Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 [AF] Zij en Haar samen altijd één wederhelft Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Poll :: En?......

Slecht
11%
 11%  [ 2 ]
Redelijk
29%
 29%  [ 5 ]
Best wel goed
11%
 11%  [ 2 ]
Super
17%
 17%  [ 3 ]
Geweldig *start fanclub op*
29%
 29%  [ 5 ]
Totaal aantal stemmen : 17


Auteur Bericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Jan 14, 2008 20:24 Terug naar boven Sla dit bericht op

Zij en haar samen altijd één wederhelft

Me: Dit is mijn eerste verhaal dat al een tijdje verwijdert is ondertussen. Doordat ik te weinig tijd had. Hier is het dus terug.
Hoop dat jullie het leuk vinden al is het niet altijd een happy verhaal.
Het speelt zich af in de tijd van lily en James die er dus ook in zullen voorkomen maar geen grote rol zullen spelen. De hoofdpersonen zijn de leden van het gezin Le Sauvage. Je zult het verhaal kunnen volgen uit verschillende mensen hun gezichtspunt. Flashbacks zullen langzamerhand de gaten opvullen. Veel plezier met het verhaal. Het verhaal van een gebroken gezin. Een gezin dat niet gebroken wilt worden. Reacties zijn dus heel welkom





hoofdstuk 1
Haar

Een vage, flauwe glimlach siert haar volle lippen. Ze lijkt ermee te willen zeggen dat ze oké is. Het is niet een van de betoverende glimlachen die ze normaal heeft. Deze heeft geen sprankeltje blijheid in zich.
Haar ogen staan dof en triest. Ze blinken alsof ze gaat huilen, al weet ik dat ik me dat inbeeld. Ze huilt immers nooit.

De angstige blik in haar ogen verraad haar verlangen naar vrijheid. Haar ogen laten haar emoties zien, het is jaren geleden dat ik deze blik voor het eerst zag, hij is nooit veranderd.
Ik weet niet of mijn blik even gesloten is als de hare.
Ik heb het idee dat ik er niet veel beter uit kan zien. Eigenlijk weet ik niet veel meer.

Neem nu het feit waar de rest van ons is. We waren met vijven. Zij kende me het best. Ik weet nog hoe hard ik lachte als zij weer eens gekke bekken trok of huppelend door de kamer ging. Lachen doen we niet meer en huppelen al helemaal niet.

Ik kan me zelfs niet herinneren wanneer ik voor het laatst gesproken heb. De oorlog heeft haar gebroken. Dat zie ik, dat voel ik. Ze kijkt zoals altijd strak naar de deur. De deur die wij vrezen en toch graag zien. Het is altijd een slecht teken als ze open gaat en een dooddoener naar binnen stapt. Hij sleurt dan iemand mee.

Ik hoop nog altijd dat er ooit iemand met goede bedoelingen de deur zou instappen. Elke keer dat ze opengaat ben ik bang. Bang van mezelf. Ik weet niet meer wat ik wil. Bang om toch iets te zeggen en zo een ander een lot als het mijne toe te schrijven.
Ik weet al lang niet meer wat ik hoop als ze opengaat, zij of ik. Ik denk dat ik hoop dat ik het ben. Het is erger te wachten op haar terugkeer dan zelf gemarteld te worden.
We worden beiden alsmaar zwakker en hij met de rode ogen blijft aansterken.

De eerste keren heeft hij me uren gemarteld.
Telkens lijkt het of de pijn erger wordt. Ik zou schelden en gillen als mijn tong niet vastgeroest leek. Eigenlijk zou ik haar moeten verlossen.
Haar gedachten dwalen steeds verder af en vaak lijkt het of ze met de dag krankzinniger wordt.
Maar ik kan het niet. De gedachte mijn vingers op haar keel te zetten bezorgt me al rillingen. Ze lijkt sterker.

Dat is ze altijd al geweest. Als ik stampend en huilend naar boven rende na een ruzie keek zij iedereen ijskoud aan en liep achteruit de kamer uit. Ze keerde nooit iemand de rug toe, daar was ze te trots voor. Net als het feit dat ze te trots is om te huilen.
Ook nu huilt ze nooit, terwijl huilen bij mij iets is dat ik vaker doe dan eten.
Ik hoop nog steeds op verlossing, maar wie gaat die bieden?
Wie geeft er om de vijf vermiste leden van het nobele geslacht Le Sauvage?

De deur gaat open. Ik beef lichtjes, maar de dooddoener kijkt niet eens in mijn richting.
Hij neemt haar vast aan haar vuile gewaad, dat nu meer weg heeft van een aardappelenzak. Hij sleurt haar de deur uit. De harde knal die de deur geeft als ze dichtvalt, lijkt van ver te komen.
Ik blijf alleen haar ogen zien, die sinds de man binnenkwam niets meer lieten zien.

Soms denk ik dat ze stiekem al dood is.
Ze lijkt gek geworden te zijn, waarom martelen ze een krankzinnige? Ik voel me doodgaan, elke dag een beetje meer. Het is alsof het leven me langzaam ontglipt. Ik word net als zij. Ik had gehoord dat dementors erg waren, maar erger dan dit kunnen ze niet zijn.


De gedachte niets te weten is verschrikkelijk. Vader en moeder zijn dood.
Ik heb ze zien sterven de avond dat ze ons meenamen. Ik voel de vlammen die ons mooie landhuis opvraten nog altijd. Maar de andere kinderen. Van haar weet ik dat ze min of meer leeft, maar de andere drie? Ik mis ze zo. Zou iemand van hen het duistere teken op de arm hebben staan?
Of zou de heer één van hen over het hoofd gezien hebben? Tenslotte wist niemand van een vijfde. We hadden de jongste verborgen. Hij werd geboren toen de heer opkwam.
Niemand van ons kan zich verdedigen. We hebben geen staf meer en zijn enorm verzwakt door de vele martelingen.

Ik ben zo jong. Ik heb nog niet half zoveel gezien als ik zou willen. De anderen nog minder.
De jongste had nog geen sprankeltje magie beoefend. Zij en ik zijn de oudsten. Zij is twee minuten ouder dan ik. Al zie je het nu niet meer. Ooit waren wij een tweeling en vond iedereen het moeilijk ons uit elkaar te halen. Nu zien we er zo anders uit. Zij is zo anders.

We zien er misschien niet meer uit als zussen, maar dat zijn we wel, dat zullen we altijd blijven. De orde gaat ons misschien niet helpen, maar ze kunnen ons toch moeilijk laten liggen als ze ooit hun eigen leden kwamen halen?
Hij die niet genoemd mag worden is hier al lang niet meer. Dit is gewoon één van de vele kampen met gevangenen. Er zijn hier cellen vol gevangenen, hoe komt het dan dat de orde hen niet komt redden? Geeft dan niemand om hen?

Dat de bewakers geen hart hebben daar kan ik nog bij. Je kunt immers geen schuldgevoel hebben als je iemand voor dood achterlaat in een cel, die niet groter is als de garderobe thuis.
Waar zijn de bevrijders?
Er moet iemand komen en snel. Want lang houden we het niet meer. Laat er verlossing komen.
Ik heb het haar beloofd.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*

Laatst aangepast door lotia scarlet op Wo Aug 27, 2008 11:36; in totaal 3 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Jan 16, 2008 20:07 Terug naar boven Sla dit bericht op

Heykes, mijn tweede hoofdstuk nu Smile Dankje voor de reactie BellatrixVanDetta *geeft knuffel*
Jammer genoeg de enige maar we houden de moed er in...
Reacties zijn heel welkom.. ze maken mijn dag goed Wink Vergeet niet stemmen op de poll.. Razz Als het verhaal je braakneigingen doet krijgen laat me dan weten wat ik er kan aan doen.
greetz Lotia


Hoofdstuk 2
haar

Al na enkele seconden, misschien minuten, druipt het zweet van mijn gezicht. Ik tik zenuwachtig met mijn hand tegen de muur. Mijn besef van tijd is al een hele poos verdwenen.
Ik kan niet zeggen of het dag of nacht is, of ik hier jaren of maanden zat. Is ze nu al uren, of juist maar net weg?
Het voelt aan als uren. Gedachten die ik uit mijn hoofd had verbannen komen weer boven drijven.
Ik zie mijn moeder paniekerig naar een uitgang zoeken terwijl het vuur haar langzaam verteerde.
Paniek maakte zich van me meester.
Waar is mijn zus, is ze oké? Ik begin te snikken en hartverscheurend te huilen. Ik krab aan mijn handen en kijk paniekerig om me heen. Leeft ze nog? Is ze gewond?
Is ze overgeplaatst naar een ander kamp?


Duizenden scenario’s flitsen door mijn hoofd, de ene al erger dan de andere. Steeds meer flitsen van die avond, de avond dat ze ons te pakken kregen, verschijnen als een film voor mijn ogen.
Papa, die de huiself met de jongste liet vluchten. Oh, mijn broertje waar ben jij? Hij was mijn lieveling, slechts tien jaar oud en al een geboren talent om mensen te manipuleren.
Hij kon iedereen laten lachen en treuren wanneer hij het moment er voor koos. Zijn grijze ogen stonden zo angstig toen we hem allemaal een haastige kus op de wang gaven.
Hij was nog maar net uit het zicht toen Robert de kamer binnenliep.
"Ze komen, ze zijn er."

Mijn vingers vinden al snel mijn haren en beginnen paniekerig krullen te draaien, terwijl ik kinderlijk op het topje van mijn duim zuig. Ik had deze tic nooit verleerd.
Als de nood het hoogst was, was dit het enige wat me enigszins kalm kon houden.
Tranen stromen nog steeds over mijn wangen.
Ik blijf naar de muur staren en schrik me te pletter als de deur opengaat en het slappe lichaam van mijn oudere zus naar binnen word gegooid.
Ik kruip onmiddellijk naar haar toe en trek haar me toe.
Ze hapt paniekerig naar adem. Ze heeft het zwaar te verduren gehad, dat zie ik zo. Ik weet dat ze moet kalmeren.

Als ze dit vroeger deed, wiegde mams haar altijd, zodat ze vanzelf rustig werd. Ik begin haar dus ook te wiegen. Al snel zie ik dat haar borstkast rustiger heen en weer beweegt. Omdat mijn stem het niet meer toelaat om te zingen begin ik zacht te neuriën.
Ik weet nog hoe haar prachtige stem elke avond de kamer vulde. Nooit een noot uit de maat.
Altijd waren het dreuzelliederen toch waren ze prachtig en altijd aangepast aan het moment. Zij was de kunstige van het gezin en soms zag je nog die blik in haar ogen, de blik om iets te willen scheppen.

Ik vond haar de meest aparte persoon in het gezin.
Altijd bezig met dingen die vader afkeurde, al kon hij geen nee zeggen tegen de glimlach van zijn oudste dochter.
Hij werd gek van haar vrolijke handelingen: het huppelen door het huis, het dansen op dreuzelmuziek en de drang om te willen helpen die ze overal met zich meedroeg.
Ze was altijd enthousiast en soms te.
Ik weet nog hoe hard vader riep als ze weer een iets omver liep of in alle haast weer iets vergat.
Al haar vervelende kleine gewoonten die ik toch nooit vergeten zal.
We hadden ze allemaal maar het zijn juist die dingen die ik het meest koester.
We waren alle vijf verschillend.

We hadden alle vijf onze mankementjes. Samanta zat bijna elke maand bij de dokter. Was het niet om haar zwakke longen dan was het om een allergie of één of ander kwaaltje. Robert wist zich wel altijd te bezeren en leek qua karakter op sommige vlakken enorm op de gewonde vrouw die in mijn armen lag.
Hij vergat altijd wel iets, een stoere jongeman met een hart van goud. Mijn ogen vallen langzamerhand dicht en met mijn zus in mijn armen dommel ik zacht in.

......

Er is opschudding in het kamp. Elke dooddoener kijkt zenuwachtig rond bij elke stap die hij zet.
Ze komen ons steeds minder halen en zonder dat zij het beseffen word ik steeds sterker.
Mijn benen krijgen langzaam het gevoel terug. Ik weet dat het niet lang meer zal duren voor ik weer zal kunnen lopen. Zij kijkt nog steeds even dromerig, maar heel soms verdwijnt de dofheid en kijkt ze verward rond. De dooddoeners lijken opgeschrikt door iets wat ik niet kan plaatsen. Ik kan maar één logische verklaring vinden.
De orde is hen op het spoor.

Ook de Heer lijk nerveuzer en sneller boos. Steeds meer hoor ik zijn raspende stem bevelen gillen. Als de orde aanvalt zijn we vrij en ga ik hen zoeken. Ik zal mijn familie terugvinden.
Mijn hoop groeit met de dag. Het warme gevoel, dat helemaal uit mij verdwenen was, begint terug te komen.

Ik besef dat het me zwakker dan ooit maakt, maar het voelt zo goed.
Ik weet hoe ik terug moet schakelen naar ice-queen. De martelingen, al worden het er steeds minder, worden steeds pijnlijker.
Steeds vaker worden er niet alleen lijken van gevangenen, maar ook van dooddoeners versleept.
De Heer is niet tevreden en al weet ik niet waarom, mijn gevoel zegt dat het voor ons goed nieuws is.

De deur gaat open en ik blijf, ondanks het feit dat ik al een paar dagen mijn benen kan bewegen, doodstil liggen.
De dooddoener pakt me op en sleurt me de deur uit. Mijn zus kijkt onbewegelijk naar me en ik knik bijna onzichtbaar, om te laten zien dat ze zich geen zorgen moet maken. Ik kijk al lang niet meer naar de muren en tegels, die enorm beschadigt en vuil zijn.

Ik kan van de hele gang zo zeggen waar elke tegel ligt. Ik ben het gewend hierlangs te komen. Het is een dagelijkse sleur.
De dooddoener sleurt me de martelkamer binnen. De kamermuren zien rood van het bloed en de metaalachtige geur van, misschien hetzelfde, bloed zegt me dat mijn voorganger hard is aangepakt.
Dit is het werk van Vaalhaar.
Het is algemeen bekend dat Vaalhaar de beste in het vak is. Dat wist ik al voor ik in de gevangenis belande.
Papa was ooit één van hen, maar toen zelfs voor hem te gruwelijk werd probeerde hij eruit te stappen. Dat zal waarschijnlijk de rede van mijn hechtenis zijn.
Ik voel alweer hoe zwak ik geworden ben.
Alles doet me aan mijn familie denken en alles doet pijn.


Vanuit de rijk versierde kleerkast kijk ik stiekem naar wat er zich in de kamer afspeelt.
Papa kijkt paniekerig en een man met een Russisch accent spreek hard en bevelend tegen hem.
De man heeft een bleke huid en lange bruine haren.
Naast hem staat een jongeman die niet veel ouder dan ik kan zijn.
Ik weet dat het zijn zoon is en dat hij Antonin heet.
De Dolochovs zijn vrienden van vader.
Ik wil niet weten hoe hij met ze in contact is gekomen, vast door zijn werk voor de Heer. De mannen zijn boos en beneden klinkt gestommel. Mijn hart scheurt bijna uit mijn lijf.
Er klink gerinkel. Papa kijkt plots heel angstig.
Dolochov grijnst.

“Niemand verlaat de Heer zonder er voor gestraft te worden, dat zou jij moeten weten Bruno. “
Papa kijkt wanhopig
"Alsjeblieft, ik moet mijn gezin onderhouden, laat ons met rust" .
“Maak je geen zorgen, je denkt toch niet dat we iemand gaan sparen? Je gezin zal niet meer onderhouden hoeven worden.”
Ik schrik en doe een stap naar achter.
Een voorwerp kraakt onder mijn voeten. Antonins ogen schieten naar de gleuf in de kast.
Zijn ogen vinden snel de mijne en ik ben zeker dat hij me zal verraden.
Zijn vader lijkt niks te merken maar papa is plots nog zenuwachtiger en kijkt af en toe naar Antonin die nog altijd niet heeft besloten wat hij gaat doen.
Hij kan me vermoorden door gewoon met zijn vinger naar de kast te wijzen. Hij het zijn hoofd hoog de lucht in en kijkt strak vooruit.
Antonins vader steekt zijn stok omhoog en laat er groene vonken uitschieten, Meteen daarna richt hij zijn stokop papa.
”Jullie zijn verloren, Avada Kedavra!”
Papa valt op de grond en ik slaat mijn handen voor mijn mond wetend dat ik geen geluid mag maken .

”Antonin, zoek ze .” Dolochov loopt statig de kamer uit maar Antonin beweegt zich niet.
Hij loopt naar de kast en trekt me eruit. Ik val op de grond en kijk hem smekend aan .

”Je bent zwak net als je vader .”
Ik knik.
”Je wilt het niet Antonin, je wil geen dooddoener zijn, dat weet ik.
Help ons, de orde zal ons verbergen.”
Hij kijkt me streng aan.
”Je droomt, de orde stelt niets voor tegenover de Heer.”
Ik stap naar hem toe en geef hem een kus op zijn voorhoofd.

”Je zult nooit een echte dooddoener zijn, voor mij blijf je altijd de jongen waar ik elke zondag kattenkwaad mee uithaalde.”

Hij kijkt me twijfelend aan en neemt mijn hand.
“Als dit je keuze is zal ik die aanvaarden, maar verwacht geen vriendschap meer van mij.”
Ik buk me naar hem toe en kus hem.
Een korte maar een veelbetekende kus. Zijn vader roept en hij kijkt me nog even aan, waarna hij verschijnseld .





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Vr Jan 18, 2008 19:04 Terug naar boven Sla dit bericht op

Dankje voor de reacties Linnie* en Hezter....
Vergeet niet te reageren Razz Ben zo blij met de reacties ^^
als ik me vergis laat maar weten ik maak zelfs in mijn eigen verhaal nog fouten.... Veel plezier....




Hoofdstuk 3
haar


De pijn die crucio geeft laat me opschrikken en ik kreun. Ik ken deze dooddoener niet, maar zijn manier van doen komt me bekend voor.
Zou hij bij mij op school gezeten hebben?
Hij is absoluut óf nieuw, óf heel slecht in martelen.
Hij lijkt het moeilijk te vinden, want voor elke spreuk die hij afvuurt laat hij weten dat ze eraan komt.
Zijn stem is hees en stil alsof ze al teveel gebruikt is.

Ik begrijp niet wat hij van me wil, meestal willen ze dat ik me bij hen aansluit of iets zeg.
Zoiets als: “ik hou van de Heer” of iets waarmee ik uitdruk hoe fout ik wel ben.
Ik weiger in het begin altijd, maar als ze goed zijn in hun vak krijgen ze me meestal wel zo ver om toch te knikken als ze me iets vragen. Iedereen denkt dat gemarteld worden makkelijk is.
Dat ze nooit zouden toegeven.
Maar geloof me, na een tijdje doe je dat wel.

Deze dooddoener stelt geen vragen, hij martelt gewoon.
Hij heeft handen die maar enkele tinten donkerder zijn als die van de Heer. Ik kan net zijn ogen zien.
Ze zijn lichtblauw en staan medelevend, alsof hij evenveel pijn heeft als ik.
Hij heeft geen idee hoe erg het is om gevangen te zitten en niet te weten waar naartoe je zou kunnen ontsnappen. Hij draagt een kap, dus veel van zijn gezicht kan ik niet zien.
Het masker verbergt ook veel. Nieuwsgierigheid heeft er altijd al ingezeten. Ik raap al mijn krachten bijeen en trek me aan de muur omhoog. Hij reageert niet en kijkt geschrokken.
De blik in zijn ogen verraad dat hij niet verwacht had dat ik nog zou kunnen lopen.
Ik wankel op mijn benen en val bijna weer om, maar hij vangt me op.
Zijn twee armen die ongelofelijk sterk aanvoelen houden me recht en in één snelle beweging trek ik zijn kap naar beneden.



Als ik de blinkende zilveren oorring zie weet ik al direct met wie ik te maken heb. Dit is geen nieuwe of een slechte martelaar.
Hij kijkt me even aan en kijkt dan direct weg.
Ik draai zijn gezicht naar me toe en neem zijn masker af. Mijn hand glijdt langs zijn wang, gewoon voor de zekerheid, ik wil weten of hij echt is.
Ik glimlach lichtjes.
”Ik heb je gemist.”
Ik kijk hem verdrietig aan, ik heb meer dan ooit spijt van mijn gevangenschap. Hij knuffelt me hard en ik trek een pijnlijk gezicht waardoor hij me snel loslaat.
Ik weet dat ik gelijk had, hij zal me nooit kwaad doen, daar is hij te goed voor.
Hij buigt zich naar me toe en kust me. Het lijkt alsof we met deze kus onze schade van de laatste tijd willen inhalen. Ik was voor de bewuste dag nooit verliefd op hem, maar nu is hij alles wat ik ooit wou.
Ik heb nauwelijks tijd om te ademen, al vind ik dat helemaal niet erg.
Het feit dat hij nog steeds van me houd maakt veel goed.

Antonin trekt zijn gewaad snel aan. Ik kijk nog even naar zijn gespierde lichaam en volg zijn voorbeeld.
Hij draait zich om en kijkt me liefdevol aan.
”Ik kom snel terug ik beloof het je.”
Hij drukt een kus op mijn voorhoofd. ”Ik hou van je, hou vol, mijn liefste.” Hij neemt me vast en draagt me naar mijn kamer. Ik voel me zo veilig in zijn armen.
Zij kijkt raar op als hij me voorzichtig neerzet in de kamer.
Hij gaat even met zijn hand door mijn haar en knikt naar haar. dan verdwijnt hij snel door de deur.
Ik glimlach naar haar en zij zet grote ogen op alsof ze kan raden wat er zojuist is gebeurt.
Ze kijkt afkeurend, maar ik ben ervan overtuigt dat Antonins liefde oprecht is.
Ze lijkt het op te geven en zend me één van haar vage glimlachen.

Ik ga bij haar zitten en ze leunt zachtjes tegen me aan. Ik blijf het zwevende gevoel hebben en ik denk dat ik op dit moment alles aankan. Antonin geeft me de kracht om te leven en terwijl zij steeds verder wegzakt in haar eigen wereld, word ik steeds sterker. Er zijn nu al een paar dagen geen martelingen geweest en ik heb Antonin dan ook niet meer gezien.
Een oorverdovende knal vult het kasteel en vervloekingen volgen snel. Er wordt gevochten, er is hulp. De deur van de cel vliegt open. Antonin rent de kamer binnen.
“De orde is er en er zijn schouwers,” hijgt hij. Ik sta zelf op en hij helpt haar recht. We lopen door de gangen. Hij draagt haar en ik loopt naast hem. Dan komen we bij een enorme deur, waar Antonin stopt.
“Ga vanaf hier maar alleen voort. Je mag me niet schrijven, oké?”
Ik knik.
“Ik schrijf jou wel.” Hij kust me kort op de mond, maar dan gaat het fout.
“Paralitis!” een schouwer komt vanachter de hoek vandaan. In enkele seconden hebben vijf schouwers Antonin overmeestert. Ze nemen mij en haar en verschijnselen. Ik probeer te ontsnappen. Voor het eerst sinds maanden kan ik mijn stem even gebruiken.
”Antonin,” gil ik door het gebouw en voor ik flauwval zie ik nog dat ik niet meer in het kamp ben.

Ik doe mijn ogen langzaam op, maar sluit ze onmiddellijk. Het felle licht brand verschrikkelijk. Na nog een paar pogingen zie ik dat ik in een kamer lig. De muren zijn sneeuwwit en zij ligt naast me te slapen. Ik kijk rond. Een groot logo op de deur vertelt me waar ik ben: Sint-Holisto.
De deur vliegt open en een man met een lange grijze baard komt binnen, samen met een heler.
"Meneer, ze zijn er niet aan toe, u kunt ze niet meenemen," jammert de heler.
Ik kijk naar de man met de grijze baard, de man die bij ons thuis niet geliefd was. Hij stond voor alles waar papa tegen vocht. Hij kijkt me aan en komt op mijn bed zitten. Ik blijf hem wantrouwig aankijken.
"Goedemiddag mevrouw."
Uit beleefdheid buig ik mijn hoofd eventjes.
"Ik kom jou en je vriendin uitnodigen om bij ons te overnachten tot de kust veilig is."
Ik kijk niet begrijpend, wat bedoelt hij? In de orde of op Zweinstein? Want daar ben ik wel veel te oud voor. Zijn warme ogen kijken afwachtend en ik besluit af te wachten. Er zijn zoveel dingen die ik wil weten. Waar is mijn familie? Waar is Antonin?
"Ik begrijp dat je vragen hebt, maar die kunnen opgelost worden. Kun je me je naam zeggen?" Ik schud snel mijn hoofd.
"Kan zij het?" Weer schud ik nee. Ik wil roepen en tieren, iedereen laten weten wat voor verschrikkelijke mensen hier rond lopen.
"Mag ik legilimentie gebruiken?" Ik schud direct nee, dan zouden ze Antonin zien. Dan zouden de herinneringen uit mijn geheugen terug boven komen drijven. Ik neem een stuk papier van mijn kast en begin ijverig te schrijven.

Ik ben Liselella Le Sauvage. Waar is Antonin Dolochov? Waar is mijn familie? Is de Heer verslagen?

De oude man kijkt me droevig aan. Nee, laat hem niet dood zijn!
"Antonin Dolochov is naar Azkaban gestuurd. Ik vrees dat dat het enige goede nieuws is dat ik je kan vertellen. Ik weet niet waar je familie is en de Heer is niet verslagen. Met je zus is alles in orde."
Antonin in Azkaban? dat verdient hij niet! Ik wil hem terug! Hij liet ons ontsnappen, hij is onschuldig! Tranen lopen over mijn wangen en de oude man slaat voorzichtig zijn armen om me heen. Ik vermoed dat hij denkt dat ik om mijn familie huil. Ik ga het hem niet vertellen. Niemand wilt het leven instappen met de achtergrond een dooddoener als vriendje te hebben.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Jan 20, 2008 21:07 Terug naar boven Sla dit bericht op

Heykes dankje voor de reacties xxx


Hoofdstuk 4
haar

In mijn hoofd is alles een enorme warboel. Het is nu al een paar weken geleden dat Perkamentus me kwam opzoeken.
Ik begin er eindelijk fysiek bovenop te komen.
Ik kan eindelijk alles zonder problemen en pijn tijdens het bewegen.
Mijn gehoor is op en top, maar mijn stem is nog steeds weg. Ik ben er zeker van dat het nooit meer zal zijn als vroeger. Ik en alles rondom me is verandert.
Ik heb 2 jaar gevangen gezeten. Ik ben er nu dus achttien. Ik zie er al veel beter uit en de verplegers beginnen me weer complimentjes te geven. Ik ben aan de buitenkant compleet geheeld.
Vanbinnen ben ik een wrak. Ik sta op instorten en dat besef ik maar al te goed.
Ik zie dat mensen me raar aankijken en veel patiënten lijken me niet echt in orde. Ze zijn nog erger dan zij, en geloof me, dat is erg.
Zij heeft af en toe heldere momenten, maar de rest van de tijd kijkt ze strak voor zich uit en schrikt ze van elk geluid dat ze hoort. Het enige vlak waarop zij meer vooruitstaat, is dat ze terug kan praten.

Er komt dan wel niks zinnigs uit, maar toch ben ik blij dat ze iets kan. Anderen hier lijken talen te spreken die niemand kent en zij spreekt gewoon in zinnen.
Soms roept ze me, dan loop ik naar haar toe en troost ik haar. Ze is zo bang geworden, zo achterdochtig. Ik heb mezelf verplicht haar naam niet meer te noemen tot ze zichzelf is. Dit is mijn zus niet, die moet zich nog bevrijden. Ze begint te gillen als ze iemand in zwart ziet, terwijl ze vroeger gek was van die kleur.

Haar garderobe bestond alleen uit zwart en groen. Ook mannen mogen niet in haar buurt komen. Ze begint al te krijsen als ze een meter in de buurt komen. Dus als de vrouw die naast haar ligt bezoek krijgt van haar echtgenoot, zit ze met grote ogen te staren en maakt ze zenuwachtige bewegingen.
Ik kan niet meer genieten van haar gezelschap en hoe helderder ik word, hoe harder het doordringt dat we allemaal zijn verandert door de oorlog.

Ik hoor een zangerig geluid naast me. Zij zit lichtjes te schommelen terwijl ze een liedje zingt. Haar stem klinkt helder, en al kan ze zich sommige dingen niet meer herinneren, de liedjes worden foutloos gezongen.

“If I could break this spell,
I’d run to him today.
And somehow I know
that he’s on his way to me.”

Ik glimlach, dit zong ze ook altijd toen we thuis waren. Papa vond dat zoiets niet kon voor een volbloed, die dreuzels wisten niet waar ze over spraken. Zij hield toch vol en als papa kwaad werd, schonk ze hem één van haar mooiste glimlachen en smolt papa direct weer weg.
Ik mis Antonin enorm erg. Ik weet nu hoe mama zich voelde als papa weer eens op een missie was, Alleen kwam papa altijd heelhuids terug.
Ik liep dan meteen in zijn armen, me niets aantrekkend van het bloed dat eraan kleefde.
Het bloed van duizenden slachtoffer die, net als ik, geleden hebben om de stommiteiten van een ander. Ik weet nog hoe het vroeger was, toen we nog niet wisten wat papa deed als hij niet thuis was.

Twee kleine meisjes stonden in de keuken en slopen voorzichtig naar hun moeder.
”Boe,” zei de jongste. De vrouw schrok en draaide zich vliegensvlug om .Ze keek hen streng aan en probeerde te verbergen dat ze geschrokken was.
“Doe dat nooit meer, wat voor manieren zijn dat nu?” De twee meisjes keken haar geschrokken aan. Zij liep naar mama en nam haar hand vast.
“Het spijt ons.” Ik bleef staan, mama keek niet blij, ze leek zelfs rode ogen te hebben. Ze keek me nu verwachtend aan, maar ik bewoog niet. Ik zei geen sorry, dat deed ik nooit. Zij kijkt me ook dwingend aan en ik denk dat ze wil dat ik het mama niet moeilijker maak. Mama’s blik verzacht en ze kijkt weer lief, zoals altijd.
”Zeg me nu eens waarom jullie nog wakker zijn”
Ik zie Haar even twijfelen, ze wil duidelijk niet dat mama weer boos wordt.
“Waar is papa? ” Mama’s blik verduistert weer en ik kijk haar bang aan.
“Ik heb je al gezegd dat je zo’n vragen niet stelt! Papa zal je wel vertellen waar hij heen is als hij daar zin in heeft!” Ze brult zo hard dat tranen me van schrik in de ogen springen.
Ook Zij kijkt bang naar mama. Ik begin te huilen en mama heft haar hand op.
“Nee!” zegt zij snel en gaat voor me staan. Ze kijkt niet meer lief maar arrogant naar mama en die kijkt boos terug.
Ze geeft haar een mep en zij blijf gewoon staan. De kilte in haar ogen is beangstigend. Zeker als je bedenkt dat ze nog maar vijf is.
Mama wijst met haar vinger naar de grote marmeren trap die in de hal staat. We twijfelen beiden geen seconde en lopen snel naar boven. We kruipen direct in het grote bed in onze kamer en proberen zo stil mogelijk te blijven liggen.
Robert huilt en mama rent naar boven om de baby te halen. Hij is er vorige week één geworden.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Feb 09, 2008 11:54 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 5
Haar


De deur van de ziekenkamer gaat open en ik kijk naar de nieuwe mensen. Het zijn vier jongens. Drie van hen zijn groot en ééntje is vrij klein.
Ze kijken de zaal rond en discussiëren.
“Waarom mochten we niet vechten?” klaagt één.
”Nu krijgen we eindelijk een opdracht van de orde en nu mogen we ons niet eens bewijzen!” vult een ander aan.”
Een derde jongen kijkt ze streng aan en meteen is het stil.
Ik kijk onbewust even opzij, en zie dat zij nog niet gemerkt heeft dat er iemand binnen is gekomen.
Als één van de jongens zijn blaffende lacht door de kamer klinkt schrikt ze op. Haar ogen flitsen naar de jongens en ik hoor haar naar lucht happen. Ze gaat rechter zitten en wordt nerveus.
Ik klak met mijn tong om haar aandacht te trekken, maar ze weigert weg te kijken van de vier.
Ze mompelt duidelijk iets in de aard van: “ze komen ons halen”.
Tot overmaat van ramp komen de jongens onze richting uit. Ze blijft doodstil zitten en kijkt strak naar voren. Ze probeert onzichtbaar te worden, denk ik. De knapste van het viertal komt naar haar toe en zwaait met zijn hand voor haar ogen.
Ik kijk bang toe, dit zal verkeerd aflopen. Ze begint luid te gillen, ze raakt hoe langer hoe meer in paniek. Ik probeer ze snel mogelijk uit mijn bed te komen en ga aan haar bed staan, maar om één of andere reden wil ze maar niet kalmeren. Ik wieg haar in mijn armen, maar zelfs dat wil niet helpen. Ik begin zelf ook zenuwachtig te worden.
De jongen die gezwaaid had kijkt geschrokken naar haar. Plots schiet een andere jongen naar voren en gaat naast me staan. De aanval wordt steeds erger en ik begin te huilen.
Zij blijf maar naar lucht happen en gillen. Ze doet zichzelf nog iets aan op deze manier. De jongen die bij me was komen staan neemt haar polsen vast en draait haar gezicht naar zich toe. In een seconde klapt ze dicht en ligt ze doodstil. Ik kijk de jongen niet begrijpend aan, maar hij blijft haar strak aankijken.
Zij lijkt gevangen in zijn blik, nog nooit was ze zo kalm. Haar ademhaling is weer normaal en ik begin ook lichtjes te kalmeren.


De jongen laat haar zachtjes los, zij blijf hem geïnteresseerd aankijken. Nu lijkt het alsof niet anders bestaat dan zij en hem. Zelfs als hij een stap terug zet blijft ze naar hem kijken. Ik ben bang, het was lang geleden dat ik zo geschrokken ben en de tranen blijven over mijn gezicht druipen.
Een jongen met warrig zwart haar steekt zijn hand naar me uit en zegt vriendelijk:
“James Potter, aangenaam. Ik knik naar hem, maar schud zijn hand niet. Hij is eventjes uit het veld geslagen maar hersteld zich al snel. Hij wijst op de jongen die de paniek heeft veroorzaakt.
“Dit is Sirius Zwarts, en dit is Peter Pippeling.”
“Modderbloed,” klinkt het plots vanuit het bed naast me. Ik knik even naar haar, gewoon om haar gerust te stellen. De kleine jongen, die als enige nog niet gesproken had, kijkt beschaamd.
”Dat is Remus Lupos.” Ik knik weer, omdat ik niet weer welke beweging ik anders kan maken.
“Ze zijn allemaal gek,” zegt de kleine jongen plots. “Zou deze ook beginnen gillen als je te dichtbij komt?”
Ik kijk hem boos aan en zet moedig een stap in zijn richting. Hij zet een stap achteruit. Ik wil naar hem roepen en hem uitschelden, jammer dat ik nog geen stem heb.
“Vies modderbloedje,” mompelt zij weer en ze kijkt de jongen boos aan. Ze kijkt meteen weer weg en concentreert zich weer op de jongen met het muisbruine haar, die blijkbaar Remus heet.
“Ze onderdrukken ons, Ze willen ons weg.”
Ze zegt het tegen Remus alsof het een groot geheim is en niemand het hoort. Remus lijkt niet te weten wat hij ermee moet doen dus knikt hij maar. James kijkt even verbaasd maar, wil duidelijk iets van me.
“Ik moet je een paar vragen stellen.” Ik knik, maar gebaar dat ik hem niets kan vertellen.

”Ik weet het, maar kun je het opschrijven?” Ik knik en pak mijn schrijfblok en veer.
Wat wil je weten? Schrijf ik vlug op.
”We vroegen ons af of je ons namen kunt geven, namen van dooddoeners die je hebt gezien. Denk je dat je dat kunt?”
Ik knik snel, maar al voor ik iets op kan schrijven klink haar stem door de kamer.
“Dolohov” gniffelt ze.
Ik kijk haar kwaad aan, dit was een verboden onderwerp. Ik zie James snel de naam snel noteren.
“Welke Dolohov?” vraagt hij gretig.
“Allebei,” zegt ze hard. “vraag maar aan Lise.”
Ze liegt, alleen de oudste, de andere heeft ons nooit iets gedaan, hij is onschuldig. Schrijf ik, in de hoop dat ze me geloven.
Zij kijkt me boos aan. “Ik lieg niet, hij was erbij die avond en op de dag dat hij je kwam halen.”
“Dat hij je kwam halen?” James krijgt me raar aan.

Ze liegt, Antonin heeft me nooit pijn gedaan. Ik zal je namen geven, maar laat Antonin erbuiten.
Dolohov senior, Karkaroff, Vaalhaar, de Van Detta’s en steven Wanink. Schrijf ik in paniek


“Bedankt lisella, Nu komen we al een heel stuk verder.” Sirius kijkt nog steeds een beetje schuldig naar haar.
“Het spijt me,” mompelt hij tegen mij. Ik knik en glimlach vriendelijk.
“We zullen maar eens gaan dan.” James draait zich al half om naar de deur.
In alle drukte was ik haar even vergeten. Ik glimlach als ik zie wat ze aan het doen is. Haar vingers kammen door Remus’ haar en ze houdt zijn hand stevig vast. Ze glimlacht lief naar hem. Ik kijk vertederd toe, ze lijkt zo gelukkig.
James, Sirius en peter staan op hem te wachten, maar Remus lijkt het moeilijk te hebben me haar achter te laten. Hij staat langzaam op. Ik vraag me af wat hij zal bedenken, Hoe hij zijn hand terug zal krijgen. Hij staat langzaam op en kijkt haar vriendelijk aan.
“Ga je weg?” vraag ze angstig.
“Ik wil niet dat je weggaat, dan zie ik je nooit meer terug en dan wordt ik net zo verdrietig als Lise.”
Haar stem klinkt zwak maar Remus glimlacht. Hij brengt haar hand naar zijn lippen en druk er een stevige kus op. Zij glundert en kijkt hem aanbiddend aan.
Al weet ik dat ze niet weet wat ze doet vind ik het fijn voor haar. Hij laat haar hand zachtjes los.
“Ik kom je nog bezoeken. Ik beloof het je.”
“Kom je snel terug?, Morgen?”
Morgen niet, maar overmorgen zal ik er zijn, als de kleine wijzer op de 5 staat.”
Ik denk dat hij liegt, maar ik kan het hem niet echt kwalijk nemen.
“Ik hoop alleen dat ze het vergeet” denk ik, terwijl ze hem vrolijk uitzwaait.





Ze vergeet het niet en lijkt gelukkiger dan ze ooit is geweest. Eindelijk glimlacht ze echt en het resultaat is niet mis, haar gezicht lijkt te blinken. Ze vertelt aan iedereen over Remus.
Het lijkt net alsof hij een remming heeft weggenomen en ze nu gewoon kon leven, net als ieder ander. Ze komt nu uit haar bed en praat tegen alle andere patiënten.
Die vinden haar enthousiasme geweldig. Ze zingt, danst en huppelt door de kamer. Ze lijkt net een kind en is van niemand bang. Ze spreekt tegen mannen en vertelt nu de hoofdverpleegster opnieuw dat Hij zal komen als de wijzer op de vijf stond.
Ik begrijp het niet, een paar dagen had ze nog meer weg van een levende plant en nu lijkt ze helemaal vrolijk te zijn. Ze weet nog exact wat Remus had gezegd en als je haar tegen zou komen, leek ze zo gezond als een vis. Het is vier uur en ik hoop maar dat Remus zich aan zijn afspraak zal houden, want ik heb het gevoel dat het een enorme klap zal zijn als hij dat niet doet.
Het is nu vijf voor vijf en ik kijk zenuwachtig naar de klok, waar zij ook naar aan het staren is. Ze telt in zichzelf. Dan gaat de deur open en komt Remus kalm binnengestapt.
Zij slaakt een kreet van geluk en loopt naar hem toe. Ze omhelst hem, neemt zijn hand vast en sleurt hem mee naar haar bed. Daar neemt ze haar tekenblok en begint te bladeren. Ze draait het tekenblok om en houdt het vlak bij Remus zijn gezicht. Die neemt de blok rustig over en houdt hem wat verder van zijn gezicht, zodat hij de tekening kan bekijken. Zijn ogen worden groot van verbazing en ik klap in mijn handen, zoals ik altijd doe als ze weer een prachtige tekening heeft gemaakt. Ze glimlacht om mijn reactie en kijkt nu naar Remus, maar die kijkt naar de tekening.
Ze had haar en Remus geschetst. Zij stond in een prachtig afgewerkte groene jurk en hij had een zwart kostuum aan.
Ze stonden naast elkaar en glimlachten, hand in hand stonden ze voor een heuvel waar een grote beuk opstond en in de lucht stond de volle maan.
“Vind je het niet mooi?” Remus schrikt, even kijkt hij haar verward aan.
“Ik vind het prachtig…”
“Dat dacht ik wel, zo hebben we toch ooit eens samen kunnen zijn tijdens volle maan.”
Ik kijk haar verward aan en Remus mond hangt open van verbazing.
“Hoe bedoel je? ” Stottert hij.
Ze glimlacht. “Dat wil je toch, net als iedereen genieten van de volle maan?”
“Eh…ja,” zegt hij twijfelend.
Plots weet ik wat ze bedoelt, maar ik begrijp niet hoe ze er opgekomen is.
“Maar hoe…” Begint hij, maar ze gebied hem stil te zijn.
Ze geeft hem de tekening en kijkt ondeugend. “Ik voelde het. Net als dat ik nu voel dat jij me niet zal kwetsen, Remus John Lupos.”
Nu snap ik er niets meer van. Remus is totaal uit het veld geslagen.
“Ik heb je nooit verteld wat mijn tweede naam is.”
Ze blijft glimlachen en gaat tegen hem aanliggen.
Een verpleegster kijkt hen wantrouwig aan. Hij wrijft door haar haren en zij sluit genietend haar ogen.
Ik voel een lichte steek van jaloezie door me heen gaan, maar heb daar direct spijt van. Ik mag niet jaloers zijn op haar, nu ze zoveel problemen heeft. Ik denk dat ik gewoon jaloers ben omdat Antonin er nu niet is voor mij.
De tijd vliegt en Remus staat op als de klok acht uur slaat. Zij kijkt teleurgesteld en hij twijfelt, of hij nog even moet blijven.
Ik snap niet wat iemand als hij bij haar komt doen.
Ze is immers ziek en jongens van onze leeftijd hebben toch wel andere dingen te doen.
“Ik kom terug,” fluistert hij en geeft haar een kus op het voorhoofd.
Zij valt in slaap, het is een zware dag geweest voor haar. Ik volg Remus naar de gang. De hoofdverpleegster houd hem tegen en kijkt hem streng aan.
“Jongeman, ik moet jou spreken over mevrouw Le Sauvage.”
Remus knikt.
“Ik hoop dat u weet waar u aan begint. Ze is ernstig ziek, meneer en ze zal snel aan je gehecht geraken. De gevolgen als je haar laat vallen zullen niet te overzien zijn. Als je denkt niet genoeg tijd voor haar te hebben, raad ik je aan er nu mee te stoppen.”
Remus kijkt haar serieus aan. “Ik heb tijd voor haar en ik ben niet van plan haar te laten vallen. Ik weet niet wat het is, maar we zijn verbonden, begrijpt u.
Ik ken haar pas en toch lijkt ze een deel van me te zijn. Ze weet dingen, dingen die ik haar niet vertel. Ik ga haar helpen er weer bovenop te komen, al is het het laatste wat ik doe. Als u me nu wilt excuseren, ik heb een afspraak.” Remus loopt de gang uit en ik kruip tevreden in bed. Hij bedoelt het goed.

Ze is verandert en haar stem klinkt net als vroeger. Waarom genees ik niet zo snel als zij? Waarom kan ik mijn stem niet gebruiken en met haar meezingen? Natuurlijk ben ik wel blij dat ze eindelijk iemand heeft gevonden waarvan ze evenveel houd als ik van Antonin doe. Snel probeer ik me te concentreren op het artikel in de krant. Ik heb het nu immers dertien keer gelezen en toch roept het telkens weer dezelfde emotie op.
De krant die nu toch al vrij oud maar toch kan ik ze niet wegdoen. Het is mijn verklaring voor mijn walging voor het ministerie.

Gisterenavond laat is het ministerie het kasteel Dursel binnengevallen. Er waren aanwijzingen over het feit dat het een gevangenis van hij-die-niet-genoemd-mag-worden zou zijn. Het uitzicht was vreselijk, De schouwers, die de zware taak op zich hadden genomen en het kasteel waren binnengegaan, verklaren dat ze nooit zoiets verschrikkelijk hebben gezien.
Het kasteel stonk naar rottende lijken, en onder het kasteel liep een gang waar de doden werden afgevoerd.
Men heeft verschillende mensen teruggevonden, maar wellicht zal geen van hen ooit nog dezelfde zijn. Verschillende dooddoeners zijn opgepakt en naar Azkaban gestuurd.
Twee van de overlevenden , waren de zusjes Le sauvage. De jonge vrouwen, die al twee jaar vermist waren, zaten in een kleine ruimte en toonden beiden tekenen van krankzinnigheid.
De jongste bleef maar schreeuwen om een van haar ontvoerders en het was voor ons dan ook een hele eer haar te kunnen melden dat het gevaar geweken was.
Veel overlevenden waren er niet. We vermoeden dat er meerdere van deze plaatsen zijn.
Naast de gezusters Sauvage zijn er nog een twintigtal mensen teruggevonden, één voor één enorm fysiek of mentaal gemarteld.
Wij van het ministerie zien het als onze taak om zo’n dingen op te lossen. Wij houden jullie op de hoogte.


Woedend smijt ik de krant weg. Waar halen ze het lef vandaan om mijn naam te vermelden? Ze noemden ons fysiek en mentaal beperkt en ik ben geen van beiden.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Di Feb 26, 2008 18:35 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 6
haar


Morgen beginnen we aan een nieuwe therapie. De gedachte eraan alleen al. Als ik eraan denk, verschijnen er direct beelden van zo’n duffe groep mensen die hun hart uitstorten aan elkaar. Geen van de helers lijkt iets kwijt te willen over de therapie. Eigenlijk vertrouw ik het niet.
“Om een uur of elf komen we je halen” zei de hoofdheler.
“Wat gaan we doen?“ Vroeg zij opgewonden.
“We gaan een spelletje spelen.”
Ik keek de heler woedend aan. Ze is geen kleuter! Ze zou het heus wel begrijpen!
De deuren van de ziekenzaal gaan open en vijf helers stappen de kamer binnen.
“Het is tijd,” zegt er één.
Zij kijk blij naar de heler. “Wat voor spel?”
Maar voor ze iets anders kan vragen, tilt één van de helers haar uit bed. Ik sta op om hen te volgen, maar één van de helers houd me tegen.
‘Nee!’ denk ik geschrokken. ‘Ik laat haar niet alleen.’
Zij kijkt de helers vragend aan. “Lise moet mee. “
“Nee lieverd, vanaf nu doen we het zonder Lise.” De hoofdverpleegster streelt haar arm, terwijl ze haar probeert te overtuigen mij achter te laten.
“Lise moet mee! “ Haar stem klinkt niet kinderlijk, maar dwingend. De verplegers trekken me wat naar achteren. Ik wil mijn armen lostrekken.
“Ik laat haar niet achter!” brult ze. Haar stem klinkt nu net als vroeger. Haar ogen staan woedend en lijken wel van blauw naar zwart te gaan. Plots begint de kamer te trillen. Het ene na het andere raam springt kapot. De andere patiënten beginnen te gillen en de paniek barst lost. Helers rennen de kamer in en proberen de orde te herstellen.
“Ik ga niet zonder Lise!” Alles in de kamer begint met de seconde harder te trillen.
Als zij ziet dat niemand van plan is haar te gehoorzamen, wordt ze nog kwader. Een oorverdovende knal klinkt door de kamer. De ramen zijn nu allemaal weg. Voorwerpen komen los van de grond. De helers kijken verbaast naar de vrouw.
“Laat ons gaan! Ik wil hier niet meer zijn!”
Het hele beeld lijkt nu uit een horrorverhaal gegrepen. Haar blonde haren wapperen rond haar gezicht. Ze heft haar hand op, al de meubelen komen los van de grond.
Dan maakt één van de helers een onverwachte beweging. Ze laat haar hand zakken en de meubels vallen op de grond. Met één snelle beweging van haar pols komt de heler hard tegen de muur terecht. De helers laten me los. Ik ren naar haar toe en omhels haar. De helers die haar vasthielden zijn nu ook een paar stappen achteruit gegaan. Ze wordt meteen rustiger en haar haren vallen weer sluik langs haar gezicht. De kamer stopt met trillen en het is opeens muisstil in de kamer.
Ze knuffelt me terug en fluistert: “Ik laat je nooit alleen.”
Haar ogen krijgen langzaam hun gewone donkerblauwe kleur terug.
“Ik wil hier weg. Nu.” Haar stem klinkt ijskoud. Ik knik en pak haar hand. Ik neem haar mee naar mijn nachtkastje en grijp mijn veer. Snel begin ik te schrijven.

Beste prof. Perkamentus
Ik herinnerde me plots uw aanbod van enkele weken geleden.
Zou het mogelijk zijn ons nu op te halen in het hospitaal?
Met vriendelijke groet
Lisella Le Sauvage.


Ik steek het papier in een enveloppe en stap zelfverzekerd naar een heler. Ik druk de brief bruut in haar handen en zij kijkt me geschokt aan.
“U mag niet vertrekken mevrouw, u bent nog niet gezond.”
Ik kijk haar woest aan. De heler kijkt me bang aan en rent weg met de brief. Dan valt het me op hoe stil het is in de zaal. Iedereen staart me aan.
Zij heeft haar spullen gepakt en staat een beetje te wiebelen. Ze merkt ook dat alle ogen op ons gericht zijn. Ik neem haar hand en ga bij de deur staan.
Ze was terug. Ik ben er eindelijk achter gekomen hoe ik haar terug moet halen. Wellicht komt ze terug als ik haar boos genoeg krijg.
“Remus,” mompelt ze opeens. Ik kijk haar vol medeleven aan. Die zal ons waarschijnlijk niet meer vinden. Ik dacht me wel te herinneren dat hij voor Perkamentus werkte.
De deuren van de zaal vliegen open en Perkamentus komt binnen. Meteen overvalt me een gevoel van warmte. Hij kijkt even verbaast naar de kapotte ramen, maar gebaart dan dat we naar hem toe moeten komen.
“goedemiddag, Juffrouw Le Sauvage. Ik neem aan dat jullie direct willen vertrekken?”
Ik knik, waarna hij naar haar kijkt, alsof haar mening ook telt. Ik vind het fijn dat hij aandacht aan haar schenkt.
“Ben jij klaar?”
“Klaar voor wat?” Ze kijkt me verward aan.
“Om bij mij te wonen.”
“Ik wil bij Remus wonen.”
Perkamentus grinnikt. “Meneer Lupos zal daar ook zijn.”
Ze glimlacht. “Ik ben klaar.”
We volgen Perkamentus naar de verschijnselplaats. Hij steekt zijn handen uit.
“Nu niet loslaten.” Seconden later landen we met een zachte plof in een groot huis. Zij kijkt verbaast rond.
“Ik zal jullie voorstellen aan de mensen in de keuken.” Perkamentus laat ons los en we stappen een grote keuken binnen. Vele mensen zitten te praten met een glas rode wijn. Aan de heerlijke geur die in de keuken hangt, merk ik dat er net gegeten is. Ik herken enkelen van de mensen in de keuken.
Perkamentus kucht even en iedereen is meteen stil.
“Ik heb twee nieuwe leden meegenomen vanavond.”
Ik kijk een beetje beschaamd. De mensen kijken ons nieuwsgierig aan. Ineens komt Remus door de keukendeur gelopen. Hij loopt direct naar haar toe, neemt haar bij de hand.
“Fijn dat je er bent.” Ik kijk zenuwachtig de keuken rond. De jongens die bij Remus waren, de dag dat we hem voor het eerst zagen, komen ons allemaal een hand geven. Sirius geeft Haar twijfelend een hand. Zij lijkt het voorval al vergeten te zijn, ze herkent hem niet. Verder komen alle mensen ons welkom heten. Ik gaf ene Lily Evers met veel moeite een hand. Vanbinnen walg ik van modderbloedjes, maar ik denk dat ik niet in de positie ben om zoiets nute zeggen. Zij weigert echter Evers een hand te geven, evenals Pippeling.
Lies en Frank Lubbermans, een paar van de vrolijkste mensen die ik ooit gezien heb, geef ik wel een hand. Ik ontmoet ook een vaag figuur, dat ontsnap lijkt te zijn uit een horrorverhaal. Hij heet Alastor Dolleman. Hem durft Ze bijna geen hand te geven, maar ze doet het uiteindelijk, na lang aandringen, toch.
De broertjes Proster weiger ík dan weer koppig een hand te geven. Ze lijken op elkaar en dus wil ik geen risico nemen. Ik weet dat één van hen Antonin heeft verlamd, de avond van onze ontsnapping.
Zij is ongelooflijk vermoeid door de verhuizing, dus besluiten we naar bed te gaan. Perkamentus wijst ons onze kamer. Zij dommelt al snel in, maar ik kan de slaap niet vatten. Op de topjes van mijn tenen sluip ik naar beneden. Ik druk mijn oor voorzichtig tegen de keukendeur.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Mrt 01, 2008 19:20 Terug naar boven Sla dit bericht op

Dankje voor de reacties *geeft knuffels*
Ik had gehoord dat er gedacht werd dat de meisjes aan de goede kant stonden. Zez ijn wel opgeleid om dooddoeners te worden. Ze blijven volbloeden.


Hoofdstuk 7
haar:

Het ziet ernaar uit dat perkamentus de orde aan het inlichten is, over ons. Ik kan niet alles even duidelijk horen, dus ik ga wat meer gebukt zitten, zodat ik aan het sleutelgat kan luisteren.

”Ik wil jullie allen even kort laten weten wie ik in huis gehaald heb. Deze twee jonge vrouwen van achttien zijn een tweeling. Ze komen beiden uit een volbloed gezin, Maar dat hadden sommigen onder jullie al wel gemerkt denk ik.”
Ik kijk door het sleutelgat en zie dat Lily bevestigend knikt.
“Deze twee vrouwen komen uit een groot gezin, van vier kinderen. Lotia is de oudste en daarop volgt Lisella. Zoals je misschien al gemerkt hebt, kan Lisella niet praten. Mensen, heb begrip voor de situatie van de tweeling, ze hebben twee jaar lang gevangen gezeten en dat laat zijn littekens achter. Vooral met Lotia gaat het niet goed. Ze is krankzinnig geworden.
Ik noemde daarnet vier kinderen. De andere twee, Samanta en Robert, worden nog vermist. Samanta heeft erg gevoelige longen, dus ik vrees ervoor dat zij niet veel kans maakt. We zijn nog steeds op zoek.
Ik heb van de zuster gehoord dat er vanmorgen een incident heeft plaatsgevonden. De oudste heeft in een bui van woede alle ramen later springen. Ze liet meubels zweven en heeft een heler tegen een muur gesmeten. Jullie moeten weten dat dit krachtige magie is. Ze hadden namelijk geen toverstok. Ik vermoed dat ze tot ongelooflijke dingen in staat zijn. Ze hebben er nog geen controle over, maar dat komt nog wel. Jullie moeten hen behandelen zoals je ieder ander hier behandelt. Maak hun vooral niet kwaad. Let vooral op met Lisella, ze is niet zo gek als ze eruit ziet.”

Ik draai me om en sluip snel terug naar mijn kamer. De lakens trek ik tot net onder mijn ogen en ik staar woest naar het plafond. Hoe durven ze. Ik ben niet gek en ook geen studieobject.
Zij beseft natuurlijk niet wat haar boven het hoofd hangt. Ik draai mijn hoofd en kijk hoe zij met een lichte glimlach slaapt. Nadat ik mijn ogen gesloten heb, probeer ik niet te denken aan wat ik net gehoord heb. Vooral het feit dat niemand er vertrouwen in schijnt te hebben dat mijn kleine Sam nog leeft. Over Arnold is niet gesproken dus ik ga ervan uit dat ze niet beseffen dat hij er is. Misschien moet ik het Perkamentus wel vertellen.


“Lise,” Klinkt het vermoeid vanuit het andere bed. Ik sta op en help haar recht. Snel kleed ik haar aan. Dan trek ik mijn eigen kleren aan en loop, met haar aan mijn hand, de kamer uit. We hadden gisteren van Perkamentus kleren meegekregen. Gewone dreuzelkleren. Natuurlijk had Zij eerst geweigerd de kleren te dragen, maar na lang aandringen had ik haar toch zo ver gekregen ze te dragen. Perkamentus had ons belooft nieuwe gewaden te gaan kopen.
Beneden is er nog niet al te veel beweging. James is de krant aan het lezen en een mollige vrouw wiegt een baby. Haar haren zijn vuurrood, net als die van de baby, die kirrende geluidjes maakt. Zij kijkt gefascineerd naar het schouwspel. De vrouw glimlacht naar haar. Ze staat op en loop naar ons toe.
“Ik ben Molly Wemel.” Ze steekt haar hand uit. Ik schud haar hand, maar Zij lijkt het moeilijk te hebben.
“Bloed verrader,” mompelt ze. Ik kijk de vrouw verontschuldigend aan. Zij is weer naar de baby aan het staren.
“Dit is Bill,” zegt de vrouw weer in een moedige poging om een gesprek aan te knopen. Ik glimlach en aai de baby over het hoofd.
“Wil je hem eens vasthouden?” Vraagt Molly aan haar. Ik schud mijn hoofd om te laten zien dat ik dat geen goed idee vind, maar de vrouw negeert dat. Zij knikt enthousiast.
Molly legt de baby voorzichtig in haar handen. Zij kijkt naar de baby in haar armen en begint hem zachtjes te wiegen. Ze loopt door de kamer en zingt zachtjes voor de baby. Haar prachtige stem klinkt door de salon:
“Hush now, my baby, be still and don’t cry.”
“Lust je misschien een kop koffie?” vraagt Molly. Ik knik en ga aan de grote eikenhouten tafel in het midden van de kamer zitten. Vanaf daar kijk ik vertederd naar Haar.
Ze loopt trots met de baby de kamer rond. James heeft zijn krant weggelegd en luistert met zijn ogen gesloten naar Haar.
“Je zult later een prima moeder zijn,” zegt hij lief tegen Haar. Zij knikt enthousiast.
“Later, als ik groot genoeg ben, krijg ik ook een baby.”
“Wie mag dan papa zijn?” vraagt James al plagend.
“Remus wordt papa.” Grijnst ze. James lacht.

Molly blijkt een enorm gezellige vrouw te zijn. Ze vertelt honderduit over Arthur en zijn nieuwe baan op het ministerie.
Zij ligt op een grote bruine sofa te rusten. Met haar ogen dicht en de baby op haar borst. Haar slanke vingers strelen de kleine haartjes van de kalm slapende baby. Molly kijkt vertederd toe. Ik ben verbaasd, het is lang geleden dat ik haar zo rustig heb gezien.
De deur van de kamer gaat langzaam open en een slaperige Remus verschijnt in het deurgat. Hij glimlacht als hij Haar ziet liggen op de sofa. Stilletjes loopt hij naar Haar toe en geeft Haar een zachte kus op het voorhoofd. Zij opent haar ogen. Zelfs vanaf hier kan ik zien dat er pretlichtjes instaan. Remus aait de baby over zijn hoofd en komt bij mij en Molly zitten. Ik knik, als begroeting, naar hem.
“ Ook goedemorgen Lise.” Ik glimlach, omdat hij mij begrijpt. Langzaam druppelt de keuken vol. Iedereen die hier logeert is nu aan het ontbijten. Zij loopt alweer rond met de baby en praat met Remus, die naast haar loopt. Ik luister hoe Molly met Lily en Lies Lubbermans praat.
Als laatste komt er een vrouw met blond haar bij zitten. Ik herken haar van volbloedfeesten, ze heet Venora Smid. Haar familie is erg bekend. Ik heb haar altijd al een prachtige vrouw gevonden. Sirius kijkt haar aan met een blik vol verlangen, Ik weet zeker dat hij geen nee tegen haar zou zeggen. Maar ik heb geruchten gehoord, ze zou een affaire hebben met Lucius Malfidus.
Molly loopt naar Haar toe en neemt Bill even over, om hem de borst te kunnen geven. Zij vindt dat duidelijk jammer. Arthur Wemel, die even rood haar heeft als zijn vrouw en baby, is de krant aan het lezen. Ik kijk geschrokken naar de achterkant van de krant.
“Drie dooddoeners opgepakt na brute moord op dreuzelgezin,” is de kop van een artikel. Drie foto’s staan op de achterkant van de krant. Op een foto staat het gezicht van een man met donkerbruine haren. De tranen springen in mijn ogen als ik Antonins vader op de foto herken. Hij brult en schreeuwt. Het lijkt net alsof hij uit de foto wil springen.
Ik begin opeens te huilen. Iedereen kijkt me verward aan. Zij begrijpt me bij mijn eerste snik al. Haar blik schiet naar de krant. Vlug wijst ze met haar vinger naar de krant, die plots in vlammen opgaat. Ze komt naar me toe en slaat haar armen om me heen.
“Hij is weg,” fluistert ze. “Het is voorbij.”





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Vr Mrt 21, 2008 19:50 Terug naar boven Sla dit bericht op

[size=18]Hoofdstuk 8[/size]
Lisella

Tijdens het avondeten is de sfeer enorm gespannen. Zij kijkt schichtig rond. Niemand zegt een woord. Iedereen lijk een beetje geschrokken te zijn. Het liefst zou ik mijn stoel net als vroeger achteruitschuiven en woest van tafel rennen, terwijl ik de harde knal van de stoel die op de grond valt door het huis hoor galmen. Nu weet ik natuurlijk dat dat geen manieren zijn voor een volbloed als ik.
Ik was thuis altijd wel degene die het meest tegen modderbloedjes pesten was. Zij vond het hun verdiende loon, dat ze gemarteld werden. Ik denk dat Ze nu misschien spijt heeft dat ooit gedacht te hebben.
Ik begrijp Haar eigenlijk niet goed. ’s Morgens moet ik haar aankleden en nu zit ze kaarsrecht op een stoel en niets toont aan dat ze ooit enige vorm van ellende heeft gekend. Ja, misschien de wazige blik in haar ogen wel. Ik weet niet zeker of ik dat wel als een teken mag zien. Zo keek ze vroeger immers ook vaak, als ze nadacht. Als we vroeger met zeven personen aan tafel zaten was er geen sprake van een stilte. Tot papa ons begon op te leiden, toen veranderde alles.

“Verdomme Lise, strek je rug.” Een kind van amper tien rechte haar rug en hield haar stok recht voor zich uit. Een meisje, dat als twee druppels water op haar leek, zat tegen de muur. Een dun straaltje bloed liep langs haar mondhoek naar beneden. Ze ademde zwaar van de enorme inspanning.

Papa noemde dit de training. Net als de ouders van andere kinderen uit volbloed gezinnen, vond papa dat hij ons toch niet zomaar zonder voorbereiding naar Klammfels kon sturen, dus waren een half jaar geleden de trainingen begonnen. In het begin leek het spannend, zo’n opleiding. Maar mijn zus en ik leerden al snel dat het een zenuwslopend werk was dat, niet alleen zorgde voor fysieke, maar ook voor mentale uitputting. Wat papa ons natuurlijk later pas vertelde, was dat dit geen opleiding was om naar Klammfels te kunnen, maar om onze heer te kunnen dienen. De heer waar vader altijd vol lof over sprak. Ik twijfelde om hem te dienen en ik denk dat vader dat merkte, want hij was altijd het strengst tegen mij. Ik wist niet of ik het wel zo leuk vond, de rest van mijn jonge leven te slijten aan het dienen van een persoon die ik niet eens kende. Zij was altijd in de weer zo goed mogelijk haar best te doen. Al snel was het later dienen van heer haar grote levensdoel geworden.
Papa leerde ons alles. Hoe we ons moesten kleden, Hoe we moesten en mochten praten. Kortom, hij leerde ons hoe we in het milieu geraakten zonder onze familienaam schande aan te doen. Hij leerde ons zelfs wie we wel en niet konden huwen. Voor mij lag het, zoals het schijnt al jaren vast. Ik zou trouwen met Antonin. Dat zag ik toen natuurlijk totaal niet zitten. Stel je maar eens voor hoe jij je zou voelen, als je niet zou mogen houden van wie jij zelf wil. Ik voelde me als snel gevangen, zelfs bijna verstikt in de gevoelens. Antonin en ik bleven vrienden. Ik merkte dat ook hij wist wat hem te wachten stond. Ik had nooit gedacht dat het me zou lukken van hem te houden. “Lise?” Snel keek ik op naar papa en knikte als teken dat ik hem gehoord had. Hij richtte zijn stoken probeerde me te vervloeken. Ik hield het, als altijd, amper vijf minuten uit. De cruciatusvloek raakte me volop in de borst.


”Lise, is alles oké?” klinkt haar vragende stem van naast me . Ik knik en glimlach vluchtig. Arthur komt vermoeid de kamer ingelopen. Ik kijk verbaasd op. ‘Ik had nog niet eens door dat hij er niet was,’ denk ik beschaamd. Hij slaakt een diepe zucht als hij aan tafel gaat zitten.
“Alles in orde Arthur?” vraagt Molly bezorgt.
“Ja, natuurlijk, het is alleen zo’n grote puinhoop op het ministerie. De Malfidussen proberen de Dolohovs uit Azkaban te krijgen.”
Ik verslik me in mijn pompoensap. Gideon Proster klopt me op de rug. Ik zet me snel recht en kijk hem vuil aan. Hij slaakt een luide zucht en draait met zijn ogen.
“Lise? Het spijt me dat ik het moet vragen. Zou je tegen Dolohov willen getuigen?” Arthur kijkt me bijna smekend aan.
“Welke?” vraagt Zij opeens. Iedereen kijkt raar omdat er zo’n normale, goed geformuleerde vraag uit haar mond komt.
“De jongste,” antwoord Arthur met een grimas op zijn gezicht. Ik schrik opeens wakker. Zijn de Malfidussen aan het proberen Antonin uit Azkaban te krijgen? Ik glimlach opeens dolgelukkig.
“Waarom glimlach je?” Gideon kijkt me verdacht aan. Ik negeer zijn vraag vastberaden.
“Ze vindt het leuk dat Toontje terugkomt.”
Ik kijk haar boos aan, maar kan me bijna niet houden van het lachen omdat ze hem Toontje noemde. Ik weet nog goed dat hij dat verschrikkelijk vond.
“Dat meen je niet. Hij wou je meenemen, de avond dat ik hem oppakte.”
Opeens verraadt Fabian zich. Dit was waar ik al een tijdje op wachtte. Ik wist eerst niet zeker wie van de broertjes Proster Antonin had opgepakt. Ik mijn stoel achteruit. Zij ging ook staan.
“Jij had het recht niet hem op te pakken. Hij verdient het vrij te zijn.” Zegt ze, op een enorm uitdagende manier.
Plots zie ik Fabians toverstok uit zijn achterzak steken en na één vlugge beweging heb ik hem in mijn handen. Iedereen in de keuken kijkt me geschokt aan. Ik loop met de stok voor me uit gestoken de keuken rond, tot ik voor Fabian sta. Mijn gezicht straalt woede uit.
“Dit is niet nodig,” Remus doet een moedige poging me te kalmeren.
“Dat is het wel,” klinkt haar stem koud door de kamer. “Door hem is Antonin nu weg en door hem is Lise ongelukkig. Ik wil niet dat zij ongelukkig is.” Haar stem klink dwingend en stijf. Fabian kijkt angstig. Nog een eigenschap die een volbloed niet hoort te hebben. Remus kijkt me kalm aan.
“Lise laat de stok vallen. Je zult er later spijt van hebben.”
Ik trek een gezicht.
“Zeg me wat ik moet doen.” Vraagt hij me. Deze keer is de wanhopige ondertoon in zijn stem niet te missen. Ik geef Haar een snelle knik en hoop dat ze me begrijpt.
“Ze wilt Antonin zien,” zegt ze langzaam. Ik hef mijn stok iets hoger op, als teken dat ik niet veel geduld heb. De hele keuken kijkt gespannen naar Remus.
“Ik zal zorgen dat je hem te zien krijgt,” zegt hij met een hese stem. Ik laat traag mijn stok zakken. Fabian zucht opgelucht.
Ik loop naar heb toe tot we maar enkele passen van elkaar van elkaar verwijderd zijn. Ik buig me naar hem toe en spuug hem recht in het gezicht, waarna ik statig de kamer uitloop. Ik kijk niet achterom. Zij is me gevolgd.
In alle drukte heeft niemand me gevraagd de stok terug te geven. Iedereen haat me waarschijnlijk nu. Ik denk zelfs dat de kans bestaat dat Perkamentus me eruit gooit. Maar dan zal ik tenminste Antonin nog gezien hebben.
Beneden klink een luide knal. Het is duidelijk dat iemand verschijnseld is. Haastige voetstappen rennen trap af. Er is maar één verdieping boven ons, daar slaapt Poppy Plijster. Haar haastige voetstappen doen me vermoeden dat er een gewonde is binnengebracht. Ik ren naar beneden om te gaan kijken wie het nieuwe slachtoffer van de Heer was geworden. Als ik de laatste drie treden met een sierlijk sprongetje afspring, hoor ik hoe mensen door het huis rennen.
Een jonge vrouw ligt met de ogen gesloten op de grond. Remus legt een deken over haar heen. Ik kijk geschokt naar het bloederige tafereel. Lily komt de kamer uit, met aan haar hand een klein wezentje met grote flaporen. Ik sla mijn hand geschokt voor mijn mond.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*

Laatst aangepast door lotia scarlet op Do Mrt 27, 2008 22:29; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Do Mrt 27, 2008 22:29 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 9

hoofdstuk 9: My little darling.
Lisella

Ik loop naar het wezen toe. Het kijkt me met haar enorm grote ogen aan. Als ik mijn hand ophef duikt het abrupt ineen. Ik schrik van haar reactie.
“Straf Mimi niet. Het was niet Mimi’s fout. Ik heb op hem gelet.”
Oh nee, dat ik daar niet direct aan gedacht heb. Zij slaakt een gil als ze de trap afkomt en de huiself ziet.
“Arnold!” gilt ze door het hele huis. We rennen naar de keuken. Daar aangekomen slaak ik een gesmoorde gil. Ik ren naar de tafel toe, waar een jongen opligt. Poppy verzorgt de grote schrammen die zich over zijn hele lichaam uitstrekken. Op zijn rechterbeen ligt een groot kompres.
Poppy heeft het duidelijk moeilijk de grote wonden te doen stoppen met bloeden. Remus probeert Poppy te helpen. Hij lijkt heel goed te weten hoe hij de wonden moet verzorgen. Al van ver kun je zien dat dit geen gewone wonden zijn.
Ik loop naar het kind toe en slaak een zucht als ik zie wat ik al vreesde. Arnold ligt bewusteloos op tafel. Ik strijk door zijn lange haren, die even blond zijn als de mijne en streel hem langs zijn wang.
Zij kijkt me vragend aan en ik knik naar haar. Zij jammert.
“Nee, Arnold jij bent de jongste, jij moet leven!” Poppy kijkt ons vol medelijden aan. Tranen druipen zachtjes over mijn wangen en laten rode strepen achter.
“Hij…hij is een weerwolf hé?” Remus knikt en ik begin nog harder te huilen. Niet mijn kleine broertje!
Plots begint hij luid te hoesten. Ik haast me naar hem toe.
Hij hapt hoorbaar naar adem als hij mij ziet. Zij komt ook in zijn zicht staan.
“Lise? Lot?”
Zij glimlacht stralend.
“Ben ik dood? Want anders voelt dood niet goed.”
Ik schud mijn hoofd haastig van nee.
“Je bent niet dood,” giechelt ze. Hij kreunt zachtjes en sluit zijn ogen weer.

Ik zit nu al enkele uren aan zijn bed. Het viel me pas na een tijdje op hoe erg hij verandert is. Hij is er nu twaalf en toch lijkt het alsof hij ouder is dan dat. Hij is erg lang en stevig gebouwd. Het feit dat je zijn ribben kan zien wijst erop dat hij niet erg veel te eten gehad heeft de laatste tijd. Zijn blonde haren zijn niet geknipt in de tijd dat hij weg was. Hij draagt ze in een slordige staart. Zijn gezicht staat ernstig. Misschien is het wel van de pijn.
Remus zei dat het normaal is. Hij was vroeger al een ongelooflijk knap ventje. Zijn gezicht was gaaf en geen enkele puist ontsierde het. Dat was anders dan bij mij vroeger.
Het enige wat zijn gezicht er nu enigszins afschrikwekkend doet uitzien, zijn de drie grote schrammen die schuin over zijn gezicht lopen. Ze zien rood en Poppy zeg dat het littekens zullen blijven en dat ze nooit meer weg zullen gaan.
Zijn borstkas gaat langzaam op en neer. Zijn ademhaling is rustig en gecontroleerd. Ik kan het niet laten mijn hoofd op zijn borstkas te leggen, net zoals ik altijd bij vader deed.

Ik word pas wakker als Arnold met zijn hand voorzichtig langs mijn wang gaat.
“Hey,” glimlacht hij lief. Ik glimlach terug en geef hem een kus op zijn voorhoofd.
“Je kunt niet meer praten hé?”
Ik knik snel van nee. Hij trekt een raar gezicht. Het is een gezicht dat een soort sorry zonder woorden moet voorstellen. Ik denk dat ik nu pas begin te beseffen hoe veel je kunt doen zonder stem. Hoeveel je ziet en hoort. Ik had altijd al gehoord dat mensen die zonder één bepaald zintuig leven de andere beter ontwikkelen. Het leek me een beetje raar maar nu lijkt het wel logisch. Ik voel zijn ogen prikken.
“Je was ver weg.” Ik kijk verontschuldigend. Ik kan het niet laten naar zijn verminkte gezicht te kijken als ik tegen hem spreek. De grote blinkende littekens eisen, zonder dat je het weet, al je aandacht op. Hij kijkt een beetje ongemakkelijk.
“Wil je me uit bed helpen?”
Ik knik en probeer hem te ondersteunen. Met mijn ene hand hou ik hem vast en met de andere grijp ik een paar krukken. Hij zet onwennig een paar stappen. Zij komt vrolijk binnengehuppeld.
“Hoi broer,” zegt ze luid. Hij glimlacht naar haar en probeert heel onhandig bij haar te komen. Het zal nog even duren voor hij weer even statig loopt als vroeger. Eigenlijk was het grappig te zien hoe hij een exacte kopie van Papa was. Zijn grijze ogen kijken nieuwsgierig rond.
“Ik laat je de orde zien.” zegt Zij.
Het duurde een hele poos, maar uiteindelijk is iedereen in de orde aan hem voorgesteld. Ze keken natuurlijk erg verbaast toen Zij vertelde dat hij ons broertje was. Perkamentus had hun immers verteld dat we met zijn vieren waren.
Een doffe knal klinkt in de gang. Ik ren ernaartoe en kan het niet laten een te glimlachen als Venora languit op de vloer ligt. Ze kijkt duidelijk betrapt en staat snel op. Haar gezicht staat in enkele seconden zo serieus zodat het lijkt alsof er niets gebeurd is. Ik glimlach. Ze komt dichterbij en wenst me een goedenavond. Terwijl ze voorbijloopt ruik ik de sterke geur van mannen parfum goed. Ze is dus duidelijk weggeweest. Aan haar schuldige blik daarnet weet ik al dat ze naar Malfidus geweest is. Niet dat ik het haar kan kwalijk nemen. Een zeer knappe man. Als je het feit dat hij een dooddoener is wegdenkt kan je er niets verkeerd aan vinden dat ze samen zijn. Natuurlijk is hij al lang verloofd met Narcissa Zwarts. Venora lijkt zich er niet aan te storen, dus wie ben ik om mij ermee te bemoeien?
Ik geef toe dat ik al helemaal niet kan zeggen dat ze geen dooddoener als vriendje mag hebben. Antonin is namelijk even erg.
Na mijn stoot van gisteren kijkt iedereen me wantrouwig aan. Ze willen liefst zover mogelijk van me vandaan blijven. De enige die nog regelmatig onverwachts met me komt praten is natuurlijk Remus. Ik zou niet weten wat ik zonder hem moet doen. Als hij haar niet af en toe zou opvangen zou ik vast en zeker verloren zijn. Hij houdt haar minstens een kwart van de tijd bezig. Hij behandelt haar te minste als een normaal iemand.
Arnold heeft het er duidelijk moeilijk mee. Het is ook een zware periode voor hem. Zijn weerwolf zijn, Zij die zo goed als ontoerekeningsvatbaar verklaard kan worden, om het even cru te stellen. Ik kan hem niet echt helpen, omdat ik er niet met hem over kan praten. Misschien moet Remus is een poging wagen. Ik geef toe dat hij de meest begripvolle jongen is die ik ooit heb ontmoet heb. De meeste van hen zijn gevoeliger dan een blok beton. Kijk maar naar Antonin.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Jun 14, 2008 22:07 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 10

Lisella


Lui lig ik op bed. Zij ligt op de grond en friemelt met haar tenen aan het tapijt. Antonin leunt nonchalant tegen de muur.
“Prutser,” sis ik naar Haar. Zij kijkt glimlachend op maar doet rustig verder. Antonin kijkt arrogant voor zich uit.
“Ik verveel me,” mompelt hij.
“Je zult je niet meer vervelen als je met haar getrouwd bent,” gniffelt Zij.
“Ik trouw toch niet met hem!” sneer ik naar Haar. Hij kijkt verbaast op, een beetje verontwaardigt.
“Ik wil niet met hem trouwen omdat ik het moet. Als ik met iemand trouw is dat omdat ik van die persoon hou,” zeg ik vastberaden.
“Dus ik ben niet goed genoeg,” zegt hij een beetje nukkig.
“Doe niet flauw Antonin. Ik wil gewoon vrijheid. Je bent mijn beste vriend.”
Ik kijk hem lief aan. Hij kijkt me teleurgesteld aan.
“Je vader zal willen dat je je eer hoog houd. Je weet dat je maar beter gewoon met me kan trouwen.”
Hoe kan hij nu zo ongevoelig zijn?
“Wil jij dan niet zelf beslissen van wie je houdt?”
Hij schudt vastberaden van nee. Ik laat een enorm geërgerde brul horen en storm de kamer uit. “ Jullie zijn allemaal dezelfde!”

Ik sta vermoeid op een trek snel mijn kleren aan. Vandaag is Antonins rechtzaak. Ik ga getuigen. Ze zullen het natuurlijk met een schriftelijke verklaring moeten doen. Arnold heeft me belooft mee te gaan.
Ik haast me de trap af en ga aan tafel zitten. Fabian kijkt me woedend aan. Ik ga er vandaag voor zorgen dat al zijn moeite om Antonin op te sporen voor niets is geweest. Ik trek snel mijn grijze mantelpakje recht. Arnold komt rustig de kamer binnen en loopt een beetje onhandig met de krukken. Ik krijg een kus op mijn wang.
Zij zit bij Remus. Ze geeft hem hapjes te eten. Ik denk dat ze hem probeert te voeden als een baby’tje. Remus en Zij hebben dolle pret als ze binnen de kortste keren vol rijstpap hangen.
Arnold kijkt van een afstand geamuseerd toe. Ik kan alleen zijn achterkant zien. Zijn lange blonde haren hangen nu in een nette staart. Ze vormen een enorm contrast met het zwarte pak dat hij draagt.
Om negen uur moeten we er zijn, dus we zouden dringend moeten gaan. Ik zet mijn stoel met veel lawaai naar achteren. Arnold heeft de hint begrepen en staat ook op. We stappen beiden naar Haar toe en Arnold zegt haar voorzichtig dat we even weggaan.
“Ben ik dan alleen?” Haar ogen staan bang.
“Nee, ik ben bij je.” Remus kijkt Haar lief aan en neemt haar hand vast. Zij lijkt nog even te twijfelen, maar knikt dan toch.
Na een uitgebreid afscheid kunnen we dan eindelijk het hoofdkwartier verlaten. Gelukkig dat het ministerie maar enkele straten verder is.


Ik kijk rond in een enorme hal waar ik zonet mijn naam heb moeten geven. Ik heb een vaag naamkaartje gekregen met het opschrift: ‘Getuigenis pro-Dolochov’. Dit levert me natuurlijk veel rare blikken op.
Onderweg is het druk. Van alle kanten verschijnselen tovenaars. Ze zijn er in veel verschillende soorten. Er zijn er met pakken, jurken, losse kleding. Ik zou zelfs zweren dat ik iemand voorbij zag lopen met een roze kleedje. Dat zou op zich niet zo vreemd zijn, als je wegdenkt dat die persoon een man was.
Al snel staan we voor een grote deur die ongelofelijk bewerkt is. Ik stap twijfelend de grote zaal binnen, die langzaam vol begint te stromen. Arnold en ik krijgen een plaats vooraan in de zaal, omdat ik straks opgeroepen zal worden. Ik denk niet dat Antonin weet dat ik kom, dus zijn reactie zal niet te voorspellen zijn. De grote zaal geeft, zelfs nu hij volgelopen is, een leeg gevoel.
Het luide geroezemoes sterft weg als een man in een lang gewaad de kamer binnenkomt. Hij heeft een groot embleem van de rechtbank op zijn gewaad. Hij kijkt de zaal even streng aan. Zijn zware stem, die bijzonder goed bij zijn lichaam past, schalt door de zaal.
“We zijn hier vandaag om te beslissen over een eventuele verdere opname in Azkaban van Antonin Dolochov. Er is slechts één getuige bereid voor ons te spreken. Laat de beklaagde komen.”
De deur van de zaal gaat open en een koude stemming vloeit door de hele zaal. Twee dementors dragen een jongeman naar binnen. Dragen is een groot woord. Dragen past bij het beeld dat ik heb, van Antonin die me terug naar de cel draagt. Dit zou ik meer onder slepen plaatsen. Ze zetten hem in een grote ijzeren stoel, waar klemmen zijn armen direct vastzetten.
De jongeman heft langzaam zijn hoofd op en kijkt de rechter met zijn magere gelaat hulpeloos aan. Ik schrik als ik zijn gezicht zie. Het is mager en gehavend, zijn haren plakken langs zijn gezicht en grote rode vlekken hebben zich gevormd rond zijn ogen. De warrige baard die hij draagt ziet er onsmakelijk uit. Dit kan mijn grote liefde niet zijn…
Arnolds gezicht staat even verbaasd als dat van mij, maar toch is hij alert, want hij grijpt mijn pols als ik wil opstaan om naar Antonin toe te lopen.
“Meneer Dolochov, u bent beschuldigt van martelarij in het Durselkasteel.”
Antonin kijkt naar de grond.
“Laat de eerste getuige komen.”
Ik heb pas door dat hij verwacht dat ik opsta, als Arnold me een bemoedigde por in de rug geeft. Langzaam sta ik op en loop zonder Antonin aan te kijken naar voren. Ik knik als ze me de eed laten afleggen.
Ik krijg de eerste schok als ik me omdraai en Antonin me recht in de ogen aankijkt. Ik kijk hem strak aan, omdat ik weet dat ik niet mag getuigen als ik bevooroordeeld ben. Ik zie de passie in zijn ogen. Ze staan koud en leeg, maar het lijkt alsof er een vlam aangewakkerd is. “Hebt u Antonin Dolochov gezien in het kasteel?”
Ik knik vastbesloten.
“Hebt u hem ooit mensen zien mishandelen?”
Ik knik voorzichtig van nee.
“Heeft hij u ooit misbruikt of mishandelt?”
Ik twijfel geen seconde en knik mijn hoofd van nee. Ik zou alles doen om Antonin terug bij me te hebben, zelfs liegen in de rechtbank. De rechter zegt dat het zo voldoende is. Ik ga terug naar mijn plaats. Arnold knijpt me in de schouder.
“Dat deed je goed.”

De jury is nu al enkele uren weg en ik zit hier nog altijd te wachten, samen met de rest van de toeschouwers. Antonin zit nog steeds op de stoel en werpt af en toe een vluchtige blik naar mij. De deuren slaan weer open en de juryleden stappen met een stalen gezicht weer naar binnen. Ik kijk zenuwachtig rond.
“De jury heeft alles bekeken en is uiteindelijk tot een besluit gekomen. De jury pleit…onschuldig.” De rechter haalt adem en kijkt Antonin aan. “U bent vrij om te gaan en staan waar u wilt.”
Antonin glimlacht en knikt naar de rechter. De klemmen schieten los en hij loopt naar de gang. Arnold en ik lopen snel achter hem aan. Hij staat me al op te wachten.
Hij zwiert me in de lucht en ik glimlach naar hem. Hij drukt een vluchtige kus op mijn lippen, die net als vroeger branden van verlangen. Zelfs zijn afschrikwekkende uiterlijk doet me niets. Perkamentus had, na veel smekende blikken van mijn kant, uiteindelijk toegegeven dat hij op de orde mocht logeren. We lopen samen door de straten van Londen. Antonin en ik hand in hand en Arnold ergens achter ons. Een nieuwe wereld gaat voor me open. Antonin knijpt in mijn hand als we het hoofdkwartier naderen.
Hij bukt zich naar me toe en fluistert. “Ik heb je gemist mijn liefste.”
Ik knijp ook in zijn hand om te laten weten dat het in mijn geval ook zo is.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Jun 16, 2008 18:29 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 11


Arnold

Mijn zus is in een woord te beschrijven nu ze bij hem is; dolgelukkig. Haar blauwe ogen twinkelen vrolijk. Lise en Antonin zijn absoluut het schattigste koppel dat ik ooit gezien heb. De zon laat in de verte een rode gloed achter. De stem van mijn grote liefde weerklinkt in mijn hoofd.
“Ik zal er altijd zijn, wat er ook gebeurt.”
Ik weet het, ik ben jong voor een grote liefde, maar hoe meer je meemaakt, hoe ouder je wordt. Ik heb meer meegemaakt dan de meeste van mijn leeftijdsgenoten.
Emma was geweldig. De wind speelde altijd zo vrolijk met haar lange bruine lokken. Ik zag haar liever dan ieder ander.
Ik heb zo’n pijn vanbinnen. Ik mocht haar niet meer zien. Ze was immers al begraven toen ik uit bed mocht. Ze zeiden dat ik me haar het beste kan herinneren zoals ze was. Beeldschoon en opgewekt. De gelukkige momenten waren schaars, maar toch spartelden we ons door al die moeilijke jaren. Zonder haar had ik het niet gered, daar ben ik zeker van.
Ik ontmoette haar per toeval. Twee tieners, rennend door de donkere wouden met een huiself die hen op de voet volgde. Ik heb haar in die drie jaren zien veranderen. Van een kind naar een jonge vrouw.
Voldemort wou haar in zijn leger. Waarom ze van zo’n belang was ben ik nooit te weten gekomen. Drie volle jaren lang hebben we ze met grote moeite kunnen ontlopen, maar die ene dag gingen we in de fout. Ik maakte een fout, een fout waarvan ik mijn hele leven spijt zal houden. Een fout die me meer dan mijn leven gekost heeft.
De vrolijke spikkels groen die haar bruine ogen deden oplichten, zullen nooit meer schitteren. Haar licht hese stem zal mijn naam nooit meer honderd keer mooier laten klinken dan hij is. Haar meisjesachtig gegiechel zal nooit meer de open vlakten van het verboden bos vullen. Op een dag zal ik haar wreken.
Vaalhaar, pas toen je me voor het eerst aankeek wist ik het; niemand ontsnapt mijn vloek. Mijn familie zal niet rusten voor jij hebt geboet.
Zonder haar is de vraag “to be or not to be” een groot vraagteken. Toen zij er was wist ik dat ik een doel had. Ik betekende iets, ik was iemand. Zij hield van mij.
Oh Emmalisse, mijn liefste. Waarom hebben ze je toch van me afgenomen? Ik bloed en mijn hart loopt leeg. Ik wil je volgen, maar mijn hart zegt dat ik hier nog een rol te vervullen heb. Ik dank je voor de tijd dat je er was. Vanaf het moment dat ik wist dat jij de enige voor mij ging zijn.

Winfred brieste en ik klopte hem op zijn hals. Het paard liep onrustig door een donker woud. Het leidde me nu al twee weken doelloos door het duister. Mijn trouwe ros.
Mimi’s dunne armpjes houden me stevig vast. Ze vind Winfred duidelijk enorm eng. Plots schiet er iets over de weg waardoor Winfried schrikt en steigert. Ik probeer snel de teugels te pakken, maar zonder succes. Ik val van het grote paard af. Mimi gilt nu ook zij haar evenwicht verliest. Ik val, het laatste wat ik voel is een harde klap op mijn achterhoofd en dan word het zwart.

Langzaam open ik mijn ogen. Ik lig in een grot die verlicht wordt door één enkele kaars. Mimi zit tegen een muur in de hoek van de kamer. Ze spreekt tegen een persoon die ik niet kan zien.
“Mimi!” roep ik. Ik durf me amper bewegen. Wie weet waar ik terecht gekomen ben.
Een stel benen loopt naar me toe. Mijn blik glijdt over het lichaam tot ik aan een stel bruine ogen kom. Ze haken zich vast in de mijne.
“Hallo,” zegt ze de stem van een jong meisje zwak. Ik glimlach een beetje verlegen naar haar terug. Voorzichtig probeer ik rechtop te komen, maar door een stekende pijn in mijn hoofd leg ik me direct terug neer. Ik kreun en zij loopt haastig naar me toe.
“Ik ben Emmalisse Dursley en ik stel voor dat jij nog even blijft liggen.”
Ik kijk haar dankbaar aan als ze een extra stuk stof onder mijn hoofd legt.
“Ik ben Arnold Le Sauvage.”

Als ik had geweten dat haar tegenkomen me zoveel pijn zou bezorgen, zou ik er misschien nooit aan begonnen zijn. Ik had haar alles willen geven. Zelfs nu, op deze nog jonge leeftijd, weet ik dat ik nooit een ander meer zal liefhebben. Klinkt dat verschrikkelijk in jou ogen? Tja, in de mijne niet. We waren dan wel een duistere familie, vóór ons verzet. Als er íets was waar onze familie op steunde, was het onze trouw voor onszelf en elkaar. In papa’s geval voor de Heer. We waren onbreekbaar. Allemaal getraind door papa, die op zijn beurt dan weer was opgeleid door de Heer. We waren klaar voor het dooddoenerschap.
Tot papa, om een nog steeds onbekende reden, besloot dat het genoeg was en we ons terugtrokken. De dag dat hij dat besluit nam, is de dag dat hij ons verdoemde. De Heer ben en blijf je trouw. Ik zal niet zeggen dat we niet wisten wat komen zou. De Heer zou ons te pakken krijgen. Zijn wraak zou zoet zijn. Toch vluchtte we niet.

“Ze kunnen elk moment komen..”
Lotia was de eerste die reageerde. “Vader wat verlangt u van ons?”
Papa keek verbaasd op. “Verstop je.”
Hij riep Mimi en droeg haar op om Winfred te halen. Met een zwaai van zijn staf zadelde hij het paard. Hij zette me er met een zwaai op.
“Verlies hem niet uit het oog Mimi.”
De bange huiself knikte snel van nee. Papa gaf mij, zijn zoon, een zoen op mijn voorhoofd. De rest van het gezin keek me met bange ogen aan toen ze me een haastige kus gaven. Hij gaf het paard een tik op zijn bil en daar gingen we.
Zodra we ver genoeg waren keerde ik het paard en keek vanaf de heuvel naar ons grote landhuis. Grote vlammen vraten het huis op. Tranen rolden van mijn wangen. Wie zou er nog binnen zijn? Paniekerige schreeuwen en kreten van angst vulden de open vlakte waar ons huis stond. De schreeuwen verraden het feit dat er absoluut nog iemand binnen was.



Vanaf die dag was ik op de vlucht al was ik niet zeker of er iets mij volgde. De dag dat de dooddoeners binnenvielen was de dag die drie jaren van pure ellende inzette. Maar zelfs in de donkerste tijden moet je zoeken naar het licht. Jij Emma, jij was mijn licht. Tot op de moment dat jij je ogen sloot om verder te gaan was jij mijn licht. Zelfs de herinnering aan wat er die avond gebeurde zal mij niet kwellen, want jij zal er altijd zijn om me te vertellen gewoon door te gaan.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Di Jun 17, 2008 19:43 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 12



Arnold
Giechelend komt Lise het hoofdkwartier binnen, met Antonin aan haar arm. De mensen die in de hal staan kijken met rare gezichten naar ons. Hun gezichten stralen walging af, misschien ook wel wat angst.
“Ga je nu maar opfrissen Antonin, je stinkt uren in de wind.”
Antonin grijst en ik trekt een jongensachtig gezicht terug. “Waar is de badkamer?”
Lise neemt zijn hand en leid hem naar de deur op het einde van de gang. Ik kuch als ze aanstalten maakt samen de badkamer binnen te gaan. Zij glimlacht speels en duwt Antonin de deur door






Lisella

Snel duw ik hem de kamer in. Alle hoofden draaien zich naar de deur. "Antonin!" Gilt Zij door de kamer. Ze rent naar hem toe en omhelst hem. Ik kijk rond en pols de reactie van de orde.

Vele blikken waren gevuld met woede en onbegrip, maar hier en daar stond een gezicht nieuwsgierig.
Ik dacht zelfs blikken te zien die vergevend en begrijpend leken. Van velen had ik wel verwacht dat ze hem een walgelijk iets zouden vinden, maar van één iemand had ik de blik die ik zag niet verwacht.

Remus hoorde niet boos of geïrriteerd te kijken.
Zo was hij niet. Hij zou zoals altijd begrijpend moeten zijn en als eerste Antonin een hand moeten geven. Ik snapte niet waarom hij zo kwaad keek. Remus had me gesteund, me zelfs aangemoedigd.
Antonin leek zich echter van geen kwaad bewust of schonk er geen aandacht aan. Hij werd nog steeds bedolven met Haar zoentjes.
Remus stond op en liep naar ons toe.
Zijn hele houding verraadde dat hij Antonin het liefst zo ver mogelijk uit zijn buurt wou hebben.
Ik keek hem nog steeds onbegrijpend aan en eindelijk keek hij me recht in de ogen. Ik begreep meteen waar dit om ging.
Het was geen blinde haat voor Antonin, maar een andere kant van Remus, die ik nog niet eerder gezien had. Een kant die volgens mij typisch mannelijk is.

Iedereen weet dat de mens niet echt een deler is. De man is daar het levende bewijs van. Mannen houden wat van hen is dicht bij hun en delen het het liefst met zo weinig personen, als je begrijpt waar ik op doel. Ik betwijfel of er iemand is die één man kent die zijn vrouw wilt delen.
Remus is jaloers op mijn vriendje, omdat die kusjes krijgt van de vrouw die hij liefheeft.



Het is nu toch al enkele dagen geleden dat ik Antonin heb voorgesteld aan de orde en ik moet zeggen dat ik prettig verrast ben door enkele personen.
Vooral de vrouwen dan, ze zijn heel vergevingsgezind. Ik weet niet of dat iets te maken heeft met Antonins goede karakter. Hij is wel beleefd, maar zoals Remus spontaan een schatje is, zo zal hij toch nooit worden. Ik zie hem graag zoals hij is. Ik heb een vermoeden dat zijn uiterlijk een grotere rol speel.
Zijn nonchalante houding maakt hem onweerstaanbaar. Tja, kijken mag, aankomen niet. Op dit vlak ben ik nogal strikt en misschien ook een tikkeltje bezitterig. Ik moet me soms inhouden om bij sommigen “van mij van mij!” in hun gezicht te roepen.
De dagen worden langzamerhand veel langer en ik begin te beseffen dat de lente eraan komt.
Molly is weer een dikke buik aan het kweken. Ze heeft Haar toegefluisterd wat het zal worden. Vreemd, zou je zo denken, maar als het om geheimen bewaren gaat, hoor je van Haar niets. Ze zwijgt als een graf. Vrij lugubere uitdrukking, niet? Ik heb de laatste dagen nogal last van een ongelofelijk teveel aan energie. Ik begin Molly ervan te verdenken me stiekem iets toe dient.
Zij kon en kan helemaal niet begrijpen waarom Remus zo nors was die avond. Ze doet heel zenuwachtig en begint onrustig te worden. ze ijsbeert door het huis en laat soms per ongeluk een vaas kapot springen, waarna ze heel schuldig kijkt en iets jammert voor ze doorloopt.

Alsof het nog niet erger kan begon ze vanavond opeens hartverscheurend te huilen. Voor het eerst in jaren dropen de tranen van haar wangen. Remus kwam juist de kamer binnen. Zij liep met veel lawaai de trap op en deed een poging om met haar handen haar gezicht te bedekken. Remus rende achter haar aan.
De hele orde mocht meegenieten van een kletterende ruzie waarin beide partijen niet van plan waren zichzelf gewonnen te geven.
Haar onzekerheid had plaatsgemaakt voor woede. Tussen de schreeuwen door hoorde we harde ploffen die duidelijk afkomstig waren van uiteenspattende voorwerpen en gerinkel van spulletjes die Zij hem hardhandig naar het hoofd smeet.
De hele ruzie duurde in zijn geheel zo'n dikke drie uur. Toen werd alles stil. Even waren we er van overtuigd dat de één de ander omgebracht zou hebben maar een tijdje later kwamen ze beiden hand in hand de trap af.
Haar haren plakten tegen haar gezicht en ze zag er verwilderd uit. Remus leek net vanuit een storm te komen en had een buil op de zijkant van zijn hoofd. Ze spraken weer rustig en het leek alsof er net niets was gebeurt. Zij keek zoals altijd hooghartig de kamer door en ging naast een zetel staan. Remus plantte zich naast Antonin in de grote rode sofa aan het haardvuur. Daarna kwam Zij bij me zitten en keek een beetje verveeld rond.

"We hadden een meningsverschil." Zei ze na een tijdje, toen ze mijn vragende blikken niet meer kon negeren.

Ik glimlacht om de toon waarop ze het zei. Het leek net alsof ze een kleine beschaafde woordwisseling hadden gehad om een kleinigheid. De kleur van het servies ofzo. Arnold komt de kamer binnen gerend en zend haar een speelse blik. Een typische Arnold blik. Zo eentje die zegt van:

“ik ga iets zeggen dat je niet fijn zult vinden, probeer me maar eens tegen te houden.”

" Had je plezier boven?"

De onderliggende, uitdagende toon was niet te missen. Ik keek hem boos aan en draaide met mijn ogen. Om eerlijk te zijn gaat het me hier de laatste dagen meer en meer tegensteken. Je heb hier geen privacy en je bent verplicht in het huis te blijven, terwijl andere leden van het gezin je nodig hebben.
De spanning stijgt hier zichtbaar. Arnold heeft een enorme ruzie gehad met James toen hij het huis wou verlaten. Eigenlijk is het best zielig voor James, hij doet alleen wat er van hem verlangt wordt. Arnold wordt alleen nog maar lastiger als hij Haar en Remus bezig ziet, ze groeien naar elkaar toe.
Ze zijn constant samen en doen niets anders dan in elkaars armen liggen. Na de ruzie zijn ze alleen nog maar hechter geworden. Ik heb het idee dat de eerste echte kus nu niet ver af meer is.
Antonin heeft eindelijk toestemming gekregen om bij mij op de kamer te slapen, dus ik heb soms ook wel wat afleiding. Mijn gedachten dwalen steeds af naar mijn verloren familie. Ik wil teruggaan en kijken hoe het landhuis eruitziet, al weet ik hoe zwaar die confrontatie gaat zijn. Moeder en vader zijn daar immers gestorven en op die plaats is een levende hel begonnen voor mijn familie.
Er is een toen een artikel verschenen.
We hebben een verhaal. Het werd een heus familiedrama genoemd en het ministerie doet net alsof zij een wonder hebben verricht en ons hebben teruggevonden.
De schreeuwen die de vallei vulden laten me maar niet los, ze blijven voorbestaan. Ik hoor moeder schreeuwen in mijn dromen en vaders lege blik achtervolgt mij iedere seconde van de dag. Op momenten denk ik dat ik beter Antonin gesmeekt had om me te vermoorden. Hij zou me van zoveel pijn verlost kunnen hebben.
We zijn klaar om op ons tweetjes te gaan wonen, maar Perkamentus weigert ons te laten gaan. Zij weigert me onbewust ook toegang tot mijn vrijheid. Ze heeft me nodig, dat merk ik aan de alerte blik in haar ogen. Haar ogen die nooit slapen, nooit rusten.

Ze is veilig bij Remus, maar niet veilig genoeg om mij te laten gaan. Remus twijfelt en zij voelt dat. Hij twijfelt of hij haar meer dan een knuffel kan geven. Hij denkt dat hij haar zou gebruiken, dat hij voordeel zou halen uit haar ziekte en dat ze hem nooit zou willen moest ze bij haar volle verstand zijn.
Natuurlijk zou ze hem willen, ze keurt hem toch ook niet af als ze een helder moment heeft. Ik ben er zeker van dat hij de heldere blik in haar ogen gezien heeft toen ze ruzie hadden.
Ik geloof nog steeds dat ze zal genezen en dat ik ooit zal kunnen spreken. Mijn mond zal overlopen van gevoelens en de hele wereld zal weten wat ik over hen denk. Ik zal nooit meer zwijgen.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Jun 18, 2008 15:38 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 13



Wazig kijk ik door de kamer. Lise’s bed is leeg, zoals het al een tijdje is nu Toontje terug is. Ze lacht alleen maar om hem, ze wijkt geen seconde van zijn zijde. Ik vind het niet erg dat ze gelukkig is, maar ergens doet het pijn te zien dat ze me niet meer nodig heeft. Zij heeft haar grote liefde en ik ben eigenlijk nog alleen.
Ik zie Remus zo graag en als hij er is voel ik me veilig. Ik denk dat hij zal stoppen me graag te zien als ik weer word zoals ik vroeger was.
Als trots en zuiverheid weer terrein gaan winnen in mijn hart, als ik weer een echte volbloed zal worden.
Zachte stappen op de trap doen mijn gedachten wegglijden. Het is alsof je een stukje dichter bij de grote deur naar het licht komt en dan opeens de weg kwijtraakt.
Er wordt op de deur geklopt, maar ik zwijg in de hoop dat degene aan de deur weggaat. Als ik niet antwoord, gaat de deur zachtjes piepend open. Ik sluit snel mijn ogen en doe alsof ik slaap.
Het bed zakt een beetje in als iemand erop gaat zitten.
Alleen aan de geur al weet ik wie er in de kamer is. Ik hoor hoe hij zijn adem probeert in te houden om er zeker van te zijn dat hij me niet wekt. Hij legt zich naast me neer en slaat zijn arm om me heen. Ik nestel me tegen zijn borst en hoor zijn hart kloppen. Om de één of andere reden gaat het hard te keer.
Dan realiseer ik me dat ik helemaal geen kleren aan heb en ik ben blij dat ik met mijn rug naar hem toe lig zodat mijn blozende wangen ongezien blijven.
Hij aait me door mijn haren en ik geniet zwijgend.
Plots draai ik me langzaam om en open mijn ogen zodat ik hem kan aankijken. Zijn grijze ogen kijken me warm aan en ik kan zonder problemen al zijn emoties eruit halen.
Ik ga nog dichter tegen hem aan liggen, zodat onze neuzen elkaar bijna raken. Zijn ogen zeggen alles wat hij voelt. Ze staan tevreden, nerveus en vol verlangen naar iets wat ik nog niet begrijp.
Mijn ogen glijden over zijn gezicht. Zijn huid ziet er bleek uit en onder zijn ogen staan lichte wallen. Enkele haren hangen voor zijn gezicht. Ik strijk ze weg en ga verder met staren.
Ik stop uiteindelijk bij zijn lippen. Ik weet niet wat me bezielt maar voor ik het besef leun ik nog een beetje naar voren, tot mijn lippen de zijne ontmoeten en ik kus hem.

Beiden verliezen we onszelf in een kus die eeuwig schijnt te duren. Eerst is hij teder en lief, maar dan lijkt het alsof alle opgekropte passie die we hebben vrijkomt. We lijken samen helemaal te smelten.
Ik adem zwaar als hij de kus afbreekt. Mijn lippen branden en ik voel zijn warme adem in mijn nek.
“Lotia,” fluistert hij.
Ik ril als ik zijn stem mijn naam hoor zeggen. Hij herhaalt mijn naam enkele keren, proeft de letters en geniet na van elke klank die over zijn lippen rolt.
Ik kijk hem liefhebbend aan en fluister één enkele keer zijn naam terug. Hij kijkt me warm aan met zijn grijze ogen. Hij kust me weer.
Ik denk dat hij wilde weten of dit echt gebeurde, of het mogelijk was dat voor één keer niet Sirius Zwarts of James Potter, maar Remus Lupos geluk had.
Er werd hard op de deur geklopt en vlak daarna ging ze luid piepend open. Remus en ik keken geschrokken op.

“Zeg zusje het wordt nu echt wel eens tijd dat je uit be-” Hij keek verbaast naar Remus en mij,
piepte “Sorry” en trok met een rood hoofd de deur dicht.
Even was het stil, maar kort daarna begonnen ik en Remus hard te lachen. Toen voelde ik mijn hoofd licht worden. Ik kreunde en greep naar mijn hoofd. Remus keek me bezorgt aan en nam me bij de polsen.
“Niet weggaan Lotia, blijf bij me.”
Maar het was te laat, ik werd weer een ander.
Mijn ogen gingen weer wazig staan en ik keek niet begrijpend naar Remus. Hij stapte uit bed en hielp me met mijn kleren. Ik wilde dat hij zich omdraaide wanneer ik mij aankleedde, maar ik zou alleen de knopjes van mijn gewaad niet kunnen toeknopen.
“Lise!” riep ik. Ik wachtte even, om daarna haar naam weer door het huis te gillen.
“Laat mij je helpen, Lotia.” Remus keek me smekend aan. Ik hem kwaad aan en trok de lakens tot onder mijn kin. Haastig hoorde ik Lise de trap oprennen.
“Help me,” zei ik bevelend. Ze knikte en wou mijn laken wegtrekken zodat ze me kon aankleden.
“Nee wacht, Remus is er nog.”
Lise keek hem even verontschuldigend aan en hij vertrok. Ik liet me aankleden door Lise.
“Hij deed raar,” zei ik met een kinderstemmetje. Lise keek me vragend aan.
“Hij deed wat jij en Toontje doen.”
Lise keek me geschokt aan en haar ogen leken even vuur te vatten, dus deed ik een stap achteruit. Zij rende met grote woedende stappen de gang op. Ik, die nu eindelijk aangekleed was, volgde haar niet begrijpend.
Ze liep naar Remus, die in de woonkamer met James en Antonin stond te praten. Ze gaf hem woedend een duw. Met haar handen op haar heupen keek ze hem woedend aan. Remus keek haar verbaast aan.
“Lise, is er wat?” Lise hield haar handen boven haar hoofd en tikte tegen de zijkant van haar hoofd. Het zou vast een ben-je-nu-helemaal-je-verstand-verloren gebaar moeten zijn.
“Lotia, waarom is Lise boos?” Hij keek me vragend aan.
“Omdat jij raar deed deze morgen.”
Antonin en James keken verward toe.
“Vond je dat ik raar deed?”
Ik knikte.
“Lise,” zei hij rustig. “Ze had een helder moment. Ik heb haar heus niet gedwongen.” Hij keek een beetje bedroefd. Lise keek hem achterdochtig aan.
“We hebben alleen gezoend,” mompelde hij beschaamd en keek naar de grond.
Lise liet een zucht van opluchting ontsnappen. Ze leek gekalmeerd en gerustgesteld.
“Ik zou nooit misbruik van haar situatie maken.”
Ik kijk niet begrijpend op. Ik zocht mijn hersenen af naar een verklaring voor het woord misbruik.
“Remus? Wat is misbruik?”
Hij keek me ongemakkelijk aan.
“Nou,” zei hij. “ Dat is wanneer je iets doet zonder dat de ander dat wil.”

Ik trok een verward gezicht. “ Wat doe je dan?”
Remus leek moeite te hebben met het te verwoorden.

“Hangt ervan af. Je kan iemand van alles laten doen dat hij of zij niet zou doen, als jij het ze niet zou vertellen.”
Ik knikte. Lise keek nog steeds een beetje lastig, maar kleefde snel een glimlach op haar gezicht toen ze zag dat ik keek. James stond een beetje jongensachtig te grijnzen.
Volkomen onverwachts kwam Lily de kamer binnen. “Molly is bevallen.” Iedereen begon opgewonden te mompelen en James vroeg de naam van de baby.
“Het is een jongentje, hij heet Charlie.”





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Do Jun 19, 2008 21:13 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 14

Remus

Het is een lang verleden tijd. Het is een lang verleden tijd, van toen de velden nog groen waren en mijn moeders haren nog schitterden als zuiver goud in de stralen van de zon. Het is een lang verleden tijd, van toen ik was wie ik wilde en moest zijn.
Het is een lang verleden tijd, van toen het leven zorgeloos en pijnloos was. Het is een lang vervlogen tijd. Ik zou oneindig willen schreeuwen, maar dat gaat niet.
Ik zou willen dat mijn hart zag dat ik zo anders ben dan jij. Maar waneer ik die blik in jou ogen zie en je hart zich als een boek voor me opent, dan vergeet ik wie ik ben en wat jij geworden ben.
Wat wij samen hebben is een geheim. Zelfs voor iemand die nu meer zichzelf is dan jij zou willen.

Mijn hart zou breken, als het niet al gebroken was voor ik met jou eerste stap zette naar een nieuw pad, een pad dat ons zou leiden naar een wereld waar ik hoopte dat genezing ons beiden zou verlossen van een eeuwenoude vloek. Ik hou van je, mijn liefste, en ik zal altijd van je blijven houden, zelfs al moet ik daarom met iemand samen te zijn die een kant heeft die me niet graag ziet. Ik en jij, wij horen samen.
De weerwolf en zijn krankzinnige vrouw die op momenten zelfs niet weet wie ze is.
Het zou zo een titel uit een boek kunnen zijn, niet?
Pijn zal ik altijd meedragen, maar de moment dat wij samen één waren en jou lippen versmolten met de mijne zal ik nooit vergeten. Het zijn de momenten waarop ik vergeet wie en wat ik ben.

Remus Lupos liep door de kille straten van een klein dorpje genaamd Neborm. Het lag vele kilometers verwijderd van de dichtstbijzijnde stad. Naast hem liepen zijn drie beste vrienden. Ze keken, net als hij, wantrouwig om zich heen. Het was stil, heel stil. De straten waren verlaten. Er hing een hevig misselijkmakende geur, die sterk aan de geur van rottend vlees deed denken.

We wisten allemaal dat wat we hier zouden zien schokkend zou zijn. Dat wisten we al voor we de opdracht van Perkamentus hadden aangenomen.
James liep voorop en al snel stopten we voor een groot landhuis. Er liep een donkerrood spoor tot aan de deur. Als je goed keek kon je afdrukken zien van handen. Sommigen waren groot, maar anderen waren duidelijk kinderhanden.
James twijfelde een seconde, maar draaide toen toch de deurknop om en deed de deur langzaam open.
Sirius kokhalsde toen hij het huis binnenliep. De grond was bezaaid met bloedspetters en plassen en in het midden van de gang lagen twee mannen. Ze lagen er duidelijk al een tijdje, want de rottende geur was niet te missen. Hun ogen straalden angst uit en hun verminkte lichamen lagen in rare posities.
Ik wende mijn hoofd na het zien van dit tafereel af en deed teken dat we moesten opsplitsen. Ik liep met Sirius naar links en James en Peter sloegen rechtsaf.

Ook de rest van het huis was bezaaid met lijken. De bewoners van de stad hadden in het grote landhuis bescherming gezocht en waren verrast door dooddoeners. Ze hadden hele families dreuzels genadeloos uitgemoord.
Plots trok iets mijn aandacht.

Tussen alle mensen met dreuzelkleren lag er één jong meisje met een gewaad. Een gewaad dat duidelijk oud en vuil was.
Ik liep naar haar toe en draaide haar om. Blonde haren plakten aan haar gezicht en haar ogen waren gesloten. Ik nam haar hand vast en plots viel het me op dat zij niet zo koud was als de andere lijken. Razendsnel zocht ik naar een teken van leven. Ik hield mijn oor bij haar mond en hoorde een zachte ademhaling.
“Sirius!” Sirius liep geschrokken naar me toe.
“Ze leeft nog,” zei ik paniekerig. Ik nam de vrouw in mijn armen en verdwijnselde na een knik van Sirius.

Met een plof kwam ik aan op het hoofdkwartier en ik holde met het meisje de trappen op. Ik legde haar op Poppy’s verzorgingstafel. Poppy zelf kwam snel de kamer binnen.
“O mijn God,” zei ze geschrokken.
Ze beval me weg te gaan en ging aan de slag, wanhopig proberend het meisje te redden. Nog steeds van slag door wat er net gebeurt was, stapte ik verdwaasd naar beneden. Ik plofte in de zetel en keek wezenloos naar de haard, waarin de vlammen vrolijk knetterden.

“Remus?” hoorde ik een zachte stem achter me voorzichtig fluisteren. Ik draaide me om en zag Lotia staan. Ze liep naar me toe en ging naast me zitten. Ik kon nog niet echt afleiden hoe ze zich voelde. Ze draaide mijn hoofd naar zich toe en keek me recht in de ogen.
“Is alles in orde?”
Ik zuchtte. “Ik heb weer iemand gevonden.”
Ze keek me vol medeleven aan, maar vroeg niet verder en ik beantwoorde haar blik dankbaar.
Ze ging tegen me aan zitten en legde haar hoofd op mijn schouder. Ze had dus weer een helder moment. Een steek van pijn ging door me heen toen ik besefte dat het zo weer weg zou gaan.
Ze boog naar me toe om me weer te kussen en ik zoende haar vol overgave maar teder terug.
Ik sloot mijn ogen en ik vergat weer heel even in wat voor wereld ik leefde.

Ze stopte de zoen abrupt en liep naar de rand van de kamer, waar ze haar handen op haar hoofd legde en haar slapen begon te masseren. Ik ging bij haar staan en nam haar schouders stevig vast. Ze was weer aan het wegzakken. Een traan rolde over haar wang en haar ogen werden weer dof.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
lotia scarlet
3e jaars
3e jaars


Verdiend: 203 Sikkels
Woonplaats: Onder de dekens.. Met Remus in de kast

lotia scarlet is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Di Jul 15, 2008 18:53 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 15


Samanta
Zachtjes kreunend hef ik mijn hoofd op en kijk de kamer door.
“Hey,” klinkt het naast me en snel draai ik mijn hoofd. Lotia’s donkerblauwe ogen kijken me aan.
“Hey,” zeg ik schor. Op een houten stoel achter Lotia zit een man, die vlug opstaat als hij merkt dat ik wakker word. De bruine deur aan de linkerkant van de kamer gaat krakend open en Lisella en Arnold komen de kamer binnen. Een gelukzalige glimlach verschijnt op mijn gezicht.
“Waar is Robert?” vraag ik met een stem die helemaal de mijne niet lijk. Lotia’s gezicht betrekt en Lisella en Arnold kijken bedruk naar de grond. Ze komen aan de zijkant van mijn bed staan en ik kijk hen vragend aan.
“We weten het niet.” Arnold slaat zijn ogen neer, alsof hij me dit liever niet vertelt.
“Maar Lotia was toch bij hem? Ik zag jullie dezelfde kant uit lopen.” Wanhopig kijk ik Lotia aan.
“Hij verstopte zich achter het standbeeld in de gang,” jammerde ze. “er was niet genoeg plaats, ik ben doorgelopen. “
Ik pulk nerveus wat aan de witte dekens die over mijn bed liggen.
“Waar was je Samanta? We dachten dat we je voor altijd kwijt waren.” Arnold neemt mijn hand vast en knijpt er stevig in.
“Ik ben het bos ingelopen om van het vuur te ontsnappen.”

“Verstop je.”
Lisella twijfelde geen moment en rende de trap op. Lotia en Robert liepen naar de oostelijke kant van het huis.
“Moeder, wat moeten we doen?” Met tranen in de ogen kijk ik haar aan.
“Lopen, mijn kindje, en hopen dat ze je niet vinden. Veeg die tranen maar weg, die gaan je niet helpen.”
De deur vloog met een luide knal open en ik kroop snel achter de deur. Negen in zwart gehulde dooddoeners liepen de kamer binnen en één van hen greep moeder bij de keel. Een korte kreet ontsnapte aan haar lippen.
Het huis was muisstil en ik was ervan overtuigd dat het luide bonken van mijn hart me zouden verraden. Er was een dooddoener die nog geen twee meter van me vandaan stond.
“Wacht hier!” brulde er één bevelend. De dooddoener die moeder vasthield knikte kort en liet zijn greep verslappen. De man, die duidelijk het bevel voerde liep de trap op met een jongen in zijn kielzog. De jongen had, in tegenstelling tot de zwarte mannen, geen kap op. Ik herkende hem als Antonin, vriend aan huis.
De overgebleven dooddoeners wandelden speurend door het huis. Toen één van hen zó dicht bij mijn schuilplaats kwam dat ik hem kon horen ademen, ging ik zo ver mogelijk achteruit. Een luid gekletter vulde de tot nu toe stille ruimte.
Ik hapte naar adem. De deur werd opengeslagen en alle ogen waren op mij gericht. Moeder probeerde, tevergeefs, met een krankzinnige blik in haar ogen de dooddoeners af te leiden. Snel trof ik mijn staf. De dooddoeners bulderden van het lachen en ik besefte dat het er belachelijk moest uitzien. Een twaalfjarige, die acht dooddoeners bedreigt. Een groene pijl schoot uit mijn toverstok omhoog en spatte open met een enorme knal. Ik maakte gebruik van de verwarring, glipte langs een paar dooddoeners en spurtte naar de voordeur. Net op tijd wrong ik me door een kier en liep zo snel als ik kom naar de bos. Achter me hoorde ik een luide stem roepen: “Zoek ze, roei ze uit, allemaal!”
Luide gillen vulden het dal waarin ons landhuis lag. Vlammen vraten aan het huis en de warmte was zelfs van op mijn afstand te voelen. Snel liep ik het bos in. Ik hoopte dat de hoge bomen en doornige struiken me zouden redden van de dooddoeners. Het duurde echter niet lang voor de vlammen ook het bos bereikten.
In paniek rende ik blindelings door de bos. De paniek die daar heerste was enorm. Dieren sloegen op de vlucht en probeerden uit het bos te ontsnappen. Ik rende langs verbrande bomen en lijken van dieren die minder geluk hadden gehad. Ik gilde luid toen een boom vlak voor mijn voeten neerviel. Hijgend stopte ik om even op adem te komen. Luidde stemmen leken vanuit alle richtingen te komen. In paniek keek ik om me heen.
Drie dooddoeners kwamen uit de vlammenzee te voorschijn. Voor ik het wist lag ik verlamd op de grond. Met bange ogen keek ik naar de mannen.
“We moeten haar doden,” zei er één.
“De heer sprak niet over het doden van de kinderen. We nemen haar mee.”
Ik voelde hoe een paar gespierde armen we van de grond tilden.


“Samanta?”
Ik keek verward op.
“Het spijt me Arnold, ik was er even niet bij. Ik ben blij dat ik terug ben.”
Mijn broers en zussen keken me glimlachend aan. Ze waren terug. Ze hadden me gered van de volgelingen van hij die niet genoemd mag worden. Ze hadden me gered van de langzame dood die me te wachten stond. De stank van de dode dreuzels was na enkele dagen niet meer uit te houden. Ik nam de tijd om hen even te bekijken.
Arnold was zichtbaar ouder geworden en leek nu veel meer op vader. Een groot litteken liep over zijn gezicht,zijn grijze ogen blonken en hij keek me vrolijk aan. Lisella, die de hele tijd geen woord had gezegd was meer veranderd. Haar ogen keken triest en haar gezicht was mager en bleek. Haar ogen stonden dieper in hun kassen dan vroeger. Lotia leek het ergst verandert. Haar donkerblauwe ogen stonden wazig en ze leek verward. Haar haren waren kortgeknipt en van achter haar oor kwam een dunne vlecht te voorschijn, die tot net boven haar heup kwam. Ze leek totaal niet meer op Lisella, haar gezicht stond hard en vermoeid.
Nu pas zag ik dat we niet langer de enige in de kamer waren. Achter Lotia stond een jongeman met muisbruin haar en grijze ogen. Aan Lisella’s zijde stond een bleke man met holle wangen en lange haren.



“Antonin,” mompelde ik. De man knikte naar me.
“Dit is Remus,” zei Lotia toen ik naar de man naast haar keek. “Hij heeft je gevonden.”
Ik glimlachte naar hem. “Dankjewel.”
Hij glimlachte vriendelijk. Ik keek rond en besefte dat ik niet wist waar ik was.
“Je bent in het hoofdkwartier van orde,” zei Remus vriendelijk.
Toen vertelde Arnold me alles. Hoe Lisella niet meer kon spreken, hoe ze ook hem hadden gevonden en hem naar hier hadden gebracht. Hij vertelde dat Antonin en Lisella nu samen waren. Dat Lotia nu Remus had, maar dat haar geest vertroebelt was en ze zichzelf vaak verloor in een wereld die niemand begreep. Hij vertelde me wat ik had gemist en ik was doodop toen hij zijn verhaal afsloot. Mijn ogen vielen toe. Ik voelde enkel nog hoe hij een kus op mijn voorhoofd drukte.





_________________
*rent naar Remus*
*ziet draco rent naar Draco*
*kan niet kiezen*
*sleurt beiden naar goed en kwaad lijn*
*knuffelt bijde elks de helft*
*is gelukkig*
Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer