Auteur |
Bericht |
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Sep 29, 2007 21:22 |
|
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Vr Okt 05, 2007 19:16 |
|
Hoofdstuk 1: James en Lily
Deel Eén: Een zware taak
Een donkere figuur zwierf door de straten van Godric’s Hollow. Hij verborg zich in portalen en in steegjes van zodra een schaduw te dichtbij kwam. Hij speurde de omgeving af en stapte toen het steegje uit, nog steeds alert. Hij zuchtte opgelucht toen hij eindelijk aankwam bij het huis waar hij naar op zoek was.
Hij klopte vijf maal zachtjes op de deur zodat de bewoners zouden weten wie hij was. Het was James die de deur voor hem opende.
“Laat me binnen, snel, ik mag niet gezien worden.” James keek verbaasd, maar liet de man binnen, die meteen z’n kap afdeed. Een knap gezicht kwam tevoorschijn.
Lily kwam in de deuropening staan. “Sirius? Scheelt er iets?”
In de woonkamer luidde de klok twaalf uur. Sirius knikte. “Ik heb nieuws van de Orde. We moeten meteen samenkomen. Maanling en ik sturen Patronussen rond, maar ik wilde jullie zelf op de hoogte brengen. Maanling is Frank en Lies gaan halen.”
De angst was merkbaar in Lily’s ogen. “Maar… Harry? Wat moet er met hem gebeuren?”
“Maak je geen zorgen, je kan hem meenemen. Hij is er veilig en hij begrijpt toch niet wat er gezegd wordt, laat staan wat het betekent.”
James en Lily keken elkaar vragend aan. Tenslotte leek James een besluit te nemen.
“Oké, ik ga m’n Onzichtbaarheidsmantel halen.” Hij aarzelde even. “Hij kan altijd van pas komen.”
Even later verlieten vier mensen het huis in de Halvemaanstraat. Met een lichte plop verschenen ze op een donker plein.
Toen ze binnenkwamen, knetterde het haardvuur. Een vrouw stond achter een fornuis te koken en Maanling, Frank en Lies Lubbermans en paar andere mensen zaten aan tafel.
“Molly,” groette Lily een roodharige, mollige vrouw, en ze ging naast haar zitten.
“Lily,” glimlachte de vrouw.
“Aha, onze rossekopjes zitten al te keuvelen,” klonk een warme stem. Het was James.
Lily keek hem gespeeld kwaad aan. “Als het je stoort, kunnen we altijd van haarkleur veranderen, Warkop.”
“Wist je dat Dreuzels naar een happer – of hoe heet het ook weer – gaan om hun haar te laten kleuren? Dan moeten ze daar aluminiumfolie en borsteltjes voor gebruiken, en gaan ze onder een kap zitten,” zei Arthur, de man van Molly, enthousiast.
Sirius kuchtte. “Nee, Arthur, dat wisten we niet. Maar het is tijd om serieus te worden.” Sirius keek op zijn horloge. “We kunnen niet wachten op de anderen.” Hij ging weer zitten. Het was stil geworden aan de lange, houten tafel. Een grote man met een lange, grijze maard en een bril met glazen in de vorm van halve manen stond op. Hij schraapte zijn keel.
“De Orde is in gevaar. Ieder persoon die hier aan de tafel zit, loopt potentieel gevaar om gedood te worden het moment hij of zij hier de deur uit stapt. Voldemort - ” de mensen aan de tafel sidderden even, de man pauzeerde en begon opnieuw. “Voldemort heeft weet van deze organisatie. Hij zal gauw genoeg weten wie er allemaal in zit en hij zal jullie natrekken, opsporen en doden.” Hij dronk een slokje boterbier en ging verder.
“Maar vrees niet. Jullie worden zo goed mogelijk beschermd. Sommigen onder ons,” hij keek naar een vrouw met een bril met vierkante montuur en een streng gezicht, waar nu een bezorgde uitdrukking op te lezen was, en naar een man met vettig zwart haar dat als een gordijn voor zijn gezicht hing en een scherpe haakneus, “Sommigen onder ons verblijven op Zweinstein, vlak bij mij. Ik heb vertrouwen in elk van jullie dat jullie in staat zijn om in te staan voor je eigen leven, om jezelf te beschermen en te overleven.”
Er verscheen een droevige blik in de ogen van de man die aan het spreken was.
“Onze dierbare Fabian en Gideon Protser hebben de strijd helaas verloren, net zoals Edgar Bonkel. Ook de arme Bennie Fijnwijk zullen wij nooit vergeten. Maar zij zijn gestorven voor de Orde, voor ons allen, en daarvoor zullen wij hen eeuwig dankbaar blijven. Zij hebben hun leven opgeofferd om de wereld te redden van Voldemort, en wij zullen niet terugschrikken hen te volgen. De wereld heeft echter meer aan ons levend, dus daarom, en voor onze families en vrienden, doen wij ons uiterste best om het kwaad te bestrijden en het goede te laten overwinnen. Daarom moeten wij onszelf beschermen en mogen wij niemand vertrouwen die hier niet aan tafel zit.”
Niemand had een vin verroerd. Er viel een onaangename stilte, tot de heks met het strenge gezicht opstond. “Albus heeft gelijk, we moeten onszelf beschermen, en de kinderen. Zij zijn de toekomst. Severus,” ze keek naar de man met de haakneus en het vettige haar, “Severus en ik zijn inderdaad veilig op Zweinstein, net zoals de kinderen.
Lily, James, kleine Harry vliegt nu al rond op z’n speelgoedbezemsteel, als hij zo doorgaat wordt hij een fantastische Zwerkballer. Frank, Lies, jullie willen toch Marcel zien opgroeien? En Molly, Arthur, Ronald is een flinke zoon die jullie niet kwijt willen. Hun levens zijn evenveel waard als alle andere levens op deze wereld, dus als jullie de moed even verliezen, denk dan aan hen.”
De mensen aan tafel knikten. Een huis-elf kwam binnen en zei met een schrille stem dat hij het eten zou opdienen. De meeste leden van de Orde knikten goedkeurend.
Terwijl ze wachtten op de warme maaltijd, praatten ze over de geruchten die ze gehoord hadden. Lily leunde tegen James aan, die met zijn hand door haar haar streek.
Ze hadden een zware taak, maar ze waren stuk voor stuk vastbesloten die te volbrengen. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Do Dec 06, 2007 18:09; in totaal 7 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Wo Nov 07, 2007 21:06 |
|
Deel Twee: Slecht nieuws
Lily stond te koken en James zat in de woonkamer. Hij las de Avondprofeet en hij zag er niet gezond uit. Zijn haar zat in de war, zijn bril stond scheef op zijn neus en zijn ogen waren rood van vermoeidheid. Lily kwam de woonkamer binnen en zette een pan op de tafel. “James, het eten is klaar,” zei ze. Hij had haar niet opgemerkt en schrok dan ook erg. Harry kwam binnengevlogen op z’n speelgoedbezemsteel.
“Het is genoeg geweest voor vandaag, Harry,” zei hij geïrriteerd. Het jongetje keek beteuterd, maar gehoorzaamde zijn vader. Lily keek haar man doordringend aan met haar amandelgroene ogen die hem nog steeds kriebels in z’n buik veroorzaakte.
James stond op en ging aan tafel zitten en schepte puree op. Hij at in stilte, de spanning was om te snijden. Harry was echter vrolijk. Het smaakte hem blijkbaar, want hij was hevig aan het smekken. James sloeg met zijn vuist op tafel.
“Nu is het genoeg, Harry James Potter! Gedraag je!” zei hij kwaad. Geschrokken legde Harry zijn vork neer en de tranen verschenen in zijn ogen.
“Waar was dat voor nodig?” vroeg Lily sissend aan haar echtgenoot. “Je moet je niet afreageren op hem! Het zijn moeilijke tijden voor iedereen, maar Harry is onschuldig, laat hem dat alsjeblieft blijven!” Ze schoof haar stoel achteruit en ging naar haar zoontje om hem op de arm te nemen. Ze wiegde en suste hem.
“Bedtijd voor jou,” zei ze met een zachte, warme stem. Harry snikte nog eens en klampte zich vast aan zijn moeder. Ze droeg hem de trap op en legde hem in zijn bedje.
Nadat ze een nog een verhaaltje had voorgelezen, ging ze weer naar beneden. James was de tafel aan het afruimen, maar lette niet op. Hij liet telkens borden en kommen vallen. Reparo, mompelde hij telkens.
Geagiteerd ging Lily zitten. “Ik was nog niet klaar, hoor,” mompelde ze zachtjes. Ze zou straks nog wel een stuk fruit eten. James zei niets en ging gewoon verder. Even later hoorde ze een kastdeurtje in de keuken dichtklappen en een woedende stem.
“Waar is de vuurwhisky?” brieste hij. “We hadden nog een fles, ik weet het zeker!”
“Die heb ik cadeau gedaan aan Albus, om hem te bedanken,” antwoordde ze rustig. Vanbinnen telde ze tot tien. Het ging niet goed. Het ging absoluut niet goed.
De duistere kant rukte op. Er werden steeds meer verdwijningen vastgesteld en iedere dag kwamen er doden bij. Als James de Ochtendprofeet las, vroeg Lily standaard of er bekenden dood waren gegaan. Ze had gemerkt dat haar man niet veel meer at en hij woelde in zijn slaap, als hij daar al toe kwam. Hij trok zich de organisatie van de Orde van de Feniks erg aan en dat was slopend. Ze had een donkerbruin vermoeden dat James ook serieus aan de alcohol zat, er verschenen opvallend veel lege flessen Boterbier en vuurwhisky op plaatsen waar je die niet verwachtte, zoals onder in de kleerkast, achter de kussens op de bank en onder hun bed.
Ze wilde hem zeggen wat ze dacht over zijn gedrag, maar wilde het hem niet nog moeilijker maken. Ze kon echter niet toestaan dat hij zijn frustratie en woede afreageerde op hun zoontje, Harry. De jongen was zo onschuldig en ze wilde dat dat zo bleef. Ook zij leed erg onder de hele situatie. Voor iedere overwinning van de Orde kwamen er drie van de Dooddoeners en hun kompanen. Het leek onbegonnen werk, maar ze hield Albus’ woorden in haar achterhoofd. Ze mochten de hoop niet opgeven, voor hun kinderen en voor zichzelf.
Hagrid, een lid van de Orde dat nogal groot in omvang was, had Voldemort meegemaakt op school. Door Voldemort was hij zelf van school gegooid, wat hem erg vastberaden maakte. “Vilijn,” noemde hij hem. Hij had hem dan ook gekend als Marten Vilijn.
Zuchtend zakte Lily neer in de sofa. Op haar aandringen hadden ze een televisie in huis gehaald, ze wilde contact met de Dreuzelwereld. Ze wilde ook weten wat er aan de hand was en hoe Dreuzels alles beleefden. Hoe haar familie het beleefde.
Nu had ze echter geen zin om televisie te kijken en op een boek kon ze zich niet concentreren. James kwam de kamer binnen en ging naast haar zitten. Hij zakte tegen haar aan en afwezig woelde ze door zijn haar, het nog warriger makend dan het al was.
Buiten was er een motregen en af en toe een bliksemschits. Het was koud en de haard brandde hevig. Lily haalde diep adem en zakte onderuit. James had zich nu gedraaid, zodat hij naar haar gezicht keek. Hij legde zijn hand om haar kaak en trok haar naar zich toe. Zijn lippen zochten de hare en hun tongen ontmoetten elkaar. Ze zogen zich aan elkaar vast, hij omhelsde haar en trok haar tegen zich aan.
Zijn lippen verlieten haar mond en hij zuchtte haar naam vol verlangen. Hij kuste haar nek en ging naar beneden. Ze verloren zich in elkaar en vergaten even alle zorgen.
Lily en James werden wakker in de bank. James was eerst wakker en was net aan het bedenken hoeveel geluk hij had met zijn vrouw, toen zij haar ogen opende.
Buiten scheen er waterig zonnetje en er stond een hevige wind. James stond op en rekte zich uit, toen hij tot zijn verbazing merkte dat Harry hen verbijsterd stond aan te kijken.
Lily merkte het nu ook en bloosde nu hevig. Ze ging naar haar zoontje toe en knuffelde hem. “Goeiemorgen,” zei ze zo vrolijk mogelijk. Ze deed alsof er niets aan de hand was en dat hielp blijkbaar. Ze nam Harry bij de hand en ze liepen samen naar de keuken om te ontbijten. Ze smeerde boterhammen voor Harry en zichzelf en maakte koffie.
James kwam binnen en schoof bij aan tafel. Lily zette het brood op tafel. Ze maakte snel een omelet, ze wist dat James ’s ochtends niets anders wilde.
“Ik maak morgen het ontbijt wel,” verzekerde hij haar.
“Harry vliegen,” zei de kleine jongen blij. Hij keek verlangend naar de bezemkast waar zijn bezemsteel opgeborgen was.
“Nu nog niet, jongen. Je mag vannamiddag in de tuin vliegen; de buren gaan een dagje naar zee.”
Harry keek teleurgesteld en ging naar de woonkamer. Een klop op de deur deed Lily en James schrikken. Het was pas acht uur ’s morgens, wie kwam er zo vroeg?
Achterdochtig opende Lily de deur. Het was Maanling.
“Kom binnen,” zei ze nieuwsgierig. James haastte zich naar de deur en hield de man, die er slordig uitzag, tegen om naar binnen te gaan. Maanling glimlachte en zei:
“Ik ben Remus John Lupos, een weerwolf gebeten door Fenrir Vaalhaar in m’n kinderjaren, m’n vrienden zijn Sluipvoet, Gaffel en Wormstaart die transformeren in een hert, een hond en een rat. Mijn favoriete vak is Verweer Tegen De Zwarte Kunsten. In mijn schooljaren ging ik iedere volle maan naar het Krijsende Kot, waar ik transformeerde. De mensen dachten dat het daar spookte, vandaar de naam –”
“Het is al goed,” zei James snel. “Wil je iets om te drinken?”
Maanling aarzelde en zei toen: “Een kopje thee zou lekker zijn.”
Lily nam Maanling mee naar de woonkamer terwijl James warm water opzette.
“Wat brengt je hier, zo vroeg in de ochtend?” vroeg Lily nieuwgierig.
“Slecht nieuws, vrees ik,” antwoordde haar gast. “Een Dreuzelgezin is compleet uitgemoord. De oudste zoon zit in zijn vierde jaar op Zweinstein. Hij werd al een tijdje gepest door Zwadderaars, ze bleven hem -” Maanling slike even en sprak toen met afschuw het woord uit. “- Modderbloedje noemen. Op een gegeven moment was hij het zo beu dat hij de zoon van één van Voldemorts belangrijkste Dooddoeners vervloekte.
Het Duistere Teken stond aan de hemel. Voldemorts idee van een beetje plezier, maar natuurlijk een ramp voor ons. Niet alleen voor de jongen, die nu wees is, maar ook naar de Dreuzelwereld toe. We hebben een brand moeten ensceneren, de Dreuzels waren al te nieuwsgierig. Het geheugen van degenen die de waarheid gezien hebben, zijn gemodificeerd. We kunnen dit niet blijven dulden, Lily… straks worden alle Dreuzelkinderen wezen.” |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Do Dec 06, 2007 18:09; in totaal 7 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Nov 24, 2007 21:58 |
|
Deel Drie: Remus biedt troost
Het oude groepje zat samen in de woonkamer, maar Peter Pippeling was vervangen door Lily Potter. Ze waren allen aangeslagen door het nieuws. Dit kon niet blijven duren. Er moest iets gebeuren, maar wat?
Sirius kuchte en de anderen keken op.
“Ik weet wel dat jullie niet echt voor dit idee zijn, maar ik blijf erbij dat we moeten proberen te infiltreren.”
“Dat doet Severus toch al?” zei Lily geagiteerd. Ze kon wel begrijpen dat Severus nooit hun beste vriend was geweest en dat ook niet zou worden, maar ze konden hem toch vertrouwen? Perkamentus vertrouwde hem, wie waren zij om dat in twijfel te trekken.
Sirius, James en Remus keken Lily duister aan. Ze wist wat die blik betekende. Het had geen zin om te proberen hen uit te leggen wat ze dacht.
“Ik snap het niet,” zei James terwijl hij opstond uit de bank. “Waarom zijn ze zo laf? Waarom vallen ze onschuldige Dreuzelgezinnen aan die zich niet kunnen verdedigen?”
“Dat weet je toch,” zuchtte Remus. “Ze zíjn gewoon zo. Dreuzels kunnen niet tegen hen op, ze voelen zich machtig. Het bevestigt hun idee dat het tijd wordt dat tovenaars de macht grijpen en eindelijk van de Dreuzels afraken. Ze snappen er niks van.”
James was aan het ijsberen. Het was doodstil. De deur naar de hal ging krakend open en een gezichtje verscheen door de kier.
Lily stond op en liep naar de jongen. “Oh Harry, kan je niet slapen?”
Harry’s lipje trilde en hij barstte in huilen uit. Lily nam hem op haar arm en probeerde hem te sussen, maar alle pogingen waren tevergeefs. Toen hij uitgesnikt was, zei hij zachtjes: “Ik ben bang, mama.” Lily ging met Harry naar boven en maakte met haar blik duidelijk aan James dat ze zo terug was. De deur ging toe en Lily verdween.
James had zich zichtbaar ingehouden.
“Dit kan niet meer! Zelfs onze kinderen zijn bang, en zij hebben niet eens een idee van wat er aan de hand is. Ik moet hier echt van kotsen, ik ben het zo beu. We moeten iets doen! Waar is Perkamentus op momenten als deze? Waar is hij om ons te helpen? Waar is hij?” James was al rood aangelopen. Nu was Remus ook recht gestaan.
“Perkamentus kan er toch niks aan doen op z’n eentje! Hij doet erg hard z’n best, als je dat soms nog niet door had! Ik durf er mijn hoofd om verwedden dat hij nu op pad is, op zoek naar iets of iemand die ons kan helpen. We moeten vertrouwen hebben, James. We mogen die verdomde Dooddoeners ons vertrouwen in Perkamentus niet laten verliezen!”
Remus kon het niet verdragen als iemand kwaad sprak over Perkamentus, de man had hem zijn jeugd geschonken en daar zou hij hem eeuwig dankbaar voor blijven.
Even later kwam Lily ook de woonkamer binnen. James keek haar vragend aan.
“Ik heb een verhaaltje voorgelezen en hem in ons bed gelegd. Hij moest de hele tijd huilen en zei dat hij bang was.”
James knikte. Een verbitterde trek vormde zich om zijn mond.
“Sirius, we gaan. Remus, blijf jij bij Lily?”
Sirius stond op en ging z’n jas halen. Remus ging naar de keuken om een kopje koffie te zetten.
“Waar ga je heen, James?” vroeg ze dreigend.
“Naar het hoofdkwartier,” antwoordde hij.
“Ik wil mee.”
“Nee, het is te gevaarlijk. Remus blijft hier wel bij jou.”
“In godsnaam, James! Ik ben geen klein kind meer!”
“Wil je Remus hier dan alleen laten?” brieste James.
“Remus kan toch ook meekomen?”
“En Harry alleen laten!”
Het gesprek viel stil. James had een gevoelige snaar geraakt.
“Sorry,” mompelde hij.
“Ga maar,” zei Lily met een vaag handgebaar.
Even later stonden James en Sirius op de stoep.
“Wat doen we? Verdwijnselen of transformeren?”
James zuchtte. Zijn adem vormde witte wolkjes in de ijskoude nacht die zich om hen heen leek te sluiten.
“Laten we maar verdwijnselen. We zijn er sneller en er is minder risico.”
Sirius rolde met z’n ogen, maar dat zag James niet door het donker. Zelfs in gevaarlijke tijden als deze hield hij wel van een beetje gevaar.
“3, 2, 1…” telde James af. Met een zacht plopje verdwenen ze in de nacht. Een oud vrouwtje dat haar hondje nog even uitliet keek raar op toen ze de twee mannen plotseling zag verdwijnen. Ze fronste haar wenkbrauwen en zei tegen zichzelf dat ze het zich vast verbeeld had. Ze liep verder naar haar huisje.
In het huis zaten Remus en Lily naast elkaar op de bank. Hun kopjes thee stonden onaangeroerd op de salontafel. Tranen liepen stil over Lily’s wangen. Remus zag het en nam haar in z’n armen. Hij streelde over haar zachte, weelderige rode haar in een poging haar te troosten.
“Waarom, Remus, waarom?”
“Ik weet het niet, Lily. Maar ik heb onlangs wel iets interessants gehoord. Ik hoop dat je het me niet kwalijk neemt, maar ik heb liever niet dat James en Sirius het te weten komen. Ze zouden zich teveel opwinden.”
Lily zette zich weer rechtop en trok haar truitje naar beneden. Remus had haar nieuwsgierig gemaakt.
“Vertel.”
“Het is niet mooi, ik waarschuw je.” Remus rekte zich even uit en ging wat verzitten.
“Het is een erg lang verhaal, maar ik zal het kort houden. Bij de Dreuzels hebben ze iets soortgelijks meegemaakt in het begin van deze eeuw. Het was in Duitsland. Op een bepaald moment kwam ene Hitler aan de macht die beweerde dat de joden onzuiver waren, dat ze slecht waren, wat natuurlijk niet waar was. Hij liet alle joden transporteren en stuurde hen naar concentratiekampen. Daar moesten ze heel veel werken en leefden ze in onvoorstelbare omstandigheden. Eerst werden ze goedgekeurd. Als ze te oud waren, of niet gezond genoeg, werden ze meteen naar de gaskamers gestuurd. De Holocaust, zo heette de organisatie die hiervoor verantwoordelijk was, maakte de joden wijs dat ze in de douche mochten. Die mensen waren heel blij, ze kwamen net uit een trein waar ze dagenlang op elkaar gepakt zaten als sardienen in blikje, in de stank van hun eigen uitwerpselen. Maar in werkelijkheid kwam er dodelijk gas uit de kranen. Als de gewone werkers uitgeput waren, werden ze ook de ‘douches’ ingestuurd.”
Remus keek Lily onzeker aan. Hij was verbaasd dat er geen verrassing op haar gezich te lezen was.
“Remus, ik ben een Dreuzelkind. Ik heb er over geleerd op het einde van de basisschool. Mijn nicht was er ook helemaal in de ban van, ze wilde weten wat die mensen bezielde. Geloof me, ik weet er alles van.”
Remus knikte begrijpend. “Vind je dan ook niet dat er nu iets dergelijks aan de gang is?”
Lily dacht na. “Het blijft natuurlijk een verschil, maar ik denk van wel, ja.”
“Wel, kunnen we het probleem niet op dezelfde manier oplossen?”
“Je vergeet één ding, Remus. Voldemort kan toveren, en nog geen klein beetje ook.”
“Maar wij ook!” zei Remus strijdlustig. Lily had nog nooit zo’n toon in zijn anders zo rustige stem gehoord. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Do Dec 06, 2007 18:03; in totaal 4 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Dec 01, 2007 16:10 |
|
Deel Vier: Op het hoofdkwartier
James en Sirius waren op het hoofdkwartier. Ook Severus Sneep was er, maar ze wisselden geen woord met hem. Molly stond achter het fornuis en Arthur deed papierwerk. Frank Lubbermans kwam nu ook binnen gestormd.
“Lies is niet meegekomen, we willen Marcel niet alleen laten.” Nu hadden ze enkel nog Perkamentus nodig. James tikte met z’n vingers op tafel. Even later sprong Sirius in en er ontstond een soort melodie. Sneep rolde met z’n ogen en Arthur, die momenteel erg gespannen was, keek geïrriteerd op. Toen James die blik zag, hield hij snel op.
Arthur werkte bij het Ministerie op de afdeling Misbruikpreventie van Dreuzelvoorwerpen en had dus veel met Dreuzels te maken. Het was echt een ramp om aan die verwarde mensen een logische verklaring voor de verdwijning of plotselinge dood van een geliefde, collega of kennis te geven.
De deur ging open en iedereen keek op. Perkamentus stond in de deuropening. Hij zag er vermoeid uit.
“Ben ik de laatste of wachten we nog op iemand?” vroeg hij.
“Nee, we zijn voltallig,” antwoordde Frank.
Perkamentus ging op zijn vaste plaats aan het hoofd van de tafel zitten. Hij wendde zich tot Sneep.
“Ik heb begrepen dat je nieuws voor ons had, Severus?”
“Dat is inderdaad zo. Voldemort gooit het over een andere boeg. Tot nu toe hield hij zich vooral bezig met het vermoorden van Dreuzels om hen uit te roeien.
Nu is het echter zijn prioriteit om het Ministerie over te nemen en zo tovenaars boven de Dreuzels te plaatsen. Hij ziet in dat hij onmogelijk alle Dreuzels kan vermoorden, het zijn er teveel. Verder wil hij niet dat het woord ‘Dreuzel’ nog met hoofdletter geschreven wordt, in tegenstelling tot het woord ‘tovenaar’.
Het belangrijkse is dus om het Ministerie veilig te houden. Ik stel voor dat we de huidige Minister vervangen door een krachtiger persoon.”
“Wat bedoel je daarmee, Severus?” vroeg Perkamentus, hoewel hij heel goed wist wat Sneep bedoelde.
“Ik denk dat het beter is voor de toverwereld als u Minister van Toverkunst werd, Perkamentus.”
“Schijnheilige slijmbal!” Sirius had zich niet kunnen inhouden. Hij wendde zich nu tot Perkamentus.
“Hoe weten we zeker dat hij de waarheid verteld? Hij is een Dooddoener! Hij heeft het teken op zijn arm, hij kan ons zo verraden!”
“Dat is inderdaad zo, Sirius,” zei Perkamentus kalm. “Hij kan Voldemort op ieder gewenst moment in ons midden brengen. Daarom vind ik het feit dat Severus dat nog niet gedaan heeft getuigen van trouw aan de Orde, en niet aan de Dooddoeners.”
Sirius wilde erop in gaan, maar James legde een hand op de arm van zijn vriend. Het had geen zin om tegen Perkamentus in te gaan. Hij zou zijn vertrouwen in Sneep toch niet verliezen. Sneep trok zich niets aan van de beschuldigingen. Hij gaf niet om het feit dat die twee puberige eikels hem niet vertrouwden, dat was niet nodig. Zolang Perkamentus hem maar vertrouwde.
Arthurs gezicht stond zo mogelijk nog bezorgder na het nieuws van Voldemorts nieuwe aanpak. Als die het Ministerie zou overnemen, zou dat een ramp zijn. Dat mocht niet gebeuren. Hij was het met Severus eens dat Perkamentus eigenlijk wel een goede Minister van Toverkunst zou zijn. Dat vertelde hij dan ook. Sneep knikte kort, zodat het haast onmerkbaar was. Ook James, Sirius, Frank en Molly wilden dit.
“Mijn beste vrienden, hoe gevleid ik ook ben te horen dat dit een unanieme mening is, toch kan ik er niet op in gaan. Ik blijf erbij dat ik beter schoolhoofd blijf op Zweinstein. Laat iemand anders maar Minister zijn, voor mij is het niet weggelegd.”
De anderen probeerden Perkamentus er nog urenlang van te overtuigen, maar tevergeefs. Toen James en Sirius naar de Halvemaanstraat Verdwijnselden, was Perkamentus nog geen sprankeltje meer overtuigd om de nieuwe Minister te willen zijn.
Ze gingen samen naar binnen.
“Is er thee?” vroeg James geeuwend. Toen zag hij het tafereel dat zich afspeelde.
Lily zat geluidloos te huilen in de zetel, Remus hield haar in zijn armen. Puur vriendschappelijk, wist James.
Snel liep hij naar zijn vrouw toe en nam het van Remus over.
“Wat scheelt er?”
Lily antwoordde niet. Remus vertelde James met zijn ogen dat er niets specifieks aan de hand was, dat het de hele situatie was die zijn vrouw zo verdrietig maakte.
Sirius stond er wat ongemakkelijk bij. Remus stond recht en ging naar hem toe.
“Ik ga maar eens, denk ik.”
Sirius knikte. “Ik ook.”
Samen gingen ze naar buiten en Verdwijnselden naar Remus’ huis waar ze de rest van de nu nog korte nacht zouden doorbrengen.
De volgende morgen scheen er een waterig zonnetje door het keukenraam. Buiten bloeiden de bloemen en het rook naar lente. In andere tijden zou dit een perfecte dag geweest zijn voor een familieuitstapje, maar dat was nu te gevaarlijk geworden.
James was z’n bezem aan het poetsen, hoewel hij die nu nooit meer gebruikte. Het bracht herinneringen bij hem op naar de Zwerkbalwedstrijden op Zweinstein. Met heimwee dacht hij terug aan die zorgeloze dagen van plezier en lui zijn. Hij had er alles voor over om voor één dag nog eens zo zorgeloos te zijn. Naast hem zat Lily haar toverstok op te poetsen. Ze was erg perfectionistisch.
“James?”
“Ja?”
“Vertel eens over gisteren. Je bent naar het hoofdkwartier geweest.”
Toen James ’s nachts was thuis gekomen, had ze er niet naar gevraagd en hij was er niet spontaan over begonnen. Nu vertelde James het hele verhaal, woord voor woord.
Het deel waarin Perkamentus zijn vertrouwen in Sneep nog eens bevestigde, liet hij er echter uit. Lily luisterde aandachtig.
“Ik snap het niet, echt niet. Perkamentus zou de perfecte Minister van Toverkunst zijn. Een veel beter dan degene die we nu hebben.” Dat laatste zei ze op schampere toon.
Harry was ondertussen ook beneden. Hij had nu al de ogen van zijn moeder en het warrige haar van zijn vader. Hij geeuwde nog en was erg moe.
Lily legde haar toverstok opzij en nam haar zoontje op schoot. James aaide even over zijn kruin.
“Hij lijkt sprekend op je, James,” zei Lily zacht.
“Maar hij heeft –”
“- mijn ogen,” maakte Lily de zin van haar echtgenoot af. Iedereen zei het en het was waar ook.
“Krijgen we bezoek vandaag?” vroeg James.
“Niet dat ik weet, nee,” antwoordde Lily.
Maar daarin vergisten ze zich. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Do Dec 06, 2007 18:03; in totaal 3 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Ma Dec 03, 2007 21:32 |
|
Deel Vijf: Het verzoek van Perkamentus
Perkamentus Verschijnselde in de Halvemaanstraat. Hij maakt zich klaar om zijn twee oud-leerlingen en een toekomstige leerling te bezoeken. Hij dacht na terwijl hij door de lege straat liep. Hij keek om zich heen, maar nam de omgeving niet in zich op. Toen hij voor de deur van het huis stond, merkte hij pas de verandering op.
Het voortuintje van Lily en James was altijd gekleurd door allerlei soorten bloemen en nu was al die kleur verdwenen. Zelfs de wijze Perkamentus kon hier geen verklaring voor vinden. Hij hoopte dat Lily en James niet zouden beginnen over het Minister van Toverkunst – zijn. De reden dat hij deze job niet wilde lag dieper dan hij toegaf tegenover de leden van de Orde van de Feniks. Hij vertrouwde hen wel, maar dit was persoonlijk. Hij klopte op de deur maar niemand deed open. Hadden ze het niet gehoord of was er niemand thuis? Hij stuurde een sprekende Patronus over het dak naar de achtertuin, misschien waren ze daar. Hij kreeg echter geen antwoord van Lily of James.
Dit was echt vreemd. Toen viel het hem in: een deurbel. Hij hield van Dreuzels en hield zich er ook erg mee bezig hen te beschermen, maar hij werd oud en vergat soms hun manieren om hun aanwezigheid bekend te maken aan de inwoners.
Hij drukte op de bel en er kwam vrijwel meteen reactie. Haastige voetstappen naderden de deur. James deed open en zuchtte van opluchting.
“Kom binnen,” mompelde hij. Perkamentus deed wat hem gevraagd werd. Lily stond in de opening van de woonkamer naar de keuken. Ook zij leek opgelucht toen ze de oude, wijze tovenaar in haar woonkamer zag staan.
“Wil je een kopje thee?”
“Altijd, Lily,” glimlachte hij. Vanbinnen was hij veel bezorgder dan hij liet blijken.
James gebaarde dat hij mocht zitten en even later kwam Lily binnen met een blad met drie kopjes in haar handen. Ze streek een lok glanzend rood haar achter haar oren.
“Alles goed met jullie?” vroeg hij.
“Wat je goed kan noemen,” antwoordde James. “Ik haat dit leven. Ik verlang echt tot het voorbij is. Dat moet zo snel mogelijk.”
“Dat weet ik, James. Dat beseffen we allemaal. En jij, Lily?”
“Zoals James zegt: het begint echt vermoeiend te worden. Soms heb ik het gevoel dat we voor niets vechten. Elke keer als we een overwinning behalen, komen er drie tegenslagen. Maar ik laat de moed niet zakken, nooit.”
“Zo mag ik het horen,” glimlachte Perkamentus, die even had gevreesd dat ze ermee zou stoppen zoals ze sprak. “Laten we nu tot de kern van de zaak komen. De reden van mijn bezoek is het volgende.” Hij wendde zich tot James. “In de toekomst zou ik je Onzichtbaarheidsmantel willen lenen. Ik kan je niet vertellen waarom, en ik vraag je dan ook om geen verklaring van mij te eisen. Dat is van groot belang. Ben je bereid om je Onzichtbaarheidsmantel op welk moment dan ook af te staan?”
James was nogal verbluft door deze vraag.
“Ik denk het wel.” Hij aarzelde even, maar zweeg. Hij had willen vragen waarom, maar Perkamentus had hem net verteld dat niet te doen.
“Dus eigenlijk moet ik zonder kunnen?”
“Net als de andere leden van de Orde,” knikte Perkamentus.
Lily zat er zwijgend bij. Ze dacht na over de mogelijke reden dat Perkamentus James’ Onzichtbaarheidsmantel nodig kon hebben. Hij beschikte over sterke Kameoflagespreuken en andere mogelijkheden om zichzelf onzichtbaar te maken. Hij wilde toch niet… Lily verdrong die gedachte meteen. Ze moesten Perkamentus vertrouwen. Waarom zou hij de Onzichtbaarheidsmantel willen stelen? Hij gaf niet om aardse dingen als goud, macht en rijkdom. Hij wilde het beste voor iedereen bereiken.
Perkamentus slurpte nadenkend van z’n kopje thee. Hij had niet verwacht dat het zo makkelijk zou gaan. Er was nog iets vreemds: niemand had gecontroleerd of hij het wel was, en geen Duistere tovenaar die zich als hem vermomd had.
“Jullie aandacht verslapt,” zei hij luidop. James en Lily keken hem verbaasd aan.
“Wat bedoel je?” vroeg James, een beetje beledigd.
“Toen ik voor de deur stond, heb je me niks gevraagd, James. Ik kan net zo goed een Dooddoener zijn die de ware Albus overvallen heeft en die nu op het punt staat jullie te vermoorden, of je zoon mee te nemen. Dan zou die tovenaar Albus zijn en weten dat jullie geen vragen zouden stellen over het feit dat ik Harry mee wilde nemen. Want jullie vertrouwen Albus. Ik kan hem net zo goed ontvoeren en aan Voldemort overleveren.”
James en Lily waren erg geschrokken door deze woorden, beiden beseften ze hoe waar het was en hoe angstaanjagend het zou zijn als het zou gebeuren.
“Ik ben Albus Parcival Wolfram Bertus Perkamentus, schoolhoofd van Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus Pocus, en jullie, Lily en James Potter, hebben een zoon Harry James Potter. Jullie zijn beiden lid van de Orde van de Feniks en ik ben Geheimhouder van het Hoofdkwartier. James, jij bent Animagus geworden op Zweinstein uit loyaliteit voor Remus Lupos, samen met de heren Peter Pippeling en Sirius Zwarts.
Jullie zijn in dierlijke vorm respectievelijk een hert, een rat en een nogal harige hond, en –”
“Ja, we geloven je al, Albus. Indien je inderdaad iemand anders was, zou je ons al niet wijzen op onze zogenaamde verslapte alertheid,” antwoordde James.
De zachte, oude bank kraakte toen Perkamentus opstond.
“Dan verlaat ik jullie nu. Laat vooral de moed niet zakken.”
“Nooit,” zeiden James en Lily tegelijkertijd.
James liet Perkamentus uit en kwam toen terug in de woonkamer.
“Waarom zou hij je Onzichtbaarheidsmantel nodig hebben, denk je?” vroeg Lily.
“Ik heb geen idee.” Dat meende hij ook. Het was ijskoud geworden in de woonkamer en ze zaten beiden te rillen. James liep naar de open haard, bukte zich en met een zwaai van z’n toverstok maakte hij een warm vuur.
Hij ging bij Lily op de bank zitten. Hij wilde een arm om haar heen slaan, maar Lily schudde met haar schouders als teken dat hij haar los moest laten.
“Wat is er aan de hand?”
“Niks. Ik heb gewoon geen zin.”
“Als ik je al niet meer mag omhelzen…”
“James, alsjeblieft.” Ze wendde haar hoofd af zodat haar man de tranen die in haar ogen sprongen niet zou zien. Ze veegde ze voorzichtig weg, vermande zich en draaide zich weer om.
“Ik ga slapen.”
“Maar het is pas negen uur!”
“Ik ben moe.” Lily verliet de woonkamer en James hoorde haar stilletjes de trap op gaan om Harry niet wakker te maken. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Do Dec 06, 2007 18:04; in totaal 2 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Do Dec 06, 2007 17:48 |
|
Hoofdstuk 2: Sirius en Remus
Deel Eén: Eenzaamheid
Sirius zat mokkend voor het haardvuur van zijn ouderlijke huis. Hij was er helemaal niet graag en snapte niet waarom de anderen hem dwongen hier te leven. Hier, tussen al die herinneringen aan z’n familie die hij het liefste wilde vergeten.
De meeste tijd bracht hij door op zijn oude slaapkamer, die vol hing met verwijzingen naar Griffoendor en de tijd op Zweinstein.
Remus was ergens daarbuiten, wist Sirius. Stiekem was hij jaloers op zijn vriend, jaloers dat die zomaar vrij kon rondlopen terwijl hij gezocht werd voor een misdaad die hij niet eens begaan had. Alsof hij geïnteresseerd was in oude erfstukken van puurbloedfamilies!
Dat was meer iets voor die ouwe Levenius Lorrebos. Sirius werd razend als hij nog maar aan hem dacht. Die smerige onderkruiper glipte altijd tussen de mazen van het net.
Sirius rilde. Hij had het koud; het vuur gaf geen warmte. De keuken was verlaten.
Als iemand binnen zou komen, zou die denken dat er net een bom ontploft was. De stoelen stonden schots en scheef, etensresten plakten op de tafel.
Een stapel vuile borden, glazen en bestek stond op een wankele stapel in de gootsteen.
Sirius zou wel opruimen. Hij was nochtans zo blij geweest dat al die mensen zijn verjaardag waren komen vieren, eindelijk had hij weer gezelschap gehad. Maar toen was er een oproep en waren ze allemaal weg.
Sirius zat in het vuur te staren en schrok zich rot toen daar plotseling het hoofd van Remus verscheen.
“Remus! Wat doe jij hier? Wordt het Haardrooster niet in de gaten gehouden?”
“Ja, ik weet het! Ik wilde je alleen even laten weten dat de Dooddoeners net een heel Dreuzeldorp uitgemoord hebben. Ik dacht dat je wel wilde weten wat er aan de hand was, aangezien we je partijtje zo haastig moesten verlaten.”
Sirius knikte. “Bedankt, Remus. Ik kom eraan. Waar is het ergens?”
“Ben je helemaal gek! Jij blijft waar je bent. Ik ga nu terug naar de anderen.”
Het hoofd van Remus verdween weer en Sirius vloekte. Hij haatte het als hij niet mee kon vechten. Hij voelde zich nutteloos. Hij kon het niet verdragen dat hij daar moest zitten. Als Voldemort een oorlog wilde, dan zou hij vechten!
Hij dacht aan al zijn vrienden die nu in het midden van de strijd met getrokken toverstokken figuren met zwarte mantels aan het verslaan waren. Plotseling sloeg de schrik hem om het hart. Wat als iemand van hen het niet zou overleven? Sirius zei tegen zichzelf dat hij daar niet aan moest denken, hij wist uit ervaring dat hij er gek van werd.
Hij rekte zijn rug, woelde met een hand door z’n haar en voelde hoe vettig dat was. Hij besloot dan maar een uitgebreid warm bad te nemen en niet meer te denken aan zijn vrienden, hoe vreselijk hij het ook vond.
Sirius was al lang gewassen en gedroogd toen Remus vanuit de hal riep dat hij er was.
Sirius ging gehaast naar de hal en keek nerveus naar het portret van zijn moeder. Hij zou het niet kunnen verdragen als ze weer zou beginnen te schreeuwen, dat deed ze nu al de hele tijd. Het verwonderde hem nog steeds dat de Dreuzels naast de deur haar niet konden horen.
“Iemand dood die we kennen?” vroeg Sirius. Het was een standaardvraag geworden.
Remus slikte. “Edgar Bonkel en Bennie Fijnwijk. Diederik Deemster is nergens te vinden.”
Het kwam als een klap aan voor Sirius. Hij had de genoemde mannen niet erg goed gekend, maar ze hadden gevochten voor hetzelfde doel. Ze waren ook op zijn uitnodiging ingegaan, net als de rest van de Orde van de Feniks.
“Heeft iemand de familie al verwittigd?”
“Minerva is onderweg.”
Samen liepen ze door naar de woonkamer. Remus nestelde zich in de bank waar hij altijd ging zitten en Sirius nam plaats in de fauteuil die er recht tegenover stond.
“Thee?”
“Heb je koffie?”
“Ook.”
“Doe maar sterk. Met een beetje cognac bij.”
Remus was duidelijk ook van streek. Hij dronk bijna nooit alcohol. Sirius dacht terug aan de feestjes in de jongensslaapzaal waar ook wel eens drank aan te pas kwam. Als Sirius eens lief keek naar madame Rosmerta kon hij meestal wel een paar flessen Boterbier versieren. Later werd dat Boterbier vervangen door Vuurwhisky. Maar Remus had daar nooit aan meegedaan.
Toen Sirius terugkwam met het drankje waar Remus om gevraagd had, bekeek hij zijn vriend eens goed. Hij zag er zoals altijd vermoeid en lichtelijk ziekjes uit, maar op de één of andere manier leek het deze keer erger.
“Is er iets aan de hand?”
Remus keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.
“Je weet best wat ik bedoel.”
Remus maakte duidelijk dat hij er niet over wilde praten door van onderwerp te veranderen.
“James en Lily komen zo. De rest ook.”
Sirius knikte. Hij kon niet ontkennen dat hij zich toch opgelucht voelde. Het was vreselijk van de twee doden en de vermiste, maar de rest was gelukkig ongedeerd. Het had erger gekund.
“Welk dorp was het?”
“Groot-Zanikem.”
Lily en James kwamen net de kamer binnen. Sirius en Remus schrokken zich rot.
“Kunnen jullie niet even teken van leven geven voor je zomaar binnenkomt?” gromde Sirius. Toen zag hij Lily’s lijkbleek gezicht. Ze zag eruit alsof ze net iets vreselijks had gezien, de dood van een familielid of van een vriend. James keek naar zijn vrienden, zag dat die het niet goed begrepen en legde het uit:
“Lily’s zus Petunia woont samen met haar gezin in Klein-Zanikem. Voor hetzelfde geld was zij ook vermoord.”
Sirius en Remus slikten. Remus klopte op de lege plaats naast hem op de bank en Lily liep naar hem toe. Ze was zo geschrokken dat ze niet kon huilen.
“Zijn er Dooddoeners vermoord?” vroeg Sirius iets te gretig. James keek hem kwaad aan.
Remus antwoordde zachtjes: “We weten het niet. Maar het is niet erg waarschijnlijk.”
Sirius moest zich inhouden om niet te vloeken; hij wist dat Lily er niet tegen kon.
Het was zo oneerlijk, waarom moesten er drie goede mensen van hen ontnomen worden en bleven die smeerlappen voortleven? Ze hadden toch al genoeg dood en verderf gezaaid?! |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Do Dec 06, 2007 18:07; in totaal 2 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Do Dec 06, 2007 17:59 |
|
Deel Twee: De verdwijning
“Knijster!” brulde Sirius. Met een harde plop verscheen de afzichtelijke huis-elf voor zijn meester, tegen wil en dank. Hij boog en fluisterde vals: “Ja, meester?”
“Waar zijn die bekers met het schild van de Zwartsen?”
“Ik weet niet waar u het over hebt, meester.”
“Dat weet je best!” Sirius was woedend. Stomme Huis-Elf! Hij liep naar Knijsters kast in de keuken, rukte die open en vond precies wat hij verwacht had: de zilveren beker.
“Waarom steel jij dingen?”
“Ik steel niet, meester.”
“Knijster, ik verbied je tegen me te liegen.”
“Ik lieg niet meester. Ik steel niks. Ik bewaar alleen maar de erfenis van onze voorvaderen, uit dank voor het pure bloed dat zij uw familie geschonken heeft.”
Sirius draaide met z’n ogen. “Puur bloed kan me helemaal niks schelen!”
Sirius liep naar de schouw en zei hard tegen een spiegel: “Remus!”
Een paar seconden later verscheen het haveloze gezicht van Lupos in de spiegel.
“Wat is er?”
“Remus, ik wil hier weg. Ik word knettergek, en zeker met die stomme halve vleermuis!”
“Sirius, je moet begrijpen dat je enkel daar in veiligheid bent…”
“Ik smeek je, Remus.”
“Zal ik je een bezoek komen brengen?”
Sirius wilde er tegenin gaan, maar hij wist dat het geen zin had. En een bezoek was altijd nog beter dan niets.
“Ja, is goed.”
“Vind je het erg als ik Frank en Lies Lubbermans meeneem.”
“Natuurlijk niet, hoe meer zielen, hoe meer vreugd!”
Het vooruitzicht op een bezoek van zijn vrienden had hem weer wat rustiger gemaakt.
Een half uur later stonden in de hal drie mensen: Remus Lupos, Frank Lubbermans en Lies Lubbermans.
Sirius liet hen binnen en vroeg aan de Lubbermansen: “Jullie hebben Marcel toch niet achtergelaten voor mij?”
“Nee, hij is veilig bij mijn moeder,” verzekerde Lies hem met zachte stem.
Ze gingen in de woonkamer zitten. Sirius vroeg of ze iets wilden drinken, maar alledrie sloegen ze het aanbod af.
“Is er iets aan de hand?”
“Nee,” zeiden ze alledrie tegelijkertijd, zo luchtig mogelijk. Sirius vertrouwde het niet.
“Ben je het zeker?”
“Ja,” zei Remus. “Met jou gaat het niet zo best, he?”
Sirius zuchtte diep. “Ik word echt geschift in dit donkere hol. Ik wil naar buiten!”
“Albus zegt…” begon Remus, maar Sirius onderbrak hem.
“Zweinstein! Dat is het!” riep hij uit. “Waarom kan ik niet naar Zweinstein? Daar ben ik toch veilig?”
“Doe niet zo belachelijk!” snauwde Lupos. Hij was duidelijk gespannen. “Je weet best dat je niet naar Zweinstein kan, dan vinden ze je meteen!”
“En als ik als hond in het Verboden Bos blijf?”
“Te gevaarlijk,” antwoordde Remus gedecideerd.
Frank en Lies zaten erbij. Ze grinnikten om het tafereel, het was zo typisch. Remus die Sirius’ wilde plannen uit zijn hoofd moest praten.
Sirius gaf niet op: “Ik zal het hem zelf vragen.”
“Doe dat.” Remus had het wel opgegeven. Er viel een stilte en Frank begon over Marcel te praten om de spanning te breken. Iedereen deed gretig aan het gesprek mee, in een poging om de problemen naar de achtergrond te plaatsen.
De gasten bleven nog twee uur, maar moesten toen weg. Remus wilde zijn moeder bezoeken en Frank en Lies hadden Lies’ moeder beloofd terug te zijn voor het avondeten.
Remus klopte op de deur van een oud huisje. Een rustige, serene vrouw opende de deur. Ze leek op Lupos, alleen was ze mollig. Ze droeg een vriendelijke bril met ovalen glazen en haar bruine haar droeg ze in een knotje op haar hoofd. Ze had lange, wijde kleren aan, als een zigeunerin. Remus kuste zijn moeder op haar wang, ging naar binnen en trok z’n jas uit. Daarna volgde hij z’n moeder naar de keuken, waar het heerlijk rook naar stoofvlees. Ze praatten nooit veel; ze hadden geen woorden nodig. Maar nu had Remus er toch behoefte aan.
“Het gaat niet goed met Sirius, ma. Hij krijgt echt de wildste ideeën. Hij wil nu naar Zweinstein!”
“Het is toch te begrijpen. Ik zou ook gek worden tussen die vier muren,” antwoordde zijn moeder met zachte stem. Remus proefde van het stoofvlees, het was heerlijk. Zijn moeder had waarschijnlijk speciale kruiden gebruikt die ze zelf geplukt had.
“Ik heb gehoord van dat Dreuzeldorp. Jullie hebben actie ondernomen?”
Remus knikte. “We zijn drie mensen verloren, twee doden en een vermiste.” Hij zag de bezorgde trek op zijn moeders gezicht.
“Niemand die je kent.”
“Het blijven mensen. Het is zo vreselijk, Remus. Wanneer gaat het over zijn?”
Remus haalde zijn schouders op. “Dat weet ik niet. Dat weet niemand.” Hij werd overspoeld door een golf van genegenheid voor en medelijden met zijn moeder.
“Zo gauw mogelijk. Dat beloof ik je.”
Ze aten rustig verder.
“Blijf je slapen?” vroeg zijn moeder toen alles op was.
“Ik denk het niet. Misschien kan ik Sirius wat gezelschap houden.”
Zijn moeder knikte en probeerde haar teleurstelling te verbergen, maar dat lukte niet.
“Ik kan ook morgen naar Sirius gaan. Ik blijf wel hier.”
Een glimlach brak door op het gezicht van zijn moeder.
“Je bent de enige familie die me nog rest, jongen. We moeten bij elkaar blijven.”
“Sirius heeft geen familie.”
De ogen van Remus’ moeder begonnen opeens te twinkelen.
“Wat als we Sirius hier uitnodigen?”
Remus schrok. “Dat is veel te gevaarlijk!”
“Wie weet er nu iets van mij? Hij is hier veilig, en we kunnen elkaar gezelschap houden.”
Het duurde nog even voor Remus overtuigd kon worden, maar tenslotte stond hij toch recht. “Goed dan, ik ga hem halen. Ik ben zo terug.”
“Wees voorzichtig!”
“Natuurlijk.”
Remus sloot de deur achter zich en Verdwijnselde. Hij ging naar binnen en riep dat hij het was. Er kwam geen reactie en nieuwsgierig liep Remus door naar de keuken.
Die was leeg. Hij ging dan maar de trap op naar de woonkamer. Daar lag alles overhoop, alsof er een gevecht gevoerd was. De bank stond helemaal scheef, de fauteuil ondersteboven. De salontafel was omgevallen en scherven lagen overal verspreid. Remus was geschrokken van het tafereel en doorzocht snel het hele huis, maar er was niemand. Hij vloekte. Waar was Sirius? Hij maakte snel de beslissing om eerst James en Lily te waarschuwen en dan verder te kijken. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Do Dec 06, 2007 19:52 |
|
Deel Drie: De laatkomer
“Laat…me…met…rust,” hijgde Sirius.
“Vertel op, vuile bloedverrader!” klonk de schelle stem van Bellatrix. “Wat voert de orde uit? Waar houden ze zich schuil?”
Sirius verging zowat van de pijn door de Cruciatusvloek van Bellatrix, maar hij was vastbesloten om niets te zeggen. Hij vroeg zich nog steeds af hoe ze hem hadden weten te vinden. Hij had gelijk gehad, op Zweinstein was het veiliger dan aan het Grimboudsplein. Sirius lag nu in een donkere, ijskoude kelder. De ruimte was lang, maar laag. Het enige licht was afkomstig van de Dooddoeners die dit blijkbaar als entertainment zagen.
“Jullie dachten ons verslaan te hebben in Groot-Zanikem?” vroeg een grote, blonde man. Sirius wist dat het Jeegers was. Sirius beet op zijn tanden en zweeg. Hij wist dat ze hem belachelijk wilden maken, maar hij zou niet toegeven, nooit.
“Wie wil je beschermen? Je zielige vriendjes? Dat halve beest, die arrogante kwal van een Potter en zijn liefje? Of die dwaze Lubbermansen met hun debiele zoon! Of is het Perkamentus, de oude dwaas!”
Bellatrix’ stem deed pijn aan Sirius’ oren.
“Waar…ben…ik?” wist hij met moeite uit te brengen. Bellatrix begon nu hard te lachen, maar het kon hem niet schelen.
“Horen jullie dat?” vroeg ze luid. “Hij wil weten waar we zijn! Wie antwoordt hem?”
Het was echt een spelletje voor Bellatrix. Sirius herkende de stem van Lucius Malfidus toen die zei: “In een huis waar het pure bloed niet verraden wordt en waar Heer Voldemort nog gediend wordt.”
Sirius wist het meteen: Huize Malfidus. Hij vloekte binnensmonds. Het zou erg moeilijk zijn om hier buiten te raken.
“Crucio!” schreeuwde Bellatrix nog eens. Ze gooide Sirius lichaam in de lucht en liet het tegen het plafond bonken. Sirius schreeuwde het uit van de pijn en Bellatrix’ lach werd nog maniakaler.
“Zeg het! Je bent al even erg als een Modderbloedje, de Duistere Heer verraden! Hoe durf je! Je bent een schande voor de familie!” Bellatrix ratelde maar door, maar Sirius luisterde niet meer. Hij moest zijn mond houden.
Remus Verschijnselde in de Halvemaanstraat, een paar meter van de deur van Lily en James. De straat was leeg en een enkele straatlantaarn knipperde even, maar ging toen uit. Het was nu pikdonker.
“Lumos,” fluisterde Remus zacht. Met snelle stappen liep hij naar het huis van zijn vrienden. Hij klopte op de deur, wachtte tot die open ging en fluisterde toen: “Nox.” Het lichtpuntje dat aan het uiteinde van zijn toverstok had gebrand, doofde.
“Remus?” vroeg James zacht?
“Laat me snel binnen.”
James deed verbaasd wat hem gevraagd was. Remus somde snel een paar dingen op om te bewijzen dat hij het was en kwam toen meteen tot de kern van de zaak.
“Sirius is verdwenen. Ik was bij hem tot het avondeten, samen met Frank en Lies. Daarna ben ik naar mijn moeder gegaan. Toen ik hem ongeveer twee uur later wilde ophalen, lag de woonkamer overhoop en was hij nergens te bekennen.”
Paniek werd zichtbaar op James’ vermoeide gezicht. Lily’s ogen vulden zich met tranen, maar ze veegde ze snel weg.
“De Dooddoeners hebben hem,” zei James. “Dat weet ik zeker! We moeten hem terug halen!”
“Maar waar is hij?”
“Dat lijkt me duidelijk.” Lily sprak traag, alsof ze de ernst en de dringendheid van de situatie niet inschatte.
“In het huis van één van de Dooddoeners. Wie van hen is het meest trouw aan Jeweetwel?”
“Bellatrix Zwarts,” antwoordde James.
“Maar daar zijn ze niet,” vervolgde Remus. “Bellatrix zwerft maar wat rond.”
“En na Bellatrix?”
“Sneep,” zei James nu met een hatelijke toon in zijn stem.
“Sneep zou het nooit toelaten, James.” James fronste zijn wenkbrauwen. Hij wilde iets zeggen, maar Lily was hem voor: “Pindakaas met Boter James, dit is niet het moment om daaraan te twijfelen! Voor één keer, geloof me!”
James en Remus waren erg geschrokken, geen van beiden had Lily ooit horen schreeuwen, laat staan vloeken. Remus dacht vlug verder.
“Lucius Malfidus!”
“Precies!” James en Lily gingen naar de hal en trokken hun jas aan.
“Ik stuur een Patronus naar Mathilda of ze op Harry wil passen.”
James voegde meteen daad bij woord. Een zilveren hert spoot uit zijn toverstok en vertrok in de richting van het dorpsplein. Ze stonden inmiddels al buiten. Hun adem vormde wolkjes in de koude nachtlucht. Remus en Lily namen James’ hand vast en het leek alsof ze door een donkere koker geperst werden. Even later stonden ze in een straat die eindigde op een groot, smeedijzeren hek met daarachter twee lange hagen. Toen ze dichter kwamen, zagen ze dat op één van de hagen zilveren pauwen paradeerden.
“Dat moeten Lucius’ Patronussen zijn,” fluisterde James.
“Goed, laten we het eerst op de normale manier proberen,” zei Lily. Ze probeerde het hek open te duwen, maar meteen werd ze een paar meter achteruit gesmeten. Ze kwam recht, klopte haar kleren af, kwam terug en zei: “Dat werkt dus niet.”
“We moeten het anders proberen. We hebben Wisseldrank nodig.”
“Dat duurt een maand! En dan nog, in wie zouden we moeten veranderen?”
“Een Waanzichtspreuk dan?”
“Op een hek? Lijkt me sterk,” antwoordde James schamper.
“Heb jij soms een beter idee?”
Ze waren alledrie gespannen, het was van groot belang dat ze zo snel mogelijk een oplossing vonden en die leek er niet te zijn.
“Was Perkamentus er maar,” kreunde James.
“Perkamentus! Dat is het!” Lupos moest zijn best doen om het niet uit te schreeuwen.
“James, stuur Perkamentus een Patronus dat hij zo snel mogelijk moet komen.”
Verbaasd deed James wat Lupos vroeg. Ze bleven gespannen wachten. Er gebeurde niets. “Je hebt toch het gevaar dat Sirius loopt vermeldt? Het gevaar dat de Orde loopt?”
“Ja, natuurlijk.”
Na een uur was Perkamentus nog nergens te bekennen. Remus, Lily en James werden zowat gek van de zenuwen.
“Ok, laten we eerst de anderen halen.”
Samen stuurden ze Patronussen naar alle leden van de Orde. Een paar seconden later al zagen ze in de verte Frank en Lies Lubbermans. Niet veel later verschenen Arthur en Molly, en ook haar broers. Langzaam maar zeker kwam de hele Orde.
Na nog een half uur zagen ze eindelijk een gedaante met een lange, witte baard en een kromme neus.
“Eindelijk!” snauwde James. “Waar bleef je? Sirius kan verdorie al dood zijn!”
“Rustig, James.”
“Rustig? RUSTIG? Hoe moet ik rustig zijn als mijn beste vriend gemarteld wordt en dat jou niet veel uitmaakt?” |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Vr Dec 07, 2007 23:54 |
|
Deel Vier: Het gevecht
Lily sprong naar voren en hield James tegen. Ze was bang dat hij Perkamentus iets aan zou doen.
“We moeten ons concentreren! We moeten Sirius eruit krijgen!” zei Lily.
Perkamentus negeerde haar en wendde zich tot James: “James, ik heb je Onzichtbaarheidsmantel nodig.”
“Dit is niet echt het moment, Perkamentus,” fluisterde Remus. Perkamentus stak zijn hand op om Remus het zwijgen op te leggen en herhaalde zijn vraag.
James rommelde wat onder zijn trui en haalde toen de gladde mantel mantel uit en overhandigde die aan Perkamentus.
Perkamentus nam de mantel aan en verborg die in één van de zakken van zijn gewaad.
“Nu, om onze vriend te redden. Als wij niet naar binnen kunnen, moeten we ervoor zorgen dat zij naar buiten komen. Dat lijkt me nogal simpel.”
De anderen keken hem vragend aan, sommigen onder hen knikten.
“We veroorzaken rumour, laten weten dat we er zijn,” opperde een kleine, dikke tovenaar met een borstelige baard.
“Of we dagen hen uit, we sturen een Patronus met een boodschap,” antwoordde een heks met zwart haar tot op haar heupen.
De andere leden van de Orde begonnen onderling met elkaar te overleggen en Perkamentus reageerde snel.
“We sturen er een Patronus op af. Wie is vrijwilliger?”
“We sturen al onze Patronussen!” riep iemand. “Dan komen ze zeker.”
Perkamentus knikte en op zijn teken werd er overal “Expecto Patronum” geroepen. Allerlei zilveren dieren spoten uit toverstokken en ontvingen hun boodschap. Samen gingen ze op weg. Er waren katten, honden, hazen, wolven, vossen, vogels en kikkers.
Toen de Patronussen over de poort heen sprongen en uit zicht verdwenen, bleven de leden van de Orde met ingehouden adem staan.
Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Een zilveren pauw kwam naar hen toe en zei met een ijzige stem: “Als jullie willen vechten, graag.”
Een paar Ordeleden juichten, anderen maakten zich klaar voor de strijd. Van de andere kant van het landweggetje kwam een troep Dooddoeners. Er klonken verontwaardigde kreten om de versterking die ze blijkbaar hadden opgeroepen. Nu kwamen ook de Dooddoeners uit de richting van de villa eraan.
De Dooddoeners groepeerden zich aan beide kanten van de Orde van de Feniks, zodat die ingesloten werd.
“Avada Kedavra!” schreeuwde een Dooddoener. Het gevecht barstte los. Overal schenen rode en groene lichtflitsen, mensen probeerden spreuken te ontwijken. De eerste lichamen vielen en vloeken ketsten op elkaar af.
Lily sprong lenig opzij toen Dolochov een vervloeking op haar afstuurde. Daardoor kwam ze recht tegenover Sneep te staan. Haar adem stokte en ze kon even geen vin verroeren. Sneep keek haar aan, recht in haar ogen, maar draaide zich toen om en deed alsof er niets gebeurd was. Ze zag hem een Imperiusvloek op James afsturen en ze reageerde razendsnel. “Protego!” klonk haar kreet. De Schildspreuk was net op tijd om James te beschermen, die verward in het rond keek. Sneep was woedend en richtte nu zijn toverstok op Frank Lubbermans. De twee mannen raakten verwikkeld in een duel en Lily was te druk om de spreuken van de andere Dooddoeners te ontwijken om nog op hen te letten. Ze zag Minerva Anderling behendig met haar toverstok zwaaien, ze nam het op tegen Bellatrix van Detta. Lily sprong opzij om niet geraakt te worden door een spreuk van Noot en ze kwam recht tegenover Narcissa Malfidus te staan.
Narcissa stond er onbeweeglijk bij. Het enige wat erop wees dat ze bewust was van het gevecht, was het feit dat ze constant in elkaar dook of opzij sprong om een vloek af te weren. Lily keek geïntegreerd naar de bloedmooie vrouw. Ze leek geen Dooddoener, Lily had altijd aan haar getwijfeld. Volgens Lily was Narcissa enkel aangesloten bij Voldemort door haar man. Hoewel Lily heel wat mensenkennis had, had ze nooit vat kunnen krijgen op Narcissa. Ze werd wakker uit haar ongeoorloofde gedroom toen Bellatrix van Detta haar probeerde te doden.
“Wat sta je zo naar Cissy te staren?” riep haar schelle stem. “Ben je soms verliefd op haar?” Die opmerking maakte Lily woedend en ze sprak een Vloek van Totale Verstijving over de vrouw uit. Die werkte meteen en Bellatrix viel als een plank omlaag.
“Goed gedaan, Lily!” schreeuwde Molly haar toe, die het gezien had. Maar al snel werd Bellatrix uit haar positie bevrijd door Narcissa.
Lily zocht James, die nu stond te duelleren met Lucius Malfidus. Het leek erop dat Lucius het lastig begon te krijgen. Lily dook net op tijd weg om de spreuk die uit de toverstok van Vleesschouwer kwam te ontwijken. Ze verstijfde hem, maar ook nu hielp een andere Dooddoener haar slachtoffer. Sirius, dacht ze. Waar is Sirius?
De Dooddoeners die uit Huize Malfidus waren gekomen hadden de poort opengelaten. Iedereen was druk in gevecht en niemand merkte hoe Lily door de poort sloop en de lange oprijlaan afrende naar de open voordeur.
In het huis hing een kille sfeer, maar Lily besteedde er geen aandacht aan.
“Sirius?” riep ze luid. Er klonk zacht gekerm, maar ze kon niet horen van waar het kwam. Ze liep een kamer binnen die waarschijnlijk de woonkamer was. Het gekerm was nu luider. “Sirius!” Ze liep naar een deur met daarachter een trap die naar beneden ging. Ze daalde de trap razendsnel af en vond Sirius, bespat met zijn eigen bloed.
Ze trok hem recht en ondersteunde hem. “We moeten hier weg. Het huis uit en dan Verdwijnselen.” Sirius knikte alleen maar en sleepte zich voort.
Het duurde een hele tijd voor ze bij de keldertrap waren. Lily hoopte vurig dat de rest de Dooddoeners lang genoeg bezig zouden houden.
Toen ze boven aan de trap waren, zakte Sirius door zijn been. Lily was geschrokken en Sirius kreunde: “Mijn enkel, mijn enkel.”
“Het spijt me, Sirius, er zit niets anders op. Ze zwaaide met haar toverstok en zei: “Wingardium Leviosa.”
Het lichaam van Sirius zweefde de lucht in en snel leidde Lily hem naar buiten. Met het lichaam in de lucht voor zich uit drijvend liep ze zo snel mogelijk naar de poort. Toen ze er vlak voor stond, Verdwijnselde ze naar de Halvemaanstraat met haar hand stevig om die van Sirius geklemd. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Dec 08, 2007 16:43 |
|
Deel Vijf: De Heler
Lily had Sirius nog maar net binnengebracht toen ook Albus Perkamentus verscheen. Hij zag er bezorgd uit.
“Is alles goed met hem?” vroeg hij aan Lily, die ondertussen de deur gesloten had.
“Ja,” hijgde ze. “Ik denk dat het goed komt. Hij moet naar Sint Holisto’s.”
“Ik ben bang dat dat geen mogelijkheid is.” Lily keek verschrikt.
“De Dooddoeners verwachten hem daar,” legde Perkamentus uit. “We kunnen hem evengoed recht naar Voldemort brengen.”
In Lily’s ogen was te zien dat voor de eerste keer de moed haar echt in de schoenen zonk.
“Maar ik heb Roselinde Graaning al een Patronus gestuurd. Ze komt eraan.”
Lily keek hem vragend aan. “Wie is Roselinde Graaning?”
“Ze is de beste Heler die in Sint-Holisto rondloopt. Op Zweinstein zat ze in Huffelpuf en ze had de beste scores voor Kruidenkunde, wat haar tot de trots van professor Stronk maakte. Ook voor Toverdranken was ze uitzonderlijk goed, waarschijnlijk één van de weinige niet-Zwadderaars. Zelfs professor Sneep moest toegeven dat ze talent had. En ook in Spreuken en Bezweringen was ze uitmuntend.”
“Was er een vak waar ze niet goed in was?”
“Oh, ja. Verzorging van Fabeldieren, Waarzeggerij, Dreuzelkunde en Verweer Tegen de Zwarte Kunsten was een ramp,” glimlachte Perkamentus. “Daarom begeleidt Romeo haar, je weet nooit dat ze aangevallen wordt onderweg.”
Perkamentus had de woorden nog maar uitgesproken toen er op de deur geklopt werd.
Lily wilde opstaan, maar Perkamentus hield haar tegen en liep zelf naar de deur. Een kwartier later kwam hij de woonkamer binnen met Roselinde Graaning en Romeo Wolkenveldt aan zijn zijde. Roselinde was een lange, slanke vrouw met sluik, glanzend bruin haar tot net over haar schouders. Haar ogen waren net zo bruin als haar haar en ze had een brede mond.
“Het spijt me dat het zo lang duurde, Lily, maar het is van het allergrootste belang om helemaal zeker te weten dat zij het echt zijn.”
Lily knikte. “Thee?” vroeg ze. Roselinde knikte en vroeg toen: “Waar is Sirius?”
“Ik zal je eerst brengen,” zei Lily. Ze bracht Roselinde naar de slaapkamer van haar en James. Ze bekeek de vrouw nog eens goed. Iets aan haar integreerde haar.
Toen ze de kamer binnenkwamen, knipperde Sirius met zijn ogen tegen het binnenkomende licht. De kamer was verduisterd, de gordijnen waren dicht. Op het houten nachttafeltje van James stond een glas water.
Roselinde ging meteen aan het werk. Ze ging op de rand van het bed zitten en stelde allerlei vragen aan Sirius. Af en toe raakte ze een bepaalde plek op zijn lichaam aan, duwde er soms op waarop Sirius het zowat uitschreeuwde van de pijn. Lily schrok er telkens van. Ze besloot dat ze Roselinde maar best haar werk kon laten doen.
Ze liep naar beneden en dacht aan de beloofde thee, die ze meteen ging zetten. Het was pas toen ze in de keuken stond dat ze hoorde dat Perkamentus haar gevolgd was.
“Er zal geen blijvende schade zijn volgens Roselinde,” zei Perkamentus geruststellend.
Lily haalde opgelucht adem. Ze probeerde de gedachten aan de andere leden van de Orde te verdringen. Wat zou er met hen gebeurd zijn?
De gedachte had haar hoofd nog niet helemaal verlaten of er werd heftig op de deur geklopt. Het maakte Lily bang omdat het zo woest was. Snel liep ze naar de deur en opende ze die. Voor haar zag ze een hijgende, bloedende Remus die James in zijn armen droeg. James verroerde geen vin en Lily slaakte een kreet van angst. Remus haar was nat van het zweet, de druppels parelden op zijn voorhoofd. James was lijkbleek en zat onder de schrammen. Zijn armen en benen bloedden hevig.
“Sneep heeft hem vervloekt. Ik heb de spreuk nog nooit gezien.”
“Kom snel binnen, we brengen hem naar boven. Roselinde Graaning verzorgt Sirius.”
Remus stelde geen vragen en liep direct door naar boven.
“In de slaapkamer van James en mij,” riep Lily hem na terwijl ze hem de trap op volgde. Toen ze de kamer binnenkwam, lag James al naast Sirius. Roselinde zat nu over hem gebogen in plaats van over Sirius. Lily voelde zich misselijk en licht in het hoofd worden. Alles werd zwart voor haar ogen en ze viel in een diep, zwart gat.
Lily werd wakker. Zonlicht bescheen haar gezicht. Ze had het koud en haar hoofd voelde aan alsof het van hout was. Roselinde zat aan haar bed. Ze keek om zich heen. Ze lag in de kleine logeerkamer met de grote, houten kast en het bloemetjesbehangpapier. Ze herinnerde zich hoe James en zij het gekocht hadden op een Dreuzelmarkt.
Roselinde, die op een stoel een boek had zitten lezen, keek nu op en haalde haar brilletje van haar neus. Ze stak haar hand uit en streek ermee over Lily’s voorhoofd.
“Roselinde,” fluisterde ze. Van waar kende ze die naam toch? Langzaam begon het haar te dagen. “Roselinde! Roselinde Graaning, Huffelpuf, Toverdrankengenie!”
Lily schreeuwde het bijna uit van opwinding. Hoe kon ze Roselinde vergeten zijn? Ze voelde zich zo ongelooflijk stom, schuldig en beschaamd. Roselinde lachte naar haar.
“Ik vond het al vreemd dat je me niet herkende.”
Lily’s gezichtsuitdrukking veranderde. “Heel erg bedankt voor je hulp, Roselinde. Maar… onze wegen zijn toen gescheiden, en hoe zeer het me ook spijt, het is beter als dat zo blijft.”
Roselinde keek nu teleurgesteld en Lily kon zelfs triestheid in haar ogen bespeuren. Roselinde veranderde van onderwerp.
“Sirius maakt het goed, maar James zal littekens blijven dragen.”
Lily knikte. “Ga maar naar hen toe. Zij hebben jouw verzorging meer nodig dan ik.”
Roselinde begreep de hint, stond op en verliet de kamer. Bij het deurgat keek ze nog één keer om.
“Vaarwel, Lily,” fluisterde ze en ze verliet de kamer. Pas nu kon Lily de tranen laten komen. Roselinde. Roselinde Graaning. Ze kon het niet geloven dat ze haar terug ontmoet had. Ze kon het niet geloven dat ze haar terug had laten gaan.
Roselinde was niets veranderd sinds haar tijd op Zweinstein. En toch had ze haar niet herkend. Roos. Lieve, verlegen Roos. Ze schudde haar hoofd en nestelde zich in het bed. Voor ze het wist was ze verdronken in een diepe, lange slaap. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Dec 08, 2007 20:12 |
|
Hoofdstuk 3: Perkamentus' waarschuwingen
Deel Eén: Een bezoek
De volgende dag was Roselinde vertrokken. Lily was er blij om, maar kon de ontmoeting toch niet uit haar hoofd zetten. De hele tijd droomde ze weg, terugdenkend aan de tijd op Zweinstein. Dat was niet goed, in tijdens als deze moest ze alert en waakzaam zijn.
Ze stond op en ging naar haar slaapkamer, waar James en Sirius op bed lagen. Sirius had al weer wat kleur gekregen, maar James zag er nog steeds niet goed uit.
Lily ging op de rand van het bed zitten en woelde met haar hand door zijn haar. Hij lag te slapen, dus was ze voorzichtig. Ze wilde hem niet wakker maken.
Roselinde… Wanhopig probeerde ze de vrouw uit haar hoofd te zetten. Plotseling schoten James’ ogen open en Lily schrok. Hij zag dat zij het was en glimlachte. Lily gaf hem een kus op zijn lippen. Toen ze weer rechtop ging zitten, zag ze dat James’ gezicht vertrok van de pijn. De kamer was nu minder duister door het weinige zonlicht dat door de gordijnen scheen. Het laken was zacht. Lily zag haar spiegelbeeld in de grote kast die aan het andere eind van de kamer stond. De deur was open op een kier en sloeg de hele tijd toe. Lily controleerde het raam en ontdekte dat het een beetje openstond, waardoor de koude ochtendbries naar binnen kwam. Ze deed het raam dicht en ging weer zitten.
“Wil je iets eten?” vroeg ze. Het waren de eerste woorden die ze sprak die dag.
James schudde zijn hoofd. “Geen honger.” Zijn stem klonk schor en Lily maakte zich zorgen. “Thee?” James deed een poging om te knikken, maar dat lukte niet zo goed omdat hij neer lag. Lily streek nog eens door zijn haar en stond toen op. Ze ging naar de badkamer, nam een douche en kleedde zich aan. Ze stond voor de spiegel de borstel door haar dikke, glanzende rode haar te halen en bekeek haar reflectie.
Haar felgroene ogen staarden haar aan. Ze zagen er vermoeid uit. Ze had wallen onder haar ogen. Ze zag er ook niet zo best uit, maar dat was ergens wel logisch. Lily ontspande zich en ging naar beneden. De trap kraakte en even was ze bang dat ze Sirius en Harry wakker had gemaakt. Harry… de tranen sprongen in haar ogen als ze aan de mogelijkheid dacht dat haar zoontje in gevaar zou kunnen komen.
Ze liep door de woonkamer, waar een kille sfeer hing, naar de keuken. De planten in de kleine tuin waren hun kleur verloren. Dauwdruppels glansden op de rozenblaadjes.
Ze zette warm water op en haalde theezakjes uit. Ze maakte drie kopjes, voor het geval dat Sirius wakker werd. Ze zette de drie kopjes en een pot suiker op een dienblad en liep weer naar boven, de krakende trap vermijdend.
Toen ze terug op de kamer was, omstak ze het nachtlampje. Snel legde ze er een doek over zodat het licht niet te fel was. James nam de thee dankbaar aan en dronk ervan.
Sirius geeuwde en draaide zich om. Hij zag de thee die James dronk en merkte toen pas Lily op. Die reikte hem een ander kopje aan. Ze zag dat het gebroken was en nam het laatste kopje van het dienblad. Ze reikte het Sirius aan.
“Hoe voel je je?” vroeg ze bezorgd aan de beste vriend van haar man.
“Beter,” antwoordde die. “Bellatrix heeft alleszins haar Cruciatusvloek verbetert sedert de laatste keer dat ze die op mij gebruikt heeft. Nu ja, ze hield er al van in haar kinderjaren, ze was er gefascineerd door. We moesten haar altijd tegenhouden.”
Lily liet Sirius praten en een klein lachje verscheen op haar gezicht, hoewel het om iemand ging die ze helemaal niet mocht. Ze wendde zich nu tot James.
“Hoe is het met de rest afgelopen?” vroeg ze belangstellend.
James haalde zijn schouders op en op dat moment drong er gedempt geklop tot boven door. Er was iemand aan de deur. Lily opende het raam en keek naar buiten. Perkamentus stond op de stoep. Lily haastte zich snel naar beneden en liet hem binnen.
De oude man zag er opgejaagd uit.
“Harry, waar is Harry?” vroeg hij hijgend. Zijn stem piepte een beetje.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Lily verschrikt. Ze antwoordde op zijn vraag. “Hij ligt gewoon boven te slapen op zijn kamer. Waarom?”
“Ben je het zeker?”
Lily knikte. “Natuurlijk.”
“Is het huis goed beschermd?”
“Altijd.”
“Het is van het grootste belang dat de jongen veilig is.”
“Ja, natuurlijk. Dat is het toch altijd?”
“Dit is anders.”
“Hoezo?”
“Dat kan ik je niet vertellen, Lily, maar op een dag zul je het begrijpen.”
Lily hield niet van dit soort vage antwoorden, ze wilde duidelijkheid. Perkamentus was de enige van wie ze dat niet eiste.
Ze dacht weer aan het gevecht en vroeg wat er gebeurd was met de anderen.
“Arthur is ernstig gewond geraakt in een duel met Dolochov,” antwoordde Perkamentus. “Roselinde heeft hem onderzocht.” Bij het noemen van die naam schokte Lily’s lichaam even, maar ze negeerde het.
“Ze weet niet zeker of alles goed komt.”
Lily slikte even. Ze hoopte echt dat alles goed kwam met de roodharige man, niet alleen voor hem, maar ook voor zijn gezin. Ze hadden nog maar pas een dochter gekregen, Ginny.
“En de rest?”
“Fabian en Gideon zijn overleden.”
Lily snakte naar adem. “De broers van Molly?”
Perkamentus knikte. “Oerdegelijke mannen, allebei. Molly heeft het moeilijk.”
Lily knikte. “Dat kan ik geloven.” Ze mocht er zelf niet aan denken dat Petunia iets zou overkomen, ook al was hun relatie niet zo goed de laatste tijd.
“James en Sirius, hoe gaat het met hen?” vroeg Perkamentus nu.
“Geen andere gewonden?”
“Niet van de Orde, nee. Of toch. Het ligt nogal ingewikkeld.”
“Wel van de Dooddoeners? Wie dan? Is er één dood?”
“Dood niet nee, maar wel ernstig gewond. Zeer ernstig gewond, naar ik vernomen heb.”
“Wie dan?”
“Severus.”
Lily zakte neer op de bank. “Alles komt toch goed?”
“Hopelijk. Ik weet er ook niet veel van, hij heeft me niet veel kunnen laten weten.”
Lily werd kwaad. “Deze oorlog moet over zijn, zo snel mogelijk.”
Ze dacht dat ze even een gloed van teurnis in Perkamentus’ ogen zag, maar het was meteen weer verdwenen. Ze had het zich vast verbeeld.
“Mag ik de jongen zien?” vroeg Perkamentus.
“Natuurlijk, kom mee.”
Ze gingen samen de trap op en Lily leidde Perkamentus de slaapkamer van haar zoon in. De kleine jongen lag rustig te slapen. Perkamentus liep naar hem toe en aaide even over zijn bol. Hij fluisterde iets, maar Lily kon het niet verstaan. Toen ze op de overloop stonden, vroeg Perkamentus of hij James en Sirius kon zien.
Lily leidde de man haar slaapkamer binnen en bleef op de gang wachten. Niet zo lang daarna kwam Perkamentus terug.
“Ik ga nu. Molly zal wel wat hulp nodig hebben om bepaalde zaken te regelen.”
Lily knikte en veegde een traan weg. Ze dacht niet meer aan Roselinde. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Zo Dec 09, 2007 19:25 |
|
Deel Twee: Rouw
Lily zat in de woonkamer van het Nest. James lag nog thuis op bed en Sirius was bij hem gebleven. Lily nam een slokje van de lauwe thee. De woonkamer lag er rommelig bij, het was er heel gezellig. Toch hing er een sfeer die ze niet echt kon vatten. Het vuur knetterde in de haard. Molly zat zachtjes snikkend op de bank recht tegenover haar. Remus en een paar andere leden van de Orde waren er ook bij.
Een houten radio speelde zachtjes treurige muziek. De kleine Ginny lag in Molly’s armen, die haar niet meer losliet. Ron, even oud als Harry, was op zijn kamer. Ook de driejarige tweeling was er niet bij, net al Percy, die vijf was. Enkel de oudste zonen waren er: Bill en Charlie. Ook zij hadden veel verdriet om hun gestorven ooms.
“Ze hebben het niet verdiend,” snikte Molly. “Wie heeft hen vermoord?”
Perkamentus rechtte zich en kuchte. Het was aan zijn gezicht te zien dat hij deze vraag niet graag beantwoordde. Ze schrokken allemaal op van de Patronus die in hun midden verscheen. Het was een zilverachtige lynx die met de diepe, zware stem van Romeo Wolkenveldt praatte.
“De dood van de gebroeders Protser wordt zeer betreurd door het Ministerie. Zij zullen onderzoeken wie hun onrechtvaardige dood heeft veroorzaakt en als genoeg bewijsmateriaal verzamelt is, zal de dader onverbiddelijk naar Azkaban gestuurd worden.”
Arthur lachte hol. “Genoeg bewijsmateriaal… het was verdorie een gevecht, we kunnen nooit iets bewijzen. Maar wie was het nu, Perkamentus?”
“Dolochov,” zei die zacht. Lily, die vlak naast hem zat, had hem verstaan, maar de anderen niet.
“Wie zeg je?” vroeg Remus. Perkamentus antwoordde niet maar boog zijn hoofd. Lily herhaalde de naam, die haar walgelijk in de oren klonk.
“Dolochov.”
“Hij gaat eraan.” Molly zei het met een kilte in haar stem die Lily nog nooit gehoord had van de warme, vriendelijke vrouw.
Een roodharig hoofd verscheen om de deur.
“Mama, waar is oom Gideon? Hij heeft toch beloofd dat hij zou langskomen vanavond?”
Molly barstte in tranen uit, het gesnik was hartverscheurend.
“Kom eens hier, Ron,” zei Arthur, op zijn schoot kloppend. De kleine Ron liep naar zijn vader toe en die begon tegen hem te praten.
“Oom Gideon en oom Fabian zijn op een lange reis. Ze gaan naar de sterren, daarboven aan de hemel. Ooit, op een dag, zal je hen terugzien.”
Ron keek eerst niet-begrijpend, fronste zijn gezicht, dacht na, en toen klaarde zijn gezicht op.
“Naar de sterren? Daar wil ik ook heen, papa!”
“Iedereen gaat naar de sterren, Ron, maak je geen zorgen. Op een dag mag jij ook gaan.”
“Maar oom Gideon komt dus niet niet op bezoek vanavond?”
“Nee, Ron.”
Rons gezicht betrok weer. “Oom Gideon had me beloofd dat hij een schaalmodel van een Zwerkbalstadion zou meebrengen, eentje met vliegende poppetjes van spelers!”
Molly huilde nu nog harder en Arthur stond op, nam Ron in zijn armen en droeg hem naar boven.
De spanning in de kamer was om te snijden. Lily voelde een krop in haar keel. Toen ze Ron had gezien, moest ze denken aan Harry. Ze begon hem plotseling vreselijk te missen.
Molly keek nu op, door het raam. “Er staat iemand aan het hek,” zei ze, nieuwsgierig turend. Ze stond op en wankelde naar de deur.
“Ik ga wel, Molly,” zei Remus en hij stond op. Even later kwam hij terug binnen met Roselinde Graaning aan zijn zijde. Het leek even alsof de wereld wegviel voor Lily. Waarom kwam Roselinde hierheen? Roselinde liep recht naar Molly en omhelsde haar. Molly omklemde Roselinde stevig met haar armen. Perkamentus zag dat Lily het niet begreep en zei zachtjes: “Ze kennen elkaar van toen Arthur een maand in Sint-Holisto’s gelegen heeft. Roselinde was een grote steun voor Molly.”
Lily knikte begrijpend en kon de steek van jaloezie die ze voelde niet negeren.
Molly stond nu recht, verdween even in de keuken en kwam terug met een verse pot thee. Ze schenkte iedereen bij en ging weer zitten. Dat duurde echter niet lang, een paar seconden later veerde ze weer recht.
“Ik ga koekjes maken, voor bij de thee,” kondigde ze aan. Ze verdween weer in de keuken. Niemand keek verbaasd. Molly was een echte huisvrouw. Koken en bakken was haar manier om te rouwen om haar twee overleden broers. Ze waren daarnet al volgestouwd met allerlei overheerlijke gerechten en taarten. Het verbaasde Lily nog altijd dat haar zoons niet moddervet waren, zoals Dirk, de zoon van haar zus Petunia.
Ze hoorden Molly rommelen in de keuken. Het was doodstil in de woonkamer, niemand sprak een woord. Het besef was keihard: oorlog kostte doden. Mensen die zo goed waren, mensen die het niet verdienden te sterven. Het was langs de andere kant nog een stimulans om door te bijten, ze moesten voorkomen dat die mensen nutteloos gestorven waren. Woede borrelde op in Lily. Ze kon niet toestaan dat haar zoon Harry in zo’n wereld zou moeten opgroeien, daar wilde ze haar leven voor geven.
Roselinde stond op. Ze vroeg waar het toilet was. Toen niemand antwoordde, deed Lily dat uiteindelijk. Roselinde keek recht in haar ogen en probeerde een boodschap over te brengen, waarna ze in de gang verdween. Lily stond nu ook op en volgde haar. Een paar mensen keken vreemd op, maar Lily trok er zich niets van aan.
Roselinde stond in de gang op haar te wachten. Toen Lily bij haar kwam, nam Roselinde haar hand vast. Haar blauwe ogen waren gevuld met tranen.
“Waarom, Lily?” Lily wist heel goed dat Roselinde niet over de dood van de gebroeders Protser praatte.
“Roselinde… ik heb het je al uitgelegd. We hebben beslist om elkaar niet meer te zien, we waren het toch met elkaar eens dat het beter was dat we elkaar niet meer zagen?”
“Nee, Lily. Jij vondt dat beter.”
“Je bent akkoord gegaan.”
“Had ik dan een keuze?” Er klonk woede door in Roselindes stem, hoewel ze haar stem niet verhoffen had.
“Ik had ook geen keuze!”
“Die had je wel, Lily. Je maakt jezelf sprookjes wijs.”
“Dat is niet waar! We konden er niet mee doorgaan, dat was onmogelijk! James..”
“James heeft hier niets mee te maken.”
“Als ik ergens mee te maken heb, dan heeft James er ook mee te maken.”
“Lily… we kunnen toch teruggaan naar die tijden? Vergeten wat er gebeurd is?”
“Dat kan ik zomaar niet vergeten, Roselinde. Je bent toch gelukkig?”
Lily zag dat Roselinde wel wist dat Lily met het woord ‘gelukkig’ eerder ‘relatief gelukkig’ bedoelde. Niemand voelde zich goed in deze oorlogssituatie.
“Het is niet hetzelfde. Ik kan veel gelukkiger zijn.”
Lily voelde een vlaag van medelijden voor Roselinde. Ze sloeg haar armen om haar heen en voelde Roselindes lichaam ontspannen. De tranen stroomden nu ook over Lily’s wangen. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Wo Dec 12, 2007 15:08 |
|
Deel Drie: Een bruut afscheid
Lily werd wakker naast James. Hij was nog steeds niet echt genezen, zijn toestand was zelfs nog slechter geworden. Ze moest met Severus praten.
Ze fluisterde een spreuk en stuurde haar Patronus met een boodschap naar Weverseind. Ze wist dat hij daar nog woonde. Even later kwam er een zilverachtige Patronus terug.
“De speelplaats,” zei de Patronus met Sneeps stem. Lily wist wat Severus bedoelde en kwam zachtjes het bed uit. Ze ging naar de badkamer, waste zich, kleedde zich om en maakte zich klaar om te vertrekken. Ze ging nog even bij Harry kijken, de woorden van Perkamentus bleven maar door haar hoofd spoken. Even later verliet ze het huis, ging naar de straat, sloot haar ogen en Verdwijnselde.
Severus was al op het pleintje. Hij keek nors naar Lily en zei toen: “Wat is er?”
“James,” zei ze. “Waarom heb je hem vervloekt?”
“Is dat een vraag?”
“Ik wil het niet hebben, Severus. Ik weet wat er gebeurd is, ik was er bij, maar wordt toch volwassen. Je kan hem toch niet de rest van je leven haten! En als je niet wilt laten aardig te zijn voor hem, doe het dan tenminste voor mij.”
“Hij is nu ook nooit bepaald de vriendelijkste jongen geweest. Ik snap nog steeds niet wat je in de opgeklopte gehaktbal ziet, Lily.”
“Dat zijn je zaken toch niet! Ik hou van James, maar jij bent m’n beste vriend! Kom toch overeen met hem, jullie zijn twee volwassen mannen.”
Sneep zuchtte en ging op een schommel zit; dat was best een vreemd gezicht.
“Houdt het ooit op? Populaire Zwerkbalspeler, grapjas, geliefd, en dan ook nog met jou trouwen?”
“Kan hij er iets aan doen? Ik hou van hem, is dat nu zo moeilijk om te begrijpen?”
Severus slikte en keek weg, om tranen te verbergen.
“Perkamentus heeft gelijk, Severus.” Lily kon het net helpen, maar ze kreeg nu toch wat medelijden met hem. Dat kon ook moeilijk anders, zoals hij daar nu zat. Ze voelde zich schuldig over het feit dat ze zag dat hij een verbitterde man zou worden.
“Waar klaag je toch over? Je hebt een job waar je zeker over kunt zijn, je hebt een plek om te wonen…”
“Je weet best wat ik bedoel, Lily.” Het kwam eruit als een sneer, terwijl Lily wist dat hij het zo niet bedoeld had.
“Er is gewoon teveel gebeurd. Zelfs jij, jij die mensen meteen doorziet, was gek op hem. Maar wij mochten nooit iets doen!”
“Jullie gebruikten Duistere Magie!”
“Dat is het enige middel dat helpt om bepaalde mensen iets te leren.”
“Ik weet wie je bedoeld met bepaalde mensen en toevallig ben ik één van hen.”
Het gesprek duurde nog even voort en Lily kreeg het gevoel dat ze rondjes draaiden en steeds op hetzelfde terugkwamen. Daarom nam ze maar afscheid. Severus zag er wat ontredderd uit, maar ze was te diep in gedachten verzonken om er zich druk over te maken.
Ze Verschijnselde weer in de Halvemaanstraat. Toen ze bij de deur kwam, zag ze dat Perkamentus ook net aankwam. Hij zag er niet erg goed uit, maar Lily stelde geen vragen. Ze begroette hem en opende de deur, zodat hij meekon naar binnen.
Ze liep door naar de keuken en zette haar tas op de tafel. Daarna maakte ze een pot thee.
“Harry, is alles goed met Harry?”
“Ja, waarom?”
“Hoe ben je dat zeker? Je komt ook nog maar net thuis!”
“Ik heb gekeken voor ik vertrok.”
“Ondertussen kan er al heel wat gebeurd zijn.”
“James is er toch?”
“Ziek in bed, ja! Lily, je moet echt op Harry letten. Het is te gevaarlijk.”
“Maar waarom?!”
“Dat zal je ooit nog eens begrijpen.”
Lily was dat antwoord meer dan beu en raakte er geïrriteerd door, maar ze had teveel respect voor Perkamentus om op hem uit te vliegen.
Ze had hier helemaal geen zin in, niet na het gedoe met Severus. Ze bood Perkamentus een kopje thee aan, dat hij aannam, en ging toen naar boven. Ze hoorde Perkamentus achter haar aan komen.
Ze schrok van de klop op de deur en liet haar kopje thee vallen. Ze liep langs Perkamentus heen naar beneden en opende de deur. Ze hoorde Perkamentus iets mompelen achter haar, keek even om en zag dat hij het kopje vermaakt had en de thee er weer in had doen vloeien.
Voor de deur stond Remus.
“Ik kom kijken hoe het met James gaat,” zei hij. Hij stapte naar binnen nadat Lily wat naar achteren was gestapt in een uitnodigend gebaar. Ze schrok toen ze Roselinde achter Remus zag. Wat deed zij hier? Begreep ze de boodschap dan niet? Het was zo moeilijk, en dan kwam zij het nog verergeren!
“Het spijt me, Roselinde, maar Perkamentus is er ook en ik denk niet dat James zoveel bezoek aankan.”
“Ik kom niet voor James.”
Lily zuchtte. “We hebben dat gesprek al gehad!”
Roselinde keek teleurgesteld, recht in Lily’s ogen.
“Dan ga ik maar,” zei ze. Met hangende schouders liep ze weer weg, maar Lily kon het niet opbrengen zich schuldig te voelen. Ze sloot de deur. Remus was al naar boven gelopen. Ze ging achter hem aan. Perkamentus was niet in hun kamer, Remus zat aan de rand van het bed. Lily wist waar Perkamentus was en ging naar de kamer van Harry.
“Alles is goed met hem, dat heb ik je toch gezegd.”
Perkamentus keek om. Lily schrok, hij zag er plots honderd jaar ouder uit. En er was nog iets vreemds met zijn gezicht, maar ze kon niet zeggen wat.
Er klonk weer geklop. Waarom kwam iedereen naar hen toe vandaag? Ze waren toch geen hotel? Lily ging naar beneden en opende de deur. Het was Sirius. Hij was de vorige dag naar huis gegaan, waar hij verzorgd werd door een Heler van het St-Holisto. Een betrouwbare Heler weliswaar.
Naast hem stond Roselinde. Lily begon echt kwaad te worden.
“Ik heb Sirius al verteld dat het niet goed is voor James om teveel bezoek te ontvangen.”
Ze sprak de naam ‘James’ uit met heel wat sarcasme. Lily voelde dat ze kookte vanbinnen.
“Laat me met rust!” schreeuwde ze, ieder woord luider dan het vorige. Ze trok Sirius naar binnen en sloeg de deur met een harde knal dicht. Ze stond op de rand van een zenuwinzinking. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Zo Dec 16, 2007 18:33 |
|
Deel Vier: Onverwacht vertrek
De dag daarna had Lily enorm veel spijt van haar uitval tegen Roselinde. Uiteindelijk was haar reactie wel te begrijpen. Ze zat alleen in de woonkamer. Buiten scheen een waterig zonnetje en er stond een frisse wind. Ook binnen was het niet erg warm, wat ze ook probeerde. Ze had een lange, bordeax coltrui en een jeansbroek aangetrokken. Ze hield een kop thee in haar hand, duim door het oor, en dacht na over wat ze moest doen. Als ze nu haar excuses aanbood aan Roselinde, zou die dan niet teveel hoop krijgen? Zoals vroeger zou het nooit meer worden… Haar gedachten vlogen door de tijd en ze hield zichzelf tegen. Roselinde… en dan was er Perkamentus. Hoeveel wist die eigenlijk af van wat er tussen Roselinde en Lily gebeurd was? En waarom was hij zo bezorgd om de veiligheid van Harry? De jongen zat nu te spelen met magische autootjes en had al een paar keer gezeurd om zijn bezemsteel. Ieder uur ging ze eens kijken of alles in orde was met James. Hij sliep al de hele tijd. Het was een typische zondag, bijna een zondag als in vredestijd. De dag duurde eindeloos lang en ze voelde zich mottig, alsof ze niet in het juiste lichaam zat. Ze had het gevoel dat ze haar huid moest afwerpen en nieuwe zoeken, zoals een slang. Ze had al sloten thee gedronken en haar hoofd bonkte. Ze snoof en voelde dat ze een verkoudheid zou krijgen als ze nog teveel buiten zou komen.
Ze hoopte dat niet te veel mensen besloten bij hen langs te komen vandaag, daar voelde ze zich niet goed genoeg voor. Hoezeer ze haar gedachten ook de andere kant op wilde dwingen, toch dwaalden ze steeds weer af naar Roselinde.
Ze herinnerde zich haar nog zo goed van toen ze op Zweinstein zat. Die jonge, vrolijke meid van Huffelpuf. Ze hadden elkaar ontmoet in hun eerste jaar en de vriendschap had zeven jaren geduurd, en nog even daarna. Maar er was teveel gebeurd om daar nu naar terug te kunnen gaan.
Ze voelde zich nutteloos. Ze wist niet wat gedaan, terwijl er zoveel gedaan moest worden. Ze voelde zich eenzaam en wist maar één iemand die haar kon troosten. Roselinde. Maar van Roselinde moest ze net wegkomen. Ze kon het wel uitschreeuwen, de angst woedde in haar hart. Ze wist niet waarvoor ze bang was. Er was zoveel om bang voor te zijn: haar gezin verliezen, vrienden verliezen, een onverwachte aanval van Dooddoeners, het verglijden in herinneringen en zo oude wonden openrijten… ze werd verscheurd, ze had het gevoel dat ze het allemaal niet meer aankon.
Ze hoorde geklop op de deur en werd er knorrig van. Ze had geen zin in bezoek, waarom konden ze haar niet met rust laten? Ze had geen zin om op te staan en de deur te openen, maar ze deed het toch.
Voor de deur stond Roselinde, alsof ze haar gedachten geraden had. Alsof ze geweten had dat Lily aan haar dacht, haar eigenlijk nodig had, maar dat niet wilde toegeven.
Lily barstte in tranen uit en viel in Roselindes armen. Roselinde omhelsde haar en voor Lily voelde het alsof ze thuiskwam. Ze wist dat ze dit niet mocht toelaten, dat ze zich moest lostrekken, weggaan, maar ze wilde niet.
“Het… het… spijt me…zo,” snikte Lily. Ze kon er niets aan doen, ze moest haar emoties gewoon de vrije loop laten. Roselinde zei niets, maar dat hoefde ook niet. Langzaam ging ze naar binnen, zonder dat Lily het merkte. Uiteindelijk belandden ze op de bank. Roselinde suste Lily en ging toen naar de keuken om verse thee te zetten.
Ze had gehoopt dat Lily haar niet weer zo bruut buiten zou gooien als de vorige keer, maar een onthaal als dit had ze nu ook niet verwacht. Langs de ene kant vond ze het helemaal niet erg, genoot ze ervan, maar ze wist hoe moeilijk het moest zijn voor Lily. Anders zou ze zo niet huilen.
“Roselinde?” Lily’s hoofd verscheen door de kier van de keukendeur. Toen ze Roselinde zag, was ze schijnbaar opgelucht.
“Ik kom zo,” glimlachte Roselinde. Ze droogde haar handen af en ging achter Lily aan. Die zat in de bank te trillen. Roselinde ging naast haar zitten.
“Vertel eens,” zei ze met een zachte stem. Ze moest haar best doen om het trillen van haar stem door de opwinding te verbergen.
Lily zei niets en huilde alleen maar. Ze hoorden gestommel op de trap en even later kwam James de woonkamer binnen. Lily keek verbaasd op. James hijgde en zweette van de inspanning die het hem gekost had om beneden te komen.
“Wat is er aan de hand, James?”
“Dat zou ik beter aan jou vragen,” zei hij knorrig. Hij was duidelijk geïrriteerd.
“Hoe bedoel je?” Lily klonk ontzet en verbaasd, ze had duidelijk geen idee waarover het ging. James maakte een vaag handgebaar in de richting van Lily en Roselinde en zei:
“Dit.”
“Er is niets aan de hand.”
“En wil je echt dat ik dat geloof? M’n koffer is gepakt.”
Lily was nu nog meer geschrokken. “James! Dat meen je niet!” Ze stond op en liep naar hem toe. “Ik hou van jou en van niemand anders! En dan is er de kleine Harry! Je kan ons niet in de steek laten, zeker niet voor iets wat er niet is!”
“Het lijkt me anders nogal duidelijk. Waarom heb je gelogen?”
“Ik heb helemaal niet gelogen!”
“Wat betekent dit dan?” Lily opende haar mond maar James maande haar tot stilte aan.
“Nee, ik hoef geen uitleg. Mijn ogen werken nog prima, en dit wil ik niet zien. Ik kan bij Sirius logeren, alles is al geregeld.”
“James!” riep Lily wanhopig uit toen hij z’n jas aantrok, z’n koffers moeizaam achter zich aansleepte en naar buiten ging.
“James, alsjeblieft! Je bent te zwak op te Verschijnselen, en je kan ons niet verlaten.”
James luisterde niet. Even later verscheen Sirius. Hij keek Lily met een smerige blik aan en pakte James hand, waarna ze zomaar in de nacht verdwenen. Lily liep huilend naar binnen, waar Roselinde verbouwereerd op de bank zat.
“Eruit!” schreeuwde Lily. “Ga weg! Verdwijn! Ik ben je zat, ik heb genoeg van je!”
Haastig pakte Roselinde haar tas en verdween ook. Lily zat snikkend op de bank, vervuld door ongeloof en woede. Hoe kon hij haar en Harry dit aandoen? |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
|
|