Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 Fanfiction Challenge Mei [stemmen gestopt!] Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Auteur Bericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Mei 06, 2007 20:01 Terug naar boven Sla dit bericht op

Fanfiction challenge mei/juni: De strijders van Perkamentus

Hee schrijvers & schrijfsters!

Nieuwe challenge, nieuwe kansen. Dit keer is het thema ‘een strijder van Perkamentus’, en dit is de bedoeling:

Je schrijft een inzending over één van de strijders van Perkamentus. Dus alleen het clubje wat Harry in Harry Potter & de Orde van de Feniks oprichtte, niet de Orde van de Feniks zelf.
Het verhaal moet zich alleen voldoen aan de regel dat het maar vanuit één Strijder geschreven mag worden.
Je kunt over een bijeenkomst van de Strijders schrijven, over liefde, over Zwerkbal, verplaats je eens in een personage dat eigenlijk ‘nieuw’ voor je is!

En de gewone regels…
Je inzending mag minimaal uit 1500 woorden bestaan en maximaal uit 2000
x Het verhaal moet met het thema te maken hebben
x Het moet speciaal voor de challenge geschreven zijn (en dus nergens anders op internet te vinden zijn)
x Je moet het zelf geschreven hebben
x Het moet in AN (Algemeen Nederlands) geschreven zijn; geen breezahtaal en als het kan zo min mogelijk spelfouten. Kijk in ieder geval je inzending even na voor je hem instuurt of laat hem door iemand bèta-readen
x Gebruik in je verhaal óf de Engelse namen uit Harry Potter óf de Nederlandse, anders wordt het verwarrend
x Je mag maximaal 1 verhaal inzenden
x Je inzending moet een Nederlandse titel hebben
x Je inzending moet vóór de uiterste inleverdatum binnen zijn
x Zet je afdeling bij je inzending!
En houd er rekening mee dat dit een forum voor alle leeftijden is.

Om je geheugen even op te frissen...
Dit zijn de Strijders van Perkamentus - met dank aan Smalofski -;
Hannah Albedil
Belinda Broom
Katja Bell
Suzanne Bonkel
Terry Bootsman
Cho Chang
Marina Elsdonk
Joost Flets-Frimel
Simon Filister
Anton Goldstein
Hermelien Griffel
Angelique Jansen
Leo Jordaan
Michel Kriek
Dennis Krauwel
Kasper Krauwel
Loena Leeflang
Marcel Lubbermans
Ernst Marsman
Padma Patil
Parvati Patil
Harry Potter
Zacharias Smid
Alicia Spinet
Daan Tomas
Fred Wemel
George Wemel
Ginny Wemel
Ron Wemel


Als je nog vragen/opmerkingen/ideeën voor onderwerpen/hevige kritiek/fanmail hebt, mijn pb-box staat open voor íédereen!

De challenge start 7 mei
En eindigt op
8 juni
Daarna kan het stemmen beginnen.

Succes!
Liefs, Fleur/LavenderBrown


Inzendingen:
1. zwart en wit
2. het verhaal van de verraadster
3. nieuwe start
4. opeens liet je mijn hand los
5. Voor Harry
6. De Gouden Munt
7. Eenzame Kerst... of toch niet?
8. In adoratie
9. Een kwestie van geloven
10. Het échte verhaal achter Zacharias Smit (of wat je eigenlijk al wist...)
11. Vloeibaar geluk





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.

Laatst aangepast door LavenderBrown op Zo Jun 17, 2007 18:29; in totaal 8 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Di Jun 05, 2007 13:37 Terug naar boven Sla dit bericht op

Zwart en wit

Ze hief haar hand op, nog niet helemaal overtuigd dat aankloppen wel de juiste keuze zou zijn. Even bleef de vuist in de lucht hangen, wachtend tot het meisje aan wie hij toebehoorde klaar was om de stap te zetten. Maar hoe langer de vuist niet in contact kwam met de deur, hoe onzekerder zij werd of het wel het lot was dat haar hand het hout zou raken en het geluid zou voortbrengen dat haar beslissing onherroepelijk zou maken.

Ze hoorde een zacht gemompel in het kantoor van professor Omber. Het klonk alsof ze tegen zichzelf praatte, maar ze kon niet horen wat ze zei.
‘Kom op, Marina, beslis wat je wilt doen…’ mompelde ze tegen zichzelf. Ze wierp een korte blik naar de brief in haar andere hand. De brief waarmee het allemaal begon, de brief die haar in deze onmogelijke tweestrijd heeft gebracht. Ze had hem zo vaak gelezen, ze kende hem bijna vanbuiten…

Liefste Marina,

Hoe gaat het liefje? Alles goed op school? Vallen je punten wat mee?
Schatje, ik heb wat vervelend nieuws. Je vader is ontslagen. Ze vonden hem te oud worden voor het werk, en hebben hem vervangen door een peuter van amper drieëntwintig.
Maar maak je geen zorgen, liefje, we redden het wel. Zolang ik mijn werk op het ministerie nog heb, en we wat spaarzamer zijn, komt alles wel goed. We slaan er ons wel door, tezamen!

We houden veel van je en zijn zo trots op je!
Liefs,
Mama


Het nieuws was hard aangekomen bij Marina. Niet alleen was ze bezorgd over de financiële toestand van haar gezin, ze voelde zich meer dan ooit schuldig voor wat ze aan het doen was. Ze was lid van een verboden club die zich heimelijk verzette tegen Dorothea Omber, de rechterhand van de minister! Harry Potter met zijn clubje en al zijn leden – waaronder zij – probeerden de geloofwaardigheid van de minister te ondermijnen en zijn woorden als leugens te laten doorgaan. Ze moest toegeven dat ze niet geheel tegen haar zin bij de “Strijders van Perkamentus” – achterlijke naam – zat, als echte Ravenklauwer was ze maar al te gretig om wat werkelijke Verweer Tegen De Zwarte Kunsten te leren. Ze kon niet ontkennen dat de theoretische lessen van professor Omber nogal nutteloos waren zonder oefening.

Maar was het werkelijk het risico waard? Als professor Omber hun clubje ontdekte – wat meer dan eens bijna het geval was – zouden de gevolgen voor haar, en haar gezin groter zijn dan die voor Potter en zijn vrolijke vriendjes! Hun moeders job stond niet op het spel! Als de minister hoorde dat de dochter van een van zijn trouwste medewerkers, in een geheime vennootschap zat, die plande hem van de troon te stoten, waren de gevolgen niet te overzien… Haar moeder zou ontslagen worden en hun enige bron van inkomsten zou opdrogen.
‘Nee!’ sprak ze zichzelf in gedachten toe, ‘Daar ga ik niet verantwoordelijk voor zijn! Het spijt me heel erg voor Cho en Potter en iedereen, maar dat kan ik niet laten gebeuren!’

Met herwonnen vastberadenheid, klopte Marina Elsdonk aan bij het kantoor van Dorothea Omber, haar keuze onherroepelijk makend.
__________________________

“Marina! Dat méén je niet!” Verschrikt sloeg Cho haar handen voor haar mond. “Je hebt ons verraden!”
Een paar mensen in de Ravenklauw leerlingenkamer keken verwonderd om bij die uitspraak van Cho, maar die wuifde even ongeduldig met haar hand, ten teken dat ze zich met hun eigen zaken moesten bemoeien. Dat rare Loena meisje wierp haar een blik toen die ze niet goed kon ontcijferen. Maar dat was ook niets nieuws…
Schuldbewust vermeed Marina oogcontact met Cho, zich ten volle bewust dat wat ze gedaan had, genoeg reden was voor Cho om haar voor altijd de rug toe te keren.
“Hoe kon je dat nou doen?!” De uitdrukking op het gezicht van haar beste vriendin veranderde langzaam van verbijsterd naar boos.
‘Natuurlijk begrijpt ze het niet!’ dacht Marina verbitterd, ‘Het heeft niets met haar te maken, en dat is al waar ze om geeft! Zij en Carlo en dat Potterjoch!’
“Je zou het toch niet begrijpen als ik het je vertelde!” beet ze terug. De schaamte voor wat ze gedaan had, maakte haar boos op zichzelf. En dat reageerde ze af op Cho door haar stekels op te zetten, ook al wist ze dat Cho alle reden had om boos te zijn op haar.
“Nu begrijp ik het al zeker niet, dus je hebt niets te verliezen! Ik denk dat ik een uitleg verdien!” Met gekruiste armen keek het fragile Chinese meisje haar aan.
Marina twijfelde. Ze had er niet op gerekend dat ze dit werkelijk zou moeten vertellen.
“Ik- … Mijn…” Ze voelde hoe haar trots zwaar gekrenkt zou worden als ze zou toegeven dat ze opeens ‘arm’ was. Maar Cho had gelijk… Ze verdiende een uitleg.
Met haar ogen gefixeerd op alles behalve Cho, stotterde ze, terwijl haar ogen langzaam vochtig werden: “Mijn- mijn vader is zijn werk kwijt en mijn moeder… mijn moeder werkt op het ministerie en- en… als zij ook haar werk kwijt raakt omdat ik zo nodig Ombers regels moest breken…”
Een krop in haar keel verhinderde haar ervan verder te praten. Ze staarde naar het haardvuur en probeerde de tranen terug te dwingen. Had ze verkeerd gehandeld? Ze was nu wel zeker van wel. Het was haar schuld dat de Strijders van Perkamentus ontmaskerd waren. Het was haar schuld dat Perkamentus Zweinstein uit moest vluchten. Het was haar schuld dat de school nu geleid werd door die tiran Omber. Het was allemaal haar schuld! Iedereen had groot gelijk dat ze zo boos waren op haar! Ze verdiende de smerige blikken die ze haar toewierpen. Ze verdiende wat Griffel met haar gezicht had gedaan. Al zou dat er haar niet van weerhouden wraak te nemen op die eigenwijze weet-het-al! Ze had dit tenslotte ook niet gewild! Ze wou enkel haar ouders helpen! Ze kon toch niet voorzien dat haar acties zo’n grote gevolgen hadden?!

Ze schrok toen ze opeens Cho’s hand op haar schouder voelde. Verbaasd keek ze haar vriendin aan.
“Het spijt me voor je vader,” zei Cho zachtjes, en glimlachte bemoedigend. “Ik vind nog steeds dat je Harry niet had moeten verraden, maar ik begrijp nu waarom je het deed.”
Even keek Marina haar woordenloos aan. Toen liet ze, dankbaar voor het begrip dat Cho toonde, de muur die ze rondom zich had opgetrokken om de dodelijke blikken en rake opmerkingen te overleven, oplossen. Terwijl de tranen over haar gezicht stroomde, snikte ze: “Het spijt me werkelijk, Cho. Ik wist niet dat ze dit ging doen! Vergeef je me?”
Even leek Cho na te denken, maar al snel zei ze vol overtuiging: “Ik denk dat Griffel je al erg genoeg gestraft heeft.”
Marina’s wendde haar gezicht weer af in schaamte. Ze trok haar gewaden weer over haar gezicht, zo het woord “Klikspaan” in puisten geschreven, verbergend.
“Kan Madam Plijster daar niets aan veranderen?”
Terneergeslagen schudde Marina haar gezicht. “Neen, ze zegt dat het een bijzonder hardnekkige, maar gelukkig relatief schadeloze vloek was. Ik – ik denk dat ze misschien niet heel hard naar een oplossing gezocht heeft omdat… Omdat ze ook boos is. Net als iedereen.”
Cho zuchtte en zei: “Tja, ik kan niet ontkennen dat veel mensen boos op je zijn. Maar ik ben zeker dat Madam Plijster alles heeft gedaan dat ze kon doen. Ik veronderstel dat ze vanzelf zullen moeten verdwijnen. Tijd geneest alles. Kom, laten we wat make-up zoeken die die puisten kan verbergen.”
Marina glimlachte even opgelucht en samen gingen ze de dikste laag make-up ooit op Marina’s gezicht smeren.
______________

Liefste dagboek,

Ik geloof dat de vloek van Griffel aan het verzwakken is. Vanmorgen waren ze wat lichter van kleur, wat hopelijk het eerste teken is dat die vervloekte puisten weggaan. Het mag wel eens tijd worden, ik heb ze al bijna twee maand. Niet dat het nu nog veel haast heeft. Iedereen heeft ze toch al gezien, en zijn ze – tot mijn grote spijt – gewoon geworden. Ik ga de rest van mijn leven gebrandmerkt zijn als Het-klikkende-meisje-met-een-half-woordenboek-in-puisten-op-haar-gezicht.
Ik wou dat het gewoon overwaaide… Maar mensen vergeten dit niet zo gauw. Perkamentus is nog steeds niet terug, en het leven op Zweinstein gaat van kwaad naar erger. Ik probeer wel beleefd te zijn tegen Omber, omdat ze zo goed bevriend is met de Minister, maar eigenlijk vind ik haar ook maar een tiran. Jammer genoeg denk iedereen nu dat ik haar echt aardig vind, omdat ik de Strijders heb verraden. Op Cho na, heeft iedereen mij laten vallen. Vooral leden van de SvP gooien nog steeds smerige blikken in mijn richting. Ik veronderstel dat ik ze verdien…
Het is eigenlijk raar… Ik kan me weinig herinneren van wat er in het kantoor van professor Perkamentus heeft afgespeeld. Het is één grote wazige vlek...

Ik kreeg een brief van mama deze ochtend. Vader heeft tijdelijk werk gevonden, als bewakingsagent bij een winkel op de Weg-is-weg. Hopelijk hebben ze hem lang nodig…

Oh, ik moet gaan, Cho roept me. Het lijkt alsof ze iets belangrijks te vertellen heeft. Ze lijkt… in paniek. Heeft ze het nou over Je-weet-wel?

Liefs, Marina.





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Jun 06, 2007 9:26 Terug naar boven Sla dit bericht op

Het verhaal van de verraadster.

Nerveus tikte haar hakjes door de stille gangen van het kasteel. Ze stond in tweestrijd; als haar moeder ervan hoorde, dan, dan… “Ben ik dood,” dacht ze, trillend als een riet. “Als ik zo heldhaftig was geweest, was ik verdorie wel bij Griffoendor ingedeeld!” Ze vervloekte haar vriendin, die haar had overgehaald toch mee te doen.
Morgen, had ze via Loena gehoord, moesten ze naar Zweinsveld, daar zou die Potter alles gaan uitleggen. Terwijl ze zich naar Toverdranken haastte, vroeg ze zich voor de zoveelste keer af waarom ze ook alweer had toegestemd.
Toen ze even later hijgend neerplofte op de stoel naast Cho, keek die haar stralend aan.
Marina zuchtte in stilte. “Daar gaat ze weer! Cho’s schoolresultaten waren slechter geworden sinds ze verliefd was op die Potter, en ik snap niet wat ze in hem ziet.”
En inderdaad, Cho barstte onmiddellijk los in een monoloog over waarom Harry zo geweldig was.
‘Weet je, Marina, daarnet zag ik hem lopen, wel met die vervelende meid van Griffel, natuurlijk, maar hij lachte naar me, echt waar!’ Ze keek bepaald hemels en toen ze niet verder sprak, besefte Marina dat er een reactie verwacht werd.
‘Eeeh, oja?’ improviseerde ze, quasi geïnteresseerd. Helaas wat dat voor Cho het teken om verder te gaan.
‘Ja, wat denk jij, zal hij echt niets hebben met die griet van Griffel?’ Marina schudde snel haar hoofd; deze discussie hadden ze al een keer of honderd gevoerd en ze kon de naam van Griffel inmiddels ook al niet meer horen.
Voor het eerst in haar leven was Marina blij dat Sneep binnen kwam, want als hij Cho zo over Potter hoorde praten, was ze haar leven niet meer zeker, Sneep had vreselijk de pest aan Potter om de een of andere reden.
Cho klapte acuut haar kaken op elkaar en kreeg het voor elkaar om de hele les glazig voor zich uit te staren, en ondertussen ook nog een redelijke toverdrank te brouwen. Uiteraard met behulp van Marina, die haar de hele tijd van alles in het oor fluisterde en haar er telkens van weerhield rare dingen in haar ketel te gooien.

De volgende dag hadden zij en Cho al om acht uur afgesproken. Ze mochten pas om tien uur naar Zweinsveld, maar Cho wilde zich uitgebreid mooi maken, zodat Potter haar wel op zou merken. Marina keek haar vriendin verveeld aan, moest een gaap onderdrukken, het zou haar verbazen als Potter haar niet op zou merken, aangezien ze hem al verscheidene keren zijn nek had zien verdraaien als zij en Cho voorbij kwamen. Maar als ze dit tegen Cho zei, giechelde die alleen maar.
Toen Cho dan eindelijk klaar was met zich aan te kleden, make-up op te doen en haar haren te doen, was het tien voor tien en moesten ze zich nog haasten.

Onderweg naar Zweinsveld goot het zo erg, dat Cho alles voor niets had gedaan. Stiekem moest Marina daar wel een beetje om lachen, hoewel het Cho niets scheen uit te maken. Ze had rode wangen en haar haren hingen als een verzopen cavia om haar hoofd heen. Maar die lach bleef, alsof iemand die met een permanente plakspreuk op haar gezicht getoverd had. Marina begon zich eraan te ergeren.
Ze hadden afgesproken in de Zweinskop. Terwijl ze Zweinsveld doorliepen, of eigenlijk renden, aangezien het steeds harder begon te regenen, zag ze net wat mensen naar binnen gaan en ze was blij dat ze niet de enigen waren. Ze sloten zich aan bij het rijtje dat naar binnen liep.
Marina zag Potter meteen; hij was samen met die griet van Griffel, die alles beter wist en die rode van Wemel, zoals altijd eigenlijk. Ze zag hem manisch naar Cho lachen. Cho werd nog roder dan eerst en zwaaide wat suffig naar hem; onzichtbaar schudde Marina haar hoofd.
Onwillekeurig was ze wel nieuwsgierig naar de bedoelingen, en natuurlijk naar de reputatie van Potter die beweerde dat Je-Weet-Wel was teruggekeerd.
Ze had daar wel eens met haar moeder over gesproken, die daar heel fel over was. Dat kon niet zo zijn, had ze gezegd. De minister had verklaard dat het absoluut onzin was en dat Potter aan grootheidswaanzin leed. En ja, de minister die geloofde je gewoon, punt uit!
Daarom groeide haar weerzin van dit gebeuren met de minuut, toen ze Potter het hele verhaal hoorde vertellen over wat er gebeurd zou zijn en ze vond hem een beetje een snoever toen ze al die dingen hoorde over hoe hij Je-Weet-Wel verslagen had. Maar goed, ze kon Cho nou eenmaal niets weigeren en dus, tekende ze het document dat aan het einde langs kwam en daarmee onbewust een akelig lot.
Toen ze eindelijk weg konden uit dat vieze hok - Marina had de hele tijd geprobeerd zo min mogelijk aan te raken - trok ze geïrriteerd een treuzelende Cho mee, die nog snel naar Harry zwaaide.

Een paar weken later was het dan zover; ze zouden elkaar gaan ontmoeten en Harry zou ze wat-dan-ook gaan leren. Waar het zou gaan gebeuren, was een beetje onduidelijk, maar ze moesten naar een gang op de zevende verdieping komen, bij het beeld van Barnabas de Onbenullige. Wat ze daar nou moesten? Marina begreep er niets van, maar Cho had het al dagen nergens anders over, tot Marina’s grote irritatie.
Om zeven uur precies stonden zij en Cho in de gang op de zevende verdieping. Net toen Marina aan Cho wilde vragen hoe lang ze hier nog bleven wachten, kwam Potter eraan. Cho werd op slag weer knalrood en Marina draaide met haar ogen.
Even later zaten ze, tot haar grote verbazing, in een enorme ruimte, die Potter uit de muur leek te hebben getoverd. Ze keek geïmponeerd om zich heen en was onwillekeurig toch wel onder de indruk.
Die eerste “les” viel een beetje tegen. Potter wilde ze leren ontwapenen, wat eigenlijk een eitje was, alleen bakte Cho er niets van, omdat hij in de buurt was. Marina dacht er sterk over om maar eens een andere vriendin te zoeken.
Ze heetten nu “de Strijders van Perkamentus”.

Zo volgden nog een aantal lessen, die uiteraard streng geheim moeste blijven, maar Marina’s geweten begon te knagen. Ze begon er namelijk wel plezier in te krijgen en Potter was best een goede leraar. Hij leerde ze heel goede verdedigingstechnieken. Maar het probleem was, dat zij nog steeds niet geloofde dat er iets te verdedigen viel. Immers, Je-Weet-Wel was echt niet weergekeerd, wat die Potter ook mocht beweren.
Het was bijna kerst en ze zou naar huis gaan. Thuis, waar iedereen trouw was aan de Minister. En thuis waar niemand wist dat zij, samen met Potter, haar familie ontrouw was.
Die avond hadden ze hun laatste les voor de kerstvakantie.
Marina had inmiddels schoon genoeg van Cho, die nu niet alleen verliefd was, maar ook nog eens de ganse dag liep te snotteren. Het was haar een raadsel waarom, en ze had dan ook niet de moeite genomen om te vragen wat nou precies het probleem was.

Die avond was ze alleen naar de kamer van Hoge Nood gegaan. Bijna iedereen had inmiddels de nodige progressie geboekt en ze had er stiekem dan ook best zin in. Toen Potter zei, dat ze alle geleerde dingen nog eens gingen herhalen was ze dan ook oprecht teleurgesteld.
Cho kwam als laatste binnen en had, zoal tegenwoordig meestal, roodomrande ogen van het huilen. Ze zag Potter naar haar kijken.
Toen de les afgelopen was had ze geen zin om op Cho te wachten en liep meteen weg.
Toen ze tien minuten later zat te wachten in de leerlingenkamer, begon ze zich zorgen te maken. Meestal duurde het niet zolang voordat iedereen terug was en Loena was ook al eeuwen terug.“Ze zou toch niet gesnapt zijn…” dacht Marina.
Net toen ze al haar moed bij elkaar geraapt had en op wilde staan om te gaan zoeken - het was nu een half uur later - ging de deur van de leerlingenkamer open en stapte een stralende Cho binnen.
Marina zette haar handen een beetje nijdig in haar zij; “Waar bleef je nou! Ik maakte me…”
Maar verder kwam ze niet omdat Cho weer in huilen uitbarstte, alleen leken het dit keer vreugde tranen. Marina keek haar verbaasd aan, toen Cho iets zei van “Ikhebmetmgezoent!!”
“Pardon?” vroeg ze en probeerde haar mond niet open te laten vallen.
“Ik heb met Harry gezoend!!!” zei Cho nog eens, maar nu iets vertaanbaarder en duidelijk blij, hoewel haar wangen nog nat waren van de tranen.
Die avond lag Marina lang wakker; morgen zou ze naar huis gaan, ze had er een hekel aan om dingen geheim te moeten houden; ze kon dat niet en ze zag er dus als een berg tegenop.

De volgende dag thuis, begon heel gezellig. Ze had haar ouders omhelst en haar moeder had lekker gekookt. Maar aan tafel begon het al… Haar moeder zei tegen haar vader: “Ik sprak vandaag de Minister nog.” Marina had altijd gevonden dat haar moeder belangrijk werk deed en vond het altijd erg interessant als ze over de Minister sprak, maar nu draaide haar maag zich om.
“Hij had gehoord dat Dorothea Omber zulk goed werk verricht op Zweinstein! Alle leerlingen lopen met haar weg!” Ze keek Marina vriendelijk aan, terwijl ze een hapje vlees in haar mond stopte. “Wat vind jij van Professor Omber, liefje?” Marina knikte wezenloos en lachte mechanisch, maar durfde verder niets te zeggen.
Haar moeder keek haar bevreemd aan, misschien ook omdat ze daarna het eten nauwelijks nog aanraakte.
Die avond kwam Marina’s moeder bij haar op bed zitten. “Zeg eens meisje, wat is er allemaal aan de hand?” Marina kon zich met moeite beheersen; het lag op het puntje van haar tong om alles te vertellen. Uiteindelijk had haar moeder geloofd, dat er niets aan de hand was. Hoewel haar moeder zeer argwanend was en de verdere vakantie steeds maar herhaalde hoe betrouwbaar het ministerie was en professor Omber. En vooral, hoe onbetrouwbaar Harry Potter was en hoe goed Omber het zou doen als schoolhoofd.
Enfin, dat liep dus precies zoals ze had verwacht, hoewel ze trots op zichzelf was dat ze niets verteld had.

Met lood in haar schoenen liep Marina de daarop volgende week door het kasteel; ze had het gevoel dat het zwaard van Damocles boven haar hoofd hing.
Tot ze op een zeker dag bij professor Omber geroepen werd. “Juffrouw Elsdonk?” vroeg ze met een mierzoet lachje, dat ze waarschijnlijk voor vriendelijk hield. Marina knikte gedwee.
“Ja, Professor?” vroeg ze braaf.
“Ik zou u graag even zien, na de les.” Marina slikte nerveus en Cho keek haar een beetje raar aan.
“Oke, professor.” zei ze benepen. Die les was professor Omber weer haar eigen mierzoete zelf en worstelden ze nog steeds het oersaaie boek door - ze waren nu bij hoofdstuk 40 - .
Na de les bleef Marina zitten in haar bankje en keek Omber bloednerveus aan. Cho keek haar bemoedigend aan en knipoogde. Marina staarde voor zich uit.
“Zo, hoe is het met uw moeder?” begon Omber toen iedereen het lokaal had verlaten. Marina stotterde: “Goe-hoed, professor”
“Waar ben je toch zo nerveus over, meisje, van mij heb je niets te vrezen hoor, ik ben je vriendin.”
Toen brak Marina. Aan één stuk door vertelde ze alles. Van de Strijders Van Perkamentus, tot Harry en de kamer van Hoge Nood. Echter wat toen gebeurde, dat overtrof al haar nachtmerries tot dan toe. Ze voelde een vlammend hete pijn over haar gezicht gaan en Omber keek haar met open mond aan.
“Juffrouw Elsdonk, ik ben zeer blij dat u mij dit alles verteld hebt en ik zou u graag vanavond om acht uur op mijn kantoor zien, maar nu moest u maar even naar Madame Plijster gaan.”
Marina vluchtte weg en bevoelde haar nog steeds warme gezicht.
Ze holde een toilet in, op weg naar een spiegel. Toen ze in de spiegel keek, zag ze dat er grote puisten op haar gezicht waren verschenen, die het woord “KLIKSPAAN” vormden.
‘GRIFFEL!!!!’





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Jun 06, 2007 18:55 Terug naar boven Sla dit bericht op

Nieuwe start

Het was al weer bijna kerstmis en de kerstvakantie zat er aan te komen en de leerlingen in de leerlingenkamer van Ravenklauw begonnen al flink in de vakantiestemming te komen. In een hoek zat, zoals eigenlijk het hele jaar al, Cho, huilend bij haar vriendin Marina. Marina was het hele jaar al het steun en toeverlaat van Cho, die Carlo Kannewasser nog steeds erg veel miste. Vanavond was de laatste SVP bijeenkomst voor de vakantie, en Cho had eigenlijk niet zoveel zin in om te gaan.
“Maar het is juist beter om te gaan, zo kun je Carlo even vergeten en weer je aandacht op Harry zetten” zei Marina om Cho wat op te vrolijken.
“Maar Carlo was zo uniek, zelfs als ik bij Harry in de buurt ben, kan ik hem niet vergeten.”
“Misschien met je eens een stap verder gaan met hem?” vroeg Marina.
Inderdaad, dacht Cho, misschien kan ik dan Carlo een plaatsje geven. Vanavond zal ik Harry Potter kussen.

Die avond gingen Cho en Marina samen tegen acht uur naar de Kamer van Hoge Nood. De hele avond ging voor Cho als een vage gloed voorbij. Uiteindelijk klonk toch het laatste fluitsingnaal van Harry en begon de rest langzaam het lokaal te verlaten.
“Weet je zeker dat je het gaat doen vanavond?” vroeg Marina voor de laatste keer.
“Ik weet het heel zeker, anders komt het nooit ervan en blijf ik altijd bij Carlo hangen”.
“Maar moet je niet eerst naar de leerlingenkamer om je op te dutten?” vroeg Marina duidend op de tranen over haar gezicht.
“Nee, ga maar vast” zei Cho tegen Marina en Marina verliet de kamer.
Cho keek nog omzich heen om te kijken of iedereen weg was en keek toen naar Harry die de kussens aan het goed leggen was.
Cho kon zich niet meer inhouden en snikte hartverscheurend. Ze dacht weer aan Carlo en of hij het had overleefd als hij ook deze lessen had gehad.
Harry draaide zich om en keek haar aan.
“Wat -?”
Harry leek niet uit zijn woorden te kunnen komen.
“Wat is er?” vroeg hij zwakjes.
Cho veegde de tranen van haar gezicht.
“S-sorry,” zei ze gesmoord, “Ik denk... het komt... nu we deze dingen oefenen... vraag ik me af... of hij nog zou leven... als hij dit ook geleerd had.”
Harry keek haar raar aan, net alsof hij er niet hier over wilde hebben.
“Hij hád dit ook geleerd, hij was er zelf zelfs heel goed in, anders had hij nooit het centrum van de doolhof kunnen bereiken.” zei Harry bedrukt, “Maar als Voldemort je echt dood wil hebben, maak je geen schijn van kans.”
Bij het horen van de naam kreeg Cho van de schrik de hik.
“Jij hebt het wel overleeft, als baby.” zei ze zacht.
“Tsja,” zei Harry terwijl hij naar de deur liep omdat hij waarschijnlijk graag weg wilde. “Ik weet niet waarom. Dat weet niemand, dus is het niet iets om trot op te zijn.”
Cho dacht dat Harry de kamer wilde verlieten en zei snel “O, ga nog niet weg” terwijl Cho het bijna niet meer hield aan de gedachte van Carlo en Jeweetwel. “Het spijt me dat ik zo van streek ben... dat was niet m'n bedoeling...”
Terwijl er weer een hik omhoog kwam voelde Cho duidelijk dat haar ogen rood en gezwollen waren, van al dat gehuil de afgelopen dagen.
“Ik weet dat het vreselijk voor je moet zijn,” zei ze terwijl ze Harry goed aankijk en zag dat hij graag weg wilde, “Dat ik over Carlo begin terwijl jij hem hebt zien sterven... je wilt het zeker het liefst vergeten?”
Harry zei niets terug maar Cho zag aan hem dat hij het daarmee eens was, maar dat durfde hij niet te zeggen.
“Je bent een h-heel goede leraar,” zei Cho om geen stilte te laten vallen. “Ik heb nog nooit iemand kunnen Verlammen.”
“Bedankt.” zei Harry toch enigzins opgelaten.
Ze keken elkaar aan het Cho dacht dat het nu moest gebeuren omdat Harry volgens haar heel graag weg wou. Ze keek even omhoog.
“Maretak,” zei Cho en wees naar de maratak boven hun hoofden.
“Ja,” zei Harry schor, “Waarschijnlijk zit het vol Nurgels.”
“Wat zijn Nurgels?” dacht Cho hardop.
“Geen idee,” zei Harry terwijl Cho weer een stap dichter naar hem toe deed. “Dat moet je aan Lijpe Loena vragen, bedoel ik.”
Cho wist niet wat ze moest doen, lachen om de grap of denken aan Carlo. Ze maakte een vreemd geluid dat tussen een snik en een lach hield. Ondertussen stond Cho vlak voor Harry en keek hem recht in zijn prachtige groene ogen aan.
“Ik vind je echt heel aardig, Harry.”
Cho bewoog haar lippen steeds meer naar die van Harry. Ze kon zien dat Harry verbaasd keek en deed toen haar ogen dicht.
Toen de lippen van Cho de lippen van Harry raakte voelde ze zich helemaal weer verlost van de gedachte van Carlo. Even later hielden ze op met zoenen.
“Nou dat was...” begon Harry verstomp.
“Ik hou echt van jouw, Harry” zei Cho en verliet de kamer.

Toen Cho in de leerlingenkamer kwam zat Marina al op haar te wachten.
“En, is het gelukt?” vroeg ze gelijk toen Cho bij haar kwam zitten.
Cho knikte, ze kon nog niks zeggen van het zalige gevoel dat ze nog steeds voelde in haar hele lichaam.
“Hoe was het?”
“Het was nog wel moeilijk, om Carlo van me af te zetten, maar uiteindelijk...” zei Cho alsof ze in de zevende hemel was beland.
“Wanneer zien jullie elkaar weer?” vroeg Marina gretig.
“We hebben nog geen afspraak gemaakt, al je dat bedoel.” zei Cho en kon een grote geeuw niet onderdrukken. “Als je niet erg vind, ga ik nu naar bed, truste”.
“Truste Cho.”

Cho besloot om de volgende aan Harry te vragen of hij met haar uit zou willen gaan.
De volgende dag bij het ontbijt keek Cho steeds naar de tafel van Griffoendor, maar Harry was nergens te zien. Ze kon alleen Hermelien vinden, zelf zijn beste vriend Ron was nergens te bekennen. Toen Hermelien opstond om naar de leerlingenkamer te gaan, stond Cho op en liep naar haar toe.
“Hoi Hermelien” zei Cho en zag dat Hermelien een beetje schrok.
“Hallo Cho, wat is er?” vroeg ze snel.
“Waar is Harry, ik heb hem vandaag nog helemaal niet gezien?” vroeg Cho terwijl ze weer om haar heen keek of ze toevallig hem niet ergens zag lopen.
“O, Harry is samen met Ron naar Rons huis gegaan vanwege een noodgeval met Rons vader.” zei Hermelien nogal nuchter.
“O, wat is er dan met zijn vader?” vroeg Cho enigzins verbaasd om het plotselinge vertrek van Harry.
“Dat weet ik niet, sorry” antwoordde Hermelien, “Maar ik moet weg, anders mis ik de trein naar Londen.” zei Hermelien en liep op een drafje weg.

De vakantie sloop heel langzaam voorbij, maar uiteindelijk was toch de eerste lesdag weer aangebroken.
Toen Cho na bezweringen richting de leerlingenkamer liep zag ze Harry op de gang staan samen met Ron en Hermelien.
“Hoi, Harry” zei ze toen ze achter Harry stond. Harry draaide zich snel om en schrok van haar plotselinge verschijning.
“O, hoi.” zei hij verschrikt.
“Nou, wij zijn in de bieb,” zei Hermelien snel en sleepte Ron tegen zijn wil in mee.
“Leuke vakantie gehad?” vroeg Cho erg opgelaten omdat ze eindelijk weer met Harry sprak.
“Ja, best wel.” zei Harry redelijk verbaasd.
“Ik heb eigenlijk niet veel bijzonders gedaan,” zei Cho snel en zeer opgelaten. “Eh... volgende maand mogen we weer naar Zweinsveld. Heb je het gezien?”
Dat was inderdaad waar, Cho had vanmorgen in de leerlingenkamer een briefje zien hangen waarop stond van studenten op 14 februari naar Zweinsveld mochten.
“Wat?” reageerde Harry verbaast, “O, nee, ik heb nog niet op het prikbord gekeken.”
“Ja, op Valentijnsdag...”
“O ja?” zei Harry, nog steeds raar kijkend. Cho zag dat het hem ging dagen, maar nog niet helemaal, “Nou, je wilt zeker graag -?”
“Alleen als jij ook wilt,” onderbrak Cho Harry zeer gretig omdat ze niet wou wachten totdat Harry uitgedacht was.
Harry staarde haar, alsof hij had verwacht dat ze wat anders wou vragen.
“Ik – eh -” begon hij.
Cho raakte van slag, ze dacht dat Harry niet met haar uit wilde, “O, het geeft niet als je geen zin heb. Maak je geen zorgen, Ik – ik zie je nog wel.”
Cho liep verlamd en verslagen langzaam weg van Harry.
“Cho! Hé – CHO!” klonk het hard achter haar.
Cho was al halverwege de marmeren trap gekomen toen ze verbaast omkeek.
“Eh – heb je zin om op Valentijnsdag met mij naar Zweinsveld te gaan?”
“Ooo, ja!” zei Cho terwijl ze voelde dat haar hoofd vuurrood werd, maar toch glimlachte ze omdat ze eindelijk een date had met Harry Potter.
“Nou... prima... dat is dan afgesproken.” zei Harry en liep bijna huppelend de trap af.
Cho keek helemaal verliefd naar Harry die de trap afliep, en liep vervolgens de trap weer op richting de leerlingenkamer.
Die avond ging Cho naar bed met het gevoel dat het een perfecte dag geweest was. Ze had eindelijk een afspraak met de beroemde Harry Potter, en nog wel op Valentijnsdag!
Niets kon meer een gelukkige, lange relatie met hem in de weg staan, echt helemaal niets meer!





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Jun 06, 2007 18:58 Terug naar boven Sla dit bericht op

Opeens liet je mijn hand los.

Michel liep verveeld langs zijn bed, ging erop zitten, stond weer recht en ging weer zitten. Hij kon het zich maar niet voorstellen, waarom was het ook al weer? Hij vond het maar een heel erg dom excuus van haar, omdat je te veel zaagt over Zwerkbal. Maar was het dat wel, of had ze nog iets anders gezegd? Hij dacht diep na en kwam toen tot het besluit dat ze omdat je te veel zaagt over het feit dat Ravenklauw van Griffoendor had verloren bij Zwerkbal had gezegd. Maar dat was niet eerlijk! Akkoord, hij had wel wat gezaagd erover en misschien wel vrij veel.
Maar hé, kon hij het helpen dat haar Afdeling veel te goed speelde?
Kon hij het helpen dat hij het erg vond dat ze hadden verloren?
Kon hij het helpen dat zij het niet kon accepteren dat hij dat erg vond en erover klaagde?
Ze was tenslotte toch zijn vriendin? Ze moest dan toch wat begrip ervoor kunnen opbrengen? Ach wat, ze was weggegaan, had hem verlaten en zou nooit terugkeren. Hij had nu Cho, maar dat was toch niet hetzelfde. Hij wist niet eens of hij wel echt van haar hield, het stond echter vast dat het gevoel van bij Ginny er niet was, maar dat zou hij waarschijnlijk met niemand meer hebben. Moedeloos liet hij zich op het bed vallen met haar foto in zijn handen geklemd. Een eenzame traan baande zich een weg over de wang van Michel Kriek.
___________________________________________________________________________

Michel kwam Ginny bij het portretgat van Griffoendor ophalen. Ze waren al ongeveer een jaar samen, waar hij enorm trots op was. Ginny was een van de populairste meisjes van de school, ze was knap, maar bovenal, ze hield van hem en hij van haar. Dat een jaar volhouden, was al een hele prestatie op zich. Hij pakte haar hand vast en glimlachte dolgelukkig naar haar toen ze weg stapten.
“Wat had je voor vandaag gepland?” vroeg hij haar vrolijk, hij keek haar verwachtingsvol aan en zocht naar haar ogen. Ginny ontweek zijn lach echter en probeerde hem niet aan te kijken, dat was wel duidelijk.
“Ik was van plan gewoon wat bij het meer te zitten,” zei ze gemaakt enthousiast. “Lekker romantisch, toch?” Michel merkte dat ze dat niet oprecht zei, hij begon wat bezorgd te worden.
“Is er iets?” hij probeerde nog steeds tevergeefs haar blik op te vangen. Wat hád ze toch? Ginny schudde snel haar hoofd en Michel haalde zijn schouders op. Haar probleem. “Weet je,” begon hij. “Ik vind het toch wel spijtig dat Griffoendor gewonnen heeft. Had je niet wat slechter kunnen spelen om mij een plezier te doen? Dat zou wel mogen, hoor, ik ben tenslotte je vriendje.” Nu trok Ginny abrupt haar hand uit de zijne en keek hem ziedend aan.
“Wanneer!” riep ze verschrikkelijk luid. “Oh, God, wanneer ga je nu eindelijk eens zwijgen over die stomme Zwerkbalwedstrijd?” Ze ademde diep in en uit, haar romp bewoog fel op en neer en ze was zowat buiten adem van woede. Michel keek haar geschrokken aan, er is echt iets mis vandaag. “Het is toch niet míjn schuld dat jouw team rotslecht speelt?!” Nu was het zijn beurt om kwaad te worden.
“Wablief?!” vroeg hij geschrokken en kwaad tegelijk. “Dat neem je nu terug!” Ginny haalde even een glimlach tevoorschijn die niet faker kón zijn.
“Oh, dat doe ik niet,” zei ze nu. Ze schijnt het precies nog amusant te vinden. “Ik ga me niet verontschuldigen aan iemand die me al een jaar lang onderdrukt.” Michel keek haar stomverbaasd aan.
“Wat..?” bracht hij zwakjes uit.
“Ja, Michel,” begon ze weer luider. “Ónderdrúkken, of ken je dat woord soms niet? Zou me niets verbazen, ik snap überhaupt niet wat ze in Ravenklauw met je moeten aanvangen, je bent zó ongelooflijk dóm!” Hij zakte bijna door zijn knieën, had ze dat altijd al gedacht? Was hun relatie één grote leugen geweest?
“Maar..” hij kon zijn zin echter niet afmaken, Ginny onderbrak hem weer.
“Ik mag nooit een mening hebben van je,” tierde ze nu zowat. Michel kon wel door de grond zakken van schaamte. “Ik mag zelfs mijn enige afleiding van jou niet doen! Zélfs Zwerkbal wil je van me afpakken! Ik ben je kótsbeu, Michel Kriek!” Hij greep vliegensvlug haar pols beet en hield deze stevig vast.
“Hou je alsjeblieft op?” smeekte hij, maar toch op een gebiedende manier. “Iedereen kijkt naar ons, heb je enig idee hoe hard je jezelf belachelijk maakt, hoe je míj voor schut zet?” Ginny leek haar oren niet te kunnen geloven.
“Zelfs op dít punt kan je het niet opbrengen even níét aan jezelf te denken?” vroeg ze vol afgunst. “Ik snap echt niet wat ik óóit in jou heb kunnen zien.” Ze rukte haar hand los en gaf hem nog een vuile blik vooraleer kwaad weg te lopen en te roepen dat het uit was tussen hen. Hij keek haar met open mond na. Wat bezielt haar toch? Normaal is ze altijd zo lief en, hoewel dat al veel verminderd is, verlegen. Nu opeens staat ze mij uit te jouwen waar iedereen het kan zien, dacht hij. Snel liep hij ook weg, het was niet nodig langer in de massa te blijven staan. Ze zouden hem toch alleen maar uitlachen, publiekelijk je vriendin verliezen is toch wel gênant.

De komende weken had hij veel steun gekregen van Cho, die hem altijd moed insprak. Op een dag kwam ze in de leerlingenkamer naast hem zitten, ze greep zijn hand vast. Hij keek op en glimlachte flauwtjes.
“Bedankt dat je zo voor me klaar staat,” mompelde hij tegen haar. “Ik zou echt niet weten wat te doen zonder jou.” Cho glimlachte breed terug.
“Ach,” begon ze serieus. “Ik weet wat je doormaakt, ik heb het in een erger stadion meegemaakt.” Michel keek op, dat was waar ook, vorig jaar had ze Carlo verloren.
“Juist,” zei hij toen. “Ik was het al vergeten, sorry. Hoe ben je er ooit overheen gekomen?” Cho schudde haar hoofd.
“Ben ik niet,” hij kon aan haar stem horen dat ze nét niet weende. “Ik leer gewoon leven met de leegte, na een tijdje raak je dat gewend.” Michel kneep bemoedigend in haar hand.
“Heeft Potter je dan geen klein beetje geholpen?” vroeg hij nieuwsgierig. Ze hadden toch gekust? Ik dacht dat ze dan wel over Carlo heen zou zijn. Wederom schudde Cho haar hoofd.
“Hij bedoelde het natuurlijk wel goed,” zei ze zachtjes, terwijl ze duizenden tranen moest onderdrukken. “Maar nee, eigenlijk heeft hij me alleen maar herinnerd aan Carlo en aan wat ik en Carlo hadden.” Ze beet op haar lip. “En aan wat ik en hij nooit zouden hebben.” Michel sloeg een arm om haar heen.
“Kom,” suste hij. “Niet wenen, je hebt het tot nu toch al overleefd en je zei daarnet nog dat je ermee leert leven. Het komt wel goed.” Ze glimlachte waterig naar hem.
“Ik zag het eigenlijk al wel aankomen,” besloot ze te zeggen. “Dat jij en Ginny uit elkaar zouden gaan.” Michel zette een vragende blik op.
“Hoezo?” vroeg hij nieuwsgierig. Cho wierp haar haren naar achteren.
“Gewoon,” zei ze. “Hoe Ginny altijd van die blikken wierp op Daan Thomas, die jongen die bij Harry in de klas zit. Het zag er gewoon niet echt goed uit voor jullie, ze keek constant naar hem. Van het moment dat jij blik ook maar één centimeter afwendde, zat ze al naar dat joch te geilen. Ik had echt met je te doen. Geloof me, je bent beter af zonder haar.” Michel kreeg tranen in zijn ogen. Eerst even beet Cho twijfelend op haar lip, maar toen pakte ze zijn kin met haar wijsvinger en tilde zo zijn hoofd lichtjes naar omhoog. Zo kon hij haar blik niet ontwijken.
“Niet wenen,” glimlachte ze naar hem, hoewel ze zelf de tranen weer voelde opborrelen. Onzeker boog ze wat dichter naar hem toe en drukte haar lippen op de zijne. Nog geen seconde later trok ze zich terug weg. “Ik weet niet,” zuchtte ze toen ze zijn vragende blik zag. “Kunnen we dit wel doen? Ik bedoel dat jij nog maar net door Ginny bent gedumpt en wel ja, technisch gezien heb ik niemand, maar ik denk dat Harry misschien anders denkt.” Michel grijnsde eens naar haar.
“Natuurlijk kunnen we dit doen!” zei hij lachend. “Ik heb er niets op tegen en jij zei toch dat Harry je niet kon helpen, misschien ik wel?” Cho keek nog even bedenkelijk.
“Ik weet het niet, hoor,” aarzelde ze. Michel legde een vinger op haar mond.
“Zwijg maar,” glimlachte hij. “Je zal het spoedig ontdekken.” Hij haalde zijn vinger van haar mond en drukte zijn lippen erop in de plaats. Ze zakten beiden wat meer de zetel in en raakten verwikkeld in een innige kus.
___________________________________________________________________________

Snel veegde hij de traan die over zijn wang gleed weg. Het verdriet van enkele minuten eerder maakte plaats voor woede en afkeer.
“Hoe kón ze?” mompelde hij verbitterd. “Hoe kon ze het in haar hoofd halen me af te danken als een hoopje stront?” Hij keek nog één keer naar haar foto, ze stonden samen aan het meer en zwaaiden vrolijk. Ooit waren ze dan toch gelukkig geweest. Woedend verscheurde hij de foto. “Véél plezier met je Daantje, Ginny!” Hij greep een stukje perkament en krabbelde dat er snel op. Vluchtig vouwde hij het stukje perkament op, stak het in een enveloppe en propte er de verscheurde foto bij. Op de omslag stond er in hanenpoten ‘Ginny Wemel’. Hij gaf het aan zijn uiltje en zei het haar meteen te brengen. Geeuwend keek hij op zijn horloge. Al zo laat? dacht hij. Dringend tijd om te gaan slapen. Hij wou dat hij haar gezicht kon zien toen ze de brief las. Zou het haar ook maar iets kunnen schelen? Of had ze hem al uit zijn hoofd gebannen?
De volgende dag zat zijn uiltje al weer in zijn kooi en lag er een briefje op zijn bureau waar in sierlijke letters ‘Michel’ op stond, het was Ginny’s geschrift. Nieuwsgierig plooide hij het briefje open. Hij liet een uitermate geïrriteerde zucht uit zijn mond ontsnappen en liep naar buiten. Hij had vandaag afgesproken met Cho, misschien moest hij maar eens vertrekken. Het briefje lag verwaarloosd op het bed. Het mooie geschrift van Ginny was duidelijk leesbaar.

Zal ik zéker doen, Michel, bedankt dat je het me zo vriendelijk (ahum) toewenst.





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Jun 06, 2007 19:14 Terug naar boven Sla dit bericht op

Voor Harry

De tranen gleden over mijn gezicht. Woedend stond ik op.
‘Ik zie je nog wel, Harry,’ zei ik zacht. Met snelle pasjes verdween ik uit het café.
Hoe durfde hij? Hij zou juist beter moeten weten. Ik vroeg iets simpels en dan gaat hij nog lachen ook. Ik hoorde hem nog mijn naam noemen, maar ik reageerde er niet op.
Met snelle kleine pasjes liep ik door de steegjes en straatjes van Zweinsveld. Mijn gezicht was nat en ook delen van mijn haren waren nat geworden van de tranen. Druppels drupten op mijn kleding en de grond. Ik lette alleen op de voeten van de mensen, niet op de mensen zelf. Ik wilde niet zien welke bekenden ik tegen kwam, hoewel ik niet veel mensen tegenkwam.
De regen gleed langs mijn gezicht en mijn rug. Mijn kleding begon natter en natter te worden. Ik begon te rennen. Elke keer wanneer ik in plas met een van mijn voeten terecht kwam, spetterde het water op, waardoor mijn panty doorweekt was. Er zaten moddervlekken op mijn witte panty. Waarschijnlijk zag ik er niet uit. Maar dat kon mij niks schelen, ik wilde zo snel mogelijk op Zweinstein zijn.
‘Goh Chang, ik had niet verwacht dat Potter al zo snel van je af wou. Of zoende hij zo slecht dat je er van moest huilen?’ zei de kattige stem van Park. Haar vriendinnen lachten luid en Park had een grijns op haar gezicht. Woedend keek ik haar aan.
‘Ik weet dat je jaloers bent, Park, omdat jij Harry niet kan krijgen. Maar dan hoef je niet zo te gaan doen. Dan krijg je Harry echt niet hoor,’ zei ik boos. Park trok haar wenkbrauw op en de vriendinnen schoten in de lach. Lachend liep de groep Zwadderaars verder. Ik rende weer verder, af en toe bijna uitglijdend, maar me altijd staande houdend. Uit eindelijk viel ik wel en ik kwam met mijn boven lichaam in een rozenstruik terecht. Mijn gezicht en armen begonnen te bloeden door scherpe doorns die aan de struik zaten. Snel stond ik op en rende verder, niet denkend aan alle wonden die ik door de val had gekregen. Ik bande de stekende pijn in mijn knie uit mijn hoofd en richtte alle aandacht aan de weg en de plassen.
Toen ik bij school aan was gekomen kwam mijn beste vriendin, Christine, aanrennen. Ze keek me geschrokken aan en omhelsde me. Ik merkte dat mensen naar ons keken, naar mij keken, maar daar lette ik niet op.
‘Stil maar Cho, alles komt goed,’ fluisterde ze in mijn oor. Ze vroeg me niet wat er gebeurd was, en daar was ik blij om. Het enige wat ze deed was me omhelsen en me troosten en dat maakte me gelukkig. Ze trok me mee naar de slaapzalen, fluisterde heel rustig zachte woorden in mijn oor. Ik glimlachte door mijn tranen heen en verdween de badkamer in om me schoon te maken. Zo kon ik natuurlijk niet de Grote zaal in als ik wilde lunchen. Daarna zou ik wel vertellen wat er was gebeurd. Als ik er klaar voor was, als ik niet meer aan hem dacht. Ik draaide de douche open en verdween in een wolk van hitte.
‘Het werd ‘s tijd,’ zei een van mijn “vriendinnen”. Die, in tegenstelling tot mij, een oppervlakkige tut was. Ik leek dan wel een oppervlakkige tut, maar ik was het niet. Ik was meer dan dat. Mijn grootste probleem was niet dat ik geen mode-bewuste kleding had. Zij vonden elk ander probleem minder belangrijk, wat ik op momenten zoals nu, als ik mijn hart wilde luchten, heel vervelend vond.

---

Er waren alweer een paar dagen voorbij gegaan toen er op alle prikborden op het bord een briefje hing waar op stond dat het blad De Kibbelaar verboden was. Al snel hadden mijn “vriendinnen” en ik het blad in handen gekregen. Het interview van Harry had ik er uit gescheurd en zo betoverd dat als ik het niet las, het een stuk leeg perkament leek. Toen ik had bedacht dat ik me maar bij Harry moest verontschuldigen hield Omber me aan. Ik moest mijn tas legen zodat ze kon zien dat ik geen Kibbelaar in bezit had. Gelukkig had ze niet in de gaten dat het lege perkament eigenlijk het interview met Harry was. Ik zuchtte en stopte alles in mijn tas. Gelukkig hielp Marina me met alles in mijn tas te stoppen.
Toen ik bij Harry aan kwam pakte ik zijn hand vast en fluisterde zacht in zijn oor:
‘Het spijt me echt vreselijk. Dat interview was zo dapper... ik moest er gewoon van huilen.’ Ik gaf een kus op Harry’s wang en liep toen verder naar Geschiedenis van Toverkunsten.

Ik kraste op het stuk perkament. Eigenlijk moest ik aantekeningen maken van wat professor Kist zei, maar het was zo saai en nutteloos dat ik me dood verveelde. Het hele perkament stond vol met hartjes waarbij de letters C en H waren geschreven. Ook had ik bloemetjes en zonnetjes getekend. Ik merkte dat Marina naar me keek. Ik deed net alsof ik aan het luisteren was naar professor Kist. Niet dat ik dat deed, maar als ik deed alsof dan kon ik tenminste Marina buitensluiten en zou ze niks zeggen. Niet dat ik haar niet aardig vond, maar ze kon soms nog al vervelende vragen stellen die, als je je niet goed voelde, heel erg iritant konden zijn.
Het gemompel van professor Kist stierf weg. Een licht gesnurk kwam er voor in de plaats. Ik draaide mijn hoofd en zag dat het grootste gedeelte van de klas aan het slapen was. Op het bord stond het huiswerk. Met een spreuk liet ik alles van mijn blad verdwijnen en ik begon met schrijven van het opstel. Ik had dat gezeur van professor Kist niet nodig om geschiedenishuiswerk te maken. Dat kon ik met gemak met alleen een boek.
‘Cho?’ Het was een van mijn andere “vriendinnen”, die mijn aandacht probeerde te krijgen, ik draaide me om en keek haar vragend aan. ‘Mag ik weten wat er is gebeurd in Zweinsveld? Ik bedoel, je kwam zo gehavend en gebroken terug dat er wel iets moet zijn gebeurd.’ Ik schudde mijn hoofd en draaide me om. Als ik het iemand zou vertellen, was dat mijn beste vriendin. Die zou niks doorvertellen, die was met mij bevriend om wie ik was niet om wat ik was. Ook zou ik het misschien aan Marina vertellen. Ik vertrouwde haar. De rest van mijn “vriendinnen” waren alleen met mij bevriend omdat ik populair was niet omdat ze me aardig vonden ofzo.
Ik zuchtte, mijn lange, zwarte haren voor mijn gezicht vallend. Voor buitenstaanders was mijn gezicht niet meer te zien. Ik had een gordijn van zwarte haren om mijn gezicht.
Een glimlach sierde mijn gezicht toen ik dacht aan wat Harry ooit tegen mij had gezegd. “Je bent mooi wanneer je boos bent, weet je dat? Net zoals je mooi bent wanneer de zon op je schijnt en je haar schijnt als de zon zelf.” Het was geweest toen ik een keer boos was geworden. Ik kon me nog herinneren dat ik hem woedend een klap had gegeven, maar het leek hem niet te deren. Hij lachte er alleen maar om. Zoals hij altijd lachte wanneer ik boos was. Zo probeerde hij blijkbaar zijn problemen weg te werken. Of hij vond het leuk om mij boos te maken. Ik wist het niet.
Marina schudde me heen en weer. Geschrokken verdween ik uit de gedachtewereld en keerde ik terug op aarde.
‘De bel is gegaan,’ zei ze zacht. Ik glimlachte naar haar en begon mijn spullen in te pakken. Ik zuchtte. Ik wou dat de schooldag voorbij was. Want ja, sommige Ravenklauwers houden nou eenmaal niet zo heel erg van school en de laatste paar dagen hoorde ik bij die sommige Ravenklauwers. Lachend liepen we door de gangen van Zweinstein. Eigenlijk vond ik het helemaal niet grappig wat mijn “vriendinnen” vertelden, maar ik kon moeilijk doen alsof ik het helemaal niet grappig vond, dus lachte ik maar. Marina en Christine keken me bezorgd aan. Het leek wel alsof ze door mijn masker heen keken. Alsof ze wisten dat ik me helemaal niet goed voelde, dat ik maar deed alsof alles goed was. Maar ik was er heilig van overtuigd dat alles weer goed zou komen, dat Harry ervoor zou zorgen ik me beter zou voelen. Christine wierp nog een keer een bezorgde blik op me en toen verdween ze. Ik wist dat ze de drukte van mijn “vriendinnen” maar niks vond, omdat ze wist waarom ze vriendinnen met me waren. Ze wist dat zij geen vriendinnen meer met me zouden zijn als ik niet meer populair was, omdat je natuurlijk geen vriendin was van iemand die niet populair was.
Even sloot ik mijn ogen. Precies op dat moment werd ik uit de groep gehaald door Harry. Hij fluisterde wat in mijn oor en verdween toen weer in de menigte. Mijn “vriendinnen” keken me vragend aan. Ik zei niks. Ik liep door en vertelde de laatste roddel. Iets wat mijn “vriendinnen” leuk vonden om te horen.

Ik leunde tegen de schouder van Harry aan. Hij had een arm rond mijn middel geslagen. We zaten samen van de zonsondergang te genieten. Ik had weer een gemeende glimlach op mijn gezicht. Een boos bonbons lag voor ons en in tegenstelling van wat mijn “vriendinnen” zouden denken, nam ik er af en toe wel eentje van. Soms stopte Harry ze in mijn mond. Ik lachte elke keer opnieuw wanneer hij dat deed. Ik vond het fijn om bij hem te zitten en samen te lachen.

Het onderwerp Carlo Kannewasser had ik achter me gelaten. Ik deed het voor Harry, niet voor Carlo.





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Do Jun 07, 2007 18:35 Terug naar boven Sla dit bericht op

De Gouden Munt

Marcel zit in één van de rode leunstoelen in de leerlingenkamer van Griffoendor. In de lichtblauwe ogen waarmee hij uit het raam staart, ligt een rusteloze blik. Zijn vingers spelen gedachteloos met een Galjoen.
Het is twee uur in de nacht en terwijl zijn klasgenoten allemaal diep in slaap zijn, zit Marcel in zijn pyjama naast het haardvuur. Onbewust leunt hij iets opzij in een poging wat van de warmte van het vuur op te vangen. Hij heeft zijn ochtendjas vergeten aan te trekken toen hij zo voorzichtig mogelijk de slaapzaal verliet, het bed waarin hij onrustig heeft liggen woelen, achter zich latend.
Maar ook de vreedzame stilte van de leerlingenkamer of het rustig voorbijdrijven van de wolken kunnen de beelden in zijn hoofd niet stoppen.

De foto van een donderharige heks die hem arrogant aankijkt, een bijna spottende lach om haar lippen. Langzaam verandert het beeld. Haar donkere ogen veranderen in smaragd. Het lange onverzorgde haar lijkt korter te worden en toont een litteken wanneer het haar op het voorhoofd vanéén wijkt. Harry. In de Zweinsteinexpres, overdekt met donkergroene smurrie. In de Kamer van Hoge Nood, zelfverzekerd rondstappend.

De één na de andere herinnering tuimelt in zijn hoofd.

De vertrouwde, gebloemde gordijnen van een ziekenzaal. Het bleke ingevallen gezicht van zijn moeder met de lange, witte haren. De geschokte gezichten van Harry, Ron, Hermelien en Ginny. De spottende blik in de ogen van Malfidus terwijl hij met openhangende mond zijn ogen naar achteren laat rollen.

Maar terwijl zijn gedachten rondtollen, krimpt Marcel niet in elkaar. Zijn ogen schieten niet zenuwachtig heen en weer. En … de Galjoen valt niet van tussen zijn vingers.
In plaats daarvan gaat hij rechtop zitten, zijn vingers nog steeds behendig met de munt spelend. Het verraadt een heleboel oefening. Oefening geboren uit gewoonte.
Ergens in het vijfde jaar is er iets veranderd in Marcel. Wanneer weet hij niet precies. Is er iets specifieks gebeurd of is de verandering geleidelijk tot stand gekomen?
Het was er nog niet aan het begin van het jaar die verandering; Marcel herinnert zich nog het incident in de Zweinsteinexpres toen hij vol trots zijn Mimbulus mimbeltonia liet zien.

Bij de wanhopige blik in Harry’s ogen toen Cho Chang de deur van de coupé had open gedaan, voelde Marcel de teleurstelling van zijn klasgenoot zo diep van binnen alsof het die van zichzelf betrof. Hij kende de gevoelens van Harry voor de zoeker van Ravenklauw.
Marcel is niet zo leergierig en sociaal betrokken als Hermelien of dapper en loyaal als Ron maar hij kan goed observeren. Mensen schenken hem zelden meer aandacht dan geïrriteerde geamuseerdheid bij zijn onhandigheid of vergeetachtigheid.
En hoewel zijn motoriek en geheugen hem wel eens in de steek laten, is dat niet het geval met zijn observatievermogen.
Dus zag hij de gêne toen Cho de coupé binnenkeek op het moment dat Harry helemaal overdekt was met het pus van zijn cactus. Dat was het ergste; dat het Marcel’s cactus was die dat ongelukkige gevoel bij Harry veroorzaakt had.
Harry is zijn voorbeeld, al zou hij dat nooit hardop zeggen. Hij weet heel goed dat Harry een hekel heeft aan zijn ’fans’, die oppervlakkige meute die hem niet kent maar hem aanbidt om zijn naam en zijn litteken.
Maar Marcel kent hem wel. Hij is natuurlijk net als de meeste leerlingen opgegroeid met de verhalen over de Jongen Die Bleef Leven en soms heeft hij hem verfoeid, die jongen met wie zijn oma hem altijd vergeleek. Want hoe had Marcel ooit kunnen opboksen tegen het beeld dat iedereen van Harry had.
Maar Marcel kent Harry inmiddels beter dan dat. Hij kent hem zelfs beter dan de meeste van hun zaalgenoten, denkt hij. Hij heeft hem niet voor niets de afgelopen vier jaar geobserveerd. En hij haatte het dat hij Harry in verlegenheid had gebracht.

Marcel huivert en trekt zijn voeten op in de stoel. Hij slaat zijn armen om zijn knieën, de Galjoen in zijn rechterhand geklemd. De goudgele munt voelt warm aan.

Later die eerste schoolavond was Harry onder vuur komen te liggen door Simon wiens moeder de onzinnige verhalen in de Ochtendprofeet blijkbaar geloofde.
Marcel had al zijn moed verzameld en – zonder rood te worden of te stotteren – verklaard dat hij en zijn oma Harry geloofden en de Ochtendprofeet hadden opgezegd. De dankbare blik die Harry hem schonk, was balsem voor zijn ziel; het deed de herinnering aan het ‘pusincident’ een beetje verbleken.

Begon het door die blik? Was dat het begin van de verandering? Was er een doorslaggevend moment? Of kwam het geleidelijk?
Die blik had in ieder geval iets bij hem los gemaakt. Als Harry hem dankbaar kon zijn, misschien zou zijn held dan ooit naar hem kijken met een blik van trots in zijn ogen.
Misschien begon de verandering toen Hermelien hem vroeg of hij interesse had voor een speciale verdedigingsgroep onder leiding van Harry.
Hij had zich gevleid gevoeld. Hij had zichzelf verteld dat ze hem alleen maar vroeg omdat hij erbij zat toen ze Ginny erover vertelde. Maar de waarheid was dat ze al een poosje met Ginny had zitten studeren voordat Marcel bij hen was komen zitten.

Zonder bezwaar had hij tijdens de eerste ontmoeting in de Zweinskop zijn naam op het perkament van Hermelien gezet. Maar toen de eerste bijéénkomst eenmaal voor de deur stond, had Marcel die deur het liefst dicht gelaten.
Hoe kon hij denken dat hij dit kon? Wie wilde hij wat bewijzen? Zijn grootmoeder? Ze zou hem wat meewarig aankijken en trots vertellen dat dit echt iets voor zijn vader zou zijn geweest. Zijn oom zou schamper lachen. En Harry … wat kon hij Harry bewijzen? Hij zou alleen maar weer eens bevestigen wat een onhandige sufferd hij was.
Schoorvoetend liep Marcel die avond vlak voor acht uur achter Ginny, Belinda, Parvati en Daan aan naar de zevende verdieping.
Tegenover een groot wandtapijt met daarop afgebeeld de vergeefse poging van Barnabas de Onbenullige om trollen te leren balletdansen, was een glanzende deur met een koperen klink. Marcel keek naar die struikelende trollen en wenste dat hij op zijn slaapzaal was.
Hij volgde de andere Griffoendors, die inmiddels naar binnen gingen en zag nog net Fred, George en Leo Jordaan de gang in komen lopen.
Om acht uur deed Harry de deur op slot. Toen Harry wilde beginnen, viel Hermelien hem in de rede omdat ze een leider wilde aanwijzen en een naam voor hun groep wilde bedenken. Ondanks zijn zenuwen moest Marcel even glimlachen.
Harry kondigde aan dat hij wilde beginnen met het oefenen van de Expelliarmus spreuk. Ze moesten paren vormen en natuurlijk bleef Marcel over. Harry besloot met hem te oefenen. Marcel was doodsbang dat hij per ongeluk een verkeerde spreuk op Harry zou afvuren en was dan ook opgetogen toen het hem lukte om de toverstok uit Harry’s hand te sommeren.
Twee weken later lukte het hem om Hermelien te ontwapenen.

Het is inderdaad geleidelijk gegaan die verandering, peinst Marcel. Terwijl hij weer naar het raam kijkt, valt zijn blik op een rood met gele plaid die op de bank voor het raam ligt. Hij staat op om hem te pakken. Buiten vliegt één van de schooluilen langs het raam op zoek naar een middernachtelijke snack.
Gewikkeld in warme Griffoendor kleuren gaat hij weer bij de haard zitten. De Galjoen nog steeds in zijn hand. Hij opent zijn vingers en kijkt naar de munt.
Het is niet zomaar een munt. Geen gewone Galjoen. Het is iets dat Marcel meer waard is dan alle andere munten die hij bezit. Het is zijn talisman.

Hermelien had de Galjoenen tijdens de vierde bijeenkomst aan iedereen uitgedeeld en ze stonden in verbinding met die van Harry. Als Harry tijd had om te oefenen, dan kon hij hen oproepen. En als hij hen nodig had ook.
Dus had Marcel de munt bij zich gestoken en geen moment weggelegd. Zelfs als hij ging slapen, stopte hij hem in de zak van zijn pyjamabroek. Het herinnerde hem aan die dankbare blik. Het herinnerde hem aan de keer dat hij Harry had ontwapend. En Hermelien. Het herinnerde hem aan succes. Elke keer als Sneep een sarcastische opmerking maakte of Malfidus hem smalend uitlachte, stak hij zijn hand in zijn zak en raakte de munt even aan. En als de munt warm werd omdat Harry de tekst veranderde, dan leek het of dat warme gevoel zich door zijn hele lichaam verspreidde.

Het haardvuur dooft langzaam maar Marcel voelt zich verwarmd door het gloeien van de Galjoen. Terwijl zijn blik door de leerlingenkamer glijdt, komen zijn gedachten langzaam tot stilstaan. Bij de poot van de stoel tegenover hem ligt nog een stukje verdwaalde glitter van een kerstslinger. Over de stoelleuning hangt een roodgele das. Naast de haard liggen zoals altijd Hermelien’s breisels.
Maar Marcel kan alleen staren naar de voorkant van de Ochtendprofeet die iemand op de grond heeft achtergelaten.
De personen op de tien foto’s op de voorkant staren hem aan en lijken hem te bespotten. Zijn blik zweeft over elke foto ….. voor hij blijft hangen bij die van een donkerharige heks. Bellatrix van Detta. Een bittere haat welt op in zijn binnenste en brandt als gal een weg naar boven.

Hij weet nu een beetje hoe het moet zijn voor Harry. De gruwelijke roem die op je afstraalt als je ouders iets verschrikkelijks is overkomen.
Sinds de Ochtendprofeet vanmorgen door verschillende uilen bezorgd was, ging het nieuws over de tien ontsnapte Dooddoeners als een lopend vuurtje door de school. Zelfs het zoveelste Decreet van die afschuwelijke Omber had dat niet tegen kunnen houden.
En leerlingen van wie de familieleden geleden hadden onder het schrikbewind van die Dooddoeners stonden opeens in het middelpunt van de belangstelling.
Dat is precies de reden dat hij nooit iets over zijn ouders heeft verteld. Hij heeft geen behoefte aan het medelijden en de afschuw dat hij vandaag al in verschillende ogen heeft gezien. Of klasgenoten die juist onbeholpen hun gezicht wegdraaien als hij langsloopt omdat ze niet weten wat ze moeten zeggen.
En vooral – hij durft het bijna niet toe te geven – maar vooral wil hij niet vergeleken worden met zijn ouders. Zijn ouders. Frank en Lies Lubbermans, toegewijde leden van de eerste Order van de Feniks. Eén van de velen doelwitten van de wraakzuchtige aanvallen van de Dooddoeners nadat Vol – Jeweetwel plotseling was verdwenen. Ze hadden hen tot waanzinnigheid gemarteld met de Cruciatus Vloek die avond.

Zijn ogen prikken en hij slikt verwoed. Hij wil niet steeds herinnerd worden.
Maar terwijl Marcel in de vlammen staart, vastbesloten niet te huilen, lijkt het vuur met zijn geest te spelen en weerspiegelt het zijn ouders in betere tijden.
God, hij mist ze – hij mist wie ze zijn geweest.

Hij was nog klein geweest. Veel herinneringen heeft hij niet van Ervoor. De meeste beelden komen van oude foto’s en verhalen van zijn oom en grootmoeder.
Maar soms als hij in de kassen is en de geur van seringen hem bijna overweldigt, sluit hij zijn ogen en lijkt het even of zijn moeder naast hem staat. Of als de huiselven kaneelpudding hebben klaargemaakt, dan kan hij zich even … heel even in de keuken wanen waar ze vaak kaneelkoekjes gebakte. Lange blonde haren. Zonlicht. Een schaterende lach.
En zijn vader … Marcel kijkt naar buiten, zijn ogen glanzend van ingehouden tranen. Zijn grote, sterke vader zong altijd een liedje voor hem als hij hem in bed stopte. Een enkele keer herinnert hij zich flarden van de melodie en brokken van de tekst. Iets over sterren aan de hemel en wensen. Daarom doet Marcel elke keer als hij een ster ziet een wens ook al weet hij niet zeker of het liedje zo gaat.


Het zwakke licht van het smeulende vuur schijnt op de munt. Hij ziet de schittering vanuit zijn ooghoek en even lijkt het alsof hij het twinkelen van een ster ziet.
Aarzelend neuriënd doet Marcel een wens. Een wens voor kracht. En een wens voor moed.





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Vr Jun 08, 2007 11:52 Terug naar boven Sla dit bericht op

Eenzame Kerst... Of toch niet?

Liefste dagboek,

Het is kerstvakantie, maar ik zit op school. Je vraagt je waarschijnlijk af hoe dat komt. Of misschien ook niet, aangezien je een dagboek bent en dus niet kan denken, laat staan je dingen afvragen. Maar ik zeg het niettemin.

Normaal gezien ga ik in de kerstvakantie naar huis om samen met mijn vader Kerstmis te vieren. Hij vindt dat heel belangrijk. Ik vind dat meestal ook wel fijn, vooral als tante Rosa op bezoek komt. Ze zorgt ervoor dat mijn vader goedgezind is. Ik vind het fijn als mijn vader goedgezind is, als hij lacht. Sinds de dood van mama doet hij dat niet zo vaak meer. Behalve dus met Kerstmis, als tante Rosa er is.

Maar ik ging je vertellen waarom het kerstfeestje dit jaar niet doorgaat en ik bijgevolg op Zweinstein moet blijven, als bijna de enige van mijn afdeling. Blijkbaar zijn ravenklauwers familiebeestjes, want bijna iedereen is weg. We zijn nog maar met een stuk of zeven, acht. En ik ben de enige vierdejaars.

Ik heb je ongetwijfeld al verteld over de Kreukelhoornige Snottifanten, je weet wel, die dieren waarvan niemand gelooft dat ze bestaan. Maar ze bestaan echt, mijn vader is er zeker van.

Een week geleden kreeg ik een brief van mijn vader, waarin stond dat hij een superbelangrijke tip had gekregen in verband met de Kreukelhoornige Snottifanten. Iemand, ik denk een journalist die voor hem werkt, had ontdekt dat die dieren tijdens de kerstperiode vaak gespot worden in Siberië.
Ik begrijp natuurlij k wel dat mijn vader zo’n geweldige kans niet had kunnen laten schieten. Ik bedoel, hoe vaak krijg je de kans om de wereldbevolking ervan te overtuigen dat Kreukelhoornige Snottifanten echt bestaan? Ik vind het alleen wat jammer dat ik niet meekon. Ik zou ook wel eens een Kreukelhoornige Snottifant in het echt willen zien.
Maar ik moet stoppen, het is tijd om te gaan dineren in de Grote Zaal. Ik hoop dat er saucijsjes zijn, daar ben ik zo dol op!

Loena xxx


Lief dagboek,

Ik zit in een volledig lege leerlingenkamer in je te schrijven. De andere Ravenklauwers zijn gaan ontbijten, maar ik heb nog geen zin. Ik wil je eerst vertellen wat er gisteren gebeurd is.

Ik was naar de bibliotheek gegaan om mijn huiswerk al te maken. Ik vind het leuk om naar de bibliotheek te gaan, het is daar zo lekker rustig.

Ik ben daar de hele voormiddag gebleven, maar tegen één uur ’s middags kreeg ik onnoemelijk veel zin in een broodje met van die heerlijke kruidenkaas. Ik besloot dus om af te zakken naar de Grote Zaal, maar eerst nog een omweg te maken naar de leerlingenkamer om mijn spullen af te zetten. Het is zo’n gedoe om met al je boeken te gaan eten.

Midden in de gang van de bibliotheek scheurde mijn tas echter plots open. Waarom weet ik niet, hij was niet zo oud. Ik heb hem 2 jaar geleden voor mijn verjaardag gekregen.

Ik had eerst nog niet eens door dat mijn tas was opengescheurd. Ik had een soort van bonk gehoord, maar het drong niet echt tot me door dat mijn boeken waren die op de grond vielen. Wat me wel opviel, was dat mijn tas aanzienlijk lichter werd. Ik schonk er echter niet veel aandacht aan. Ik zat met mijn gedachten al bij mijn middagmaal, denk ik. Echt waar, ik weet niet wat ze hier in die kaas stoppen, maar hij is echt goddelijk.

In ieder geval, plots hoorde ik heel veel geluid achter me. Normaal kijk ik niet zo snel op, maar dit was werkelijk niet te doen.
Ik keek dus achteruit en merkte toen pas op dat ik een spoor van boeken achter me had gelaten. Het geluid kwam van een jongen die blijkbaar over een boek was gestruikeld, want hij lag languit op de grond. Hij vloekte nogal hard. Ik zal maar niet herhalen wat hij allemaal zei, maar het kwam erop neer dat hij niet zo gelukkig was dat die boeken daar in het midden van de gang lagen. Ik vond hem niet zo beleefd.

Ik begon mijn boeken terug op te rapen, steeds dichter bij hem komend. Ondertussen stond de jongen op, geholpen door een meisje dat er heel bezorgd uitzag. Ik vond haar nogal overdreven doen. Het zag er niet naar uit dat hij serieus verwond was.
“Gaat het, Draco?” vroeg ze.
“Ja, natuurlijk.” antwoordde de jongen die dus blijkbaar Draco heette nogal kortaf. Nu vond ik hem niet onbeleefd meer, maar gewoonweg grof. Oké, dat meisje overdreef misschien wat, maar dat was geen reden om haar af te blaffen. Je kan ook vriendelijk reageren.

Ik was van plan om hem dit te zeggen toen ik vlak voor hem stond, maar toen ik in zijn ogen keek, gebeurde er iets raar. Iets wat ik nog nooit eerder had meegemaakt. Om de één of andere reden werd mijn keel kurkdroog en kon ik bijgevolg geen woord meer uitbrengen. Ik voelde dat mijn gezicht knalrood werd en ik voelde een rare steek in mijn buik. Geen pijnlijke steek, eerder een aangename steek. Alsof iemand me aan de binnenkant van mijn buik met een veer kietelde.

Ik keek hem dus stomweg aan, voor wat wel een halfuur leek. De jongen genaamd Draco keek terug, maar ik kon niet goed zien wat hij dacht. Zijn gezichtsuitdrukking was eerder neutraal. Hij leek niet zo kwaad meer, maar hij keek ook niet bepaald vriendelijk. Eerder afwachtend.

Na een tijdje leek mijn lichaam me weer te willen gehoorzamen. Ik kon me in ieder geval weer bewegen. Ik had niet langer het gevoel dat ik verlamd was of zoiets in die aard. Mijn mond vulde zich weer met speeksel, zodat ik opnieuw in staat was om te praten.
“Je… Je staat op mijn boek.” Zei ik met een voor mij ongewoon hoog stemmetje. “Kan je er even afgaan, als het niet te veel gevraagd is?”

De jongen genaamd Draco keek even naar beneden en toen weer naar mijn gezicht. Zijn ogen brandden zich echt in de mijne. Het was een onaangenaam en tegelijk heerlijk gevoel.
“ Natuurlijk,” Zei hij, “maar dan moet je me wel iets beloven.”
“Wat dan?” vroeg ik nieuwsgierig.
“Nooit meer je boeken voor mijn voeten te laten slingeren!”
“Nee hoor, natuurlijk niet. Maar mijn tas scheurde plots open, weet je, en alle boeken vielen er uit…”
“Het is al goed.” onderbrak de jongen genaamd Draco me. De woede was nu volledig uit zijn gezicht verdwenen. Hij glimlachte zelfs een beetje.

Hij draaide zich om en liep weg, op de voet gevolgd door twee kleerkasten en het overbezorgde meisje, die me eerst nog een vuile blik toewierp. Ik zou niet weten waarom ze dat deed. Zij was toch niet over mijn boeken gevallen? De enige die het recht had om kwaad te zijn, was Draco, maar hij was het helemaal niet. Hij was zelfs vriendelijk geweest. Hij had me niet uitgelachen of uitgescholden voor Lijpo Leeflang. Hij had me zelfs niet raar aangekeken.

Ik heb aan Cho, één van de weinigen die me niet uitlacht, gevraagd wat die dingen betekenen die gebeurden toen ik Draco in zijn ogen keek en zij zei me dat dat tekens zijn van “heel grote genegenheid”. Maar ik kan toch geen genegenheid voelen voor iemand die ik nog niet eens ken? Ik ken alleen zijn naam en dat hij in Zwadderich zit, dat zag ik aan zijn stropdas.
Dus vroeg ik Cho hoe dat kwam, en zij zei dat die dingen plots kunnen opkomen, zonder dat die persoon ervoor hoeft te kennen. Ik vind het toch maar raar. Zeker omat Cho heel de tijd aan het glimlachen was. Misschien was ze me toch aan het uitlachen.

Ik ga stoppen voor vandaag, mijn hand doet pijn van het schrijven. Ik heb trouwens ondertussen flinke honger gekregen. Ik denk dat ik eens naar beneden ga om te kijken wat er nog te rapen valt.

Loena xxx



Lief dagboek,

Ik ben verliefd op Draco.
Gisteren ben ik, nadat ik mijn ontbijt op had, meteen naar de bibliotheek gegaan om op te zoeken wat die “heel grote genegenheid” voor Draco nu precies betekent. Wel twee uur lang heb ik in alle mogelijke boeken zitten zoeken, en uiteindelijk heb ik de oplossing in een dun, klein futromannetje gevonden. Ik zal even citeren wat er stond:

Zijn ogen brandden zich in de mijne. Het zorgde ervoor dat mijn keel kurkdroog werd en mijn hart sneller ging kloppen. Ik kon geen woord meer uitbrengen. Hij kwam steeds dichterbij.

Exact hetzelfde wat ik voelde! Toeval, niet?
En even verder in het boek stond:

God, wat was ik toch verliefd op hem.

Hierzie de oplossing! Ik ben verliefd! Ik ben verliefd op Draco van Zwadderich.
Het enige probleem is dat ik nog nooit eerder verliefd ben geweest en ik dus niet weet wat ik moet doen. Ik heb het hele boekje gelezen, maar wat er daarin gebeurde is volgens mij pas bedoeld voor in de volgende fase van in de verliefdheid, namelijk als de jongen weet dat je verliefd op hem bent.

Misschien is het dat wel dat ik moet doen. Misschien moet ik Draco gewoon vertellen dat ik verliefd op hem ben. Hij zal dan vast wel weten wat te doen. Hij zal me wel helpen. Ik vertrouw erop.

Nu moet ik hem alleen nog zoeken. Wens me succes!

Loena xxx





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Vr Jun 08, 2007 11:56 Terug naar boven Sla dit bericht op

In adoratie

Ik was doodzenuwachtig toen ik met mijn broertje naar Zweinsveld liep. We gingen Harry Potter ontmoeten, en misschien wel les van hem krijgen! Ik had Hermelien altijd een beetje arrogant gevonden, ook toen ze me uitnodigde voor de lessen, maar deze kans wilde ik niet missen.
Ik dacht aan alles dat Harry en ik meegemaakt hadden, de fotosessie met Professor Smalhart, de afschuwelijke aanvallen van die Basilisk, en in mijn derde jaar natuurlijk de opdrachten die hij toen moest doormaken. Dan heb ik het nog niet eens over alle handtekeningen die ik heb, of de foto’s waar we als echte vrienden op staan.
Kortom, Harry Potter en ik zijn echt beste vrienden, en het is dus ook logisch dat ik mee mag naar zijn lessen.
Gelukkig zijn we veel te vroeg in Zweinsveld, want ik heb geen idee waar die kroeg is waar we moeten zijn. Hermelien had iets gezegd over de Zweinskop ofzo, maar daar ben ik nog nooit geweest. Als mijn moeder dit hoorde, ze hield er al niet van dat ik soms een glaasje pompoensap dronk in de Drie Bezemstelen. Ik moest al griezelen bij de gedachte aan de brulbrief die ik zou krijgen. Maar beter dat mijn moeder hier niets van hoorde.

Dennis begon te zeuren dat ik hem hier naartoe genomen had maar ik snoerde hem de mond.
‘Denis! We gaan Harry Potter ontmoeten, de enige echte! Niet zeuren dat je pijn aan je voeten hebt!’ en ik sleepte hem aan zijn arm mee naar waar ik dacht dat de kroeg waar Hermelien het over had zou zijn.
Dennis begon net weer te zeuren toen ik mijn hand in zijn mond stopte om hem stil te krijgen. Ik had er meteen spijt van want Dennis beet heel hard in mijn pink toen hij merkte dat mijn hand hem in zijn klaagzang belette. Ik trok met een gilletje mijn hand terug en keek Dennis boos aan.
Toen ik weer terug keek naar waar ik Harry Potter, Ron en Hermelien had gezien zag ik dat ze ons al voorbij waren. Ik had gedacht dat ze mijn gil wel gehoord zouden hebben, en op ons gewacht zouden hebben om naar de Zweinskop te gaan. Even was ik teleurgesteld maar ik herstelde mezelf snel. Harry Potter was een drukke jongen, hij had vast wel meer aan zijn hoofd dan op fans wachten.

‘Waarom beet je mij!’ draaide ik me weer om naar Dennis.
‘Omdat jij je hand in mijn mond stopte!’ verweerde Dennis zich.
‘Jij begon weer met klagen, en Harry Potter kwam er net aan!’ kaatste ik de bal terug.
‘Daarom! Ik wil niet dat Harry Potter - of zijn vrienden - mij zien met jouw hand in mijn mond!’
Ik zuchtte luid maar gaf het op, mijn broertje was ook zenuwachtig om Harry Potter te ontmoeten, dat snapte ik ook wel. Maar toch. Toen begon ik als een gek te rennen, ik had net een bruine bos haar de hoek om zien verdwijnen en bedacht me dat, als we naar de Zweinskop wilden komen, we Harry Potter en zijn vrienden moesten volgen.
Aan een hijgend en piepend geluid achter me hoorde ik dat Dennis me ook achterna liep.
Na een tijdje over de keien van Zweinsveld gerent te hebben, en Dennis achter me riep dat hij nu écht last van zijn voeten had kon ik eindelijk naast Ron komen lopen.

‘Hey!’ zei ik enthousiast. Ron begroette me iets minder enthousiast, maar dat had ik niet door omdat ik al door was gelopen naar Harry.
‘Harry! Harry! Waar is de Zweinskop?’ vroeg ik hem terwijl ik mijn adem onder controle probeerde te krijgen. Toen Harry antwoordde dacht ik in een flits ergernis in zijn ogen te zien. Maar toen ik beter wilde kijken was de ergernis verdwenen, als die er al was geweest, en had plaats gemaakt voor dezelfde vriendelijke blik als altijd.
‘Loop maar met ons mee, we zijn ook op weg naar de Zweinskop,’ antwoordde Harry.
Ik knikte enthousiast en Ron keek alsof mijn hoofd eraf rolde. Zijn verachtende blik negerend ging ik wat langzamer lopen, naast mijn broertje. We spraken niet, we liepen gewoon achter Harry Potter, Ron en Hermelien aan naar de Zweinskop. Op een beleefde afstand, zodat we niet te veel als groupies over zouden komen.

In de Zweinskop was nog niemand van Zweinstein en ik schrok eigenlijk een beetje van de mensen die er al wel waren. In de hoek zat iemand die er uit zag als één grote infectie, en ik bedacht me dat het veiliger was om hier niets te drinken.
Echter, toen iedereen er was, en een boterbiertje bestelde, stopte ik mijn angst weg en nam het boterbiertje aan van Fred. Of van George, die haalde ik altijd door elkaar. Ik zag ook Dennis slikken, maar even later had hij toch een boterbiertje in zijn hand.
Toen maande iemand om stilte en begon Hermelien te praten. Ik luisterde niet zo goed en keek naar Harry Potter. Hij leek heel zenuwachtig en ik had medelijden met hem. Hij moest het zwaar hebben, als voorbeeld. Want een voorbeeld was hij, en niet alleen voor mij. Ik geloofde hem wel, als één van de weinige. Harry Potter en ik waren zulke goede vrienden, ik kende hem goed genoeg om te weten dat hij hier niet over zou liegen.
Toen Harry Potter het woord nam, luisterde ik als gehypnotiseerd. Hij was dan eerst zenuwachtig geweest, – dat had ik kunnen zien aan zijn houding - daar was nu niets meer van over. Hij leek strijdlustig en even later ondertekende we het papier waar Hermelien mee aan kwam.
Een paar mensen deden moeilijk, maar ik vond dat ze niets moesten zeuren. Ze moesten mar blij zijn dat Harry Potter zo goed was dat hij ze les wilde geven!

Veel te snel naar mijn smaak was de bijeenkomst over. Iedereen ging weg uit de Zweinskop, dus Dennis en ik vertrokken ook maar.
Eenmaal buiten begon Dennis meteen te stotteren over hoe fantastisch Harry Potter en zijn vrienden waren. Ik was het met hem eens, maar dat liet ik niet merken.
‘Het zijn maar mensen,’ antwoordde ik nuchter. Dennis brabbelde gewoon verder en huppelde bijna achter me aan. Ik liet mijn gedachten de vrije loop gaan.
Vol bewondering dacht ik terug aan Harry Potter. Hij was zo cool, hoe hij zo zeker was van zijn zaak. En niet bang voor wat anderen van hem vonden. Ik was nooit zo zeker, en ik was vaak bang van wat anderen van mij vonden. Vooral als het ging om Harry Potter en zijn vrienden. Ik wilde zo graag net zo cool zijn als zij, terwijl ik wist dat dat niet zou lukken. Ik kon misschien in hun schaduw staan, maar even cool, of zelfs cooler, als Harry Potter kon niet. Misschien had ik daar ook wel een litteken voor nodig, en dat hoefde ik dan weer níet.
Je moet blij zijn dat jullie zulke goede vrienden zijn! sprak ik mezelf toe. Dat was al meer dan Ginny bereikt. Die was alleen af en toe bij Harry Potter omdat ze het zusje was van Ron. Nee, Harry Potter en ik dan, wij waren échte vrienden. Ik zou voor Harry Potter door het vuur gaan, en ik denk dat hij dat ook voor mij zou doen.

‘Dennis? Heb je zin om nog even naar de Drie Bezemstelen te gaan?’ richtte ik me op mijn broertje.
‘De Drie Bezemstelen?’ herhaalde hij mijn woorden.
‘Ja, misschien kunnen we daar dan een boterbiertje gaan drinken.’ Ik deed mijn best om nonchalant te klinken. Ik zag dat Dennis even moest slikken.
‘Oké!’ zei hij toen. ‘Misschien zien we dan ook nog wel vrienden van Harry Potter!’
‘Ik bén een vriend van Harry Potter!’ zei ik ietwat beledigd.
‘Ja vast. Maar ik heb het over échte vrienden!’ En hij begon al weer met ratelen. Ik hoorde het even aan tot ik er een einde aan maakte.
‘DENNIS!’ brulde ik. Dennis klapte zijn mond dicht en keek me aan alsof ik Hij-die-niet-genoemd-mag-worden in hoogsteigen persoon was.
‘Houd je mond nou eens. Zo gaan de vrienden van Harry Potter ons echt nooit cool vinden,’ legde ik iets rustiger uit.
‘Ik dacht dat jij ook een vriend van Harry Potter was?’ Dennis had zich duidelijk hersteld.
‘Ja, maar ik bedoel de andere vrienden,’ zuchtte ik alsof ik het tegen een 4-jarige had.
‘Vast, je weet gewoon dat jullie geen echte vrienden zijn!’ jende Dennis.

‘Best,’ riep ik uit. Dennis keek me verbaasd aan. ‘Dan gaan we niet naar de Drie Bezemstelen,’ voegde ik eraan toe.
‘Wát?!’
‘Ik heb geen zin om met jou naar de Drie Bezemstelen te gaan.’
‘Je wéét dat ik van mamma niet alleen mag!’ klonk Dennis verontwaardigd. Ik wist het.
‘Ja, maar ik heb geen zin om met jou te gaan,’ kaatste ik terug. Ik wachtte niet op een antwoord maar liep snel weg. Geen behoefte aan mijn broertje.

Ik wist wel dat, mocht Omber hier achter komen, we goed in de problemen zaten. Als mijn moeder hierachter kwam, ik huiverde bij de gedachte. Ik ben naar de smerigste kroeg van Zweinsveld geweest, ik ben überhaupt al naar een kroeg geweest. Ik heb in die vieze kroeg een boterbiertje gedronken en zomaar mijn naam op een stuk perkament gezet! Ik was de klos, dat was duidelijk, dacht ik depri terwijl ik naar Zweinstein terug liep. Mijn broertje sprak ik de rest van de dag niet meer, net als Harry Potter.





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Vr Jun 08, 2007 20:38 Terug naar boven Sla dit bericht op

Een kwestie van geloven

De dag dat ze weer naar Zweinsveld mochten, besloot Daan het nog één keer aan hem te vragen. Als hij nu niet mee wilde, zou hij het ook niet meer proberen.
Hij draaide zich om en keek naar Simon, die net zijn gewaad over zijn hoofd trok.
“Simon?”
“Ja?” Simon was er eindelijk in geslaagd om zijn gewaad goed aan te trekken en keek Daan vragend aan.
“Ga je nog mee naar Harry’s club?”
“Nee.”
Daan zuchtte. Zo was elk gesprek over Harry gegaan. Simon wilde nog steeds niks van hem weten, hoe vaak Daan ook subtiel probeerde te vertellen dat Harry het verhaal van Jeweetwel niet verzonnen had. Daan geloofde Harry wel, dat had hij altijd gedaan. Wat ook hield was dat hij niet met gestoorde ouders om hoefde te gaan, want die van hem waren dreuzels. Die lazen de Ochtendprofeet niet, en hij betwijfelde of er maar íets van de toverwereld in The Times stond. Nee, hij geloofde Harry Potter. En dat was ook precies de rede waarom hij wilde dat Simon Harry ook geloofde.
Ondanks zijn beslissing kon Daan het toch niet laten om nog verder te vragen: “Waarom niet? Ik snap wel dat je hem niet mag vanwege…dat, maar als je nou eens zijn kant van het verhaal hoorde-”
“Nee, Daan,” zei Simon resoluut. “Potter kan alleen onzin uitkramen. Ik ga niet mee, hoe vaak je het ook vraagt.”
Dat was het dan. Simon viel niet over te halen. “Dan niet, maatje,” zei hij schouderophalend, terwijl hij zijn mantel aantrok. “Laten we gaan, voordat we te laat zijn.”

“Het is bijna elf uur,” zei Daan tegen Simon, op zijn horloge kijkend. “Harry’s club begint zo-”
“Ja ja, het is al goed, ga nu maar,” zei Simon geïrriteerd. Hij had absoluut geen zin om nog maar iets over Harry Potter aan te horen. Altijd was het Potter dit, Potter dat. Hij werd er doodziek van.
Daan vertrok zwaaiend richting de Zweinskop. Simon zwaaide ongeïnteresseerd terug, draaide zich om en liep naar de Drie Bezemstelen. Nu Daan naar Potter was, was Simon alleen. Iedereen was immers nu in de Zweinskop. In ieder geval veel mensen die hij ook kende.
In de Drie Bezemstelen was het lekker warm. Simon ging aan een tafeltje zitten en bestelde een boterbier. Zuchtend keek hij rond. Het hele café zat vol met derdejaars, die opgewonden over Zweinsveld praatten. Zo bijzonder was het nu ook weer niet, dacht Simon chagrijnig.
Terwijl hij langzaam een slok van zijn boterbier nam, dwaalden zijn gedachten af naar Potter. Dus nu begon hij een verweer tegen de zwarte kunsten club hè? Nou, hij hoefde echt geen les van hém; iemand die gestoord was en belachelijke verhalen ophing om zo nog beroemder te worden. Nee, hij wilde echt helemaal niks van Potter weten…
…Maar eigenlijk was hij wel nieuwsgierig naar wat dat clubje inhield… Simon schudde wild met zijn hoofd. Nee, hij was het met zijn moeder eens. Na die ruzie op de eerste schooldag, was hij ervan overtuigd dat Potter knettergek was en na de lessen van Omber helemaal. Toch had Simon eerst niet kunnen geloven dat Potter iedereen zoiets probeerde te geloven. Vroeger was hij best een aardige jongen geweest; Simon had hem wel gemogen. Tot eind vorig jaar, toen hij met dat belachelijke verhaal over Jeweetwel en Carlo Kannewasser kwam. Toen had Simon al zijn twijfels gehad. Maar nu wist hij het zeker. Potter was gek. En iedereen die in hem geloofde ook.
Rond half één kwam Daan de Drie Bezemstelen binnen. Hij zag er vrolijk uit. “Hoi Simon!” riep hij, terwijl hij een stoel pakte en aan Simons tafeltje ging ziten.
“Hé Daan,” zei Simon, ietwat nors.
Daan bestelde een boterbier en Simon, die de zijne al driekwartier geleden had leeggedronken, vroeg om een tweede.
“En?” begon Simon, toch wel nieuwsgierig naar wat Potter gezegd had. “Was het leuk?”
“Eh – ja,” antwoordde Daan. “Het was wel interessant. Waarom wil je dat eigenlijk weten? Ik dacht dat je er niks mee te maken wilde hebben?”
“Nee, dat is ook zo,” zei Simon snel. Maar de waarheid was, dat hij dolgraag wilde weten waar ze over gepraat hadden.
Maar de rest van de dag praatten ze niet meer over Harry Potter, of zijn clubje.

Een paar weken later was de eerste bijeenkomst van de SVP. Daan verliet grijzend de Griffoendortoren, op weg naar de zevende verdieping. Harry had gezegd dat hij een goede locatie had gevonden. Daan had er echt zin in. Hij vond dat Harry het heel goed gedaan had in de Zweinskop, en nu kon het hem ook niet meer schelen wat Simon dacht.
Halverwege kwam hij Ginny, Marcel. Belinda en Parvati tegen, die er zo te zien ook allemaal zin in hadden. Ginny klopte op een deur, die Daan zich niet kon herinneren ooit te hebben gezien. Met z’n allen dromden ze de ruimte in en keken vervolgens verbaasd rond.
“Wauw!” flapte hij eruit. Het was geweldig! “Waar zijn we eigenlijk?”
Harry begon een verhaal over de Kamer van de Hoge Nood, maar iedereen praatte er doorheen, dus was het maar half verstaanbaar. Daan ging geduldig naast Marcel op één van de vele kussens zitten en wachtte tot de rest van de club er was. Ondertussen bestudeerde hij de duisterdetectors die achter hem stonden. Er hing een gebarsten spiegel, en op een tafel stonden vreemde tollen.
Rond achtten was iedereen er en begon Harry te praatte. Maar Hermelien Griffel onderbrak hem door te zeggen dat ze een leider nodig hadden. Vrijwel iedereen vond dat Harry de leider moest zijn en Daan was het daar mee eens. Harry had tenslotte deze club opgericht. Al snel werd er ook een naam voor de club bedacht; de SVP. Goede keus, dacht Daan goedkeurend.
De rest van het uur besteedden ze aan het oefenen van een ontwapeningsspreuk, wat heel goed ging, bedacht Daan vrolijk toen hij terug naar de Griffoendortoren liep.
Simon zat in een hoekje van de Leerlingenkamer zijn huiswerk te maken. Daan liep naar hem toe en plofte naast hem neer. Hij zag dat Simon graag wilde vragen wat ze gedaan hadden, maar Daan vertelde niks. Simon had zelf maar moeten komen als hij het zo graag wilde weten.

Het irriteerde Simon dat Daan niks wilde loslaten over de SVP de eerste keer. Maar naarmate de bijeenkomsten vorderen, begon zijn beste vriend opeens wel te praten over de dingen die hij allemaal leerden. Ontwapeningsspreuken, lamstralen, gruizelvloeken. En hoe gezellig het allemaal wel niet was. Hij deed zelfs een gruizelvloek voor. En Simon begon steeds nieuwsgieriger te worden naar de echte bijeenkomsten.
Op een avond nam hij een besluit. Hij moest gewoon weten wat ze daar allemaal deden; hij wilde wel zien wat voor goede leraar Potter was. Dat kon nooit waar zijn, Potter was gestoord.
Maar als hij gestoord is, hoe kan Daan dan allemaal die dingen geleerd hebben? zei een stemmetje in zijn hoofd. Simon negeerde het stemmetje en stiekem volgde hij Daan naar de volgende bijeenkomst. Maar omdat hij probeerde niet gezien te worden, was hij net te laat en hoorde hij een zachte klik van een slot, hoewel hij geen deur zag in de muur tegenover het enorme wandtapijt.
Hij probeerde er tegenaan te rammen met zijn schouder, in de hoop dat er spontaan een deur zou verschijnen, maar hield daar snel mee op toen een stel passerende zesdejaars hem vreemd aankeken. Uiteindelijk gaf hij het maar op en teleurgesteld keerde hij terug naar de Leerlingenkamer. Misschien had hij toch mee moeten gaan naar de Zweinskop…

Een aantal dagen later gooide Daan een tijdschrift naar Simon toe, die op zijn gebruikelijke plek aan zijn Toverdrankenopstel probeerde te werken. “Wat is dat?” vroeg hij, het blad naar zich toe trekkend.
“Lees het maar. Bladzijde tien,” zei Daan, die naar het tijdschrift wees.
Simon knikte en keek op de voorkant. De Kibbelaar stond er in grote letters over het hoofd van niemand minder dan Harry Potter. “De Kibbelaar? Je wilt dat ik dit roddelblad lees?” riep hij uit, terwijl hij met een opgetrokken wenkbrauw naar de foto keek.
“Lees het nu maar.” Daan tikte op de voorkant die .

EINDELIJK! HARRY POTTER VERTELT:
DE WAARHEID OVER HIJ DIE NIET GENOEMD MAG WORDEN
EN DE NACHT WAAROP IK HEM ZAG TERUGKEREN.

Simon gromde, zodat Daan zou denken dat hij het erg vond dat hij het moest lezen, maar gretig bladerde hij naar bladzijde tien en begon te lezen…
Het klonk allemaal best logisch, zelfs voor iemand zoals Potter, dacht Simon, toen hij klaar was met lezen. Het sloot wel aan op het verhaal van Perkamentus. Maar die was ook seniel, bedacht hij zich.
Zuchtend staarde hij naar Harry Potters hoofd. Hij wist niet echt wat hij ervan moest denken. Maar misschien moest hij maar eens ophouden met de Ochtendprofeet te lezen.
“Geloof je het nu eindelijk?” vroeg Daan, die had gezien dat Simon klaar was met lezen.
Simon haalde onwillekeurig zijn schouders op. Ja, hij geloofde Potter nu. Een beetje dan. Maar dat zou hij nooit toegeven. Niet tegen Daan. En al helemaal niet tegen Harry Potter zelf.





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Vr Jun 08, 2007 21:47 Terug naar boven Sla dit bericht op

Het échte verhaal achter Zacharias Smit (of wat je eigenlijk al wist)

'Beste vader.
Verheug me op thuiskomst bij Kerst.
Vermaak me zeer. Goede cijfers.'


Aan een hoog tafeltje stond Zacharias Smit met zijn veer wat leugens op te schrijven (a. vond vader niet ‘best’, b. verheugde zich niet op kerst en nog minder op thuiskomst, c. vermaakte zich niet, d. haalde dramatische resultaten), terwijl hij met zijn heup het Toverdrankenwerkstuk opzij duwde. De rol perkament met de dikke Z erop viel van de leuning van de bank naast hem.
Zwakzinnig. Zwakzinnige Zacharias in het Zwakke Huffelpuf. Kwaad kraste hij de ‘hartelijke groeten’ onderaan zijn – bij gebrek aan een beter woord – brief door en schreef ‘van Zacharias’.
Vijftien woorden. Wat een prestatie. Zijn veer prikte door het perkament heen. Vanuit zijn ooghoek zag hij een figuur in geel Zwerkbalgewaad weg schieten.
‘Merlijn…’ mompelde hij, om vervolgens snel de leerlingenkamer uit te rennen naar de met gele gordijnen en kleden omlijste slaapzaal (kleden door Zacharias geteld tijdens slapeloze nacht. Het waren er zeventien.).

Snel griste hij zijn bezem en gewaad mee en stormde de school uit. Even later had hij zijn teamgenoot ingehaald, die met grote stappen voort beende, niet blij met het laagje sneeuw wat van een tak af op zijn hoofd viel.
‘Hé!’ riep Zacharias hijgend.
‘We zijn laat,’ reageerde zijn gesprekspartner. ‘Moest jij niet naar dat clubje van Potter?’
Zacharias wilde reageren met ‘dat is niet tijdens Zwerkbaldagen, idioot,’ maar er kwam alleen een zenuwachtig: ‘Welk… van… wat?’ uit.
Onwillekeurig voelde hij aan Hermelien Griffel’s munt in zijn gewaad.
‘Oh, ik dacht dat ik je daar wat over hoorde zeggen.’
Zacharias werd rood en voelde de drang om zijn bezem (drie keer) op het hoofd van de ander te rammen, maar ze waren al bij het stadion aangekomen.
Er hing een rol perkament met het wapen van Huffelpuf op de deur van de kleedkamer.
Zach griste het, voor zijn ploeggenoot zijn mollige handen erop kon leggen, van de deur en las de boodschap van twee woorden met groeiende irritatie. Daarna bromde zijn teammaat het ook nog hardop: ‘Training afgelast.’
Hij wilde weer wat zeggen, hoogstwaarschijnlijk over Harry Potter, Jongen Die Alle Aandacht Kreeg, maar Zach snauwde: ‘Vergeet het,’ en stapte op zijn bezem om terug naar het kasteel te vliegen.

Een paar dagen later zat Zach in de Grote Zaal depressief naar zijn ontbijt (twee harde broodjes. Één met kaas, één met marmelade) te staren.
Zijn vader had zojuist zijn humeur verpest met zijn inzending van de Kortste, Meest Gevoelloze Briefjes in de Geschiedenis van Groot-Brittannië Wedstrijd:
‘Wat leuk, zoon.
Pa.’

Ook een manier om een uil overtijd te laten werken.
Zacharias had net de woorden geteld (vier) en probeerde er nu verborgen boodschappen uit te staren, maar de enige gedachte die zijn hoofd binnen kwam wervelen was ‘Ginny Wemel’, die naast hem ging zitten.
‘Hoi, Hermelien vroeg zich af of je je munt wel hebt gevoeld.’
Ze pauzeerde even, waarin Zacharias de tijd kreeg om te denken ‘natuurlijk, idioot, hij brandt als een gek,’ en er meteen spijt van kreeg omdat ze te mooi was om idioot genoemd te worden.
‘Je weet wel, omdat je nog niet met stompzinnige commentaren over de datum bent gekomen, enzo,’ voegde ze er toen niet erg hartelijk aan toe.
Zach zei niets, hij keek alleen toe hoe haar hand (twee nagels rood gelakt) zijn briefje van tafel pakte en toen naar haar mond die het voorlas.
Wauw, ze kon het in welgeteld twee seconden. Ze grinnikte.
‘Diepzinnig. Tot vanavond.’
Haar broer Ron, die schlemiel, liep langs om Ginny wat te vertellen en stal haar van Zach weg. Fijn. Allemaal heel fijn.

Die avond lag Zach met een zak met vierentwintig Chocokikkers (die onder zijn dekbed alle kanten opsprongen zodra hij ze openmaakte, waardoor hij gedwongen was ze te bevriezen met zijn toverstok, waardoor hij iedere keer een stukje dekbed bevroor, waardoor hij nog chagrijniger werd dan hij al was), een minuscuul lichtje, zijn veer, inkt en perkament in bed.
Die beul, Anderling, had zijn klas opgedragen om nog een verslag te maken over de afgelopen les, waarin ze stokstaartjes hadden omgetoverd in speerpunten. Voor Als Je Niets Te Doen Hebt, dacht Zacharias geagiteerd, terwijl zijn veer als een gek over het papier scheurde, lelijke lijntjes achterlatend op het mishandelde papier.
Hij hapte even naar adem boven zijn dekbed en zag twee jongens uit zijn klas staan, maar die zwaaiden even en gingen toen verder met hun gesprek.
‘… Haha, ja, die Wemel…’
‘Welke Wemel?’ vroeg Zach, maar zijn vraag werd genegeerd. Of niet opgemerkt, zoals hij zichzelf voorhield.
‘Ze is best wel –’
‘Ginny? Gaat dit over Ginny?’
De twee hoofden draaiden zijn kant op. ‘Ja, waarom?’
‘Gewoon. Dom mens. Griffoendor. Enzo. Heeft wat met. Eh. Die –’
‘Ik wil haar mee uit vragen. Heb je die ti –’
‘WELTERUSTEN!’ riep Zach, die weer onder zijn dekbed dook en een hoop inkt morste. Hij keek er nors naar en liet zichzelf naast de inkt neervallen en wachtte tot hij in een slaap vol onrustige dromen viel.

De volgende ochtend zat Zach heen en weer te wippen aan zijn ontbijt, en duwde de dichtstbijzijnde uil een briefje voor zijn vader in zijn bek, dat hij gisternacht om een uur of vier nog had geschreven (hij was onder de inkt wakker geworden en was een uur bezig geweest met alles opruimen en kon toen niet meer slapen).
‘Vader.

Tot dan.
Zacharias.’


Het werd een beetje een wat-jij-kan-kan-ik-ook competitie, en Zach was niet van plan om als eerste een lange, ontroerende brief te schrijven. Hij zou al genoeg betutteld worden door zijn moeder als ze thuiskwamen. Haar brieven negeerde hij meestal, hoewel hij ze wel las. Ze gingen meestal over het aantal truien wat ze voor hem had gekocht (vier), de vrouwen die kwamen lunchen voor de Harige Heksen (zeven vrouwen die ontharingsmiddeltjes ontwikkelden. Hij vond het erg gênant dat zijn moeder op Tover-TV haar harige kin en daarna het resultaat met haar nieuwe crème liet zien. En van de opbrengst truien voor hem kocht.), en de spullen in zijn kamer die ze tijdens het schoonmaken had gevonden of kapot gemaakt (een dagboek waar hij ooit in was begonnen, twee rotte appels onder zijn bureau, een liefdesbrief aan een mysterieuze dame genaamd Dinny. Zach werkte met codenamen, dan viel het niet zo op).
De uil vloog met een nijdige blik op Zacharias weg, en hij staarde hem met net zo’n kwade blik na, hoewel een Als Blikken Konden Doden-aanpak eigenlijk niet zo slim was, want áls die uil dan dood neerviel, zou zijn hartelijke boodschap nooit bij zijn vader aankomen.
Hannah Albedil kwam naast hem zitten en zei met haar zachte stem dat er vanavond een bijeenkomst is.
‘Ik weet het, ik ben niet achterlijk,’ biste Zach, maar haar lip trilde direct en hij voelde zich ietwat stom. Als ze ging huilen zou het nieuws misschien bij G –
‘Sorry. Ik ben ongesteld.’
Ze staarde hem aan.
‘Ik bedoel! Ik niet! Mijn moeder!’
‘W…erkt je moeder hier op school?’ vroeg ze onzeker.
‘Nee. Die zit thuis.’ Hij kon zichzelf wel voor zijn kop slaan.
‘En eh… Stuurt ze dat dan per brief?’
‘Oh. Ja. Natuurlijk. Waar moet je anders over praten? He. He.’
Ze stond op en trippelde naar de andere kant van de tafel. Zach liet zijn hoofd in zijn bord zakken en gaf er niet zoveel om wat mensen er van zouden vinden dat hij onder de marmelade en boter zat.

Na een hoop slapeloze uren (Anderling tikte hem met een aanwijsstok op zijn hoofd toen zijn ogen dicht zakten en veranderde hem tijdelijk in een papegaai die drie keer moest zeggen dat hij zijn wallen maar een andere keer weg trainde, voordat hij weer zijn eigen knappe Zacharias-zelf werd) was het eindelijk tijd voor de laatste SvP-bijeenkomst voor Kerstmis.
Hij had zijn koffers net na het avondeten gepakt. Koffer, eigenlijk. Oké, tas. Sporttas. Hij had er alleen een cadeautje voor zijn moeder (twee doosjes met dropjes, hij was niet zo’n genie in cadeautjes) en zijn vader (een roze stropdas) ingedaan. Voor zijn zusje van vier had hij een paarse speelgoedbeer die om de zeventien seconden ‘Ik ben beregoed!’ riep gekocht, al had hij die ook al bevroren. Hij was vast al wel weer ontdooid, maar Zach én zijn kamergenoten werden gek van de beer.
Hij liep naar de Kamer van Hoge Nood en vroeg zich af welke imbeciel dat ooit bedacht had. Heette dat niet gewoon een toilet? Ongeduldig liep hij heen en weer (zes keer, de eerste drie dacht hij ‘schiet op en ga open, rotding’) en ging naar binnen.
De rest van de bijeenkomst, terwijl Potter heen en weer rende en zoals gewoonlijk mensen commandeerde, keek hij naar Ginny en was chagrijnig omdat het niet helemaal lukte.
Hij vond die bijeenkomsten natuurlijk niet echt léuk, maar niets bereiken was ook een slecht gevoel.
Wild zwiepte hij met zijn toverstok en liep nogal eenzaam weer de deur uit toen het afgelopen was. Alleen die gek uit Ravenklauw, Loena, en Potter en die knappe Zoeker, Chang, stonden er nog.
‘Vrolijk Kerstfeest,’ mompelde hij, maar het kwam niet aan, want hij verstond het zelf nauwelijks. Ginny liep enthousiast weg door de gang, voor de verandering alleen.
‘Ginny! Wacht! Even!’ hijgde hij, eerder om de indruk te wekken dat hij veel moeite voor haar had gedaan door een halve school voor haar door te rennen dan omdat hij moe was.
‘Waarom hijg je?’ reageerde ze.
…Heb ik dat net aan de lezer uitgelegd.
‘Omdat… Het zover lopen is. Van de Kamer. Enzo.’
‘Heb je astma?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
Tweede stomme gesprek deze dag. Dit keer was hij bereid zelfmoord te plegen.
‘Ginny…’ zei hij toen maar. Hij vond het leuk om die twee lettergrepen van haar naam uit te spreken. Niet dat hij dat ooit tegen iemand zou zeggen.
‘Wat? Ik ga naar mijn vriendje, dus schiet op.’
Als hij in een slechte Dreuzel-tekenfilm zat, zouden alle tanden nu uit zijn mond brokkelen.
‘Gelukkig Kerstfeest.’
‘Ja.’

Ja?! Het was een woord wat heel vaak voorkomt in de algemene vocabulaire die de mens gebruikt in conversaties met een ander individu, maar Zach kon het niet uit zijn hoofd krijgen toen hij de volgende dag op zijn koffer op de trein zat te wachten.
Er kwam een uil aangevlogen; dezelfde die hij gisteren een briefje in zijn bek had gepropt.
Arrogant legde hij het briefje in Zach’s hand en beet daarna in zijn vinger.
‘Auw! Rotbeest!’ riep Zacharias hem na en hij vouwde het stukje papier open. Zijn vader had wel snel gereageerd! Misschien was er wel wat gebeurd!

‘DE HARIGE HEKSEN GAAN INTERNATIONAAL, LIEVERD! EN IK HEB HET BRIEFJE AAN JE VADER GELEZEN, HET SPIJT ME, SCHAT! IK WIL JULLIE PRIVACY NIET INVADEREN HOOR, SNOES! WAT LEUK DAT JE NAAR HUIS KOMT, DROLLETJE! IK HEB AL TAART VOOR JE GEMAAKT, HONINGPUDDINKJE!
JE FAVORIET!

LIEFS VAN JE MOEDER.’





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.

Laatst aangepast door LavenderBrown op Za Jun 09, 2007 12:15; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
LavenderBrown
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 398 Sikkels
Woonplaats: The Royal Fire Academy for Girls

LavenderBrown is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Jun 09, 2007 12:09 Terug naar boven Sla dit bericht op

Dit verhaal is nog op tijd ingeleverd en er kan gewoon op gestemd worden (:
Vloeibaar geluk

Het is niet te omschrijven hoe teleurgesteld Loena was toen ze hoorde dat de lessen van de SVP afgelopen waren. “Het was net of ik vrienden had.” Had ze tegen Harry gezegd.

Vorig jaar hadden zij en nog een aantal leerlingen van Zweinstein, Hogeschool voor hekserij en hocus-pocus een geheime Veweer tegen de Zwarte Kunsten groep opgericht. Recht onder de neus van de onuitstaanbare hooginquisiteur, professor Omber. Ze leerden allerlei soorten vervloekingen en bedachten hoe ze Omber het beste het leven zuur konden maken.

Maar Omber was er niet meer en ze hadden een andere leraar Verweer tegen de Zwarte Kunsten, die hen wel de praktijk liet beoefenen, dus de SVP was niet langer nodig. Loena zuchtte nog een keer en friemelde even aan de enorme, gele munt, die aan een ketting om haar nek hing.
Ze droeg hem tegenwoordig altijd bij zich, als een soort talisman. Wie weet, begon hij nog een keer te gloeien en dan zou zij het weten.
Loena’s vijfde jaar begon vrij rustig. Natuurlijk hoorde ze elke dag van de vele verdwijningen van familieleden van schoolgenoten, maar dat verbaasde Loena niks nu Jeweetwel teruggekeerd was. Ze hoopte alleen dat haar familie gespaard zou blijven, zoals iedereen dat hoopte. Veel tijd om over de SVP en Jeweetwel na te denken had ze niet. Ze kreeg enorme bergen met huiswerk van haar leraren en daarbij moest ze natuurlijk ook de artikelen over Kreukelhoornige Snottifanten lezen, die maandelijks in de Kibbelaar verschenen.
Zo ging Loena’s jaar eenzaam, maar gestaagd voorbij en uiteindelijk brak de tijd aan dat ze examens moest doen.
Haar theorie examens gingen allemaal perfect. Loena kon goed leren, dus daar had ze veel voordeel van. Ook haar praktijk van Verweer tegen de Zwarte Kunsten ging uitstekend en ook haar overige examens gingen redelijk tot goed.

Het was avond en Loena zat rustig in de leerlingenkamer met haar munt te spelen toen hij opeens begon te gloeien. Ze kon haar ogen niet geloven en staarde gefixeerd naar de munt. Ze keek even snel op haar klokje. ‘Het is al veel te laat voor een bijeenkomst.’ Dacht ze bij zichzelf. Toch stond ze op en rende zo snel als ze kon naar de Kamer van Hoge Nood op de 7e verdieping, terwijl ze de gloeiende munt nog steeds in haar vuisten geklemd hield. Toen ze bij het schilderij van Barnabas de Onbenullige aankwam, stopte ze en keek om zich heen. Er was nog niemand te zien, maar achter zich hoorde ze voetstappen. Bliksemsnel draaide ze zich om, maar haalde opgelucht adem toen ze zag dat het Marcel was, die hijgend aan kwam rennen.
“Hoi Marcel.” Zei ze vrolijk.
“Hoi.” Hijgde deze. “Weet jij wat er aan de hand is?”
Loena schudde haar blonde hoofd en keek om zich heen. “Waar was iedereen?”
Ze was zo blij geweest, toen ze de munt voelde gloeien dat ze helemaal vergeten was om het tegen Cho en de andere Ravenklauwers te zeggen. ‘Maar die hebben hun eigen munt, dus die weten het ook.’ Dacht ze bij zichzelf.
Opnieuw hoorde ze voetstappen achter zich en keek op toen Hermelien, Ron en Ginny aan kwamen lopen. “Ik weet niet wat er aan de hand is, Ron!” Hoorde ze Hermelien zeggen. “Harry zei net dat Malfidus iets van plan is en dat we Sneep in de gaten moeten houden. Ik heb geprobeerd de leden van de SVP op te roepen met de munten, maar ik weet niet of er iemand komt.”
“Wij zijn er.” Zei Loena toen de drie bij hen kwam staan. “Maar ik denk niet dat er nog meer komen.”
Ze zag dat Hermelien hen even aanstaarde.
“Het lijkt me het beste dat er een paar hier op wacht gaan staan en een paar bij Sneep’s kamer.” Zei Hermelien.
“Ik blijf wel hier, samen met Ginny en Marcel.” Zei Ron. Hij keek even vragend naar de twee. Deze knikten.
“Goed, dan gaan Loena en ik naar Sneep.” Zei Hermelien. “Ik heb het flesje met Felix Fortunatis van Harry gekregen, als iedereen een klein slokje neemt hebben we net genoeg, denk ik.”
Een voor een namen de Strijders een slokje van het vloeibare geluk. Zodra Loena het laatste beetje opdronk voelde ze alle zenuwen van zich afglijden en liep ze zelfverzekerd achter Hermelien aan.
“Wat heeft Sneep hier eigenlijk mee te maken, dat we hem in de gaten moeten houden?” Vroeg ze aan Hermelien.
“Harry denkt dat Sneep met Malfidus samen werkt, maar ik weet niet of ik dat moet geloven.” Zei deze.
“Wat voert Malfidus uit dan?” Loena keek haar verbaasd aan. Ze zag hoe Hermelien haar schouders ophaalde.
“Het fijne weet ik er ook niet van.” Was haar antwoord.
Ze liep met Hermelien naar de kamer van Sneep en ging op de grond zitten.
“Nou en nu maar afwachten.” Hoorde ze Hermelien zuchten, terwijl deze zich naast haar op de grond liet glijden.
Loena knikte en begon wat met haar toverstok te spelen.
Na wat wel uren leek te duren, hoorde ze in de verte een hoop lawaai en geschreeuw alsof er druk werd gevochten.
“Hoor jij dat ook?” Vroeg ze aan Hermelien.
Deze knikte.
“Ik denk dat Harry gelijk had en er inderdaad Dooddoeners in het kasteel zijn.” Loena schoof wat ongemakkelijk heen en weer, maar Felix vertelde haar dat ze hun positie vooral niet mochten verlaten.
Na een tijdje kwam professor Banning de trap afgerend. Hij keek hen een beetje vreemd aan, maar liep snel het kantoor van professor Sneep binnen. Ze hoorde Banning zeggen dat er Dooddoeners in het kasteel waren en dat Sneep mee moest komen om te helpen. Toen hoorde een doffe bonk en kwam professor Sneep zijn kantoortje uitgerend. Hij keek een even verbaasd naar haar en Hermelien en zei toen dat professor Banning flauw was gevallen en ze hem moesten helpen, daarna rende hij snel weg.
Loena stond op en liep het kantoortje binnen. Banning lag bewusteloos op de grond en had een enorme bult op zijn hoofd. Voorzichtig probeerde ze hem wakker te maken door hem zachtjes op zijn wang te slaan.
“Professor.” Zei ze doordringend, maar er gebeurde niks.
Na wat wel honderd klappen en glazen water leken, kwam professor Banning weer bij bewustzijn. Het rumoer boven was al bijna weggestorven en ook leek het erop dat Felix Fortunatis uitgewerkt was.
“Waar ben ik?” Piepte professor Banning.
“In professor Sneep’s kantoortje.” Zei Loena. ”U was flauw gevallen.”
“Oh, hemeltje.” Piepte Banning. ”Er wordt gevochten boven.” Vlug stond hij op en rende het kantoortje uit.
Loena keek Hermelien verbaasd aan.
“Zullen we ook maar eens gaan kijken of we kunnen helpen?” Vroeg deze aan Loena, terwijl ze opstond. Loena knikte en liep samen met Hermelien naar boven.
Maar toen ze bij de plaats des onheils aankwamen, was iedereen al verdwenen. Op professor Anderling na.
Deze keek hen even verbaasd aan. “Griffel, Leeflang. Wat doen jullie hier?” Vroeg ze.
”Wat is er gebeurd?” Vroeg Hermelien. Loena keek om zich heen, overal lag bloed en de gang was een ravage. Overal lagen stukken steen en alles was bedekt met een dikke laag stof.
“Dat leg ik zo wel uit.” Zei Anderling kordaat. “Gaan jullie maar even mee naar de ziekenzaal. Daar zijn de anderen ook.”
Loena en Hermelien volgden haar naar de ziekenzaal, waar iedereen met bedrukte gezichten voor zich uit staarden.
Loena keek om zich heen. In het dichtstbijzijnde bed lag Marcel. Ze liep naar hem toe en keek even naar zijn doodsbleke gezicht. “Wat is er met hem gebeurd?” Vroeg ze aan niemand in het bijzonder.
“Hij is geraakt door één of andere vloek, maar hij komt er wel weer bovenop.” Hoorde ze een man zeggen. Ze keek hem even aan.
”Ik ken u.” Zei ze toen. “U hebt nog lesgegeven hier.” De man knikte.
“Ze zeggen dat u een weerwolf bent.” Zei ze en keek hem even schattend aan.
De man glimlachte even. “Ja, daar hebben ze gelijk in.” Zei hij.
Op dat moment kwamen Harry en Ginny binnen. Ze keken nogal verdrietig, vond Loena. Het gesprek dat daarop volgde ging aan Loena voorbij. Ze staarde naar het bed waar de broer van Ron en Ginny lag. Hij zag er eng uit, vond ze.
Plots hoorde ze Harry zeggen dat Perkamentus dood was. Verschrikt keek ze hem aan. ‘Nee, dat kan niet waar zijn!’ Dacht ze bij zichzelf. Verdrietig staarde ze voor zich uit en haar lippen begonnen te trillen. ‘Dat mag gewoon niet.’ Wanhopig keek ze naar de verslagen gezichten om zich heen.
Plots hoorde ze een prachtig geluid, ze wist niet wat het was, maar het leek wel van binnenuit haar te komen en het verzachtte haar pijn een beetje.

Op de dag van de begrafenis hielp ze Marcel naar een van de witte stoeltjes en luisterde aandachtig naar wat er gezegd werd, terwijl er een eenzame traan over haar wang rolde. Toen Marcel dat zag sloeg hij een arm om haar heen.
”Het komt allemaal wel goed.” Hoorde ze hem zeggen en voelde hoe hij zijn hoofd op het hare liet rusten. Even staarden ze elkaar in de ogen aan en voelden beiden een golf van genegenheid overslaan. Langzaam bogen hun hoofden naar elkaar toe en toen Marcel’s lippen de hare raakten, wist Loena dat zelfs Felix Fortunatis haar nooit zo gelukkig zou kunnen maken.
_____________________________________________________________

En hier sluiten we de fanfiction challenge mee! Ik moet zeggen dat ik er niet veel vertrouwen in had, maar toen begonnen de verhalen binnen te stromen, en nu hebben jullie 11 verhalen om op te stemmen (:

Je kunt stemmen van vandaag [9 juni, voor de mensen die de datum/tijd-functie op hun computer niet snappen] tot en met 17 juni.

De huisregels voor de stem-newbies:
× Iedereen heeft 3 stemmen. Gebruik de stemmen goed, want je krijgt er niet meer!
× Alle stemmen die na de opgegeven uiterste datum binnenkomen, zijn ongeldig.
× Het is de bedoeling dat de verhalen anoniem blijven/zijn. Als je toch weet van wie een verhaal is, ga dat dan niet aan iedereen vertellen.
× Geef een onderbouwende mening waarom je erop stemt! Wees wel vriendelijk en beleefd. Je mening moet minstens 15 woorden zijn, anders telt je stem niet mee.
× Stem niet op jezelf: Je stem telt niet mee en het staat niet echt intelligent.
× Stemmen word gedaan in dit topic en kan alleen tussen het begin van het stemmen en de uiterlijke datum (hieronder).

Stemmen doe je zo:
Citaat:
Dit is mijn ... [1e/2e/3e] stem.
Titel:
Mening:


Veel succes (en plezier met het lezen van de verhalen, natuurlijk)!
Liefs, Fleur/LavenderBrown





_________________
hey love
awful happens all the time
don't let it
kill you.

Laatst aangepast door LavenderBrown op Za Jun 09, 2007 12:43; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Sofie
Oude Forumnaam: Fietje Music Addict
Music Addict


Verdiend: 123 Sikkels
Woonplaats: in your love song.

Sofie is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Jun 09, 2007 12:20 Terug naar boven Sla dit bericht op

Ik vertoon me hier ook nog eens ^^'

Dit is mijn 1e stem.
Titel: Het échte verhaal achter Zacharias Smit (of wat je eigenlijk al wist)
Mening: Het is briljant/brilliant, lol. (sorry voor de onwetendheid over de spelling van briljant/brilliant. mijn hersenen zijn momenteel gereserveerd voor Latijn, lol ^^'''). Hij is origineel, Zacharias is schattig en Z/G is meant to be, dôh. (": Hij is leuk geschreven en gewoon grappig, pff!





_________________
    never got the whole in love thing

    ik vond jullie geweldig! <3
    &hearts;
Profiel bekijkenStuur privébericht
Rose
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 93 Sikkels


Rose is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Jun 09, 2007 12:28 Terug naar boven Sla dit bericht op

Heb ze voor de verandering zelf ook eens gelezen Smile

Mijn eerste stem gaat naar:

De gouden munt.

Want: Ik ben stiekem toch wel een heel beetje gek op Marcel. En dit verhaal is goed geschreven, ik vind het heel IC, en ik kan me er goed in verplaatsen. Marcel is toch meestal te toeschouwer van alles, en dat kotm hier duidelijk naar boven. Heel knap gedaan!!




Profiel bekijkenStuur privébericht
Josse
Heksenleider 2e klas
Heksenleider 2e klas


Verdiend: 0 Sikkels
Woonplaats: on top of the roof

Josse is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Jun 09, 2007 12:47 Terug naar boven Sla dit bericht op

Ik vond het echt mega moeilijk om te kiezen, maar heb uiteindelijk toch een keuze kunnen/moeten maken.

Dit is mijn 1e stem.
Titel: zwart en wit
Mening: Ik vind het een heelmooi verhaal, het begin sleurt je al helemaal mee. Ik vind het meer perspectief bieden aan het hele gebeuren rond Marina, en je hebt het heel nauwkeurig beschreven. (:

Dit is mijn 2e stem.
Titel: Een kwestie van geloven
Mening: Een heel mooi verhaal over Simon. Ik vind het mooi IC, en het einde is ook heel goed. Het las fijn, en je krijgt, net als bij zwart en wit, meer begrip voor de hoofdpersoon, die een 'foute' keuze maakt.

Dit is mijn 3e stem.
Titel: Het échte verhaal achter Zacharias Smit (of wat je eigenlijk al wist)
Mening: Het is gewoon lol. xD Ik vond het echt grappig om te lezen, en het is toch ook wel ontroerend. het einde was te melig, ik moest echt regelmatig lachen, en heb daar anderen op msn mee lastig gevallen. [a]
Het is echt een hip verhaal!





_________________
    I'm staring at a broken door, there's nothing left here anymore
    My room is cold, it's making me insane
    I've been waiting here so long but now the moment seems to have come


    The show must go on my moonlight

    MiYuvi
Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer