in pijn had willen zien had hij dat al lang kunnen doen. Hij was immers degene met een toverstok.
Draco rommelde in een kast en langzaam liep Harry naar de deur. Hij keek nog even naar Draco’s rug, het enige wat nu nog zichtbaar was.
“Als je nog lang wacht zijn ze straks weer terug van het kerstontbijt”, zei Draco zonder zich om te draaien.
“Bedankt”, zei Harry terwijl hij z’n hand op de deurklink legde. Draco knikte slechts maar draaide zich niet om. Harry wilde de deur openen, maar bedacht zich en draaide zich nog even om. “Nog een fijne kerst”, sprak hij terwijl hij naar Draco keek. Hij zag hoe Draco naar zijn toverstok greep, duidelijk niet blij dat Harry hem aan de kerst herinnerde. Snel opende Harry de deur en verdween door de lege afdelingskamer. Terwijl hij naar zijn afdelingskamer liep bleef hij zich maar afvragen waarom Draco hem liet gaan.
Het moest de kerstgedachte zijn, dat was de enige verklaring die hij kon verzinnen voor het vreemde gedrag van zijn schoolvijand. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Za Dec 23, 2006 13:29 |
 |
Eenzaam maar niet alleen
Ik weet nog goed dat het die dag hard sneeuwde. Ik had niemand meer. Niet dat ik ooit iemand heb gehad die zielsveel om me gaf. Op Ginny Wemel na. Zij was altijd aardig voor mij ookal zat ze niet in mijn afdeling. Maar ook de nu beroemde Harry Potter heeft nooit een kwaad woord over me gezegd. Die Harry, ik zag hem eerst als een jongen die moeilijk met zijn beroemdheid kon om gaan. Maar later begon hij er beter mee om te gaan. Uiteindelijk was het kerstavond op Zweinstein. Door de dreiging van Voldemort werden bijna alle kinderen van Zweinstein gehaald. Behalve ik. Mijn vader werd plotseling erg ziek en lag in het ziekenhuis. Omdat ik geen andere familie had móest ik wel op Zweinstein blijven. Maar dit gold niet alleen voor mij…
“Harry kijk eens?” net toen Harry zich om draaide kreeg hij een grote sneeuwbal in zijn gezicht van Ron die bijna op de grond lag van het lachen. Maar gelukkig wreekte Hermelien hem door een grote sneeuwbal terug te gooien.
“Noem je dat nou eerlijk?” vroeg Harry die zijn bril af had gedaan en die droog maakte.
“Wel als je mee rekent dat Hermelien wraak nam” zei Ron en Harry zette izjn bril weer op zodat hij ook een gezicht bij de rode wazige vlek zag.
“Eigenlijk is het een voordeel dat iedereen van Zweinstein is gehaald. Nu hebben wij heel Zweinstein voor onszelf alleen” zei Hermelien.
“Nu je het zegt. Ik heb inderdaad nog geen mens gezien” zei Ron en keek om zich heen alsof hij verwachtte dat er een massa kinderen achter de struiken vandaan zouden komen.
“Op de professors na” zei Ron en met z’n drieën op een rij liepen ze langzaam naar binnen liepen.
“Ik heb ook gehoord dat Loena nog op Zweinstein is” zei Hermelien en deed haar natte handschoenen uit.
“Maar die zien waarschijnlijk waziggroeiende eenelfjes vliegen op haar kamer” zei Ron en lachte om zijn eigen grap.
“Dan is het nog rustiger dan vorig jaar” zei Harry. De rede waarom ze nu niet op het Grimboutplein zaten was omdat het daar niet meer veilig was. Op Zweinstein zitten was nu het veiligst op dit moment. Maar gelukkig zouden een paar ordeleden eerste kerstdag komen.
“Ja, eigenlijk wel raar want ze zeiden dat het op Zweinstein het veiligst was tegen ons” zei Hermelien.
“Of ze hebben het gewoon te druk” zei Ron maar toen hij twee blikken van Harry en Hermelien kreeg toegeworpen haalde hij snel zijn schouders op en kreeg een rode kleur op zijn wangen.
“Harry Potter meneer!” hoorde Harry opeens een bekende stem schreeuwen en zag Dobby aan komen rennen die nu een zwarte spijkerbroek aan had waarvan de pijpen opgerold waren en een rood overhemd aan had.
“Ow hallo Dobby” zei Harry verbaasd, hij had Dobby namelijk nog nooit zo openlijk zien doen.
“Dobby heeft vrij gekregen. Dobby wil Harry Potter, Ron Wemel en Hermelien Griffel prettig kerstfeest wensen voordat Dobby op vakantie gaat” toen Harry dat hoorde viel zijn mond open, Hermelien lachte breed en Ron moest zijn lachen in houden.
“Ga je op vakantie Dobby?” vroeg Harry uiteindelijk maar en Dobby knikte.
“Dobby heeft gespaard van loon. En hij kan nu naar Ierland op vakantie gaan” zei hij.
“Wat goed Dobby” zei Hermelien die na al die jaren nog steeds met de S.H.I.T bezig was, al was de productie van kleren wel minder geworden nu ze bijna haar volle aandacht op de oorlog had staan. Bijna iedereen had dat nu.
“Maar Dobby nu gaan. Anders mist hij collectebus” zei hij en liep weg.
“Zou hij geen koffers nodig hebben?” vroeg Hermelien.
“Hermelien een Huiself op vakantie. Hoe gekker kan hij worden?” vroeg Ron die nu eindelijk zijn ingehouden lachen er uit gooide.
“Hij is ten minste een goed voorbeeld voor de andere huiselven. En heb jij ooit dan voor een reis naar Ierland gespaard?” vroeg Hermelien maar Ron deed alsof hij haar niet hoorde.
Die avond organiseerde Ron, Hermelien en Harry een feestje voor zichzelf. Het was ten slotte kerstavond.
“Nu hebben we alles. Behalve eten” zei Ron.
“Ik ga wel wat halen in de keukens” zei Harry maar voordat Ron of Hermelien een verwijt kon maken dat hij niet alleen mocht zijn liep hij al weg.
Ik zat snikkend op de trap van de derde verdieping. Ik voelde me ellendig. Niet alleen omdat ik niemand had op kerstavond maar ook omdat ik net een brief had gekregen van het ziekenhuis. Mijn vader was overgeplaatst naar een afdeling met meer bewaking. Het ging steeds slechter met hem. Morgen zou ik naar hem toe gaan. Nu kon dat niet, van buitenaf mocht er niemand binnen komen.
Ik schrok toen ik voetstappen hoorde en probeerde naar de andere kant te kijken. Ik wilde niet dat iemand me zag huilen, het was waarschijnlijk toch maar Foppe die haar nog meer verdriet wilde doen.
“Loena?” hoorde ik een bekende stem zeggen en draaide me op. Harry stond naast me. Toen hij me betraande gezicht zag kwam hij naast me zitten en keek me bezorgd aan.
“Wat is er aan de hand?” vroeg hij en ik schudde mijn hoofd.
“Mijn vader is doodziek en…” verder kwam ik niet er rolde al weer een verse traan over mijn wang. Zo was ik nooit en zo probeerde ik zeker niet bij Harry te zijn.
“Je bent bang dat je hem verliest” zei Harry en ik moest denken aan Harry’s verlies. Hij had zijn ouders nooit gekend en hij had zijn peetvader verloren die veel voor hem had betekend.
“Ja” zei ik en zag Harry denken. Waarschijnlijk aan zijn peetvader.
“Hij is de enige familie die ik heb sinds mijn moeder dood is” zei ik. Misschien voelde het beter als ik alles vertelde en het er uit gooide.
“Loena, wat jij nodig hebt is wat gezelschap. Kom mee naar de afdelingskamer van Griffoendor met me. Hermelien en Ron zijn daar ook” zei hij en keek me vriendelijk aan. Net zo vriendelijk als Ginny Wemel altijd deed. Ginny Wemel de vriendin van Harry Potter.
“Dankje” zei ik. Hij stond op en gaf me een hand om me omhoog te helpen en gingen naar de keuken en vanuit de keukens naar de afdelingskamer van Griffoendor waar ik nog nooit eerder was geweest. Even vergat ik mijn zorgen. Even vergat ik mijn vader die ziek was.
“Ik kwam Loena onderweg tegen en heb haar uitgenodigd” zei Harry en Loana glimlachte even naar Ron en Hermelien en nam toen in een fauteuil plaats. Deze leerlingenkamer straalde zoveel gezelligheid uit.
“Ik zie het. Nu is het ten minste een feestje met één gast” zei Hermelien en maakte een blikje boterbier open en gaf deze aan Loena.
“Ja, het is hier erg gezellig in de leerlingenkamer” zei Loena en glimlachte naar Hermelien. Zij was het slimste meisje van de hele school.
“Ja, nu kan het feest pas echt beginnen” zei Harry. En zo gebeurde het. Het was misschien de mooiste kerstavond van mijn leven. Al wist ik toen niet dat het nog bijzonderder zou worden.
“Het boterbier is op” zei Ron die al veel op had en erg melig was geworden.
“Kom dan gaan we nog wat halen” zei Hermelien die vrij nuchter was vergeleken met Ron en verlieten samen de toren van Griffoendor.
“Harry ik ben zo blij dat ik mee mocht hierheen van jouw” zei Loena en glimlachte blij toen ze naast hem ging zitten. Ook hij leek erg blij.
“Ik voel me altijd erg op mijn gemak bij je Loena en ik vind je erg aardig” zei Harry al zag Loena aan zijn gezicht dat hij dat liever voor zich had gehouden.
“Dank je wel. Ik ook bij jou. Niemand anders weet van mijn zorgen en is zo aardig als jij” zei Loena en nadat ze dat zei viel er een grote stilte. Een pijnlijke stilte.
“Hoe gaat het tussen jouw en Ginny?” vroeg ik uiteindelijk maar toen ik dat had gevraagd keek Harry weer erg somber.
“Ik heb het uitgemaakt met haar. Ik vond het beter voor haar persoonlijke veiligheid” zei Harry en ik knikte, dat zou mij zo moeilijk lijken.
“Ginny is erg aardig” zei ik en weer viel er een stilte. Net toen ik die stilte weer wilde doorbreken kwamen we allebei naar elkaar toe en zoende elkaar. Het was een lichte liefkozende zoen. Ik had nog nooit met iemand gezoend, nog nooit een vriendje gehad. Toen we van elkaar los kwamen keken we elkaar aan. Eerst wist ik niet wat ik er van moest denken maar later vond ik het prachtig. Misschien had ik altijd al iets voor hem gevoeld.
“Harry je bent een schat” zei ik en door mijn gedachte schot dat ook Ron en Hermelien verdacht lang weg bleven. Ik ging met mijn hoofd op zijn schoot liggen en hij wreef over mijn haar. Ik was niet goed in liefdesdingen maar ik wist dat dit het mooiste moment was van mijn hele leven.
Het laatste wat ik me kon herinneren voordat ik in slaap viel op zijn schoot was dat ik zei: “Ik hou van je” en hij zei: “Ik ook van jouw”. Ik was gelukkig, niemand kon me dit geluk meer af nemen. Het was kerst en ik was niet meer alleen. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Za Dec 23, 2006 14:16 |
 |
Midden in de verdomde, koude, eenzame winternacht…
‘Muil, hou je mond,’ bromde Hagrid, die zijn robuuste hand over Muil’s zachte vacht liet gaan. Hij staarde vanuit zijn nieuwe, voorlopige hutje naar zijn afgebrande woonplaats, waarin zich alles had bevonden waar hij van hield. Voor zover hij om materiële dingen gaf. Hij drukte Muil nog eens tegen zich aan en liet hem pas los toen hij piepende geluidjes ging maken.
‘Gelukkig heb ik jou nog, makker,’ mompelde hij en de tranen sprongen direct weer in zijn koolzwarte oogjes. Hij gooide een houtblok in zijn open haard en schrok even terug van de vlammen, die hoog oplaaiden. Zijn gedachten zweefden terug naar de dag die hij vervloekte. De dag waarop Perkamentus, zijn grote held, werd verbrand.
Hij zat nog een poosje te tobben over Harry, Ron en Hermelien, die gedrieën op pad waren gegaan om de Gruzielementen op te sporen. Ze hadden geen idee wat ze deden, waar ze naartoe moesten om al Voldemort’s resterende delen uit zijn verleden te vernietigen. Wat moesten ze beginnen zonder Perkamentus?
Hagrid stond op en rommelde in de kast naar zijn fluitketel, toen er onzeker op de deur werd geklopt. Drie keer. Niet iemand die Hagrid normaal bezocht, dus, want hij stond erop dat betrouwbare mensen twee keer klopten, even stopten en dan weer twee keer.
En wie kwam hem nou opzoeken rond middernacht, op een kille dag als deze? Het was kerstavond, nota bene, wie zou het kasteel nou verlaten om hem op te zoeken?
Hagrid drukte zijn neus tegen het raam en moest even wachten tot de grote vlek van zijn adem verdwenen was. Met zijn adem ingehouden keek hij naar buiten, maar hij kon alleen een klein figuurtje onderscheiden in het donker en de grote hopen sneeuw om zijn huis.
‘Wie is daar?’ riep hij bruusk.
‘Ik kom hier om meneer Hagrid fijn Kerstfeest te wensen! Ik heb een brief van Harry Potter meneer, meneer!’
Hagrid overbrugde binnen drie seconden de afstand naar de deur en rukte hem open.De kleine huiself Dobby kwam naar binnen gestruikeld. Hij had een gigantisch pakket in zijn handen, en een rol perkament tussen zijn tanden geklemd.
Hagrid trok de rol uit zijn mond en staarde er achterdochtig naar.
‘Hoe kom jij daar aan?’ vroeg hij aan Dobby en hij gebaarde dat hij kon gaan zitten. Dobby wankelde met zijn pakket naar een stoel waar hij bijna volledig in wegzakte.
‘De brief werd door meneer Harry Potter’s uil Hedwig bezorgd, meneer!’
Hagrid maakte bij het horen van die bekende naam de brief open en las hem een paar keer, totdat hij alle woorden had kunnen onderscheiden.
Lezen kostte hem altijd een beetje moeite.
‘Wil meneer Hagrid dat Dobby de brief voorleest, meneer?’ vroeg Dobby met zijn hoge, schrille stemmetje.
‘Ja, doe dat maar,’ reageerde Hagrid en hij probeerde iets van gezag in zijn stem door te laten klinken, zodat hij zich niet zo’n kind voelde.
Dobby schraapte zijn keel en streek het stuk perkament glad.
‘Lieve Hagrid
Ik kan je niet te veel informatie geven, voor het geval deze brief onderschept wordt, maar Ron en ik zijn nog steeds op zoek naar een bepaald voorwerp. Hermelien is een andere weg ingeslagen, omdat ze denkt dat we te weinig tijd hebben om alles met zijn drieën te doen.
We maken ons zorgen om haar. Maar ook om jou: vrolijk kerstfeest!
Ik hoop dat je gezelschap hebt bij Kerst en dat je niet besluit om alles alleen te blijven doen.
De leraren willen je helpen, Hagrid. En wij komen zo snel mogelijk terug. Eerst moeten we een deel van onze missie voltooien, en dat gaat voor.
Het spijt me dat we je niet mee lieten gaan als wacht, maar we willen niet dat je gevaar loopt. Zweinstein is veiliger dan waar wij nu zijn. We denken veel aan jou en iedereen op Zweinstein, en bedank professor Anderling voor me. Ze zal wel weten wat je bedoelt.
Ik hoop dat mijn pakje voor je ook aankomt. Ik vertrouw erop dat je er in het bos wel weg mee weet.
Groeten Harry (en Ron, Hedwig en Koe doen ook de hartelijke groeten)’
Toen Dobby’s plechtige stem niet meer door de stilte klonk, was het Hagrid’s gesnik dat de hut vulde met droevigheid.
‘Ze zitten helemaal in hun uppie in de wildernis en ik kan ze niet helpen!’ zei hij en hij haalde gierend adem.
‘En heppie ook een pakje van Harry, dan?’ vroeg hij en hij liet zijn goede voornemens om wat socialer te praten meteen varen.
Dobby knikte en hij haalde het lint van het grote pak af. Een iets kleiner pak kwam eruit tevoorschijn en Hagrid pakte het met trillende vingers aan. Het duurde een paar minuten voor hij de verpakking eraf had. En in het pakje zaten… twee eieren.
‘Het zijn draakjes!’ zei Dobby niet bijster enthousiast. Hij kroop weg in zijn stoel, alsof de eieren hem aan zouden vallen.
‘Je hebt gelijk…’ zei Hagrid en hij dacht aan het Norbert-fiasco een aantal jaar geleden. Zou Harry dat vergeten zijn?
‘Hij denkt dat ik ze in het bos kan opvoeden… Harry is de beste man die er bestaat,’ zei hij sentimenteel en hij begon weer te huilen.
Dobby knikte instemmend en reikte hem een grote, roze zakdoek aan, wat vroeger hoogstwaarschijnlijk een theedoek was geweest.
‘Bedankt,’ huilde Hagrid en hij snoot luidruchtig zijn neus.
‘Mot jij geen kerstmaaltijden klaarmaken?’ vroeg hij toen aan Dobby, die hem ongemakkelijk aankeek.
‘Daar begint Dobby morgenvroeg mee,’ antwoordde hij. Hij gebaarde naar de doos op zijn schoot. ‘Dobby heeft eten meegebracht, als meneer Hagrid honger heeft.’
Hagrid staarde naar zijn buik, alsof zijn maag eruit zou springen en hem opheldering zou bieden. Hij besloot maar dat hij honger had.
‘Wat heppie meegebracht?’ informeerde hij en hij ging verder met het zetten van thee.
Ze waren vrienden zodra Dobby het woord kaas vermeldde.
De rest van de nacht besteedde Dobby aan het verzorgen van Hagrid’s zielige maag en het leren van huiselfen-klapspelletjes aan hem. Hagrid leerde hem… nou ja, niets eigenlijk, maar hij luisterde wel zeer geïnteresseerd naar de verhalen over de familie Malfidus.
Om een uur of vier, toen Hagrid met bloeddoorlopen oogjes naar de zachtjes aan het hout likkende vlammen zat te staren en Dobby neurotisch op tafel zat te trommelen, klonk er een geluid achter hen.
‘Een draakje! Er barst een ei uit!’ riep Hagrid opgewonden uit en hij tilde het snel op om in een ketel te zetten, de beste brandveilige omgeving.
Dobby liet een angstig kreetje ontsnappen en bewoog nieuwsgierig, maar terughoudend wat dichterbij. Hij rekte zijn lange huis-elfennek uit om in de ketel te kunnen kijken en sprong van schrik een stuk achteruit toen het ei begon te sissen.
‘Heel normaal. Die beesssies roken nou eenmaal,’ legde Hagrid uit, die vol emotie naar het ei keek, dat langzaam maar zeker helemaal scheurde.
‘Och, wat een schatje!’
Een klein, groen draakje dat hem venijnig aankeek, was uit het ei gekropen en spuwde wat vuur tegen de rand van de ketel.
‘Zijn eerste vuur!’ piepte Hagrid ontroerd en hij trok Dobby tegen zich aan, die wat ongemakkelijk heen en weer schoof.
‘Ik ben blij dat je Kerstfeest met me viert, vriend!’ zei Hagrid met dichtgeknepen keel.
‘Ik ben ook heel blij met meneer Hagrid, meneer,’ klonk Dobby’s stemmetje.
‘Hoe zullen we hem noemen?’ vroeg Hagrid toen met een bedenkelijke frons.
‘Bob?’
‘Wie noemt een draak nou Bob?’
‘Bobby dan?’
‘Laat ook maar…’
Hagrid wilde zijn Magische Encyclopedie van Meest Bedreigende en Bedreigde Draaksoorten pakken, toen het boek uit zijn handen werd geblazen.
‘Dob –?’ begon Hagrid, maar het kleine draakje keek hem met zijn kleine oogjes toegeknepen aan en hij begon bijna weer te huilen.
‘Ik ben zijn mammie,’ zei hij, meegesleept door emoties.
Dobby kuchte ongemakkelijk en hield het andere ei voor Hagrid. Het begon ook te scheuren.
‘Ik heb maar één ketel!’ zei Hagrid in paniek en hij sloeg, nerveus als hij was, bijna een vaas van een tafeltje.
‘Een vaas!’
Hij legde het ei in de grote vaas en keek er van bovenaf in. Hij kon niet echt zien wat er onderin gebeurde, maar toen zijn baard bijna verschroeid werd door een vonkenaanval, drong het tot hem door dat hij in één Kerstnacht twee baby’s had gekregen.
‘Maar… Straks branden ze uw huis af, meneer Hagrid, die draken!’ riep Dobby zenuwachtig.
‘Dan… Dan brengen we ze naar Groemp, die zit in het bos. Hij is toch helemaal alleen en dan heeft hij twee vriendjes,’ stelde Hagrid voor, die tot de conclusie kwam dat het Poolse Platkrauwers waren. Prachtbeestjes.
Hij liet Dobby de vaas vasthouden (die hem ver voor zich uit hield en er naar keek alsof hij er ieder moment ingetrokken kon worden) en pakte zelf de zware ketel, die voor hem aanvoelde als een pak veren. Maar dan met een harde rand.
‘Goed, Dobby, probeer hem niet af te schrikken met die geluiden van je,’ gromde Hagrid zachtjes, want Dobby liet een gilletje horen iedere keer dat er iets bewoog in de vaas.
‘Het zijn draken, die spuwen vuur.’
‘Zijn er ook draakjes die… water spuwen? Goede draken?’
‘Alle draken zijn goed!’ reageerde Hagrid verhit. Hij liep zonder jas de buitenlucht in, en Dobby, die al ingepakt was in drie scheve, paarse wollen truien en twee broeken, volgde hem met goede moed.
Een aantal minuten later kwamen ze bij Groemp, die met zijn rug naar hen toe op een groot open veld in het bos plukken gras uittrok.
‘Groemp! Groempie!’ zei Hagrid enthousiast en hij zette de ketel even neer om zijn armen om Groemp’s onderbeen heen te slaan, het dunste deel van zijn lijf, waar Hagrid ook het beste bij kon. Groemp’s bovenbeen was zelfs voor Hagrid moeilijk.
‘Vrolijk Kerstfeest, broertje. Ik heb wat voor je meegebracht. Twee vriendjes.’
Groemp draaide zich om en gromde ‘HALLO VRIEND’ naar Dobby, die bijna omver werd geblazen door Groemp’s adem.
‘Hoi meneer Groemp, meneer,’ zei Dobby ademloos en hij zette de vaas voor zich neer en dook toen achter een boomstam.
‘Drie vriendjes, eigenlijk. Maar twee die hier bij je blijven!’
Het ene draakje klom uit de ketel en spoot wat vuur op Groemp’s teen, die de vonken direct van zich af sloeg alsof ze mieren waren.
Dobby keek Hagrid aan en gebaarde met zijn hoofd, maar Hagrid kon het niet over zijn hart verkrijgen om Groemp nu alleen te laten. En zijn draakjes ook niet, eigenlijk.
Dobby kwam voorzichtig dichterbij en samen gingen ze naast Groemp in het gras zitten. Of nou ja, wat er van over was.
Een klok ver weg sloeg zes uur en Hagrid glimlachte tevreden.
‘Fijn Kerstfeest, vrienden.’ |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Za Dec 23, 2006 22:11 |
 |
Regen
De regen maakte van het raam een vervormende spiegel. Remus zuchtte even. Zijn eigen vervormde ogen keken hem meewarig aan. Hij haatte kerst.
Zat van het staren naar de regen en zijn spiegelbeeld draaide hij zich om. Hij trok zijn knieën op en sloeg zijn armen er omheen. Hij keek de kamer in.
Ondanks het vuur in de open haard deed de kamer hem koud aan. Het gaf hem rillingen. Remus blies even in zijn handen om ze warm te maken, maar het had geen zin.
Langzaam stond hij op, liep naar zijn slaapkamer en greep de deken van zijn bed. Terwijl de deken over de grond sleepte liep hij terug naar de woonkamer. Daar ging hij op de bank zitten en sloeg hij de deken om zich heen. Hij voelde zich somber, haast melancholiek. Dat had hij altijd in deze tijd van het jaar.
Kerstdepressie. Zo had hij het in de loop van de jaren benoemd. Elk jaar kwam het terug en elk jaar voelde hij zich even miserabel. Maar het leek wel alsof het dit jaar erger was dan voorgaande jaren… Hij zuchtte weer. Als hij nou een vrouw was geweest kon hij nu chocola eten en romantische Dreuzelfilms kijken en dan zou hij zich binnen no time weer goed voelen.
Remus had geen kerstboom, en hij vond het zelfs een beetje ironisch dat het dit jaar niet eens sneeuwde met kerst. De sneeuw vrolijkte hem normaal gesproken op. Maar het leek wel alsof dit jaar zelfs de natuur geen zin had in kerst.
De stilte drukte zwaar op hem. Hij wist dat hij op verschillende plekken welkom was. Hij kon naar de Wemels gaan om in Het Nest kerst te vieren met de hele familie. Waarschijnlijk waren Harry en Hermelien daar nu ook. En de rest van de Orde… Maar hij had geen zin. Hij had nergens zin in.
Met een hulpeloos gebaar en een flinke dosis frustratie plantte Remus zijn vuist met kracht in een van de kussens die op de bank lagen. De behoefte om te schreeuwen kwam bij hem op, maar hij onderdrukte die.
De eenzaamheid met kerst zorgde voor herinneringen aan vroeger. Toen al zijn vrienden nog echte vrienden waren. Toen zijn geheim nog echt een geheim was. Maar nu… De echte vrienden die hij had waren dood en iedereen die hij kende wist wat hij echt was.
Op de één of andere manier moest hij denken aan een bijzonder vrolijke kerst die hij vele jaren geleden gevierd had bij James thuis. Met een meewarige glimlach beleefde hij de gebeurtenis opnieuw.
‘Remus, kom op!’
De ongeduldige stem van een zwartharige jongeman was maar nauwelijks hoorbaar door de huilende wind. Remus lachte hardop. Hij voelde zich uitgelaten.
‘Ik weet dat je van kerst houdt, Sirius, maar ik meen het, de cadeaus lopen niet weg hoor!’
De zwartharige jongen, die inmiddels meer dan tien meter voor Remus liep, lachte een blaffende lach.
‘Je weet maar nooit!’
Uiteindelijk bereikten ze de voordeur van het huis waar ze moesten zijn. Zonder de moeite te nemen om op de bel te drukken bonsde Sirius met een vuist tegen de deur.
Al snel werd de deur opengedaan. Een man met warrig zwart haar deed open.
‘Jongens, kom binnen! James en Peter wachten al op jullie, maar ze waren te lui om bij de kerstboom weg te komen.’
Sirius en Remus lachtten en stapten snel naar binnen – de sneeuw viel inmiddels in een rap tempo uit de hemel.
Ze hingen hun Dreuzeljassen aan de kapstok en liepen de woonkamer binnen.
‘Goedenavond mevrouw Potter,’ zeiden ze, en ze grijnsden toen James opkeek.
Ze vermaakten zich die avond door te luisteren naar de magische radio waar ze keihard foute kerstliedjes meezongen.
Ze dronken warme chocolademelk en vertelden elkaar sterke verhalen. De avond ging veel te snel voorbij, maar ze verheugden zich op de volgende morgen. Ze sliepen met z’n vieren op James’ kamer.
Remus was de volgende ochtend extreem vroeg wakker, maar dat vond hij niet erg. Hij pakte zijn kussen en sloeg met een enorme uithaal op het hoofd van Sirius, die het dichtst bij lag. Sirius schrok wakker, maar liet het niet op zich zitten. Al snel waren alle vier de jongens wakker en resulteerde de onschuldige mep met het kussen in een enorm kussengevecht.
Opeens ging Remus rechtop zitten. Iedereen keek hem vragend aan. Hij grijnsde.
‘Cadeaus!’
En zonder verder iets te zeggen rende hij in zijn pyjama naar beneden. De andere drie aarzelden geen moment en volgden hem naar beneden.
Die kerst was erg fijn geweest. De sfeer, de vriendschap, het eten, de gezelligheid… Alles klopte. Remus had geweldige cadeaus gekregen. Iedereen had het naar zijn zin en niemand werd teleurgesteld. Ze vonden het vreselijk toen het was afgelopen.
Remus keek met een weemoedige blik naar een kleine bewegende foto op de kast naast de bank. Het was een foto van Sirius, James, Peter en hemzelf tijdens die bewuste kerst. Waarom was alles gelopen zoals het gelopen was? Waarom waren James en Sirius dood? Waarom had Peter hen verraden?
Hij haatte kerst. Het bracht allemaal herinneringen naar boven die hij in het dagelijkse leven het liefst niet continu aan zijn hoofd had. Hij vond het vreselijk om herinnert te worden aan het feit dat al zijn vrienden weg waren. Hij vond het vreselijk om te bedenken op wat voor manier zijn twee beste vrienden waren gestorven en hoe alles aan het licht was gekomen.
Ja, hij haatte kerst.
Met een schok zat hij rechtop toen hij uit zijn gedachten werd getrokken door het geluid van de deurbel. Hij legde de deken zorgvuldig op de bank en liep naar de deur, zich afvragend wie er op dit moment nou bij hem aan de deur zou kunnen zijn. Voor de zekerheid pakte hij zijn toverstok vast.
Degene die door de deur stond glimlachte. Remus deed zijn toverstok weg en keek haar verbaasd aan.
‘Wat doe jij hier?’
De vrouw trok een wenkbrauw op.
‘Wat is dat nou voor vraag? Het is kerst! Niemand hoort alleen te zijn met kerst.’
En voordat Remus iets kon zeggen of doen stapte de vrouw langs hem naar binnen. In het voorbijgaan rook Remus dat ze een frisse parfum droeg die precies bij haar knalroze haar paste.
Hij liep haar enigszins beduusd achterna de woonkamer weer in.
‘Nymphadora, kom op.’
Ze draaide zich om met een sceptische blik in haar ogen.
‘Ten eerste; noem me niet zo. Ten tweede; wat is het hier vreselijk leeg!’
Ze wees met haar toverstok op een lege hoek in de kamer en met een enkele spreuk stond er een prachtig versierde kerstboom.
Remus rolde met zijn ogen. Hij gaf het op en plofte weer op de bank, waar de deken nu een beetje eenzaam lag. Hij keek naar Nymphadora. Ze stond naast de kerstboom en checkte die op een enkele fout. Ze hing een kerstbal recht en zorgde ervoor dat de piek wat steviger stond. Toen draaide ze zich naar hem toe en zette haar handen in haar zij.
‘Hoe durf je jezelf zo af te sluiten van iedereen met kerst?’ vroeg ze toen, op een beschuldigende toon.
Remus trok zijn wenkbrauwen op.
‘Wat kan jou dat nou schelen?’
‘Dat is geen antwoord op mijn vraag.’
Remus keek naar de grond en haalde een hand door zijn haar.
‘Ik haat kerst,’ zei hij toen simpelweg, terwijl hij weer opkeek.
Ze ging naast hem op de bank zitten. Ze keek even naar de kerstboom en keek hem toen aan met een schuine blik.
‘Waarom haat je kerst?’
Dit keer geen beschuldigende toon. Remus keek Nymphadora aan.
‘Kerst is gewoon niet mijn ding. Al dat gedoe met gezelligheid en samenzijn. Het is allemaal zo overdreven.’ Hij was verbaasd over zijn eigen smoesjes, maar Nymphadora leek het niet te geloven.
‘Dat is niet de echte reden dat je kerst haat, Remus, en dat weet je zelf ook wel.’
Ze fronste even en vouwde haar benen onder haar lichaam op de bank. Ze wachtte blijkbaar tot hij echt ging uitleggen waarom hij kerst haatte.
Uiteindelijk hield Remus het niet meer uit. Deze stilte was nog erger dan de stiltes die hem normaal overvielen als hij alleen was met kerst. Deze stilte was verwachtingsvol, bijna hoopvol. Hij boog voorover, zette zijn ellebogen op zijn knieën en verborg zijn gezicht in zijn handen. Hij wreef even in zijn ogen en keek toen naar de grond.
Vervolgens begon hij te vertellen.
Langzaam kwam het hele verhaal naar boven. Hij begreep niet waarom hij het vertelde, of wat voor nut het had. Maar hij vertelde. En Nymphadora luisterde.
Bijna tien minuten was hij aan het woord. Aan het eind van zijn verhaal was hij moe en uitgeput. Hij had zin om te schreeuwen. Hij had zin om – hij haatte het om het toe te geven – te huilen. Hij had al jaren niet gehuild. Sterker nog, hij kon zich de laatste keer dat hij gehuild had niet eens meer voor de geest halen.
Nymphadora legde een hand op zijn schouder. Samen huilden ze. Samen praatten ze. En samen keken ze naar de regen die zachtjes langs de ramen drupte.
Na een tijdje keek Remus op. Nymphadora glimlacht lichtjes. Remus kon het niet laten en glimlachte ook.
‘Bedankt,’ zei hij schor.
Ze knikte zachtjes.
‘Jij ook.’
En terwijl ze weer naar buiten keken, zagen ze dat het niet meer regende.
Het sneeuwde. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Zo Dec 24, 2006 1:14 |
 |
Voor één keer
Harry keek door het raam naar het schoolterrein en zuchtte. Hij was blij dat hij dit jaar toch nog kerstmis op Zweinstein kon vieren, ook al voelde het tegenstrijdig. Nooit had hij gedacht rond deze tijd op school te kunnen zijn. Hij had gedacht dat ze nu ergens ver weg zouden zitten om de jacht op de Gruzielementen voort te zetten, wat hij ook eigenlijk had willen doen. Maar Hermelien had daar een stokje voor gestoken. “We mogen een pauze nemen, Harry.” had ze een week geleden gezegd, “Het is kerst, in hemelsnaam.”
Ze had haar best moeten doen om hem over te halen, maar uiteindelijk had hij toch ingestemd. Niet dat hij daar heel blij mee was. De druk om de Gruzielementen te vinden werd steeds groter en steeds vaker merkten ze de aanwezigheid van Voldemort. En de afwezigheid van Perkamentus. Maar tot nu toe waren ze er nog steeds niet in geslaagd een Gruzielement te vinden en Harry vroeg zich nagelbijtend af hoe lang het nog zou duren. De tijd begon te dringen…
“Kom je Harry?” vroeg de stem van een meisje, die hem uit zijn gedachten haalde. Harry draaide zich om en keek recht in het gezicht van Hermelien.
Hij knikte. “Ja, ik ben er al.” Hij probeerde een glimlach tevoorschijn te halen, maar het was moeilijk. Al een lange tijd had hij niet meer gelachen.
Hermelien merkte het, maar ze zei niks. Ze bood hem alleen haar hand aan, die Harry dankbaar pakte. Samen liepen ze de trap af, naar de leerlingenkamer, waar Ron al stond te wachten, als het goed was.
“Hé, Harry. Handen van mijn vriendin af, wil je?” lachte Ron, die aan kwam gelopen en Hermeliens hand overnam.
“Je vriendin bood het zelf aan,” zei Harry, met dezelfde gemaakte glimlach als daarnet.
“Weet ik,” zei Ron, met uitgestoken tong.
Harry knipoogde even en liep toen naar het portretgat, om er doorheen te klimmen. De andere twee volgden.
Het was al aardig druk in de Grote Zaal waar het kerstfeest werd gehouden. Het was eigenlijk alleen voor de leerlingen vanaf het vierde jaar, maar Harry zag ook een aantal derdejaars rondrennen.
“Oh, daar zijn Daan en Simon!” riep Ron enthousiast uit, voordat hij Hermeliens hand losliet en op ze afrende. Daan en Simon waren even blij om Ron weer te zien. Ze hadden elkaar namelijk nog niet gezien, sinds ze waren aangekomen.
Hermelien draaide zich naar Harry. “Vind je het erg als ik even wat praatjes ga maken?” vroeg ze zacht. “Ik ben zo terug, echt waar.”
“Het is al goed, ga maar,” knikte Harry. Terwijl hij haar door de menigte zag weglopen, voelde hij diepe genegenheid voor haar. Altijd was ze er voor hem. Hij wenste dat hij ook zo voor haar zou kunnen zijn.
Hij liep richting de tafel met drinken en schonk zichzelf een glas punch in. Opeens werd er op zijn schouder getikt.
“Harry?” zei een zachte stem. Een stem die hij in duizenden zou herkennen. Ginny. Langzaam draaide hij zich om. “Hé, Ginny,” zei hij ongemakkelijk. Hij stopte zijn ene hand in zijn broekzak en nam een slok.
“Alles goed?” vroeg Ginny, die zenuwachtig aan haar oorbellen frummelde.
“Eh ja hoor,” knikte Harry.
“Laten we even een rustig plekje opzoeken,” zei Ginny. Ze wachtte nog geen eens op zijn antwoord, maar pakte zijn arm en nam hem mee naar een van de rustigere plekken van de Grote Zaal.
“Ginny…” sputterde Harry nog tegen. Hij had eigenlijk niet zoveel zin om met haar mee te gaan. Hij had het om een reden uitgemaakt; hij had gedacht dat als hij haar een tijdje niet zou zien, zijn gevoelens ook minder zouden worden. Het had gewerkt, maar het deed nog steeds pijn om haar zo te zien. Toch was het verliefde gevoel verdwenen.
Maar Ginny deed net alsof ze het niet hoorde en loodste hem gewoon mee. “Hoe gaat het met je?” zei ze, toen ze weer stilstonden.
Harry haalde zijn schouders op. “Wel goed…denk ik. Ginny, wil je dit echt doen? Je weet dat-“
“Ja, Harry. Dat weet ik.” Ze klonk opeens heel volwassen. “Maar je kunt me toch als vriend zien? Ik bedoel-“
“Ik denk het wel…” Harry schuifelde ongemakkelijk met zijn voeten over de grond. “Je- Ik ga maar weer eens,” mompelde hij, voordat hij wegliep. Hij kon Ginny’s ogen in zijn rug voelen branden, maar hij keek niet om.
Met zijn hoofd gebogen, liep hij naar een van de tafels. Hij goot de rest van zijn punch naar binnen, en liet zich op een stoel zakken.
Even later voelde hij voor de tweede keer die avond een hand op zijn schouder. En voor de tweede keer keek hij in het gezicht van Hermelien. Ze keek bezorgd.
“Is alles goed met je?” vroeg ze. Ze ging naast hem zitten.
“Tuurlijk,” antwoordde Harry, ook al voelde hij zich duidelijk niet zo. Hij had gedacht dat hij het fijn zou vinden om weer op school te zijn, het was tenslotte zijn favoriete plek, maar dat was niet meer zo. Het was veranderd en het deed alleen maar pijn om hier te zijn. “Moet je niet naar Ron?” vroeg hij, van onderwerp veranderend.
Bruine krullen dansten toen Hermelien haar hoofd schudde.. “Nee, Ron kan wachten. Jij bent veel belangrijker.”
Harry zei niks, maar keek naar Ginny, die in haar eentje tegen de muur stond. Ze leek te huilen.
Hermelien volgde zijn blik, en pakte toen zijn hand. “Kom mee, Har. Het heeft geen zin om hier te blijven.” Ze nam hem mee, de Grote Zaal uit. Harry dacht dat ze naar buiten gingen, maar ze liep naar de marmeren trap, naar de leerlingenkamer.
“Waar gaan we heen?” vroeg Harry verward, hij snapte er niet veel van.
“Leerlingenkamer,” antwoordde ze kortaf.
Ze waren bij de Dikke Dame aangekomen, en na het antwoord gemompeld te hebben, klom Hermelien door het gat. Harry volgde haar, nog steeds niet wetend wat zijn vriendin van plan was.
Toen Hermelien zeker wist dat het portret weer goed dichtzat, liep ze naar hem toe. “Ik weet wat je nodig hebt, Harry,” zei ze, terwijl ze zijn gezicht vastpakte, “Je kunt dit zien als mijn kerstcadeau voor je, of als iets anders…Vertel dit niet aan Ron, oké?”
“Wat vertellen?” wilde Harry vragen, maar voor dat hij het wist, had Hermelien haar zachte lippen al op die van hem geplant.
De kus leek eeuwen te duren, en Harry kon zijn hoofd licht voelen worden, terwijl hij zijn armen om haar heen sloeg.
Uiteindelijk brak Hermelien de kus en stapte naar achter. “Voel je je al wat beter?” zei ze verlegen.
De jongen knikte langzaam, terwijl hij vurig hoopte dat hij niet al te veel bloosde, “Waarom deed je dat?” vroeg hij naar een tijdje.
“Maretak,” antwoordde Hermelien. Ze bloosde een beetje.
Harry keek omhoog, maar aan het plafond hing helemaal niks. “Maar hier hangt geen maretak!” zei hij verbaasd.
Hermelien grijnsde. Ze pakte zijn arm en nam hem mee naar het portretgat. “Hier wel,” zei ze.
Harry kon niet anders dan glimlachen. Iets wat hij al heel lang niet meer gedaan had. Gekke, lieve Hermelien. Alleen zij kon zoiets doen. “Nu staan we alweer onder de maretak,” lachte hij, met een vinger naar boven
“Mooi,” glimlachte Hermelien, voordat ze weer voorover boog voor een tweede kus, maar nu op zijn wang.
Later die avond hoorde Harry Ron de slaapzaal binnenkomen. Hij schrok even, maar bleef stil liggen.
“Harry, slaap je al?” vroeg Ron door de dichte gordijnen heen. Toen Harry niet antwoordde, hoorde hij Ron nog even rommelen en daarna in bed stappen. Al snel klonk zijn gesnurk door de zaal.
Harry zuchtte en sloot zijn ogen. Hij voelde zich niet alleen meer, eerder warm. Even niet aan de opdracht denken, even geen angstige tijden meer. Hij was blij dat hij zo’n goede vriendin als Hermelien had, die eerder om hem dan om zichzelf gaf en alles zou doen om hem beter te laten voelen.
“Laat me bij je slapen vannacht,” zei ze, toen hij aanstalten maakte om naar bed te gaan.
Harry haalde zijn wenkbrauw op, niet helemaal zeker wat ze nu bedoelde. “Eh, Hermelien…”
“Niet zo!” riep ze, nauwelijks haar lachend in kunnen houdend, “Je dacht dat ik het anders bedoelde hè? Ik bedoel- gewoon slapen. Niks anders dan slapen.”
“Ja, maar Ron dan?” vroeg Harry, hij wist niet of het wel een goed idee was.
“Ron zal het goed vinden, of hij het wil of niet. Ik wil dit, dus heeft hij pech,” glimlachte ze.
Ook al was hij nog steeds niet helemaal zeker van dit, toch had Harry haar laten meekomen. “Omdat je het zo graag wilt,” had hij gezegd, maar eigenlijk wilde hij heel graag dat ze bij hem bleef slapen. Voor één nachtje maar.
Nu lagen ze samen in zijn bed. Hermelien had haar armen om hem heen geslagen en hij hield haar hand stevig vast. Nu zou hij weer in tijden eens rustig kunnen slapen. Hij wist het zeker. Zo, met zijn beste vriendin aan zijn zij. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Zo Dec 24, 2006 19:10 |
 |
Een liefdevolle kerst
Het was al laat toen Hermelien nog in de afdelingskamer zat. Ze wachtte tot Ron eindelijk naar bed zou gaan en ze even alleen met Harry kon praten. Ze zag het al dagen, het ging niet goed met Harry. Sinds hij het had uitgemaakt met Ginny was hij veranderd. Hij was nooit meer vrolijk en kon zelfs niet meer van Zwerkbal genieten. Morgen zou het kerstmis zijn en Harry verdiende een leuk kerstfeest met Ginny. Ook al zou zij die zelf niet hebben, omdat Ron haar nog steeds niet zag staan.
“Harry,” zei Hermelien toen Ron net geeuwend de afdelingskamer had verlaten. “Ik vind dat je het goed moet maken met Ginny. Jullie zijn zo’n leuk stel.”
“Dat kan ik niet,” zei Harry hoofdschuddend. “Ik wil niet dat ze gevaar loopt.”
“Maar dit is ook geen oplossing. Jij en Ginny zijn nu allebei verdrietig en missen elkaar. Het is helemaal niet zeker dat ze nu minder gevaar loopt. De hele school heeft namelijk gezien dat jullie een relatie hebben gehad. Het maakt niet uit, gevaar zal ze altijd lopen. Je verdient een liefdevolle kerst met haar.”
Harry zuchtte en dacht na. “Misschien loopt ze nu wel net zoveel gevaar, maar als ze door mijn vriendin te zijn iets overkomt… Dat kan ik mezelf gewoon niet vergeven. Dat zal ik mezelf nooit vergeven.”
“Ik begrijp het, maar er moet toch een oplossing zijn,” zei Hermelien doordrammerig.
“Er is geen oplossing Hermelien. Laat het los.”
Harry stond op en liep richting zijn slaapzaal en draaide zich nog één keer om.
“Welterusten, Hermelien.”
“Welterusten, Harry.”
Nog even bleef Hermelien nadenkend in het haardvuur staren voor ze opstond en naar bed ging, een verlaten afdelingskamer achterlatend.
Hoewel Hermelien dacht dat de afdelingskamer verlaten was, was dit niet het geval. Verstopt in een donker hoekje stond Dobby denkend over zijn voorhoofd te wrijven.
“Harry Potter meneer verdient liefdevolle kerst. Dobby ervoor zorgen hij krijgt.”
Vlug verliet Dobby de afdelingskamer en rende richting het toverdrankenlokaal. Daar sloopte hij het slot van een kast waarin de liefdesdrank zich bevond.
“Waarom alleen Harry Potter meneer kerst vol liefde geven? Ik iedereen liefdevolle kerst geven.” Dobby vulde zoveel mogelijk flesjes en zou ervoor zorgen dat iedereen die nog in Zweinstein was morgen wat van de drank zou drinken.
De volgende morgen ontwaakten de niets vermoedende leerlingen en leraren. Vandaag zou een bijzonder dag zijn, het was tenslotte kerstmis. Maar dat vandaag zó bijzonder zou zijn, kon alleen Dobby weten.
Dobby had zijn plannetje goed voorbereid. Iedereen zou op het ontbijt verschijnen en daar niets vermoedend een slok nemen van de champagne die bij het champagneontbijt hoorde. Dobby grinnikte bij het idee. Iedereen zou geliefd zijn vandaag zonder gevaar te lopen, want iedereen zou het te druk hebben met hun eigen geliefde om op die van anderen te letten.
Dobby keek geschrokken op toen hij voetstappen hoorde en snel ging hij de grote zaal uit en verstopte zich in de hal. Dobby keek toe hoe de zaal zich vulde en iedereen aan de enige grote tafel plaatsnam.
Toen iedereen aan tafel zat wist Dobby dat dit het moment was. Hij knipte met zijn vingers en er verschenen diverse flessen champagne en champagneglazen voor iedereen op tafel.
Verschillende mensen reageerden verbaasd maar begonnen toen toch met het inschenken van de champagne.
“Hier Hermelien, neem ook wat,” zei Harry die de fles champagne van Ron had aangepakt nadat deze zijn glas al had gevuld.
“Nee, dank je Harry. Alcohol bij het ontbijt? Dit verzin je toch niet”, zei Hermelien afkeurend.
“Ach, doe niet zo ongezellig”, zei Ron terwijl hij een grote slok nam.
Hermelien wilde er tegenin gaan, maar het had al geen zin meer. Harry had zonder dat ze er erg in had haar glas al gevuld. Met een zuur gezicht keek Hermelien naar het glas. Als ze maar niet dachten dat ze dat echt ging opdrinken. Ze keek vlug om zich heen om te zien of er nog meer mensen niets van alcohol bij het ontbijt wilde hebben. Ze was verrast om te zien dat zelfs Sneep’s glas gevuld was.
Verbaasd ging ze verder met ontbijten. In haar hoofd was ze al bezig met het maken van een preek voor Harry, Ron of Ginny voor als de alcohol verkeerd zou zijn gevallen. Toen ze klaar was met eten viel haar eigenlijk pas op hoe stil het was. Ze keek de tafel rond en zag Malfidus staren naar Ginny, die tot haar verbazing verlegen richting hem glimlachte. Dit moest Ron weten, dacht Hermelien geschrokken. Wat denkt Malfidus wel? En waarom doet Ginny zo vreemd? Hermelien draaide zich om en zag Harry knipogen richting Patty Park.
“Wat is ze mooi hè,” fluisterde Harry richting Ron.
“Mooi?! Zij?! Volgens mij heb je een nieuwe bril nodig maat. Niemand is zo mooi en slim als Hermelien,” zuchtte Ron. “Wat is zij sexy.”
Hermelien keek geschrokken naar het zwijmelende gezicht van Ron. Vlug stond ze op en rende de zaal uit, een roepende Ron achter zich latend.
“Hermelien, loop nu niet weg. Ik hou van je! Ik zal je volgen mijn liefste, waar je ook heen gaat,” riep Ron die Hermelien achterna rende.
Hermelien rende de hoek om en botste half tegen twee mensen die hand in hand liepen. Zag ze dat nu goed? Zijn dat echt Korzel en Kwast? Iedereen is gek geworden of ik ben gek geworden, dacht Hermelien die nog steeds verder rende. Na de volgende bocht stopte ze in het donkere hoekje van de gang en probeerde op adem te komen. Na een paar seconden zag ze een nog steeds roepende Ron langs zich heen rennen. Ze voelde zich gevleid, dit was wat ze altijd al gehoopt had en zelfs over droomde. Dat Ron net zoveel om haar zou geven als dat zij om hem gaf. Toen hij uit zicht verdwenen was besloot ze een stukje verder te lopen naar de meisjestoiletten. Ze moest nadenken. Wat was er toch aan de hand?
Lang duurde het niet voor ze de toiletten weer uitliep. In die champagne moest liefdesdrank hebben gezeten. Dat verklaarde al dit vreemde gedrag. Er moest een tegenmiddel komen, maar aan de andere kant vond ze het wel leuk dat Ron gek op haar was. Ze besloot naar het schoolhoofd Anderling te gaan. Als iemand hier een oplossing voor wist, was zij het wel.
Hermelien liep naar de ingang van Anderling’s kamer. Ze zei het wachtwoord en liep de wenteltrap op. Daar klopte ze één keer ferm en opende de deur.
“Professor Anderling, ik denk dat er liefdesdrank in de champagne zat. U moet iets doen. Heeft u niet iets van een tegenmiddel,” zei Hermelien snel, terwijl ze merkte dat Anderling niet echt aandachtig luisterde. Het leek zelfs alsof zij over haar heen keek naar iemand die achter haar stond. Hermelien draaide zich om en zag Sneep achter haar staan met een verdacht rode kleur op zijn lippen dat Anderling’s lippenstift moest zijn.
“Nee! Niet u ook. In de champagne zat liefdesdrank. Deze liefde is niet echt, u moet me geloven!”, zei Hermelien wanhopig.
“Dus jij durft onze liefde te wantrouwen? Wie ben je wel om je met mijn privéleven te bemoeien,” zei Anderling streng terwijl ze een arm om Sneep heensloeg.
“Minerva liefje, laat mij maar,” zei Sneep terwijl hij zich naar Hermelien draaide. “Ik kan me niet herinneren dat jij toestemming kreeg om binnen te komen. Vijftien punten aftrek van Griffoendor. En vanwege dat bemoeizuchtige en brutale gedrag nogmaals vijftien punten aftrek.”
Verbaasd staarde Hermelien naar de twee leraren.
“En nu uit mijn kantoor juffrouw Griffel,” zei Anderling streng.
Geschrokken en niet wetend wat nu te doen liep ze richting haar afdelingskamer, hopend dat ze daar een beter idee zou krijgen. Het zag ernaar uit dat ze moest wachten tot de liefdesdrank was uitgewerkt. Stilletjes slipte ze de afdelingskamer in, hopend dat ze ongezien naar haar slaapzaal kon komen. Dit had kunnen lukken, omdat de aandacht van de overige Griffoendors bij Ron was, die sprak dat zijn leven geen zin meer had nu Hermelien niet bij hem wilde zijn. En dat hij er net zo goed een einde aan kon maken.
Geschrokken liep Hermelien op hem af. Ze moest Ron geruststellen.
“Ron, ik hou wel van je”, zei ze terwijl ze zijn blik op zich voelde. Ze zag Ron’s gezicht uitbreken in een glimlach en sprak snel verder. “Ik wil ook best je vriendin zijn, maar alleen als je me morgen nog steeds zo leuk vind.”
Hoewel het haar pijn deed om deze woorden te spreken, wist ze dat ze dit moest doen. Morgen moest de liefdesdrank wel uitgewerkt zijn en wist ze of hij echt van haar hield of dat het alleen de liefdesdrank was die hiervoor zorgde.
Met grote stappen liep Ron op haar af en voor ze wist wat er gebeurde begon hij haar te zoenen. Ze zoende hem terug, voor ze doorhad waar ze mee bezig was en snel een stap achteruit zette. Geschrokken liep ze naar haar slaapzaal en plofte neer op haar bed, een verbouwereerde Ron achterlatend.
Wat had ze gedaan? Ze kon toch niet zomaar Ron zoenen terwijl ze wist dat hij zich alleen vanwege die liefdesdrank zo gedroeg? Een klein stemmetje in haar hoofd probeerde het nog goed te praten, door te zeggen dat ze hem best kon zoenen als ze maar deed alsof zij ook die liefdesdrank ophad. Maar Hermelien wist wel beter, dit viel niet goed te praten. Ze besloot de rest van de middag hier te blijven. Wetende dat Ron haar hier niet in verleiding kon brengen.
Enkele uren lukte dit prima, maar het was inmiddels acht uur en ze begon honger te krijgen. De deur van haar slaapzaal ging open en tot haar verbazing zag ze Dobby binnenkomen met een dienblad met eten en een glaasje pompoensap.
“Dobby dacht juffrouw Griffel honger. U was niet bij lunch en diner. Eet smakelijk ,” zei Dobby en liep de zaal weer uit. Verbaasd begon Hermelien te eten en keek naar een foto van Ron die ze al tijden onder haar kussen bewaarde. Toen ze een slok van haar pompoensap nam leek het wel of er iets in haar veranderde. Ze had zichzelf niet meer in de hand en het enige waaraan ze kon denken, of beter gezegd aan wie, was Ron.
Snel rende ze de afdelingskamer uit op weg naar de liefde van haar leven. Althans zo voelde het.
Ze vond hem in de grote zaal die er nu uitzag als een feestelijk versierde balzaal. Ze zag hem treurig alleen zitten aan een tafeltje met een flesje boterbier in zijn hand. Hermelien rende op hem af en begon hem te zoenen. Het leek wel of geen van beide van plan was deze zoen te onderbreken om zelfs maar iets onbenulligs te doen als ademhalen. Na de zoen begeleidde Ron Hermelien naar de dansvloer waar ze net als de andere koppels begonnen te dansen.
Vanuit een hoekje in de zaal keek Dobby tevreden naar de koppels en maakte een foto. Zijn kerstcadeau was geslaagd.
De volgende morgen werden de meeste wakker met een kater. Zo ook de leerlingen van Griffoendor. Toen ze uit bed kwamen konden ze zich niet herinneren wat er gisteren was gebeurd. Maar wel dat ze een vreemde romantische droom hadden gehad. Als het tenminste een droom was.
Voorzichtig werd er over de dromen gesproken. Steeds meer kwam bij Hermelien het idee dat het geen droom was, maar echt. Zij was niet de enige die dit doorkreeg, ze zag hoe Harry een beetje misselijk naar een foto keek. Iedereen ging om hem heen zitten. Dit kon niet waar zijn. Op de foto stonden Hermelien en Ron, Anderling en Sneep, Hagrid en Stronk dansend afgebeeld. En niet alleen dat, op de foto kon je ook duidelijk zien dat Harry Patty, en Malfidus Ginny aan het zoenen was.
“De dromen waren dus echt,” stamelde Ron. “Van wie is die foto?”
Harry draaide de foto om en las:
Ik jullie liefdevolle kerst geven.
Liefs Dobby. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Ma Dec 25, 2006 18:15 |
 |
Deze inzending is zondag nog ingeleverd, maar toen kon ik hem niet posten, omdat HPF gestoord was.
Ontbrand
'Jingle bells, jingle bells, jingle ... Oh what fine, it is to ride … Jingle bells, jingle all the way …' Flarden van kerstliederen gleden door de gure avondlucht. Er lag geen sneeuw op de daken maar de kille wind was voldoende om de Kerst een winters tintje te geven.
Een nieuwe windvlaag maakte haar weg door het luchtruim en, behalve dat het een nieuwe melodie meevoerde, blies zij ook het enige kaarsje uit wat het grote pand nog aan verlichting restte.
Het gezang hield op maar de in elkaar gedoken persoon deed geen aanstalten om de kaars opnieuw aan te steken, zij was immers toch al bijna opgebrand. Het donker omringde hem maar de wind zweeg, alsof zij al genoeg gedaan had voor die avond. Het laatste licht was gedoofd.
De jongeman zuchtte, haalde zijn linkerhand onder zijn zitvlak vandaan en voelde hoe het bloed opnieuw begon te stromen. De grimas die zijn gezicht bedekte, was haast zichtbaar. ‘Jingle bells, jingle bells, jingle all the way …’
Zijn stem stierf weg en met een zucht kwam hij overeind. Behoedzaam deed hij enkele stappen, zijn voeten wankel van het lange zitten en de kou, maar na zijn evenwicht terug te hebben gevonden, slenterde hij op de muur af.
Het wandkleed, dat normaal niet te zien was, werd nu beschenen door het maanlicht. Een dikke, witte straal viel regelrecht op de naam naar waar hij naar op zoek was. De naam die hij deze dag al vele keren had bekeken, had gestreeld. ‘Sirius.’ Het woord verliet zijn lippen zonder dat hij er erg in had. Hij had het al te vaak gezegd.
Hij kneep zijn ogen dicht. Hij wilde de naam niet meer zien, hij wilde dat ze weg was maar als hij zijn ogen zou openen zou zij er weer zijn. Net zoals in zijn nachtmerries. Hij had altijd nachtmerries.
Toen hij zijn wimpers weer angstig uit elkaar wrong, was de naam tot zijn grote verbazing verdwenen. Echter, waren zijn vingers nu de stof aan het liefkozen. Vol afkeer trok hij ze weg en draaide zich om, dit was verraad aan jezelf. Hij zou niet meer rouwen om de man, hij zou het niet meer erg vinden. Hij zou zichzelf niet meer de schuld geven, dat had hij al te vaak gedaan.
De glimlach die om zijn lippen verscheen, was er een van smart. Eentje die een clown met zich meedroeg, waarvan je wist dat het niet oprecht zo gemeend was. ‘Ik kan niet meer lachen,’ fluisterde hij, ‘niet vandaag. Niet nu. Niet na dit alles.’
Vandaag had hij zijn vrienden achter gelaten, dat was voor hun eigen bestwil. Althans, dat trachtte hij zichzelf wijs te maken. Ron en Hermelien waren ginder beter af, op de plek waar ze thuis hoorden. Thuis, hij had nooit een echt thuis gehad. Zelfs dit oord was nooit een thuis voor hem geweest, op die twee dagen na dan.
‘Jinlge bells, jingle bells …’ De jongen scheen niet te bemerken dat hij in herhaling viel. Dat de rest van het liedje zijn lippen niet verliet, alsof zij ergens het spoor bijster was geraakt.
De vloeren in het oude pand klaagden terwijl de persoon zich een weg door het donker baande, de handen voor zich uitgestrekt. Vermoedelijk om niet met onverwachte voorwerpen in aanraking te komen. Als die er waren geweest.
Het huis was leeg. Zelfs zijn “kamer” in het huis van de Duffelingen was niet zo onbewoond geweest. Desalniettemin gaf het een veilig gevoel, al kwam dat niet door de inrichting.
Stilletjes opende hij een grote, houten deur en liep, tot zijn grote verrassing, een weldra pijnlijk verlicht vertrek binnen. Van buiten af kaatste er een lichtbundel, via de grenen vloer, in zijn ogen. Gauw schermde hij zijn gezicht af en kwam daardoor onverwachts op de grond terecht.
Zijn hartslag schoot hem in de keel en een moment was hij benauwd, bang om ontdekt te worden, bang dat iemand het vertrek zou binnen stormen. Maar er gebeurde niets. Hij haalde vergenoegd adem en krabbelde overeind, om toen pas te beseffen waar hij zich heen had geloodst. De geheime kamer van Sirius.
Twee jaar geleden had hij op deze plaats zijn peetvader aangetroffen, vlak voor het kerstfeest zich aanhangig zou maken.
De man was heel de tijd in een opgetogen stemming geweest. Luid hummend had hij zich een onzichtbaar pad door het huis heen gewaand, de guirlandes van hulst als een spoor van kiezelsteentjes die hij achterliet. Samen met het eeuwige “Jingle Bells”, wat hem maar niet leek te gaan vervelen. Tot mevrouw Wemels grote ergernis.
Zijn lippen twisten zich en hij moest veel inspanning verrichten om de twist tot een lach te voleindigen. Hij faalde dan ook zonder meer.
De Wemels hadden zich in de keuken verzamelt. Ginny en Ron giechelend om de tweeling hun grollen, Hermelien een stuk verderop, weggedoken achter een dikke pil om haar, niet meer zo gladgestreken gezicht verborgen te houden. In de nabijgelegen ruimte werd het geluid van een zingende mevrouw Wemel overstemd door het borrelen van haar pannen.
Ze mommelde wat tussen het gezang door, waarna een lichte walm van vers gebraden vlees de kamer, waar zij zich bevonden, vulde. De enige die ontbrak was de gastheer zelve. De jongen had zich hierover verbijsterd, vooral na het stemming van Sirius de afgelopen tijd, en was op zoek gegaan naar de man. Om zo in de, nog niet eerder ontdekte, ruimte terecht te komen.
De kamer was niet ruim, integendeel, het was kleiner dan de meeste vertrekken in het pand, met zijn laaghangende zoldering en donkere, grove muren. Aan de zijkant van de kamer was een enkel kozijn, waardoor een lantaarn uit de Dreuzelwereld naar binnen scheen. Voor het raam stond een gedaante, zijn omlijningen herkenbaar als die van Sirius.
De man had iets stevig tegen zijn benige borst aangeklemd, alsof hij bevreesd was dat iemand het van hem af zou nemen. Alsof iemand in dit huis überhaupt iets van hem wilde afnemen. De man had al zoveel verloren.
‘Sirius?’ De gestalte had zich gezwind omgedraaid, zijn staf al gereed in zijn hand, klaar om aan te vallen wanneer dat noodzakelijk was. De jongeman had snel zijn armen opgeheven, doch liet hij zijn blik vluchtig op het voorwerp stranden. Door de onvoorziene gebeurtenis was de man vergeten dat hij nog wat vast hield. Een fotolijstje.
‘Sirius,’ probeerde hij nogmaals, deze keer zijn ogen op die van zijn peetvader gericht. De man leek wakker geschud te worden, haast alsof hij zich in een ander heelal had begeven. Dat alleen zijn lichaam zich nog bewust was van de aangelegenheden op deze wereld.
‘Harry?’ De stem klonk hees en rauw. Het deed hem gedenken aan die eerste keer dat hij Sirius had ontmoet, na die lange tijd in Azkaban. Zijn peetvader had zelfs die gejaagde blik weer over zijn gelaat hangen. De hele kerstsfeer was opslag verdwenen.
Na een paar passen zag hij in hoe dit alles kwam, er lagen natte plekken onder de man zijn ogen, hij had gehuild.
Aarzelend deed hij een stap op de man af en toen was de betovering, die kennelijk om hen heen hing, verbroken. Het te strak gespannen lijntje tussen hun ogen was geknapt en Sirius veegde zo discreet mogelijk het vocht onder zijn konen vandaan.
Zijn peetvader maakte enkele stappen zijn kant op en zonder het te bemerken, deinsde hij naar achteren, totdat het ruwe oppervlakte van de muur tegen zijn rug schaafde. Sirius keek hem merkwaardig aan maar zag dit als de aangelegenheid om de rol van “bedreiging” over te nemen.
‘Wat doe je hier, Harry,’ vroeg hij thans op een eenvoudige toon, alsof hij een paar momenten eerder niet op een uitbarsting van emoties betrapt was. ‘Ik … ik was op zoek naar je,’ was alles dat hij uit zijn mond bleek te krijgen. Sirius trok een wenkbrauw op, hij verwachtte een verduidelijking. ‘Het diner is klaar.’
Er verscheen een grijns over zijn peetvaders knappe gelaat, waarna de man vervolgde; ‘Waar wachten we dan nog op. Het is onbeleefd om Molly te laten wachten.’ En met dat bleek de kous af te zijn, want de man plaatste zijn brede handen op de jongen zijn schouders en duwde hen beide de deur uit.
De laatste flard die hij nog van het vertrek kon onderscheppen, was die van de versleten fotolijst waar een enkele foto in prijkte. Door het donker waren de personen niet herkenbaar, uitgezonderd het rode haar van een jonge vrouw, dat buitengewoon erg vloekte bij haar kerstmuts. Het was een kerstfoto van zijn ouders. Hij slikte en keek opwaarts naar zijn peetvader maar die wilde zijn blik niet ontvangen. In plaats daarvan ging hij over op zijn geschal. ‘Jingle bells, jingle bells, jingle all the way.’
Hij slaakte een zucht en bekeek de omgeving om zich heen, hij bevond zich niet langer in Sirius kamer maar weer in de ruimte waar het wandtapijt aan de muur leek gegrift. Een ijzige windvlaag liet de deur achter hem dichtslaan maar hij negeerde haar, evenals haar galm. Hij negeerde alles vandaag, alles uitgezonderd de persoon die hij niet had moeten negeren. Wiens gedrag hij had moeten aanspreken.
Zijn ogen sloten zich om het pijnlijke beeld uit zijn gedachten te verdringen maar het gelukte niet. Het bleef, als een terugkomende nachtmerrie.
Keer op keer zag hij hoe hij van het huis van Sirius zich uit zijn ooghoeken verwijderde, hoe hij de woorden op zijn lippen voelde gloeien, de woorden die hij zo graag had uitgebracht aleer hij was weggegaan. Doch de man was hem te slim afgeweest, hij had de jongen in zijn armen genomen, hem omhelst. En daarom was hij niet langer in staat geweest om zijn peetvader te vertellen wat hem dwarszat. Daardoor was het allemaal zijn schuld en-
‘Nee!’ De loze kreet van vertwijfeling galmde hard door het huis heen en hij dook angstig in elkaar. Eventjes leek er niets te geschieden maar toen barstte, beneden in de hal, het gegil van mevrouw Zwarts los.
Hij foeterde in zichzelf dat hij zich zo had laten gaan. De man was gestorven, het was niet zijn verantwoordelijkheid geweest, dit alles had hij al besproken. Niettegenstaande dat het een stuk eenvoudiger geweest zou zijn, als hij niet zo’n schuldgevoel had gehad. Hij hief zijn schouders op en sjokte op de deur af. Halverwege de opening bleef hij staan en draaide zich geschrokken om, achter hem brandde licht.
‘Of toch niet.’ Heel even had het geleken of dat de kaars weer was ontbrand. Dat iemand hem weer had aangestoken om zijn avond wat aangenamer te maken, om de duisternis om hem heen wat gangbaarder te maken. Maar het was een auto geweest, die beneden over de straat langs was komen rijden, die de kaars als ontbrand had doen lijken. Een glimlach speelde rond zijn lippen, voordat zij zich ontwikkelde tot een echte glimlach.
De jongen liep op de kaars af, drukte deze even tegen zijn lippen aan en liet er toen een spreuk over uit. Van buitenaf was er opeens weer een lichtje te zien, daarachter een schaduw die zich schuw door het donker heen bewoog. Op deze afstand was niet te zien of het een man of een jongen was, maar de gestalte had wel een mager gelaat en lang, slordig haar.
En, als men goed luisterde dan gleden er regels van een lied over de onbesneeuwde daken heen, meegevoerd door de ijzige kerstwind. Net zoals twee jaar gelee. |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar


Verdiend:
398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls
|
Geplaatst:
Ma Dec 25, 2006 18:25 |
 |
Ennnn de challenge is weer voorbij! Geweldige kerstinzendingen, lieve schrijvers (:
Ik wil jullie ook meteen even nog hele fijne feestdagen wensen, al lezen waarschijnlijk niet veel mensen dit, op 1e kerstdag.
Het stemmen kan nu beginnen, maar lees even de volgende regeltjes voor je op je favoriete verhaal/verhalen stemt (:
× Iedereen heeft 3 stemmen. Gebruik de stemmen goed, want je krijgt er niet meer!
× Alle stemmen die na de opgegeven uiterste datum binnenkomen, zijn ongeldig.
× Het is de bedoeling dat de verhalen anoniem blijven/zijn. Als je toch weet van wie een verhaal is, ga dat dan niet aan iedereen vertellen.
× Geef een onderbouwende mening waarom je erop stemt! Wees wel vriendelijk en beleefd. Je mening moet minstens 15 woorden zijn, anders telt je stem niet mee.
× Stem niet op jezelf: Je stem telt niet mee en het staat niet echt intelligent.
× Stemmen word gedaan in dit topic en kan alleen tussen het begin van het stemmen en de uiterlijke datum (hieronder).
Als je stemt, moet je dat volgens het volgende lijstje doen:
Citaat: | Dit is mijn ... (1e, 2e, 3e) stem
Titel:
Mening: |
Het stemmen begint op: 25 december
Het stemmen eindigt op: 10 januari
Als je vragen hebt, pb me - en stem eerlijk!
Liefs, Fleur |
_________________ hey love
awful happens all the time
don't let it kill you. |
|
  |
 |
Smalofski
The Writing Mod


Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Ma Dec 25, 2006 19:45 |
 |
Ja! Lekker veel verhalen om uit te kiezen! Dobby en de Wemels waren blijkbaar populaire onderwerpen om over te schrijven.
Het was een moeilijke keuze, maar hier komen mijn drie stemmen:
1ste stem: Ontbrand
De schrijfstijl van dit verhaal is een stuk ingewikkelder dan de andere verhalen. Meer dan eens heb ik een zin moeten herlezen om echt te begrijpen wat er staat, en om dan te beseffen dat het wel heel erg mooi verwoord is. Het is geen verhaal om snel snel effe door te nemen, maar ik vond dat als je het goed leest, het het mooiste is dat er bij zat. Dus krijgt het m'n eerste stem. ^^
2de stem: Het Kerstcadeau
Het is vlot en foutloos geschreven en ook de leestekens staan goed op hun plaats. Het onderwerp is origineel. Toen ik deze zin las, dacht ik echt dat dit een slash verhaal ging worden
Citaat: | Als de kerstman hem echt iets nuttigs wilde geven, zou hij ervoor zorgen dat Potter morgen onder zijn kerstboom zat. |
Maar mss heb ik gewoon een zieke geest
3de stem: Regen
Ik heb wel iets voor die Oooh-Remus-is-helemaal-alleen-wat-zielig-verhalen Zeker als er dan flash-backs naar vroeger inzitten . Alleen Nymphadora vind ik een beetje irritant, (niet alleen in dit verhaal hoor, ook in de boeken) maar ach, ze doet wel lief. Ook dit verhaal is goed, foutloos geschreven en het leest vlot.
|
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened. |
|
  |
 |
Mrs Charlie Weasley
5e jaars


Verdiend:
176 Sikkels
Woonplaats: Bij Charlie in Roemenie of in het Nest
|
Geplaatst:
Ma Dec 25, 2006 20:41 |
 |
Ik wil ook even stemmen.
Mijn eerste stem gaat naar: Een Wemelige Kerst. Het is een heel herkenbaar verhaal en ik kreeg echt het Wemel gevoel. Het is een luchtig verhaal wat lekker wegleest zonder zwaar te worden.
De overige verhalen waren zeer mooi en sommige raakte me echt maar ik vond het bovenste verhaal het leukste.
Het viel me op dat er een paar verhalen tussen staan waar taal- of spellingsfoutjes inzitten. Dat is jammer.
Wilma |
_________________ Hij, die in Roemenie met draken werkte,leek qua postuur veel op de tweeling maar was korter en meer gedrongen dan Percy en Ron. Hij had een breed,gemoedelijk,verweerd gezicht, dat zo overdekt was met sproeten dat het leek alsof hij diep gebruind was. HP4 |
|
  |
 |
|
|