Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 [AF] Death Knocks on the Door Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Auteur Bericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Za Mrt 31, 2007 15:21 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hallo allemaal!

Ik kan het toch echt niet laten om een FanFiction over Harry Potter te schrijven!
Na honderden pogingen tot een goed begin van mijn verhaal, is het me dan eindelijk gelukt en ben ik nu bezig met Hoofdstuk 3!
Ik zal zo snel mogelijk alles proberen te posten.

Het verhaal is in de ik-vorm, iets wat ik met FanFictions nog nooit gedaan heb en iets waar ik de laatste tijd veel in schrijf. Weer eens wat anders. Ik verklap niets over het verhaal verder; lezen dus! Wink

Veel leesplezier!




Hoofdstuk 1
Acht uur in de avond. Tijd voor het Dreuzeljournaal. Vader, moeder, broertje en oudere zus zaten voor de televisie te wachten. Ik zat verscholen achter de Avondprofeet, die zojuist was gearriveerd. Tot nu toe stond er niet echt veel nieuws in, wat nieuwtjes over wie er nu weer was overleden, over wie er dit keer was verdwenen. De laatste tijd werd de tovenaarswereld geteisterd door moorden en verdwijningen, niemand wist hoe het zat. De kranten zouden er normaliter bol van staan, maar deze keer niet. Alsof men aanvoelde dat volle kranten niet veel goeds zouden betekenen.
"Zou het hier op het nieuws komen? In de Ochtendprofeet stond dat er ook Dreuzels vermoord werden en verdwenen."
"Mam, dat noemt met moorden en ontvoeringen. Daar hoeft niemand van ons achter te zitten."
"Ja, maar toch... Wat denk jij, lieverd?"
Brom. Mijn vader was nooit van zoveel woorden, hij keek liever naar het nieuws om te zien wat er daar gezegd werd dan dat hij zelf een theorie zou gaan bedenken.
"Wat jij?"
Alle blikken waren nu op mij gericht. Een modderbloedje als ik zou toch vast wel weten wie hier achter zat. Het liedje dat aangaf dat het journaal zou beginnen klonk door de stille woonkamer. Ik liet langzaam mijn krant zakken en keek naar de vier gezichten die afwachten hun ogen op mij hadden gericht.
"Pascalle? Wat denk jij?"
Ik haalde mijn schouders op. Liever liet ik me over dit soort dingen, net als mijn vader, niet uit en wachtte ik op de feiten. Stiekem had ik wel een theorie, maar ik was van plan die voor me te houden. Een hele tijd bleef ik stil, terwijl de stemmen van de twee nieuwslezers door de kamer galmden. Het verbaasde me dat de aandacht nog altijd op mij gevestigd was, aangezien het nieuws altijd belangrijk was geweest hier in huis.
"Nou?"
Ik zuchtte en keek naar de nu toch wel ongeduldige gezichten van mijn familieleden. Dreuzels als zij waren door mij op de hoogte gebracht van Voldemort en de twee Tovenaarsoorlogen. Ze wisten vrijwel alles over mijn soort volk en zagen mij op dit moment als een bron nieuws vanuit de andere wereld.
"Ik heb geen idee."
"Je liegt."
"Taylor!"
"Het is toch zo...!"
"Je hoort niet zomaar te zeggen dat je zusje liegt."
"Taylor heeft wel gelijk, mama."
Dat was Fabian, mijn jongere broertje.
"Hoe kom je daar nou bij?"
Fabian haalde zijn schouders op.
"Je kunt zien wanneer Pascalle liegt."
Stilte. Iedereen wist dat dat kleine jongetje van tien jaar oud gelijk had. Ik loog. Ik wist ongeveer hoe het zat, als je in de kranten tussen de regels door las kwam je al snel een hele hoop te weten. Toch bleef ik erbij dat ik mijn theorieën niet zou gaan delen.
"Pascalle?"
"Ik laat me hier niet over uit."
Mijn krant ging weer omhoog en ik verdiepte me weer in het nieuws van deze avond.

Het tikkende geluid van de regen op mijn raam begon irriterend te worden. Telkens maar weer dat harde getik. Ik lag op bed verdiept in één van mijn boeken en keek op, was het dan misschien hagel? Maar buiten was het droog. Mijn blik gleed weer naar het boek dat voor me op bed lag, toen het tikkende geluid weer verder ging.
"Mira?"
Ik keek op naar de uilenkooi voor mijn oehoe, maar zag dat deze leeg was. Dat verklaarde dus het tikken op mijn raam. Vlug krabbelde ik overeind en liep ik naar mijn raam. Ik schoof het gordijn verder opzij en opende het. De enorme uil vloog naar binnen en ging op mijn bureau zitten. Nadat het raam weer dicht was draaide ik me om en zag ik Mira beschuldigend naar me kijken.
"Ik had niet in de gaten dat jij het was, Mira.", zei ik de uil, terwijl ik naar haar toe liep en haar over haar hoofd aaide. Ze knipperde even met haar ogen, waarna ze haar poot naar me uitstak. Een brief. Het was me nog niet opgevallen dat ze die mee had. Vlug maakte ik het perkament los, pakte ik de brief en rolde het open. Het handschrift herkende ik niet, waarschijnlijk was de brief van iemand die ik nooit schreef. Terwijl ik naar mijn bed terug wilde lopen, voelde ik de pikkende snavel van Mira in mijn arm. Ik keek op en glimlachte; ze zorgde er wel voor dat je haar niet zomaar vergat. Mijn hand graaide naar een zakje uilensnoepjes, waar ik Mira er een paar van gaf. Meteen daarna plofte ik op bed neer en las ik de brief:

Gevaarlijke tijden om je uil rond te sturen met brieven. Niet meer doen. Ik heb haar nog net uit de klauwen van de vijand weten te redden. Voortaan moet je een andere manier van communicatie bedenken, uilen zijn niet meer veilig.
Vanavond, twaalf uur, gebruikelijke ontmoetingsplek.


Meer stond er niet op het stukje perkament. De gebruikelijke ontmoetingsplek? Van wie was dit briefje afkomstig?
"Van wie is dit, Mira?", richtte ik me tot de uil. Jammer dat ze niet kon praten, ik wist zeker dat ze mij kon vertellen van wie dit briefje was. Mira draaide haar hoofd in mijn richting, hield het iet wat scheef en knipperde weer met haar ogen. Ik zuchtte en leunde tegen de muur waar mijn bed tegen stond. Knieën opgetrokken, diepe zucht, briefje nog eens over lezend. Nog eens, en nog eens. Tot er op de deur werd geklopt en het hoofd van mijn zus, Taylor, om de hoek verscheen.
"Of je ook naar beneden komt."
"Waarvoor?"
"Film."
"Ik kom zo."
Gebruikelijke woorden. Ik kom zo. Meestal hield dit in dat ik een hele tijd later pas beneden zou komen, maar dit keer stond ik meteen op toen de deur weer was gesloten. Mijn blik gleed naar de klok, half tien. Om twaalf uur moest ik bij de gebruikelijke ontmoetingsplaats zijn. Hoe ik er ook over dacht, het wilde me allemaal niet dagen.
"Pascalle!"
"Ja, ik kom al, ik kom al!"
Het briefje stopte ik in mijn broekzak en de deur trok ik open.
"Telefoon voor je."
Mijn vader stond halverwege de trap met het draadloze ding in zijn handen. Ik dacht dat hij me riep voor de film. Verkeerd gedacht. Ik nam de telefoon over en legde het ding tegen mijn oor.
"Pascalle.", groette ik.
"Met mij. Luister eens, ik hoorde dat je uil op het laatst nog onderschept kon worden?"
"Klopt."
"Heb je ook zo'n eigenaardig briefje gekregen?"
"Vanavond, twaalf uur, gebruikelijke ontmoetingsplek?"
"Ja dus."
Een zucht aan de andere kant van de hoorn.
"Wat doen we?"
Elvina was mijn buurmeisje en beste vriendin. Net als ik was zij een modderbloedje en woonde ze bij Dreuzels. Vanaf onze eerste schooldag op Zweinstein konden we het goed met elkaar vinden. Sindsdien zijn we nooit meer uit elkaar geweest.
"Ik weet niet. Het handschrift komt me niet bekend voor.", was mijn antwoord.
"Mij ook niet. Maar wat doen we? Gaan we?"
"Het moet een bekende zijn, dat is niet anders. Niemand anders weet dat Mira van mij is."
"Klopt, maar aan de andere kant: welke ontmoetingsplek?"
En toen wist ik het. Dacht ik.
"De Wegisweg."
"Sorry?"
"De Wegisweg. Iedereen ontmoet elkaar in de Lekke Ketel, toch?"
"Ja, dat is waar. En?"
Elvina snapte het niet. Een zucht rolde over mijn lippen.
"Daar spreken wij altijd af als we samen gaan shoppen, bij de deur. Daar spreken we samen met de anderen af."
"Anderen?"
"Van de Orde!"
"O!"
Eindelijk; nu daagde het bij Elvina ook.
"Maar weet je dat zeker?"
"Nee, natuurlijk weet ik dat niet zeker."
"Dus we gaan."
"Kijken kan geen kwaad.", was ik van mening.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine


Laatst aangepast door Pluckjes op Di Apr 03, 2007 12:28; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Di Apr 03, 2007 11:16 Terug naar boven Sla dit bericht op

En het volgende hoofdstuk!
Ik lul er verder natuurlijk niet teveel bij en laat jullie niet langer in spanning wachten! Wink
XilonaX; bedankt voor je reactie in het reageertopic, erg leuk! Wink

Veel leesplezier! Razz



Hoofdstuk 2
Na ons telefoongesprek ging ik naar beneden om samen met de familie een film te kijken.
"Ah, Pascalle, net op tijd! De film begint net!"
Ik plofte naast Fabian op de bank neer en glimlachte naar mijn moeder.
"Mooi. Wat voor een film is het?"
"Fantasie."
Het was Taylor die me antwoordde. Ze mocht dan wel twee jaar ouder zijn dan ik was, toch was het af en toe een kinderachtig kind. Zo nu ook, met haar antwoord. Fantasie, de toon waarop ze dit zei alleen al. En dan haar blik.
"Jaloers kreng.", zei ik haar.
"Pascalle!", zei mijn vader streng. Ik negeerde hem en richtte mijn aandacht op Taylor.
"Je bent gewoon jaloers dat ik wel kan toveren en jij niet. Dat ik wél alles kan doen wat ik wil doormiddel van magie en jij niet."
"Ach, een beetje met een stokje heen en weer zwaaien, waarom zou ik dat willen?!", verdedigde Taylor zich, maar haar blik gaf aan dat ik gelijk had.
"Taylor, Pascalle! Stoppen. Nu!", mijn moeder kwam tussenbeiden en ik zakte weer terug in de bank. Met een zucht staarde ik naar het beeld, de film helemaal niet volgend. Mijn gedachten waren bij het briefje dat ik in mijn broekzak had gepropt toen ik naar beneden wilde gaan. Ik pakte het tevoorschijn, vouwde het open en las het voor de zoveelste keer weer. Nog steeds had ik geen idee waar dit op sloeg en van wie dit briefje afkomstig was.
"Liefdesbriefje?"
Fabian trok het perkament uit mijn handen, sprong van de bank en rende weg.
"Fabian!"
Ik sprong overeind en rende hem achterna. Fabian bleef uiteindelijk voor de televisie staan.
"Gevaarlijke tijden om je uil rond te sturen met brieven. Niet meer doen. Ik heb haar nog net uit de klauwen van de vijand weten te redden. Voortaan moet je een andere manier van communicatie bedenken, uilen zijn niet meer veilig. Vanavond, twaalf uur, gebruikelijke ontmoetingsplek.", las Fabian voor. Hij keek op van het blaadje en keek me aan.
"Pascalle?", klonk de stem van mijn moeder. Ik griste mijn briefje uit de handen van Fabian en draaide me om naar mijn ouders.
"Je wordt bedankt.", siste ik nog naar Fabian.
"Ja?"
"Wat is dat voor een briefje?"
"Dat... Voor..."
"Toch niet weer voor de Orde van de Feniks? Daar ben je..."
"Pap, je bent geweldig!" Ik vloog naar hen toe, drukte een kus op zijn wang en rende naar de telefoon, die ik nog op mijn kamer had laten liggen.

"Elvina Channery."
Eindelijk, na drie keer bellen nam ze pas op.
"Wegisweg is niet goed.", ratelde ik meteen. "We moeten daar niet heen."
"Met wie spreek ik?"
"Met mij."
"Wie is mij?"
"Elvina!", zei ik geïrriteerd.
Een schaterlach klonk aan de andere kant van de lijn.
"Heb je al een idee van wie die briefjes kunnen zijn?"
"Niet helemaal, maar ik weet wel waar we heen moeten."
"De Wegisweg, toch?"
Zucht. Elvina kan soms best dom zijn. Af en toe lijkt ze wel vergeten te zijn hoe ze moest nadenken.
"Nee, dat zei ik net. We moeten ergens anders heen."
"Waarheen dan?"
"Naar onze gebruikelijke ontmoetingsplek."
"Die hebben we toch niet? Wat zit iedereen nou toch ineens over een gebruikelijke ontmoetingsplek te zeuren!"
"Je weet dat ik het niet zomaar over de telefoon kan zeggen, toch?"
Een zucht van Elvina.
"Weet ik."
"Vertrouw me nou maar. We gaan om twaalf uur naar die ontmoetingsplek."
"Goed."
"Oké."

Met de telefoon in mijn ene hand en het briefje in mijn andere liep ik weer naar beneden. De telefoon legde ik op tafel, het briefje ging weer in mijn broekzak. Taylor en Fabian zaten gespannen naar de film te kijken, mijn ouders waren niet meer in de woonkamer.
"Waar zijn papa en mama?", vroeg ik vanuit de keuken. Ik dook in de koelkast om wat te drinken te pakken en keek naar de klok. Pas tien uur. Wachten duurt lang. Ik wist nu al dat het een eeuwigheid ging duren voordat het twaalf uur zou zijn.
"Buiten."
Als die 's avonds buiten waren, stonden ze te roken. Typisch iets voor Dreuzels, als je het mij vraagt. Ik snap er helemaal niets van. Ik weet alleen dat ze het roken noemen. Een Dreuzelding. Niet te lang bij stil staan.
De koelkastdeur gooide ik weer dicht, het glas cola liet ik op het aanrecht staan, waarna ik de keukendeur opende en de duisternis in tuurde.
"Ma?", riep ik.
"Ja?", klonk er achter uit de tuin. Fijn, moest ik weer de kou in om ze te vergezellen. Niet zonder mijn glas cola. Ik draaide me om, pakte mijn glas en ging naar buiten.
"Hoe houden jullie het vol hier in de kou!", klaagde ik bibberend terwijl ik naast mijn vader op het houten bankje ging zitten.
"Ach, zo koud is het nou ook weer niet."
"Wel."
"Wat was dat nou voor een briefje?"
"Daar kwam Mira mee terug."
"Wat staat er voor zo laat nog op het programma? Waar je dan ook heen mag gaan..."
"Ik weet het ook allemaal niet, pa.", zei ik met een zucht. Ik dronk mijn glas voor de helft leeg en zette het op het tafeltje voor me.
"Het enige wat ik weet is waar Elvina en ik heen moeten."
"Is dat nou wel zo verstandig? Je weet niet eens..."
"Mam, Mira brengt niet zomaar briefjes. Ze gaat niet zomaar naar een vreemde toe omdat die vreemde een briefje naar mij moet versturen."
"Het is dus een bekende."
"Juist, en dáárom ga ik wel om twaalf uur weg."
"Ik ben het er niet mee eens."
"Ach, Lorain! Ze gaat samen met Elvina naar dat... Wat is het eigenlijk?"
Hij richtte zijn blik op mij. Hoewel het te donker was, kon ik het zien.
"Noem het een bijeenkomst. Ik weet ook niet wat ik er van moet verwachten."
Mijn moeder zuchtte en vond het maar niets, nog steeds niet. Ik keek naar haar. Ze blies rook uit en drukte haar peuk uit in de asbak. Waarschijnlijk was ze druk bezig met bedenken van argumenten waarmee ze mij over kon halen thuis te blijven vanavond. Maar ik ging, hoe dan ook. Ik wilde weten waarom dat briefje gestuurd was.
"Wat vinden de ouders van Elvina hier van?"
"Mám! Elvina is bijna twintig! Haar ouders hebben niets meer te zeggen over haar!", riep ik. "En houd nou alsjeblieft op; het heeft geen enkele zin. Mijn besluit staat vast."
Eigenwijs, koppig en eigenzinnig. Drie eigenschappen waar mijn ouders van tijd tot tijd niet om heen konden. Ik wilde dit, ik ging ervoor.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Wo Apr 04, 2007 18:26 Terug naar boven Sla dit bericht op

En het volgende hoofdstuk maar weer! ^^
Die krijgen jullie alleen maar zo snel omdat ik al bezig ben aan hoofdstuk 6, anders hadden jullie nog even wat langer moeten wachten! Wink
Lieske90; bedankt voor je reactie in het reageertopic!

Veel leesplezier!



Hoofdstuk 3
Half twaalf. Ik was de enige die nog wakker was. Op de televisie was niets leuks meer te zien. Allemaal saaie programma's waar geen hond naar keek, en allerlei reclames van meiden en vrouwen die probeerden de mannen te bevredigen wanneer ze zouden bellen. Ik zette het ding uit en staarde naar de klok. Nog een half uur en dan zou ik gaan. Elvina zou over een kwartiertje langs komen. De stilte die in huis heerste begon op mijn zenuwen te werken. Stilte was nou nooit iets geweest waar ik dol op was. Een muziekje op de achtergrond was al goed genoeg. De telefoon ging, en ik schrok me rot. Vlug kam ik overeind van de bank en trok ik een sprintje naar de keukentafel, waar de telefoon lag.
"Pascalle."
"Met mij. Mijn ouders willen niet dat ik mee ga."
"Waarom niet?"
"Ze vinden het te gevaarlijk."
"Waarom dat?"
"Geen idee, maar ik kan niet mee."
"Balen."
"Ik weet het."
Ik zou dus alleen moeten gaan.
"Ik vertel je morgen wel hoe het was."
"Sorry, Pas."
"Geeft niet, kan je niets aan doen."
"Tot morgen!"
"Doei!"

Mijn voeten stampten in de plassen die zich daarstraks hadden gevormd op de stoep en op de straat. Vlak voordat ik weg moest begon het te regenen. Ik was al bang dat ik door de regen naar de oude schuur moest lopen om ongezien te kunnen Verdwijnselen, maar dat was niet nodig. Mijn mantel was goed om me heen geslagen, het was ijskoud buiten.
Bijna was ik bij de schuur. Een auto kwam aangereden en reed veel te hard de straat door. Vreemd, maar ik besteedde er verder geen aandacht aan en liep verder. De hoek om, een klein steegje door, de hoek om en daar stond de oude schuur. Verstopt tussen enkele bomen en wat struiken, enkel zichtbaar voor heksen en tovenaars. De schuur was niet groot, en lag een eindje van de wijk af. Het zandpad op, tussen de bomen en struiken door en je was er. Ik duwde de oude, houten deur open. De planken van de vloer kraakten onder mijn voeten en de dikke stoflaag gaf aan dat hier in geen tijden iemand meer is geweest. De grote ruimte stond nog niet zo heel lang geleden vol met auto's en tractors. De eigenaar van deze schuur, een oude man die al zijn hele leven een boerderij runde, was enkele weken geleden van de één op de andere dag spoorloos verdwenen. Volgens mijn theorie had zijn verdwijning verband met alle andere verdwijningen vanuit het hele land.
De schuur stond nu leeg, op enkele gereedschappen na. Ik concentreerde me op de plek waar ik heen wilde en Verdwijnselde met een zachte plop.

"We waren al bang dat je het briefje niet had weten te ontcijferen."
Ik glimlachte en liep de grote, sombere hal binnen. De deur werd achter me gesloten en ik keek om me heen. Het was lang geleden dat ik hier was geweest.
"Niet veel verandert, zie ik.", merkte ik op. Een lach klonk achter me. Een warme, aanstekelijke lach.
"We hebben niet veel tijd gehad iets te doen aan deze deprimerende bedoening."
Ik lachte, iets te hard. Ik was vergeten dat je dit niet moest doen in de hal.
"MODDERBLOEDJES! VERRADERS!"
"Oeps."
"SMERIGE BLOEDVERRADERS! MIJN HUIS UIT! MAAK DAT JE WEGKOMT!"
Vanuit de keuken kwam Remus aangerend, die samen met mijn gastheer de twee lange, mottige gordijnen dichttrokken. Het gillen van Mevrouw Zwarts werd ietwat gedempt en zal niet lang meer duren.
Remus leidde me naar de keuken, waar de anderen zaten.
"Wie anders zou Mevrouw Zwarts wakker hebben gemaakt."
Emmeline Vonk. Ik lachte en ging naast haar aan tafel zitten.
"Het is dan ook een hele tijd geleden!", verdedigde ik mezelf. "Kon ik het weten dat ze er nog hing! Ik dacht dat jullie haar allang hadden verwijderd!"
"Natuurlijk, bedenk maar weer smoesjes!"
"Dames, zouden jullie even stil willen zijn en bij de vergadering willen blijven?", Remus Lupos, die aan het hoofd van de tafel was gaan staan keek ons aan terwijl hij dit zei.
"Waren jullie al begonnen?", vroeg ik verbaasd. Emmeline lachte.
"Nee, je bent nog op tijd."
Ik lachte even en trok mijn gezicht in plooi bij het zien van de blik van Remus.
"Dank u.", zei Remus met een knikje. Hij keek de tafel even rond, ik deed hetzelfde. Vrijwel iedereen van de Orde was komen opdagen.
"Zoals bij u allen bekend is, verdwijnen er steeds meer en steeds vaker heksen, tovenaars en Dreuzels. Het Ministerie zit met de handen in het haar en weet niet wat ze moeten doen. Wij weten echter wél wie hier achter zit; Voldemort. Onbekend is waarom hij dit doet en wat het doel hiervan is."
Ik zat onderuit gezakt op mijn stoel en keek naar Remus, zoals iedere andere aanwezige.
"Ik denk dat het een afleidingsmanoeuvre is, Remus.", zei ik. Alle blikken werden meteen op mij gericht.
"Voldemort heeft een plan, waarvan de vermoorden en verdwenen personen op de hoogte waren. Bewust of onbewust. Ze vormden een gevaar voor zijn plan, daarom moesten ze uit de weg geruimd worden. Hoe dit gedaan moest worden, was niet van belang. Als het maar gedaan werd."
Daar. Mijn theorie, eindelijk uitgesproken en eigenlijk best logisch.
"Waarop is dit gebaseerd?"
"De kranten."
"Daar staat niets in!", protesteerde Hecuba Jacobs.
"Wel als je tussen de regels door leest, Hecuba.", was mijn reactie. "Juist tussen de regeltjes in staat dat het Ministerie met de handen in het haar zit, vrijwillig. Ze hebben een aardig idee van Voldemort en zijn plan, maar ze durven zich er niet over te uiten. Althans niet publiekelijk."
"Pascalle heeft een punt.", viel Emmeline me bij.
"Nee, ik denk niet dat ze een punt heeft. Het is gebaseerd op artikelen van journalisten als Rita Pulpers."
Dit zou een lange nacht worden, een enorme discussie en eindeloos gefantaseer over hét plan van Voldemort.

"Waar is Elvina?"
"Ze mocht niet komen van haar ouders. Jullie gecodeerde bericht was iets té goed."
Grijns. Onbewust moest ik ook grijnzen.
"We hadden jullie inderdaad wel wat eerder op de hoogte kunnen brengen van de codes.", gaf hij toe. Hij sloeg een arm om me heen en ik lachte.
"Dat had gemogen. Gelukkig gaf mijn vader het antwoord..."
"Je vader?"
Ik knikte lachend. We zaten in de woonkamer van het Grimboudplein. Olijfgroene muren, vuile wandtapijten en mosgroene, fluwele gordijnen. Dit was alles wat nog duidde op hoe het er voorheen uit zag. Alle oude rommel was weggegooid. De vitrinekasten, het tafeltje met de dunne pootjes, het schrijfbureau... Alles wat er stond was weg. Nu stonden er grote, ruime stoelen, een grote bank en een grote tafel, zodat men hier kon zitten wanneer hier gelogeerd werd.
"Fabian had het perkament te pakken gekregen en voorgelezen. Mijn vader dacht dat het een bijeenkomst was van de Orde."
"Die oude man had nog gelijk ook!"
De deur ging open, Emmeline kwam met een dienblad glazen naar binnen.
"Remus en de anderen komen zo meteen.", deelde ze mee. Ze maakte het zich gemakkelijk in één van de stoelen en keek naar ons. Haar wenkbrauw schoot omhoog toen ze zag dat hij zijn arm om me heen had geslagen.
"Jullie waren toch geen stelletje?"
Meteen viel de hand van me af en ik keek quasi boos naar Emmeline. Emmeline haalde alleen haar schouders op.
"Kom, kom, iedereen heeft opgemerkt dat jullie aan elkaar zitten te plukken. Liefst de hele dag, maar als er gezegd wordt dat jullie samen een stelletje zijn...!"
Ik lachte, net als James.
"Kom op, Emmeline! Niet zo jaloers. Moet je tegenwoordig meteen verliefd zijn en een stelletje worden om goed met elkaar op te kunnen schieten?"
Ik voelde de prikkende blik van James op mij gericht, maar negeerde het. Emmeline grijnsde.
"James denkt daar zo te zien anders over."
"Waarover?"
De deur was geopend en Remus kwam binnen gelopen. Hij was nog vrij kwiek voor zijn leeftijd. De Orde had nieuwe leden nodig, jonge leden. Molly en Arthur waren de jongste niet meer, net als Remus en Emmeline. Ze behoorden allemaal tot de - zoals James en ik hen altijd noemden - oude generatie.
"Niets.", zei ik vlug. Ik stond op, keek even naar James en daarna naar Emmeline, waarna ik naar de haard liep om er nog meer hout in te gooien. Al snel kwamen ook de anderen binnen en werd er veel gedronken en gelachen. Echter hadden we het veel sneller weer over Voldemort.
"Ik blijf erbij dat ik de theorie van Pascalle niet vindt kloppen. Er zijn geen bewijzen."
"Dit geldt ook voor jou theorieën, Hecuba.", nam James het voor me op. Ik negeerde de veelbetekenende blik van Emmeline. Wat had ze toch iedere keer. Als je het mij vraagt wilde ze mij en James het liefst koppelen.
"Je spant samen met Molly.", fluisterde ik Emmeline toe in het voorbijgaan. Ik plofte weer naast James op de bank neer en keek op toen Harry binnen kwam gelopen. Hij groette zijn zoon, James, en James groette zijn vader. Niet veel later kwam Cho binnen, die haar zoon groette en naar mij knipoogde. Je kon niet bevriend zijn met en jongen zonder verliefd te zijn, zo bleek maar weer. Ik kwam weer overeind.
"Ik ga naar huis.", kondigde ik aan. "Ik zal Elvina morgen inlichten, Remus."
"Wil je zo laat nog op pad?"
"Het is vroeg.", verbeterde ik Remus. Remus keek op de klok en zag dat het vijf uur in de ochtend was.
"Kan je niet beter blijven? Je kunt op de oude kamer van Hermelien en Ginny slapen..."
"Nee, ik denk dat het beter is als ik naar huis ga."
"Zoals je wilt."
Ik glimlachte, groette iedereen en verliet de woonkamer. Snel liep ik de trap af en graaide ik mijn mantel van de kapstok. Terwijl ik hem omsloeg, hoorde ik iemand anders op de trap. Ik draaide me om.
"James.", zei ik, ietwat verrast.
"Zal ik met je meegaan?"
Ik lachte.
"Dat is niet nodig, James."
"Zeker weten?"
"Ik Verdwijnsel, dan..."
"Daarom juist. Dan moet je vanuit die schuur dat stuk nog naar huis lopen..."
"Ik Verschijnsel voor de deur, James.", onderbrak ik hem met een klein glimlachje. James leek wat teleurgesteld.
"O, nou... Tot ziens dan maar."
"Tot ziens."
Ik opende de deur, stapte de kou weer in en voelde de snijdende wind in mijn gezicht. James stond in de deuropening en keek hoe ik het tuinpad af liep, de straat door, en opgeslokt werd in de duisternis. Met een zucht sloot hij de deur.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Do Apr 05, 2007 20:45 Terug naar boven Sla dit bericht op

Zo, en dan nog een hoofdstukje! Hoofdstuk 4 alweer!
Iedereen bedankt voor de reacties!

Veel leesplezier Wink



Hoofdstuk 4
Half twaalf. Met moeite kreeg ik mijn ogen open. Waarom werd ik ook al weer wakker? Het krassende geluid herhaalde zich weer. Mira.
"Mira! Waarom maak je me nou wakker?", vroeg ik slaperig. Langzaam kwam ik overeind. Mira zat op haar kooi en keek me eigenwijs aan. Ze moest iets van me, maar ik was te moe in mijn hoofd om te kunnen bedenken wat. Weer kraste ze.
"Later, Mira. Eerst slapen."
Ze fladderde op en streek op mijn opgetrokken knieën neer. Ik opende mijn ogen weer en zag haar eigenwijze ogen strak op die van mij gericht. Het was duidelijk dat ik niet aan mijn slaap toe kwam als ik haar niet gaf wat ze wilde.
"Wat moet je dan?", zuchtte ik, terwijl ik de dekens van me af gooide en uit bed stapte. Mira vloog weer naar haar kooi, en hipte er naar binnen. Bij de lege etensbak bleef ze zitten.
"Maar natuurlijk."
Vlug vulde ik het bakje en keek ik op de klok aan de muur. Half 11. Beneden hoorde ik Fabian met Taylor kibbelen, niet veel later hoorde ik de ingrijpende stem van mijn vader. Slapen kon ik nu toch niet meer, dus ik besloot om me snel om te kleden en naar Elvina te gaan om haar bij te praten.
"Pas?"
De deur werd geopend en in de deuropening stond mijn moeder. Ik hinkte net op één been door de kamer in een poging snel mijn jeans aan te trekken en keek op.
"Ja?"
Terwijl ik mijn broek dichtknoopte keek ik mijn moeder vragend aan.
"De Ochtendprofeet."
Iets in haar stem zorgde ervoor dat ik stopte met het zoeken naar mijn truitje. Ik keek op vanuit mijn kast en zag dat er iets niet klopte aan die Profeet. Niet goed, een slecht teken. Zeker als mijn moeder keek op de manier waarop ze nu keek; bang voor mijn reactie.
"Wat is er?"
"Lees zelf maar."
De Ochtendprofeet vloog door de kamer en landde op mijn bed. Ik stoof er heen en bleef als versteend staan toen ik de enorme foto op de voorpagina zag. De foto nam zeker drie kwart van de pagina in beslag. Elvina.
"Wat?"
Mijn moeder leunde tegen de deurpost, terwijl ik de krant pakte en trillend begon te lezen. Mijn ogen schoten over de woorden die samen het artikel vormden, vol ongeloof keek ik door een waas van tranen naar de foto.
"Wanneer is dit gebeurd?"
"Gisteravond, laat. Jij was al weg. Je vader heeft nog geprobeerd het huis binnen te komen, maar hij was te laat."
"Zeg me dat dit niet waar is.", snikte ik. "Zeg me dat ik droom!"
"Het spijt me, lieverd."
Ik zakte op het bed neer en staarde naar de enorme foto. Elvina was vermoord. Ze was dood. Dooddoeners waren de woning binnengedrongen om haar het zwijgen op te leggen, net zoals haar ouders het zwijgen op werd gelegd. Mijn moeder kwam naast me op bed zitten en sloeg een arm om me heen.
"Het spijt me, lieverd.", zei ze nog eens. Ik drukte mijn gezicht in haar schouder en begon te huilen. Sussend wiegde ze me zachtjes heen en weer, om me te kalmeren en te troosten.

"We zullen de familie Channery allemaal missen."
Stomme woorden die uit de mond van de spreker kwamen. Ik keek om me heen, in een kringetje stond iedereen bij de drie kisten. Familie leden, vrienden, leden van de Orde en kennissen.
"De dood van deze drie geweldige personen kwam voor iedereen als een enorme klap en was totaal onverwacht."
Een traan rolde over mijn wang en ik veegde deze woedend weg. Ik voelde een warme hand de mijne vastpakken en even keek ik opzij. James. Hij schonk me een warme, troostende glimlach. Ik keek weer naar de kist waar Elvina in lag. Was ze maar wel meegegaan, had ik haar maar overgehaald mee te komen naar de vergadering van de Orde. Meer van dat soort gedachten schoten door mijn hoofd. Wat als...? Wat als...? Maar er was niets meer aan te veranderen. Kon dat maar, dan hadden deze drie personen nog geleefd. Hadden deze drie onschuldige mensen niet om het leven gebracht hoeven te worden. Was Elvina nog bij mij en waren we nog samen. Maar dat kon niet meer. Een steek van pijn schoot door mijn hart en nog meer tranen rolden over mijn wangen. James trok me tegen zich aan toen de kisten langzaam de grond in zakten. Ik kon het niet, ik kon er niet naar kijken zoals de andere aanwezigen dit wel deden. Ik borg mijn gezicht in zijn schouder en snikte zacht. James had zijn arm om me heen geslagen en zijn hoofd tegen het mijne gelegd. Waarom moest dit gebeuren? Het besef van mijn grote verlies drong nu nog niet goed tot me door, de echte klap zou later komen. Dat wist ik zeker. De rest van de ceremonie ging in een waas aan me voorbij, ik maakte het niet meer volledig mee. Het geroezemoes om me heen steeg langzaam op, mensen liepen weg. De ceremonie was voorbij, ze lagen onder de grond. Elvina was voorbij. Zij lag daar, in een kist. Stilletjes. Haar plagerijen en lachen zou ik nooit meer horen. Het voelde alsof een deel van mijn leven aan stukken werd getrokken.
"Kom, Pascalle. We gaan."
James leidde me voorzichtig mee, achter de anderen aan. Ik veegde een traan van mijn wang en keek naar de grond terwijl we verder liepen. Taylor kwam naast ons lopen en pakte mijn hand vast.
"Sorry, Pas.", zei ze zachtjes. "Het moet ongelofelijk klote zijn om je beste vriendin te moeten verliezen."
Ik knikte alleen maar en zag de tranen in haar ogen. Alleen al het zien van haar medeleven en verdriet, zorgde ervoor dat mijn tranen weer opwelden.
"Ja.", bracht ik moeizaam uit. Dat was het enige wat ik de rest van de dag nog had gezegd.

Thuis. Ik sloot me op in mijn kamer en zat doelloos op bed. Met mijn rug tegen de muur, mijn knieën opgetrokken en mijn armen om mijn benen geslagen, staarde ik door een waas van tranen voor me uit. De klap was gekomen. Pas nu besefte ik goed wat er gebeurt was. En nog kon ik het niet geloven. Ik had Elvina gisteravond nog aan de telefoon gehad. Ze belde me om te zeggen dat ze niet mee kon, dat haar ouders dat niet wilden. Ik beloofde haar de volgende dag te vertellen wat er gebeurt was, wat er besproken was. Maar dat had ik haar nooit kunnen laten weten.
Zachtjes werd er op de deur geklopt.
"Pascalle?"
Een warme stem, die ik niet had verwacht en die me op liet kijken naar de deur. Ik glimlachte, een vreugdeloze, waterige glimlach en veegde snel een traan van mijn wang. De deur ging zachtjes weer dicht en terwijl ik weer voor me uit staarde, wist ik dat hij naar me keek. Even was het doodstil in mijn kamer. Voetstappen kwamen langzaam dichterbij en even later voelde ik het bed ietsje inzakken. Hij was naast me komen zitten en staarde naar me.
"Je ouders vertelden me dat je hier de hele dag al zit."
Ik knikte alleen maar.
"En dat je niets hebt gegeten en gedronken, dat je geen woord hebt gezegd toen ze bij je kwamen."
Nogmaals knikte ik, nog altijd voor me uit kijkend.
"Iedereen verwerkt dingen op zijn of haar eigen, speciale manier. Dingen als dit. Het moet een plekje krijgen, in je hart en in je hoofd. Maar ik geloof niet dat jij dingen als dit verwerkt op een manier als deze. Leven als een kluizenaar, niets eten en drinken, geen woord zeggen..."
Zijn hand werd op mijn arm gelegd, maar ik reageerde niet. Ik keek alleen voor me uit. Maar ik luisterde wel, en dat wist hij.
"Je sluit geen mensen buiten, je stoot ze niet van je af als ze proberen je te helpen. Je weet dat zij weten wat je doormaakt, maar je denkt dat ze het niet begrijpen."
Weer een stilte, waarschijnlijk om de woorden tot me door te laten dringen.
"Maar ze begrijpen je wel, Pascalle. Iedereen heeft wel eens een dierbaar iemand verloren. Iedereen heeft deze klap uitgedeeld gekregen. Dit keer is het de beurt aan jou, dit keer moet jij bewijzen dat je dit aan kan, dat je sterk genoeg bent om je hier doorheen te slaan."
Langzaam draaide ik mijn hoofd en keek ik in zijn ogen. Ogen die helder groen waren en me een warme blik schonken.
"Ik wil niets bewijzen.", zei ik zacht. "Ik wil dit niet meer. Elvina is dood, vermoord. Maar mijn theorie klopte van geen kanten, omdat er geen bewijzen waren en omdat ze gebaseerd was op krantenartikelen."
De minachting klonk in mijn stem.
"Maar mijn theorie klopte wel, James! Ik had wél gelijk. Elvina en haar vader moesten ergens iets van weten. Dat móet. Haar vader werkte bij het Ministerie, hij was het er niet mee eens dat het Ministerie niets liet blijken van de verdwijningen en moorden. Hij wist meer, en Elvina werd hiervan op de hoogte gebracht. Op die bewuste avond. Ik weet het zeker, James. Ik weet zeker dat het zo is gegaan."
"Je hebt gelijk. Er is geen andere verklaring dan deze.", zei James. Ik was verbaasd. Verbaast dat hij me niet tegen sprak, dat hij niet probeerde mijn argument van de dood van Elvina te niet te doen. Iedereen die hier binnen was geweest vertelde me dat het niet gepland was dat ze om het leven werden gebracht, dat het gewoon per toeval was dat ze vermoord werden door Dooddoeners. Ik geloof niet in toeval. Hier zat iets achter.
"Ze wisten meer en Voldemort moest er zeker van zijn dat dit niet uit zou lekken.", ging James verder. "Maar het is niet de bedoeling dat jij hierdoor wegkwijnt en je opsluit in je kamer, dat je iedereen van je afstoot."
James veegde een traan van mijn wang en liet daarna zijn hand daar rusten. Hij keek me diep in de ogen en ik wende mijn blik af. Maar zijn hand zorgde ervoor dat ik mijn hoofd niet kon draaien. Ik keek weer op in zijn ogen, die teleurstelling lieten blijken. Niet vanwege het feit dat ik niets vertelde, maar ver het feit dat ik mijn blik had afgewend.
"Kom mee naar beneden, Pascalle.", zei James zacht. Hij stond op en keek op me neer. Zijn hand stak hij naar me uit en enige tijd keek ik er twijfelend naar.
"Kom mee, Pascalle.", het klonk zacht, bijna smekend. Ik keek hem in de ogen en hield zijn blik vast, net zoals hij mijn blik vasthield. Ik legde mijn hand in de zijne en stond op. James glimlachte en leidde me mee mijn kamer uit, de trap af, de woonkamer in. Tijd voor de confrontatie met de familie, iets wat ik had willen uitstellen. Allemaal keken ze op van waar ze mee bezig waren toen ze voetstappen de woonkamer binnen hoorden komen.
"Pascalle!", klonk de verassende stem van mijn moeder. Mijn vader glimlachte alleen maar goedkeurend naar me, Taylor en Fabian hadden even gekeken voordat ze zich weer op de televisie richtten.

"Het blijft me verbazen dat het je gelukt is, Potter.", grijnsde mijn vader. James stond op punt om te vertrekken en mijn ouders stonden zacht in de hal met hem te praten. Ze wilden niet dat ik het hoorde, maar ik hoorde het wel. Ik stond bij de deur, die op een kier stond en luisterde het allemaal af.
"Pascalle is een eigenwijze meid, ze laat zich niet zo gemakkelijk overhalen iets te doen waar ze zelf niet achter staat."
"Ze stond er wel achter, ze had alleen de motivatie nodig om ook daadwerkelijk haar kamer te verlaten.", klonken de woorden van James.
"Bedankt voor je hulp, James."
"Geen probleem."
"Tot ziens dan maar weer."
"Tot ziens."
De deur sloeg dicht, ik liep naar de keuken en schonk wat te drinken in. Ik had niets gehoord en niets gezien, moesten ze geloven. Toen de de woonkamer weer binnen kwamen en de deur achter zich dicht deden, keek ik op van mijn glas en glimlachte ik onschuldig naar hen. De fles fris zette ik weer terug in de koelkast, waarna ik met mijn glas cola op de bank ging zitten, naast mijn vader.
"James is een aardige kerel."
Ik nam een slokje van mijn sinas en knikte.
"Wat heeft hij gezegd? Waarom kwam je wel met hem mee naar beneden en niet met ons?", mijn moeder keek me vragend aan en wachtte op een antwoord. Maar die kreeg ze niet. Wat wij besproken hadden, ging hen niets aan.
"Niets."
"Hij zei niets?"
"Hij zei wel iets, mam.", zei ik met een geïrriteerde zucht. "Maar dat doet er niet toe."
"En waarom zou dat er niet toe doen, volgens jou?"
"Omdat het iets is wat ik niet met jullie wil delen."
Ik kwam overeind en keek mijn ouders om beurten aan.
"Ik ga naar bed."
"Maar het is pas half negen!"
"Toch ga ik naar bed."
Met die woorden liep ik de woonkamer uit en stormde ik de trap op. De kamerdeur smeet ik achter me dicht, waarna ik naar mijn balkondeur liep en deze opende. De koele, frisse wind streek in mijn gezicht. In een plastic stoel ging ik zitten en liet ik mijn gedachten de vrije loop. Ik genoot van de frisse avondwind, die mijn zorgen voor even deed vergeten. Even niet meer aan Elvina denken, even niet meer aan Voldemort denken. En James voor eventjes vergeten.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Za Apr 07, 2007 13:06 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hallo allemaal!
Hoofdstuk 5 is er weer!
Allereerst bedankt voor de reacties!

De gebeurtenissen volgen zich nu heel snel op, het zijn immers duistere tijden en...
Voor James en Pascalle heb ik in de volgende hoofdstukken iets in petto! [/gnagna!]

Veel leesplezier!



Hoofdstuk 5
Het was nu ruim een week geleden dat Elvina vermoord werd door de volgelingen van Voldemort. Ik geloofde nog steeds niet dat dit was gebeurt, maar toch was het zo. Ik miste haar en dacht ieder minuut van de dag aan haar, maar daardoor kwam ze niet terug. Zij was er niet meer, tot mijn grote spijt, maar mijn leven ging door en ik moest verder. Verder zonder Elvina.
"Pascalle, schiet nou toch op!"
Ongeduldig stond mijn moeder beneden bij de trap op mij te wachten.
"Ja, ik kom al!", riep ik.
Snel even in de spiegel kijken of mijn haren goed zaten, nog even snel mijn make-up bijwerken en mijn truitje goed doen.
"Pascalle, we gáán! Nu! Komen!"
"Ik kom al, ik kom al!"
Vlug trok ik de deur van de badkamer open en stormde ik de trap af. Mijn moeder keek me hoofdschuddend aan, ze had ruim een kwartier geroepen dat ik naar beneden moest komen.
"Eindelijk, ik dacht al dat we te laat zouden komen voor de film."
Ik glimlachte, trok mijn jas aan en keek om naar mijn moeder. We hadden nu al drie dagen het huis voor ons alleen. Mijn vader was voor zijn werk een week van huis, Taylor was bij haar vriendje vandaag en Fabian bleef de hele vakantie bij een vriendje logeren. Vanavond zouden we naar de bioscoop gaan, naar een nieuwe film van mijn moeders favoriete acteur. En ze stond erop dat ik mee zou gaan.
Ik trok de deur open en stapte de koude lucht in, terwijl ik op het tuinpad wachtte tot mijn moeder ook zou komen. Blijkbaar duurde dat nog even, want ze spitte haar tasje door naar iets.
"Wacht even, ga jij maar vast naar de auto, Pas. Ik ben vergeten mijn portemonnee te pakken..."
Ze gooide me de autosleutels toe en ik liep naar de zwarte jeep die bij ons op de oprit stond. Sleutel in het slot, omdraaien en met een zacht, klikkend geluid was de deur van het slot. Ik opende hem en stapte in de auto. Terwijl ik de deur dicht trok en de sleutels vast in het contact bij het stuur stak, hoorde ik het grint in de tuin knarsen. Er liep iemand overheen. Normaliter zou ik gedacht hebben dat het mijn moeder was die aankwam gelopen, maar het leken meerdere mensen te zijn. Ik schoot overeind en tuurde door de voorruit de duisternis in, niets te zien. Toch waren ze er wel, ik had het toch goed gehoord. Dat wist ik zeker. Het geluid van de deurbel bevestigde de aanwezigheid van de onbekenden en ik had de neiging uit te stappen, ware het niet dat mijn moeder al open had gedaan. In het schijnsel van het ganglicht zag ik haar vriendelijk glimlachen, maar bij het zien van wie er voor de deur stonden, maakte die glimlach plaats voor angst. Ik graaide naar mijn toverstok, die ik in mijn jaszak had gestopt, gooide de portier open en stormde naar buiten, maar ik was te laat.

Een groene lichtflits, meerdere zelfs. Ze schoten door de lucht en vielen mijn moeder aan. De één na de ander. Tegen haar borst spatten ze één voor één uit elkaar. Met een ijselijke gil zag ik mijn moeder op de grond zakken.
"Nee!", schreeuwde ik. "Nee!"
De tranen stonden in mijn ogen, ik keek vol ongeloof naar het lichaam van mijn moeder dat roerloos in de deuropening lag. De Dooddoeners draaiden zich om, richtten zich tot mij. Ze hadden me niet gezien toen ze hierheen kwamen, en nu ik had gezien wie zij waren en wat ze hadden gedaan, vormde ook ik een gevaar voor hen. De voorste richtte zijn toverstok op mij, net als enkele anderen, en riep de twee woorden.
"Avada Kadavra!"
Mijn leven flitste aan mijn ogen voorbij, het beeld van mijn moeder die om het leven werd gebracht stond op mijn netvlies gebrand. Ik wilde wegduiken, maar zag in dat dit te laat was. De stemmen hadden de twee woorden al geroepen. De twee woorden die mijn leven zouden beëindigen. Twee onbenullige woorden.
Met een flinke snelheid kwamen de groene lichtstralen op me af. Ontwijken was zinloos en ik voelde dat ook ik getroffen werd. Ik viel roerloos neer, tegen de jeep aan. Mijn toverstok rolde een eindje bij me vandaan...


"Nee!" Badend in het zweet schoot ik overeind en keek ik om me heen, snakkend naar adem. Mijn ogen schoten schichtig de kamer rond, een kamer die donker was en niet van mij.
"Pascalle.", de deur vloog open en omgeven door licht stond Remus in de deuropening.
Ik bevond me in het hoofdkwartier van de Orde, ik woonde hier sind die verschrikkelijke dag. Sinds de dag dat alles veranderde.
"Er is niets.", zei ik hoofdschuddend, terwijl ik mijn haren uit mijn gezicht veegde en Remus' blik ontweek.
"Zeker weten?"
Ik knikte.
"Ja, er is niets. Ik ben oké."
Remus leek het niet te geloven, maar ging er niet op in.
"Goed. Je weet me te vinden als er iets is."
De deur werd weer gesloten en met een diepe zucht liet ik me weer in het kussen zakken. De dekens trok ik ver over me heen, terwijl ik me op mijn zij rolde en naar de wekker op het nachtkastje keek. Half drie in de nacht. Gedempte stemmen vroegen mijn aandacht. Ik kwam voorzichtig overeind en hoorde Remus in de gang praten met een ander. Ik kon niet horen wie, maar ik hoorde wel wat ze zeiden.
"Wat was er?"
"Niets."
"Ze droomde weer over haar ouders, is het niet?"
"Ze zei dat er niets was."
"En dat geloof je?"
"Als ze niet wilt vertellen wat er is, dan hoeft ze dat van mij niet. Ik dwing haar niet te vertellen waarom ze gilde."
"Ze gilt al weken lang, Remus! In haar slaap. Ze heeft nachtmerries."
"Die mogelijkheid is er."
"Ze droomt over de moord op haar moeder, Remus, dat weet jij net zo goed als ik."
"James, maak je nou niet zo druk over Pascalle. Ze redt zich wel, ze is sterk."
"Ze heeft haar bloedeigen moeder vermoord zien worden."
"Ze komt eroverheen."
"Ze heeft hulp nodig."
"Pascalle wil niet praten."
"Dan moet iemand ervoor zorgen dat ze dat wel gaat doen."
"James..."
Geen reactie.
"James!", het klonk dringender deze keer. Voetstappen op de trap, van twee personen. Ze gingen naar beneden; het geluid stierf weg en ik zuchtte diep. Ik zakte weer terug in mijn kussen en probeerde weer in slaap te komen. Maar mijn nachtmerrie en de woorden van Remus en James bleven in mijn hoofd hangen.

"Verdomme.", mompelde ik, terwijl ik de dekens van me afgooide en uit mijn bed kwam. Mira maakte een klikkend geluid met haar snavel en ik liep er met een glimlach naar haar toe. Zij was het enige wat ik nog had. Mijn vader was er niet meer, mijn moeder was er niet meer, Fabian was er niet meer en Taylor was er ook niet meer. Die bewuste avond dat ik met mijn moeder naar de bioscoop zou gaan...
Ik was de enige die het nog na kon vertellen. En ik deed het niet.
Op mijn blote voeten liep ik over de koude vloer naar het raam en schoof ik het gordijn opzij. Bijna volle maan. Ik staarde de duisternis in, zonder daadwerkelijk te kijken. Ik zag niets, ik was te ver weg in mijn gedachten.
"Weet je zeker dat alles goed gaat?"
Geschrokken draaide ik me om en terwijl ik dat deed had ik mijn toverstok getrokken. Het dunne stokje was nu op de persoon gericht die in de deuropening stond. Een zucht rolde over mijn lippen toen ik zag dat het Emmeline was. Ik liet mijn toverstok zakken en stopte het weg.
"Laat me nooit meer zo schrikken.", waarschuwde ik haar.
"Je bent verandert."
"Iedereen verandert."
"Maar niet op de manier zoals jij verandert bent. Je hebt je afgesloten van de rest. Je praat nauwelijks meer en je bent constant op je hoede."
"Ik moet wel."
"Waarom zou je?"
"Voldemort zoekt me, Emmeline. Ik ben de laatste van de familie die iets zou kunnen weten."
"Je bent in het Hoofdkwartier van de Orde. Niemand die je hier kan vinden, dat weet jij ook."
"Tegenwoordig kan je maar beter een keer extra over je schouder kijken."
"Je weet dat ik gelijk heb, Pascalle."
"En dan nog? Je zal niet van mij horen wat er die avond is gebeurt. Niemand zal dat te horen krijgen, hoor je? Dus stop met die praatjes en laat me met rust!"
Boos liep ik mijn kamer uit en beende ik de trap af. Emmeline kwam me achterna gelopen en haalde me op de trap naar beneden in. Ze greep mijn arm, zodat ik gedwongen was stil te blijven staan. Ik draaide me langzaam om en keek Emmeline woedend aan.
"Los.", was het enige woord wat ik haar zei.
"Nee. Niet voordat je me verteld waarom je zo verandert bent, waarom je zo vijandig bent."
"Ik zeg niets. Ik vertel niets. Je komt van mij niets te weten."
"Ook niet wat er die avond is gebeurt? Waarom we je moeder zo aantroffen? Verminkt, vermoord, met jou huilend over haar heen? Ga je ons ook niet vertellen hoe dat zo gekomen is?!"
Emmeline was boos, net als ik.
"Nee.", siste ik. Ik trok me los en liep de trap verder af. Emmeline kwam me achterna en hield me in de hal, vlak bij de openstaande deur die naar de eetkamer leidde. Weer moest ik me naar haar omdraaien en haar een woedende blik toewerpen.
"Laat me los.", zei ik boos.
Emmeline schudde haar hoofd.
"Nee, Pascalle, dat doe ik niet."
"Dat doe je wel, Emmeline Vonk, want anders sta ik niet voor de gevolgen in!"
Emmeline lachte mijn woorden weg.
"Kom op, Pascalle. Je doet net alsof we aartsrivalen zijn, alsof ik je dwing tot iets. Alsof ik Voldemort ben!"
Voldemort. Bij het horen van die naam sprongen de tranen in mijn ogen en voelde ik dat mijn spieren zich spanden. Beelden van toen schoten door mijn hoofd, mijn herinneringen en mijn emoties eveneens. Elvina, mijn moeder, mijn vader, Fabian, Taylor...
In de deuropening waren Remus, Tops en James verschenen, nieuwsgierig naar mijn woordenwisseling met Emmeline. Maar ik sprak geen woord meer, rukte me los en draaide me om. Ik keek naar de drie die nu voor me stonden, zag de blik van James en schudde mijn hoofd. Ik dook de keuken in en sloot de deur achter me.

"Néé, Remus! Ik voel me prima! Met míj is niets mis!"
Ik bonkte met mijn vuist op tafel en keek Remus boos aan. Wat had iedereen toch! Ik voelde me goed, afgezien van het feit dat ik in één avond al mijn familieleden kwijt was geraakt en mijn moeder vermoord heb zien worden...
Ik wilde die avond zo snel mogelijk vergeten, maar om beurten kwamen ze me ondervragen en wilden ze weten wat er gebeurde. Snappen ze dan niet dat ik het niet wil vertellen? Dat ik het allemaal zo snel mogelijk wil vergeten? Ik wilde er nooit meer aan denken, maar met Remus en Emmeline was dat onmogelijk.
"Niet zo opvliegerig, Pascalle.", zei Remus kalm. Hij leek totaal niet onder de indruk van mijn uitbarsting. Ik slaakte een zucht en wreef over mijn gezicht. Even liet ik mijn hoofd in mijn handen rusten en sloot ik mijn ogen. De woorden van Remus deden me weer opkijken.
"Het is een moeilijk iets, Pascalle. Ik begrijp dat je de tijd nodig hebt om alles te verwerken en om je erbij neer te leggen. Maar het is voor iedereen hier moeilijk om jou te zien zoals je nu bent, afstandelijk, teruggetrokken. We willen je alleen maar helpen, Pascalle. Maar als jij je zo terug blijft trekken en ons niet tot je toe laat..."
"Ik wil het niet, Remus.", zei ik zacht. Ik keek in zijn ogen.
"Ik wil het allemaal vergeten."
"En doen alsof er niets is veranderd? Alsof er niets gebeurt is?"
Ik haalde mijn schouders op.
"Pascalle, je weet net zo goed als ik dat dat niet de manier is om dingen op te lossen."
"Iedereen heeft een eigen manier om dingen te verwerken."
"Ik geloof niet dat jij iemand bent die zo is."
Ik wendde mijn blik af en draaide mijn hoofd. De deur ging open en ik keek op naar degene die binnen kwam. James. Hij glimlachte naar me en ik glimlachte even terug.
"Alles oké?", vroeg hij ongemakkelijk.
"Ja.", was mijn korte antwoord. Alles was oké. Ik wilde dat alles oké was. Maar diep van binnen wist ik dat het helemaal niet oké was. James knikte en liep naar de koelkast om wat te drinken te pakken. Ik keek hem na en Remus bestudeerde mij.
"Ik zie je morgen nog, Pascalle. Welterusten."
Met die woorden vertrok Remus en liet hij mij en James in stilte achter.
"Waar ging dat over?"
"Mijn ouders."
Vreemd, ik had de neiging om tegen James wel alles te vertellen, maar toch wist ik mezelf hiervan te weerhouden.
"Wil je ook wat drinken?"
"Lekker.", ik glimlachte en pakte het glas aan toen James bij me kwam zitten en het aan me gaf.
"Als je iemand nodig hebt die naar je luistert..."

De hele nacht praatte ik over mijn ouders, over Elvina. James luisterde. Hij luisterde echt. Het voelde goed om eindelijk mijn verhaal te doen. Die avond was nu al een maand geleden, en nooit heb ik er met íemand over gepraat. Opgelucht kon ik weer ademhalen, het was er uit, ik had het gezegd. Misschien was dat wel het laatste deel van de verwerking. Was het onderwerp hiermee afgedaan en kon ik weer rustig slapen, rustig mijn leven oppakken en weer verder gaan met het bedenken van theorieën.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Di Apr 10, 2007 14:29 Terug naar boven Sla dit bericht op

Zo, alweer hoofdstuk 6! ^^
Bedankt voor de reacties allemaal en veel leesplezier!



Hoofdstuk 6
"We weten je te vinden, kleine meid. Je ouders hebben je verraden. Je kleine, bange broertje schreeuwde waar je was. Je grote zus was doodsbang. Allemaal, kleine meid, vertelden ze me waar ik je kon vinden." Een harde, onheilspellende lach vulde de ruimte. Een kleine ruimte, donker, kil en koud. Afgezien van één grote zetel was het er leeg en kaal. En in die stoel zat hij.
"Buig voor me!", zijn lachen was plotseling opgehouden. Hij keek naar een silhouet voor hem, gehuld in een mantel en de kap ver over het hoofd getrokken. Langzaam bewoog het hoofd, van links naar rechts.
"Nooit."
Die stem, die stem kende ik.
"Buigen, kreng! Buig voor je nieuwe meester!"
"NEE!"
"BUIGEN ZAL JE!"
Hij seinde iets, twee Dooddoeners stormden naar voren en schopten in de knieholten van het silhouet. Een kreun van pijn, het silhouet viel voorover, op de knieën. Hij leek tevreden en grijnsde. Een gemene, valse grijns.
"Zo mag ik het zien."
De twee Dooddoeners hielden haar ieder bij een schouder stevig vast om te voorkomen dat ze omhoog zou komen.
"Het is niet zo moeilijk als het lijkt, zoals je ziet."
"Ik buig eens, maar nooit weer."
Weer die harde, valse lach.
"Dat is wat jij denkt, kleine meid.", lachte hij vals. "Maar de werkelijkheid ligt heel anders..."
Op onnatuurlijke snelheid schoot hij op haar af en trok hij haar omhoog. Hij stond dicht bij haar, ze kon zijn adem in haar gezicht voelen.
"Jij gaat precies doen wat ik je zeg. De taak die ik je op geef, is een taak die je alleen moet vervullen."
"Ik vervul niets! Ik dien geen moordenaars! Ik -"
Een klap in haar gezicht legde haar het zwijgen op.
"Je bent verplicht, kleine meid, je mag niets weigeren. Dus zwijg en luister naar mijn opdracht!"


"Pascalle? Pascalle!"
Een hand op mijn schouder die me heen en weer schudde. Langzaam hief ik mijn hoofd en keek ik in de ogen van Harry, de vader van James. Bezorgde ogen die me aanstaarden. Ik moet in slaap gevallen zijn.
"Heb je de hele nacht hier gezeten?", vol ongeloof zag hij me knikken.
"Ik ben er bijna.", zei ik zacht, terwijl ik mijn haren met een simpele spreuk op stak. Ik wreef even vermoeid in mijn ogen.
"Ik ben er bijna, Harry. Ik weet zeker dat dit het is."
"Dit? Die stapel lege vellen perkament?"
"Het blote oog ziet niet altijd alles."
Ik had het perkament behekst om te voorkomen dat dit gelezen zou worden door personen waarvan niet de bedoeling was dat ze dit zouden lezen.
"Het zint me niets dat jij en James dit moeten doen."
"We overleven het wel.", grapte ik.
"Je buit jezelf uit. Remus is een slavendrijver."
Ik grijnsde en schudde mijn hoofd terwijl ik snel mijn spullen bij elkaar zocht. Ik stond op uit de stoel en keek Harry aan.
"Remus wil net zo graag als ik weten wat Voldemort van plan is. En ik ben daar bijna achter."
"Jij en James hebben te weinig rust. Jullie lijken wel zombies! Laat Remus toch even zitten met die opdracht en rust wat..."
Lachend keek ik naar Harry en schudde ik mijn hoofd.
"Maak je nou maar geen zorgen, alles gaat goed."
De deur van de eetkamer werd geopend. Ik kon niet zien wie er binnen kwam, ik stond met mijn rug maar de deur. Maar ik wist wel dat er iemand binnen kwam, het piepen van de deur en de daarop volgende voetstappen zeiden al genoeg.
"Pap, laat mij en Pascalle nu gewoon ons werk doen. Je kan het gewoon niet hebben dat je een oudje bent en dat je dit zelf niet kan doen."
Harry lachte en gaf een klap op de schouder van James.
"Prima, ik laat ons jonge koppel weer alleen."
Met die woorden liep hij weg. James ging pas naast me zitten toen de deur weer met een zachte klik in het slot viel.
"Jonge koppel.", herhaalde hij. Ik keek even naar hem op, om in zijn ogen te kunnen zien wat hij hier van vond. Maar ik zag zijn gezicht niet, die was van mij weggedraaid. Plotseling keek hij naar me op, zijn helder groene ogen strak op die van mij gericht. Hij hield mijn blik gevangen. Ik wilde mijn blik afwenden, maar iets in zijn ogen voorkwam dat. Dat iets, dat zorgde ervoor dat ik in zijn ogen bleef kijken. Van binnen voelde ik me helemaal warm worden, in mijn buik kroop een vreemd gevoel naar boven. Een magisch moment tussen mij en James. We keken elkaar diep in de ogen, waren alleen maar bewust van elkaar. James opende zijn mond om iets te zeggen, maar de deur werd met een klap open gegooid.
"James, Pascalle! Vlug! Probleem!"
Daar ging het magische moment. Ik sprong overeind en keek Emmeline vragend aan.
"Geen tijd voor uitleg, Pas! Vlug!"
Met James op de voet rende ik Emmeline achterna, we stormden naar buiten, waar de andere leden van de Orde al op ons wachtten.

"Je zal begeleid worden door deze twee heren. Zij zullen je in de gaten houden, kleine meid. Zij zullen mij laten weten wanneer je weigert en wanneer je faalt. Let op je tellen, want met twee simpele woorden kan dat mooie leventje van jou zo voorbij zijn."
"Ik doe helemaal niets voor je, Voldemort!", siste de vrouw. "Nooit!"
"Ach, kleine meid, je hebt nog niet eens gehoord wat mijn opdracht voor jou is!"
"Die opdracht kan me gestolen worden! Ik weiger voor je te werken! Ik doe het níet!"
"Je zal wel moeten, meisje, anders is het voorbij!"
"Er gaat niets voorbij! Pascalle weet wat ze moet doen!"
"Niet wanneer ik voor haar sta, kleine meid. En al helemaal niet wanneer ik haar vertel over jou..."
"Waag het niet!"
"Dan zal je met mij mee moeten werken en mijn opdracht met succes af moeten ronden."
De vrouw boog haar hoofd en dacht na. Er zat niets anders op. Ze moest wel. Voor Pascalle.
"Ik zal het doen.", waren haar woorden. Ze zei het met tegenzin, maar het was niet anders.
"Ik wist wel dat je de opdracht niet zou weigeren..."
Een harde, valse lach, gevolgd door het lachen van haar twee begeleiders. Ze walgde van hen, ze walgde van zichzelf. Hoe kon ze nou toegeven? Ze was liever gemarteld en vermoord dan deze afschuwelijke opdracht uit te moeten voeren. Maar het was niet anders. Er was geen weg meer terug.


Buitenadem kwam ik tot stilstand. We waren in een kleine buitenwijk net even buiten een stad in groepjes van twee verdeeld. Ik was samen met Emmeline. Remus had een tip gekregen van één van zijn spionnen; Dooddoeners zouden deze wijk plat leggen. Dreuzels, Tovenaars, Heksen en kinderen zouden om het leven gebracht worden. Het Duistere Teken zou in de lucht zweven. De taak was aan hen om dit te voorkomen. Ware het niet dat ze in tijden als deze met te weinig waren.
"Zie je al iets?"
Emmeline kwam naast me tot stilstand en ik schudde mijn hoofd.
"Niets.", zei ik zacht. Ik boog even voorover om op adem te komen en keek Emmeline aan.
"Ze zouden moeten komen, toch?"
Emmeline knikte.
"Waar zouden ze beginnen? Waar komen ze de wijk binnen?"
"Als ze slim zijn via de weilanden, daar.", zei Emmeline met een knikje naar de uitgestrekte velden links van me. Ik zuchtte.
"Daar was ik al bang voor."
Niet begrijpend keek Emmeline me aan en ik schudde mijn hoofd. Een schuifelend geluid deed me verstijven. Razendsnel draaide ik me om en prikte ik met mijn toverstaf in de borst van degene die achter ons stond.
"Pascalle, prik niet zo met dat ding en kijk niet zo boos!", fluisterde James boos. "Remus wilde dat ik jullie zocht; de Dooddoeners komen waarschijnlijk daar -" Ook hij wees naar de velden links van me "- Vandaan."
"Vreemd genoeg hadden we ons dat zelf ook bedacht."
"Pas, er is geen tijd voor sarcasme."
"Weet ik, maar ik moet toch ergens de tijd mee do -"
"Sst!", James had zijn hand op mijn mond gelegd en me de schaduwen ingetrokken.
"Daar zijn ze.", fluisterde hij in mijn oor.
"Op klaarlichte dag?"
"Heb je het weer gezien? Het is donker en bewolkt!"
"Des te meer slachtoffers kunnen ze maken...", zei ik zacht. En toen had ik dat ene laatste puzzelstukje dat mijn puzzel compleet maakte.
"Ik heb het!", fluisterde ik blij.
"Wat?", vroeg James, die de naderende groep Dooddoeners scherp in de gaten hield.
"Zijn plan!"
"Wat?", zei Emmeline. "Meen je dat nou?"
Ik knikte heftig.
"Uitmoorden. Meer slachtoffers maken. Wijken platbranden en verwoesten. Hij vermoord Dreuzels en Modderbloedjes."
"Ja, en?"
"Hij is onze wereld raszuiver aan het maken."
"Met een derde oorlog!", vulde Emmeline me aan.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Vr Apr 13, 2007 11:12 Terug naar boven Sla dit bericht op

En Hoofdstuk 7 is ook weer klaar om gepost te worden!

Veel leesplezier en bedankt voor alle reacties!



Hoofdstuk 7
Emmeline was de anderen op gaan zoeken om mijn ontdekking aan hen te vertellen. James en ik bleven alleen achter en keken naar de gedaantes die snel naderden. Ze waren nog maar een klein kilometertje verwijdert van de wijk.
"We moeten ze stoppen, James!", zei ik. Mijn hersenen werkten op volle toeren en probeerden te bedenken wat we konden doen.
"Dat weet ik, maar hoe?!"
"We moeten ze aanvallen, daar waar ze nu zijn."
"Ben je gek?! Wij zijn met z'n tweeën en zij zijn met... Honderden!", siste James fluisterend.
"Als straks de anderen van de Order er ook zijn, kunnen we best wel -"
"KIJK UIT!"
Met een klap viel ik op de grond, mijn longen werden leeg geperst en ik hapte naar adem, niet beseffend wat er zojuist gebeurt was. Ik wilde overeind komen, om mezelf te verdedigen tegen wat het dan ook was. Maar iets of iemand duwde mijn hoofd weer naar beneden en fluisterde in mijn oor dat ik niet moest kijken.
"Maar -"
"Wat er ook gebeurt, kijk niet!"
Het gewicht ging van me af en ik wist dat James overeind was gekomen. Ik hoorde geschuifel, ik hoorde mensen roepen en ik zag verschillende kleuren door de lucht schieten. Toen pas besefte ik wat er gaande was: we waren aangevallen en James was mij en zichzelf nu tegen honderden Dooddoeners aan het verdedigen. Niet te geloven dat hij niet wilde dat ik hier aan meedeed! Alsof ik dat niet kon! Ik was zowaar nog sneller in een duel dan hij was.
"Waarom mag ik niet -"
"Sst! Ze hebben jou nog niet gezien, ze denken dat je dood bent!"
Dus daarom. Als James dreigde te verliezen kon ik hem te hulp schieten. En ik kon straks langzaam verdwijnen om de Dooddoeners van achteren aan te vallen. Hoewel dat volledig tegen mijn principes in was, bemoeide ik me er niet mee en besloot ik om voor deze ene keer naar James te luisteren.

"Honderden? Het waren er zeker dúizenden!"
In de woonkamer schalde de lach van Cho en Remus toen Emmeline dit vertelde. Emmeline was er weliswaar niet bij toen James zei dat er wel honderden Dooddoeners waren, ik had het haar verteld.
"Ja, James, jongen. Je inschatting was iets te laag.", grapte Harry. James zuchtte.
"Ja, nu weten we het wel!", zei hij geïrriteerd. Het feit dat het maar een klein groepje Dooddoeners was, was duidelijk en James begon geïrriteerd te raken van het feit dat de leden van de Orde zulke opmerkingen maakte. Al twee dagen lang. Ik lachte en schudde mijn hoofd, terwijl ik mijn voeten optrok en dichter tegen James wegkroop.
"Nog altijd geen stelletje?"
"Ja, hoe zit het met jullie twee?"
"Vertel eens, Pascalle! Nog altijd aan het ontkennen?"
Ik sloot zuchtend mijn ogen en verborg mijn gezicht in James' shirt.
"Kom op, Pascalle, er is geen enkele vrouw die een Potter kan weerstaan!"
Lachend keek ik Cho aan en ik schudde mijn hoofd.
"Nu even niet.", zei ik. "Ik ben te druk met wraak nemen op Voldemort."
Een schok ging door James heen bij het horen van mijn antwoord en ik wilde hem niet aankijken. Zijn blik zou teleurgesteld en gekwetst zijn en ik voelde me al schuldig genoeg toen ik merkte dat hij er anders over dacht. Maar ik wilde helemaal niets, ik was niet verliefd en ik had de laatste tijd mijn gedachten heel ergens anders. Bij Elvina, bij mijn ouders, bij de opdracht waar James en ik aan moesten werken. Bij James. Nu ik er zo over nadacht, merkte ik pas dat James constant in mijn gedachten was. Maar ik was niet verliefd. Dat geloofde ik niet. We waren close, toegegeven, maar ik was niet verliefd. James was een goede vriend, meer niet.
"Wraak nemen? Dat kan later ook nog, wanneer alle anderen ook inzien dat Voldemort verkeerd bezig is en wanneer er meerderen zijn die hem willen stoppen. Ik weet zeker dat het nu een tijdje stiller wordt rond Voldemort. Nu duidelijk is dat wij van zijn plan weten, moet hij er een aantal wijzigingen in aanbrengen.", zei Emmeline, die net als iedereen hier wilde dat James en ik een stelletje zouden worden. Ik grijnsde.
"Praat maar een eind raak; mijn gedachten staan niet naar een relatie op het moment. Ik ben nog te druk bezig met andere dingen."
"Zoals?"
"Stomme vraag, Emmeline.", zei ik. Emmeline haalde haar schouders op, en in haar dwingende blik zorgde ervoor dat ik moest antwoorden.
"Elvina, mijn ouders.", zuchtte ik. Ik zakte diep in de bank weg en voelde dat James even zacht in mijn hand kneep toen ik dit zei.
"Ze nemen nog altijd een groot deel van mijn gedachten in beslag."
"Zou je dan niet een keer je gedachten op iets anders willen zetten?", vroeg Emmeline. Ze vroeg het op een manier alsof alleen wij met z'n drieën hier in de woonkamer zaten. Verwachtte ze nou echt dat ik een antwoord zou geven op haar strikvragen? Ze had ze tot nu dan nog niet echt gericht gesteld, maar ik wist dat ze zouden komen. Ik kende Emmeline goed genoeg.
"Natuurlijk wel. En dat doe ik als ik voor de Orde werk."
Duidelijk niet het antwoord dat ze van me wilde horen, precies zoals de bedoeling was. Emmeline kreeg niets van me te horen. En al helemaal niet als alle leden van de Orde erbij zaten.

Met een stapel papieren in mijn armen liep ik de trap af. Remus had mijn aantekeningen nodig, zodat hij kon berekenen waar ongeveer de wijzigingen van Voldemort zouden komen. James en Cho zaten bij hem aan de keukentafel.
"De eerste pagina's zijn al aan de beurt geweest.", zei ik toen ik de keuken binnen kwam gelopen. Hiermee bedoelde ik te zeggen dat die wijken en steden al volledig platgebrand waren. Remus knikte alleen maar en bladerde meteen door de stukken perkament. Met hem kon je de aankomende uren dus geen gesprek voeren, dat was duidelijk. Cho keek een lange tijd zwijgend naar me. Ik leunde tegen het aanrecht aan en voelde me hooguit ongemakkelijk van haar prikkende blik. Haar blik die ik ontweek, waarschijnlijk bleef ze net zolang naar me staren tot ik haar aan zou kijken. Langzaam draaide ik mijn hoofd in haar richting en keek ik Cho aan. Cho glimlachte alleen maar en stond op.
"Nou, ik ga weer verder met het opknappen van de slaapkamers op de bovenste verdieping.", kondigde ze aan. Ik knikte en James deed helemaal niets. Cho verliet de keuken. Afgezien van de deur die krakend dichtviel, was het doodstil in de keuken.
"Pas?"
Ik richtte mijn blik op James.
"Ik weet niet zo goed hoe ik dit moet zeggen, maar -"
"James, jongen, kan dat een andere keer? Of ergens anders? Ik probeer wijs te worden uit die ingewikkelde aantekeningen van je meisje!", een overduidelijk chagrijnige Remus keek op van zijn stukken perkament en keek met een iet wat boze blik naar James. James zweeg meteen en keek me schouderophalend aan. Mijn hart had een slag overgeslagen toen het erop leek dat James me iets belangrijks wilde vertellen. Ik had ongemerkt mijn adem ingehouden en mijn handen tot vuisten gebald. James stond op en schoof langzaam zijn stoel aan, alsof hij aarzelde zich tot mij te wenden en toch verder te gaan met wat hij me wilde zeggen. Even keek hij naar me op, ik keek hem vragend aan, maar hij schudde zijn hoofd en verliet de keuken. Die blik die hij op me wierp voordat hij de deur achter zich sloot. Die blik. Ik staarde naar mijn handen en schudde mijn hoofd. James had me beschuldigend aangekeken, maar er had ook nog een andere emotie in zijn blik gelegen. James was gekwetst. Door mij. Maar ik wist niet waarom. Ik had toch niets gezegd of gedaan? Of wel?

"James?"
Na het hele huis doorgezocht te hebben, vond ik hem in de eetkamer. Vreemd, daar had ik als eerste gekeken. En toen was hij er nog niet. James keek op van de Avondprofeet en keek me vragend aan.
"Wat is er?", vroeg hij. Ik sloot voorzichtig de deur achter me en liep naar hem toe. James sloeg de krant dicht en schoof hem opzij. Hij volgde al mijn bewegingen, vanaf het lopen naar de eettafel tot het gaan zitten op de stoel naast hem.
"Niets, ik wilde alleen even met je praten.", zei ik met een klein glimlachje. James vertrouwde het niet helemaal, aan zijn houding te zien.
"Waarover?"
Ik haalde mijn schouders op. In mijn hoofd had ik tijdens het zoeken naar James als duizenden keren bedacht hoe ik het hem wilde vertellen, maar nu ik zo voor James zat sloeg ik dicht en kon ik de woorden niet meer vinden. Ik keek hem alleen maar aan, net zoals hij mij alleen maar aankeek.
"Je lijkt een beetje afstandelijk."
Ik wist niet hoe ik het anders moest brengen, daarom gooide ik het er maar meteen uit.
"En hoe kom je daar bij?", vroeg James met een opgetrokken wenkbrauw.
"Dat weet ik niet. Ik had gehoopt dat je me dat zou gaan vertellen."
James grinnikte even kort en schudde zijn hoofd.
"Wat moet ik toch met jou, Pascalle. Als ik boos op je probeer te zijn, lukt dat niet omdat je me aan het lachen maakt. Als ik je wil vergeten, spook je de hele dag door mijn hoofd. Als ik mijn ogen dicht doe, zie ik je nog voor me. Ik ben niet afstandelijk, Pascalle. Ik... Ik dacht dat je een oogje op me had, maar iedere keer als iemand daar over begint, laat je blijken dat je niets meer voor me voelt dan alleen vriendschap."
James zweeg even en liet de woorden tot me doordringen.
"Ik hou van je, Pascalle."
Ik had niet verwacht dat hij dat zou zeggen. Zeker niet op een manier als deze, zo recht voor z'n raap. Ik was uit het veld geslagen en wist niet wat te zeggen. Een paar keer opende ik mijn mond om iets te zeggen, maar er kwamen geen woorden in me op en ik sloot mijn mond weer. James keek me afwachtend aan, de gespannen blik in zijn ogen maakte me nog nerveuzer. Nu was het moment daar om te vertellen wat ik voor hem voelde. Tenslotte wilde hij dat weten.
"Ik... Je overvalt me hier mee, James.", stamelde ik.
"Dat begrijp ik, je -"
"Sst, laat me uitpraten.", zei ik zacht terwijl ik mijn vinger op zijn lippen legde. James pakte mijn hand vast en ik keek hem even zwijgend aan.
"Ik -"
"Ik heb het! James, Pascalle, meekomen! We gaan Voldemort overrompelen!", Remus gooide de deur open en stond met een stukje perkament in de deuropening heen en weer te zwaaien. Ik zuchtte en draaide me naar James, die net als ik vurig wenste dat Remus een aantal seconden later binnen was komen vallen.
"Nou, waar wachten jullie op?! Roep de anderen bij elkaar, dan kunnen we aan de slag!"





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Za Apr 14, 2007 10:27 Terug naar boven Sla dit bericht op

Op dringend verzoek van Christina_Daaé, plaats ik het volgende hoofdstuk ook maar Wink

Veel leesplezier en bedankt weer voor de reacties! ^^



Hoofdstuk 8
Verwikkeld in een duel met de leden van de Orde schoot haar toverstok in het rond, spreuken afvurend. Ze dook weg voor allerlei vervloekingen en stortte zich volledig in het duel. Met een trieste gedachte deed ze hieraan mee. Ze hoorde aan de andere kant te vechten, aan de kant van de Orde. Maar nu stond ze tussen de Dooddoeners, met een masker op haar hoofd. Onherkenbaar voor de tegenstander. Ze wist dat als ze haar gezicht zouden zien, ze overrompeld en versteld zouden staan. Zeker omdat men dacht dat ze overleden was. Ze was één van de eerste leden van de Orde die ontvoerd werd. De anderen hadden geweigerd Voldemort ook maar íets te vertellen en waren koelbloedig voor haar ogen omgebracht. Zij vertelde Hem ook niets, maar blijkbaar had hij een plan voor haar.
“Crucio!”, met pijn in haar hart keek ze hoe Remus Lupos kreunend op de grond lag te kronkelen. Tranen stonden in haar ogen, maar ze moest dit doen. Voor Pascalle.


Met een Bijziendheidbezwering wist ik Remus te verlossen van de martelvloek. Ik dook weg voor een vervloeking en hielp Remus overeind.
“Bedankt, Pascalle.”
“Geen probleem.”
Meteen dook ik weer in het duel met twee Dooddoeners die Emmeline probeerden te vervloeken. Ik schoot vlak voor haar langs en richtte me op één van de Dooddoeners.
“Diffindo!”
Mijn stem was nauwelijks hoorbaar; al de geluiden om me heen zorgden daarvoor. De stemmen die vervloekingen riepen, vervloekingen die in de grond sloegen, of tegen stenen muren van de afgebrande huizen ketsten gaven een enorme herrie. Mijn vloek sloeg in op de voet van mijn tegenstander. Hij gaf een schreeuw van de pijn en het beeld van de opengespleten voet was niet bepaald iets waar ik graag naar keek. Zijn verdiende loon, als je het mij vraagt.
“Paralitis!”
Gemeen; ik werd van achteren aangevallen. Verlamd ketste ik op de grond. Een beetje hulpeloos bleef ik liggen. De anderen zouden me nu niet zien, ze waren te druk met het duelleren en het beschermen van de wijk. Ik had ook beter op moeten letten. Iemand struikelde over me heen en viel. De persoon krabbelde vlug weer overeind en riep:
“Enervatio!”
De vloek werd opgeheven en ik kwam langzaam overeind. De Dooddoener voor me zag eruit alsof hij verantwoordelijk was voor het opheffen van de vloek. Of zij. Tegenwoordig maakten ook de vrouwen deel uit van de Volgelingen. Die ogen die me aankeken, smekend om vergiffenis, herkende ik. Maar ik wist niet waarvan. We keken elkaar een lange tijd zwijgend aan, het duel om ons heen voor even vergeten. De gekleurde regen aan vervloekingen schoten om ons heen, maar wonder boven wonder bleven we ongedeerd en werden we niet geraakt. Een duw in mijn rug zorgde ervoor dat ik mijn blik van de Dooddoener moest afwenden. Ik viel op de grond en voelde iemand op mijn rug.
“Sta niet zo te treuzelen, kleine meid en grijp je kans!”, schalde het door de lucht. Ik probeerde op te staan, maar iemand hield me tegen.
“Let op wat je doet, Pascalle! Je was er bijna geweest!”, siste de stem van James in mijn oor.
“Sorry, ik –“
“Kom overeind en help ons, we zijn aan de winnende kant.” James trok me overeind en ik keek hem even aan, nog altijd met mijn gedachten bij die ene Dooddoener.

“Bekijk het positief, Remus.”, zei Cho in een poging hem op te beuren. “We hebben de helft van de wijk weten te redden.”
Remus haalde zijn schouders op en zuchtte. Het was niet genoeg. Ze hadden dit kunnen winnen.
“Dat was niet het plan, Cho. We zouden de hele wijk redden, de Dooddoeners in de weilanden al stoppen.”
“De dingen zijn nou eenmaal anders gelopen, we konden alleen maar improviseren.”, wierp Harry tegen.
“Dat is precies wat Voldemort nu ook doet.”
De blikken werden allemaal op mij gericht toen ik dit zei. Ik haalde mijn schouders op en zat onderuit gezakt aan de tafel, in de eetkamer.
“Hij weet niet hoe wij op de hoogte zijn van zijn plannen. Hij ziet in dat zijn plan wijzigen niet de uitwerking heeft die hij had gehoopt dat het zou hebben; we zijn alsnog op de hoogte.”, verduidelijkte ik mezelf. Het gesprek vorderde zich weer en veranderde in een discussie. Mijn gedachten dwaalden weer af naar dat ene moment dat die onbekende Dooddoener de vloek die over mij was uitgesproken had opgeheven. Waarom zou die Dooddoener dat doen? Ik behoorde tot de Orde, ik was de tegenstander. Terwijl ik probeerde antwoorden te krijgen op mijn vragen, voelde ik plotseling dat ik aan werd gestoten door Emmeline.
“Wat?”, zei ik, opgeschrokken uit mijn gedachten.
“Waarom je ineens zo stil bent. Meestal heb jij het hoogste woord wanneer we een discussie voeren en kom je met enorme theorieën aanzetten.”
“Mijn gedachten staan er niet naar.”, antwoordde ik, waarna ik opstond en mijn stoel aanschoof. Zonder nog een woord te zeggen verliet ik de kamer en liep ik de trap op, naar mijn kamer. De deur sloot zich achter mij met een zwiep van mijn toverstok. Ik plofte op het bed neer en staarde peinzend voor me uit.

“Je had de kans om de opdracht te vervullen, kleine meid! Waarom deed je het niet?!”, de stem klonk woedend en vijandelijk door de ruimte. De twee Dooddoeners die haar moesten begeleiden stonden achter de vrouw.
“Jullie stonden voor elkaar! Je had de kans om het af te maken!”
“Ik maak niet af wat jou niet is gelukt! Ik knap jou vuile werk niet op, Voldemort!”
“Spreek niet tegen me op een toon als deze, ondankbaar kreng!”
“Ik spreek tegen je zoals ik wil!”
“Ondankbaar kreng! Ik had iemand anders deze opdracht moeten geven en jou om moeten brengen toen het nog kon!”
“Het kan nu nog steeds, Voldemort.”, daagde de vrouw hem uit. Zijn gezicht wendde zich naar haar toe en hij keek haar met een dodelijke blik in zijn ogen aan.
“Dat is precies wat je wilt. Nee, kleine meid. Ik ben niet dom. Jij brengt dat wicht om het leven, zoals de opdracht was. Vanavond krijg je een nieuwe kans.”


James klopte op de deur en zuchtte even. De laatste tijd leek Pascalle wel onbereikbaar. Iedereen leek het te zien. Maar niemand deed moeite om te begrijpen waarom dat zo was. Hij wel. Hij hield van haar en hij wilde haar bijstaan wanneer dat nodig was. Langzaam opende hij de deur en voorzichtig keek hij om de hoek. Ze keek hem grijnzend aan. James liep de kamer binnen en sloot de deur. Wat onhandig bleef hij staan.
“Ik wilde –“ Wat wilde James eigenlijk. Hij wist het zelf niet.
“Kom zitten, ik bijt niet.”, glimlachte ik. James lachte.
“Dat weet ik.”, antwoordde hij. Hij ging naast haar op het bed zitten en keek haar even zwijgend aan. Ik ontweek zijn prikkende blik en staarde naar mijn handen.
“Wat is er?”
Ik keek James even aan en schudde mijn hoofd.
“Niets, waarom denk je dat?”
“Je bent sinds dat gevecht met die Dooddoeners veel te stil naar mijn zin.”
Ik glimlachte even en schudde nog eens mijn hoofd.
“Ik denk ergens aan.”
“Zo lang?”
Nog eens lachte ik, waarna ik James even aankeek.
“Ik… Heb één van de Dooddoeners herkend.”, vertelde ik hem.
“Mooi, dan kunnen we die –“
“Nee, iedereen denkt dat ze dood is, James.”
James zweeg en keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan.
“Wat?”
“Iedereen denkt dat ze dood is. Ze was lid van de Orde, maar werd als één van de eersten ontvoerd.”
“Wie bedoel je? Elizabeth? Kimberley?”
Ik schudde mijn hoofd en staarde weer naar mijn handen. James legde zijn hand onder mijn kin, om zo mijn hoofd op te heffen en naar hem toe te draaien, zodat ik hem wel aan moest kijken.
“Wie, Pascalle?”, vroeg hij, met een bezorgde blik in zijn ogen. Ik schudde mijn hoofd en slaakte een zucht.
“Misschien heb ik het me wel verbeeld, James. Misschien was het iemand anders.”, zei ik zacht. Maar James geloofde me niet, ik merkte het. Ik zag het in zijn ogen.
“Jij verbeeld je dat soort dingen niet, Pascalle.”, zei James. “Dat doe je nooit. En anders hoefde je er niet zoveel over na te denken.”
Hij had een punt, en dat wist ik. Maar toch, wie zegt dat het echt Laura was? Misschien was het wel iemand anders, die veel op haar leek. Maar eigenlijk, geloofde ik dat zelf niet eens. Er was een ongemakkelijke stilte gevallen. Ik keek James niet aan en James staarde naar mij. Alsof hij zich klaar wilde maken om iets te zeggen, alsof hij zich aan het voorbereiden was. Maar hij leek de moed niet te kunnen vinden en kwam overeind.
“Kom je zometeen beneden?”, vroeg hij me. Ik knikte alleen maar en luisterde naar de wegstervende voetstappen van James. De deur viel piepend in het slot en de stilte die nu in mijn kamer hing, was bijna intimiderend.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Di Apr 17, 2007 17:16 Terug naar boven Sla dit bericht op

Er zat een tijdje tussen, maar hier dan eindelijk weer het volgende hoofdstuk! Bedankt weeral voor de reacties!

Veel leesplezier!



Hoofdstuk 9
Haar laatste kans. Alleen zij kon ervoor zorgen dat Pascalle bleef leven. Vanaf het moment dat ze de vertrekken van Voldemort verliet, werkten haar gedachten op topsnelheid, om de laatste details aan haar plan aan te brengen. Pascalle had haar herkend toen zij met de Orde in duel zaten. De blik in haar ogen maakte dat ze het zeker wist.
“Doorlopen, we hebben niet de hele avond!”
Een duw in haar rug, ze struikelde over haar voeten en viel op de koude, stoffige vloer. Haar begeleiders lachten vals en boos krabbelde ze overeind.
“Smeerlap!”, vloekte ze. “Pas maar op mannetje; met één simpele beweging ben je dood.”
Het leven hier had haar een stuk harder gemaakt, maar de tijden waarin iedereen verkeerde had ook zijn steentje bijgedragen. Nu Voldemort ten strijde trok, was iedere tovenaar en heks alerter en voorzichtiger.
“Pas op, kleine meid, Heer Voldemort hoort en ziet alles.”, waarschuwde één van hen.
“Zonder zijn spionnetjes is Hij stekeblind!”, sneerde ze. “Moet ik nou bang zijn voor hem en zijn ratten?”
Een klap in haar gezicht was het gevolg van deze uitspraak. Ze reageerde er niet op. Vanavond werden ze te grazen genomen. Ze hoefde alleen maar geduldig te wachten. De verrassingsaanval die gepland was, was op een plek die zijn maar al te goed kende. Dat werkte in haar voordeel.
“We gaan, voordat we te laat komen.”


De klok in de kamer sloeg tien uur. Samen met Emmeline en Remus zat ik in de woonkamer. Ik staarde in het haardvuur en ging even verzitten. Het was stil, allemaal waren we in onze eigen gedachten verzonken. Ik had hen verteld van Laura, de Dooddoener die ik herkende.
“Denk je echt dat –“
“Zou het kunnen?”
“Waarom niet?”, zei ik schouderophalend. “Niemand weet wat er met ze gebeurt is.”
Weer een stilte. De deur ging langzaam open en James kwam binnen, gevolgd door Cho.
“Emmeline, Remus. Willen jullie even komen? We moeten iets bespreken.”, zei ze. Met een veelbetekenende blik wachtte ze tot de twee overeind zouden komen om haar te volgen. Emmeline keek Cho even aan.
“Waarom Pascalle niet?”, vroeg ze. Remus trok haar overeind en keek haar beschuldigend aan. Toen pas viel het kwartje.
“Beetje nadenken kan geen kwaad, Vonk.”, zei Remus lachend. De deur viel achter de protesterende Emmeline dicht en de kamer vulde zich direct met een ongemakkelijke stilte. James liep langzaam naar me toe en ging naast me op de bank zitten. Hij keek me even zwijgend aan.
“Pascalle, ik –“
Toen ik mijn blik op hem richtte, stokten zijn woorden en sloeg hij dicht. Hij wendde zijn blik af en schudde even zijn hoofd.
“Wat, James?”, vroeg ik zacht, met een vreemd gevoel. Ik wist wat hij wilde zeggen, of in ieder geval dacht ik het te weten. James schudde zijn hoofd.
“Nee, niets.”, zei hij. Ik keek hem even aan en zag dat hij naar zijn voeten staarde. Een zucht ontglipte me en ik pakte zijn hand vast.
“James, zeg het nou maar.”, spoorde ik hem aan. James keek een tijd zwijgend naar mijn hand, en keek daarna langzaam naar mij op. Ik richtte mijn ogen op die van hem, hij hield mijn blik vast, net zoals ik de zijne vast hield. Langzaam boog hij voorover en drukte hij zijn lippen op de mijne. Ik besefte enkele seconden later pas dat hij me zoende. Een gil haalde ons uit onze wereld.
“Ik wist het! Ik wist het wel!”
Beiden keken we geschrokken naar de deur, waar nu niemand meer stond. Met een hoop herrie hoorden we iemand de trap af stormen, gillend dat zij het wel wist. Het krijsen van Mevrouw Zwarts volgde vrijwel direct en lachend liet ik me tegen James zakken. James sloeg zijn beiden armen om me heen en drukte een kusje op mijn voorhoofd. Ik keek naar hem op en zag zijn grijns. Zonder het zelf in de gaten te hebben, verscheen er ook op mijn gezicht een grijns.

De rest van de avond werden we met grijnzende gezichten aangekeken. Langzaam maar zeker werd het vervelend en met een zucht besloot ik dan ook om de woonkamer te verlaten en in de keuken wat te drinken te pakken. Ik kwam overeind, meteen gevolgd door James, en verliet de kamer. In de keuken aangekomen sloot James de deur achter me en keek hij hoe ik een glas volschonk met pompoensap.
“Jij ook?”, vroeg ik James. Ik keek over mijn schouder en James schudde zijn hoofd.
“Nee, bedankt.”, zei hij, waarna hij naar me toe liep en zijn armen rond mijn middel sloeg. Zijn hoofd liet hij tegen het mijne rusten en een hele tijd bleven we zo staan. Mijn hand gleed speels over zijn arm naar beneden, over zijn hand. James draaide me om en zoende me. Een zoen vol passie en tederheid. Ik legde mijn hand op zijn borst, terwijl ik het glas met mijn andere hand vast probeerde te houden. James keek me glimlachend aan en drukte een klein kusje op mijn mond.
“Ik houd van je.”
“Ik ook van jou.”, zei ik zacht. Voorzichtig legde hij zijn hand op mijn wang en keek hij me diep in mijn ogen. Ik boog mijn hoofd naar voren om hem te zoenen, maar nog voordat mijn lippen de zijn raakten, vloog de keukendeur open en werden we begroet door een regen van gekleurde stralen. Vervloekingen schoten ons om de oren en James duwde me ruw achter zich om me te beschermen.
“James, ik kan echt wel –“
Mijn woorden stokten in mijn keel en maakten plaats voor een ijselijke kreet. James was getroffen door een vloek en lag roerloos op de grond. De Dooddoener die hier verantwoordelijk voor was, wist hoe hij vervloekingen moest uitspreken zonder woorden. Des te moeilijker was het voor mij om een juiste vloekopheffing te vinden. Ik liet me bij James op de grond zakken en keek op van zijn lichaam toen Harry en Cho in de deuropening verschenen om te kijken waar mijn gil vandaan kwam.

Cho sloeg haar handen voor haar mond bij het zien van het roerloze lichaam van haar zoon en Harry reageerde zijn woede en angst vanwege James af op de Dooddoeners die binnen waren gedronken. Cho hielp hem mee en na een gil naar de anderen toe dat ze moesten helpen, waren de Dooddoeners als snel in de minderheid. Met trillende handen richtte ik mijn toverstok op James.
“Finite.”, fluisterde ik met tranen in mijn ogen. Maar er gebeurde niets. Langzaam kwam ik overeind en verloor ik mijn besef van alles om me heen. Ik staarde alleen maar naar James, telkens maar weer “Finite!” roepend, steeds harder. Maar het werkte niet; James kwam niet bij bewustzijn. Langzaam kroop de gedachte in mij omhoog die ik wilde vermijden. Misschien was hij wel dood. Met die gedachten in mijn hoofd en een traan over mijn wang vervloekte ik mezelf inwendig vanwege het feit dat ik zolang heb volgehouden niet gek op James te zijn. Als ik eerder toe had gegeven dat ik hem wél leuk vond, hadden we een leuke tijd samen kunnen hebben. Maar nu was het voorbij nog voordat het kon beginnen. Nog een traan rolde over mijn wang.
“FINITE INCANTATUM!”, riep ik wanhopig, met mijn toverstok op James gericht. In de keuken was het stil, de meeste Dooddoeners lagen er net zo roerloos bij als James. Op één iemand na. Harry stond razend tegenover haar en had zijn toverstok op haar gericht. De anderen keken met ogen groot van schrik naar de vrouw die onder dat masker zat.
“Harry, nee.”, fluisterde Cho. “Niet doen.”
“Ze heeft mijn zoon vermoord!”, riep Harry buiten zichzelf van woede. “Vermoord! Hoor je! Ze heeft hem vermoord!”
“Doe niet, Harry.”, probeerde Cho weer. “Laat haar spreken. Ze vocht mee aan onze kant…”
De Dooddoener keek Harry zwijgend aan en liep hem voorbij, naar mij. Ze legde haar hand op mijn schouder en ik deinsde terug voor het masker dat enkele centimeters bij mij vandaan was. De ogen die me door de spleetjes aankeken, lieten teleurstelling blijken.
“Ik ben het, Pascalle.”, zei de Dooddoener zacht. “Ik ben Laura.”
“Je hebt hem vermoord!”, snikte ik. Door een waas van tranen keek ik haar woedend, om niet te zeggen vernietigend aan.
“Nee, Pascalle. Het moet alleen maar zo lijken! Ik –“
Ik schudde de hand van me af en deinsde bij Laura vandaan, haar beschuldigend aankijkend.
“Pascalle, luister nou naar me. Voldemort wilde dat ik jou om het leven zou brengen. Het was de bedoeling dat ik –“
“Je wilde míj vermoorden?!”, onderbrak ik haar woedend. Ik schudde heftig mijn hoofd toen Laura uitleg wilde geven en deed haar het teken te zwijgen.
“Ik wil niets meer van je horen, overloper! Ik wil je niet eens meer zien!”
Laura legde haar hand op mijn arm en wilde toch nog proberen haar uitleg te geven, maar ik schreeuwde de meest lelijke woorden naar haar en duwde haar van me af, roepend dat ze me met rust moest laten.
“Je hebt James vermoord! Vermoord, hoor je! Je wilde míj vermoorden!”





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Vr Apr 20, 2007 13:12 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 10! Momenteel ben ik al bezig met hoofdstuk 13, dus het gaat goed met mijn verhaal... Razz

Ik zou jullie niet langer ophouden. Veel leesplezier dus!




Hoofdstuk 10
De armen van Cho om me heen om me te kalmeren leken niet te werken. Ik was razend. Cho bedwong haar tranen toen ze me probeerde te sussen, maar toch zag ik de angst en het verdriet in haar ogen. Haar zoon was vermoord door Laura.
“Hij ís niet dood, Pascalle! Ik heb een bijziendheidsbezwering gebruikt en James verlamd om te voorkomen dat -”, riep Laura. Ze probeerde het al ruim een half uur uit te leggen, maar niemand leek naar haar te willen luisteren. Ze wilden haar zo snel mogelijk wegwerken en zagen haar als een moordenares.
“Maar je wilde míj vermoorden!”, riep ik Laura toe. Laura schudde heftig haar hoofd terwijl Harry haar nog altijd onder ‘schot’ hield. Ze probeerde naar mij toe te lopen, maar de prikkende toverstok van Harry en zijn woedend blik weerhield haar daarvan. Remus en Emmeline hielden haar nu ook onder schot.
“Ik moest een opdracht vervullen, Pascalle. Die opdracht was jou uit de weg ruimen. Ik wilde het niet, echt niet, maar ik had een plan. Ik zou, als we hier waren, aan jullie kant meevechten. Om mijzelf niet in de problemen te werken, moest ik wel een poging doen om jou om te brengen. Vandaar die bijziendheidsbezwering en de Verlammingsspreuk!”, probeerde Laura nog eens uit te leggen. “James ís niet dood.”
“Maar ik heb alle vervloekingen opgeheven! Finite Incantatum, en dat werkte ook niet! Hoe -”
“Bijziendheidsbezwering en Verlammingsspreuk, Pascalle.”, onderbrak Laura haar. “Voldemort wil alle leden van de Orde uit de weg hebben, ik kreeg de taak om jou uit de weg te ruimen.”
“En dat deed je niet.”, vulde Emmeline Laura aan. Ze keken allemaal naar mij, en ik staarde ongelovig naar Pascalle.
“Je móet me geloven, Pas!”
“Ik moet helemaal niets!”, viel ik haar in de rede. “Alle andere verdwenen leden van de Orde hebben de dood gekozen. Ze wilden niets vertellen over ons en hebben daarvoor met hun leven moeten boeten. En jíj, Laura, jíj verkoos het aansluiten bij Voldemort boven het verzwegen houden van de Orde! Je bent een verrader!”
“Dat is precies hoe ik erover denk.”, zei Remus. Iedereen was stil geweest, tot nu toe. De anderen leken het er ook mee eens te zijn. Het was duidelijk dat Laura niet meer welkom was en dat niemand haar geloofde of vertrouwde.
“Ik vraag je vriendelijk dit pand te verlaten en hier niet meer terug te keren. Je hebt je rug naar ons gekeerd en gekozen voor Voldemort. Laura, je bent hier niet meer welkom.”, zei Emmeline, haar blik strak op Laura gericht en haar houding vijandelijk ingesteld.
Laura keek woedend naar Emmeline, daarna smekend naar mij. Ik keek haar boos aan, sloeg mijn armen over elkaar heen en voelde dat Cho haar hand op mijn arm legde, ten teken dat ze me steunde in mijn standpunt.
“Prima. Zo zal het dan geschieden.”, siste Laura. Met een zwiepje van haar toverstok hief ze de vervloeking over James op en verdween ze in het niets.

“Ik was bang dat ik je kwijt was.”, fluisterde ik. James trok me dichter tegen zich aan toen hij dit hoorde en haalde zijn hand door mijn haar.
“Dat gebeurt niet.”, zei hij zacht. “Niet als het aan mij ligt.”
Ik hief mijn hoofd, die ik op James’ borst had liggen, op en keek hem aan met een klein glimlachje. Die woorden betekenden veel. Zeker in tijden als deze. We zaten samen op de bank in de woonkamer. Remus, Emmeline, Cho en Harry zaten in de eetkamer en waren dingen aan het bespreken. Waarschijnlijk over Laura en waarom ze naar de andere kant was overgestapt. Als ze dat al had gedaan. Ondanks het feit dat het inderdaad zo leek, was ik in tweestrijd. Mijn hoofd hield eigenwijs vol dat Laura een verrader was, terwijl mijn hart zei van niet. Er viel weer een stilte. Het geluid van voetstappen die de trap op kwamen was duidelijk hoorbaar. James zuchtte. Hij wilde niet dat er mensen de woonkamer in kwamen om dit stille moment tussen ons te verbreken. De stilte die was gevallen was niet ongemakkelijk. Het was een stilte zoals ze die al vaker hadden. Een moment waarop ze alleen nog maar aan elkaar dachten en alles om hun heen vergaten. Dat moment kon lang duren en kort, kon verstoord worden door-
“Kijk ze eens zitten! Wat een plaatje!”
James zuchtte nog eens en trok me nog dichter tegen zich aan. Ik glimlachte flauwtjes naar Emmeline en Molly, die binnen kwamen gelopen en sloot mijn ogen. De stemmen en voetstappen die volgden vervaagden langzaam om me heen. De geluiden werden zachter, net zo zacht tot ik ze niet meer hoorde.

“Dat arme meisje. Ze is uitgeput.”
“Wat wil je! Ze dacht dat James dood was.”
“Vergeet niet dat ze te horen kreeg dat zíj het eigenlijke doelwit was.”
“Arme meid. En dan op het punt staan óók nog James kwijt te raken!”
“Ook?”
“Wat dacht je van haar vriendin, Elvina. En dan haar hele familie!”
De fluisterende stemmen werden langzaam duidelijker. Voorzichtig opende ik mijn ogen. Ik lag op de bank, met mijn hoofd bij iemand op schoot.
“Weer wakker, mop?” Ik keek verbaasd op. James.
“Hoe? Wat? Heb ik geslapen?”
“En niet te zuinig. Je leek wel knock-out!”
Ik ging langzaam overeind zitten en was nog altijd slaperig. Ik zag Molly en Emmeline op de andere bank zitten. Remus en Harry zaten beiden in een fauteuil. Mijn blik gleed door de kamer en ik zakte diep in de bank weg. Ik was nog altijd moe.
“Nog iets bedacht over Laura?”, informeerde ik.
”Nee, we zijn niet ver gekomen. We tasten in het duister, wat dat betreft.”
Er was een stilte gevallen en ik keek strak voor me uit. De gedachten aan Laura schoten weer door mijn hoofd.
“Ik zag haar ook tijdens ons duel met de Dooddoeners. Ze hielp me. En nu vocht ze aan onze kant mee. Ik snap het niet.”, zei ik langzaam.
“We snappen het allemaal niet, Pascalle.”, zei Remus kalm.

Vol ongeloof wachtte Laura in het kleine kamertje met een bed en een wastafel. Voldemort zou haar straks bij zich laten komen, haar twee begeleiders stonden voor de deur. Ze bewaakten haar. Waarschijnlijk om er voor te zorgen dat ze geen poging zou doen om te ontsnappen.
“Jij, mokkeltje, Voldemort verwacht je.”
Ruw werd ze meegetrokken. Een duw in haar rug liet haar over haar voeten struikelen, maar ze wist een val te voorkomen.
“Klauwen thuis, mannetje. Dat flik je me niet nog eens!”, siste Laura woedend.
“Of anders?!”, klonk het dreigend.
“Of anders kan je het niet meer navertellen!”
Een hard, vals gelach van de twee mannen was de reactie op haar welgemeende en dreigende woorden. Laura maakte hier verder geen woorden meer aan vuil en liep verder. Bij een donkere deur bleef ze staan. Ze klopte aan en wachtte op het teken dat ze naar binnen mocht komen. Het duurde niet lang voor de woorden “Kom binnen” haar de deur liet openen en de grote, kale ruimte binnen liet stappen. Laura keek Voldemort bij binnenkomst meteen strak aan en liet geen enkele emotie zien. Voldemort nam haar even zwijgend in zich op en grijnsde toen vals.
“Ze namen het zeker niet goed op? Dat jij voor mij werkte en dat je tegen hen vocht?”
Laura bleef stil en gaf geen antwoord.
“Of keerde je mij de rug toe en vocht je tegen me toen je daar binnen was?”
Zijn ogen schoten vuur. Als blikken konden doden was er van Laura niets meer over, daar was ze zeker van. Die ontzettende valse blik, vol woede, haat en agressie. Alsof hij haar ieder moment te grazen kon nemen, om vervolgens geen spaantje van haar heel te laten. Een rilling kroop over de rug van Laura, maar ze liet er niets van blijken. Er was een akelige stilte gevallen. Voldemort draaide zijn rug naar Laura toe, Laura haalde diep adem en verschoot toen Voldemort met een onnatuurlijke snelheid op haar afschoot en zijn gezicht op enkele millimeters van het hare had verwijderd.
“Je hebt me teleurgesteld, Laura. Al weer. Je hebt je laatste kans verspild en je weet wat dat betekent. Ik weet zeker dat je de gevolgen niet bent vergeten, is het wel?”
De dreiging in zijn stem was intimiderend. Laura kroop ineen en hoopte vurig dat Pascalle aan de andere kant van de wereld was de aankomende dagen. Als ze dat niet was… De gevolgen waar Voldemort over sprak waren niet bepaald prettig. Nogmaals kroop er een rilling over haar rug, maar nog altijd zweeg Laura. Ze was niet van plan haar woorden vuil te maken aan mensen, of beter gezegd beesten, als Voldemort. Haar plan was van start gegaan, vanaf het moment dat ze het hoofdkwartier van de Orde binnenstormden.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Ma Apr 23, 2007 20:12 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstukje 11 ^^

Beetje spannender dan de voorgaande stukjes, denk ik...
In ieder geval: reacties zijn nog altijd welkom. Het zij in het reageertopic of via PB Wink

Veel leesplezier! Wink



Hoofdstuk 11
Terwijl de koude wind in mijn gezicht sneed, sloeg ik mijn mantel nog dichter om me heen. Hoewel de anderen wilden dat ik liever niet een blokje om zou gaan en een frisse neus ging halen, deed ik het toch. Ik moest even alleen zijn, buiten. Ondanks de koude wind, was het prima weer om even te lopen. Dat hoofdkwartier had ik van binnen zo onderhand ook wel gezien. Neuriënd beklom ik een heuvel, die me het uitzicht over de huizen bood. Voorzichtig liet ik me in het gras zakken en staarde ik dromerig voor me uit. Die huisjes, zo klein vanaf deze afstand en hoogte. Het was een mooi uitzicht. De stilte om me heen was rustgevend. Op de geluiden van de natuur na, was er niets te horen.
“Dus hier zit je dan!”
Die stem. Ik sprong overeind, draaide me om en trok mijn toverstok. De punt van het ding prikte vervaarlijk in de borst van degene die voor me stond. Dreigend keek ik haar aan.
“Wat moet je?!”, siste ik. “Waarom besluip je me?!”
“Ik moest je spreken, Pascalle, ik –“
Een regen van gekleurde stralen begroette me. Woedend, om niet te zeggen ziedend, keek ik Laura aan. Ze had me erin geluisd!
“Jij verdomd kreng!”
“Nee, het is niet wat je denkt! Het –“
“Paralitis!”, gilde ik. Ik verlamde Laura, sprong over haar lichaam en dook weg voor de vervloekingen die op mij af werden gevuurd. Ik werd beschoten. Terwijl ik me probeerde te verdedigen, stormde ik de heuvel af en schoot ik de straten door. Ik dook steegjes in, rende over de straat en zigzagde. Het kwam niet eens in me op om naar het hoofdkwartier te vluchten. Als ik dat zou doen was iedereen er geweest en bracht ik ze naar waar ze heen wilden.
“Je kan rennen, Pascalle, maar je kan je niet verstoppen voor de Heer van het Duister!”, riep één van de Dooddoeners, die me op de hielen zat. Ik rende nog harder. Opgejaagd als een dier. Ik zou hen niet af kunnen schudden. Ik kon ze niet aanvallen. Ze waren met teveel. Zes, als ik ze goed had geteld.
“De Heer van het Duister wil je graag spreken, Pascalle!”
Lichtflitsen schoten aan me voorbij, ik struikelde en viel languit op straat. Mijn gezicht kletterde op de koude, harde stenen en ik kreunde van de pijn die ik voelde. Ik voelde dat iemand me ruw omhoog trok en me voor zich uit duwde. De groep Dooddoeners sloten me in, liepen om me heen zodat vluchten onmogelijk was. Ik kon niet anders dan mee. Mee naar Voldemort.

“Ze is al veel te lang weg!”
“Ach, James! Pascalle komt echt wel terug zo. Ze heeft waarschijnlijk weer een nieuw plekje gevonden met een goed uitzicht op de wijk.”
“Ze is te lang weg, zeg ik je! Ik weet het zeker! Het voelt niet goed, pa!”
“James, jongen, ik zeg je: er is niets mis. Pascalle komt zo meteen doodleuk binnen wandelen om verslag uit te brengen over wat ze heeft gezien. Geloof me nou maar, jongen.”
De deur van de keuken vloog open en Cho stond lijkbleek in de deuropening. Ze keek naar James, die overeind sprong en zijn moeder ongelovig aankeek, en daarna naar Harry.
“Zeg dat het niet waar is!”, riep James. “Zeg dat het niet waar is!”
“Het spijt me, lieverd.”, zei Cho zacht. “Ze hebben Pascalle.”
James gooide boos zijn stoel door de kamer, wierp zijn vader een woedende blik toe en vloekte luid. Ze hadden Pascalle. Hij had gelijk. Zijn vader zat ernaast en verzekerde hem ervan dat er niets met zijn meisje was. Maar dat was er wel. Ze was nu in handen van Voldemort.
“Nee!”, riep James. “Néé!”
Hij trapte tegen een stoel, tegen de tafelpoot en sloeg met zijn vuist op het tafelblad.
“Niet Pascalle! Waarom Pascalle?!”
De tranen stonden in zijn ogen en hij kneep ze dicht. Zijn handen hield hij voor zijn gezicht, zodat de anderen zijn tranen niet konden zien. Maar het snikkende geluid verraadde alsnog dat hij huilde. Hij vreesde voor het leven van Pascalle, hij was niet meer zeker of hij haar nog eens zou zien. Een arm werd om hem heen geslagen, zijn hoofd werd tegen iemand aangedrukt.
“We zullen er alles aan doen om haar terug te krijgen, James.”
Emmeline. James liet zijn handen zakken en maakte zich los uit haar greep. De tranen rolden over zijn wangen, net zoals bij Emmeline de tranen over haar wangen rolde.
“We krijgen haar terug. Dat beloof ik je.”
James schudde zijn hoofd en liep weg. Bij het raam bleef hij staan. Zijn blik richtte hij strak naar buiten, maar doordat het donker was zag hij alleen zijn eigen weerspiegeling. Zijn eigen weerspiegeling die hem woedend en bang aanstaarde. Allerlei gedachten kwamen in hem boven. James vreesde voor het leven van zijn vriendin, het deed hem pijn te bedenken dat hij haar misschien nooit meer terug zou zien.
“Ik geloof er niets van.”, siste James woedend.
“James, jongen, Remus is de anderen al aan het inlichten. Er komt een spoedbijeenkomst om een plan op touw te zetten.”
“Wat wilden jullie gaan doen?!”, riep James, die zich woedend omdraaide. Het was doodstil in de keuken.
“Nou?! Wat waren jullie van plan?!”
“James, toe –“
“Nee, ma! Wat wilden jullie gaan doen?! Voldemort aanvallen?! Zijn schuilplaats zoeken en binnenstormen?! Een schuilplaats waarvan niemand weer waar het is, vol met Dooddoeners?! Ik zie haar nooit meer terug! Pascalle is weg!”
“Zo mag je niet denken, James!”, riep Emmeline bestraffend, de snik in haar stem maakte dat James zijn eigen verdriet weer voelde. Hij zuchtte, steunde op het aanrecht met gestrekte armen en liet zijn hoofd hangen.
“Ik ben haar kwijt.”, zei hij na een lange stilte. “Ik ben Pascalle kwijt…!”

“Voor de zoveelste keer: néé!”
Een klap in mijn gezicht. De snijdende pijn trok door heel mijn lichaam, maar ik zou hem niet geven wat hij van me wilde. Hoe erg hij me ook zou straffen voor de antwoorden die hij van me kreeg en die hij niet wilde hebben, ik verraadde hen niet. Ik wilde niet met hem in zee.
“Zeg op, dom kind! Ik kan je heel wat lelijks aandoen!”
“Dan ga je gang maar! Ik zwijg als het graf!”
“Dat zullen we dan nog wel eens zien!”
De toverstok was op mij gericht, eveneens als zijn ogen. Ogen die woedend stonden, ogen die me wilden dwingen hem te geven wat hij wilde. Maar ik was niet zoals alle anderen. Ik was koppig, eigenwijs en vastberaden. Van mij kreeg hij niets te horen.
“CRUCIO!”
Met een gil van pijn viel ik op de koude, stenen vloer. Ik kronkelde op de vloer. De helse pijn trok door heel mijn lichaam. Tranen stonden in mijn ogen, maar ik gaf niet toe. De neiging was groot, maar ik sprak tegen die neiging in. Ik hield me voor dat ik niets moest zeggen, dat ik moest zwijgen als het graf. Zodat James en de andere leden van de Orde van de Feniks het werk af konden maken en de oorlog konden winnen. Voldemort zou uitgeschakeld worden. Er was maar één iemand die dat kon doen, maar het zou gebeuren. Als het aan mij lag vandaag nog. Plotseling hield de helse pijn op. Uitgeput van het vechten tegen die pijn bleef ik op de grond liggen.
“Zeker weten?”
“Heel zeker.”, siste ik hem woedend toe.
“Dom kind. Dom, dom kindje! Het zou zoveel gemakkelijker en pijnlozer voor je zijn wanneer je gewoon geeft wat ik wil.”
“En me aansluiten bij die hersenloze bende van jou, zeker?! Geen denken aan!”
“Mijn bende is alles behalve hersenloos, dom kind! Mijn bende bereid een aanval voor. Een langdurig gevecht tegen de leden van jou geliefde Orde. Ze gaan eraan, meisje. Stuk voor stuk. En jij kijkt toe hoe wij dat doen. Of je dat nou leuk vindt of niet.”
“Ik kijk niet toe.”
“O, zeker wel! Jij kijkt hoe wij jou vrienden één voor één uitschakelen. Ze zullen schreeuwend van de pijn om het leven worden gebracht. Gillend van angst. Net zolang totdat jíj mij gaat vertellen wat ik wil weten!”
“Nooit!”
De snijdende pijn van zijn hand drong door de huid van mijn wang door. Ik legde mijn vingers op de plek waar hij me raakte en keek hem ziedend aan.
“Vuile moordenaar! Je krijgt je zin niet, monster! Ik zal je nooit vertellen wat ik weet!”
Een teken van Voldemort. Twee Dooddoeners stormden naar voren, grepen me vast en trokken me mee de kamer uit.
“Rot in de hel, Voldemort! Rot in de hel!”





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Wo Apr 25, 2007 20:51 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 12, wat aan de kleine kant, maar dat mag ook wel een keertje als ik al die andere hoofdstukken zo eens bekijk!

Veel leesplezier!



Hoofdstuk 12
De lange tafel lag bezaaid met stukken perkament. Groot, klein, leeg en beschreven. Om de tafel zaten alles leden van de Orde. Druk werd er gediscussieerd en door elkaar geroepen. Remus had al drie keer gevraagd om stilte, maar telkens als het zover leek te zijn dat het stil was, begon iemand weer te kletsen. De aanwezigen kletsen dan binnen enkele seconden weer door elkaar.
“STILTE!”
Meteen hield iedereen zijn of haar mond dicht en werden de blikken op hem gericht. Remus zuchtte en ging zitten.
“Fijn, bedankt.”, zei hij na een tijdje. “We weten allemaal waarom we hier bijeengekomen zijn, en –“
“We zullen haar niet terug krijgen, Remus!”, onderbrak Hecuba hem. James wierp haar een woedende blik toe, net als Emmeline Vonk, die tegenover hem aan de lange tafel zat.
“Pascalle keert terug.”, siste hij boos. “Of je het nou leuk vindt of niet!”
“Ach, James. Het is jammer voor jou, maar ik denk niet –“
“Omdat jíj Pascalle niet aardig vindt en een enorme hekel aan haar hebt, wil nog niet zeggen dat we haar dan nu aan haar lot over laten!”, viel Emmeline haar in de reden. Ze was overeind gekomen en was dreigend over de tafel gebogen om Hecuba beter aan te kunnen kijken. Haar handen steunden op het tafelblad en haar ogen schoten vuur.
“Dat hoor je mij niet zeggen, Vonk.”, siste Hecuba boos.
“Maar iedereen hier weet dat jij jaloers op Pascalle bent, Hecuba. En dat je het helemáál niet erg vindt dat zij nu in de nesten zit, dat de kans klein is dat we haar ooit nog terug zien!”
“Emmeline –“
“Nee, Remus.”
“Emmeline, ga nou zitten.”
“Néé, Remus.”
Dreigend had ze haar ogen op Hecuba gericht, alsof ze ieder moment over de tafel kon stuiven met haar toverstok en haar de ergste dingen aan zou gaan doen. Hecuba trok zich er niets van aan, liet geen enkele emotie zien en keek nietszeggend naar Emmeline, die zich duidelijk druk maakte en moeite had zich in te houden. Die gedachte deed haar grijnzen.
“Emmeline, zitten!”
Deze keer klonk het dwingender dan de voorgaande keren, maar toch luisterde Emmeline hier niet naar en bleef ze over de tafel geleund naar Hecuba kijken.
“Het idee dat Pascalle niet meer terug komt staat je wel aan, zie ik?”, fluisterde ze Hecuba ziedend toe. “Dan kan jij lekker met haar vriendje –“
“EMMELINE VONK! ZITTEN! NU!”
Eindelijk richtte Emmeline haar aandacht op de boze en oververmoeide Remus. Bij het zien van zijn dwingende en boze blik, besloot ze om toch maar te doen wat hij zei.
“Je bent nog niet van me af, Hecuba!”, siste ze de vrouw nog toe, waarna ze haar aandacht weer op de plannen richtte.

Met een smak knalde ik tegen de muur. De deur werd achter me dichtgegooid en ik was opgeslokt in de duisternis.
“Fijn.”, mopperde ik. “Was ik toch maar niet weggegaan vandaag. Als ik nou voor één keer naar James had geluisterd…”
James. Mijn ogen schoten vol bij de gedachten aan hem. Hij zou waarschijnlijk denken dat ik er niet meer was, dat ik vermoord was door Voldemort. Mijn ogen schoten rond, de kleine ruimte in me opnemend voor zover dat in het donker ging. Mijn toverstok was van me afgenomen, maar ik had nog een kleine verrassing in petto. Onder mijn rokje haalde ik mijn andere toverstok tevoorschijn. Een geluk bij een ongeluk dat ik me had voorbereid op een duel.
“Lumos.”
Het zwakke licht scheen door de kamer. Het enige dat er stond was een bed. Zonder lakens, zonder kussen. Een oud, vies bed met een matras. Meer niet. Moest ik hier dan blijven tot ik Voldemort zijn zin zou geven? Dit zou niet echt helpen. Als hij echt wilde proberen mij over te halen, moest hij me niet behandelen als een stuk vuil. Dat werkte alleen maar averechts. Met een zucht liep ik naar het bed, twee stappen vanaf de deur en ik was er. Voorzichtig liet ik me op het bed zakken en kroop ik in de hoek waar het bed in stond. Met mijn rug tegen de muur en mijn benen opgetrokken staarde ik voor me uit. Diep in gedachten en denkend aan James. Aan Emmeline. Aan Remus, Harry, Cho en iedereen anders die dicht bij me stond in het leven. Ik miste ze, ik was bang dat ik ze nooit meer terug zou zien. Nooit meer. Tranen sprongen in mijn ogen bij dat idee en ik rilde van de kou. Zachtjes wiegde ik mezelf heen en weer, mijn hoofd leunde op mijn armen, die ik om mijn benen had geslagen. Langzaam voelde ik iets warms over mijn wang naar beneden glijden. Een traan.


“James! James!”
“Wát?!”, snauwend draaide James zich om naar zijn vader. Harry bleef staan. Ze stonden in de gang van het hoofdkwartier en Mevrouw Zwarts begon te schreeuwen.
”MODDERBLOEDJES! VERRADERS –“
“Jongen, ik weer dat het niet gemakkelijk is –“
“SMERIGE OVERLOPERS!”
“Maar –“
“Pa, ik wil even alleen zijn nu. Ik wil geen medelijden en –“
“SMERIGE BLOEDVERRADERS!”
Het krijsen van Mevrouw Zwarts overstemde zijn verdere woorden. Harry gebaarde dat hij het niet verstond, James gebaarde dat hij naar boven ging en alleen wilde zijn. James klom de trappen op en dook de kamer van Pascalle in. Hij gooide de deur hard achter zich dicht. Met een zucht bleef hij tegen de deur leunen. Zijn ogen waren gesloten, voor even. De spullen in de kamer herinnerden hem aan Pascalle. Het was onvoorstelbaar om te weten dat ze nu in handen was van Voldemort. James zakte op het bed neer en keek naar de ingelijste foto’s op het nachtkastje. Foto’s van Pascalle met haar paard, met haar familie, met Emmeline. Een foto met hem. James pakte het lijstje op en bekeek de foto door een waas van tranen.
“Pascalle…”
Een traan viel op zijn hand. James merkte het niet eens en staarde naar de foto van Pascalle.
“We vinden je wel.”, zei hij zacht. “We vinden je en we grijpen Voldemort.”
Voorzichtig zette hij het lijstje weer terug op het nachtkastje, waarna hij het zich gemakkelijk maakte op het bed en voor zich uit staarde, denkend aan Pascalle. Hij was bang dat hij haar voorgoed kwijt was, dat hij haar nooit meer terug zou zien. Het idee dat maar weinig leden van de Orde er de vertrouwen in handen Pascalle terug te krijgen werkte ook niet echt mee. Een kloppend geluid haalde hem uit zijn gedachten. James keek op naar de deur, die geopend werd. Zijn moeder verscheen in de deuropening.
“Ik wist wel dat je hier was.”, zei ze zacht. James zweeg en wendde zijn blik af. Cho bleef in de deuropening staan en keek naar haar zoon. Een hele tijd was het stil.
“Het komt goed, James.”, zei ze uiteindelijk. “Remus is samen met je vader weg om te kijken of de tips van Hecuba daadwerkelijk kloppen.”
“Het verbaasd me niets als Hecuba loog over de mogelijke schuilplaats van Voldemort!”, snoof James boos. Cho snapte niet waarom hij iets tegen Hecuba had.
“Waarom zou ze dat doen, James?”
“Ze haat Pascalle. Misschien was zij wel degene die Voldemort tipte over Pascalle. Dat zij hem liet weten dat ze alleen een wandeling maakte.”
“James, Hecuba doet zoiets niet. Dat weet je best.”
“Niets is zeker, ma.”, zei James schouderophalend. “Niet in deze tijden.”





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Do Apr 26, 2007 17:43 Terug naar boven Sla dit bericht op

Ik kan het niet laten zo snel achter elkaar te posten: dus nu ook Hoofdstuk 13! ^^


Hoofdstuk 13
Rillend van de kou lag ik opgerold op het kale bed. Het kamertje waar ik gedumpt was tochtte. Vlagen wind kwamen overal vandaan, ratten liepen over de grond en het was er vies en stoffig. Ik kon er niets aan doen. En dat was nog het ergste. Waarschijnlijk was dat de bedoeling van deze kamer. Ik zou gek worden van het niets kunnen doen aan deze miserabele kamer. En dan zou ik alles over de Orde aan hém vertellen. Maar ik wilde het niet, ik deed het niet. Ik was te eigenwijs om het zo snel op te geven. Hoe lang zat ik hier nou? Een dag? Nauwelijks. Waarschijnlijk was de volgende ochtend aangebroken. Maar zelfs dat wist ik niet zeker. Het was donker, er was niets dat in de buurt van een raampje kwam. Ik wist niet hoe laat het was, welke tijd van de dag het was en hoelang ik hier zou blijven. Met een hoop herrie werd de deur van het slot gehaald. Krakend ging het open. Ik reageerde er niet op en bleef liggen zoals ik lag. Met mijn rug naar de deur.
“Geen manieren geleerd, Pascalle?”, klonk het speels. Voldemort. Ik reageerde zelfs nu niet.
“Ik geef je een laatste kans.”
Nu pas kwam ik overeind, draaide ik me om en liet ik me van het bed glijden. Met enkele stappen was ik bij hem. Woedend keek ik hem aan.
“Ik zeg je niets, Voldemort.”, siste ik hem toe. “Nooit. Al koste het mijn leven! Van mij krijg je niets te horen!”
Voldemort lachte. Vals en hard. Een rilling kroop over mijn rug, maar ik liet niet blijken dat ik doodsbang was voor wat hij nu ging doen.
“Zeker weten? Na enkele dagen hier in dit kamertje draai je helemaal door en smeek je op je knieën om je verhaal te mogen doen!”
“Ik smeek niet.”, siste ik woedend. “Ik smeek al helemaal niet bij jou!”
De snijdende pijn in mijn wang ging door merg en been. Wat hij had gedaan wist ik niet, maar dat het pijn deed stond vast.
“Het werkte bij iedereen, dom kind. Dus bij jou ook!”, riep Voldemort boos.
Ik schudde mijn hoofd en keek hem ziedend aan.
“Nooit. Nóóit zal ik jou smeken, Voldemort! Ik ben nog liever dood dan dat ik bij jou moet smeken!”, schreeuwde ik boos.
“Ik ben niet zoals ‘iedereen’! Ik ben niet zoals Laura, die zich heeft laten overhalen door jou. Ik sluit me niet bij jou aan, nooit van mijn leven! Ik vertel je niets over de Orde, Voldemort. Achter de plannen die zij hebben gemaakt, moet je maar zelf zien te komen! Ik ben niet van plan om jou te helpen!”
Ik wankelde achteruit van de klap die mijn woorden volgden. Zijn vuist. In mijn gezicht. Mijn neus bloedde hevig, maar ik sloeg er geen acht op. Hij kon branden in de hel, zoals ik hem eerder al had laten weten. Ik zou hem niet helpen, nooit. Ik was nog liever dood dan dat ik dat zou doen. Ik was niet zoals Laura en de anderen. Ik sluit me niet aan uit angst voor mijn leven. Ik staar terug. Ik kijk de dood recht in de ogen. Zoals ik nu ook deed. En ik was boos op de dood. Voldemort was de dood. De dood die op mijn deur klopte.
“We zullen zien...”
“De aanhouder wint.”
“Ik weet dat ik ga winnen, dom kind. Ik heb een heel leger achter me staan en geen één lid van de Orde kan mij tegenhouden de wereld te zuiveren!”
“Ik had het niet over jou, Voldemort. Ik had het over mij. Over mij en de Orde van de Feniks.”
“Jullie ook altijd met die Stomme Feniksen Orde. Mensen laten geloven dat jullie iets tegen mij kunnen doen. Het idee alleen al is een lachertje. Mensen voorliegen en valse hoop geven…”
“Mensen intimideren en vermoorden. Is dat dan wel goed?! Een beetje oorlogje spelen met je zogenaamde legertje. Er zijn genoeg Dreuzelspelletjes die je kan doen als je oorlogje wilt spelen, Voldemort!”
“CRUCIO!”, ik dook weg voor de vloek, sprong over de kermende Voldemort heen en vluchtte het kamertje uit. Laura. Ik had haar niet eens zien staan, samen met de andere Dooddoeners. Laura rende me achterna, gevolgd door twee anderen.
“We worden gevolgd!”, riep ik. Ik wist nu zeker dat Laura niet aan de kant van Voldemort stond. Althans, niet volledig. Ze was een soort spion.
“Dat zijn twee spionnen van de Orde, Pascalle. Zij begeleiden ons naar de uitgang.”


James was neerslachtig. Net als alle ander leden van de Orde. Pascalle was nu precies een dag weg, en iedereen vreesde voor haar leven. En iedereen leefde met James en Emmeline mee. James werd er gek van, hij trok zich terug op zijn kamer en had geen behoefte aan gezelschap. Hij had om zich heen op het bed allerlei volgeschreven rollen perkament liggen, vol met strategieën en ideeën om Pascalle terug te krijgen. Maar niets leek uitvoerbaar of reëel. Er werd op de deur geklopt. Voor de zoveelste keer vandaag. Deze keer was het zijn vader die kwam kijken of alles goed met hem was. Ongeveer een uur geleden was het Emmeline geweest, en daarvoor was het Remus geweest die kwam kijken of James nog wel in orde was.
“James?”
James keek op van zijn veer en perkament en richtte zijn ogen vragend op zijn vader.
“Kom je beneden? We gaan lunchen en het zou leuk zijn als je ons kwam vergezellen.”
“Nee, bedankt, pa.”, zei James met een zucht. “Ik blijf liever hier zitten.”
Harry liep de kamer binnen en ging naast zijn zoon op het bed zitten. Hij bekeek een rol perkament, met de ideeën om Pascalle terug te krijgen en slaakte een zucht.
“James, kom mee. Denk even ergens anders aan. Pascalle red zich wel zolang ze daar zit. Ze is een sterke, onafhankelijke en slimme meid. Trouwens, de spionnen van de Orde zijn ingelicht. Pascalle is vast al op weg naar huis.”
“Spionnen? Alsof die weinige mensen tegen Voldemort opkunnen en Pascalle weten te helpen.”
“Niet zo negatief, jongen.”
“Het kan niet anders, pa! Pascalle is weg! Voldemort voert oorlog en rooft de zielen van Dreuzels, tovenaars en heksen weg. Zonder daadwerkelijk een goede reden te hebben. Ik ben bang, pa. Ik ben bang dat Pascalle iets overkomt. Het is mijn schuld. Als ik haar tegen had gehouden toch te gaan wandelen, was dit allemaal niet gebeurd!”
“Je moet jezelf de schuld niet geven, James.”, zei Harry streng. “Het was haar idee om te gaan wandelen, ook al zeiden wij dat ze dat beter niet kon doen. Ik snap ook echt wel dat Pascalle het binnen wel had gezien en het wandelen nodig had, maar ze koos het verkeerde moment uit. Je moet jezelf niet verwijten dat het jou schuld is, want dat is het niet. Pascalle –“
“Wil je zeggen dat het haar eigen schuld is dat Voldemort haar te grazen heeft genomen?! Misschien is ze er wel niet meer en dan zeg jij doodleuk dat het haar eigen schuld is?!”, woedend stond James op en gooide hij de rollen perkament die hij op zijn schoot had liggen op de grond. Harry keek hem even geschrokken aan en stond toen zelf ook op. Hij schudde zijn hoofd en pakte zijn zoon bij zijn schouders.
“James –“
“Laat me los!”
“James –“
“Los, zeg ik je!”
“JAMES!”
Harry trok zijn tegenstribbelende zoon tegen zich aan en James klampte zich meteen aan hem vast. Hij drukte zijn gezicht in de schouder van Harry en snikte.
“Ik ben bang dat ik haar nooit meer zou zien, pa.”, zei hij zacht. Harry liet zijn hand over de rug van zijn zoon glijden en mompelde troostende woorden. Hij begreep goed wat James bedoelde. Net zoals ieder ander hier waren ze bang voor het leven van Pascalle.

Ik zag het. De deur die naar buiten leidde. Als we daar doorheen waren kon Laura me meenemen en ervoor zorgen dat ik hier weg was. De twee spionnen renden achter ons aan en keken schichtig om zich heen. Alsof ze bang waren voor een onverwachte aanval, of een val.
“We zijn er bijna!”, ik rende nog een stukje harder om zo snel mogelijk bij de deur aan te komen. Laura volgde mijn voorbeeld en haalde me in. Haar gezicht stond gespannen, ze keek serieus. Ze hield me tegen.
“Wat?! Laura, ik –“
Laura maakte heftig het gebaar dat ik stil moest zijn. De twee spionnen renden ons voorbij en opende de deur. Buiten de deur stonden twee wachters. Laura draaide me om, draaide mijn armen op mijn rug en bond me vast.
“Wat gaan jullie doen?! Laura!”, riep ik, niet begrijpend wat ze van plan waren.
“Houd je gemak en vertrouw me!”, siste Laura in mijn oor.
“Dat is moeilijk wanneer je je bedenkt dat je me wilde vermoorden.”, siste ik terug.
“Probeer het toch maar, want er zit niets anders op!”, siste Laura boos terug. Ze duwde me ruw naar voren. De twee bewakers knikten naar Laura en de twee spionnen. Ik keek hen woedend aan in het voorbijgaan. De twee spionnen brachten mij en Laura naar de poort. Nu pas zag ik waar we ons bevonden. Een enorme villa, magisch vergroot. Maar waar deze villa stond, wist ik niet.
“Vanaf hier moet je het zelf doen, willen we onze dekmantel niet uit de doeken doen.”, sprak één van de spionnen. Ik knikte, voelde dat Laura me los maakte en draaide me naar de drie om.
“Bedankt voor de hulp.”
“Geen dank, Pasc-“
De ogen van de vrouw sperden zich wijd open, haar mond eveneens. Verstijfd viel ze voorover in het gras. Met een gilletje sprong ik opzij voor een groene lichtstraal die op me af werd gestuurd. Ik rolde over het gras en keek naar degene die me aanviel. Voldemort.
“Je kan niet aan mij ontsnappen, dom kind!”, riep hij boos. “Je mag hier dan wel je vriendjes hebben, je ontkomt niet aan mij! Niemand ontkomt aan mij!” Hij stapte dreigend op me af, zijn toverstok op me gericht. Laura had zich over het lichaam van de vrouw ontfermd en keek naar me op.
“Dood.”, zei ze met grote ogen. De blik die in die ogen lag, bezorgde me een rilling. Ik keek woedend op naar Voldemort.
“Moordenaar.”, siste ik hem boos toe.
“De enige echte.”
In een fractie van en seconde kwam ik overeind, in diezelfde overeind komende beweging trok ik mijn toverstok en richtte ik die op Voldemort.
“Dat doe je niet. Je hebt er het lef niet voor.”
“Moet jij eens opletten!”
“Dom kind! Jij weet net zo goed als ik dat Harry de enige is die –“
Hij viel voorover in het gras. Ik keek enkele seconden versteend naar hetgeen wat er voor me lag en richtte mijn blik daarna langzaam op Laura, die hevig haar hoofd schudde.
“Ik was het niet!”, riep ze. “Ik deed niets!”
De andere spion was het ook niet. Wie was het dan wel?





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Di Mei 01, 2007 22:51 Terug naar boven Sla dit bericht op

Het duurde even, maar dan bij deze Hoofdstuk 14!

Veel leesplezier! Wink




Hoofdstuk 14
“Pascalle. Ik dacht dat je wel wat hulp kon gebruiken!”
Mijn gezicht klaarde op bij het horen van die stem en ik draaide me om. In de lucht vloog iemand op een bezem, maar door de hoogstaande zon kon ik niet zien wie het was. Toch herkende ik hem.
“Harry!”, riep ik, ik zwaaide even naar hem en grijnsde breed. Harry liet zijn bezem zakken en landde naast mij op het gras. Hij stapte af en omhelsde me stevig.
“Goed je in levende lijve te zijn!”
Ik sloeg mijn armen even om hem heen en knikte. Mijn gedachten dwaalden naar Harry en alle anderen die ongerust moesten zijn geweest toen ik verdween. Ik maakte me los uit zijn armen en keek even om me heen.
“Zeg me dat je meteen weggaat en mij meeneemt naar een plaats die leuker is dan deze!”, smeekte ik.
“Ik moet nog even iets regelen.”, Harry liet me los en liep langs me heen. Ik draaide me om en keek hem na, nieuwsgierig naar wat hij dan wel niet moest regelen. Laura en de spion hadden zich over de vermoordde spion gebogen en Harry liep naar het lichaam van Voldemort. Even schopte hij het lichaam om, met een ijskoude en harde blik in zijn ogen. Hij leek tevreden en draaide zich naar mij.
“We gaan.”, riep hij me toe. Ik grijnsde en greep de bezem. Toen ik op wilde stappen, hoorde ik een kreet en ik draaide me vliegensvlug om. Harry lag op de grond, te kronkelen en te gillen vanwege de helse pijn. De Cruciatusvloek. Maar van wie was dat afkomstig?
“Harry!”, riep ik. Ik liet de bezem vallen, graaide naar mijn toverstok en trok een sprint naar Harry. Ik hief de vloek op en kreeg de kans niet om om me heen te kijken; binnen een fractie van een seconde zeilde ik door de lucht, om met een enorme knal op de grond terecht te komen. Ik krabbelde vlug overeind, maar werd terug op de grond geduwd door een Dooddoener die me door spleetjes van het masker vals aan keek. Hij greep me bij mijn haar beet en trok me overeind, zodat ik op mijn knieën aan zijn voeten zat en kon zien wat er met de anderen gebeurde. Harry was in de problemen, hij was in duel met vier Dooddoeners, de spion en Laura waren beiden in duel met zes Dooddoeners. En ik was machteloos. Ik kon ze niet helpen. Mijn toverstok was geknakt toen ik op de grond terecht kwam, en mijn andere toverstok was in beslag genomen. De Dooddoener lachte vals.
“Dacht je werkelijk dat je zomaar weg kon komen?”, schreeuwde hij in mijn oor.
“De Heer van het Duister is dood, meisje, maar wij niet! Wij zullen vechten tot het laatste lid van die verdomde Orde aan flarden is gescheurd! Te beginnen met jou en je vriendjes hier!”
“Waag het eens!”, siste ik hem toe.
“Of anders?!”, lachte de Dooddoener vals. “Wat wilde je anders doen, Pascalle?! Je hebt geen toverstok en je bent machteloos zolang ik je in mijn greep heb! Je kán niets doen!”
“Dat denk jij!”, siste ik boos. Ik begon te worstelen en sloeg hem met mijn vuist in zijn maag. Hij kreunde, boog voorover, maar liet me niet los. Ik trapte op zijn tenen, sloeg hem met mijn vuist in zijn gezicht en schopte hem tegen zijn schenen. Eindelijk liet hij me los. Ik greep zijn toverstok en hield die op de Dooddoener gericht. Het masker was afgevallen tijdens de kleine vechtpartij en hij lag op de grond, zijn gezicht van me afgewend. Maar de fel blonde haren verraadde al wie hij was.
“Dus, Malfidus. Wat wilde je zeggen?!”, jende ik hem met een valse en boosaardige grijns.
“Jij vuile –“, Malfidus richtte zich op en keek me fel aan met zijn ijskoude, grijze ogen. Vroeger zou ik voor die blik weg gedeinsd zijn, maar nu deed die blik me niets.
“Magie is lang niet alles, Malfidus.”, siste ik hem vals toe. “Dreuzels zijn niet zo dom als jullie denken!” Plotseling schoot hij overeind en vloog hij naar mijn keel. Ik rolde achterover en viel op de grond. Malfidus zat bovenop me en pakte mijn, of eigenlijk zijn eigen, toverstok af. Woedend keek hij me aan, net zo woedend als ik hem ook aanstaarde. Ik greep naar zijn keel en trachtte hem van me af te werpen, maar het lukte niet.
“Malfidus! Van haar af! Nu!”, riep een andere stem. “Zij is van mij!”

James vervloekte zichzelf dat hij zich had laten dwingen thuis te blijven. Zijn vader zou alleen op pad gaan om Pascalle op te halen. Waarom luisterde hij naar hem? Het was zijn vriendinnetje en hij wilde niet dat zijn vader iets overkwam. Tenslotte gelde de profetie nog altijd. Met een zucht zakte James in een grote stoel bij het haardvuur in de woonkamer neer. Hij staarde voor zich uit, terwijl een stemmetje in zijn hoofd en plagend een schuldgevoel aanpraatte.
“Houd op!”, mompelde James naar het stemmetje. “Houd op!”
Maar het stemmetje hield niet op en ging door.
“HOUD OP!”, riep James ineens woedend. Hij sloeg met zijn vuist op de leuning en stond op. Woedend schopte hij in het vuur. James slaakte een kreet en liet zich voor de haard op zijn knieën vallen. Zijn handen grepen naar zijn hoofd en pakten zijn haren beet. Wild schudde hij zijn hoofd door elkaar.
“Houd op! Houd toch op!”, snikte hij boos en bang. Hij liet zijn hoofd in zijn handen zakken en voelde de warme tranen door zijn vingers op zijn benen druppen.
“Verdomme, houd toch op!”
Het kraken van de deur deed hem opkijken. James zag nog net dat de deur dicht werd gemaakt en voelde de woede weer in zich opborrelen. Sinds Pascalle was ontvoerd, hielden ze hem allemaal in de gaten. James werd er gestoord van en kreeg het gevoel dat ze hem als een klein kind behandelden. In een opwelling kwam hij overeind en stormde hij de gang op. Hij rende de trap af, hoorde de deur van de eetkamer dichtgaan en wist dat degene die hem daarjuist zo had gezien, het ging melden aan de anderen. Maar tegen de tijd dat ze met hem wilden gaan praten, zouden ze merken dat hij er niet meer was. James graaide naar zijn mantel aan de kapstok en trok de voordeur open. Hij rende het tuinpad af, sloeg zijn mantel om en Verdwijnselde.


“Ik ben van niemand!”, protesteerde ik, wild stribbelend. “Hoor je! Van niemand!” Draco werd van me af getrokken en ik probeerde meteen overeind te komen. Maar een schop in mijn maag maakte dat ik weer op de grond viel en ik hapte naar adem.
“Hier blijven!”, klonk een dreigende stem. “Jij gaat nergens heen!”
“Vuile, vieze, idiote –“
Een klap in mijn gezicht voorkwam dat ik mijn zin af kon maken. De volgende stompen, klappen en schoppen maakten dat ik op de grond kronkelde en kreunde van de pijn.
“STOP!”, gilde ik, toen de voet van de Dooddoener voor de zoveelste keer in mijn maag werd gepland. Ik voelde dat mijn maaginhoud een weg naar boven zocht en hapte naar adem omdat ze lucht uit mijn longen werd geschopt.
“Stop!”
“Waarom zou ik?!”, klonk het antwoord, gevolgd door klappen in mijn gezicht. De Dooddoener sprong bovenop me, zodat ik nergens heen kon gaan, en sloeg met zijn vuisten in mijn gezicht en op mijn borst.
“Lucius, stop!”, gilde ik boos. Het feit dat ik wist wie er onder dat masker zat, deed de Dooddoener even stoppen. Zijn ijskoude, lichte ogen keken me door de spleetjes van het masker verbaasd aan. Maar die blik veranderde al heel snel in een blik vol kille haat en woede.
“Je gaat eraan, meisje!”, siste hij. Ik ontweek een klap en in een reflex sloeg ik hem in zijn gezicht. Ik trok hem zijn masker af en sloeg hem ermee in zijn gezicht. Hij had het recht niet om me te pijnigen. In een gevecht rolden we over het gras, elkaar slaand en stompend op alle plekken die we raken konden. Hijgend van de inspanningen en klappen die ik te voorduren had gekregen, zat ik bovenop Lucius. Net toen ik hem de genadeklap wilde geven, werd ik bij mijn haren gegrepen en van hem afgetrokken. Iemand draaide mijn armen op mijn rug, zodat ik alleen nog maar mijn benen had om me te verdedigen. Ik worstelde wild om los te komen, maar het had geen nut. Degene die me vast had, was te sterk. Een vinger gleed over mijn wang, en in mijn nek. De adem van die persoon streek in mijn nek.
“Het spelen is afgelopen, klein kind.”, snauwde de jongen. “Nu wordt het tijd voor het echte werk!”





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Pluckjes
2e jaars
2e jaars


Verdiend: 82 Sikkels


Pluckjes is offline. 
BerichtGeplaatst: Wo Mei 02, 2007 16:23 Terug naar boven Sla dit bericht op

En Hoofdstuk 15! ^^
Het einde is trouwens bijna in zicht...

Veel leesplezier!



Hoofdstuk 15
”Draco!”, siste ik. “Ik had het kunnen weten!”
Mijn ogen schoten vuur en ik keek hoe Lucius moeizaam overeind krabbelde. Ik had hem flink te grazen genomen. Een zelfvoldane grijns sierde mijn gezicht bij die gedachte. Net goed. Ruw duwde Draco mij naar voren.
“Aan jou de eer, vader.”, zei hij dreigend. Lucius’ ogen schitterden bij het horen van deze woorden en hij keek me inschattend aan. Alsof hij berekende hoe hij mij angst aan kon jagen.
“Prima werk, Draco.”, prees hij zijn zoon. “Prima werk.”
“Dat jong heeft niets gedaan!”, snauwde ik hem toe. De brandende pijn van de klap in mijn gezicht voelde ik goed. De tranen waren in mijn ogen gesprongen, maar ik wist ze snel weer te verdringen.
“Jij gaat toekijken hoe Draco en ik al jou vriendjes pijnigen en vermoorden. Eén voor één gaan ze eraan, en jij gaat ons smeken om te stoppen!”, siste Lucius, die zijn gezicht vlak voor de mijne hield. Ik keek hem strak in de ogen, zonder enige emotie te laten zien. Ik maakte me zorgen. Laura was hier, de spion was hier. Harry was hier. Ik wilde niet dat één van hen iets overkwam.
“En daarna.”, vervolgde Draco, dreigend fluisterend in mijn oor. “Daarna ben jij aan de beurt.” Ik begon me direct na die woorden los te worstelen, maar de ijzersterke greep van Draco verstevigde zich enkel. Ruw werd ik naar voren geduwd. Ik struikelde over mijn voeten en werd gedwongen mee te lopen naar de plek waar de twee Malfidussen me heen zouden brengen. Het slagveld van verlamde en dode Dooddoeners om me heen maakte me bewust van het feit dat ik niet de enige persoon was die een strijd had met iemand. Laura en de spion lagen ergens op de grond, ze werden geboeid door enkele Dooddoeners. Harry werd door vier Dooddoeners in bedwang gehouden en vooruit geduwd. Waarschijnlijk moest ook hij naar de plek waar ik heen gebracht werd. Draco duwde me ruw de villa binnen. Ik struikelde over de drempel en dreigde voorover te vallen. De gedachten dat Draco dit toe zou laten om te kunnen lachen, schoot door mijn hoofd. Maar hij voorkwam dat ik viel. De verbazing maakte zich meester over mijn gedachten. Waarom zou hij dat doen? Een Dooddoener wilde toch altijd dat de tegenstander pijn leed en dat ze om de tegenstander konden lachen? Toch niet, en voor mij was het een raadsel. Maar al snel kwam de oplossing; ze waren iets van plan waarbij ze konden genieten van mijn kwelling en pijn. Lucius greep mijn bovenarm beet en Draco liet me los. Hij trok me mee een kleine ruimte in en drukte me tegen de muur.
“Je zult snel zien wat we van plan zijn, kleine meid.”, siste hij vals in mijn oor. Alsof hij mijn gedachten kon lezen. Harry werd voor mij op de grond gegooid, al snel gevolgd door Laura en de spion. De Dooddoeners sloten de deur en gingen in een kring om hen heen staan. Lucius duwde me de kring binnen en hield me stevig vast om te voorkomen dat ik een poging zou doen om te ontsnappen.
“Ik houd niet van geheimzinnige plannetje, Malfidus!”, siste ik hem boos toe.
“Toch zul je versteld staan!”, lachte Lucius vals. Hij duwde me naar voren. “Je staat eerste rang, Pascalle! Eerste rang!”
De groep Dooddoeners om ons heen lachten om zijn woorden. Ik voelde een klap in mijn knieën en stortte op de grond.
“Laat haar met rust!”, riep Harry. Waarschuwend keek ik hem aan, alsof ik hem wilde zeggen dat hij zijn mond moest houden en zich er niet mee moest bemoeien. Maar Harry was eigenwijs, en het werd hem betaald gezet.
“CRUCIO!”, klonk een stem tegenover me, Harry kronkelde van de helse, brandende pijn op de grond en ik wendde verafschuwend mijn blik af. Draco greep mijn haren beet en trok mijn hoofd zo dat ik wel toe móest kijken hoe Harry gemarteld werd.
“NEE!”, riep ik. “Niet doen!” Er werd alleen maar gelachen om mijn woorden en ik voelde de tranen in mijn ogen prikken. Harry lag voor me te schreeuwen van de pijn en ik kon niets doen om het te laten stoppen. Ik moest kijken hoe mijn dierbaren één voor één een langzame dood tegemoet gingen. Ik zou slechts moeten wachten tot het mijn beurt was om de dood in de ogen te kijken.

Hij wist waar hij moest zoeken. Hij had Remus geholpen met het lokaliseren van de schuilplaats. Een heuse villa, die magisch vergroot was en waar het wemelde van de Dooddoeners. James stond voor het hek, verborgen in de schaduw en keek naar binnen. De tuin, dor en kaal, lag er verlaten bij. Op enkele lichamen na. Er is gevochten, dat was zeker. James wilde het hek open duwen, maar een hand greep zijn pols beet en duwde hem bij het hek vandaan.
“Idioot!”, werd er gesist. “Denk je nou echt dat er hier geen vallen zijn voor ongewenste bezoekers?!” James keek de man voor hem aan met een ijskoude en harde blik.
“Kan me niet schelen.”, antwoordde hij bot. “Ik wil Pascalle terug.”
“Dat willen we allemaal, maar dat gaat niet lukken als jij zo eigenwijs je eigen gang blijft gaan! We moeten samenwerken, James. Samenwerken.” Dat laatste woord werd nadrukkelijk uitgesproken. James ontweek de doordringende blik en staarde naar het hek. Hij wist dat Remus gelijk had, maar hij wilde niet toegeven dat hij hulp nodig had om zijn meisje te redden.
“Kom mee, de anderen hebben een manier gevonden om ongezien en ongemerkt binnen te komen.” Zachtjes dingend leidde Remus James mee naar de achterkant van de villa, waar Emmeline, Cho en de anderen stonden te wachten. Met een blik vol medelijden keek Cho haar zoon aan. Ze pakte zijn hand en kneep er even zacht in.
“Het komt goed, jongen.”, zei ze. “Zolang we samenwerken, komt het allemaal goed.”
James slaakte een zucht en keek zijn moeder even aan. Cho glimlachte naar hem en liet zijn hand los.
“Laten we aan de slag gaan.”, zei Cho, die haar blik op Remus richtte. Remus schudde echter zijn hoofd.
“Eerst wachten.” James keek nijdig naar Remus toen hij dit zei.
“Wachten?!”, riep hij. “Wachten waarop?! Wachten tot het te laat is?! Ik ben niet van plan om zo lang te wachten, Lupos!”
Remus en Cho keken hem geschrokken aan. In al die jaren dat James hem kende, had hij Remus nog nooit aangesproken met zijn achternaam. Nooit. James draaide zich om en liep bij hen vandaan. Hij was buiten zichzelf van woede en frustratie. Hij voelde zich klote en alleen, omdat niemand leek te begrijpen dat hij haast had om zijn vriendin terug te krijgen. James wilde haar weer in zijn armen kunnen sluiten, zonder haar was hij niets. Zonder haar kon hij niet. Pascalle betekende alles voor hem, en nu moesten ze wachten tot ze naar binnen konden dringen! James slaakte een kreet van woede en sloeg met zijn vuist tegen de stenen muur die om de villa stond en diende als afrastering. De scheurende pijn die meteen daarna door zijn hand en pols trok, maakte dat er tranen in zijn ogen sprongen. Boos op zichzelf omdat hij zo stom was zijn woede op een harde, stenen muur af te reageren, leunde hij er tegen. Zijn armen sloeg hij over elkaar, zijn blik staarde boos voor hem uit. Vanaf een afstandje keken de andere toe, maar geen van allen zeiden ze iets. Emmeline wilde naar hem toe gaan, maar Cho hield haar tegen.
“Laat hem maar even.”, zei ze. “Hij draait wel bij.” Nog voordat Emmeline kon zeggen dat ze niet van plan was daar op te wachten, Verschijnselde iemand met een zacht, ploppend geluid voor haar. Emmeline slaakt geschrokken een gil, waarbij ze achteruit sprong en meteen daarna boos naar Hecuba, die voor haar stond en haar met een grijns aanstaarde.
“Ik liet je toch niet schrikken, wel?”, vroeg ze poeslief. Emmeline wilde een bijtende opmerking maken, maar de blik van Remus legde haar het zwijgen op. Emmeline beet op haar onderlip om te voorkomen dat ze toch een opmerking zou plaatsen, en luisterde naar Hecuba, die vertelde waar Pascalle en Harry waren en waar ze het beste heen konden Verdwijnselen.





_________________
    Take me away, a secret place, a sweet escape,
    Take me away, take me away, to better days,
    Take me away, a hiding place.


    - Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine
Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer