Auteur |
Bericht |
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Za Jul 19, 2008 11:33 |
|
Hoofdstuk 16. De eerste keer straf en de eerste keer in het Verboden Bos
Toen professor Anderling mij en Marcel haar kantoor binnentrok, zag ik dat Harry en Hermelien er al waren.
Hermelien sperde haar ogen open toen ze mij zag en ik trok een verbeten gezicht en wierp een blik op Marcel.
‘Harry!’, zei Marcel, zodra hij hem zag. ‘Ik wilde jullie waarschuwen. Ik hoorde Malfidus zeggen dat hij jullie erbij wilde lappen, dat jullie een draak –’
Harry schudde zijn hoofd, maar professor Anderling zag het en zwol op van woede. Ze leek opeens heel erg op Norbert.
‘Dit had ik echt nooit van jullie gedacht. Meneer Vilder zegt dat jullie in de Astronomietoren waren. Het is één uur ’s nachts. Wat deden jullie daar?’
Hermelien staarde naar haar pantoffels en ik beet op mijn lip.
‘Ik denk dat ik wel weet wat hier aan de hand is. Je hoeft echt geen genie te zijn om dat uit te knobbelen. Jullie hebben Draco Malfidus een of ander flauwekulverhaal over een draak op de mouw gespeld, om hem uit bed en in de problemen te krijgen. Ik heb hem al betrapt. Jullie vonden het zeker wel leuk dat Lubbermans en juffrouw Valentijn dat verhaald ook geloofden?’
Marcel en ik keken haar even verbijsterd aan.
‘Ik ben geschokt. Vijf leerlingen uit bed op één nacht! Dat heb ik nog nooit meegemaakt! Ik dacht dat u verstandiger was, juffrouw Griffel. En ik dacht dat Griffoendor meer voor u betekende, meneer Potter. Jullie krijgen alle vier straf – ja, jullie ook, Lubbermans en juffrouw Valentijn. Niets geeft jullie het recht om ’s nachts door de school te zwerven, vooral nu niet. Dat is levensgevaarlijk. En dit kost Griffoendor vijftig punten!’
‘Vijftig?!’, stamelde Harry.
‘Vijftig punten per persoon’, zei professor Anderling.
‘Maar professor – alstublieft –’
‘U kunt niet –’
‘Probeer me niet te vertellen wat ik wel en niet kan doen, Potter. En nu naar bed! Ik heb me nog nooit zo geschaamd voor leerlingen van Griffoendor.’
Ik kon het niet opbrengen om ook maar iets tegen Hermelien te zeggen, ze keek alleen maar naar haar voeten terwijl we terugliepen naar de leerlingenkamer.
Toen we de kamer binnen kwamen, werden we aangestaard door Angel en Ivy, maar ik schudde alleen mistroostig mijn hoofd.
Dit was wel mijn eerste nare periode op Zweinstein. Het was vreselijk om gehaat te worden door drievierde van de school – want ook de Ravenklauwen en Huffelpufs hadden gehoopt op een jaar geen Zwadderich als winnaar.
En ik werd nu steeds achternagezeten door Patty Park, een buitengewoon irritant meisje van Zwadderich, die me steeds nariep: ‘Bedankt voor je liefdadigheid, Valentijn!’
Alleen Ivy, Luxy, Angel en Ron bleven genadig.
‘Over een paar weken zijn ze het weer vergeten’, zei Ron troostend. ‘Fred en George hebben Griffoendor ook massa’s punten gekost, maar iedereen vindt ze nog steeds aardig.’
‘Maar ze hebben nooit in één klap honderdvijftig punten aftrek gekregen, of wel?’
‘Eh – nee, dat niet.’
Harry bood zelfs aan Plank, de aanvoerder van het Zwerkbalteam van Griffoendor, aan om zich terug te trekken uit het team nu het team niet meer met hem praatte.
Alhoewel Hermelien, Marcel en ik minder te verduren hadden omdat we minder bekend waren, werden wij ook doodgezwegen, behalve dus, tot mijn ergernis, door de Zwadderaars en bij mij met name Patty Park.
Ze riepen steeds: ‘Bedankt! We staan bij jullie in het krijt!’, als ze langs ons kwamen.
Het was bijna examentijd en voor het eerst was ik blij met de afleiding die het studeren me bood. We stampten onze hersens vol met weetjes, toverformules en ingewikkelde feiten over koboldopstanden plus de jaartallen die daarbij hoorden.
‘Malfinia, ik weet dat je goed in Toverdranken bent, heel goed zelfs. Ik ken niemand die zo goed in Toverdranken is als jij…’
‘Wat wil je, Angel?’
‘Goed, goed, ik heb geprobeerd het subtiel aan te pakken, maar oké. Zou ik je aantekeningen over de Drank van de Levende Dood mogen lenen – en gebruiken?’
‘Overschrijven, bedoel je?’
‘Eh…nou ja, als je het zo zou willen noemen…’
‘Nee.’
‘Ah toe nou…Ik snap echt geen bal van al die toverdrankformules en jij bent daar heel goed in.’ Daar had je het pruillipje weer.
Ik zuchtte diep.
Luxy wierp me een doordringende blik toe vanachter haar boek.
‘Zeg Luxy’, zei Ivy. ‘Ik heb bewondering voor je tactieken. Moet jij niet studeren? Jij zit in je SLIJMBALjaar.’
‘Ik heb alles onder controle wat mijn examens betreft, maak je maar geen zorgen’, zei Luxy minzaam.
‘Maar je hebt nog wel tijd om boeken in de bieb te lezen’, zei Ivy vol ontzag. ‘Hoe doe je dat toch?’
‘Pure genialiteit’, mopperde Angel.
Naast ons was Hermelien bezig om Ron zijn Astronomie te overhoren.
‘Nee, Pluto ligt juist het verst weg van de Aarde’, zei ze hoofdschuddend. ‘Het is daar ijskoud.’
‘Ja, weet ik veel. Ik ben daar nog nooit geweest, als je dat soms dacht.’
‘Ik ook niet, slimbo. Maar ik heb gelezen –’
‘O ja, het zou eens niet. Ze heeft weer eens iets gelezen.’
‘Ze heeft een naam. En jij zou ook eens iets moeten lezen, misschien steek je er nog iets van op.’
Op dat moment kwam Harry binnen, die begon te vertellen dat hij Krinkel had horen snikken in een kamertje en hij verdacht Sneep ervan dat hij hem weer bedreigd zou hebben.
‘Dan is het Sneep gelukt!’, zei Ron. ‘Als hij weet hoe hij Krinkels spreuk tegen de Zwarte Kunsten kan omzeilen –’
‘Je hebt altijd Pluisje nog’, zei Hermelien. Ik keek haar geschokt aan.
‘Misschien weet Sneep ook wel hoe hij langs die hond kan komen zonder het aan Hagrid te vragen’, zei Ron, die naar de boeken om zich heen staarde. ‘Er staat hier vast wel een boek waarin je kunt opzoeken hoe je een driekoppige hond te slim af moet zijn. Wat nu, Harry?’
‘We gaan naar Perkamentus’, zei Hermelien. ‘Dat hadden we direct moeten doen. Als we nog een keer iets op eigen houtje ondernemen, worden we vast van school geschopt.’
‘Maar we hebben geen bewijs!’, zei Harry. ‘Krinkel is veel te bang om ons verhaal te bevestigen. Sneep hoeft alleen maar te zeggen dat hij niet weet hoe die trol is binnengekomen met Halloween en dat hij niet op de derde verdieping is geweest – wie denk je dat ze dan zullen geloven, hem of ons? Het is niet bepaald een geheim dat we een bloedhekel hebben aan Sneep. Dan denkt Perkamentus natuurlijk dat we dat verhaal verzonnen hebben om Sneep te laten ontstaan. Vilder helpt ons nooit van z’n leven. Hij is veel te dikke maatjes met Sneep en vindt het prachtig als er leerlingen van school worden getrapt. En vergeet niet dat we eigenlijk niets af horen te weten van die Steen of Pluisje. Dat is ook moeilijk uit te leggen.’
Ik zag iets van overtuiging in Hermeliens bruine ogen, maar Ron was minder enthousiast.
‘Als we nou gewoon wat rondneuzen –’
‘Nee’, zei Harry kort en bondig. ‘We hebben genoeg rondgeneusd.’ En met die woorden trok hij een kaart van Jupiter naar zich toe om de manen uit zijn hoofd te leren.
De volgende ochtend kregen Harry, Hermelien, Marcel en ik allemaal hetzelfde briefje:
‘Jullie straf vindt om elf uur vanavond plaats.
Wacht in de hal op meneer Vilder.
Prof. M. Anderling’
Dat was waar ook. Ik had me zo gefocust op het studeren, dat ik de straf helemaal vergeten was. Hermelien zei geen woord en at stug door.
Om elf uur die avond gingen Harry, Hermelien, Marcel en ik de leerlingenkamer uit na afscheid te hebben genomen van Angel, Ivy en Ron.
In de Hal werden we opgewacht door Vilder en Malfidus.
‘Volg me’, zei Vilder. Hij stak een lamp aan en ging ons voor naar buiten. Ik pakte Hermelien bij haar mouw en schuifelde achter haar aan.
‘Jullie bedenken je nu wel twee keer voor jullie de regels nog eens overtreden, hè?’, zei Vilder breed grijnzend van leedvermaak. ‘Jazeker…hard werken en pijn zijn nog steeds de beste leermeesters, als je het mij vraagt…doodzonde dat ze de oude straffen hebben afgeschaft…een paar dagen aan je polsen aan het plafond hangen en zo. Ik bewaar de kettingen nog steeds op m’n kantoortje en ik zorg dat ze goed geolied zijn, voor het geval ze zich bedenken…laten we gaan en probeer er niet tussen uit te knijpen, want dan maak je het er alleen maar erger op.’
Ik rilde en ik had het koud, terwijl de temperatuur niet al te laag moest zijn. De maan stond helder aan de hemel, maar de voorbijdrijvende wolkenflarden zorgden voor herhaaldelijke duisternis.
Plotseling hoorde ik Hagrids stem roepen: ‘Ben jij dat, Vilder? Schiet es op, ik wil aan de gang.’
Toch was ik niet al te opgelucht – ik dacht aan Pluisje en Norbert en mijn angst borrelde weer op.
(Ik ben nooit erg dapper geweest in het donker.)
‘Je denkt zeker dat het een gezellig avondje wordt, hè, met die grote pummel? Nou, vergeet het maar, jongen – jullie gaan het bos in en ik denk niet dat jullie er heelhuids uitkomen.’
Even werd ik licht in mijn hoofd. Ik had dingen gelezen over wat er allemaal in het Verboden Bos rondsloop…Veel dingen…
Marcel kreunde en Malfidus bleef staan.
‘Het bos in?’ Ik hoorde tot mijn verbijstering een angstige ondertoon in zijn stem. ‘We kunnen ’s nachts het bos niet in – dan lopen er allerlei beesten los – weerwolven en zo.’
Mijn hart leek stil te staan. Het was net zoals in die nacht met Pluisje. Die grauw en die grom die ik had gehoord…Mijn ergste nachtmerrie…
‘Dat is jullie probleem’, zei Vilder meedogenloos. ‘Had je maar aan die weerwolven moeten denken voor je jezelf in de nesten werkte.’
Ik slikte en rilde van top tot teen. Hermelien, die van mijn grootste angst af wist, sloeg een troostende arm om me heen en fluisterde: ‘Blijf maar dicht bij mij in de buurt.’ Ik knikte en drukte me tegen haar aan.
Hagrid kwam aanlopen en hij had een kruisboog in zijn enorme handen.
‘Hè hè, eindelijk. Ik wacht al een halfuur. Alles kits, Harry? Hermelien? En met jou, meissie?’ Ik keek naar de grond. Ik was niet van plan om in het bijzijn van Vilder en Malfidus toe te geven dat ik doodsbang was.
‘Ik zou maar niet zo vriendelijk zijn, Hagrid’, zei Vilder. ‘Tenslotte komen ze om gestraft te worden.’
‘O, ben je daarom zo laat? Zekers een preek gehouden? Da’s jouw taak niet. Oké, je werk zit erop. Ik neem ’t nu wel over.’
‘Ik kom jullie met zonsopgang halen. De overlevenden dan’, grijnsde Vilder en hij liep terug naar het kasteel.
‘Ik ga dat bos niet in’, zei Malfidus paniekerig tegen Hagrid.
Als ik niet zo bang was geweest, had ik het misschien amusant gevonden dat ik een zwakke plek van hem had gevonden. Man, wat leek ik op Angel.
‘O jawel, als je tenminste op Zweinstein wil blijven’, beet Hagrid hem toe. ‘Jullie hebben wat verkeerds gedaan en nou motten jullie boeten.’
Ik weerhield me ervan om trillerig ‘We hebben iets verkeerds voor jou gedaan’ te zeggen, maar ik geloofde niet dat mijn stem dat zou overleven. Misschien moest ik straks wel heel erg gillen en dan kon ik beter mijn stem sparen. Je kon nooit weten.
Malfidus gaf niet zo snel op. ‘Maar dat is iets voor het personeel, niet voor de leerlingen. Ik dacht dat we strafregels zouden moeten schrijven of zo. Als mijn vader dit hoort, dan zou hij –’
‘ – zeggen dat ’t nou eenmaal zo gaat op Zweinstein’, gromde Hagrid. ‘Strafregels! Daar heb niemand niks an. Of je doet wat nuttigs of je rot maar op. Als je denkt dat je ouweheer liever heb dat je van school wordt getrapt, ga je maar terug naar ’t kasteel om je koffers te pakken., Nou, ga dan!’
Ik vond zijn manier van aanpakken maar niks. Ik had dolgraag liever strafregels geschreven in plaats van om middernacht door het Verboden Bos te sluipen.
Toen Malfidus bleef staan, zei Hagrid: ‘Goed zo. En nou effe goed luisteren, want we gaan iets gevaarlijks doen en ik wil niet dat iemand risico’s neemt. Kom mee.’
Ik drukte me onbehaaglijk nog dichter tegen Hermelien aan, terwijl we begonnen te lopen. Iets wat in het Verboden Bos zou plaatsvinden, viel bij mij al onder de categorie ‘Gevaarlijk’. Maar om nou het Verboden Bos en gevaarlijk in één zin te noemen, verdubbelde mijn akelige voorgevoelens alleen nog maar sterker.
Hagrid ging ons voor naar de bosrand, hief zijn lamp op en wees ons op een zandpad, dat verdween tussen de angstaanjagend uitziende donkere bomen.
‘Kijk’, zei Hagrid wijzend. ‘Zien jullie dat glanzende spul op de grond? Dat zilverachtige spul? Da’s eenhoornbloed.’
Ik had naar het spul gestaard, maar nu snakte ik naar adem. Ik hield heel vel van eenhoorns, en het boek dat Luxy me had gegeven had al verscheidene ezelsoren bij mijn favoriete stukjes. Maar als het bloed was, betekende dat –
‘D’r loopt een eenhoorn in ’t bos die door iets of iemand ernstig verwond is. ’t Is al de tweede in een week. Woensdag heb ik d’r eentje dood gevonden.’
Ik beet vol afschuw op mijn onderlip.
‘We motten ’t arme beest zien te vinden. Misschien motten we ‘m wel uit z’n lijden verlossen.’
Ik besloot om er niet bij te zijn als dat inderdaad het geval was. Ik hield van eenhoorns, niet om ze te zien sterven.
‘En wat als wat die eenhoorn heeft aangevallen ons nou eerst vindt?’, zei Malfidus onzeker en met een trilling in zijn stem.
Dat was iets waarover ik niet had willen beginnen, maar nu wierp ik een getergde blik op Malfidus.
‘Niks in dat bos zal jullie wat maken als ik of Muil erbij ben’, verzekerde Hagrid hem ervan. ‘En als jullie op ’t pad blijven. Oké, we splitsen ons in twee groepen en volgen ’t pad in verschillende richtingen. Overal leg bloed, dus dat beest mot als minstens sinds gisteravond rondwankelen.’
‘Ik wil met Muil mee’, zei Malfidus vastbesloten en ik wenste hem in gedachten veel succes met dat beest. Zijn uitdrukking zag er niet bepaald scherp uit.
‘Oké, maar ’t is een lafaard, ik waarschuw je’, zei Hagrid. ‘Dan gaan Harry, Hermelien en dit meissie hier’, hij keek me vriendelijk aan en ik drukte mijn wang tegen Hermeliens schouder, ‘met mij de ene kant op en Draco, Marcel en Muil de andere. Als iemand die eenhoorn vindt, spuit ie groene vonken, oké? Pak je toverstokkie en oefen effe – prima – en als iemand in de penarie komt, spuit ie rode vonken en dan komen we je te hulp. Nou – pas goed op en – laten we gaan.’
De stilte drukte als een kussen tegen mijn trommelvliezen terwijl we het duister van de bomen instapten. Na een klein eindje scheidden de wegen zich en gingen Malfidus, Marcel en Muil de andere kant op.
De stilte bleef heersen en ik staarde naar het spoor van zilverachtig eenhoornbloed dat zich voor ons uitstrekte.
Op een gegeven moment vroeg Harry aan Hagrid: ‘Zouden die eenhoorns inderdaad gedood kunnen zijn door een weerwolf?’
Ik slikte moeizaam.
‘Die zijn niet snel genoeg’, zei Hagrid. ‘’t Is niet eenvoudig om een eenhoorn te vangen. Het zijn machtige magische wezens, Ik heb nog nooit eerder meegemaakt dat d’r eentje gewond was.’
Aan een stromend geluid te horen, moesten we vlakbij een beekje of waterpoeltje zijn. Het eenhoornbloed lag hier met groter groeiende plasjes op het pad. Plotseling voelde ik Hagrids grote hand op mijn schouder. Ik haalde mijn wang van Hermeliens schouder en keek in zijn vriendelijke, bebaarde gezicht.
‘Alles oké, meissie? Maak je geen zorgen, hij ken niet ver gekomen zijn als ie zo zwaar gewond is en dan kennen we – vlug, achter die boom!’
Ik piepte van angst toen we allemaal achter de boom doken.
Er klonk een glibberend geluid dat ik niet kon plaatsen. Het had ook weg van iets slepends, alsof iets met moeite over de bladeren werd gesleept, maar daarna stierf het enge geluid weer weg.
‘Ik wist het’, mompelde Hagrid. ‘D’r sluipt iets rond wat hier niet thuishoort.’
‘Een weerwolf?’, vroeg Harry en ik piepte weer angstig.
‘Dat was geen weerwolf en ook geen eenhoorn. Oké, volg me, maar wees voorzichtig.’
‘Erg verstandig’, bracht ik zwakjes uit.
We liepen nu een stuk langzamer, maar ik was erg blij dat wij Hagrid hadden om ons te beschermen tegen eventuele agressieve, monsterlijke – dingen.
Iets bewoog in het struikgewas.
‘Wie is daar? Kom tevoorschijn – ik ben gewapend!’
Uit het struikgewas stapte iets – een centaur. Ik had veel gehoord van Hermelien over centaurs, en ik staarde hem vol bewondering aan.
Hij had rood haar en een rode baard, maar zijn onderlijf was glanzend roodbruin en hij had een lange rossige staart.
‘O, ben jij ’t, Ronan’, zei Hagrid. ‘Hoe gaat ie?’
Hij gaf de centaur een hand.
‘Goedenavond, Hagrid. Je wilde me toch niet neerschieten, hoop ik?’
Heel subtiel, dacht ik.
‘We motten voorzichtig zijn, Ronan’, zei Hagrid, kloppend op zijn kruisboog. ‘D’r sluipt iets gevaarlijks rond in ’t bos. Dit zijn Harry Potter, Hermelien Griffel en –’ Hij leek zichzelf voor iets te schamen en keek me aan. ‘Ik weet eigenlijk nog helemaal niet hoe je heet.’
‘M-M-Malfinia’, stamelde ik. ‘Malfinia Valentijn.’
‘Oké, nou Harry Potter, Hermelien Griffel en Malfinia Valentijn. Effe tussen haakjes. Drie leerlingen van school. En dit is Ronan. Hij is een centaur.’
‘Dat hadden we gezien, ja’, zei Hermelien zwakjes.
‘Goedenavond. Leerlingen, hè? En leren jullie veel, daar op school?’
‘Eh –’
‘Een beetje’, zei Hermelien verlegen. Ik knikte, met mijn blik op de grond gericht.
‘Een beetje? Dat is beter dan niets. Mars is helder vannacht.’
‘Ja’, zei Hagrid. ‘Hoor es effe, Ronan, ik ben blij dat we je tegenkomen, want d’r mot ergens een gewonde eenhoorn rondlopen – heb jij wat gezien?’
‘De onschuldigen zijn altijd de eerste slachtoffers. Zo is het altijd geweest en zo is het ook nu weer.’
Ik vond zijn reactie behoorlijk onheilspellend, ondanks dat ik hem heel indrukwekkend vond.
‘Ja’, zei Hagrid opnieuw, ‘maar heb je toevallig iets gezien, Ronan? Iets ongewoons?’
‘Mars is helder vannacht. Ongewoon helder.’
Wat een gevat antwoord.
‘Ja, maar ik bedoel eigenlijk ietsje dichter bij huis’, zei Hagrid hoopvol. ‘Heb je niks vreemds gezien?’
Ik staarde Ronan aan, die even de tijd nam voor hij weer zo’n mysterieus antwoord gaf.
‘In het bos schuilen vele geheimen.’
Er klonk weer geritsel, en Hagrid hief zijn kruisboog weer op, maar het was een tweede centaur. Deze had zwart haar en een zwarte vacht. Hij zag er iets woester uit dan Ronan.
‘Hallo Ban. Alles kits?’, vroeg Hagrid.
‘Goedenavond, Hagrid. Is alles goed met je?’
Hij zei niet dat het goed met hem ging.
‘Ik ken niet klagen. Hoor es, ik vroeg net aan Ronan of jullie de afgelopen dagen iets vreemds hebben gezien in ’t bos. D’r is een eenhoorn gewond – weten jullie daar wat van?’
Ban ging naast Ronan staan en staarde ook naar boven.
‘Mars is helder.’
Ze hadden dus niets vreemds gemerkt.
‘Dat hadden we al gehoord, ja’, zei Hagrid knorrig. ‘Nou, als jullie iets zien, laat ’t me dan weten, ja? Dan stappen we maar weer op.’
We liepen weer weg. Ik vond die centaurs zowel indrukwekkend als onbegrijpelijk. Ze staarden nog steeds naar de hemel, als twee sterrenkijkers zonder telescoop, die probeerden een glimp op te vangen van een vallende ster.
‘Probeer nooit een simpel antwoord los te krijgen uit een centaur. Stomme sterrenwichelaars. Niet geïnteresseerd in wat dichterbij is dan de maan.’
‘Wonen er veel centaurs in het bos?’, vroeg Hermelien.
‘O, aardig wat…ze zijn nogal op zichzelf, maar als ik ze moet hebben, komen hun meestal wel opdagen. ’t Zijn diepe denkers, hoor, die centaurs…ze weten een hoop…alleen laten ze ’t niet blijken.’
Ik besloot dat te onthouden, mocht ik er ooit nog een tegen het lijf lopen die niet gebiologeerd werd door de helderheid van Mars.
‘Denk je dat we daarnet ook een centaur hoorden?’, vroeg Harry.
‘Klonk dat als hoefgetrappel? Nee, als je ’t mijn vraagt was dat wat die eenhoorn heeft gedood – ik heb nog nooit zoiets gehoord.’
We slopen verder, het spoor van plasjes eenhoornbloed volgend en ik probeerde me niets aan te trekken van de wind die door de bomen woei en een spookachtig geluid creëerde.
Plotseling snakte Hermelien naar adem.
‘Hagrid! Kijk! Rode vonken! De anderen zijn in gevaar!’
Ik keek angstig naar Hagrid, die zijn kruisboog ophief.
‘Wachten jullie hier! Blijf op ’t pad, dan kom ik jullie halen.’
Hij stormde weg door het kreupel- en brandhout.
‘Denk je dat er iets gebeurd is?’, vroeg Hermelien aan Harry, terwijl ze mij over mijn rug aaide.
‘Malfidus kan me niet schelen, maar als Marcel iets is overkomen…het is onze schuld dat hij hier is.’
Ik slikte. ‘Nee’, zei ik zacht. ‘Mijn schuld. Ik had hem tegen moeten houden. Ik ben hem gevolgd, maar toen werden we gesnapt. Als ik hem had weten te stoppen…’
‘We verwijten je niks, Malfie’, suste Hermelien. ‘Het was stom van ons dat we de onzichtbaarheidsmantel in de Astronomietoren hadden laten liggen, anders was alles vlekkeloos verlopen.’
In de minuten die voorbij kropen, zwegen we alledrie. Ik hoopte dat er niks ergs was gebeurd, en dat er vooral geen gewonden waren gevallen.
Toen, aan een luid gekraak te kenmerken, kwam Hagrid terug. Hij was woest en trok Marcel, Malfidus en Muil mee. Het bleek dat Malfidus Marcel voor de grap van achteren had laten schrikken en Marcel had toen uit paniek rode vonken geschoten.
Ik kon me niet voorstellen hoe Malfidus op het moment dat hij zelf zo bang was, opschudding kon veroorzaken door het af te reageren op iemand anders zijn angst, alhoewel – het bleef Malfidus.
‘We hebben mazzel als we nog iets vinden, na al die rotherrie! Oké, we doen ’t anders – Marcel, jij blijft bij Hermelien, Malfinia en mij en Harry, jij gaat met Muil en die idioot mee.’
Onze wegen scheidden zich weer. Hermelien keek Harry bezorgd na, maar was tegelijk ook bezig om voort te bewegen, nu zowel ik als Marcel aan haar hingen.
‘Zeg, ik weet dat jullie bang zijn, maar ik kan haast niet meer bewegen. Zouden jullie me alsjeblieft los kunnen laten – of anders minder stevig?’
Marcel ging achter Hagrid lopen en ik verslapte mijn greep. Hermelien zuchtte.
‘Malfie, ik geloof niet dat iets ons zal aanvallen als Hagrid bij ons is.’
‘En Harry en Malfidus dan? Ik denk niet dat Muil iets kan aanrichten.’
‘Nou, nou, het mag dan een lafaard zijn’, zei Hagrid, ‘hij zal niet snel zijn vrienden in de steek laten.’
‘En dat baart me juist zorgen’, fluisterde ik. ‘Geen hond die goed bij zijn hoofd is beschouwt Malfidus als een vriend.’
Hermelien glimlachte nogal geforceerd.
We liepen ongeveer een halfuur, zonder iets ongewoons te vinden – al vond ik de onheilspellend donkere bomen en de oneindigheid van het pad behoorlijk ongewoon.
Ergens, ver weg, klonk er een harde schreeuw. Hermelien verstijfde.
‘Dat klonk als Malfidus!’
‘We gaan eropaf!’, brulde Hagrid en hij greep Marcel, Hermelien en mij en sprintte van het pad af.
‘Hagrid! Zouden we niet beter het pad terug kunnen volgen – misschien komen we iets tegen!’, riep Hermelien.
‘We kennen geen risico’s nemen!’, zei Hagrid. ‘We moeten Harry en Muil redden!’
‘En Malfidus’, herinnerde ik hem eraan.
‘Ja, hem ook.’
Halverwege hoorden we een hond janken.
‘Muil!’, bulderde Hagrid. De hond begon opgewonden te blaffen toen hij zijn baasje hoorde en hij kwam uitgelaten aanrennen. Malfidus zat op de grond bij een boom en was lijkbleek.
‘Waar is Harry?’, vroeg Hermelien geschokt.
‘Hij is nog daar bij dat ding’, hijgde Malfidus. ‘Het was een ding met een kap – en die eenhoorn is trouwens dood.’
‘Een ding met een kap?’, vroeg Hagrid. ‘Wat krijgen we –’
‘Ben je weggerend en heb je Harry daar alleen achtergelaten?’, vroeg ik vol afschuw aan Malfidus. Ik merkte dat hij mijn blik meed.
‘Wat ben jij voor een vreselijke –’
‘Je krijgt later wel tijd om hem de huid vol te schelden’, zei Hermelien. ‘Nu moeten we Harry redden van iets met een kap.’ Ze keek Malfidus fronsend aan.
Plotseling kwamen de twee centaurs Ban en Ronan weer tevoorschijn. Ze waren druk in discussie en zagen ons blijkbaar niet eens.
‘Hij hielp een mensenkind, Ronan. Dat is tegen onze wetten. Hij keert zich tegen de sterren.’
‘Hij deed wat hem het beste leek. Laten we het voor nu vergeten en ons concentreren op de helderheid van Mars.’
De twee centaurs verdwenen weer.
‘Oké, blijkbaar is hij veilig’, zei Hagrid. ‘Maar toch…’
Hij begon weer te lopen en we volgden hem. Na zo’n tien minuten stopte Hagrid. Hij sloeg zijn handen op zijn knieën en begon uit te hijgen.
Harry zat beneden in een dalletje op de rug van een andere centaur. Hij leek nogal geschokt.
‘Harry! Harry, is alles goed met je?’, riep Hermelien, en ze rende naar hem toe.
‘Ja, prima’, hoorde ik Harry zeggen. ‘Die eenhoorn is dood, Hagrid. Hij ligt een eind verderop, op een open plek.’ Hagrid vertrok.
‘Dan neem ik hier afscheid van je’, zei de centaur. ‘Je bent nu veilig.’
Harry gleed van de rug van de centaur.
‘Het allerbeste, Harry Potter. De wil der planeten is al eerder verkeerd uitgelegd, zelfs door centaurs. Ik hoop dat dat nu ook het geval is.’
Hij vertrok en liet ons allemaal in stilte achter.
We werden in de leerlingenkamer opgewacht door Angel, Ivy en Ron. We luisterden allemaal aandachtig naar Harry ’s verhaal. Hij was aangevallen door een eng wezen in kap en mantel en daarna had de centaur, die Firenze bleek te heten, hem duidelijk gemaakt dat het Jeweetwel was! Angel, Ivy en ik leken alledrie een beetje onwennig, maar Hermelien geloofde hem blijkbaar meteen. Ik vond het heel knap van Harry dat hij de naam van Jeweetwel durfde uit te spreken. Tenslotte kwam Harry tot de volgende conclusie.
‘Sneep probeert die Steen te pakken te krijgen voor Voldemort…en Voldemort wacht in het bos…en de hele tijd dachten we dat Sneep gewoon rijk wilde worden!’
Ik keek Hermelien van opzij aan. Ze leek diep geschokt. Ik bedacht me dat ik nooit had gedacht dat Sneep rijk wilde worden – maar misschien was ik niet zo ver in het mysterie verzeild als Hermelien.
‘Zeg die naam niet steeds!’, zei Ron angstig.
‘Firenze heeft me gered, maar dat was eigenlijk verkeerd van hem…Ban was woedend…hij zei dat hij tegen de wil van de planeten inging…Ze weten waarschijnlijk dat Voldemort terugkeert…Ban vindt dat Firenze niet had moeten ingrijpen toen Voldemort me wilde vermoorden…Dat zal ook wel in de sterren geschreven staan.’
‘Zeg die naam toch niet steeds!’, zei Ron en Ivy knikte nijdig. ‘Het zou beter zijn als je hem gewoon ‘Jeweetwel’ noemde, Harry’, zei ze. ‘Veel mensen zullen je gaan beoordelen naar aanleiding van hoe je mensen benoemt.’
‘Wat is er toch zo erg aan die naam?’, vroeg Harry gepikeerd. ‘Ik noem jou toch ook gewoon Ivy en niet Jeweetwel? Jeweetwel klinkt alsof je iemands naam even niet op iemands naam kunt komen. En hij heet gewoon Voldemort.’
‘Hij heette niet altijd Voldemort’, zei Angel. ‘Hij is geboren als –’
‘Maakt niet uit’, zei Hermelien vlug. Ze zag lijkbleek.
‘Goed’, zei Harry. ‘Dus ik hoef alleen maar te wachten tot Sneep de Steen steelt en dan kan Voldemort terugkomen en me om zeep helpen. Nou, dan is in elk geval Ban blij.’
Er viel even een stilte.
‘O, dus je vindt het genoeg om Ban blij te maken’, zei Angel bits. ‘En wij dan? Wij zijn je vrienden. Wij vinden het vreselijk als je dood gaat.’
Hermelien, Ivy en ik keken haar achterdochtig aan.
‘Ik spreek voor iedereen’, zei Angel haastig.
‘Luister, Harry’, zei Hermelien op kalmerende toon. ‘Ik heb een geruststelling voor je. Iedereen zegt dat Perkamentus de enige is voor wie Jeweetwel ooit bang is geweest. Zolang Perkamentus in de buurt is, durft Jeweetwel niks te doen. En wie zegt trouwens dat die centaurs gelijk hebben? Wat zij doen lijkt me meer waarzeggerij en dat is volgens professor Anderling een heel onnauwkeurige tak van de toverkunst.’
‘Ja, maar met waarzeggerij kun je niet terecht bij Anderling’, zei Angel achteloos. ‘Anderling heeft een hekel aan dat vak. Je zegt het veel te subtiel, Hermelien. Misschien zegt Anderling wel: Het is een erg onnauwkeurige tak van de toverkunst, maar van binnen denkt ze: Schrap dat rotvak maar, ik haat het.’
Ik giechelde, maar hield daar abrupt mee op toen ik Hermeliens gezicht zag.
‘Kom op, Malfie. We gaan naar bed. Het is al bijna ochtend en ik ben doodop. We hebben binnenkort examens, dus we gaan nooit meer zo laat naar bed.’
‘Of zo vroeg’, geeuwde Angel. ‘De zon komt al bijna op. Ik heb hier de hele nacht zitten wachten. Gek genoeg was ik toen klaarwakker.’ Zij en Ivy volgden Hermelien en mij richting de meisjesslaapzalen.
‘Tot over een paar uur’, zei Ivy en ze ging de tweedejaarszaal binnen.
Hermelien, Angel en ik gingen onze slaapzaal binnen.
‘Waar waren jullie?’, vroeg een stem uit één van de bedden. We keken om. Belinda Broom, een kamergenootje van ons, keek ons wantrouwig aan. ‘Parvati en ik zijn net wakker en jullie komen nu pas terug.’
‘Gaat je niks aan’, bromde Angel onduidelijk, met haar gezicht in haar kussen.
‘We hadden straf, weet je nog?’, zei ik. ‘We moesten –’
Hermelien onderbrak me. ‘We moesten de hele nacht Hagrid helpen met zijn tuintje. Ik ben wel heel veel gebeten door die stomme Prikplant. We zijn doodop. Laat ons nu alsjeblieft even met rust.’
Belinda snoof schamper en begon met Parvati (ander kamergenootje) te fluisteren, maar ik merkte het al niet meer, want vanaf het moment dat mijn hoofd mijn kussen raakte, sliep ik als een blok. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Za Aug 09, 2008 17:36 |
|
Na een paar weken vakantie, ben ik er weer!
Hoofdstuk 17. Een nachtelijk uitstapje – of avontuur?
De examens. Het spannendste moment van mijn leven, maar vanwege alle aanmoedigende opmerkingen van Hermelien en hulp uit haar studieschema, leek het me allesbehalve mogelijk dat ik zou zakken. Maar toch moest ik niet té luchtig doen.
(Ik ben vaak genoeg op mijn bek gegaan doordat ik ergens ‘een goed gevoel’ over had.)
Het was snikheet, en ik vond het zonde om de verlokkelijk uitziende buitenlucht te moeten verruilen met een klaslokaal.
We kregen het schriftelijk examen in een grote ruimte, waar we ook voorzien werden van ganzenveren met Anti-Spiekspreuken. Dat vond ik erg goed van het schoolbestuur, en Hermelien duidelijk ook, want ze keek heel veelbetekenend naar Harry en Ron. Ron schudde hard met zijn veer en Harry zat er zuchtend bij.
Het praktijkexamen was ook niet erg moeilijk. We moesten bij Bezweringen één voor één bij professor Banning komen en een ananas laten tapdansen op zijn bureau. De mijne maakte ook nog een raar sprongetje tussendoor.
Bij professor Anderling moesten we een muis in een snuifdoos veranderen – een mooi exemplaar leverde extra punten op. Uiteraard was Hermeliens snuifdoos het allermooist. Die van Marcel hield zijn snorharen en daardoor kreeg hij een punt aftrek.
Toverdranken ging, zoals verwacht, geweldig. We moesten een Vergetelheidsdrank maken, en omdat Sneep over iedereen zijn/haar schouder meekeek, was iedereen nogal nerveus, maar ik had er totaal geen last van. Mijn Vergetelheidsdrank was al binnen een kwartier klaar.
Na mijn victorie op de toverdranken, was alles opeens tien keer zo zonnig – wat niet zo goed was vanwege de stikkende hitte buiten.
Angel had minder geluk met haar examens. Weliswaar slaagde ze er in om alle opdrachten te vervullen, maar met veel moeite en ze vergat steeds dingen – niet dat het haar iets schelen; sterker nog: eerst schoof ze de schuld op mij af!
‘Als jij me je huiswerk voor Gedaanteverwisselingen had gegeven, had ik vast een hoger cijfer gehaald’, zei ze nijdig.
‘Wacht maar, vanmiddag hebben we Geschiedenis van de Toverkunst’, zei ik vernietigend. ‘Daar moet jij zelfs beter in zijn dan ik.’
‘Heb ik een zwakke plek ontdekt?’, vroeg Angel met een brede grijns.
Nou ja – ze lachte tenminste weer.
Na afloop van Geschiedenis was Hermelien in de wolken.
‘Het viel ontzettend mee, vond ik’, zei ze tegen iedereen die wilde luisteren – alleen ik dus. ‘Ik had al die dingen over Gedragscode voor Weerwolven uit 1637 of de opstand van Elfric de Grijpgrage helemaal niet hoeven leren.’
‘Heette die gast Elfric de “Grijpgrage”?’, vroeg Angel zowel verbaasd als vol afkeer. ‘Wat een freak.’
Plotseling kwam Ivy op ons afrennen.
‘Ik ben klaar! Jullie ook? Eindelijk vrijheid! Ik ga onmiddellijk naar buiten, gaan jullie mee?’
We gingen met z’n allen naar de hitte buiten. We waren meteen genoodzaakt om onze mantels uit te trekken, want anders liepen we nog een zonnesteek op.
‘En vraag 5 over de koboldopstanden…’, begon Hermelien, maar Ron viel haar in de rede. ‘Ik word misselijk van die koboldopstanden, dus hou op.’
Hermelien deed er nogal beledigd het zwijgen toe en ik ging op Rons teen staan.
We ploften met zijn allen onder een boom neer en ik zag dat de tweelingbroers van Ron, Fred en George, samen met Leo Jordaan de Zwerkbalcommentator, de tentakels van de reuzeninktvis kietelden.
‘Eindelijk niet meer leren!’, zuchtte Ron en hij ging languit op het gras liggen. ‘Kijk niet zo somber, Harry. Het duurt een hele week voor we horen hoe slecht we het gedaan hebben, dus maak je alsjeblieft geen zorgen.’
‘Hoe slecht we het gedaan hebben?’, zei Ivy en haar borst zwol op van verontwaardiging. ‘Ik heb me nog nooit in mijn leven zo uitgesloofd, ja?!’
‘En dat geldt ook voor mij’, zei Angel. ‘Ik ben gewoon kapot.’
‘Mag ik vragen waar je zo kapot van bent?’, vroeg ik. ‘Naar mijn idee heb je niet echt veel gedaan.’
‘Daarom juist. Als je lang niets doet, word je sneller lui. Is écht waar! Heb ik gelezen in een tijdschrift.’
‘Oh, dus tijdschriften lees je wel’, zei Hermelien. ‘Nou, daar zeg je me wat.’
Harry wreef over zijn voorhoofd.
‘Ik wou dat ik wist wat dít betekent! M’n litteken doet steeds pijn. Dat is al eerder gebeurd, maar nog nooit zo vaak als nu.’
‘Ga dan naar madame Plijster’, zei Hermelien.
‘Of naar de reuzeninktvis’, zei Angel. ‘Misschien kan die je helpen.’
Ik gaf haar een stomp.
‘Ik ben niet ziek. Volgens mij is het een waarschuwing…dat er gevaar op de loer ligt…’
‘Oh, ga dan maar niet naar de reuzeninktvis’, zei Angel bedenkelijk. ‘Misschien trekt die je kop er wel af en dat moeten we natuurlijk niet hebben.’
Ik gaf haar nog een stomp.
‘Ontspan je, Harry. Hermelien heeft gelijk. De Steen is veilig zolang Perkamentus in de buurt is. Bovendien hebben we geen enkel bewijs dat Sneep ooit heeft uitgevogeld hoe hij langs Pluisje moet komen. De laatste keer is zijn been bijna afgebeten en ik denk niet dat hij het gauw opnieuw zal proberen. En het lijkt me waarschijnlijker dat Marcel Zwerkbal speelt voor Engeland dan dat Hagrid Perkamentus verraadt.’
‘Zeg,’, zei ik, ‘Marcel is heel aardig!’
‘Dat heeft er even niets mee te maken, Malfie’, fluisterde Hermelien.
‘Hebben jullie dat ook wel eens, dat je het gevoel houdt dat je iets belangrijks bent vergeten, maar dat je er niet op kunt komen?’, vroeg Harry.
‘Altijd’, zei Angel, maar Hermelien zei: ‘Dat komt door al dat leren. Gisteren werd ik plotseling wakker en pas toen ik de helft van mijn aantekeningen voor Transfiguratie had doorgewerkt, bedacht ik dat we dat examen al gehad hadden.’
Harry keek naar de lucht en er viel even een stilte.
Angel sloeg haar benen over elkaar en pakte een klein boekje uit de zak van haar mantel. Ze begon het achterstevoren te lezen.
‘Wat is dat?’, vroeg ik nieuwsgierig.
‘Een manga’, zei Angel. ‘Japanse strips. Moet je op de Japanse manier lezen.’
Ik keek op de voorkant. Daar stond in grote versierde letters: Vampire Doll.
‘Gaat het over vampiers?’, vroeg ik.
‘Ja’, zei Angel. Maar verder kwam ze niet, want plotseling sprong Harry zonder aankondiging op.
‘Waar ga jij heen?’, vroeg Ron slaperig.
‘Er schiet me iets te binnen’, zei Harry. Hij zag nogal bleek en Angel scheurde haar blik los van haar bladzijde om hem geïnteresseerd aan te staren.
‘We moeten naar Hagrid, nu meteen.’ Hij begon te rennen. We stonden allemaal moeizaam op en volgden hem.
Angel mopperde iets over: ‘Net lekker rustig…’
‘Waarom?’, riep Hermelien.
‘Vind je het ook niet gek dat Hagrid, die altijd dolgraag een draak heeft willen hebben, plotseling een wildvreemde tegen het lijf loopt die een drakenei op zak heeft?’
‘Niet echt’, zei Angel. ‘Die lui die in de Zwijnskop komen sporen niet helemaal.’
‘Hoeveel mensen lopen met drakeneieren rond, terwijl dat verboden is? Wel heel toevallig dat hij net Hagrid ontmoette, nietwaar? Waarom heb ik dat niet eerder beseft?’
‘Wat klets je toch?’, vroeg Ron en Angel klopte hem met respect op zijn schouder. ‘Inderdaad, Harry. Wat klets je nou?’
Harry gaf geen antwoord.
Hagrid zat voor zijn huisje, erwten te doppen. Hij keek glimlachend op toen hij ons hoorde.
‘Hallo. Zitten de tentamens d’rop? Motten jullie wat drinken?’
‘Ja graag’, zeiden Ron en Angel in koor, maar Harry onderbrak hen.
‘Nee, Hagrid, we hebben haast. Ik wilde je alleen iets vragen. Weet je nog, die avond toen je Norbert hebt gewonnen? Hoe zag die vreemdeling met wie je gekaart hebt eruit?’
‘Kweenie’, zei Hagrid. ‘Hij wou z’n mantel niet uitdoen. Da’s echt niet zo mal, hoor. Je komt een hoop rare lui tegen in de Zwijnskop – da’s de kroeg in ’t dorp. ’t Zal wel een drakendealer zijn geweest. Ik heb z’n gezicht niet gezien, want hij hield z’n kap op.’
‘Like I said’, zei Angel trots, maar Harry was niet onder de indruk. Hij plofte naast de kom met erwten neer op het gras.
‘Waar hebben jullie over gepraat, Hagrid? Heb je het over Zweinstein gehad?’
‘Zou best es ter sprake kennen zijn gekomen’, zei Hagrid, die zijn voorhoofd fronste.
‘Weet je niet meer wat je hebt verteld?’, vroeg Angel vol afschuw.
‘Ja…hij vroeg wat ik dee en ik zei dat ik terreinknecht en jachtopziener was…Hij vroeg voor wat voor beesten ik zorg en dat heb ik verteld…en toen zei ik dat ik altijd al graag een draak had willen hebben…en toen…es effe denken…’t Is een beetje vaag, want hij gaf steeds rondjes…effe kijken…o ja, toen zei ie dat ie een drakenei had en dat ie daar best om wilde kaarten…alleen wilde ie wel zeker weten dat ik d’rvoor kon zorgen en dat ie een goed tehuis zou krijgen…en toen zei ik dat een draak een makkie zou zijn na Pluisje…’
Ik huiverde.
‘En was hij – leek hij geïnteresseerd in Pluisje?’, vroeg Harry.
‘Nou – ja. Ik bedoel, hoe vaak kom je een driekoppige hond tegen, zelfs op Zweinstein?’
‘Liever nooit’, mompelde ik.
‘Dus ik vertelde dat Pluisje een eitje is, als je maar weet hoe je hem aan mot pakken. Gewoon een stukkie muziek spelen, dan valt ie als een blok in slaap –’
Hagrid keek geschokt op.
‘Dat had ik niet motten zeggen! Vergeet dat ik dat gezegd heb! Hé – waar gaan jullie heen?’
Dat vroeg ik me ook af. Harry had ons geschokt aangekeken en was toen richting het kasteel gehold en we waren automatisch achter hem aangerend. Pas in de hal bleven we stilstaan.
‘We moeten het eerst tegen Perkamentus zeggen’, zei Harry. ‘Hagrid heeft die vreemdeling verteld hoe hij langs Pluisje kan komen en onder die mantel moet Sneep of Voldemort hebben gezeten – het moet een fluitje van een cent zijn geweest, zodra hij Hagrid dronken had gevoerd. Ik hoop alleen maar dat Perkamentus ons gelooft. Misschien wil Firenze getuige zijn, als Ban hem tenminste niet tegenhoudt. Waar is Perkamentus’ kantoor?’
Alsof er opeens een wegwijzer tevoorschijn zou springen, keek iedereen automatisch om zich heen. Alleen Angel bleef realistisch. Ze keek even sarcastisch om zich heen en zei toen:
‘Moet ik hem tevoorschijn toveren of kunnen jullie het zoeken zelf af?’
‘Dan moeten we gewoon –’, begon Harry, maar plotseling kwam professor Anderling aanlopen met een grote stapel boeken in haar armen.
‘Wat doen jullie binnen?’
‘Goeie vraag’, mompelde Angel en ze wisselde een blik van pure uitputting met Ivy.
‘We wilden professor Perkamentus spreken’, zei Hermelien en ik staarde haar met grote ogen aan. We?
‘Professor Perkamentus? Hoezo?’
‘Eigenlijk is het min of meer geheim –’, zei Harry, maar professor Anderling sperde haar neusgaten open.
‘Professor Perkamentus is tien minuten geleden vertrokken. Hij kreeg een dringende uil van het Ministerie van Toverkunst en is direct naar Londen gevlogen.’
‘Is hij weg? Nu?’
‘Professor Perkamentus is een groot tovenaar, Potter. Er wordt vaak een beroep op hem gedaan.’
‘Maar dit is belangrijk.’
‘Is wat jij te zeggen hebt belangrijker dan het Ministerie van Toverkunst?’
Ik vond dat toch wel ietwat neerbuigend tegenover de jongen die voor de val van Jeweetwel had gezorgd.
‘Luister, professor’, zei Harry, die daar blijkbaar totaal niet mee zat, ‘het gaat om de Steen der Wijzen –’
Oké, hij had besloten om alles op te biechten. Kon natuurlijk ook.
Professor Anderling liet al haar boeken vallen, maar ze raapte ze niet op.
‘Hoe weten jullie –’
‘Professor, ik denk – nee, ik weet – dat Sn – dat iemand van plan is die Steen te stelen. Ik moet professor Perkamentus spreken!’
‘Professor Perkamentus komt morgen terug. Ik weet niet hoe jullie van die Steen hebben gehoord, maar ik verzeker je dat hij onmogelijk gestolen kan worden. Hij wordt veel te streng bewaakt.’
‘Maar professor –’
Ze raapte eindelijk haar boeken op.
‘Potter, ik weet waar ik het over heb. Het lijkt me beter dat jullie naar buiten gaan en van het mooie weer genieten.’ Ze liep snel weg, zonder nog één keer achterom te kijken.
Harry draaide zich om en keek ons allemaal aan.
‘Vanavond gaat het gebeuren’, zei hij, alsof hij op het punt stond om een wereldveranderend risico op het spel te zetten. ‘Vanavond gaat Sneep door dat luik. Hij weet nu wat hij weten moet en Perkamentus is er niet. Sneep heeft vast dat briefje gestuurd. Ik wil wedden dat ze stomverbaasd zijn op het Ministerie van Toverkunst als Perkamentus opeens op de stoep staat.’
‘Maar wat kunnen wij –’
Hermelien snakte plotseling naar adem en we keken om. Professor Sneep stond op een paar meter afstand.
‘Goedemiddag. Jullie horen buiten te zijn, met dat mooie weer.’
Dat vond ik nou sympathiek van hem, ook al was zijn glimlach nogal verwrongen. Hij deed tenminste een poging om vriendelijk te zijn. Hij deed tegen mij sowieso al aardig bij Toverdranken, dus ikzelf had niet echt iets tegen hem.
‘We gingen –’
‘We gingen al’, zei Angel vlug en ze trok Ivy mee aan haar arm. ‘We werden onder dwang meegesleurd, het spijt ons, professor Sneep.’ Ze verdwenen.
Ik keek haar nogal nors na. Ze had mij ook best mee mogen nemen.
‘Ik zou maar voorzichtig zijn’, zei Sneep. ‘Je zou nog denken dat jullie iets in je schild voeren, als je jullie zo ziet rondhangen. En Griffoendor kan het zich niet veroorloven om nog meer punten kwijt te raken, nietwaar?’
Net toen we naar buiten wilden gaan, riep hij ons terug. ‘Ik waarschuw je, Potter – nog meer nachtelijke omzwervingen en ik zorg er persoonlijk voor dat je van school wordt gestuurd. Een fijne dag verder.’
‘U ook een fijne dag toegewenst’, zei ik zacht en ironisch. ‘Waarom deed hij nou zo onaardig?’
‘Omdat hij me haat’, zei Harry kortaf.
Buiten op het stenen bordes, toen Harry weer over professor Sneep begon, besloot ik dat ik er even genoeg van had.
‘Malfie, waar ga je heen?’, vroeg Hermelien, toen ik wegliep.
‘Ik ga naar Angel en Ivy, die tenminste voor wat gezond verstand zullen zorgen. Het gaat jullie nooit lukken om opnieuw langs dat driekoppige monster te komen, en ik ga mooi niet mee. Later, Hermie.’
‘We willen niet eens dat je meegaat!’, riep Ron me na.
‘Waarom hebben jullie me dan steeds bij de gesprekken betrokken?’, vroeg ik scherpzinnig. ‘Als ik vanaf het begin al niks had mogen weten?’
‘Hermelien zei dat je te vertrouwen was’, zei Ron schouderophalend.
‘Wie zegt dat ik alles nu aan de hele school ga doorvertellen? Wat ben jij goed van vertrouwen, zeg, Ronaldo de Alwetende.’ Boos liep ik weg.
Dat was de eerste keer in mijn leven dat ik wegliep van Hermelien.
‘Godzijdank ben je bijgedraaid’, zei Angel. ‘Ik snap gewoon niet wat ze allemaal in hun hoofd hebben over Sneep en die godvergeten Steen. Doe met ons mee, de wij-staan-met-beide-benen-op-de-grond-meiden.’
‘Nou, wie zijn er allemaal lid?’, grapte ik.
‘Ik, Ivy en nu jij’, zei Angel. ‘Ja, en Luxy, maar zij zit altijd in de bieb. Zij is iets té erg op de grond. Realisme is goed, maar het is niet verboden om te fantaseren. Zeg dat maar niet tegen haar.’
‘Te laat’, zei Ivy schuldbewust. Ze wees op een apparaatje aan haar riem. ‘Ik heb hier een afluisterapparaatje. Luxy heeft de andere. Ze heeft alles gehoord.’
Angel staarde van Ivy naar het apparaatje en werd lijkbleek. Toen brulde ze in het apparaatje: ‘IK MEENDE HET NIET, LUXY! VERVLOEK ME NIET!’
Veel mensen keken verstrooid op.
In de leerlingenkamer van Ravenklauw schrok Luxy wakker van het geschreeuw uit haar broekzak.
‘What the –’, bracht ze verward uit.
Ongeveer een halfuur later kwamen Harry, Ron en Hermelien de leerlingenkamer binnen. Ik keek ze expres niet aan.
‘Ha, die strangers!’, zei Angel opgetogen en ze liep naar ze toe. ‘Al door het luik gekropen om te kijken of jullie Steentje is gestolen?’
Harry en Ron ploften in twee stoelen bij de haard neer en negeerden Angel.
Hermelien liep behoedzaam naar mij toe. ‘Malfie?’
‘Hai Hermie’, zei ik onverschillig. ‘En, hebben jullie al een plan?’
‘Nou, een beetje, maar ik wilde je even onder vier ogen spreken.’
Dus nam ze me even apart en zei, met een uitdrukking alsof ze bang was dat ik opeens vuur zou gaan spuwen: ‘Malfie, luister alsjeblieft. Beloof me dat je niet boos wordt.’ Of vuur gaat spuwen.
‘Wat is er dan?’
‘Nou, het punt is…we hebben je hulp nodig.’
‘Mijn hulp? Ik dacht dat ik onbetrouwbaar was.’ Ik wierp een furieuze blik op Rons achterhoofd.
‘Ik weet dat je te vertrouwen bent. Het is alleen, kijk, wij weten nu dat elke leraar een beschermende spreuk heeft opgesteld voor de Steen. Als Sneep zelf ook iets heeft gedaan, heeft dat waarschijnlijk iets te maken met Toverdranken.’
Ik begon te zien waar Hermelien heen wilde, maar zei niets.
‘Jij bent de beste van onze klas in Toverdranken, misschien wel de beste van ons jaar. Je bent zelfs beter dan ik. Harry heeft besloten om vanavond de Steen te pakken te krijgen en als het inderdaad om Toverdranken gaat, lopen we misschien wel kans om vergiftigd te worden omdat wij niet veel van Toverdranken weten. Jij bent daar veel beter in.’
Ik kende Hermeliens vleierijen, maar toch deden ze me goed. Ik deed alsof ik heel diep nadacht.
‘Dus…jullie willen dat ik een obstakeltje oplos en vervolgens weer zo snel mogelijk wegga zodat jullie de zaak verder kunnen oplossen?’
‘Zo zit het niet, Malfie. We kunnen je hulp goed gebruiken bij die andere obstakels. Jij bent zo goed in cryptogrammen en raadsels, en ik weet zeker dat een aantal obstakels voornamelijk daaruit bestaan. Alsjeblieft, Malfie. Doe het voor mij?’
‘En wat als er iemand gewond raakt?’
‘We vinden vast wel een oplossing daarvoor. Uiteindelijk moet Harry toch alleen, dus dan kunnen de anderen voor elkaar zorgen.’ Ze leek ongerust.
Ik zuchtte. Ik kon er nooit tegen als Hermelien smeekte.
‘Oké’, zei ik. ‘Ik ga mee. Maar niet vrijwillig, hoor! Ze moeten jou bedanken omdat je me hebt omgepraat.’
‘Dat zal ik ze duidelijk maken’, glimlachte Hermelien.
Ik besloot een hazenslaapje te doen voordat we die vanavond weggingen, want misschien bleven we wel de hele nacht op.
Uiteindelijk lieten Hermelien en ik Angel achter in de slaapzaal en slopen naar de leerlingenkamer. Op de overloop kwamen we Harry en Ron tegen. Ik keek vastberaden de andere kant op.
‘Jaja, we weten dat Hermelien je moest overhalen’, siste Ron. ‘Harry heeft zijn Onzichtbaarheidsmantel en Hagrids fluit meegenomen voor Pluisje, want ik weet niet of we het allemaal overleven als hij gaat zingen.’ Harry gaf hem een por. We liepen met zijn vieren de leerlingenkamer binnen.
‘Laten we die mantel vast omdoen en kijken of hij ons helemaal bedekt – stel je voor dat Vilder een losse voet door de gang ziet zweven.’
‘Dan zou het een geest kunnen zijn’, zei ik, maar hij luisterde niet.
Plotseling klonk er een stem vanuit een stoel bij de haard: ‘Wat doen jullie daar?’ Marcel kwam erachter tevoorschijn, met zijn pad Willibrord in zijn hand.
‘Niets, Marcel, niets’, zei Harry. Hij verborg de mantel achter zijn rug.
Ik had het zelf niet geloofd, en dat deed Marcel ook niet.
‘Jullie gaan weer op pad’, zei hij.
‘Nee, nee, nee. Nee, echt niet. Ga maar lekker slapen, Marcel.’
Ik keek Hermelien van opzij aan. Dit was dus echt belangrijk voor haar.
‘Jullie mogen niet weg. Jullie worden vast weer gesnapt en dan komt Griffoendor nog erger in de problemen.’
‘Goed plan’, zei ik. ‘Kom, we gaan naar bed.’ Maar Hermelien pakte me bij mijn arm.
‘Je begrijpt het niet, Marcel. Dit is belangrijk’, zei Harry.
‘Ik laat jullie niet gaan. Dan – dan zullen jullie met me moeten vechten!’
Wat een geluk dat Angel er niet bij was.
‘Marcel, ga opzij, idioot –’
Ik moest mezelf ervan weerhouden om niet boos te worden op Ron. Het was goed te begrijpen dat Marcel zijn afdeling wilde beschermen! Dat zou ik niet gedurfd hebben…
‘Noem me geen idioot! Jullie mogen de regels niet meer overtreden. En jij zei zelf dat ik van me af moest bijten!’ Daar had hij een punt.
‘Ja, maar niet tegen ons. Marcel, je weet niet wat je doet.’
Ron stapte op Marcel af, en die liet Willibrord vallen. De pad sprong weg en Marcel balde zijn vuisten.
‘Vooruit, probeer me maar te slaan. Ik ben klaar!’
Harry siste tegen Hermelien: ‘Doe iets!’
Ja hoor, Hermie mocht het vuile werk weer opknappen. Maar tot mijn grote verbijstering stapte Hermelien naar voren en keek Marcel aan alsof hij op sterven lag.
‘Marcel,’, zei ze. ‘dit spijt me heel, heel erg. Petrificus Totalus!’
‘Hermie!’, piepte ik.
Marcel verstijfde en viel op de grond. Zijn ogen keken Hermelien vol afschuw aan.
‘Wat heb je gedaan?’, vroeg Harry.
‘Dat zie je toch’, beet ik hem toe.
‘De Totale Verstijving’, zei Hermelien. ‘O, Marcel, het spijt me zo!’
‘We moesten wel, Marcel. We hebben geen tijd om het uit te leggen’, zei Harry.
‘Later zul je het begrijpen, Marcel’, zei Ron. Hij sloeg de Onzichtbaarheidsmantel om hemzelf, Harry en Hermelien heen en hield hem – met tegenzin – open voor mij. Ik keek Marcel aan en fluisterde: ‘Het spijt me, Marcel.’ Toen kroop ik ook onder de mantel.
Wie weet wat ons zou gebeuren. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Vr Aug 22, 2008 16:53 |
|
Hoofdstuk 18. De Duivelsstrik, de Vliegende Sleutels, het Schaakspel en het Toverdrank-mysterie
We slopen door de gangen en er heerste een gespannen stilte. Het was niet erg eenvoudig om zo dicht op elkaar onder de Onzichtbaarheidsmantel te lopen en dan te voorkomen dat iemand op iemands voet ging staan. Het was alsof Vilder achter elke hoek stond te wachten. Toen we bij de eerste trap aankwamen, zagen we mevrouw Norks, de kat van Vilder, met haar lantaarnogen, op de bovenste trede liggen.
‘Laten we haar nu eindelijk eens een goede schop geven’, hoorde ik Ron tegen Harry fluisterde en ik weerstond de verleiding om dat idee op Ron zelf uit te voeren. Godzijdank schudde Harry zijn hoofd bij het horen van dat onvolwassen en nutteloze voorstel en hij leidde ons zachtjes om de kat heen. Ze bleef ons wel aanstaren, maar ze verroerde zich niet.
En toen was er Foppe. We waren net blij dat we mevrouw Norks voorbij waren zonder ontdekt te worden, maar toen zweefde die irritante klopgeest door de lucht die de loper los maakte, zodat onschuldige voorbijgangers zouden struikelen. Terwijl we de trap op liepen, vroeg hij opeens: ‘Wie is daar? Ik weet dat je er bent, ook al kan ik je niet zien. Ben je een spook of zo’n kliertje van een vervelend scholiertje.’ Hij keek op ons neer zonder ons te zien.
‘Eigenlijk moet ik Vilder erbij halen, als er ’s nachts iets onzichtbaars rondsluipt.’
En toen gooide Harry alle voorzichtigheid overboord en begon met een schorre stem te praten. Ik staarde hem met open mond aan.
‘Foppe, de Bloederige Baron heeft zo zijn redenen om onzichtbaar te zijn.’
Foppe schrok zich een ongeluk en ik had bewondering voor Harry ’s stemacteerkunsten.
‘Het spijt me vreselijk, uwe Bloederigheid. Mijn fout, mijn fout – ik zag u niet – uiteraard niet, want u bent onzichtbaar – vergeef die arme oude Foppe! Het was maar een grapje.’
‘Ik heb wat zaakjes te regelen, Foppe’, kraste Harry. ‘Blijf hier vannacht uit de buurt.’
‘Jazeker, baron, daar kunt u van op aan. Veel succes met uw zaakjes, baron. U zult geen last van me hebben.’ En weg was hij.
‘Briljant, Harry!’, fluisterde Ron.
‘Malfie, doe je mond dicht’, zei Hermelien. Ik slikte.
‘Dat was ongelooflijk!’, bracht ik uit. ‘Ik ben verrast!’
‘Oké, laten we nu verder gaan’, zei Harry, niet erg onder de indruk.
We stonden voor de deur van Pluisje. De deur stond op een kier.
‘Zie je wel? Sneep heeft Pluisje al betoverd.’ Harry leek zeker van zijn zaak.
Ik zuchtte. Waarom zou professor Sneep zoiets nou doen? Maar ik besloot mijn mond te houden. Ik had nou eenmaal besloten om mee te gaan en dan moest ik mezelf er ook niet weer uit laten kicken.
We staarden even naar de open deur en ik voelde gewoon dat bij iedereen de moed in hun schoenen zakte. Ikzelf was geen uitzondering.
‘Als jullie terug willen gaan, neem ik jullie dat niet kwalijk’, zei Harry. ‘Jullie kunnen de mantel nemen. Die heb ik nu toch niet meer nodig.’
Ik keek hem kwaad aan.
‘Welja, wat had het dan voor nut om mij over te halen als je toch alleen wilde gaan? Watje.’
Ron gaf me een pijnlijke por. ‘Doe even normaal, ja. Als je niet goed was geweest in Toverdranken hadden we je niet meegenomen.’
‘Dus ik word gewoon gebruikt?’, zei ik nijdig. Ik keek Hermelien aan, die het nogal benauwd kreeg.
‘Natuurlijk niet, het is ook dat ik je niet alleen in spanning wil laten zitten. Het is goed dat je ons kan helpen, we hebben alle hulp nodig. Doe niet zo tactloos, Ron.’ Ze wierp hem een bestraffende blik toe.
‘Ik ben ook alleen maar meegegaan voor Hermie. Als jullie verongelukken kan het me niks bommen.’ Dat was pure kletspraat, maar ik was even buiten zinnen.
‘Doe niet zo achterlijk’, zei Ron.
‘Wij gaan mee’, concludeerde Hermelien tegen Harry, die de deur als gevolg openduwde. Het kraakte en ik was even bang dat iemand ons zou horen, maar er klonken geen voetstappen.
Dat gegrom…ik begon spontaan te rillen en Hermelien wreef over mijn schouders.
Het monster genaamd Pluisje zat in het midden van de hal en zijn drie neuzen snoven nijdig.
‘Wat ligt daar bij zijn poten?’, vroeg Hermelien opeens.
‘Het lijkt wel een harp’, zei Ron. ‘Die zal Sneep wel hebben laten liggen.’
Of iemand anders, voegde ik er in gedachten aan toe.
‘Waarschijnlijk wordt hij wakker zodra je stopt met spelen’, zei Harry. ‘Nou, daar gaat hij…’
Hij begon op Hagrids fluit te blazen en even nadat de eerste melodieloze tonen tot hem door waren gedrongen, zakten de oogleden van Pluisje omlaag en zakte hij door zijn poten.
‘Blijf spelen’, waarschuwde Ron en de mantel gleed van ons af. We slopen naar het luik en ik probeerde de stinkende walm van hete adem en speeksel niet in te ademen.
‘Ik denk dat we het luik wel open kunnen krijgen’, zei Ron, die over de gigantische romp van het monster heen tuurde. ‘Wil jij eerst, Hermelien?’
‘Nee!’ Erg verstandig.
‘Goed dan.’ Ron stapte dapper naar het luik en trok aan de ring. Het luik zwaaide open.
‘Wat zie je?’, vroeg Hermelien ongerust. Mijn aandacht werd nog steeds vastgehouden door de snurkende hond.
‘Niks – alleen donker. Ik zie geen trap of ladder of zo. We moeten ons gewoon laten vallen.’
Dat trok mijn aandacht meer.
‘Wat?! Ik ga echt niet in een donkere, eindeloze put springen, hoor!’
‘Het heeft vast wel een eind’, zei Hermelien sussend.
‘En schreeuw niet zo’, siste Ron.
Harry zwaaide naar Ron en wees toen op zichzelf.
‘Jij eerst? Weet je dat zeker? Ik heb geen idee hoe diep dat is. Geef die fluit aan Malfinia, dan kan zij dat beest in slaap houden en dan is het tenminste even rustig.’ Ik keek hem vernietigend aan. Harry gaf me de fluit en ik schrok toen Pluisje in die paar seconden stilte begon te grommen en te woelen, maar toen ik weer begon te spelen, viel hij weer snurkend neer.
Waarom ik nou weer? Dan moest ik zeker als laatst springen en dan werd ik voor ik kon springen vast verscheurd door dat moordlustige beest! Ik voelde een golf van woede voor Ron.
Voordat Harry zich in het gat liet vallen, zei hij tegen Ron: ‘Als er iets met me gebeurt, volg me dan niet. Ga regelrecht naar de Uilenvleugel en stuur Hedwig naar Perkamentus. Begrepen?’
Was dit de landmacht? Het had me niks verbaasd als Ron had geantwoord met: Yes, sir.
‘Ja, goed.’
‘Tot zo, hoop ik…’ Hij liet zich vallen. Ik hield mijn blik op het plafond gericht, terwijl ik op de fluit bleef spelen. Het ging me best goed af, als zeg ik het zelf.
‘Alles oké!’, klonk er gedempt. ‘Je landt zacht, dus laat je maar vallen!’
Alsof hij werd uitgenodigd voor een gratis Zwerkbalwedstrijd, sprong Ron meteen omlaag. Hermelien keek me even aan.
‘Als ik ben gesprongen en ik zeg Oké, dan loop je al fluitend naar het gat en stop je met spelen op het moment dat je springt, oké?’
Gelukkig was er één iemand die mijn leven gespaard wilde houden. Ik knikte dankbaar.
Hermelien sprong en even later hoorde ik: ‘Oké!’
Ik liep al spelend naar het gat en was er al half in gezakt, toen ik de fluit wegwierp en me liet vallen. Boven me hoorde ik onmiddellijk keihard geblaf, maar ik liep gelukkig geen gevaar hier.
Ik viel en ik viel en ik had geen besef van tijd of ruimte meer, totdat ik heel onduidelijk een soort plant op de bodem kon onderscheiden, maar drie mensen zaten. Ik raasde op hen af en ik kneep mijn ogen dicht tegen de val, maar ik viel natuurlijk weer niet op de plant maar op Ron. Wat had ik toch met het vallen op Ron? Het deed pijn. En ik schrok me dood want toen ik mijn ogen opendeed waren onze neuzen maar 5 centimeter van elkaar verwijderd. Ik slaakte een gilletje en sprong weg van hem en verschool me achter Hermelien.
‘Waarom val je steeds tegen me aan?’, vroeg Ron knorrig. Zijn hoofd was behoorlijk rood, bijna net zo rood als zijn haar.
‘Alsof ik het expres doe’, mompelde ik. Mijn bloed bonkte ook in mijn hoofd.
‘Goed, we zijn in elk geval zacht geland’, zei Harry onbeholpen.
‘Ja, gelukkig dat hier planten groeien’, zei Ron, blij met een ander gespreksonderwerp.
Plotseling trok Hermelien me naar achteren, tegen de muur aan. Ze staarde geschokt naar de planten.
‘Gelukkig! Moet je jezelf eens zien!’
Ik schrok ook, ondanks mijn wrede verontwaardiging.
Als Hermelien mij niet had weggetrokken, waren we nu dus ongeveer gegijzeld.
Harry en Ron waren al tot aan hun middel door de plant omwikkeld.
‘Verroer je niet! Ik weet wat het is – Duivelsstrik!’
‘O, wat ben ik blij dat we weten hoe het heet! Dat is een hele troost!’, snauwde Ron, die bijna bij zijn nek gegrepen werd.
‘Hou je mond! Ik probeer me te herinneren hoe je hem moet bestrijden!’, zei Hermelien ongeduldig. Ik keek angstig vanachter haar schouder toe hoe de jongens bijna helemaal in Duivelsstrik waren gewikkeld. Ik was nooit heel goed geweest in Kruidenkunde – daar had je Marcel voor nodig.
‘Schiet op! Ik krijg bijna geen lucht meer!’, sputterde Harry die worstelde tegen de ranken die zich om zijn borst wondden.
Hermelien concentreerde zich uit alle macht.
‘Duivelsstrik, Duivelsstrik…wat zei professor Stronk ook alweer? – hij houdt van donkere, vochtige omstandigheden –’
‘Maak dan vuur!’, hapte Harry naar lucht.
‘Ja, natuurlijk – maar ik heb geen hout!’, zei Hermelien hulpeloos.
(Dat was de eerste keer in mijn hele leven dat ik Hermelien iets doms hoorde zeggen.)
En dat was Ron blijkbaar met me eens.
‘BEN JE GEK GEWORDEN? BEN JE EEN HEKS OF NIET?’
‘O ja, natuurlijk!’, zei Hermelien. Was je het vergeten of zo?
Ze zwaaide met haar toverstok en strooide blauwe vlammen over de plant heen. De Duivelsstrik vluchtte ervoor weg en de ranken lieten de jongens kronkelend en zwaaiend los.
‘Gelukkig dat jij oplet bij Kruidenkunde, Hermelien’, zei Harry en hij veegde zijn voorhoofd af.
‘Ja, daar kunnen we allemaal wel wat van opsteken’, glimlachte ik. ‘Bedankt dat je me meteen wegtrok.’
‘Natuurlijk, ik laat mijn eigen zusje toch niet wurgen door een plant. En mijn vrienden trouwens ook niet’, voegde ze er aan toe bij het zien van Rons gezicht.
‘Ja, en gelukkig raakt Harry niet in paniek in een crisis. ‘Maar ik heb geen hout.’ Allemachtig!’
‘Deze kant op’, zei Harry vlug. Misschien had hij de wraaklustige gloed in mijn ogen gezien.
Ja, dat was makkelijk te zeggen, ‘deze kant op’, want we konden maar één kant op. We liepen een tijdje door de donkere gang, waarin alleen onze voetstappen en gedrup van onderaards water dat langs de muren zachtjes op de grond spatte.
‘Hoor je iets?’, vroeg Ron opeens. Ik spitste mijn oren.
Er klonk een gedempt geritsel in de verte.
‘Denk je dat het een geest is?’, vroeg Harry.
‘Geen idee…het klinkt meer als vleugels.’
‘Verderop brandt licht – ik zie iets bewegen.’
Toen we aan het eind van de gang waren, stonden we opeens voor een hoge gewelfde ruimte waar wel honderden miniscule wezentjes rondfladderden. Ik zag meteen dat het sleutels waren – want vogels waren niet vaak afgebladderd brons of oud zilver van kleur. Aan de andere kant van de ruimte was een grote houten deur.
‘Denk je dat ze ons aanvallen als we de kamer oversteken?’, vroeg Ron.
‘Waarschijnlijk wel’, zei Harry. ‘Ze zien er niet erg gevaarlijk uit, maar als ze met z’n allen op je neerduiken…nou, er zit niets anders op…daar gaat hij.’
Ze sloegen alledrie hun armen over hun gezicht en liepen naar de deur, maar ik had zo het gevoel dat, als we alleen de kamer over hoefden te steken, die sleutels alleen voor de versiering zouden zijn – en dat betwijfelde ik. Er stonden ook een aantal bezemstelen tegen de muur. Dit was niet zo makkelijk als zij dachten.
Blijkbaar waren ze er eindelijk achter gekomen dat de deur op slot zat.
‘En nu?’, hoorde ik Ron vragen.
‘Die vogels…die zijn er vast niet alleen voor de sier’, zei Hermelien. Ze zei weer eens precies wat ik dacht.
‘Jullie zijn ook zo simple-minded, hè?’, zei ik schamper tegen Harry en Ron. ‘Dat had ik meteen al door. En die “vogels” waar jullie het over hebben, zijn toevallig geen vogels. Waarom zouden hier trouwens vogels rondvliegen als we alleen maar de kamer hoefden over te steken? En wat doen die bezemstelen dan hier? Kijk eens rond voordat je je neus voorgaat naar de uitgang.’
Er viel een ongemakkelijke stilte waarin Ron me zo te zien graag te lijf was gegaan.
‘Bezemstelen…’, mompelde Harry en daarmee verbrak hij de stilte. ‘Dat is het! We moeten de sleutel van die deur vangen!’
‘Maar het zijn er honderden!’
‘We zoeken een grote, ouderwetse sleutel – waarschijnlijk van zilver, net als de knop’, zei Harry, nadat hij het slot van de deur aandachtig had bestudeerd.
We pakten allemaal een bezem en stegen op. Onmiddellijk begonnen de sleutels sneller te bewegen en zich sneller van ons af te draaien. Het was onmogelijk om tussen al die draaiende, fladderende dingen iets te onderscheiden. Maar Harry liet zijn Zoekers kwaliteiten weer eens blijken door al bijna meteen de juiste sleutel te ontdekken.
‘Die daar! Die grote – daar – nee, die – met die knalblauwe vleugels!’
‘Nee, nu weet ik welke je bedoelt!’, riep ik sarcastisch. Het merendeel van de sleutels was groot met blauwe vleugels.
‘De veren aan de ene kant zijn helemaal verfomfaaid!’
‘Ja, dat kan ik toch niet – oh, wacht ik zie hem ook!’
Ron vloog erop af en knalde tegen de muur. Ik schaterde het uit.
‘Malfie, alsjeblieft’, zei Hermelien met een smekende ondertoon.
‘Sorry, Hermie. Het zag er geweldig uit.’
‘We moeten hem in een hoek drijven!’, zei Harry gebiedend. ‘Ron, duik jij van boven op hem neer en blijf jij eronder zodat hij niet kan dalen, Hermelien. Ik ga wel beneden bij de deur staan, kan jij hem me dan toegooien, Malfinia?’
‘Zou dat wel verstandig zijn?’, vroeg Ron venijnig. ‘Waarschijnlijk vangt ze hem niet eens. Misschien gaat ze wel met haar armen lopen zwaaien om het te vangen.’
‘Dat zullen we nog wel eens zien’, knarsetandde ik en Harry daalde. Zodra hij van zijn bezem was gestapt, stopten de sleutels aan zijn kant met vliegen op raceniveau. Ik vloog naar de plek die Ron en Hermelien omringden en griste de sleutel uit de lucht.
‘Hier, vangen, Harry!’, riep ik en ik gooide de sleutel met een behendige armkracht in zijn richting. Hij ving de sleutel nogal verwonderd.
‘Ik wist niet dat jij zo goed kon gooien.’
‘Ik ook niet’, gaf ik toe. ‘Maar ik concentreerde me op het feit dat ik een taart naar Rons gezicht gooide en dat hielp.’
Ron gromde van woede.
We landden alledrie en stormden naar de deur, die Harry inmiddels had geopend. De sleutels was allang weer onder zijn soortgenoten gedoken.
‘Klaar?’, vroeg Harry. We knikten en hij trok de deur open.
Hier was het zó donker dat we geen hand voor ogen konden zien. Ik hoopte niet op het ergste – struikelen en wéér tegen Ron aan vallen.
We stapten samen over een drempel en plotseling floepte het licht aan.
Mijn mond viel (weer eens) open.
We stonden aan de rand van een schaakbord ter grootte van een Zwerkbalveld. Of misschien iets kleiner. Ietsje maar. Maar in ieder geval, de stukken waren groter dan wijzelf. We stonden aan de zwarte kant. Tussen de witte stukken aan de andere kant door zag ik een deur.
‘Wat moeten we nu?’, vroeg Harry.
‘Dat lijkt me duidelijk’, zei Ron. ‘We moeten al schakend door de kamer.’
Het duurde even voor het tot me doordrong dat Ron heel goed was in schaken.
Hij schrok van mijn plotselinge verandering van vernietigend tot gretig en hij deinsde achteruit.
‘Wat moet je van me?’
‘Nou, jij bent heel goed in schaken. Ik doe alles wat je zegt.’
‘Maar hoe moeten we dan schaakspelend door de kamer?’, vroeg Hermelien.
‘Ik denk dat we schaakstukken moeten worden’, zei Ron, die zich weer normaal oprichtte. Hij liep naar een zwart paard en tikte erop. Het ding kwam tot leven en de ridder op het paard leek Ron vragend aan te kijken – ook al had hij geen gezicht.
‘Moeten we – eh – met jullie meedoen om aan de andere kant te komen?’, vroeg Ron aan het schaakstuk.
De ridder knikte en Ron draaide zich weer naar ons toe.
‘Eens goed nadenken…Ik neem aan dat we de plaats van vier zwarte stukken moeten innemen…’
Harry, Hermelien en ik keken zwijgend toe terwijl hij zich diep concentreerde. Zo had ik hem nog nooit zien nadenken.
‘Ik wil jullie niet beledigen, maar jullie zijn niet de beste schakers…’
‘We zijn niet beledigd’, zei ik snel. ‘Zeg jij maar gewoon wat we moeten doen.’
‘Oké, Harry, neem jij de plaats in van die loper en ga jij naast hem staan, Hermelien, op de plaats van die toren. Ik word paard en Malfinia, jij wordt die andere toren.’
Ik vond het best. De schaakstukken verlieten het bord en wij namen hun plaatsen in.
(Ik ben door niks meer verrast.)
‘Wit is altijd eerst aan zet’, zei Ron. ‘Ja…kijk…’
Dat wist ik nou ook weer wel. Eén van de weinige regels van schaken die ik kende.
Een witte pion schuin tegenover me, schoof twee plekken naar voren.
‘Harry – diagonaal vier vakken naar rechts.’
Zo ging het een tijdje – het was blijkbaar echt tovenaarsschaak, want algauw werd ons andere paard – zonder Ron erop – in elkaar gebeukt en van het bord geslingerd door de witte koningin.
‘Nu kun jij die loper slaan, Hermelien. Vooruit, ga je gang.’
Ik wist zeker dat ik nooit meer in een schaakspel wilde meedoen. Stel dat één van ons in elkaar werd gebeukt! Ron was echter een professional. Hij liet ons zo weinig mogelijk doen en sloeg zelf bijna zoveel stukken als wij al hadden verloren – en dat waren er best veel.
‘We zijn er bijna…’, zei hij op gegeven moment, toen de witte koningin vlakbij hem stond. ‘Even denken – even denken…Ja…Dat is de enige oplossing…Ik moet mezelf laten slaan.’
Het was alsof mijn hart even stilstond. Mijn keel werd droog en ik hoorde mijn hart in mijn keel bonken. Het was maar een spelletje, het was maar een spelletje…maar hoe erg ik me ook aan Ron had geërgerd de afgelopen uren, dit wenste ik hem niet toe. Harry en Hermelien riepen allebei: ‘NEE!’
‘Zo gaat dat met schaken. Soms moet je stukken opofferen! Als ik één vak opschuif slaat ze me – en dan kun jij de koning schaakmat zetten, Harry!’
‘Maar –’
‘Wil je Sneep tegenhouden of niet?’
‘Ron –’
‘Hoor eens, als we niet opschieten heeft hij de Steen al te pakken!’
Er was geen andere oplossing.
‘Maar je bent wel een idioot!’, beet ik hem toe en ik merkte dat mijn stem trilde.
Ron wierp me een onduidelijke blik toe en keerde zich toen tot de witte koningin.
‘Klaar? Daar ga ik – en blijf niet rondhangen als we eenmaal gewonnen hebben.’
‘En jij buiten westen bent’, voegde ik er zo zacht aan toe dat niemand het hoorde.
Het gebeurde allemaal heel snel. Ron werd door de witte koningin tegen zijn hoofd geslagen en van het bord gesleept. Hij lag nu vlakbij de plek waar ik stond en ik werd misselijk toen ik zag dat hij niet bewoog.
Hermelien had gegild, maar was op haar plek blijven staan. Laat Harry nou gaan lopen, dacht ik, dan kunnen we gaan kijken hoe het met hem is!
De witte koning nam zijn witte kroon af en gooide die aan de voeten van Harry, die hem nu schaakmat had staan.
De overgebleven witte stukken maakten de weg naar de volgende deur vrij en Hermelien rende naar Ron toe.
‘Gaan jullie maar naar de volgende kamer, ik blijf wel bij hem. Malfie, als je terugkomt brengen we hem samen naar de Ziekenzaal. En Harry – ontzettend veel succes en wees voorzichtig!’
Met een laatste blik op haar en Ron volgde ik Harry naar de volgende deur.
‘Stel dat hij –’, bracht ik uit.
‘Het komt heus wel goed met hem’, zei Harry sussend. ‘Wat zou er nu komen? Stronks bezwering hebben we gehad, dat was die Duivelsstrik – Banning moet die sleutels hebben betoverd – Anderling heeft die schaakstukken behekst, zodat ze leven – dus dan hebben we de bezwering van Krinkel nog – en die van Sneep…’
Harry duwde de deur open en er drong een verschrikkelijke stank mijn neusgaten binnen. Er lag een enorme trol op de grond van de kamer, maar hij was (godzijdank) al buiten westen.
‘Ik ben blij dat we met hem niet in de clinch hoeven. Snel, ik krijg haast geen adem.’
‘Dat hadden we waarschijnlijk allebei niet overleefd’, zei ik, terwijl we ons naar de volgende deur repte. En achter die deur wachtte mijn taak.
Er stond een tafel met zeven flessen erop, allemaal gevuld met toverdranken. Ze waren allemaal verschillend van vorm, sommigen waren dik, sommigen smal, sommigen lang en sommigen klein.
‘Dit is het werk van Sneep’, zei Harry. ‘Wat moeten we doen?’
Zodra we bij de tafel stonden, laaiden in de deuropening achter ons en in de deuropening voor ons paarse en zwarte vlammen op. We konden niet terug.
Ik liep naar de andere kant van de tafel, waar een rol perkament lag. Harry las over mijn schouder mee.
Achter je de veiligheid en voor je het gevaar.
Twee van ons die helpen je bij het zoeken naar
Wat je ook zoekt; eentje maakt dat je verder kunt,
Een ander voert de zoeker terug naar zijn uitgangspunt.
Twee van ons bevatten slechts dovenetelwijn,
Drie van ons zijn dodelijk, maar welke zouden ’t zijn?
Kies, want anders blijf je hier tot aan de jongste dag.
We geven je vier hints, die je gebruiken mag.
Eén: al verbergt het dodelijk venijn zich nog zo slinks,
Altijd staat het gif naast netelwijn en wel altijd links.
Twee: anders zijn de flessen aan de uiteinden van de rij,
Maar wie verder komen wil, heeft niets aan allebei.
Drie: zoals je ziet, verschillen onze maten erg.
Je zult de dood niet vinden in de reus of in de dwerg.
Vier: de tweede fles van links en rechts lijken niet op elkaar,
Maar wie de inhoud proeft, die merkt: hij is verwisselbaar.
‘Oké, we zijn erbij’, zuchtte Harry.
‘Jij geeft ook zo snel op, hè, Harry Potter? En dan nog wel te bedenken dat ik zo’n respect voor je had als klein kind.’
‘Hoezo?’
‘Doet er niet toe. Dit is logica. De grootste tovenaars zouden hier eeuwig mee bezig zijn.’
‘Net als wij.’
‘Nee, natuurlijk niet. Niet zo pessimistisch. Alle aanwijzingen staan op dat papier. Zeven flessen: drie bevatten vergif, twee wijn, eentje een doorgang en eentje een terugmogelijkheid.’
‘Maar hoe weten we welke flessen we moeten nemen?’
‘Laat maar aan mij over.’
Ik greep het perkament en begon langs de flessen te lopen.
‘De flessen aan de uiteinden zijn nutteloos – die daarnaast ook. Het vergif staat altijd links van wijn…Hmm…Er zit geen vergif in de grootste noch de kleinste fles…Even kijken…De kleinste fles staat rechts, dus kan geen vergif zijn…maar ook geen wijn, als wat hier staat klopt…ja – en deze ronde aan het eind van de rij…Ja, ik geloof dat ik hem doorheb. Heb jij even geluk dat Hermelien me heeft weten over te halen’, voegde ik er aan toe tegen Harry. ‘Ik weet het. Het allerkleinste flesje laat je doorgaan en die ronde fles aan het einde van de rij laat je teruggaan.’
‘Nou, ik denk dat ik dan wel alleen moet gaan’, zei Harry, na een blik op het kleinste flesje. ‘Er zit nauwelijks één slok in. Oké. Drink jij uit die ronde fles en ga terug, haal Ron en Hermelien, pak drie bezems uit de kamer met de vliegende sleutels, dan kun je op die manier door het luik en langs Pluisje. Ga regelrecht naar de Uilenvleugel en stuur Hedwig naar Perkamentus. We hebben hem nodig. Misschien kan ik Sneep een tijdje tegenhouden, maar ik ben niet echt tegen hem opgewassen.’
‘Zeg, Harry – stel dat de Heer – ik bedoel – Jeweetwel er ook is?’
‘Nou, ik heb al een keer geluk gehad, nietwaar? Misschien heb ik dat opnieuw.’ Hij wees op zijn litteken.
‘Daarom had ik respect voor je.’ Ik voelde opeens een drang om alles op te biechten. ‘Omdat je als baby Jeweetwel had verslagen. Mijn ouders vonden het vreselijk, maar ik vond je helemaal geweldig.’
‘Malfinia?’
‘Je bent eigenlijk best een grote tovenaar, Harry.’
‘Ja hoor, maar ik ben vet slecht in Toverdranken. Jij bent veel slimmer dan ik.’
‘Niet alles draait om slimheid. Ik zei toch dat de grootste tovenaars vast zouden zitten met dat soort dingen. Ik zal je nu maar aan je lot overlaten.’
‘Drink jij eerst maar’, zei Harry. Ik merkte dat hij nu veel vriendelijker was. ‘Je weet toch zeker dat het de goede flessen zijn, hè?’
‘Absoluut zeker.’ Ik pakte het ronde flesje en goot het naar binnen. Ik snakte naar adem – het was alsof mijn maag – nee, mijn hele lichaam – in ijs veranderde. Het was vreselijk messcherp koud.
‘Het is toch geen vergif?’, vroeg Harry geschrokken.
‘Nee – maar het is net ijs. Bereid je maar voor op een Nieuwe IJstijd in je maag.’
Harry grinnikte. ‘Vooruit, ga snel, voor het uitgewerkt is.’
‘Succes en wees voorzichtig…’
‘Ga!’
‘Dat zei ik voor Hermelien! Ja ja, ik ga al!’
Ik stapte door de paarse vlammen heen en verwachtte hitte te voelen, maar ik voelde niks. Alsof het ijs alle hitte weg had geveegd.
Ik sloop langs de trol, die op de grond lag en ik hield mijn neus dicht, vurig hopend op een veilige terugkeer van De Jongen Die Bleef Leven. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Vr Aug 22, 2008 20:40 |
|
Hoofdstuk 19. De schokkende maar toch gelukkige afloop van mijn eerste schooljaar
Weer terug in de kamer met het schaakbord, rende ik op Hermelien en Ron af. Het eerste wat ik zag was dat Ron nog steeds niet bij bewustzijn was.
‘Malfie!’, zuchtte Hermelien opgelucht. ‘Hoe ging het?’
‘Er was een Toverdrankraadsel dat ik heb opgelost, ik moest vloeibaar ijs drinken om hier terug te keren en Harry is nu denk ik wel in de laatste kamer – de kamer met de Steen.
Hermelien beet op haar lip. ‘Ik hoop maar dat alles goed gaat.’
‘Is hij nog niet wakker?’, vroeg ik, met een blik op Ron.
Hermelien schudde haar hoofd.
‘Ik ben instructies gekregen van Harry. Hij heeft een heel ontsnappingsplan voor ons bedacht. Maar we moeten voor dat plan toch eerst Ron wakker maken.’
Hermelien schudde zachtjes aan Rons arm. ‘Ron, Ron, hoor je me? Kom bij, alsjeblieft.’
Maar de ogen van Ron bleven dicht.
Ik hurkte ook bij hem neer en sloeg hem zacht in zijn gezicht. ‘Hé, kom eens bij! Joehoe! Aarde aan Ronald Wemel! Doe je ogen eens open, Ronaldo de Alwetende!’
Zijn oogleden trilden even.
Ik zag op mijn horloge dat er al 5 minuten verstreken waren sinds ik de Toverdrankkamer had verlaten.
‘Hé, Ron! Ron, word wakker!’
Heel langzaam gingen Rons ogen open.
‘Godzijdank’, zuchtte Hermelien, terwijl Ron overeind krabbelde.
‘Wat is er gebeurd? Waar is Harry?’
‘In de kamer met de Steen, vermoed ik’, zei ik. ‘We moeten nu weg. Harry zei dat we drie bezems uit de kamer met de sleutels moesten pakken en met behulp daarvan door het luik langs Pluisje moesten komen – al zijn we waarschijnlijk met dat ding op ooghoogte als we eenmaal in die gang zijn. Daarna zei hij dat we direct naar de Uilenvleugel moesten om Hedwig naar Perkamentus te sturen en dat we hem nodig hadden. Hij zei dat hij Sneep wel even kon tegenhouden, maar dat hij niet echt goed tegen hem was opgewassen – en laten we wel wezen, daar zit wat in.’
‘Goed, maar onze eerste prioriteit is om hier weg te komen’, concludeerde Hermelien. ‘Dus, Ron – als je kan staan –’
We liepen snel de kamer uit en pakten drie bezems bij de sleutels vandaan.
‘Kwam je meteen bij de Toverdranken aan toen je deze kamer verliet, Malfie?’, vroeg Hermelien, terwijl we de verzwakte Ron op een bezem hielpen.
‘Nee, eerst kwamen we langs Krinkels protectie – een bergtrol – maar...’
Hermelien snakte naar adem en Ron viel bijna weer van zijn bezem.
‘…maar die was gelukkig al buiten westen’, beëindigde ik mijn zin.
We vlogen naar de Duivelsstrik, die wel een poging deed om ons van onze bezems te trekken, maar we waren al boven voordat er ook maar één rank helemaal was uitgestrekt. Misschien was Hermeliens vuur zó schokkend geweest, dat het nog steeds een beetje van slag was.
Het luik stond gelukkig nog open en Hermelien blies de deur open, voordat Pluisje echt doorkreeg wat dat langs vliegende object nou eigenlijk was.
Buiten de deur sprongen we van onze bezems en sprintten naar de uitgang om Perkamentus op de hoogte te brengen via Hedwig, Harry ’s prachtige sneeuwuil.
Eenmaal in de gang wachtte echter een onverwachte verrassing.
Albus Perkamentus liep haastig op ons af en vroeg alleen: ‘Harry is achter hem aan, hè?’ Hij wachtte niet eens op antwoord en begaf zich al richting de gang waaruit wij net kwamen.
‘Oké…kleine verandering van plan. Ron naar de Ziekenzaal brengen.’
‘Ik voel me prima!’
‘Je hebt een bult ter grootte van een ei op je hoofd waar die stenen koningin je knock-out heeft geslagen. Doe normaal met je ‘ik voel me prima’. Hup, meekomen.’
Madame Plijster hoefde gelukkig alleen maar een zalfje over Rons gezwollen voorhoofd te smeren en ze stelde geen vragen.
‘Ik zou nog maar even naar bed gaan als ik jullie was’, zei ze alleen koeltjes. ‘Jullie mogen helemaal niet ’s nachts op.’
We slopen naar de leerlingenkamer en de Dikke Dame had ons net (zij het ongelooflijk humeurig) binnengelaten, toen we stokstijf bleven staan.
Angel stond met haar handen in haar zij bij een stoel in de haard, terwijl Ivy Marcel probeerde te kalmeren. Luxy zat in een andere stoel te lezen.
Iedereen – behalve Luxy – keek om toen het portretgat openging en Angel zwol haast op van verontwaardiging.
‘Wie heeft het in zijn of haar hoofd gehaald om Marcel te Verstijven? Waarom zijn jullie zomaar weggeslopen? En waar is Harry?’
‘Lang verhaal’, geeuwde ik.
‘Ik heb tijd’, zei Angel. Haar gezicht was vertrokken van afkeer.
‘Ik heb het gedaan’, zei Hermelien. ‘Maar het was belangrijk. Ik heb al gezegd dat het me spijt, Marcel.’
‘We zijn door het luik gegaan’, zei Ron.
‘En Harry is nu in de kamer met de Steen en weet-ik-veel-wie tegenover zich. Alsof wij ons geen zorgen maken’, zei ik.
Angel werd opeens lijkbleek, alsof ze een spook zag.
‘Jullie hebben Harry achtergelaten?!’
‘We konden niet mee! Ron was bewusteloos en er was maar één flesje dat je doorliet. En Harry was vastbesloten!’, zei ik.
‘Weten jullie wel wat er zou kunnen gebeuren?! Misschien staat Voldemort daar wel!’, schreeuwde Angel woedend. ‘Wat zijn jullie voor een vrienden?! Wat als hij doodgaat?!’
‘Ik zeg toch, denk niet dat wij ons geen zorgen maken!’, zei ik fel. ‘We leggen het nog wel uit. ‘We hebben doodsangst, opluchting en weer doodsangst uitgestaan en we zijn doodmoe! Laat ons nu even met rust alsjeblieft! Wat doet Luxy hier trouwens? Zat zij niet in Ravenklauw?’
‘Heel scherp’, zei Luxy, nog steeds zonder op te kijken uit haar boek. ‘Toen ik hoorde dat er commotie was wat Angel betrof, ben ik gelijk hierheen gekomen.’
‘Wist je het wachtwoord dan?’
Ivy kwam overeind. ‘Het blijft wel Luxy, hè.’
Hermelien sloeg haar handen voor haar mond en Ron keek naar de grond en beet op zijn lip. Ik stond er volkomen roerloos bij, met mijn mond weer eens wijdopen en ik kon niet geloven wat ik zojuist gehoord had.
Ivy had haar arm om een verslagen uitziende Angel geslagen, Luxy bekeek mensen die op hun benen stonden te trillen zonder het zelf over te gaan nemen en Marcel lag met zijn hoofd op een tafel te snikken.
‘Ik moet jullie verzoeken om Harry Potter niet met duizenden tegelijk op gaan zoeken, hij is nog versuft en slaapt al een paar uur zonder wakker te worden. Ik wil jullie vragen om hem geen vragen te stellen als hij weer wakker is. Wat er gebeurd is, hoort eigenlijk strict geheim te zijn.’ Professor Anderling zuchtte.
‘Ik kan niet zeggen dat ik me ooit zoveel zorgen heb gemaakt om een leerling van mijn afdeling. Over mijn afdeling gesproken, wat doet u hier, juffrouw Airam?’
‘Niets’, zei Luxy en ze verliet de leerlingenkamer.
‘Goed, dat was even vreemd, maar nu weer terug naar het onderwerp Potter. Ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt dat jullie hem op geen enige manier last mogen bezorgen als hij wakker wordt. Die jongen heeft genoeg ellende meegemaakt.’ Ze verliet de leerlingenkamer.
‘Zei ik het niet?! Zei ik niet dat jullie hem niet alleen hadden moeten laten?!’, schreeuwde Angel en iedereen schrok zich een ongeluk. ‘Hij is nou bijna opnieuw vermoord door Voldemort en dat is allemaal omdat jullie hem achter hebben gelaten!’
‘Angel, hij heeft ons gevraagd om onszelf in veiligheid te brengen!’, riep ik terug. Een aantal mensen waren nog steeds geschokt dat vlak voor hun neus de naam van hun grootste angst hardop was uitgesproken.
‘Zeg, Angel, zou je hem alsjeblieft gewoon ‘Jeweetwel’ willen noemen?’, vroeg Simon Filister zwakjes.
‘Angst voor een naam vergroot alleen de angst voor het ding op zich.’
(Angel zei zelden iets met een heel serieus gezicht
‘We moeten bij hem langs’, zei Hermelien onmiddellijk. Ze trilde nog steeds, net als veel anderen, al vond ik persoonlijk dat zij daar meer reden toe had.
‘Ja, maar excuseer me, ik heb nou toch niet geslapen, ik moet naar de wc’, zei ik. Ik verliet onder verbaasde blikken de leerlingenkamer en met mijn hoofd bij Harry in de Ziekenzaal liep ik haast onbewust naar de meisjestoiletten.
Een beetje té onbewust dus.
‘Rot op, Modderbloedje.’
gedoe, ik was recht in de armen van Astoria Greengrass gelopen. Ik moest toch voortaan meer voorbereid zijn.
‘S-S-Sorry, ik lette niet op – ik bedoel, ik was even vergeten…’
Ik maakte het er alleen maar erger op.
‘Je was vergeten dat ik deze toilet heb ingenomen als brouwplaats? Dapper van je, want je vlucht wel altijd met je staart tussen de benen weg als je me hier ziet. Ik zit hier altijd, Modderbloedje, dus begin me niet ervan te overtuigen dat je me vergeten was.’
Daar had ze me. Ontegenzeggelijk met de mond vol tanden. Gezet.
‘Wat hoorde ik trouwens over je held Harry Potter? De Jongen Die Bleef Slapen? Hoelang ligt hij nou al onder de zoden?’
‘Hij is niet dood!’, zei ik. ‘Hij is alleen bewusteloos!’
‘Werkelijk? Die jongen wordt voorlopig nog niet wakker, maar om er opnieuw voor gezorgd te hebben dat de Heer van het Duister moest vluchten…’ Ze knarsetandde. ‘…dat getuigt echt van pure lef. Ik zal hem aan mijn zwaard rijgen.’
‘Aan je zwaard?’, klonk opeens een stem vanuit de deuropening die ik herkende als die van Angel. Ik keek naar de grond, want ze was vast nog steeds buiten zinnen. ‘Heb je zelfs een zwaard, Asje? Maar wist je dan niet dat wapens in deze school verboden waren?’
‘Hou je kop, Augustijn, smerige bloedverraadster.’
‘Wat, wou je me aan je katana rijgen?’
‘Misschien doe ik dat nog wel, Augustijn. Haal nu dit Modderbloedje weg, het begint hier vreselijk te stinken.’
‘Ik denk dat dat niet door Malfinia komt. Volgens mij brandt je brouwsel aan. Of je bent het zelf.’
Astoria draaide zich vloekend om toen ze merkte dat er inderdaad een drankje aan het aanbranden was.
‘Wat was dat voor brouwsel, als ik mag vragen uit pure nieuwsgierigheid? Aftreksel van geitenmaag?’
Ik kokhalsde.
‘Het was het begin van het sterkste vergif dat de toverwereld ooit zal kennen’, zei Astoria koeltjes. ‘En eerlijk gezegd was jij mijn eerste proefpersoon, maar nu zal ik het aan iemand moeten voeren die er niet vanaf weet. Weliswaar lopen er genoeg bloedverraders en Modderbloedjes hier rond. Misschien is de zus van ons kleine Modderbloedje hier wel geschikt.’
‘Waag het niet om Hermelien ook maar één haar te krenken!’, beet ik haar toe en ik was even verbluft door mijn eigen durf.
‘Anyways, moest jij niet naar de wc, Malfje?’, vroeg Angel.
(Malfje =_=”)
Ik zorgde ervoor dat ik Astoria ’s ongeduldige uitbarsting voor was en binnen een minuut glipte ik alweer achter Angel aan naar buiten, terwijl Astoria veenwortels begon fijn te snijden en paddenpoeder in haar drankje strooide.
‘Dankje Angel.’
‘Ik wist wel dat je zo van slag was dat je vast naar de toilet van Asje zou gaan. Daar ben je naïef genoeg voor.’
‘Ik vind jou ook heel aardig en het spijt me heel erg van Harry. Dat eerste was sarcastisch en dat tweede niet, even voor de duidelijkheid. Ik volgde gewoon zijn instructies op, dat was alles!’
‘Hij wist zelf ook vast wel dat hij risico’s nam’, zei Angel vertwijfeld.
‘Hallo, zoals jij het zegt klinkt het alsof hij op sterven ligt. Hij slaapt alleen maar!’
‘Ja…’, zei Angel afwezig.
‘Waarom vind je het trouwens zo erg dat er iets met Harry is?’
Angel werd rood.
‘Hallo, hij is wel de enige hoop op vernietiging van Voldemort! Hij mag niet doodgaan!’
Ik had zo’n vermoeden dat er iets anders achterzat.
‘Dit is gewoon vreselijk. Ik had er helemaal niet meer aan gedacht.’
Ivy liet haar hoofd op de tafel zakken.
‘Wat nou weer?’, vroeg Angel.
‘Zwerkbal!’, zei Ivy geïrriteerd. ‘Ravenklauw tegen Griffoendor! Morgen!’
‘Malfie, doe je mond nou eindelijk eens dicht.’
‘Maar hoe kunnen ze het nou nog door laten gaan in vredesnaam? Na wat er met Harry is gebeurd!’
‘Blessure van spelers zorgen niet voor annulering van een wedstrijd’, zei Ivy wijs. ‘En we hebben geen vervanger voor Harry! Dit wordt de grootste afgang in mijn hele Zwerkbalgeschiedenis.’
‘In die van jou? Nou, die is anders nog niet heel lang begonnen’, zei Angel.
‘Hou je mond, ik vlieg al sinds mijn zevende. Zwerkbal is mijn lust en mijn leven.’
‘Correctie: meppen is jouw lust en je leven’, zei Angel.
Het was inderdaad een afgang. Ik kon me niet herinneren dat we in één van de vorige wedstrijden zó waren ingemaakt. De Zoeker van Ravenklauw, het enige meisje in het team dat een jaar hoger zat dan ik en naar het commentaar te horen Cho Chang heette, griste de Snaai al na 10 minuten uit de lucht.
‘Dat rotkind’, mopperde Angel. ‘Laat haar alsjeblieft de eerstvolgende vlucht terug naar China nemen of anders zorg ik er hardhandig en zelfstandig voor dat ze daar terecht komt. Ik zat vorig jaar met haar bij Astronomie. Nou –’
‘Angel…ze is gewoon goed in Zwerkbal. Ik weet zeker dat, als Harry niet op de Ziekenzaal had gelegen, hij nu de Snaai had.’ Maar mijn troostende woorden konden Angels verbittering om Cho Chang niet verzachten. Volgens mij ging haar afkeer ook over Cho zelf en niet alleen om haar kwaliteiten als Zoeker.
(Angel had dus al een hekel aan Cho voor Harry met haar geconfronteerd werd.)
‘Wat?’
‘Ja, ja, ja! Hij is wakker geworden! Perkamentus heeft al met hem gepraat en het is bezoekuur, dus!’
Ik liet me door Hermelien, Ron en Angel meeslepen naar de Ziekenzaal.
Madame Plijster kwam ons even later mokkend ophalen.
‘Maar vijf minuutjes! Hij moet rusten!’
‘Harry!’ Hermelien rende naar zijn bed toe. Hij was klaarwakker en hoewel hij licht gehavend was, zag hij er toch gezond uit.
‘O, Harry, we dachten echt dat je – Perkamentus was zo ongerust –’
‘De hele school praat erover. Wat is er nou echt gebeurd?’, wilde Ron weten. En wij trouwens allemaal wel.
Harry begon te praten.
‘Toen ik de kamer binnen kwam was ik verbijsterd want het was niet Sneep die op me wachtte, maar Krinkel! De Spiegel van Neregeb stond er ook, jeweetwel, die spiegel waarin je je diepste hartewensen ziet. Krinkel zat achter alles, zelfs achter de trol met Halloween en toen mijn bezem zo raar deed. Het bleek dat hij al die tijd al voor Voldemort werkte. Hij moest de Steen voor hem te pakken krijgen. Het was dus niet Sneep! Ik moest voor de Spiegel gaan staan en ik zag mezelf opeens de Steen uit mijn broekzak pakken! En plotseling zat de Steen ook echt in mijn broekzak! Ik voelde dat er iets zwaars in mijn broekzak viel. En toen, uiteindelijk, haalde Krinkel zijn tulband van zijn hoofd en – geloof het of niet – Voldemorts gezicht groeide uit Krinkels achterhoofd!’
Hermelien gilde en Angel staarde Harry alleen maar geïntrigeerd aan. Ik vond het niet echt een aangenaam idee dat Voldemort de hele tijd bij ons in de buurt was geweest.
‘Dus, de Steen is vernietigd?’, zei Ron. ‘En Flamel gaat nu gewoon dood?’
‘Dat zei ik ook al, maar volgens Perkamentus is – wat zei hij ook alweer? – ‘voor de goedgeordende geest is de dood gewoon het volgende grote avontuur’.’
‘Ik heb altijd al gezegd dat hij niet goed snik was’, zei Ron diep onder de indruk.
‘Zeg’, zei Angel. ‘Perkamentus is de meest briljante tovenaar die er bestaat. Hij weet precies wat hij doet en is dus niet gek.’
Harry vroeg mij hoe het verder was gegaan nadat ik de kamer met de Toverdrankjes had verlaten.
‘Nou, we wisten zonder problemen terug te komen. Ron bijbrengen duurde even en in de Hal kwamen Perkamentus tegen. Hij wist alles al. Hij zei alleen: ‘Harry is achter hem aan, hè?’ in het voorbijgaan en toen rende hij direct naar de derde verdieping.’
‘Denk je dat hij wilde dat je dat zou doen?’, vroeg Ron. ‘Omdat hij je vaders mantel heeft gestuurd en zo?’
‘Allemachtig!’, zei Hermelien en Angel keek Ron woedend aan.
‘Als dat zo is – ik bedoel – dat is gewoon vreselijk – het had je dood kunnen zijn!’
‘Perkamentus zou zoiets nooit doen!’
‘Nee, het is niet vreselijk’, zei Harry nadenkend. ‘Perkamentus is een zonderlinge man. Ik denk dat hij me een kans wilde geven. Volgens mij weet hij zo’n beetje alles wat er op school gebeurt. Hij besefte waarschijnlijk heel goed dat we een poging zouden wagen en in plaats van ons tegen te houden, leerde hij ons net voldoende om ons te helpen. Ik denk niet dat het toeval was dat ik erachter kwam hoe die spiegel werkte. Het is alsof hij vond dat ik het recht had om het tegen Voldemort op te nemen…’
‘Ja, Perkamentus is echt knetter’, knikte Ron en Angel verwisselde haar geïnteresseerde blik weer met haar vernietigende blik. ‘Hoor eens, je moet morgen naar het eindejaarsfeest komen. De punten zijn verdeeld en Zwadderich heeft uiteraard gewonnen – je hebt de laatste Zwerkbalwedstrijd gemist, zonder jou zijn we lekker ingemaakt door Ravenklauw – maar het eten is in elk geval lekker.’
‘Dat noem ik nog eens optimisme’, zei Angel.
De Grote Zaal was van top tot teen versierd met de kleuren van Zwadderich, en de tafel van Zwadderich was dan ook de luidruchtigste tafel van allemaal.
Ivy, Angel, Hermelien, Ron en ik zochten allemaal een plaatsje en we vroegen ons net af waar Harry was, toen de deuren van de Grote Zaal opengingen en hij binnenkwam. Er viel even een doodse stilte, en toen begon iedereen luid met elkaar te praten. Harry liep naar ons toe en plofte tussen Ron en Hermelien in.
Een paar tellen later kwam Perkamentus binnen. Het luide gepraat verstomde.
Angel boog zich een beetje naar voren om Perkamentus beter te kunnen zien.
‘Alweer een jaar voorbij! En voor we onze tanden in dit verrukkelijke feestmaal zetten, moet ik jullie even vervelen met het amechtige gezwets van een oude man. Het is me het jaartje wel geweest! Hopelijk zijn jullie hoofden ietsje voller dan eerst…jullie hebben de hele zomer om ze weer lekker leeg te maken…Maar goed, ik heb begrepen dat de afdelingsbeker moet worden toegekend en de stand is als volgt: op de vierde plaats Griffoendor met 312 punten; op de derde plaats Huffelpuf met 352; Ravenklauw heeft 426 punten en Zwadderich 522.’
De tafel aan de andere kant van de zaal leek te exploderen en ik zag dat Ivy haar vuisten balde – waarschijnlijk tegen de drang om alle Zwadderaars door het raam te bonjouren. Angel liet haar hoofd verveeld in haar hand vallen en geeuwde.
‘Ja, ja, goed gedaan, Zwadderich’, zei Perkamentus. ‘Maar we moeten de recente gebeurtenissen nog in de stand verwerken.’
Ik zag tot mijn genoegen een aantel Zwaddergrijnzen verslappen.
Maar wat bedoelde Perkamentus met ‘de recente gebeurtenissen’? Bedoelde hij wat ik dacht dat hij bedoelde?
‘Ahum’, zei Perkamentus en Angel hief verrast haar hoofd weer op uit haar hand. ‘Ik moet nog wat laatste puntjes toekennen. Eens kijken…ja….Ten eerste – de heer Ronald Wemel.’
Ron werd vuurrood en Angel gebruikte de spannende stilte om hem uit te lachen.
‘Voor de beste pot schaak die Zweinstein in jaren heeft gezien, geef ik Griffoendor vijftig punten.’
De hele tafel barstte bijna van het gejuich.
Ik hoorde Percy Wemel trots tegen de andere klassenoudsten zeggen: ‘Dat is mijn broertje! Mijn jongste broer! Heeft gewonnen van Anderlings reuzenschaakspel!’
Er viel weer even een stilte.
‘Ten tweede – juffrouw Hermelien Griffel. Wegens uitzonderlijke oplettendheid en vastberadenheid om iets op te lossen, ken ik Griffoendor vijftig punten toe.’
Hermelien begroef haar gezicht in haar armen en ik knuffelde haar.
‘Goedzo! Hij heeft het vast over die Duivelsstrik – dat was geweldig, Hermie!’
‘Ten derde – juffrouw Malfinia Valentijn’, zei Perkamentus en ik keek abrupt op. Hermelien hief haar hoofd ook op. ‘Wegens gebruik van kille logica onder vuur, nogmaals vijftig punten.’
Mijn ogen puilden haast uit mijn hoofd, terwijl ik werd toegejuicht door mijn hele afdeling. En nu was het Hermeliens beurt om mij te omhelzen.
Griffoendor was zojuist honderdvijftig punten gestegen!
‘Ten vierde – de heer Harry Potter.’ Het werd doodstil in de zaal. ‘Wegens pure lef en uitzonderlijke moed, ken ik Griffoendor zestig punten toe.’
Mijn oren zouden zich heel erg moeten verzetten, want als dit zo door ging, overleefden ze het niet! Het plafond stond op het punt om te exploderen, dat wist ik zeker.
We stonden nu op 522 punten, evenveel als Zwadderich!
Maar was het nu dan gelijk?
Perkamentus stak zijn hand op en er viel weer een stilte.
‘Er bestaan vele normen van dapperheid. Er is veel moed voor nodig om het op te nemen tegen je vijanden, maar evenveel moed om het op te nemen tegen je vrienden. Daarom ken ik tien punten toe aan de heer Marcel Lubbermans.’
Iedereen stortte zich op Marcel. Ik trok Hermelien overeind en schreeuwde zo hard als ik kon. Angel begon iedereen zo stevig te knuffelen dat ze bijna geen lucht meer kregen, maar de meeste konden ondertussen al niet eens meer normaal praten door hun schorre kelen.
‘En dat betekent,’, zei Perkamentus boven al het gejuich uit, want Huffelpuf en Ravenklauw waren ook blij dat Zwadderich eindelijk naast de beker had gegrepen, ‘dat de versieringen moeten worden aangepast.’ Hij klapte in zijn handen en alle zilveren en groene versieringen veranderden in rood en goud. De slang werd een leeuw en ik zag dat Sneep en Anderling elkaar de hand schudde. Van Sneeps kant ging dat nogal geforceerd.
Ik kon me niet herinneren dat ik me ooit zó vrolijk had gevoeld – en dit was nog maar mijn eerste jaar op Zweinstein geweest. Plotseling schoot het me te binnen dat het bijna voorbij was. Het was bijna zomer en dan gingen Hermelien en ik weer naar huis. De hele vakantie zouden we Luxy, Ivy, Angel, Ron en Harry niet zien. En dat bracht toch wel wat traantjes bij me omhoog.
‘Laat zien, laat zien, ben ik over?’, vroeg Angel, die aan het papier in mijn hand trok.
‘Stop, Angel! Je moet het niet verscheuren! Ja, je bent over! Wie had dat gedacht!’
‘Wat bedoel je daar nou weer mee? Heb je wat over mijn school motivatie te zeggen, Malfinia Valentijn?’
‘Nou, eerlijk gezegd, Angel Augustijn, je doet nooit wat. Je wilt altijd van me overschrijven en ik ben verbaasd dat je over bent.’
‘Wat?!’
‘Grapje! Kom op nou, daar trap je toch niet in! Ik vond hem zelf zelfs zwak!’
‘Goed, we zijn dus allemaal over’, zei Hermelien. We besteedden onze laatste uurtjes samen in de bieb.
‘Jij krijgt pas in de vakantie de uitslagen van je SLIJMBALlen, hè, Lux?’, vroeg Ivy. Ook zij was met vlag en wimpel over naar het derdejaar.
Luxy knikte. ‘En volgend jaar ga ik voor mijn PUISTen.’
‘Goh, en dan ga je al van school, het lijkt nu al zo dichtbij’, zuchtte Ivy. ‘Als ik in de vijfde zit, ben jij gewoon al van school! En dan kan ik je geen advies vragen over SLIJMBAL-examens! Wat een waste!’
‘Je zult me heus nog wel terug zien’, zei Luxy geheimzinnig.
‘Ne, ne, Malfinia-chan…’ Angel knikte naar een nabijgelegen boekenkast.
‘Nee, Angel, ik ga geen Liefdesdrankboeken meer voor je wegleggen. En die jongen vindt ons ook alleen maar lastig. Geef het op.’
‘Maar ik vind het leuk om jou te koppelen’, zei Angel met een pruillip waar ik niet intrapte.
‘Het is een verloren strijd. En trouwens, volgend jaar komt Rons kleine zusje hier op school, hè? Echt lief.’
‘O ja, dat was ik vergeten. Ze had eng bezoek gehad en daarna was ze nooit meer hetzelfde geweest, nietwaar?’, zei Hermelien ongerust. ‘Hé, waar ga je heen, Luxy?’
‘Ik ga mijn spullen pakken’, zei Luxy en ze verdween.
‘Vreemd’, zei Ivy. ‘Is het jullie ook opgevallen dat Luxy steeds weggaat als we het over Rons zusje hebben?’
‘Denk jij dat ze er iets mee te maken heeft dan?’, vroeg Hermelien. ‘Dat lijkt me niks voor Luxy.’
Ivy boog zich onduidelijk mompelend over haar tijdschrift.
Toen we door de oude controleur in groepjes van twee of drie door het hek van perron 9¾ werden gelaten, zwaaide Ivy ons na en ging toen met haar kortharige moeder mee, die net zo’n guitige lach had als haar dochter.
Angel omhelsde mij en Hermelien en beloofde te schrijven. Ze maakte een peace-teken met haar vingers, stak twee oordopjes in haar oren en begon op het apparaatje te drukken dat ze uit haar zak haalde.
‘Wat is dat?’
‘Een mp3-speler’, zei Hermelien. ‘Dat gebruiken Dreuzels om muziek te luisteren. Je kunt er muziek op zetten en dan kun je overal mee naartoe nemen.’
‘Dat moet je me toch eens laten zien.’
‘Nou, ik heb zelf niet zo’n ding en ze zijn behoorlijk duur – oh, daar heb je Harry en Ron.’
We liepen naar hen toe. Achter Ron stond een mollige vrouw met een klein meisje aan haar hand – ze hadden allebei vuurrood haar.
Ik keek het meisje glimlachend aan.
‘Dus jij komt volgend jaar ook naar Zweinstein? Gezellig!’
Het meisje straalde.
‘Daar heb je hem, ma, kijk, daar heb je hem!’ Ze wees openlijk op Harry. ‘Harry Potter! Kijk, ma! Ik zie –’
‘Stil, Ginny. Het is onbeleefd om te wijzen.’
De mollige vrouw glimlachte vriendelijk tegen Hermelien en mij. ‘Een druk jaar gehad?’
‘Heel druk’, antwoordde Harry. ‘Bedankt voor de trui en de karamels, mevrouw Wemel.’
‘O, dat was niets, liefje.’
‘Ben je zover?’ Ik schrok van die bruuske stem en keek om.
Een dikke man met een enorme zwarte snor keek Harry kwaad aan. Achter hem stond een paardachtige, magere, blonde vrouw en een dikke, blonde jongen die duidelijk een mix was van de man en de vrouw. Hij staarde Harry angstig aan.
‘U bent zeker de familie van Harry!’, zei Rons moeder.
‘In zekere zin’, zei de dikke man. ‘Haast je, jongen. We hebben niet de hele dag de tijd.’ Hij beende alvast weg.
Harry keek ons aan.
‘Dan zie ik jullie van de zomer wel.’
‘Een – eh – fijne vakantie’, zei Hermelien onbeholpen. Ik begreep haar schok dat iemand zo onbeleefd kon zijn tegen Harry Potter.
‘O, dat denk ik wel’, zei Harry. ‘Zij weten niet dat we in de vakantie niet mogen toveren. Ik denk dat ik van de zomer een hoop lol ga beleven met Dirk…’ Hij liep grijnzend weg.
Ik nam aan dat Dirk de dikke jongen was.
Maar goed, toen ik een kwartier later in de auto van mijn ouders zat, voelde ik me toch wel een beetje opgewekt. Na deze vakantie wachtte een heel nieuw schooljaar, een heel nieuw avontuur.
Jajaja! Dat was deel 1 van mijn fanfiction over Malfinia Valentijn! Ik hoop dat jullie het een beetje leuk vonden en me steunen tijdens het volgende deel! |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Vr Sep 19, 2008 20:12 |
|
Malfinia en de Geheime Kamer
R.Z Heinst
Gebaseerd op: Harry Potter en de Geheime Kamer
Hoofdstuk 1. Een gespannen afwachting
Dit hoort men vast vaker, maar als je de tijd van je leven hebt, heeft de tijd de irritante gewoonte om te versnellen. Net nu ik dacht dat ik de hele zomervakantie kon besteden met lol hebben met mijn ouders en mijn dierbare zus Hermelien, werd mij die lol ontnomen door niemand minder dan mijn grote vriend Ronald Wemel.
Hermelien bleef maar aan de gang met brieven schrijven aan hem en Harry, en ik voelde me een beetje in de steek gelaten.
Gelukkig kon ik schrijven aan Angel, Ivy en Luxy en dat deed ik dan ook, ook deels om Hermelien jaloers proberen te maken, maar daar faalde ik in.
Hermelien hing op een dag bijna de hele dag uit haar raam en toen ik haar vroeg wat ze aan het doen was, zei ze dat ze wachtte op antwoord van haar laatste brief.
‘Ik maak me lichtelijk zorgen om Harry’, zei ze. ‘Ik heb zoveel geschreven en hij schrijft maar niet terug. En hij beantwoordt Rons brieven ook niet. Ik vraag me af of er iets met hem aan de hand is.’
Het was me op dat moment echter een worst of er iets mis was met Harry, ook al was hij dan nog zo beroemd. Maar om Hermelien zo ongerust te zien, daar was ik nou eenmaal niet tegen bestand.
Ik ben Malfinia Valentijn, ik ben 12 jaar en ik ben een heks. Nee, niet zo’n oude lelijke met een kromme wrattige neus en een puntige kin. Een doodnormaal uitziend meisje met lang bruin haar en groene ogen. Alleen kan dit meisje toveren.
Ik woon bij de familie Griffel, daardoor ben ik geadopteerd. Hermelien Griffel, 7 maanden ouder dan ik, is mijn grote zus. Ik hou heel veel van haar.
Mijn echte familie, de familie Caligotan, heeft me op mijn achtste uit het huis gekikt omdat ik andere ideeën had dan zij. Zij, als grote aanhangers van Jeweetwel, vonden alle Dreuzels uitschot en hebben mij zelfs mijn toenmalige beste vriendin en buurmeisje beroofd. Sindsdien wil ik ook niks meer met ze te maken hebben. En vooral omdat Hermeliens – en nu ook mijn – ouders Dreuzels zijn, heb ik er totaal geen probleem mee.
Mijn volledige naam is Malfinia Cardina Caligotan, maar omdat ik op 14 februari – Valentijnsdag – ben geboren, besloot ik om dat als mijn nieuwe achternaam te kiezen. Zo was ik toch nog mezelf en deels ook de dag die mijn ouders verafschuwden.
Een aantal weken gingen voorbij zonder dat Harry een brief terugstuurde en op een ochtend, héél vroeg, werd er op ons slaapkamerraam getikt door een grijze, verfomfaaide uil, die – aan Hermeliens kreetje te horen – van Ron afkomstig moest zijn.
Mijn humeur werd opgekrikt toen ik merkte dat er een uil aan mijn voeteneind lag te slapen. Alleen aan de uil zag ik al dat de brief van Angel afkomstig was.
Misschien trainde Angel haar uil om – als degene voor wie de brief was ’s nachts niet wakker werd – er maar ook bij te gaan liggen. Het zou me niks verbazen.
Door Angels brief vrolijkte ik op.
Ha die Malfinia-chan!
Alles goed? Met mij gaat wel. Weet jij – ik vraag dit uit pure nieuwsgierigheid – waarom Harry niemand iets terugstuurt? Is hij uit zijn raam gesprongen ofzo? Ik ben hem al de hele vakantie aan het stalken, en er is gewoon niks aan als niemand een klagende laat-me-met-rust-brief terugstuurt! Ik heb serieus overwogen om het stalken af te zweren! Vind je dat niet schokkend?!
Maar goed, fijne vakantie gehad? Het is alweer bijna over, hè? Bijna weer naar school…Ik heb er wel zin in, want dan zie ik iedereen weer!
Zullen we anders afspreken met z’n allen op de Wegisweg? Ik wil hier zo snel mogelijk weg, ik word gek van mijn vader.
Liefs en tot snel,
Angel
P.S. Ik heb die leuke jongen uit de bibliotheek een tijdje gestalkt en hij is best aardig! Misschien ga ik jullie wel koppelen^^ See ya!
Die Angel. Maar ik was wel blij met haar brief. Toen ik Hermelien wilde vertellen over mijn brief, slaakte ze echter een kreetje en zei schril: ‘Malfie! Ron, Fred en George gaan morgennacht in een vliegende auto van hun vader illegaal naar Harry ’s huis vliegen om hem op te halen! Als dat maar goed gaat!’
Ik staarde haar met uitpuilende ogen aan en deze keer vroeg ze me eens niet om mijn mond dicht te doen. We waren zo bezig met de vliegende auto dat we niet merkten dat Angels uil heel sneaky het raam weer uit vloog.
[Auteursnote: Ik zal vanaf dit deel ook delen vanuit Angels oogpunt gaan schrijven, dus schrik niet als je opeens ergens heel anders belandt.]
-------------------------------------------------------------------------------------
‘Hey Kero-kun, heb je antwoord van Malfinia?’
Angel liet haar uil binnen en keek zoekend naar zijn poot.
‘Niks? Oh, die doos heeft die brief natuurlijk pas net gelezen. Ik was vergeten dat zij niet zo laat naar bed gaat. Volgende keer maar in de ochtend dingen versturen. Maar waarom ben je weggegaan zonder antwoord te verwachten?’
De geelbruine ging op haar schouder zitten en stak zijn snavel in haar oor.
‘Nou, Kero-kun, niet doen, dat kietelt – wát zeg je nou?!’
De uil ging weer op de vensterbank zitten en keek zijn eigenaresse knipperend aan, alsof hij wilde zeggen: ‘Het is echt waar.’
Angel staarde haar uil met grote ogen aan. ‘Dat méén je niet!’ Ze draaide zich om en greep haar mantel. ‘Pa, ik ben buiten!’
‘Niet te lang wegblijven!’, klonk het.
‘Het is pas 9 uur ’s ochtends, chill.’
‘Je weet dat ik niet wil dat je lang onder die Modderbloedjes bent. En als je het waagt om vriendjes met ze te worden, dan zwaait er wat!’
‘Ja, pa’, zuchtte Angel en ze deed de voordeur achter zich dicht. Door haar open slaapkamerraam vloog haar uil naar buiten en landde op haar schouder.
Zucht. Als je het waagt om vriendjes te worden met Modderbloedjes, dan zwaait er wat. Zo was het altijd geweest. Dat is de reden waarom ik nooit jeugdvrienden heb gehad hier. Bovendien vinden ze me allemaal vreemd en eng. Ik ben tenslotte een emo-uitziend meisje met een grote paarse bril en een uil op mijn schouder. En ik ben altijd alleen. Misschien is dit mijn lot wel. Maar voordat ik verder emo ga wezen, moet ik dit even doen. Kom op, Kero-kun. We gaan.
-------------------------------------------------------------------------------------
‘Oeps, ik wilde Angel nog terugschrijven – oh haar uil is al weg. Dat heb ik niet eens gemerkt. Ik wilde haar nog vertellen over Rons brief!’
‘Nou, misschien is het maar beter zo’, zei Hermelien.
‘Hoezo?’, wilde ik weten.
‘Laat maar, je bent nog te jong om dat te begrijpen.’
‘Ik ben even oud als jij!’
‘Je bent 7 maanden jonger.’
‘Ah! Hermie!’
Die avond lagen Hermelien en ik gespannen in bed, te wachten op – ja, waarop?
Op bericht dat ze veilig waren aangekomen? Maar ze zouden pas over een paar uur gaan.
Ik vroeg me af of Ron ook aan Angel geschreven zou hebben, maar dat leek me niet. Die twee waren niet de beste vriendjes. Waarschijnlijk dacht Ron dat het Angel alleen maar grappig zou lijken als ze middenin de nacht zouden neerstorten boven Harry ’s huis zodat zij ze kon uitlachen. Maar ik dacht dat ik wist dat, als Angel het zou weten, ze het stiekem ook heel spannend zou vinden.
-------------------------------------------------------------------------------------
‘We zijn er, Kero-kun.’
Angel, gehuld in haar zwarte mantel, liep in de richting van het schots en scheef staande huis waar blijkbaar Ron in woonde.
‘Moet je kijken wat een cool huis, Kero-kun’, zei Angel. ‘Ik zou haast niet kunnen geloven dat er zo’n luizenveter als Ron Wemel in woont. Van Fred en George snap ik het wel – zij zijn cool. Oh, wacht, er komt iemand aan. gedoe, wat nou als het de moeder is – oh nee, wacht dat zijn ze.’
Drie gedaantes verschenen voor het huis en slopen richting de garage.
Angel begon sneller te lopen. Het erf was groot en ze had nog zeker een paar kilometer af te leggen – maar ze mochten niet vertrekken zonder haar. Ze wilde persé mee, koste wat het kost.
Op een paar meter – met een nodige en zeldzame vastberadenheid liep ze heel snel – siste ze hard: ‘Pssst! Wacht op mij!’
De gedaante die het dichtst bij stond, bleef stilstaan en staarde haar aan.
‘Wacht! Fred, Ron! Er komt iemand aan!’
Godzijdank, het was George. Angel had hem graag willen knuffelen, maar waarschijnlijk was daar niet genoeg tijd voor.
‘Ik ben het, Angel. Ik ga met jullie mee.’
-------------------------------------------------------------------------------------
Hermelien zat nu inmiddels overeind en staarde uit het raam. Alsof ze de uil wilde sommeren met haar ogen. Arm kind. Ik ging naast haar zitten.
‘Probeer toch wat te slapen, ze zullen nu wel al weg zijn. We krijgen morgen vast bericht. Maak je maar geen zorgen.’
Hermelien verroerde geen vin. ‘Ik blijf de hele nacht wakker. Als er iets met Harry is gebeurd, wil ik het meteen weten en niet morgenochtend, als het al uren geleden is gebeurd. Ga jij nou maar slapen, Malfie.’
Toen ben ik maar weer in bed gaan liggen.
Altijd als Hermelien met iets zat, voelde ik haar zorgen. Misschien kwam dat omdat ik me zoveel aan haar gehecht had. Maar die avond sliep ik over het algemeen bagger. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone...
Laatst aangepast door RoebZ op Ma Sep 22, 2008 20:24; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Ma Sep 22, 2008 20:23 |
|
Hoofdstuk 2. Auto’s kunnen niet vliegen!
‘Maar – je kan niet zomaar mee!’, protesteerde Ron.
‘Hou je kop. Zullen we dan maar instappen, Fred, George?’
‘Negeer me niet!’
‘Weet je zeker dat je dat jezelf aan wil doen? Ik bedoel…we kúnnen neerstorten…’, zei Fred.
‘So what’, zei Angel. Dan sterf ik tenminste op weg naar Harry, voegde ze er in gedachten aan toe.
‘Goed, maar je moet wel naast Ron op de achterbank. Overleef je dat wel?’, vroeg George plagerig, terwijl ze in de lichtblauwe Ford Anglia stapten. Angel aarzelde even.
‘Ah kom op, dit méén je niet’, zei Ron.
Angel grijnsde en plofte naast hem op de bank. ‘Sorry, maar daar vroeg je gewoon om.’
‘Waarom wil je eigenlijk zo graag mee? En – nu we toch hier zijn – hoe in vredesnaam ben jij hier gekomen?! Woon jij niet aan de andere kant van Engeland?!’
‘Waar ik woon en waarom ik mee wil zijn jouw zaken niet, wezeltje’, zei Angel. ‘En hoe ik hier ben gekomen – laten we zeggen dat ik mijn besluitvaardigheid, mijn bedachtzaamheid en mijn bestemming heb ingeschakeld.’
‘Je wát?’
‘Niets. Gassen maar, Fred.’
En ze stegen op. Eindelijk, dacht Angel. Eindelijk, over een paar uur, zou ze hem weer zien.
Ik staarde naar het donkere plafond van mijn slaapkamer en probeerde me niet te storen aan de irritante heen-en-weergaande voetstappen van Hermelien.
Bovendien haalde ze steeds heel diep adem en dat was ongeveer net zoiets als snurken voor mijn gehoor. Zo ging het nu al een half uur. Ik was ervan overtuigd dat Hermelien dacht dat ik sliep en dat wilde ik zo houden, maar als ze zo doorging met neurotisch heen en weer lopen, zou dat me erg grootte moeite kosten. Bovendien wilde ik mama en papa niet wakker maken.
Vreemd genoeg werd ik ook door iets anders gekweld – iets totaal onbelangrijks en dus ondefinieerbaar waarom ik erdoor werd gekweld.
(Ik kan me vaak druk maken om de kleinste dingetjes.)
Angels uil was meteen weggevlogen nadat hij zijn brief had bezorgd, alsof het geen antwoord terug verwachtte – of wilde. Was Angel weer haar gekke zelf geweest of maakte ze zich écht zorgen om Harry?
Ik herinnerde me wat Hermelien had gezegd: ‘Misschien is het maar beter zo’ op het feit dat Angel er niets vanaf wist. En voor de verklaring was ik te jong. Dan had het standaard iets te maken met een onderwerp waar oudere en ervaren mensen meer verstand van hadden. Blijkbaar had Hermelien er meer verstand van dan ik. Oké, ik zag nu een compleet scala aan mogelijkheden, want laten we wel wezen, het enige waarvan ik meer verstand had dan Hermelien, was Toverdranken.
Maar toch bleef ik eraan denken, en ik merkte dat, als ik me ergens anders op focuste, ik me niet meer zo irriteerde aan Hermeliens heen-en-weergeloop.
-------------------------------------------------------------------------------------
Na ongeveer een uurtje vliegen, verschenen er onder de auto rijen blokken huizen – dit was overduidelijk een van die kakbuitenwijken waar Angel zoveel series over had gezien.
‘Woont hij hier?’
‘Hij woont bij Dreuzels, weet je nog?’, vroeg Ron. ‘Daar moet je vast aan hebben gedacht toen je besloot overhaast mee te willen. Anders ben je wel heel stom.’
Angel negeerde hem. Ze had wel genoeg nare opmerkingen over zich heen gekregen in haar jeugd. Toen ze het bovenste raam van één van de huizen naderde, kreeg ze plotseling een ingeving.
‘Fred, land op de grond.’
‘Wat?’
‘Land gewoon voor het huis, ik heb een idee.’
Een tikje verbouwereerd liet Fred de auto verder dalen en liet Angel uitstappen.
Dapper stapte Angel op de voordeur van nummer 4 af.
‘Hé, gek, wat ben je van plan?’, siste Ron, maar Angel had de drempel bereikt en drukte op de bel. Ze bleef staan, zachtjes neuriënd en op en neer deinend op een liedje dat ze in haar hoofd had.
Er klonken voetstappen in de gang, maar Angel liet zich niet afschrikken.
De deur ging open en er verscheen een dikke blonde jongen in een kamerjas in de deuropening.
Angel verstijfde. Ze staarde de jongen even met grote ogen aan en begon hem toen van top tot teen te bestuderen.
‘Hoor jij niet in bed te liggen, kleine jongen?’, vroeg ze op een suikerzoete toon.
‘Nee’, zei de jongen uitdagend. Hij was behoorlijk verbijsterd dat er opeens een meisje voor hem stond – zo’n twee koppen kleiner, met grote paarse bril zwarte mantel en uil op haar schouder – dat niet voor hem wegdook. ‘En jij dan?’
Angel vond het grappig dat hij dapper probeerde te zijn, ook al zag ze dat hij het doodsbenauwd had.
‘Aan de chocoladevlekken om je mui..mond, kan ik zien dat je stiekem ’s nachts naar de keuken bent geslopen om wat uit de koelkast te halen. Mag dat wel van je ouders? Je mag toch niet meer snoepen nadat je je tanden hebt gepoetst? Hoe heet je eigenlijk? Of vind je me nu te opdringerig?’
‘D-D-Dirk’, stamelde de jongen.
‘Leuke naam. Aangenaam D-D-Dirk, ik ben Angel. Nou vroeg ik me af: Woont hier toevallig iemand onder de naam Harry James Potter? Je zou me erg blij maken als je me zijn kamer zou laten zien.’
Dirk slikte. ‘E-E-Er w-w-woont h-h-hier g-g-geen H-H-Harry P-P-Potter.’
‘Wat een aparte manier van praten. Maar nu even serieus. Ik zoek Harry Potter. Ik weet dat hij hier woont.’ Haar stem klonk nu een stuk dreigender. ‘Zou je me dan tenminste binnen willen laten?’
Dirk slikte en Angel keek hem met gefronste wenkbrauwen aan.
‘Dat gaat zo niet, jongen. Je moet eerst een stappie achteruit doen, want ik kan er niet door. Je bent niet heel slank, weet je.’
‘Pa!’, riep Dirk bang.
‘Oh, waarom niet. Je vader heeft misschien verstand’, zei Angel opgewekt.
Niet veel later klonken er dreunende voetstappen op de trap.
‘Zozo, volgens mij is je vader behoorlijk ‘gewichtig’. Zit het soms in de familie?’, Angel vermaakte zich wel. Zolang haar ware ik maar niet werd blootgesteld, kon ze zoveel mogelijk evil opmerkingen maken als ze maar wilde.
‘Pa’, piepte Dirk, toen zijn vader, reusachtig met zwarte walrussnor, naast hem verscheen. ‘Ze zoekt…ze zoekt Harry…’
‘Wát?!’, bulderde de man.
Angel glimlachte. ‘Dat klopt. Ik zoek Harry Potter want ik heb vernomen dat hij hier woont. Ik ben een vriendin van hem. Ik wilde hem graag een bezoekje brengen voordat we weer naar school gaan.’
Er verscheen een venijnig lachje op het gezicht van de man. ‘Dan heb je pech, meissie, want hij gaat voorlopig nergens heen. We hebben hem opgesloten omdat hij heeft getoverd. Hij gaat nooit meer naar die rotschool.’
‘Rotschool? Over welke heeft u het? Ik geloof dat er hier een misverstand bestaat, want Zweinstein is de geweldigste school die er bestaat.’
‘Wat wil je van hem?’
‘Zoals ik al zei, ik wil hem een bezoekje brengen. Mag ik binnenkomen? Het is tamelijk ijskoud.’
‘Wat wil je, met zo’n manteltje aan’, bromde de man, maar hij ging opzij. Plotseling stond hij weer op dezelfde plek en belemmerde Angel weer de toegang.
‘Even voor de duidelijkheid, jij bent toch niet ook van zijn soort, hè?’
‘Pardon? Van zijn soort?’ Angel was nu wel beledigd. Ze haalde haar toverstok uit haar mantelzak en richtte die op de man, die angstig achteruit deinsde. ‘Wat bedoelde u daar precies mee? Kunt u dat herhalen?’
‘K-Kom maar binnen’, zei hij snel. ‘Maar heel even…’ Hij keek schichtig naar de tuinmuren van de buren.
‘Oh, uw buren zullen heus niets merken.’ Angel stapte eindelijk de warme gang in. ‘Waar slaapt Harry?’
‘Helemaal boven, eerste kamer rechts.’
‘Oké, dank u voor uw gastvriendelijkheid.’ Angel liep zo zacht als een muisje de trap op en bleef toen stilstaan. Met een brede glimlach keerde ze zich om en richtte haar toverstok weer op de man en Dirk.
‘Zou ik u uit pure beleefde nieuwsgierigheid mogen vragen waarom er een megaslot op deze deur hangt? Zou u dat wellicht voor mij willen verwijderen? U wilt toch niet dat ik mijn duistere hocus-pocusvriendjes erbij haal?’
Doodsbang opende de man de deur en sprintte weg, de trap af en de woonkamer in, achtervolgd door Dirk.
‘Eeeh…’, mompelde Angel. ‘Dat ging makkelijk…’ Ze duwde heel zachtjes de deur open. Daar lag hij. Angel sloop op haar tenen naar zijn bed toe en keek toe hoe hij daar lag te slapen. Hij was wel aan het woelen. Misschien moesten ze hem maar gauw wakker maken. Ze zag tot haar schrik dat er tralies voor zijn raam zaten. Ze liep naar het raam, schoof het open en siste naar beneden:
‘Pssst! Ik ben binnen!’
Gedempt gejuich. Angel grinnikte.
‘Kun je de auto hier laten zweven, Fred? Dan kun je misschien die tralies eraf krijgen. En dan maak ik hem wakker en kunnen we ontsnappen met al zijn spullen.’
‘Goed idee!’, klonk het en na een luid geronk steeg de auto op tot op ooghoogte van Angel. Angel stak haar duim op en liep toen naar Harry ’s bed. Ze schudde aan zijn schouder en onderdrukte de breedste glimlach in haar leven.
‘Psst…Harry…psst…’
Harry kreunde zachtjes en wreef in zijn ogen. Hij tastte naar zijn bril op het nachtkastje. Zijn tastende vingers raakten even Angels hand en Angels trok geschrokken haar hand terug. Gelukkig sliep hij nog half en zag hij haar rode gezicht niet zonder bril.
Toen hij zijn bril op had, staarde hij Angel een paar tellen wezenloos aan. Angel glimlachte. ‘Goedemorgen, slaapkopje. Ben je klaar om te gaan?’
‘W-Wat?’
‘We gaan je helpen ontsnappen, vriend. Kom op, kleed je aan en pak je spullen.’ Angel wees naar het raam. Op dat moment trok de auto de tralies van het raam af. ‘Zie je, je bent bijna vrij.’
‘Maar mijn spullen liggen achter slot en grendel in de bezemkast onder de trap’, zei Harry.
‘Die haal ik wel terwijl jij je omkleedt’, zei Angel. ‘Maak niet teveel lawaai, want je oom en neef zijn al wakker.’ Ze liep de kamer uit en sloot de deur achter zich.
O god. O god. Hij raakte mijn hand aan. Nee, niet het goede moment. Zijn spullen liggen achter slot en grendel. Even serieus nou, Angel. En hij slaapt nog half dus dit is niet het moment om…goed. Zijn spullen. Bezemkast. Nu.
Ze daalde de trap af, zo licht als een elfje. Ze zag de achterdochtige en bange gezichten van de oom en Dirk.
‘Geen zorgen, hij slaapwandelde. Wat een mafkees, hè? Hé, wat zit er in die kast?’ Angel had haar oog heel toevallig op de kast onder de trap laten vallen. ‘Mag ik eens kijken?’
‘E-Eh nou…’, begon de oom, maar op miraculeuze wijze sprong het slot opeens open. ‘Oh, wat vriendelijk van u’, glimlachte Angel. ‘Maar…ik had niet verwacht dat u geïnteresseerd zou zijn in dit soort boeken. Daar sta ik toch wel even van te kijken. Laat me de volgende keer niet meer zo schrikken, oké? Maar, wauw! Hoe komt u aan een Nimbus 2000?!’
‘Een wat?’, vroeg de man en hij staarde naar de bezem die Angel aanwees. ‘Dat? Oh…nou…eh…’
‘Grapje. Ik weet heus wel dat het van Harry is. Harry kan heel goed vliegen. Maar ik neem deze spullen even mee voor…onderzoek. Misschien rusten er wel vloeken op en dat willen we niet helpen. Dat wilt u echt niet in huis hebben. Stelt u de ellende in de buurt eens voor als u bent gestorven door een Toverdrankenboek. De misère die dat met zich mee zal brengen. Nou goed, later!’
‘Waarom ga je de trap op?!’, riep de man haar wantrouwig na.
‘Oh, was ik vergeten te melden dat ik word opgepikt door mijn lift via Harry ’s slaapkamerraam. Wat een domme vergissing! Ik ben soms toch ook zo hopeloos! Nog een prettige vakantie verder!’ Angel liep verder, wetend dat de twee mensen onderaan de trap haar niet durfden te volgen.
‘Ben je nou nog niet klaar? We gaan naar Rons huis, oké? Je hoeft niet in pak!’
‘Mag ik me misschien een beetje fatsoenlijk aankleden, dank je!’, zei Harry slechtgehumeurd. ‘Jij maakt me middenin de nacht wakker.’
‘Geen dank ik ook van jou’, zei Angel met een lichte buiging. ‘Voordat je in je lift stapt…vergeet je niet wat? Ik heb hier je spullen. Maar ik had het eigenlijk over iets anders. Het is wit, het heeft een snavel en het is van dezelfde soort als Kero.’
‘Als wie?’
‘Dit ding op mijn schouder, simpele ziel!’
Harry, die al half in de auto zat, schrok zich een ongeluk toen Hedwig opeens keihard begon te krijsen.
‘BAKA!’, riep Angel en ze besefte dat haar dapperheidsboog ineen stortte toen ze voetstappen op de trap hoorde.
‘DIE POKKENUIL!!!!’
‘Oh crap. Jongens, kan iemand me helpen met Hedwig? Er nadert gevaar!’
Het volgende moment stond George naast haar.
‘Hulp nodig?’
‘Oh, George, ik hou van je.’
‘Was dat een aanzoek?’
‘Nee. Help me met die uil.’
De kooi was loodzwaar en de voetstappen kwamen dichterbij. Angel, in een vlaag van verstandsverbijstering, opende het kooideurtje en Hedwig zweefde naar buiten en ging op het dak van de auto zitten.
‘Grijp die pokkenkooi!’, krijste Angel en ze gooide de lege kooi op Harry ’s schoot. ‘George, spring!’
Dat was niet verstandig geweest. Zodra George naar binnen was gesprongen, zag Angel het gat tussen haar standpunt en de plek in de auto. Ze slikte. Hier had ze niet aan gedacht. Haar donkere ogen flitsten van de auto naar het gat. Het was zeker vier meter vanaf de grond.
‘Spring!’
De deur vloog open en de man brulde: ‘ALS IK HET NIET DACHT! IK HEB ME GEWOON LATEN BEETNEMEN DOOR EEN KLEIN ACHTERBAKS HEKSJE!’
Angel gilde, kneep haar ogen stijf dicht en sprong richting de auto.
Het volgende moment werd ze bij haar arm gegrepen door een paar klauwen en omhoog getrokken. Toen ze eenmaal zachte bekleding onder zich voelde, opende ze haar ogen weer.
‘Sorry’, zei ze, als reactie op alle uitpuilende ogen terwijl ze Kero over zijn kop aaide. ‘Ik ben vreselijke hoogtevrees.’ Ze sloeg de autodeur dicht, zwaaide vrolijk naar de Duffelingen en liet vervolgens Kero buiten vliegen.
Malfinia en Hermelien moesten weten dat alles goed was.
------------------------------------------------------------------------------------- |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Zo Okt 05, 2008 14:30 |
|
Hoofdstuk 3. Hereniging op de Wegisweg
Tik, tik, tik.
Ik opende slaapdronken mijn ogen en keek naar het raam. Er zat een kleine gedaante op de vensterbank. Ik ging rechtovereind zitten en wreef in mijn ogen. Ik knipperde en keek nog eens goed. Ik herkende de uil meteen.
‘Hé, dat is Angels uil! Hermie! Wat zou die ons nou te melden hebben zo vroeg?’
Toen er geen reactie kwam, keek ik om en zag dat Hermelien op haar knieën naast haar bed zat en met haar armen op het dekbed. Haar hoofd lag op haar armen en ze haalde diep adem. Ze had dus toch niet de hele nacht wakker kunnen blijven, dat had ik wel al gedacht. Ik glimlachte en wendde me toen weer tot het raam.
Toen ik het had geopend, vloog de uil naar binnen, opende zijn snavel en begon op zo’n volume te praten met de stem van Angel dat ik me een ongeluk schrok en Hermelien met een kreetje ontwaakte uit haar slaap:
‘Hallo lieve Hermelien en Malfinia, jullie hoeven je geen zorgen te maken. Ik ben gisternacht na jullie bericht meteen naar het huis van Fred en George gegaan en heb geholpen om Harry te bevrijden, wat, afgezien van een paar hysterische hoogtevreesmomenten, succesvol tot een eind is gebracht. Ik blijf voorlopig nog bij Fred en George thuis en hoop jullie ongedeerd te zien op school of eerder. Heel veel liefs, Angel.’
Ik keek Hermelien opgewonden aan, maar haar mond hing alleen wagenwijd open.
‘Dat…Dat is…Dat kunnen sommige volwassenen nog niet eens! Hoe heeft ze dat geflikt?’
‘Wat, via haar uil spreken? Ik vind het juist heel cool! Zou ze haar uil gewoon op de Wegisweg gekocht hebben?’
‘Het zal vast een bijzondere band met je uil vereisen’, mompelde Hermelien en ze staarde naar Angels uil, die loom terugstaarde.
‘Hihi, zo kijkt Angel ook als we een toets hebben’, merkte ik op. ‘Maar ben je nu blij? Alles is goed! Ik zei toch dat we ons geen zorgen hoefden te maken!’
‘Ja, ja, zal wel’, zei Hermelien knorrig. ‘Maar toch… Er had zoveel fout kunnen gaan!’
‘Ik begrijp je punt wel, Hermie’, zuchtte ik. ‘Maar ben nou gewoon blij dat alles goed is met Harry.’
‘Dat ben ik ook, maar –’
‘Geen gemaar. Stuur anders even een briefje naar Ron, als je het zo spannend vindt.’
‘Nou je het zegt, zijn uil is hier nog steeds. Ik heb hem sinds zijn aankomst hier niet weg zien vliegen!’
Even later vonden we hem onder Hermeliens bed. Hermelien schreef een briefje, zette de uil rechtop en bond het briefje aan zijn poot.
‘En overleef het alsjeblieft’, fluisterde ik de uil aan, terwijl hij het raam uitzweefde, gevolgd door Angels uil, die hem nakeek alsof hij elk moment kon ontploffen.
‘U bent té goed voor me, mevrouw Wemel’, zei Angel, terwijl ze gebakken eieren opschepte.
‘Het is niets, liefje, je hebt het wel verdiend na een ritje in die vreselijke wagen.’
Wat zou het toch geweldig zijn om zo’n moeder als mevrouw Wemel te hebben, ik ben haast jaloers op Fred en George. Alles wat ik heb is een…nou….ik geloof dat de meeste mensen het een ‘vader’ noemen…
Angels gedachten werden verstoord door voetstappen op de trap en een seconde later verscheen een klein roodharig meisje om de hoek. Ze zag Harry, piepte en snelde weer naar boven.
Wat was dat? Een banshee in de leer? Wat moest dat gilletje voorstellen?
‘Ginny’, zei Ron. ‘Mijn zusje. Ze heeft het de hele zomer over je gehad.’
‘Ja, ze wil vast je handtekening, Harry’, grijnsde Fred, maar na een dodelijke blik van zijn moeder at hij gauw door.
Angel werd vanbinnen opeens vreselijk warm, maar niet aangenaam, nee, een stekende hitte, waardoor ze bijna geen adem meer kon halen. Ze hapte naar adem en begon zichzelf koelte toe te wuiven, maar de steken gingen niet weg. Gelukkig werden er verder geen woorden meer verspild aan mensen die Harry ’s handtekening wilden en Angel kalmeerde weer een beetje.
‘Allemachtig, ik ben gesloopt’, zei Fred geeuwend. ‘Ik denk dat ik nog even naar bed ga en –’
‘Geen sprake van!’, zei mevrouw Wemel. ‘Het is je eigen schuld dat je de hele nacht in touw bent geweest. Ik wil dat je de tuin kaboutervrij maakt. Ze worden echt weer een plaag.’
‘Hè ma –’
‘En jullie ook’, zei ze tegen George en Ron. ‘Gaan jullie maar naar bed, liefjes’, vervolgde ze tegen Angel en Harry. ‘Jullie hebben ze tenslotte niet gevraagd om met die achterlijke auto te vliegen.’
‘Nee, ik vind het leuk’, zei Angel. ‘Ik vind het leuk om kabouters weg te jagen.’
Dat had ze al eerder gedaan, ze kwam soms op bezoek bij Fred en George.
‘Ik help Ron wel’, zei Harry. ‘Ik heb nog nooit een tuin kaboutervrij zien maken…’
‘Dat is heel lief van jullie, maar het is een saai karwei. Laten we eens zien wat Smalhart erover schrijft…’
‘Ma, we weten heus wel hoe we de tuin kaboutervrij moeten maken…’
‘O hij is echt geweldig’, zuchtte mevrouw Wemel, terwijl ze naar de omslag van het boek keek dat ze net uit een hoge stapel had getrokken en waarop een blonde, breed glimlachende tovenaar stond die schalks knipoogde. Angel vond hem nu al een kwal. ‘Hij kent zijn ongedierte op zijn duimpje, het is zo’n fantastisch boek…’
‘Ma valt op hem’, zei Fred duidelijk hoorbaar tegen Angel.
‘Doe niet zo idioot, Fred’, zei mevrouw Wemel met een rood hoofd. ‘Nou goed, als jullie denken dat jullie het beter weten dan Smalhart gaan jullie je gang maar, maar wee je gebeente als ik dadelijk kom kijken en ik ook maar één kabouter vind.’
De laatste weken vlogen voorbij, we hadden inmiddels bericht terug van Ron dat alles goed was gegaan, ook al was zijn moeder behoorlijk furieus, aangezien hun afwezigheid niet onopgemerkt was gebleken.
‘Ja, als ik moeder was zou ik me ook een ongeluk schrikken als drie van mijn kinderen opeens spoorloos verdwenen zouden zijn, zonder een briefje achtergelaten te hebben’, zei ik verdedigend, maar Hermelien was vooral blij dat niemand gewond was.
‘Ik had trouwens in de brief gevraagd of we niet met zijn allen konden afspreken op de Wegisweg’, zei Hermelien na een tijdje.
‘Oh, fijn dat je me dat ook even vertelt’, mopperde ik. ‘En heb je al antwoord daarop gehad?’
‘Ja, het is afgesproken. Oh, dan zien we eindelijk iedereen weer, is dat niet geweldig?’
‘Ja…’
‘Malfie, wat is er nou? Je bent zo humeurig de laatste tijd.’
‘Niks. Dat begrijpen oudere zussen niet. Dat is iets wat een kleine zusjes begrijpen.’
‘Misschien kun je er dan met Ginny over praten. Ginny, zo heette ze.’
‘Wie?’ Het kwam me wel ergens bekend voor.
‘Rons kleine zusje, gaat dit jaar voor het eerst naar Zweinstein.’
‘O ja, dat was het. Maar goed, ik zou nog graag even willen slapen.’
‘Dat gaat niet, Malfie. Ik heb al mijn schoolboeken op je bed uitgespreid.’
‘Waarom dat nou weer?’
‘Omdat ik aan het werken ben. Ma en pa zijn de stad in, mocht je het nog niet gemerkt hebben, en ik wil graag mijn laatste vakantiedagen niet als verloren tijd beschouwen.’
‘Dus je gaat vooruit werken?’ Typisch Hermelien. Loopt ze bij, is ze nóg niet tevreden.
‘Klopt.’
Nou, alle andere nutteloze gesprekjes achterwegenlatend, kwamen we aan op de dag dat we zouden afspreken op de Wegisweg.
Mama en papa gingen ook mee, en ze waren nogal nerveus.
‘Het zijn allemaal tovenaars, dus?’, vroeg mama en dronk haar kop thee in één keer leeg. Aan haar rode hoofd te zien, was ik ervan overtuigd dat ze zojuist een paar flinke blaren op haar slokdarm had opgelopen.
‘Klopt, maar ze zijn allemaal heel aardig, hoor’, zei Hermelien. ‘En het zijn gewone mensen. Ze zien er niet intimiderend uit ofzoiets.’
‘Goed’, zei papa stijfjes, terwijl hij zijn laatste hapje spek naar binnen werkte en opstond. ‘Dan ga ik mijn jas maar pakken.’
‘Malfie…een klein verzoekje…’ Ik keek Hermelien verbaasd aan, want ze kreeg opeens een kleur van opwinding. ‘Vind je het erg om in elk geval om half 1 naar Klieder & Vlek te gaan…want daar…want daar…’
‘Want daar?’, spoorde ik haar aan.
‘Ik heb je toch verteld over Gladianus Smalhart?’
‘Ja…’ Die Gladjanus die altijd alleen maar zichzelf op de voorkant van zijn boeken zette en zichzelf volgens mij heel geweldig vond. Ja, daar had Hermelien een merkwaardige affiniteit mee gecreëerd.
‘Nou, hij signeert dan zijn biografie en, en –’ Ik had het kunnen weten.
‘Goed’, zei ik. ‘Als je maar niet over hem heen gaat kwijlen, want dan schaam ik me een ongeluk. Ik heb als klein zusje ook nog best wat hoog te houden qua reputatie.’
Hermelien giechelde zenuwachtig. ‘Ik ga heus niet over hem heen – Hoe kom je daar nou bij!’
‘Stop hier maar, bij dit cafeetje’, zei Hermelien.
‘Welk? Oh, kijk nou, ik had het niet eens gezien’, zei papa en hij parkeerde de auto aan de overkant van het smalle straatje.
In de kroeg was het, net zoals vorig jaar, erg bedompt en vol.
We wurmden ons met zijn vieren door de mensenmassa heen en kwamen uiteindelijk op het binnenplaatsje. Hermelien tikte op een paar stenen van het muurtje met haar toverstok en de muur opende zich. Mama en papa keken hun ogen uit! De lange, kronkelende winkelstraat met al haar toverartikelen lag als een oneindig pad van shopgelegenheid voor ons uitgestrekt.
‘Kijk ma, dat grote scheve gebouw helemaal aan het einde van de straat, dat is Goudgrijp de tovenaarsbank. Daar moeten we eerst naartoe, want dan kunnen we geld inwisselen’, zei Hermelien opgetogen. ‘En daar hebben we ook afgesproken met de anderen! Zij zouden trouwens met Brandstof gaan, Malfie, hoe zou dat aflopen? Ik hoop dat ze allemaal veilig aankomen! Harry weet waarschijnlijk niet eens wat het is!’
‘Hermie, niet zoveel praten, laten we gewoon gaan!’, zei ik en we begaven ons naar de tovenaarsbank.
Mama en papa liepen, eenmaal aangekomen bij de bank, naar de balie en schrokken zichtbaar van de kobolden.
‘Ze doen niks, rustig maar’, zei ik geruststellend.
Plotseling stootte Hermelien me aan en wees naar buiten. ‘Daar zijn Harry en Hagrid!’ Ze trok me aan mijn arm mee naar de deur.
‘We zijn zo terug!’, riep ik mama en papa na, die ons paniekerig nakeken en zich toen weer angstig tot de kobolden wendden.
‘Harry! Harry! Hier!’
‘Auw, Hermie, je trekt mijn arm er bijna af!’
‘Harry, wat is er met je bril gebeurd? Hallo, Hagrid…o, het is echt geweldig om jullie weer te zien! Ga je ook naar Goudgrijp, Harry?’
‘Zodra ik de Wemels heb gevonden’, zei Harry.
‘Dan hoevie niet lang te wachten’, grijnsde Hagrid.
En daar kwamen alle Wemels aanrennen. Blijkbaar waren ze allemaal erg bezorgd.
‘Zeg, zouden jullie niet met zijn allen met Brandstof gaan?’, vroeg ik, maar het volgende moment werd ik van achteren bijna gekeeld. Dat was extra pijnlijk omdat Hermelien mijn arm nog steeds heel stevig vast had.
‘AUW! JE KEELT ME!’ Ik draaide me om. ‘ANGEL!’
‘Malfinia-chaaan!!! Hermelien-chaaan!!! Oh, ik heb jullie zó ongelooflijk gemist! Je wilt echt niet langer dan twee dagen bij RON in huis zitten…Niet om uit te houden…’
Ondertussen vertelde Harry over zijn avontuur in het haardvuur.
‘De Verdonkeremaansteeg! Als jij hem niet had gevonden, Hagrid!’
Mevrouw Wemel had zich ook bij het gezelschap gevoegd, aan haar ene arm hield ze een tas en aan de andere haar dochter Ginny, een klein, roodharig meisje met grote bruine ogen dat rood werd elke keer als ze in Harry ’s richting keek.
‘Dat is me er ook eentje’, mompelde Angel in mijn oor. ‘Ik heb er bijna niet gezien in de tijd dat ik bij ze logeerde, maar steeds als ze Harry zag, slaakte ze een mislukt banshee-kreetje en dan ging ze ontzettend blunderen. Was op zich best grappig om te zien…’
‘Sadist’, zei ik glimlachend.
Angel keek even opzij en begon toen uitvoerig te zwaaien. ‘LUXY! IVY!!!’
Ik keek ook verwachtingsvol op.
Luxy Airam en Ivy van Zeist, een zesdejaars van Ravenklauw en een derdejaars van Griffoendor, kwamen aanlopen. Ivy groette Fred, George en Harry en knuffelde Angel toen. Luxy knikte naar iedereen en toen bleef haar blik op Ginny rusten. Toen Ginny dat merkte, werd ze lijkbleek en kroop achter haar moeder.
‘Volgens mij is ze een beetje bang voor je, Lux’, zei ik.
‘Zou je denken?’, vroeg Luxy kalm, terwijl Ginny haar gezicht in haar moeders jas verborg. ‘Volgens mij is ze nu al dol op me.’
Ze wisselde even een blik van verstandhouding met Angel en Angel knuffelde haar ook.
Meneer Wemel was helemaal opgetogen door de aanblik van mama en papa, blijkbaar vond hij Dreuzels helemaal geweldig.
Toen we uit Goudgrijp kwamen, wilde meneer Wemel persé iets gaan drinken met mama en papa.
Harry, Ron, Hermelien, Angel, Luxy, Ivy en ik gingen er samen op uit en we spraken af dat we om half 1 bij Klieder & Vlek zouden zijn.
Gezellig samen kletsend, lopend en grappenmakend, en likkend aan een aardbei- en pindakaasijsje, realiseerde ik me hoe gelukkig is me voelde. We waren allemaal weer samen, en het zou weer een geweldig jaar worden op Zweinstein, dat wist ik zeker. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Wo Okt 15, 2008 20:58 |
|
Hoofdstuk 4. Gladianus Smalhart en zijn ego.
Om half 1 kwamen we, zoals afgesproken, allemaal samen bij Klieder&Vlek en ik zag tot mijn ontsteltenis dat de winkel uitpuilde van de mensen – vooral van vrouwen van middelbare leeftijd en iets ouder. Voor de ramen van de bovenverdieping hing een spandoek met het opschrift:
GLADIANUS SMALHART
signeert vandaag zijn autobiografie
MIJN BETOVERENDE IK
van 12.30 tot 16.30
‘Dan kunnen we hem in de levende lijve zien!’, piepte Hermelien opgewonden. ‘Ik bedoel, hij heeft zo’n beetje onze hele boekenlijst geschreven!’
‘Oh, vreugde’, zei Angel niet bijster enthousiast. ‘Hoezee.’
Toen we dichterbij kwamen, zagen we een geagiteerd uitziende man bij de ingang staan, die alles een beetje op orde probeerde te houden.
‘Kalm, dames…niet duwen…pas op de boeken, alstublieft…’
Wij wurmden ons met moeite door de enorme mensenmassa, die zich in een lange, slingerende rij door de gehele zaak vormde, tot aan helemaal achteraan, bij een tafeltje waar de beroemde schrijver vast en zeker zou gaan zitten.
Instinctief grepen we allemaal een boek van een stapel en we liepen langs de rij naar de plek waar de Wemels, mama en papa stonden.
‘O, dus daar zijn jullie? Mooi zo’, zei mevrouw Wemel. Het viel me op dat ze haar haren opvallend naar achteren streek. ‘Dadelijk krijgen we hem te zien…’
Hermelien liep naar mama en papa en ik volgde haar.
‘Ma, pa, hij komt zo! Hij is zo geweldig!’
‘Zijn dat je ouders?’, vroeg Angel nieuwsgierig.
‘Ja’, zei ik. ‘Ja, het zijn Dreuzels.’
‘Dat maakt toch niks uit’, zei Angel, lichtelijk verbluft dat ik haar dat durfde te vertellen. ‘Al waren het trollen. Nou, oké, dan zou ik wel geschokt zijn.’
Ik giechelde.
Langzaam kwam Gladianus Smalhart in zicht, hij had zich omringd met foto’s van zichzelf en hij droeg een vergeetmenietjes-blauw gewaad dat precies bij de kleur van zijn ogen paste. Hij had golvend, blond haar en op dat haar stond, zwierig schuin, zijn bijpassende tovenaarshoed.
Ik kon aan de ene kant begrijpen waarom Hermelien hem zo ‘geweldig’ vond, ook al zou ik dat alleen aan zijn uiterlijk toeschrijven. Hij was zo te zien het type man waar alle vrouwen verliefd op waren, en het was duidelijk dat hij dat heel goed wist van zichzelf.
Een kleine man sprong om hem heen en maakte foto’s met een camera die paarse rookwolken uitstootte. De man ging op Rons teen staan, terwijl hij siste:
‘Opzij! Dit is voor de Ochtendprofeet.’
‘Nou en?’, vroeg Ron, al vond ik dat hij wel iets meer begrip kon tonen.
Gladianus Smalhart keek even verstrooid op en bleef toen staren. Het was alsof hij een spook zag. Plotseling kwam hij overeind en riep heel hard:
‘Dat is toch niet Harry Potter?!’
‘Nee, het is zijn tweelingbroer’, zei Angel gedecideerd, maar Harry werd al naar voren gehaald. Smalhart drukte hem tegen zich aan en lachte zijn blinkend witte tanden bloot naar de camera.
Na die zo te zien erg pijnlijke omhelzing, wilde Harry weer terugschuifelen, maar Smalhart was nog niet klaar met hem. Hij sloeg zijn arm om Harry heen en trok hem weer tegen zich aan.
‘Dames en heren. Dit is een heel bijzonder moment! Het perfecte moment om een nieuwtje te onthullen dat ik een tijdje voor mezelf heb gehouden!’
‘Nee, dat meen je niet!’, zei Angel op geschokte, doordringende fluistertoon. ‘Je draagt een pruik! Je hebt een kunstgebit! Of nee…Het zal toch niet…Zeg me niet dat je een nep merk haarcrème gebruikt! Kom maar op, we zijn er op voorbereid!’
Waarna Ivy en ik zo’n onbedwingbare lachbui kregen, dat Hermelien mij één van haar weinige: ‘Hou je mond dicht of anders…’ blikken toewierp.
‘Toen onze jonge vriend Harry bij Klieder&Vlek binnenstapte, wilde hij alleen mijn autobiografie kopen – die ik hem nu graag persoonlijk en geheel gratis zou willen overhandigen.’ Er werd geapplaudisseerd.
‘Hij had uiteraard geen idee, dat hij veel, veel meer zou krijgen dan alleen mijn boek Mijn Betoverende Ik. Hij en zijn schoolkameraadjes kunnen binnenkort genieten van de ware betoverende ik. Ja, dames en heren, vol trots en genoegen kan ik u mededelen dat ik met ingang van het nieuwe schooljaar ben aangesteld tot leraar Verweer tegen de Zwarte Kunsten aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus!’
Iedereen in de zaak klapte en juichte, het merendeel dan.
Angel keek alsof ze had gehoord dat haar dierbaarste bezit was vernietigd.
Hermelien keek alsof ze in de z(w)evende hemel verkeerde.
Ivy keek alsof ze net een Zwerkbalwedstrijd had verloren.
Luxy keek naar Smalhart met een blik vol ongeloof.
Ron keek alsof hij elk moment kon overgeven.
Ik kreeg het benauwd. Het onheilspellende gevoel van bedrukking door een gigantisch ego bekroop me en ik was bang dat ik straks geen adem meer kreeg.
Harry kreeg een hele stapel boeken van Smalhart in zijn handen gedrukt. Harry wankelde naar de zijkant van de zaak en wij besloten hem te volgen.
Angel bleef abrupt staan toen ze zag dat Harry zijn boeken in Ginny ’s ketel dumpte. Ze keek Ginny aan met een blik vol afkeer en ik schrok er zelfs een beetje van. Ik wilde haar net geruststellen, toen er een bekende stem klonk.
‘Dat vond je vast geweldig, hè, Potter? De beroemde Harry Potter. Zelfs als hij een boekhandel binnenstapt is dat meteen voorpaginanieuws.’
‘Malfidus, zou je zo vriendelijk willen zijn om je snater te houden?’, zei Angel. ‘Je pleegt een aanslag op mijn oren door te praten.’
‘Laat hem met rust. Hij heeft er helemaal niet om gevraagd’, zei Ginny opstandig tegen Malfidus.
Angel was even uit het veld geslagen, maar schamperde toen: ‘Ja, als jij zegt dat hij hem met rust moet laten, doet hij het vast. Jij bent zó intimiderend.’
‘Angel’, zei ik waarschuwend.
‘Aha, Potter, dus je hebt nu ook een vriendinnetje!’
Dat was teveel voor Angel. Ze liep dreigend op Malfidus af, terwijl Ginny vuurrood werd. Tegen Ginny snauwde ze: ‘Kan je niet iets beters doen, dan alleen maar rood worden? Ben je zwak ofzo?’
‘Angel, zo is het genoeg!’, zei ik. ‘Reageer je frustratie niet af op Ginny!’
Waardoor Malfidus mij in de gaten kregen.
‘Nee maar…juffrouw Valentijn’, zei hij en ik keek nijdig de andere kant op.
‘U ook hier?’
‘Ja, ik ben hier zoals je ziet. En noem me geen ‘U’. Ik ben niet van adel.’
‘Weet je dat wel zeker?’
Ik staarde hem verbijsterd aan. Hoe zou hij kunnen weten van de stand van mijn familie?
‘Heb ik een gevoelige snaar geraakt?’ Hij glimlachte schamper.
Ik slikte. ‘Bemoei je met je eigen zaken.’
‘Ik doe niet anders.’
‘O, ben jij het?’, zei de stem van Ron. Hij en Hermelien waren ook gearriveerd.
‘Je bent zeker wel verbaasd om Harry hier te zien, hè?’
‘Niet zo verbaasd als ik ben om jou in een winkel te zien, Wemel’, zei Malfidus. ‘Je ouders zullen wel een maand droog brood moeten eten om dat allemaal te kunnen betalen.’
Nu werd Ron net zo rood als Ginny. Hij smeet zijn boeken ook in haar ketel en liep op Malfidus af, maar Harry en Hermelien trokken hem terug.
‘Ron!’, klonk het. Meneer Wemel, Fred en George kwamen eraan. ‘Wat moet dat? Het is hier een gekkenhuis, laten we naar buiten gaan.’
‘Wel, wel, wel – Arthur Wemel.’ Een lange man die heel veel op Malfidus leek en waarschijnlijk zijn vader was, legde een hand op de schouder van zijn zoon. Ze lachten precies hetzelfde – ik vond het een beetje eng worden. Het was alsof ik opeens dubbel zag.
‘Lucius’, zei meneer Wemel kortaf.
‘Jullie hebben het maar druk op het Ministerie, hoor ik. Al die invallen…ik hoop dat ze overuren betalen. Nee, zo te zien niet’, voegde hij er aan toe toen hij de boeken van Ginny bekeek. ‘Lieve hemel, wat heeft het voor zin om de naam van een tovenaar te schande te maken als je er niet eens voor betaalt krijgt?’
Meneer Wemel werd nóg roder dan Ron en Ginny, wat ik erg knap vond, want de twee kinderen leken al op overrijpe tomaten.
Blijkbaar had Malfidus zijn kille opmerkingen van zijn vader geërfd. Ook gebruikten ze hun opmerkingen tegen dezelfde mensen.
‘Wij hebben heel verschillende opvattingen over hoe je de naam van tovenaar te schande maakt, Malfidus’, zei meneer Wemel.
De grijze ogen van meneer Malfidus gleden tot mijn ontzetting langs mama en papa, die het schouwspel nerveus gadesloegen.
‘Dat blijkt. De mensen met wie je je inlaat, Wemel…en ik dacht nog wel dat je familie niet lager kon zinken –’
Ik had hem nu een nare klap in zijn arrogante gezicht kunnen geven, maar meneer Wemel was me voor.
Het ging allemaal heel snel. Het ene moment rolde Ginny ’s ketel door de zaak, het volgende moment viel een hoge boekenkast om.
Fred en George riepen: ‘Grijp hem, pa!’
Mevrouw Wemel gilde: ‘Nee, Arthur, nee!’
De boekhandelaar riep: ‘Heren – heren, alstublieft!’
Hagrid riep – ja, Hagrid was binnengekomen: ‘Kappen, mannen, kappen, nu meteen!’
Hagrid scheidde de twee mannen zonder enige moeite.
Meneer Wemel had een gescheurde lip en meneer Malfidus een blauw oog.
Meneer Malfidus drukte Ginny haar boek terug in haar hand.
‘Vooruit, pak aan – iets beters kan je vader toch niet kopen.’
Hij schudde zich los van Hagrid, gebaarde Malfidus dat hij mee moest komen en hij verliet de zaak.
‘Je had ‘m motten negeren, Arthur’, zei Hagrid, die meneer Wemel optilde om zijn gewaad schoon te kloppen. ‘Die hele familie is zo rot als een mispel, dat weet iedereen. Je mot nooit naar een Malfidus luisteren. Kwaad bloed, dat is ‘t. Vooruit – laten we ophoepelen.’
Onderweg raapte Angel een boek op van de grond. Ze keek ernaar alsof het haar eerstgeboren zoon was.
Hermelien keek welk boek het was.
‘Oh, Angel, ga je je interesseren in Giftige Paddestoelen?’, vroeg ze geïnteresseerd.
‘Nee’, zei Angel ‘Dit is het boek waardoor Lucius Malfidus een blauw oog heeft opgelopen. Ik zal het voor eeuwig koesteren.’
Toen we buiten waren, begon mevrouw Wemel op haar man te mopperen.
‘Echt een goed voorbeeld voor je kinderen…vechten in het openbaar…wat zal Gladianus Smalhart niet gedacht hebben…’ Uiteraard zei mevrouw Wemel dat.
‘Hij vond het prachtig’, zei Fred. ‘Hoorde je hem niet toen we weggingen? Hij vroeg aan die kerel van de Ochtendprofeet of hij die vechtpartij niet in zijn artikel kon verwerken – hij zei dat het goede publiciteit was.’
En zo liep onze Wegiswegdag ten einde.
Thuis aangekomen, was ik opeens zó uitgeput, dat ik meteen op bed plofte en droomde van de dagen die nog restte voor we teruggingen naar Zweinstein. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Di Okt 28, 2008 20:03 |
|
Hoofdstuk 5. Auto’s konden toch niet vliegen??!!
‘Malfie, schiet op! Als we niet opschieten, zijn we nooit op tijd op het station!’
Ik trok zó hard aan mijn koffer dat hij opeens een meter naar voren schoot en ik bijna van de trap af viel.
Hermeliens ongeduldige gezicht verscheen om de hoek van de trap.
‘Graag veilig beneden komen!’
Toen ik er eindelijk in was geslaagd om mijn koffer naar beneden te krijgen zonder mezelf permanent te beschadigen, haastten we ons naar de auto van papa, want hij zou ons naar het station brengen.
‘Eindelijk, ik heb zo’n zin in weer een schooljaar. Het gaat vast geweldig worden’, zei Hermelien toen we in de auto zaten.
Ik was blij dat zij blij was, ik had gewoon het gevoel dat ik leefde om haar blij te zien. Het was vreemd, en ik ging er nog eens diep over nadenken.
Ik geloofde dat iedereen op de wereld was om een bepaalde reden.
Ik geloofde dat mijn reden was: zorgen dat de mensen om wie ik geef gelukkig zijn. Dat vond ik heel mooi en diepzinnig klinken en ik besloot het te onthouden.
Bij het station aangekomen, moesten we allemaal onze gedachtes bij de bagage houden en kon ik niet verder nadenken. We moesten een beetje opschieten, wilden we goede plekken in de trein bemachtigen.
We zeiden papa gedag en sleepten onze hutkoffers naar het perron.
‘Oké, Malfie, ga maar, er kijkt niemand’, siste Hermelien. Blijkbaar vond ze het belangrijker dat ik eerst veilig en ongezien door het hek kwam, dan dat zijzelf betrapt werd. Ik geloofde niet dat er veel van dat soort lieve mensen op de wereld bestonden.
Ik zette mijn hutkoffer tegen het hek en duwde. Ik gleed er zonder enige moeite doorheen. Daar stond hij: de prachtige rode Zweinsteinexpres. Uit de schoorstenen cirkelden dikke rookwolken en het perron was beladen met leerlingen. Aan een geschuifel hoorde ik dat Hermelien ook ongemerkt door het hek was gekomen en samen liepen we richting de trein.
‘Malfinia! Hermelien! Joehoe!’
We keken om en zagen Angel op ons aflopen. Ze had haar spullen zo te zien al ingeladen.
‘Kom bij mij in de coupé, er is nog plaats zat!’
Toen we de coupé binnenkwamen, werden we meteen begroet door Ivy en Luxy, die er ook zaten.
‘Nou, daar gaan we weer’, grijnsde Ivy. ‘Hebben jullie er een beetje zin in?’
‘Ja, zeker!’, zeiden Hermelien en ik in koor.
‘Ik voel dat het een geweldig jaar gaat worden wat betreft de Zwerkbalcup’, zei Ivy en ze deed alsof ze zich diep concentreerde. ‘Ja, ja, ik zie een vaag beeld van een cup…’
‘Jij begint zeker aan Waarzeggerij dit jaar?’, vroeg Angel met opgetrokken wenkbrauwen.
‘Klopt’, zei Ivy. ‘Ik ga mijn best doen om succesvol mijn examen te halen dit jaar!’
‘Verwacht je dat je zult uitblinken in Waarzeggerij?’, vroeg Luxy.
Ivy keek haar met toegeknepen ogen aan.
‘Vanwaar die spot in je stem?’
‘Spot? Welke spot? Ik, spotten, hoe durf je dat zelfs maar te suggereren?’
(Dat was de eerste keer dat ik Luxy sarcastisch had horen praten.)
‘Ik hoop dat Harry en Ron snel opschieten’, zei Hermelien, die naast Angel neerplofte en op haar horloge keek. ‘Over 10 minuten vertrekt de trein.’
‘Ik ga nog even buiten kijken’, zei Angel. ‘Ik wil hallo zeggen tegen Fred en George.’ Ze verliet de coupé, vrolijk mee neuriënd met haar mp3-speler.
‘Ik begrijp die Dreuzel-elektronica echt voor geen Knoet’, zei Ivy hoofdschuddend. ‘Hoe kun je nou muziek op een ijzeren staafje zetten?’
Hermelien bespaarde zichzelf de moeite om het uit te leggen.
Ongeveer 2 minuten voordat de trein zou vertrekken, kwam Angel weer binnen. Ze bleef even in de deuropening staan en keek naar iets wat wij niet konden zien, toen grijnsde ze breed.
‘Zijn Harry en Ron er?’, vroeg Hermelien hoopvol.
‘Hermelien, denk eens na, heb je Angel wel eens zó breed zien grijnzen als ze Ron zag?’, vroeg ik scherpzinnig.
‘Maar, waar zijn ze? De trein vertrekt zo’, zei Hermelien.
‘Maak je geen zorgen, Hermelien’, zei Luxy. En op de één of andere manier maakten we ons opeens helemaal geen zorgen meer.
Angel ging naast mij zitten.
‘Tegen wie grijnsde je zo?’, vroeg ik.
‘Fred en George’, zei Angel opgewekt. ‘Ze zijn zo meesterlijk. Maar toen kwam de mislukte banshee erbij staan en maakte ik dat ik wegkwam.’
‘De mislukte banshee?’, vroeg Hermelien afgeleid.
‘Ja, dat kind, hoe heet ze ook alweer? Zo’n ordinaire, burgerlijke gansjesnaam..’
‘Ginny’, zei Luxy.
‘Ja, zoiets.’
‘Ze heet voluit Ginevra.’
Angel keek alsof het plotseling haar verjaardag was. ‘Ginevra? Dat méén je niet! Ze krijgt geen moment rust meer!’
‘Angel…’, zei ik. ‘Waarom heb je zo’n hekel aan haar?’
‘Gewoon, omdat ze zo suf is’, zei Angel achteloos. ‘En haar eeuwige gestuntel en aanstellerij als Harry in de buurt is…waar is Harry eigenlijk?’
En daarmee verbrak ze de zorgeloze sfeer. Een seconde later werd deze stilte verbroken door het fluitje van de machinist en de trein begon te rijden.
‘Zouden ze onze coupé niet kunnen vinden?’, vroeg Hermelien onzeker.
‘Dat zou best kunnen’, zei Angel. ‘Als ik in Rons gezelschap verkeerde, zou ik ook spontaan de weg kwijt raken. Hij lijkt me geen ideale reisgids.’
‘Letterlijk en figuurlijk’, grinnikte Ivy en Angel lachte.
Hermelien keek mij angstig aan en ik zag in haar ogen waar ze bang voor was.
Was er iets gebeurd met de jongens? Zaten ze wel in de trein?
‘Anyways, ik ben zó blij jullie allemaal weer te zien! Ik heb jullie zo gemist! Hebben jullie een leuke vakantie gehad?’
‘Dolletjes’, zei Ivy. ‘Weer afgesnauwd door mijn pa. Hij gunt me geen moment rust meer sinds ik de laatste week op Zweinstein vorig jaar geen brief naar huis heb gestuurd om te zeggen hoe het ging. Hij beweerde dat hij zich zorgde om me maakte, maar hé, is afsnauwen dan de juiste oplossing? En trouwens, ik hoef toch niet elke dag een brief inclusief dagelijks verslag op te sturen? Mijn uil wil ook wel eens uitrusten.’
‘Ik ken je gevoelens’, zei Angel. ‘Jij, Luxy?’
‘Ik ben naar Finland geweest.’
‘Alweer?!’, vroeg Ivy ontzet. ‘Wat vind je zo geweldig aan dat land? Is het niet ontzettend koud en onguur?’
‘Nee. Het is er super. Ik ben tenminste nog buiten geweest.’
‘Ja, nou…’, Ivy zuchtte. ‘Ik had niet veel keus. Ik móést thuisblijven.’
‘Hoezo?’, vroeg Angel.
‘Ik had huisarrest’, zei Ivy.
‘Alleen omdat je die laatste brief niet had gestuurd?’, vroeg ik ongelovig.
‘Ja, en omdat ik te ver ging in één van die vele ruzies’, zei Ivy. ‘Alsof hij zelf niets zegt wat me pijn doet. Eigenlijk verdient hij zelf huisarrest.’
‘Ivy, laten we het ergens vrolijks over hebben’, zei Angel. ‘Jullie hebben nog niet gevraagd hoe mijn vakantie was!’
‘Jij begon zelf met het gespreksonderwerp, ik weet niet, hoor…’
‘Nou, wat aardig dat jullie het vragen, ik had echt een vreselijke rotzomer! Echt niks anders gedaan dan in mijn kamer gezeten, klinkt dat niet enig? Ik heb me echt nog nooit zo erg vermaakt!’
We keken haar allemaal aan. Ze had dit gezegd met een brede glimlach, en nog steeds veranderde haar gezichtsuitdrukking niet.
‘Angel…’, begon Hermelien, maar Luxy viel haar in de rede.
‘Angel, zou je ons alsjeblieft willen vertellen wat je vakantie zo vreselijk maakte? Je maakt een nogal wanhopige indruk.’
Ik vond dat helemaal niet, maar ik luisterde toch maar geïnteresseerd. Ik wist bijna niets van Angels situatie thuis.
‘Nou, kijk, ten eerste zat ik met mijn… mijn…’ Angel dacht diep na.
‘Vader?’, vroeg Luxy.
‘Noemen ze zoiets een vader? Oké, ik vind het best. Nou ja, daar zat ik mee opgescheept, maar gelukkig kreeg ik dat bericht dat Harry geen antwoord gaf op brieven en had ik een gelegenheid om te ontsnappen.’
‘Ja, hoe heb jij dat bericht in vredesnaam gekregen?’, vroeg Hermelien. ‘We hebben geen brief gestuurd en je uil was er opeens vandoor.’
‘Ik heb het bericht gewoon van Kero-kun, hoor’, zei Angel.
‘Van wie?’
‘Van Kero-kun, doos.’
‘Wie is Kero-kun?’
‘Mijn uil, doos.’
‘Oh…’
‘Dat klonk echt heel intelligent’, grinnikte Ivy.
‘Ja, hoe kan het trouwens dat jij praat via je uil?’, vroeg ik.
‘Heel simpel, ik heb Kero-kun naar jullie toe laten vliegen met een bepaalde boodschap in mijn hoofd. Ik heb het via telepathie doorgegeven aan Kero-kun.’
‘Maar dat kunnen de meeste volwassenen nog niet eens!’, zei Hermelien.
‘Tsja…’, zei Angel mysterieus. ‘Ik zit vol verrassingen, al zeg ik het zelf.’
‘Maar jij was er dus bij, toen ze Potter gingen bevrijden?’, vroeg Ivy.
‘Ik was erbij, ja, ik heb het hele plan verzonnen’, zei Angel. ‘Ik heb bij die Dreuzels aangebeld en gevraagd of Harry Potter er woonde en of ik alstublieft bij hem langs mocht.’
‘En dat mocht?!’
‘Na wat van mijn kleine dreigtrucjes…ja…’
‘Dus jij hebt de hele missie geleid?’, grapte ik.
‘Zo zou je het kunnen zeggen’, zei Angel en ze rekte zich uit.
Als Hermelien had gedacht dat Harry en Ron wel een poging zouden wagen om onze coupé te vinden, werd ze uit de droom geholpen. Ze kwamen de hele reis niet opdagen en toen de trein tegen de avond aan vaart minderde bij het kasteel, was Hermelien echt heel trillerig van de zenuwen.
‘Waar zijn ze? Zou er iets gebeurd zijn?’
‘Hermelien, rustig’, zei Angel. ‘We zien ze op Zweinstein wel. Oh, wat ben ik blij om terug te zijn.’ Ze keek door het treinraampje en ik zag het geluk van haar gezicht afstralen.
We trokken onze schoolgewaden aan en verzamelden ons met onze bagage in de gang, waar langzaamaan alle andere leerlingen zich ook samendromden.
De trein stopte sissend bij het kleine perronnetje van Zweinsveld en we stapten als eerste de koude lucht in.
‘Hoe gaan we naar het kasteel?’, vroeg ik. ‘De boten waren toch alleen voor de eerstejaars?’
‘Oh ja, nu kan ik bij jullie komen zitten’, zei Ivy opgewekt. ‘Het zijn koetsen die zonder paarden worden voortgetrokken. Ze ruiken een beetje muf vanbinnen, dat moet ik toegeven, maar je zit tenminste wel binnen.’
Terwijl we naar de ‘koetsen zonder paarden’ liepen, keek Hermelien nog steeds nerveus om zich heen. ‘Ik zie ze nergens’, mompelde ze.
‘Misschien zijn ze later uitgestapt’, zei ik geruststellend. ‘Rustig nou maar, je ziet ze bij het feestmaal wel.’
Toen we de hoek van het perron omsloegen en we de koetsen konden zien, bleef ik abrupt staan. Wat bedoelde Ivy met ‘koetsen zonder paarden’? Deze koetsen werden wel degelijk getrokken door paarden. Grote, magere, pikzwarte paarden met draakachtige vleugels. Hun huid zat zo strak om hun botten dat het leek alsof hij er heel strak omheen was gebonden. Ik vond ze lichtelijk angstopwekkend en ik pakte Hermeliens arm vast. Ze keek me verbaasd aan.
‘Wat is er?’
‘Ik vind het eng’, zei ik.
‘Wat vind je eng? Ik zie helemaal niks’, zei ze.
Daaruit maakte ik op dat ze de beesten moest kennen uit één of ander boek en dat ze wist dat ze niet gevaarlijk waren, dus ik was gerustgesteld.
Toen we een koets instapte met zijn vijven, stak Hermelien nog één keer haar hoofd om de deur, maar Angel deed het deurtje dicht en Hermelien trok haar hoofd snel terug.
‘Als je nou niet snel ophoudt met je zorgen maken, Hermelien’, zei ik dreigend.
‘Dan?’, vroeg Angel gretig.
Ik wist even niks en besloot: ‘Maak je gewoon geen zorgen meer.’
Angel leek teleurgesteld. ‘Zwak. Heel zwak. Je hebt nog een hoop te leren.’
‘Wat, wil je me rekruteren ofzo?’, vroeg ik. ‘Tot een kloon van jou?’
‘Nee, Angel, doe het niet. Van alle mensen, niet Malfinia. Malfinia is nog klein en ongeschonden’, grapte Ivy. ‘Mensen zoals jij willen kunnen dat niet begrijpen.’
‘Shush’, glimlachte Angel.
Toen we eindelijk de eikenhouten voordeuren van het kasteel waren gepasseerd en de warmte zich door mijn hele lichaam verspreidde, hield Hermelien het echt niet meer. Ze rende terug naar de deur en ging op haar tenen staan om uit te kijken over de honderden leerlingen die vanuit de trein in haar richting stroomden. Velen die haar passeerden, keken haar met opgetrokken wenkbrauwen aan en ik stootte Angel paniekerig aan.
Met zijn tweeën liepen we naar haar toe, pakten haar bij haar armen en begonnen haar mee naar de Grote Zaal te slepen.
Ze stribbelde behoorlijk tegen – ik had geen idee dat het haar werkelijk zo hoog zat.
‘Nee, nee, laat me los, ze zijn er niet! Ze zijn er niet!’
‘Hermelien, kalm!’, zei ik geschrokken. Ik had haar zelden zo wanhopig gezien.
‘Ook al zijn ze er niet, de school spoort ze vast op!’, zei Angel, die uit alle kracht aan Hermeliens arm trok. ‘En nu….meekomen…Hermelien!’
Uiteindelijk hield Hermelien op en liet zich mak als een lammetje meeslepen.
‘Jemig, Hermelien, ik geloof dat ik een zwakke plek van je heb ontdekt’, zei Ivy uit het veld geslagen.
Luxy liep met een mysterieuze uitdrukking op haar gezicht naar de tafel van Ravenklauw, waar ze plaatsnam naast Cho Chang.
Angel bleef even met een niet al te vriendelijke blik naar Cho Chang kijken. Ik dacht een mompel op te vangen die klonk als: ‘Achterlijke Chinees’, maar ik kon me vergissen. Waarom zou Angel nou weer een hekel hebben aan Cho Chang? Ze was heel goed in Zwerkbal, populair en een heel knap meisje, voor zover ik dat kon zien. Nou ja, het waren verder ook mijn zaken niet.
Hermelien keek toe hoe de tafel van Griffoendor volstroomde, maar Harry en Ron kwamen niet opdagen. Was er echt iets met ze gebeurd?
Hagrid kwam de Grote Zaal binnen, gevolgd door een lange, rommelige rij eerstejaars, die allemaal trilden van nervositeit.
‘Ah, nieuwe koters’, zei Angel, en ze boog zich voorover om de voorsten in de rij te bekijken. ‘Ah, ze zijn nog allemaal zo jong en onschuldig. Volgend jaar zijn ze allemaal gothic.’
‘Angel, alsjeblieft’, zei Ivy, die haar vinger tegen haar lippen drukte. ‘Stil, en áls je praat, praat dan met een beetje respect.’
Angel keek haar verbaasd aan. ‘Ben je klassenoudste ofzo?’
Maar voor Ivy iets terug kon zeggen, begon de Sorteerhoed, die professor Anderling naar binnen had gedragen en op een krukje had gelegd, zijn lied te zingen.
Hoewel de essentie van het lied hetzelfde was, hij zong over het ontstaan van Zweinstein en de vier afdelingen, waar elke afdeling voor stond en dat ze niet bang hoefden te zijn voor het sorteren, hoorde ik dat het lied anders was ingedeeld dan vorig jaar, toen ikzelf gesorteerd werd. Mijn blik bleef even hangen op Ginny, die midden tussen de andere eerstejaars afstak door haar vuurrode haar. Ze leek erg benauwd en was erg bleek, terwijl haar grote bruine ogen angstig stonden. Ik hoopte voor haar dat ze bij Griffoendor kwam, waar al haar broers zaten. Hoe rot zou ze zich voelen als ze de familietraditie zou verbreken. Ze droeg waarschijnlijk een zware last.
De Sorteerhoed beëindigde zijn lied met een lange, vibrerende noot en iedereen applaudisseerde.
‘Het verandert ook nooit van verhaal, hè?’, mompelde Ivy.
‘Ivy, toon eens wat respect voor die arme, oude hoed. Hij heeft het ook niet makkelijk’, zei Angel. Ivy keek haar nijdig aan.
Toen alles weer stil was, kwam professor Anderling naar voren.
‘Als ik jullie naam roep, nemen jullie op het krukje plaats en zet je de hoed op. De hoed roept dan je Afdeling en dan ga je aan de desbetreffende tafel zitten.’ Ze schraapte haar keel en hield een lange lijst namen omhoog.
(De namen die ik opnoem heb ik zelf verzonnen voor in een andere fanfiction van mij, dus kijk niet verbaasd op als je denkt: Wie is dat nou weer?)
‘Arend, Lonna!’ Een meisje met halflang blond haar stapte naar voren en nam plaats op het krukje.
De hoed peinsde even en riep toen uit: ‘RAVENKLAUW!’
Het meisje zette breed glimlachend de hoed af en haastte zich naar haar tafel.
Zo begon het.
Het viel me op dat er dit jaar vooral Ravenklauwers werden genoemd, maar dat kon ook aan mij liggen, tenslotte hoorden de nieuwe leerlingen in eerlijke groepen verdeeld te worden.
‘Cools, Rick!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Eemerwijk, Elka!’
‘ZWADDERICH!’
‘Flap, Eric!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Flexen, Annemieke!’
‘ZWADDERICH!’
‘Ik heb honger’, zei Angel. ‘Schiet op. Kunnen ze Ginny niet overslaan ofzo?’
‘Kolk, André!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Konings, Lauren!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Krauwel, Kasper!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Ah, kijk nou, hij is schattig!’, zei Angel, die toekeek hoe Kasper Krauwel een paar meter verderop ging zitten. ‘Ah, zo klein en muizig! Precies jouw type, Malfinia!’
‘Waarom ik nou weer?’, zuchtte ik.
‘Leeflang, Loena!’
‘Wat een raar figuur’, mompelde Ivy, toen het meisje met het lange, vuilblonde haar en de uitpuilende lichtblauwe ogen de hoed opzette. ‘Ze lijkt wel een…’
‘Respéct, Ivy van Zeist’, zei Angel waardig. ‘Hoe durf je tegen mij te zeuren over dat ik meer respect moet hebben als je ze zelf ook bekritiseerd!’
‘Rustig, alsjeblieft’, zei ik. ‘Nou geen ruzie maken…’
‘RAVENKLAUW!’
‘Milano, Bienna!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Postelijn, Jimmy!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Bla, bla, bla. Ik heb honger!’, zei Angel klagerig.
‘Rovers, Demelza!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Sippe, Jacques!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Steenfijn, Steven!’
‘ZWADDERICH!’
‘Valster, Regina!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Vinkers, Romilda!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘Weemoed, Thijs!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Wemel, Ginevra!’
‘Ja, en de ceremonie is afgelopen! Smakelijk eten allemaal!’, riep Angel en verscheidene mensen keken haar verstoord aan.
‘Angel, alsjeblieft. Ga nou niet ook andere mensen storen alleen maar omdat je haar niet mag!’, siste ik. ‘Hou je mond nou dicht!’
‘GRIFFOENDOR!’
‘DAME!’, riep Angel en ze liet haar hoofd op haar armen vallen. ‘DOUSHITE, KAMI-SAMA, DOUSHITE? WATASHI NO KOTO DAIKIRAI?!’1
‘Ik heb geen flauw idee wat je zegt, maar doe alsjeblieft niet zo melodramatisch. Ze heeft je niks gedaan!’, zei ik, nu op een iets strengere toon. Angel hield weliswaar op met jammeren, maar bleef glazig voor zich uitstaren, terwijl een paar meter verderop, Ginny aan haar nieuwe Afdelingstafel ging zitten.
De ceremonie eindigde met:
‘Winter, Maggy!’
‘RAVENKLAUW!’
Wortel, Wouter!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Zarig, Joris!’
‘RAVENKLAUW!’
‘Zeemelaar, Douwe!’
‘RAVENKLAUW!’
‘En nog wat Ravenklauwtjes als slot’, zei Ivy, die met de menigte meeklapte.
Ik keek opgewonden naar de Oppertafel om te zien wat Perkamentus vond van al deze vreugde, maar plotseling zag ik een lege plaats.
‘Hé…waar is professor Sneep?’
‘Hopelijk in levensgevaar…’, bromde Angel.
‘Angel, hou toch op. Hij is weg. Ik had kunnen zweren dat hij er net nog zat!’ Ik keek verbaasd om me heen. Hoe kon hij nou opeens verdwenen zijn?
‘Hij heeft nogal wat vleermuisachtige trekjes’, zei Angel schouderophalend. ‘Misschien is hij weggevlogen om kleine onschuldige kinderen te bijten en nachtmerries te bezorgen.’
‘Angel, we weten dat je slecht gehumeurd bent vanwege Ginny, maar richt het niet meteen op ons af!’, zei Hermelien.
Ginny, die net vanaf een paar plaatsen verderop aan Angel had willen vragen of ze de aardappels wilde doorgeven, trok haastig haar uitgestoken armen terug en keek Angel angstig aan.
‘Ja, vrees me maar…’, mompelde Angel, maar ik gaf haar een por en gaf de schaal door aan Ginny.
‘Alsjeblieft, en wees alsjeblieft niet bang voor haar, want ze is gewoon humeurig. Het ligt niet aan jou, hoor.’ Ik glimlachte zo vriendelijk mogelijk tegen haar, en blijkbaar werkte het, want ze glimlachte verlegen terug en pakte de schaal aan.
‘Zeg niets’, zei ik tegen Angel, toen ze weer iets vernietigends tegen Ginny wilde zeggen. ‘Dat kind is jonger en je jaagt haar de stuipen op het lijf. En ga niet een of andere opmerking maken over: ‘Dat is mijn doel’, want ik ben het nu echt zat.’
Angel hield wijselijk haar mond dicht.
Halverwege het Feestmaal kwam professor Sneep weer binnen – hij leek erg zelfingenomen en op de een of andere manier joeg de aanblik van zijn sluwe grijns me angst aan.
Hij liep langs de Oppertafel en ik verwachtte dat hij weer gewoon zou gaan zitten, maar hij liep langs zijn plek, bleef tussen professor Anderling en professor Perkamentus staan en fluisterde iets tegen hen. Professor Anderling keek hem geschokt aan en stond meteen op – professor Perkamentus knikte ernstig en volgde haar voorbeeld. Gedrieën verlieten ze de Zaal weer.
Er volgde een geroezemoes in de Zaal, een geroezemoes die er meestal alleen kwam als er iets ernstigs aan de hand was.
Plotseling zei iemand die een paar plekken van me vandaan zat opeens tegen zijn vriend: ‘Ja, ik hoor het ook net van de tafel hiernaast. Hij hoorde ze erover praten.’
Ik draaide me naar hen om en zag dat het Daan en Simon waren.
‘Wie praatten waar over?’, vroeg ik en Angel, Hermelien en Ivy luisterden ook aandachtig mee.
‘Nou, dit gerucht is echt megasnel gegaan, maar hij begon bij de tafel van Zwadderich, het dichtst bij de deur. Iemand daar hoorde Anderling, Perkamentus en Sneep praten toen ze de Zaal verlieten. Ze hadden het over dat Harry en Ron met een auto op het schoolterrein zijn neergestort en waarschijnlijk van school worden gestuurd. Het gerucht is door de hele Zaal hierheen gekomen.’
Ik keek mijn vriendinnen met gefronste wenkbrauwen aan. Angel trok een wenkbrauw op en at weer verder, Ivy staarde Daan met open mond aan en Hermelien leek lichtelijk in paniek.
‘Hoe zouden ze in vredesnaam in een auto hebben kunnen vliegen?’, fluisterde ze.
‘De Wemels hebben een vliegende auto’, zei Angel. ‘Met behulp van die auto hebben we Harry gered tijdens de vakantie.’
Ivy staarde nu haar met open mond aan.
‘Ivy, doe je mond dicht, ’t is geen gezicht’, zei Angel, in een rake imitatie van Hermelien op mij.
‘Ho, eens even. Auto’s kunnen toch niet vliegen!?’, zei ik, met het holle gevoel dat alle realiteit uit mijn omgeving werd weggezogen.
‘Normale niet’, zei Fred Wemel. ‘Maar pa heeft die van ons zó behekst dat ie het wel kan. Is heel makkelijk te besturen. Was echt een eitje.’
‘Maar Ron is neergestort’, zei Hermelien.
‘Maar ja, dat is Ron, he’, zei George en Angel gaf hem spontaan een omhelzing.
‘Je bent geweldig, George!’
‘Was dat wel een aanzoek?’
‘Nee. Geef me de jus aan.’
Niet veel later kwamen Perkamentus, Anderling en Sneep weer terug – zonder Harry en Ron. Ik begon bange voorgevoelens te krijgen. Bovendien kwam er niet nóg een gerucht vanaf de tafel van Zwadderich waaruit bleek dat Harry en Ron toch niet van school werden gestuurd, dus blijkbaar hadden zowel Anderling, als Perkamentus, als Sneep, niets gezegd toen ze binnenkwamen. Of niets onthullends, in elk geval.
Perkamentus zei in zijn nawoordje ook niets over Harry en Ron, dus we waren ontzettend nieuwsgierig naar wat er nou eigenlijk gebeurd was.
‘Eerstejaars, gelieve voor te gaan naar de Leerlingenkamer, de oudere leerlingen wijzen jullie wel de weg, ik moet nog iets bespreken met het schoolhoofd’, zei Percy, die nu Klassenoudste was, besefte ik me opeens weer. ‘Het wachtwoord is ‘knorhaan’!’
We liepen met z’n vieren naar boven, en net op het moment dat we de hoek omkwamen, zagen we twee bekende gedaanten bij het portretgat staan.
‘Yo! Stelletje achterlijke idioten!’, zei Angel. ‘Weten jullie wel hoe panisch jullie Hermelien hebben gemaakt? Doe dat nooit meer, oké?!’
Maar Hermeliens tirade klonk iets anders:
‘Dus daar zijn jullie! Waar waren jullie toch? Er gaan de meest idiote geruchten – iemand zei dat jullie van school waren gestuurd omdat jullie waren neergestort met een vliegende auto!’
‘Nou, we zijn niet van school gestuurd’, zei Harry.
‘Je wilt toch niet zeggen dat jullie inderdaad naar school zijn gevlogen?’
‘Geen gepreek, graag. Zeg liever wat het nieuwe wachtwoord is’, zei Ron ongeduldig.
‘Het wachtwoord is ‘knorhaan’, maar daar gaat het niet om –’
Het portretgat zwaaide open en er barstte een keihard gejuich en applaus los vanuit de leerlingenkamer die Hermeliens woorden onderbrak.
Harry en Ron werden door velen handen naar binnen getrokken en wij klommen onhandig met z’n vieren achter hen aan door het portretgat.
‘Briljant!’, riep Leo Jordaan. ‘Perfect! Wat een entree! Met een auto tegen de Beukwilg vliegen! Daar wordt over tien jaar nog over gepraat!’
‘Meesterlijk’, zei een vijfdejaars.
‘Waarom hebben jullie ons niet terug laten komen?’, riepen Fred en George in koor.
Tientallen mensen gaven Harry en Ron schouderklopjes en ze werden van alle kanten luid toegejuicht.
Harry en Ron zelf leken heel tevreden door de goedkeuring van hun Afdeling, maar toen ze Percy zagen besloten ze dat het verstandig was om maar snel naar boven te gaan.
‘Welterusten!’, riep Harry nog over zijn schouder naar ons.
‘Nu ik de trap naar de Slaapzaal zie’, zei Angel en ze geeuwde, ‘besef ik pas hoe moe ik eigenlijk ben. Zullen wij ook gaan?’
We stemden in en wurmden ons door de feestende mensenmassa heen naar de trap. We werden bijna onmiddellijk gevolgd door onze eigen kamergenoten, Belinda en Parvati, en de kamergenoten van Harry en Ron, Daan, Simon en Marcel. Ze leken allemaal heel vrolijk en vroegen van alles aan Hermelien, omdat ze dachten dat zij meer zou weten over het hele incident. Hermelien liet hen stekelig merken dat zij er niets van afwist omdat ze haar nog niets hadden verteld en de jongens stormden het volgende moment hun eigen slaapzaal binnen, terwijl wij met zijn zessen verder naar boven liepen, naar de meisjesslaapzalen. Bij het bordje ‘Tweedejaars’ namen we afscheid van Ivy, die een deur verder moest, en we gingen de vertrouwde ronde kamer met de vijf hemelbedden in.
Ik ging meteen op mijn bed zitten en voelde de zachtheid meteen bezit van me nemen. Het was alsof mijn bed vroeg of ik er alsjeblieft snel in wilde gaan liggen. Ik trok mijn nachthemd aan, poetste mijn tanden bij de waterbak in het midden van de kamer, gaf Hermelien een knuffel voor het slapengaan, wenste Angel en de andere welterusten, en trok de gordijnen rond mijn hemelbed dicht.
Ik lag met mijn hoofd op het donzen kussen en keek naar het plafond.
Wat vond ik het fijn om terug te zijn. Het werd vast een geweldig jaar.
Voetnotes!!
Dame! = Nee!
Doushite, Kami-sama, doushite? = Waarom, God, waarom?
Watashi no koto daikirai? = Heeft u soms een hekel aan me? |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Za Nov 08, 2008 22:59 |
|
Hoofdstuk 6. Brulbrieven en aardmannetjes
Hermelien was de volgende ochtend nog erg van streek vanwege de stress waarmee Harry en Ron haar hadden opgezadeld.
Toen we de Grote Zaal inliepen, plofte Hermelien op de bank neer, zette haar exemplaar van Vakanties met Vampiers tegen de dichtstbijzijnde melkkan, en begon met een nijdige frons te lezen. Ik keek haar een beetje bezorgd aan, maar ik werd afgeleid door Angel, die aan mijn andere kant plaatsnam en enthousiast zei: ‘Oeh! Jij leest over vampiers! Vampiers zijn cool.’
Hermelien reageerde niet en Angel trok het bord met een enorme stapel eieren met spek naar zich toe.
Toen Harry en Ron aan Hermeliens andere kant plaatsnamen, begroette ze hen met een nogal nors: ‘Morgen.’
Terwijl ik afwezig naar een schaal bakharing staarde, hoorde ik Marcel zeggen: ‘De post komt zo – ik denk dat oma een paar dingen nastuurt die ik vergeten ben.’
En inderdaad, even later klonken er vleugelslagen en toen ik opkeek suisden honderden uilen de Grote Zaal binnen.
Angel keek geïnteresseerd toe hoe er een enorm bobbelig pak op Marcels hoofd viel en het volgende moment viel er iets in Hermeliens melkkan, zodat de melk alle kanten opspatte. Angel vloekte en ik wilde achteruit springen, maar vergat dat ik op een bank zat – ik viel dus achterover. Hermeliens hand schoot automatisch opzij en duwde me weer naar voren.
‘Dankje’, zei ik, nog een beetje geschrokken.
‘Egidius!’, riep Ron.
‘Pardon?’, zei ik, maar Hermelien wees op de melkkan en ik besefte opeens dat het ding dat er in was gevallen ademde.
Ron trok de doorweekte uil uit de melk en de uil viel bewusteloos op tafel. Hij leek wel dood – zijn poten staken de lucht in en hij zag er sowieso niet heel levendig uit.
Hermelien porde met haar vinger tegen de uil en zei: ‘Maak je niet ongerust, hij leeft nog.’
‘Als jullie het niet erg vinden, doe ik de mond-op-mondbeademing niet’, zei Angel.
‘Dat is het niet – het is dat’, zei Ron, die doodsbenauwd naar de rode envelop in de snavel van Egidius wees.
‘Wat is er?’, vroeg Harry.
‘Ah! Van wie is die?’, vroeg Ivy, die net gearriveerd was en vol afkeer naar de rode envelop keek.
‘Van Ron’, zei Angel, die haar verbaasd aan keek. ‘Tenzij Egidius hem in de steek heeft gelaten en nu voor jou werkt.’
‘Zeg, het is geen arbeider’, zei ik.
Ivy leek behoorlijk opgelucht dat de brief blijkbaar niet van haar was en ze nam naast Angel plaats.
‘Ze – ze heeft een Brulbrief gestuurd’, zei Ron.
‘Dit wordt leuk…’
‘Nee, Angel.’
‘Ik zou hem maar openmaken als ik jou was, Ron’, zei Marcel bangig. ‘Als je dat niet doet, wordt het alleen maar erger. Oma heeft me er ook ‘ns een gestuurd en die maakte ik toen niet open en –’, hij slikte, ‘dat was echt vreselijk.’
‘Wat is een Brulbrief?’, vroeg Harry.
‘Maak nou maar open’, zei Marcel, toen de hoeken van de brief lichtjes begonnen te roken. ‘Dan is het binnen een paar minuten voorbij…’
Ron trok de envelop langzaam uit Egidius’ snavel en scheurde hem open. Marcel stak zijn vingers in zijn oren.
Op dat moment barstte de brief open.
‘DE AUTO STELEN! HET ZOU ME NIKS VERBAASD HEBBEN ALS JE VAN SCHOOL WAS GESTUURD! WACHT MAAR TOT IK JE TE PAKKEN KRIJG, JE STOND ER NATUURLIJK GEEN SECONDE BIJ STIL WAT JE VADER EN IK ZOUDEN DOORMAKEN TOEN WE ZAGEN DAT HIJ WEG WAS! GISTERAVOND EEN BRIEF VAN PERKAMENTUS, IK DACHT DAT JE VADER DOOR DE GROND ZOU GAAN VAN SCHAAMTE! ZO HEBBEN WE JE NIET OPGEVOED, JIJ EN HARRY HADDEN WEL KUNNEN VERONGELUKKEN! ECHT WOEDEND! ER KOMT EEN OFFICIEEL ONDERZOEK NAAR JE VADER, DAT IS ALLEMAAL JOUW SCHULD EN ALS JE NOG EEN KEER OVER DE SCHREEF GAAT HALEN WE JE DIRECT VAN SCHOOL!’
Stilte. Galmende stilte.
Hermelien zuchtte. Ik knipperde met mijn ogen. Angel geeuwde.
Langzaam begon het geroezemoes in de zaal weer op te komen en een paar seconden later was iedereen weer gewoon aan het praten.
Ron was zó ver onderuitgezakt dat alleen zijn kruin nog zichtbaar was.
Hermelien sloeg haar boek dicht en keek naar Rons kruin.
‘Nou, Ron, ik weet niet wat je verwacht had, maar –’
‘Zeg niet dat ik het verdiend heb!’, snauwde Ron.
‘Nou, nou, niet over de schreef gaan, hè?’, zei Angel, die een slok sinaasappelsap nam.
Onze eerste les was Kruidenkunde. Blijkbaar had Hermelien wel te doen met Ron, want ze praatte weer gewoon met hem en Harry.
‘Oh, geweldig om iemand anders eens een Brulbrief te zien krijgen’, zei Angel en ze vouwde haar armen achter haar hoofd.
Ik keek haar van opzij aan. Wat bedoelde ze daarmee? Had ze zelf ook wel eens zo’n vreselijke brief gehad?
Bij de kassen bleven we staan om op professor Stronk te wachten. Een paar minuten later kwam ze nors aanlopen, haar armen vol verband en gevolgd door Gladianus Smalhart.
‘Hallo allemaal!’, riep hij joviaal. ‘Ik liet professor Stronk net even zien hoe je een beschadigde Beukwilg moet behandelen! Niet dat ik de indruk wil geven dat ik veel meer weet van Kruidenkunde dan zij, maar op mijn vele, verre reizen ben ik zoveel exotische planten tegenkomen…’
‘Kas Drie vandaag, jongens!’, zei professor Stronk, en ik hoorde Angel: ‘Dank je! Dank je!’, prevelen.
In Kas Drie groeiden veel interessantere en gevaarlijkere planten dan in Kas Een, waar we vorig jaar hadden gewerkt, dus iedereen was erg opgewonden.
Vlak voor we naar binnengingen, vroeg Smalhart aan Harry of hij hem even kon spreken, en hoewel professor Stronk dat duidelijk niet wilde hebben, nam Smalhart Harry even mee en sloot de deur achter zich.
‘Wat zou hij van hem moeten?’, vroeg Angel achterdochtig en ze keek wantrouwig naar de transparante kasdeur, waarachter hun silhouetten duidelijk zichtbaar waren.
Professor Stronk zei dat we even allemaal in een kring moesten komen staan, dat we even op Harry zouden wachten en dan zouden beginnen.
‘Nou, dan kan best nog wel even duren’, zei Angel. ‘Als ik Smalhart zo bezig zie…Waarschijnlijk wil hij weten welk merk haarcrème Harry gebruikt.’
Een paar mensen grinnikten, maar Hermelien keek haar lichtelijk verontwaardigd aan.
Toen Harry na een paar minuten beduusd het lokaal weer binnenkwam, ging hij tussen Ron en Hermelien instaan en professor Stronk begon.
‘Vandaag gaan we Mandragora’s verpotten. Wie kan me iets vertellen over de eigenschappen van de Mandragora?’
Hermeliens hand schoot zó snel omhoog, dat ik een stapje opzij moest doen.
‘Mandragora, oftewel alruinwortel, is een krachtig geneesmiddel. Het wordt gebruikt om mensen die zijn vervloekt of gedaanteveranderingen hebben ondergaan in hun oorspronkelijke staat terug te brengen.’
‘Uitstekend. Tien punten voor Griffoendor’, zei professor Stronk. ‘Mandragora is een essentieel onderdeel van de meeste tegengiffen maar aan de andere kant is het ook bijzonder gevaarlijk. Weet iemand waarom?’
‘De kreet van de Mandragora kan dodelijk zijn’, zei Hermelien.
‘Precies. Nog tien punten. De Mandragora’s die we hier hebben, zijn nog heel jong. Neem allemaal een paar oorwarmers.’
Ik keek even naar de diepe bakken met aarde waar tientallen paarse, plukkerige plantjes uitgroeiden. Iedereen haastte zich naar de grote bak vol oorwarmers en verdrongen zich om tenminste geen roze pluizig exemplaar te pakken te krijgen. Ik wurmde me door iedereen heen en plukte er een blauwe uit. Op het moment dat ik me wilde oprichten, gebeurde er iets geks. Iedereen deed een paar stappen achteruit en staarde me aan. Ik voelde dat ik rood werd en ging gauw terug naar Hermelien.
(Ik kan er niet tegen als mensen me langdurig aanstaren.)
Hermelien keek me even net zo verbaasd aan, maar toen ze mijn verlegen blik zag, hield ze ermee op.
‘Als ik zeg dat jullie ze op moeten doen, zorg dan dat jullie oren geheel bedekt zijn’, zei professor Stronk, die een roze pluizig paar oorwarmers in haar hand had. ‘Als het veilig is om ze weer af te doen, steek ik mijn duim op.’
Iedereen klemde de oorwarmers stevig om hun oren en professor Stronk trok een van de plukkerige plantjes uit de grond.
Tot mijn verbazing was het een soort vlekkerige, lelijke, knobbelige baby, die duidelijk de longen uit zijn lijf schreeuwde. Alleen hoorde niemand het.
Professor Stronk verwisselde de pot, begroef de Mandragora in vochtige compost totdat alleen de plantjes op zijn hoofd nog zichtbaar waren. Professor Stronk sloeg haar handen af, stak haar duim op en deed haar afzichtelijke oorwarmers af.
‘Onze Mandragora’s zijn maar zaailingen en hun kreten zijn nog niet dodelijk’, zei ze kalm.
‘Nou, goh, nu moeten we ze zeker net zo lang water geven tot ze dat wel worden’, mompelde Angel, maar toen professor Stronk verstoord haar richting inkeek, glimlachte ze haar toe met een glimlach waaruit bleek dat ze ontzettend geïnteresseerd was in deze fascinerende schreeuwlelijkerds.
‘Je raakt er echter wel een paar uur door buiten westen en omdat vast niemand de eerste schooldag wil missen, raad ik jullie aan om jullie oorwarmers goed op te houden als jullie werken. Als de les voorbij is, laat ik dat wel weten. Oké, vijf leerlingen per bak – daar staat een voorraad potten – in die zakken zit compost – en pas op voor het Langdradig Weekblad, dat is slaapverwekkend.’ En met die woorden gaf ze een plant met slappe bladeren achter zich een tik. Blijkbaar had de plant haar van achteren willen besluipen.
Voordat we ons met z’n vijven echt geconcentreerd konden richten op de bak, werden we even aangeschoten door een jongen van Huffelpuf met krullend haar.
Hij was op weg naar zijn groepje naast ons, maar bleef even bij ons groepje hangen om Harry een hand te geven.
‘Joost Flets-Frimel’, zei hij vriendelijk. ‘Ik weet natuurlijk wie jij bent – de beroemde Harry Potter…en jij bent Hermelien Griffel, altijd overal de beste in.’
Hermelien schudde, een tikkeltje verrast, ook de hand van Joost, die zich in zijn haast naar mij en Angel wendde.
‘En jullie zijn Angel Augustijn en Malfinia Valentijn…natuurlijk ken ik jullie van al die geruchten in school…en Ron Wemel, uiteraard. Was dat jouw vliegende auto?’ Ron keek nors.
‘Die Smalhart is echt een kei, hè? Ongelooflijk dapper. Hebben jullie zijn boeken gelezen? Ik zou het in m‘n broek hebben gedaan als ik in een telefooncel in het nauw was gedreven door een weerwolf, maar hij bleef kalm en – wap! – gewoon fantastisch.’
Ik slikte. Ik durfde er niet aan te denken wat er met mij gebeurd zou zijn en ik besloot Hermelien de eerstvolgende pauze meteen te vragen hoe Smalhart dat dan wel niet precies opgelost had.
‘Oorspronkelijk zou ik naar Eton gaan, maar ik ben blij dat het Zweinstein is geworden. Uiteraard was moeder een beetje teleurgesteld, maar nadat ik haar die boeken van Smalhart had laten lezen, is ze gaan inzien hoe nuttig het kan zijn om een gediplomeerde tovenaar in de familie te hebben…Maar ik ga snel naar mijn groepje. Dag!’ En hij spoot ervandoor.
‘Kon ik mijn levensverhaal maar in een paar zinnen omvatten’, zuchtte Angel. ‘Maar nee, mijn – hoe heette dat ook alweer, een vader? – heeft ervoor gezorgd dat ik voor het mijne ongeveer een – wat zou het zijn, een jaartje? – nodig heb.’
Maar het volgende moment zetten we onze oorwarmers op en konden we niks meer horen, behalve onze eigen ademhaling.
Na een uiterst vermoeiende les gingen we eerst terug naar het kasteel om onze handen te wassen, die onder de compost zaten, en daarna moesten we ons haasten naar Gedaanteverwisselingen.
‘Jemig, en ik dacht dat ik nooit kramp in mijn handen zou krijgen omdat ik nooit iets deed’, zei Angel, die verbijsterd naar haar handen staarde. ‘Die knobbelige krengen vinden het blijkbaar niet leuk om verpot te worden, ook al is het hun eerste stap naar volwassenheid. Ach, ik zal pas echt verbaasd zijn als ze uitgroeien tot beeldschone wezens – dan mag je me écht lek schieten.’
‘Daar hou ik je aan’, zei ik scherpzinnig.
Professor Anderling gaf ons de opdracht om een kever in een knoop te veranderen.
Zoals verwacht had Hermelien de spreuk bijna onmiddellijk onder de knie.
Mijn kever verstijfde alleen maar, maar dat was het ook wel.
Angel was er op mysterieuze wijze in geslaagd om haar kever onophoudelijk rond te laten tollen, en toen ze eindelijk de tegenbezwering had gevonden, was het beestje al zo van de kaart dat het haast niet meer recht kon lopen.
Harry joeg zijn kever alleen ongeveer het hele lokaal door, zonder raak te mikken.
Ron kon helemaal niks met zijn toverstok. Hij plette de kever met zijn elleboog.
Tijdens het middagmaal liet Hermelien trots haar handvol knopen zien, alleen konden Harry en Ron die niet erg waarderen.
‘Wat staat er voor vanmiddag op het programma?’, vroeg Ron.
‘Verweer tegen de Zwarte Kunsten’, zei Hermelien onmiddellijk.
‘Waarom’, zei Ron en hij pakte haar lesrooster, ‘heb je allemaal kleine hartjes om de lessen van Smalhart getekend?’
Hermelien griste haar rooster met een vuurrood hoofd uit zijn hand.
We gingen na het eten naar buiten, ook al was het erg bewolkt, dus we bleven op het bordes. Hermelien ging zitten en sloeg Vakanties met Vampiers weer open.
‘Hermelien, hoe heeft Smalhart precies die…die…’ Ik kon het gewoon niet uitspreken zonder er een beeld van grote, scherpe tanden bij te zien.
Hermelien keek me vragend aan.
‘Wat die jongen zei tijdens Kruidenkunde…hij werd in het nauw gedreven door een…hoe heeft hij die weggejaagd?’
‘Oh, die weerwolf, bedoel je?’, vroeg Angel. Ik slikte en Hermelien keek haar doordringend aan. ‘Hij heeft gewoon zijn kop om de hoek gestoken. Dat was genoeg om hem af te schrikken.’
‘Angel, alsjeblieft’, zei ik met een smekende ondertoon.
Angel keek me verbaasd aan. ‘Wat is er? Ben je soms bang voor –?’
Maar op dat moment –godzijdank– zei een opgewekte stem achter me opeens:
‘Alles kits, Harry?’ Hermelien, Angel en ik keken om en zagen het jongetje met het muiskleurige haar dat we ook tijdens de Sorteerceremonie hadden gezien. Waarvan Angel doodleuk had gezegd dat hij precies mijn type was.
‘Ik ben Kasper Krauwel. Ik zit ook in Griffoendor. Is ‘t – vind je het goed – mag ik een foto nemen?’ Toen zag ik pas dat hij een Dreuzelcamera om zijn nek had hangen – zo een had papa er ook.
‘Een foto?’, vroeg Harry verbaasd.
‘Om te bewijzen dat ik je echt ontmoet heb’, zei Kasper vlug. ‘Ik weet alles van je. Iedereen heeft me over je verteld. Hoe je die vervloeking van Jeweetwel hebt overleefd en dat hij toen is verdwenen en dat je nog steeds een litteken in de vorm van een bliksemschicht op je voorhoofd hebt, en een jongen bij mij op de slaapzaal zei dat, als je het filmpje ontwikkelt in de juiste toverdrank, de foto’s bewegen. Het is hier echt fantastisch, hè? Ik wist niet dat al die vreemde dingen die ik kon doen toverkunsten waren, tot ik die brief van Zweinstein kreeg. M‘n vader is melkboer en die kon het ook niet geloven. Vandaar dat ik een hoop foto’s maak, om aan hem op te sturen. En het zou helemaal mooi zijn als iemand – als je vriend die foto zou willen nemen en ik naast je zou mogen staan. En zou je die foto dan alsjeblieft willen tekenen?’
Er viel even een verblufte stilte. Toen barstte Angel los.
‘AWWW!!! HIJ IS ZO SCHATTIG!!!’
‘Angel’, zei ik en ik stootte haar aan. ‘Je bent behoorlijk onbeleefd, weet je.’
Kasper was inderdaad nogal rood geworden.
Plotseling klonk er een lijzige, smalende stem achter ons:
‘Foto’s met handtekening? Deel je foto’s met handtekeningen uit, Potter?’
Malfidus. Ik herkende zijn stem meteen.
‘Oké, iedereen in een rij! Harry Potter deelt foto’s met handtekeningen uit!’
‘Dat jij nou de looks niet hebt’, zei Angel en ze rolde met haar ogen.
‘Hoe bedoel je, de “looks”?’, vroeg Harry verbaasd.
‘N-Niks hoor’, zei Angel en ze werd een beetje rood. ‘Ik wil gewoon dat jullie op de vuist gaan.’
Blijkbaar was dat makkelijk te geloven, want Harry liet het daarbij.
‘Je bent gewoon jaloers’, piepte Kasper en Angel sloeg direct weer om.
‘Hij is zó lief!’
‘Dit is niet het goede moment, Angel’, siste Hermelien vanachter haar boek.
‘Jaloers? Waarop? Ik hoef geen smerig groot litteken op mijn voorhoofd, dank je hartelijk. Persoonlijk vind ik niet dat je zo geweldig wordt door een snee in je kop.’
‘Krijg de slakkenpest, Malfidus!’, riep Ron en Angel keek hem bewonderend aan.
‘Zo heb ik je nog nooit meegemaakt, Ron’, zei ze. ‘Behalve tijdens die geweldige Zwerkbalwedstrijd vorig jaar. Gaan jullie weer vechten? En laat er deze keer tenminste iemand in coma raken, anders is het niet leuk!’
‘Pas maar op, Wemel’, zei Malfidus, die Angel negeerde. ‘Als je ruzie maakt, haalt je mammie je nog van school. “Als je nog één keertje over de schreef gaat”…Wemel wil vast graag een foto met handtekening, Potter. Ik denk dat die meer waard is dan het hele huis van zijn ouders.’
‘Dus je geeft toe dat Harry‘s handtekening veel waard is?’, vroeg ik scherpzinnig.
Toen pas zag Malfidus mij. Hij viel even stil – misschien herinnerde hij zich dat ik hem had betrapt toen hij een keer zijn gevoelige kant toonde – maar toen zei hij een tikkeltje ongemakkelijk: ‘Nee…want Wemels huis is niks waard…’ Hij deed er weer het zwijgen toe en keek de andere kant op, met een nijdige frons.
‘Wat hoor ik, wat hoor ik? Wie deelt er hier foto’s met handtekeningen uit? Een domme vraag! Daar zijn we weer, Harry!’
Smalhart was aan komen lopen en zodra hij joviaal zijn arm om Harry‘s schouders sloeg, liet Angel haar hoofd in haar handen vallen en snikte heel hard en heel nep uit pure wanhoop.
‘Nou, vooruit dan, meneer Krauwel. Een dubbelportret. Dat lijkt me een mooi aanbod en dan zetten we er allebei onze handtekening op.’
‘Nou, boven je bed hangen die handel’, zei Angel. ‘Zoiets wil iedereen toch in zijn kamer! Of beter, stop het onder je kussen! Misschien brengt het wel geluk! Nee, Kasper-kun, zie je haar? Van haar mag je een foto maken, dat vind je toch niet erg, Malfinia-chan?’
‘Waarom ik?’
En het volgende moment stond ik samen met Harry en Smalhart op de foto, omdat Angel me richting de camera duwde, net op het moment dat de bel ging.
‘Oké, iedereen naar binnen, vooruit met de geit. Even een goede raad, als ik zo vrij mag zijn, Harry. Ik heb je daarnet gedekt, door die jonge Krauwel ook een foto van mij te laten nemen – nu denken je schoolkameraadjes misschien niet dat je naast je schoenen gaat lopen…’
‘Nee joh, professor, natuurlijk niet’, zei Angel met een poeslieve en ongelooflijke neppe glimlach. ‘We zullen hem goed in toom houden, hoor. Maakt u zich vooral geen zorgen.’ Zodra Smalhart uit het zicht was, voegde ze er nog aan toe, ‘we zullen er niet voor zorgen dat hij net zo egocentrisch wordt als u, dus u hoeft niet nachten lang wakker te liggen om de toekomst van de arme ziel.’
Toen we het lokaal waren binnengekomen en plaatsen hadden opgezocht, begonnen we ons weer in het geroezemoes te storten.
‘Je had wel een ei kunnen bakken op je gezicht’, zei Ron tegen Harry. ‘Laten we hopen dat Krauwel Ginny niet ontmoet, anders richten ze nog de Harry Potter Fanclub op.
‘Hou je mond’, siste Harry.
‘Ja, hij mag Ginny echt niet ontmoeten’, zei Angel, duidelijk geshockeerd bij die gedachte – blijkbaar had ze Rons redenering niet gehoord, ‘wat zal er in die arme jongen omgaan als hij oog in oog staat met…DE BANSHEE’, voegde ze er dramatisch aan toe.
Smalhart kwam het lokaal binnen en griste Marcels exemplaar van Tripjes met Trollen van zijn tafeltje en wees op de voorkant.
‘Ik’, zei hij knipogend, net als de vele zelfportretten in het lokaal. ‘Gladianus Smalhart, Orde van Merlijn, derde klasse. Erelid van de Bond tegen de Zwarte Kunsten en vijf keer op rij door Heks&Haard uitgeroepen tot Tovenaar met de Charmantste Glimlach – maar daar praat ik niet graag over. Ik heb de Zombie van Zanzibar niet verslagen door tegen hem te glimlachen.’
Er viel een doodse stilte, terwijl Smalhart op een reactie wachtte. Angel begon heel hartelijk te lachen.
‘Jongens, waarom lachen jullie niet? Dit is toch humor! Saaie stervelingen.’
‘Goed – ik zie dat iedereen een complete selectie van mijn boeken heeft – prima. Het leek me een goed idee om de eerste les te beginnen met een proefwerkje. Niets om je druk over te maken – gewoon om te controleren hoe grondig jullie mijn boeken hebben gelezen, hoeveel ervan is blijven hangen…’
Hij deelde de proefwerken uit.
‘Jullie hebben dertig minuten, gerekend vanaf – nu!’
Iedereen sloeg het proefwerk om.
1. Wat is de lievelingskleur van Gladianus Smalhart?
2. Wat is de geheime ambitie van Gladianus Smalhart?
3. Wat is, naar jouw mening, de grootste prestatie van Gladianus Smalhart tot dusver?
Tot, drie vellen later:
54. Wanneer is Gladianus Smalhart jarig en wat zou zijn ideale verjaardagscadeau zijn?
Ik kon me nog vaag herinneren dat Hermelien me had verteld, in haar vele spraakzame buien over Smalhart, dat ze het liefst zou willen dat ze harmonie kon stichten tussen alle magische en niet-magische volkeren…
Zou dat hierbij van pas komen? Van de meeste vragen had ik geen weet en ik besloot te antwoorden hoe dat ik dacht dat Smalhart dat zou vinden.
Dertig minuten later haalde Smalhart alle proefwerken weer op en begon ze meteen na te kijken.
‘Ai, ai – bijna niemand herinnert zich blijkbaar dat mijn lievelingskleur lila is. Dat zeg ik in Een Jaar met de Yeti. En een paar leerlingen moeten Wandelingen met Weerwolven nog eens goed doorlezen – in hoofdstuk twaalf schrijf ik duidelijk dat mijn ideale verjaardagscadeau harmonie tussen alle magische en niet-magische volkeren zou zijn – dat had juffrouw Malfinia Valentijn wel goed, die houdt zeker wel van weerwolven – al zou ik ook geen nee zeggen tegen een grote fles Oude Klare‘s Jonge Borrel!’
Ik had mijn hoofd in mijn armen laten zakken en Hermelien klopte me medelevend op mijn arm.
‘Jij weet het zelf het beste’, zei ze zachtjes.
‘Ja, en hij is gewoon heel kortzichtig’, zei Angel onnodig. ‘Oh, zij heeft een vraag goed die staat in Wandelingen met Weerwolven, dan houdt ze vast van weerwolven. Wat een bekrompen slappeling.’
‘…maar juffrouw Hermelien Griffel wist dat het mijn geheime ambitie is om de wereld te bevrijden van alle kwaad en mijn eigen merk haarproducten op de markt te brengen – goed gedaan! Ik kan wel zeggen, een tien met een Griffel!’
‘Dat is niet eerlijk!’, riep Angel, die Hermeliens dromerige bui verstoorde.
‘Ik heb dat van die haarproducten ook opgeschreven! Ik schreef het als een grap, maar dat maakt niet uit, het was waar! En dat u de wereld wilde bevrijden van alle kwaadaardige schoonheidsspecialisten! Waarom noemt u mij dan niet op?’
‘Angel, doe effe normaal, joh!’, siste ik.
‘Tien punten voor Griffoendor!’, zei Smalhart – Angel negerend.
‘Hallo, ik word gewoon gedist door Gladjanus Smalhart! Dit pik ik niet, hoor!’
‘Angel, hou in vredesnaam eens je mond!’, siste ik en ik wist haar voldoende te kalmeren om Smalhart in staat te stellen verder te gaan met zijn les.
‘Maar nu verder met ernstiger zaken…’, zei Smalhart duister en hij zette een grote kooi met een doek eroverheen op zijn bureau. ‘Goed – laat ik jullie waarschuwen! Het is mijn taak om jullie te leren jezelf te verweren tegen de gruwelijkste schepsels die onze tovenaarswereld kent! Het is heel goed denkbaar dat jullie in dit lokaal met jullie grootste angsten zullen worden geconfronteerd! Denk eraan dat jullie niets kan overkomen zolang ik erbij ben. Ik wil alleen dat jullie kalm blijven.’
Ik zag nu toch wel iets van nieuwsgierigheid in Angels donkere ogen.
‘Gil alsjeblieft niet te hard. Dat zou ze woedend kunnen maken.’ Hij trok de doek van de kooi en onthulde de inhoud.
‘Voilà!’, zei hij melodramatisch. ‘Vers gevangen Keltische Aardmannetjes!’
Simon stootte er een gnuivende lach uit en Smalhart keek verstoord op.
Toen ik opzij keek, zag ik dat Angel haar hand voor haar voorhoofd had geslagen en heel erg miserabel keek.
‘Ja?’, vroeg Smalhart aan Simon.
‘Nou, ze zijn niet – ze zijn niet echt – gevaarlijk, nietwaar?’, proestte Simon.
‘Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn! Het kunnen verdraaid lastige kereltjes zijn!’
De aardmannetjes waren felblauw, klein, met ondeugend opengesperde zwarte kraaloogjes. Ze renden als een gek door elkaar heen en drukten hun gezichtjes tussen de spijlen van de kooi door om de leerlingen op de voorste rij pesterig aan te staren.
‘Oké’, zei Smalhart. ‘Laat maar eens zien hoe jullie ze aanpakken!’ Hij opende de kooi.
Ik weet niet veel meer wat er gebeurde, want het ging allemaal heel snel.
Ik zag een aardmannetje op me afvliegen en sprong gillend opzij. Ik was niet de enige – de hele klas schreeuwde toen de aardmannetjes het lokaal bont en blauw begonnen de ruïneren. Ze verscheurden perkamenten, gooiden boeken uit het raam, sloegen inktpotten kapot en hingen Marcel op aan een kroonluchter.
Hermelien trok me aan mijn arm onder de tafel, terwijl Angels tas naast me aan flarden werd gescheurd.
‘Kom op, kom op, vang ze dan, het zijn maar aardmannetjes…’, riep Smalhart en hij hief zijn eigen stok op. ‘Geomanni Pesternomi!’ Maar een aardmannetje griste zijn stok uit zijn hand en smeet die ook uit het raam. Smalhart dook nog net op tijd onder zijn eigen bureau om niet verpletterd te worden door Marcel, die omlaag viel doordat de kroonluchter losscheurde.
Op dat moment ging de bel en iedereen vluchtte vliegensvlug naar de deur. Ik weet nog dat ik mijn blik op Hermeliens rug hield, toen zij zich omdraaide.
Smalhart riep iets naar ons.
‘Nou, als jullie de rest even in hun kooi terug zouden willen doen?’
Vervolgens haalde hij ons in en had ook nog het lef om zich langs ons te wurmen en de deur dicht te doen.
‘Like hell we will!’, schreeuwde Angel, maar Hermelien ging de aardmannetjes al te lijf met een Verstijvingsspreuk.
‘Wat een ongelooflijk stuk onbenul!’, riep Ron.
Ik zag een boek dat op een vlakbij gelegen tafeltje lag en mepte een aardmannetje weg dat Ron in zijn oor wilde bijten.
‘Dankje’, zei Ron een beetje uit het veld geslagen.
Ik pakte het mannetje tussen duim en wijsvinger en bracht het terug naar de kooi. Onmiddellijk werd ik besprongen door nog twee aardmannetjes. Ik pakte ze van mijn gezicht af, richtte er mijn stok op en deed Hermelien na:
‘Finite Incantatem!’*
De twee aardmannetjes bleven roerloos in de lucht zweven en ik stopte ze vlug terug in hun kooi.
‘Hij wil ons gewoon de nodige praktijkervaring laten opdoen’, zei Hermelien.
‘Praktijkervaring?’, zei Harry. ‘Hermelien, hij had gewoon geen flauw idee waar hij mee bezig was.’
‘Onzin’, zei Hermelien, en ze mepte een aardmannetje bewusteloos dat mij aan mijn haar trok. ‘Jullie hebben zijn boeken toch gelezen – al die verbazingwekkende dingen die hij gedaan heeft…’
‘Die hij zegt dat hij gedaan heeft’, zei Ron zacht, terwijl Angel vloekend achter de aardmannetjes aanrende.
*Ik was vergeten wat voor spreuk Hermelien gebruikte in de film, dus heb ik deze gebruikt...als iemand het weet, please tell me! |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Wo Nov 19, 2008 17:19 |
|
Hoofdstuk 7. Slakkenbraaksels en – WAAG HET NIET OM HERMELIEN EEN MODDERBLOEDJE TE NOEMEN!!!
Toen we na de laatste les van vrijdag op weg waren naar de leerlingenkamer, dacht ik terug aan de afgelopen week. Mijn eerste week van het nieuwe schooljaar op Zweinstein zat erop en ik was er over het algemeen best tevreden over.
Voor anderen om mij heen – vooral Ron – was de week minder succesvol geweest. Zijn stok was nog steeds kapot en begon nu ook dingen te doen als uit Rons hand schieten en – zo leek het wel – een eigen leven te leiden.
Aan de andere kant was ik gedwongen om ongeveer elke dag Kasper Krauwel onder ogen te komen, aangezien hij een dag als verspild leek te zien als hij Harry niet minstens 5 keer per dag gedag kon zeggen. Het leek erop dat hij ons lesrooster uit zijn hoofd had geleerd. En dat was dan extra gelegenheid voor Angel om te uiten hoe schattig ze hem vond en tegen mij te zeggen dat ik echt iets met hem moest krijgen. Ook nu begon ze er weer over.
‘Waarom krijg je zelf niks met hem, als je hem zelf zo schattig vind?!’, barstte ik uit.
Angel keek me ongelovig aan.
‘Zie je mij en hem al hand in hand door de gang lopen? Hij is schattig, dat betekent dat hij bij iemand hoort die ook schattig is. Ik ben gewoon teveel voor hem, hij zou het waarschijnlijk niet overleven om mij elke dag te zien.’
Ik was verslagen.
‘Laten we zaterdagochtend bij Hagrid langsgaan’, stelde Hermelien voor. ‘We zijn nog niet bij hem langs geweest sinds we terug zijn.’
Dat vond iedereen een goed idee. Toen we langs de bibliotheek kwamen op onze tocht naar de leerlingenkamer, kwamen Luxy en Ivy naar buiten.
‘Yo!’, riep Angel blij. ‘Lang niet gezien!’
‘Gisteren nog’, zei Ivy, maar Angel negeerde haar.
Luxy knikte als groet en zij en Ivy liepen met ons mee.
‘Wat deden jullie in de bibliotheek?’, vroeg ik.
‘Ik wilde wat opzoeken over Keltische Aardmannetjes’, zei Ivy. ‘Controleren of ze normaalgesproken vriendelijker zijn.’
‘Hoezo dacht je dat?’, vroeg Hermelien.
‘Nou – je weet maar nooit – misschien waren ze wel meer op wraak gebroed omdat ze in de buurt van Smalhart waren’, zei Ivy schouderophalend. Angel en ik lachten, maar Hermelien keek haar streng aan.
Plotseling hield Angel op met lachen en bleef abrupt staan. Harry en Ron, die wat verder voorop liepen, merkten het niet en liepen gewoon door.
‘Wat is er?’, vroeg Hermelien en ze keek Angel vragend aan.
Angel zei niks, maar haar gezicht was vertrokken in een grimas van kille woede. Ik dacht dat ik wist wat – of liever gezegd wie – ze zag. Ik keek op en zag inderdaad Ginny lopen, met een paar andere eerstejaars om zich heen.
Luxy pakte Angel bij haar schouder. ‘Angel’, zei ze, maar het was al te laat.
‘Hé! Ginevra!’
Ik kreunde zachtjes. Er fonkelde iets dreigends in Angels ogen, iets wat ik nog nooit eerder had gezien. Ik had echt geen idee waarom Angel zo’n hekel had aan Ginny, ze had haar toch niks aangedaan? Ik besloot het ergste te voorkomen en liep naar Ginny toe. Angel sputterde iets, maar ik trok me er niks van aan.
‘Hoi, Ginny’, zei ik glimlachend. ‘Hoe was je eerste week op school?’
‘W-Wel leuk, dank je’, zei Ginny en ze werd nogal rood. De meisjes om haar heen keken verbaasd van Ginny naar mij naar een punt achter me – ongetwijfeld Angel.
‘Het doet me goed te zien dat je al vriendinnen hebt gemaakt’, zei Hermelien, die naast me kwam staan, zodat Angel aan het zicht werd onttrokken.
Dank je, dank je, Hermie, dacht ik.
Ginny leek zich op haar gemak te stellen en ze glimlachte.
‘Is je dag ook voorbij?’, vroeg ik.
‘Nee’, zei Ginny, ‘ik moet nog twee uur Gedaanteverwisselingen.’
‘Oh, oké, dan zullen we je niet ophouden’, zei Hermelien.
‘Mocht je een beetje te laat komen, zeg maar tegen professor Anderling dat het door ons kwam. Wij hebben je immers opgehouden’, zei ik met een knipoog.
‘We zullen de doorgang een beetje voor je vrij maken, zodat je ongestoord door kan lopen’, zei Hermelien, die naar Ivy gebaarde dat ze Angel daar weg moest halen.
Ik zwaaide naar Ginny en liep achter Angel aan, ervoor zorgend dat ze zich niet omdraaide en erachteraan ging.
‘Waarom deden jullie dat nou?! Haar behandelen alsof ze een prinses is?!’, siste Angel, toen Ginny en haar vriendinnen waren gepasseerd.
‘Dat heet aardig zijn, iets wat jij blijkbaar nog moet leren’, zei ik. Angel keek me even verontwaardigd aan, maar zei niets.
(Dat was de eerste keer dat Angel me niet van repliek diende.)
Ons plannetje om de volgende ochtend naar Hagrid te gaan, werd alleen lichtelijk gedwarsboomd door Olivier Plank, de Aanvoerder van het Zwerkbalteam van Griffoendor. Toen Ron naar beneden kwam en ons een briefje liet zien dat Harry had achtergelaten, kwamen we erachter dat die arme Harry al veel vroeger uit zijn bed was gesleept dan hij had gewild vanwege training. We besloten na het ontbijt naar het Zwerkbalveld te gaan en wat eten voor hem mee te nemen, van zoveel trainen kreeg je vast heel veel honger.
‘Ah, ik heb echt zin om lekker uit te rusten’, zei Ron en hij rekte zich uit.
Angel had haar zogehete ‘manga’ weer tevoorschijn gehaald. Alleen deze heette niet ‘Vampire Doll’, maar ‘Vampire Knight’.
‘Zo, jij hebt wel een affiniteit met vampiers, of niet?’, vroeg Hermelien.
‘Ja, vampiers zijn cool!’, zei Angel. ‘Echt vet dat ze dit soort boekjes in Dreuzelwinkels verkopen, de tovergemeenschap zou dit als een individuele opvoeding moeten aanschaffen. Het is super leerzaam!’ En ze las opgewekt verder.
Ik smeerde een paar boterhammen vol marmelade.
‘Malfie’, zei Hermelien bedachtzaam. ‘Ik dacht dat jij geen marmelade lustte?’
Ik keek op. ‘Lust ik ook niet’, zei ik. ‘Ik maak ze voor Harry. Marmelade vult erg, en hij heeft vast heel erg honger na zo’n lange training.’
Een ogenblik werd ik even bewonderd aangestaard, en het voelde net als die les Kruidenkunde. Plotseling herinnerde ik me wat Joost Flets-Frimel had gezegd over mij en Angel. “Natuurlijk ken ik jullie van al die geruchten in school”…
Ik vroeg me af wat voor geruchten er over mij door de school gingen.
‘Angel, weet jij toevallig wat die jongen tijdens Kruidenkunde bedoelde met dat hij ons “natuurlijk kende van al die geruchten in de school”?’
Angel keek verstoord op uit haar manga.
‘Eh…Geen idee’, zei ze onverschillig. ‘Misschien ben ik bekend om mijn talent in ego’s pletten.’
‘Juist…’, mompelde ik. Ik vroeg me nog steeds af waarom ik bekend zou zijn.
‘Kom’, zei Hermelien. ‘We gaan naar het Zwerkbalveld. Dan kunnen we Harry ophalen van zijn training en meteen naar Hagrid gaan.’
We liepen de Grote Zaal uit en wilden net richting de voordeur gaan, toen er achter ons gedempt gefluister klonk. We keken om.
Een paar vierdejaars van Ravenklauw keken ons om de één of andere reden na en ze fluisterden achter hun hand met elkaar. Het waren twee meisjes en één jongen. De jongen had donkerbruin haar en dito ogen. Ik kende hem ergens van. Plotseling stootte Angel me aan.
‘Ne, ne, Malfinia-chan. Daar staat je vriendje.’
‘Hou nou eens op, Angel-’ Maar plotseling herkende ik hem. Hij was de jongen van het liefdesdrankenboek-incident vorig jaar. Ik wierp Angel een verwijtende blik toe. ‘Niet hem, hij haat me sowieso al vanwege jouw poging om ons aan elkaar te koppelen.’
Angel dacht diep na, en – zonder naar mij te luisteren – riep ze hard: ‘Oja! Hé, Devon Artemis!’
Oja, nu ze het zei, zo heette hij. En meteen schoot me het beeld van het amulet te binnen, het medaillon dat ik vorig jaar kerst had gekregen. Iemand met de naam Artemis had mij de brief gestuurd waarin stond vermeld dat ik nog steeds een Caligotan was. Ik dacht even na en besefte opeens dat ik niet meer wist waar ik het medaillon had gelaten.
‘Hé, Malfinia-chan! Kom eens terug op deze aardbodem!’, zei Angel doordringend en met een schokje kwam ik weer in de realiteit.
‘Sorry’, zei ik.
‘Zie je, is ze niet schattig als ze verward is?’, vroeg Angel aan Devon, die ook nogal verward leek.
‘Angel! Hou nou op! We gingen Harry ophalen, vind je dit belangrijker?’
Angel staarde me even aan, maar zwaaide toen naar Devon en liep opgewekt naar de voordeur.
De twee meisjes naast Devon keken verbaasd van Devon naar Angel.
‘Hé, hé, Devon, is dat je vriendinnetje?’, vroeg één van de meisjes.
‘Natuurlijk niet’, zei Devon, die zijn wenkbrauwen optrok. ‘Ze probeert me juist aan iemand te koppelen, zag je dat niet?’ Hij gaf het meisje een klopje op haar hoofd. Het meisje leek erg opgelucht.
Toen we eindelijk op de tribune hadden plaatsgenomen, kwam het team van Griffoendor uit de kleedkamer.
‘Zijn jullie nog niet klaar?’, vroeg Ron verbaasd.
‘We zijn nog niet eens begonnen’, zei Harry, en hij keek verlangend naar de boterhammen met marmelade.
‘Je krijgt ze zo’, zei ik streng. ‘Het was mijn bedoeling ze pas te geven als jullie een pauze hadden…’
Harry vloekte zacht. Angel grinnikte.
‘Plank wilde ons wat nieuwe automatismen bijbrengen.’ Hij stapte op zijn bezem en schoot omhoog. Angel keek hem vol bewondering na. Haar ogen volgden hem onophoudelijk.
‘Angel?’, vroeg ik.
‘Ik vind het zo knap dat hij langer dan één seconde op zo’n ding kan blijven zitten’, zei ze vol ontzag. ‘Ik heb niet alleen vreselijke hoogtevrees, alle bezems schijnen iets tegen me te hebben. Ze werpen me altijd direct af als ik ook maar met ze in contact kom.’
Na een paar minuten hoorde ik opeens een klikkend geluid van boven komen. Ik draaide me om en keek omhoog en zag dat Kasper Krauwel op één van de bovenste rijen van de tribune zat en opgetogen foto’s maakte van Harry’s vliegkunsten.
Ik deed vlug alsof ik hem niet had gezien, voor het geval Angel ook om zou kijken en daar had ik nu even geen behoefte aan. Maar gelukkig was Angel ook verdiept in Harry’s vliegkunsten.
Plotseling kwamen de spelers in de lucht samen en leken iets te bespreken. Toen keken ze allemaal om. Ik volgde hun blikken en zag tot mijn verbazing dat het Zwerkbalteam van Zwadderich er aan kwam. Alle spelers droegen een glanzende splinternieuwe bezem. Het team van Griffoendor landde en de twee teams kwamen samen. Er was duidelijk onenigheid. De aanvoerde van Zwadderich gaf Plank een papiertje en gebaarde over zijn schouder. Plank keek op en tussen de gigantische spelers van Zwadderich kwam opeens Draco Malfidus tevoorschijn, ook in Zwerkbaltenu. Ik stond op. Dit kon weinig goeds betekenen.
We daalden met zijn allen de tribune af en gingen het veld op. De aanvoerder van Zwadderich zag ons aan komen.
‘Wat gebeurt er?’, vroeg Ron aan Harry. ‘Waarom trainen jullie niet? En wat doet hij hier?’ Hij wierp een blik op Malfidus.
Ik hield hem ook scherp in de gaten. Hij zag er heel zelfvoldaan uit.
‘Ik ben de nieuwe Zoeker van Zwadderich, Wemel’, zei hij. ‘Je vriendjes bewonderen de nieuwe bezems die m ’n vader voor ons team gekocht heeft.’
Ron koos een heel verkeerd moment uit om zijn mond open te laten vallen en Hermelien moest zich ook inhouden om hem een por te geven.
‘Mooi, hè?’, zei Malfidus. ‘Misschien kan Griffoendor ook wat goudstukken bijeenschrapen en nieuwe bezems kopen. Om te beginnen zouden jullie die Hellevegen kunnen verloten. Misschien zijn ze iets voor een museum.’
Het team van Zwadderich lachte uitbundig.
Mijn ogen trokken samen. Toen Hermelien het volgende zei, wist ik ongeveer al in welke trant hij iets zou zeggen.
(Ik kan heel scherpzinnig zijn.)
‘In onze ploeg heeft tenminste niemand zijn plaats gekocht. Onze spelers zijn gekozen om hun talent.’
Angel gaf Hermelien een goedkeurende por.
Nu kwam het. Malfidus’ zelfvoldane uitdrukking verdween.
‘Niemand heeft jou om je mening gevraagd, smerig, miezerig Modderbloedje!’, zei hij fel.
KLETS.
Er viel een stilte. Er was iets in me ontwaakt, een soort golf van withete haat of woede, die ik nu iets had verzacht. Malfidus staarde me vol ontzetting aan, met zijn hand tegen de rode plek op zijn wang. Ik had mijn hand nog opgeheven, zonder dat ik zelf echt had beseft wat ik had gedaan. Het was alsof er iets bezit van me had genomen. Een hand duwde mijn arm langzaam omlaag. Ik verzette me eerst, maar toen kwam ik weer bij zinnen. Ik knipperde even met mijn ogen en liet mijn arm verstrooid zakken. Toen barstte er een ongelooflijk geschreeuw los.
Fred en George wilden Malfidus bijna te lijf gaan, Alicia krijste: ‘Hoe durf je?!’, en Ron, die goedwillige Ron, pakte zijn toverstok uit zijn zak, zei: ‘Dit zet ik je betaald, Malfidus!’ en richtte hem op diens gezicht. Er klonk een knal en er schoot een groene straal licht uit Rons kant van de stok. Ron werd achterovergeblazen en kwam een paar meter verderop in het gras terecht. Ons groepje plus het Zwerkbalteam kwam haastig aanrennen.
Als hij maar niet gewond was, dat was het enige wat ik kon denken. En zelfs die luchthartige Angel leek bezorgd.
‘Ron! Ron, ben je gewond?’, piepte Hermelien.
Ron kwam zwakjes overeind, maar in plaats van woorden vielen er slakken uit zijn mond. Een handvol slijmerige, reusachtige slakken, die rondglibberden op het gras.
Het team van Zwadderich moest erg lachen, ook al zag ik dat Malfidus nog wel geschokt was van mijn plotselinge fysieke aanval.
‘Laten we hem naar het huisje van Hagrid brengen’, zei Angel en ik had haar stem nog nooit zo zacht gehoord. ‘Dat is het dichtst bij.’
Zij en Harry trokken Ron aan zijn armen overeind.
‘Wat is er gebeurd, Harry? Wat is er gebeurd? Is hij ziek? Maar je kunt hem vast wel beter maken, hè? Oooo! Kun je hem even stilhouden, Harry?’
‘Uit de weg Kasper!’, snauwde Harry en we probeerden ervoor te zorgen dat Ron overeind zou blijven staan. Maar toen dat niet lukte, probeerde ik het anders. Ik sloeg zijn arm om mijn schouders heen en wenkte Harry.
‘Help hem zijn evenwicht te houden’, zei ik, en tegen Ron fluisterde ik: ‘Kun je staan?’ Hij knikte, een beetje verbaasd dat ik opeens zo vriendelijk tegen hem deed, maar hij strompelde zo goed en zo kwaad als het ging richting Hagrids huisje.
‘Als hij ooit nog zoiets zegt’, siste Angel, die over haar schouder naar het groepje Zwadderaars keek. ‘Dan zal ik mijn duistere hocus-pocusvriendjes erbij halen. Maar, hé, Malfinia…Dat was echt cool!’
‘Ik weet niet wat me overkwam, maar ik had gewoon het voorgevoel dat hij zoiets zou gaan zeggen, dus ik was erop voorbereid. En, ik weet niet, het leek wel alsof ik mezelf een beetje verloor. Oeps, niet uitglijden, Ron. Niet uitglijden over je eigen slakken. We zijn er bijna, Ron. Dadelijk voel je je weer beter…we zijn er bijna…’
Op een paar meter van Hagrids huisje ging de deur al open, maar het was niet Hagrid die naar buiten kwam, maar Smalhart.
‘Vlug!’, siste Harry, die Ron een struik induwde. Ik verschool me haastig achter een bijgelegen boom.
‘Het is heel eenvoudig, als je maar weet hoe!’, hoorde ik Smalhart zeggen. ‘Als je hulp nodig hebt, weet je waar je me kunt vinden! Ik zal je een exemplaar van mijn boek geven – het verbaast me dat je dat nog niet hebt. Vanavond zal ik er eentje signeren en het aan je toesturen. Nou, tot ziens dan maar!’
Ik zuchtte. Wat was het toch een slijmbal. Maar toch, hij had wel zo’n ding verslagen…
Toen hij uit het zicht was, kwamen we uit de bosjes en hielpen Ron naar de voordeur. Harry klopte hard.
Toen Hagrid opendeed, keek hij heel nors, maar toen hij zag wie er voor de deur stonden, verscheen er een glimlach vanonder zijn baard.
‘Ik dacht al – wanneer kommen ze nou es – kom binnen, kom binnen – ik was bang dat ’t die professor Smalhart weer was.’
‘Ja, we zijn allemaal bang dat hij ons komt bezoeken’, zei Angel rillend. ‘Alleen zal hij eerder schrikken als hij mijn “vader” ontmoet. Zelfs met een handtekening zou hij die niet kunnen opvrolijken. En, laten we wel wezen, wie zou daar wel vrolijk van worden?’
Hermelien keek haar doordringend aan.
Harry legde uit hoe Ron er zo aan toe was gekomen. Ondertussen plaatste ik Ron in een stoel en zocht iets van een grote emmer of pan om de slakken in op te vangen.
‘Beter d ’ruit dan d ’rin’, zei Hagrid. ‘Mik ze hier maar in, Ron.’ Hij gaf Ron een grote zilveren schaal.
‘Volgens mij kun je alleen maar wachten tot het voorbij is. Het is sowieso een lastige vloek, maar met een kapotte toverstok…’
‘Wat wilde Smalhart van je, Hagrid?’, vroeg Harry.
‘Hij moest zo nodig goeie raad geven over hoe je watergeesten uit een put ken krijgen. Alsof ik dat ik niet weet! En hij zaagde maar door over één of andere zombie wie die verjaagd zou hebben. Als daar één woord van was, vreet ik me ketel op.’
‘Dat vind ik niet helemaal terecht, Hagrid’, piepte Hermelien. ‘Professor Perkamentus vond hem toch de meest geschikte kandidaat-’
‘Hij was de enigste kandidaat’, zei Hagrid, die ons toffees aanbood. ‘En dan bedoel ik ook de enigste. Je ken bijna niemand meer vinden voor Verweer tegen de Zwarte Kunsten, snappie? Daar zijn de mensen niet echt tuk op. Ze denken dat er een soortement vloek op rust. Al een hele tijd heb niemand ’t lang volgehouden. Maar wie wou ‘ie eigenlijk vervloeken?’, vroeg hij, met een knikje op Ron. Ik voelde weer woede opborrelen, maar Angel kalmeerde me.
‘Malfidus schold Hermelien uit. Hij moet echt iets grofs hebben gezegd, want iedereen werd razend’, zei Harry.
‘Het was ook grof’, zei Ron schor. Ik keek hem bezorgd aan. ‘Malfidus noemde haar “Modderbloedje”, Hagrid-’ Hij boog zich meteen weer over zijn schaal.
‘Je meent ‘t!’, gromde Hagrid en hij keek Hermelien aan. Hij was boos, dat was duidelijk.
‘Ja’, zei Hermelien. ‘Alleen weet ik niet wat het betekent. Ik snapte natuurlijk wel dat het iets ergs was…’ Ze keek me behoedzaam aan. ‘En ik heb Malfinia nog nooit zo boos gezien…’
Ik voelde dat ik rood werd.
‘Je hoeft je niet te schamen, je was geweldig’, zei Angel in een poging me op te beuren. ‘Als ik niet zo geschokt was van zijn lef, had ik met je meegedaan.’
‘Ik wist niet dat jij zo hard kon slaan, dat straal je niet uit’, raspte Ron, maar hij leek ook dankbaar. Ik glimlachte.
‘Ik deed gewoon wat ik kon doen voor mijn vrienden’, zei ik.
‘Oh, ik zou dat zou graag ook een keer willen zeggen…’, zei Angel dromerig. ‘Zo bescheiden…“Hé, Angel, je was echt geweldig!”, “Ach, ik deed gewoon wat ik kon doen voor mijn vrienden”…Kyuu…’
We lachten allemaal.
‘Maar wat betekent “Modderbloedje” nou eigenlijk?’, vroeg Harry.
‘Het was het meest beledigende dat hij kon bedenken’, zei Ron, die zich al een beetje beter voelde zo te zien, maar toch nog heel bleek was. ‘Modderbloedje is een scheldnaam voor iemand uit een Dreuzelgezin – je weet wel, met ouders die niet kunnen toveren. Sommige tovenaars – zoals de familie Malfidus – denken dat ze beter zijn dan anderen omdat zij zogenaamd van zuiver bloed zijn. Ik bedoel, iedereen weet dat dat niks uitmaakt. Neem Marcel Lubbermans – die is zuiver van bloed, maar hij weet nauwelijks wat de bovenkant van zijn toverketel is.’
‘Stil, Marcel is lief’, zei Angel.
‘Ik zei ook niet dat hij niet aardig was’, zei Ron. ‘Ik zeg alleen dat zijn kennis in veel opzichten erg beperkt is.’
‘En d ‘r is nog geen spreuk verzonnen die onze Hermelien niet ken’, zei Hagrid. Hermelien werd vuurrood. Ik liep naar haar toe en omhelsde haar.
‘Mocht iemand je nog een keer zo noemen, roep ons!’, zei Angel.
‘Zeg, we zijn geen superheldenteam’, zei ik. ‘Maar de essentie is goed. Als iemand je lastigvalt, dan krijgt diegene met ons te maken.’
‘Of, als het Astoria Greengrass is, alleen met mij. Want dan doet Malfinia het ook zo ongeveer in haar broek.’
Ik verstijfde. Ik was Astoria Greengrass helemaal vergeten, maar onmiddellijk kwam het beeld van haar fonkelende zwarte ogen bij me op. Ik slikte.
‘Het is een vreselijk scheldwoord’, zei Ron, nabevend. ‘Bezoedeld bloed, snap je? Onrein bloed. Idioot, gewoon. De meeste tovenaars zijn tegenwoordig trouwens halfbloeden. Als we niet met Dreuzels waren getrouwd, waren we allang uitgestorven.’
‘Nou, ik geef je groot gelijk dat je ‘m wilde vervloeken, Ron’, zei Hagrid. ‘Maar misschien was het maar goed dat je stok kaduuk was. Ik denk dat Lucius Malfidus gelijk op de stoep had gestaan als jij z’n lieve zoontje had vervloekt. Je had lelijk in de problemen kennen komen. Maar als jij ‘m heb gemept, meissie’, zei hij tegen mij, ‘dan weet ik niet of dat wel zo verstandig was. Malfidus zou het direct aan zijn vader kennen schrijven.’
‘Ah, Perkamentus zorgt er dan wel voor dat het duidelijk wordt dat je er niks aan kon doen en dat het door Malfidus kwam’, zei Angel. ‘Dat zal ik wel even aan hem vragen.’
‘Ja, natuurlijk luistert hij naar jou als jij hem wat opdraagt’, zei Ron met opgetrokken wenkbrauwen.
‘Oh, geloof me, naar mij luistert hij wel’, zei Angel overtuigend.
‘Hé, Harry,’, zei Hagrid opeens, ‘ik heb nog een appeltje met jou te schillen. Ik hoorde dat je foto’s met handtekening uitdeelt. Waarom heb ik d ’r niet een gehad?’
Harry leek boos. ‘Ik deel helemaal geen foto’s met handtekening uit! Als Smalhart dat nog steeds rondbazuint-’
‘Geintje’, zei Hagrid en hij gaf Harry zo’n joviale klap op zijn schouder dat hij met zijn kin tegen de tafel sloeg. ‘Ik wist best wel dat je dat nooit zou doen. Ik zei tegen die Smalhart dat je dat soort onzin niet nodig had. Je bent sowieso veel beroemder dan hij.’
‘Dat vond hij vast niet leuk’, zei Harry, die over zijn kin wreef.
‘Nee, volgens mijn ook niet’, zei Hagrid. ‘En toen ik zei dat ik nog nooit een boek van hem gelezen had, besloot ‘ie maar om op te stappen. Ook een lekkere toffee, Ron?’
‘Nee, dank je. Laat ik dat maar niet riskeren.’
‘Kom es effe kijken wat ik in m ’n tuintje heb’, zei Hagrid. We volgden hem naar de achterdeur van zijn huisje en keken naar buiten. In het moestuintje lagen ongeveer twaalf reusachtige pompoenen.
‘Wauw, die zijn mooi!’, zei Angel enthousiast.
‘Ze doen ’t goed, hè?’, zei Hagrid trots. ‘Ze bennen voor Halloween…dan motten ze groot genoeg zijn.’
‘Oh, ik verheug me nu al op Halloween’, zei Angel met glinsterende pretoogjes.
‘Wat heb je ze gegeven?’, vroeg Harry.
Hagrid keek even of er niemand in de buurt was en fluisterde toen: ‘Nou, ik heb ze wel ietsiepietsie – je weet wel – geholpen.’
‘Zeker een Zwelbezwering?’, zei Hermelien. ‘Nou, ze staan er goed bij.’
‘Dat zei z’n zussie ook al’, zei Hagrid met een knikje naar Ron. ‘Ik zag d ’r gisteren nog.’
Angels interesse verdween abrupt.
‘Wij ook’, zei ik.
‘Ja, ze zei dat ze alleen effe aan ’t rondkijken was op ’t terrein, maar volgens mijn hoopte ze dat ze een zeker iemand tegen ’t lijf zou lopen bij mij thuis.’ Hij knipoogde naar Harry. ‘Als je ’t mijn vraagt, zou zij geen nee zeggen tegen een foto met –’
‘O, hou toch op’, zei Harry.
Angel was duidelijk heel opgelucht door die reactie. Ron daarentegen, begon te schateren en besproeide de bijgelegen grond met slakken.
‘Pas op!’, bulderde Hagrid en hij trok Ron weg bij de pompoenen.
‘Zullen we weer gaan?’, vroeg Angel zo nonchalant mogelijk, maar ik wist bijna zeker dat ze weg wilde, voordat het gesprek opnieuw op Ginny kwam.
Toen we het kasteel weer binnenkwamen, kwam professor Anderling opeens op ons af.
‘Dus daar zijn jullie, Potter en Wemel. Vanavond doen jullie je strafwerk.’
‘Wat moeten we doen, professor?’, vroeg Ron, die een boer onderdrukte.
Hij had op de terugweg naar het kasteel alleen nog maar een paar kleine slakjes uitgehikt.
‘Jij gaat het zilver in de prijzenkamer poetsen met meneer Vilder’, zei professor Anderling. ‘En geen toverkunsten, Wemel. Alles met de hand.’
Ron slikte moeizaam en ik klopte hem bemoedigend op zijn rug.
‘En jij helpt professor Smalhart met het beantwoorden van zijn fanmail, Potter’, zei ze.
‘O nee – mag ik alstublieft ook zilver poetsen?’, vroeg Harry.
‘Geen sprake van. Professor Smalhart heeft speciaal om jou gevraagd. Klokslag acht uur, allebei.’
We slenterden terug naar de leerlingenkamer.
‘Ah…medelijden’, zei Angel. ‘Smalharts fanmail…wie had ooit gedacht dat hij zoiets zou hoeven doen? Oh nee, wacht, het zijn natuurlijk mensen die niet echt bestaan…onzichtbare opblaasmaatjes…ja…dat zal het zijn…’
‘Vilder houdt me de hele nacht bezig’, zei Ron. ‘Geen tovenarij! Er staan minstens honderd bekers in die kamer. Ik kan niet schoonmaken op Dreuzelmanier.’
‘Ik zou graag met je ruilen’, zei Harry zwaarmoedig. ‘Ik heb zo vaak moeten poetsen bij de Duffelingen. De fanmail van Smalhart beantwoorden…dat wordt een nachtmerrie…’
‘Ik wens jullie allebei heel veel succes!’, riep ik Harry en Ron na, toen ze beiden om vijf voor acht naar hun strafwerk vertrokken.
‘Nou, ik hoop dat ze het overleven’, zei Angel. ‘Zullen we naar bed gaan? Het was een lange dag en ik ben moe.’
‘Denk je niet dat we op ze moeten wachten?’, vroeg Hermelien onzeker.
‘Ben je gek? Je hoorde Ron zelf: “Vilder houdt me de hele nacht bezig”. Wil je daarop gaan wachten? Nou, ik niet. Slaap lekker!’ En geeuwend liep ze de trap op.
Ik keek Hermelien aan.
‘Misschien heeft ze gelijk. Ik denk niet dat we erop kunnen rekenen dat ze over een uurtje als terug zijn. We zien ze morgen wel weer en dan vragen we wel hoe het is gegaan.’
‘Als ze dan tenminste nog leven’, zei Angel vanaf de trap. ‘Schiet op, mijn bed roept me.’
En dus volgden we Angel naar boven, ons afvragend wat de volgende dag voor verhalen en belevenissen zou meebrengen.
Voetnote!
Kyuu: Ahh...Zo ontroerend...(Angel is aan het fantaseren over hoe het zou zijn als zij zoiets zou kunnen zeggen, Kyuu is zoiets als "zo ontroerend..." "aah..." in een dromerige manier. Het is gewoon een soort geluid dat je maakt.) |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Di Dec 02, 2008 21:30 |
|
Hoofdstuk 8. Een apart einde van een apart Halloween.
Naarmate Halloween naderde, ontstond er in Zweinstein een griepepidemie. Madame Plijster had haar handen vol aan de leerlingen die snipverkouden haar Ziekenzaal binnenstrompelden. Het was vooral leuk voor Angel om te zien hoe Madame Plijster Ginny een Peperpeppil gaf, zodat de stoom uit haar oren spoot.
‘Hahahaha! Het is net of haar hoofd in brand staat! Hahahahaha!’
‘Angel, alsjeblieft…’
Ik keek door het raam van de Grote Zaal naar buiten, waar de regen neerkletterde en ik zuchtte.
‘Die arme Harry’, zei ik medelevend. ‘Hij heeft nu Zwerkbaltraining.’
‘Ben ik even blij dat ik ziek ben’, zei Ivy. Haar neus was nogal rood. ‘Ik mag van madame Plijster minstens een week niet buitenkomen, en eigenlijk doet dat me niks. Als ik nu daarbuiten zou staan, was ik hier waarschijnlijk niet meer levend teruggekomen.’ Ze duwde met haar wijsvinger tegen haar gezwollen neus. ‘En ik wil ook helemaal niet naar buiten. Stel je voor dat iemand me ziet met deze clownsneus.’
‘Misschien huren ze je dan wel in op een kinderfeestje’, zei Angel plagerig.
Ivy wierp haar een vernietigende blik toe.
‘Ik heb echt zin in Halloween’, verbrak ik de stilte. ‘Ik kan niet wachten tot het feestmaal.’
‘Mee eens. Halloween rockt’, zei Angel. ‘Hé, daar heb je Luxy!’ Ze zwaaide in de richting van de deur van de Grote Zaal. Luxy kwam naar ons toe. Ze droeg een groot boek in haar armen, getiteld: ‘Het Standaard Spreukenboek Niveau 6’.
‘Alles goed?’, vroeg Angel. ‘Jij bent toch niet ook ziek, hè?’
‘Tot zo’n 10 seconden geleden vond jij het niet erg dat ik ziek was’, mopperde Ivy.
‘Nee, ik heb speciale materialen om epidemieën te vermijden’, zei Luxy kalm.
‘Leer je dat in je zesde jaar?’, vroeg Hermelien opgewonden.
Luxy keek haar even aan. ‘Ik heb het niet van Smalhart geleerd, voor de duidelijkheid.’
‘Nee, hij leert je alleen hoe je je haar moet krullen en hoe je een bad-hairday kunt camoufleren’, zei Angel.
‘Angel, niet zo respectloos, alsjeblieft’, zei Hermelien vermanend. ‘Hij doet zijn best…’
‘Ja, vast’, gnuifde Angel. ‘Hij doet zijn best om te verbergen wat een randdebiel hij is.’
‘Angel! Alsjeblieft! Hou op!’ Hermelien had een hysterische ondertoon in haar stem en ik keek Angel waarschuwend aan.
‘Angel, ik vind je heel lief, maar als je Hermie van streek maakt…’
Angel leek enigszins geïntimideerd.
‘Hey, wie hebben we daar? Rudolf the Red-nosed Reindeer?’
Fred en George waren binnengekomen en hadden Ivy gezien.
‘Gevatte opmerkingen voor je houden graag’, zei ze snibbig. ‘De Peperpeppil werkte niet. Juist weer allen bij mij niet.’ Ze rolde met haar ogen, maar toen verscheen er een grijns op haar gezicht. ‘En, hoe was de training?’
‘Moet je dat nog vragen?’, vroeg George. Hij en Fred waren allebei doorweekt.
‘Die gezwollen neus heeft je denkvermogen toch niet aangetast?’, vroeg Fred ongerust.
‘Heel leuk, ik ben echt in de mood om grapjes te ontvangen over mijn ziekheid’, zei Ivy chagrijnig.
‘Wil je een worstje?’, vroeg George opbeurend en hij griste er een van een schaal die binnen handbereik stond. ‘Daar warm je van op.’
‘Die dingen staan er al de hele dag. Ze zijn hartstikke koud.’
‘Goh, met jou valt ook niet te praten’, zei Angel.
‘Wil je ook een worstje, Angel?’
‘Wat lief van je, George.’
‘Was dat een aanzoek?’
‘Nee, geef nou maar dat worstje.’
‘Maar, de training is dus afgelopen?’, vroeg Ron. ‘Enig idee waar Harry is?’
‘Nee’, zei Fred, die net een hap van een worstje had genomen en daarom niet echt goed te verstaan was. ‘Hij is gewoon teruggegaan naar het kasteel, maar sinds de training hebben we hem niet meer gezien. Misschien is hij zijn schoenen poetsen in de wc. Daar hadden we eigenlijk allemaal behoefte aan. Die smerige modder overal…’
‘Hopelijk is ie Vilder niet tegen het lijf gelopen’, zei Ivy. ‘Die heeft de laatste tijd ook zijn humeur niet mee.’
‘Ach, we zullen hem heus nog wel tegenkomen’, zei Angel. ‘Hij loopt vast ergens doelloos rond te dwalen door Zweinstein.’
‘Dat lijkt me niet echt iets voor hem’, zei ik waarheidsgetrouw.
‘Luxy, kan je me één van die griepafstotende spreuken leren?’, vroeg Ivy met een smekende ondertoon. ‘Ik wil van die clownsneus af.’
‘Gewoon wat poederen’, zei Fred.
‘Wacht maar of ik ram dat worstje in jouw neus’, zei Ivy dreigend.
‘Kalm, kalm’, zei Luxy, die zich desondanks leek te amuseren. ‘Ik kan wel wat voor je opzoeken.’
‘Mag ik niet gewoon even je boek lenen?’, vroeg Ivy.
‘NEE’, zei Luxy en we schrokken ons allemaal een ongeluk. ‘Eh…Ik bedoel…liever niet…’
(Dat was de eerste keer dat ik Luxy ongemakkelijk had zien kijken.)
‘Ik denk dat ik maar eens verder ga’, zei ze en ze schuifelde langs de tafel, zonder ons nog eens aan te kijken.
‘Zo heb ik haar nog nooit meegemaakt’, zei Angel met opgetrokken wenkbrauwen.
‘Gaan jullie maar naar jullie leerlingenkamer, hoor’, zei Luxy. ‘Ik zie jullie nog wel.’ Ze knikte ons toe en schuifelde verder.
‘Goed…zullen we dan maar gaan?’, vroeg Ivy gespannen.
We liepen met zijn allen naar de deuren van de Grote Zaal. Vlak voordat ik de hoek omsloeg, wierp ik nog een blik achterom. Lag het aan mij of schuifelde Luxy in de richting van Olivier Plank?
We wachtten ongeveer 20 minuten in de leerlingenkamer voordat Harry binnenkwam.
‘Jemig, waar was je?’, vroeg Angel. ‘We begonnen ons al zorgen te maken.’
Harry keek haar verbaasd aan.
‘Eh..’, Angel schraapte haar keel en werd een beetje rood, ‘ik bedoel, Hermelien maakte zich al zorgen…en ik zie haar niet graag bezorgd…dus, eh, vertel ons maar waar je bent geweest…ofzo.’
Ik moest wel giechelen om Angels rode hoofd, maar ze bracht me met één blik het zwijgen toe.
Harry begon ons een heel verhaal te vertellen over dat hij door Vilder was aangehouden omdat hij modderige voetstappen achter had gelaten op de vloer, en dat hij op het nippertje aan strafwerk ontsnapt was.
‘Hoe is je dat gelukt?’, vroeg Ivy vol ontzag. ‘Mij lukt het nooit om aan Viller te ontsnappen!’
Angel grinnikte om de toepasselijke bijnaam die Ivy aan Vilder gaf.
‘Nou, Haast Onthoofde Henk liet een kast vallen op de verdieping boven ons. Dankzij hem ben ik ontsnapt.’
‘Haast Onthoofde Henk die iets omstoot? Was hij van streek ofzo?’, vroeg Angel bedenkelijk.
‘Ja, kijk, ik heb hem eerlijk gezegd iets beloofd. Ik heb gevraagd of ik iets voor hem kon doen uit dank’, Angel zuchtte en Hermelien keek medelevend, ‘en toen vroeg hij me of ik op zijn Sterfdagfeestje wilde komen op Halloween. Hij vond het niet erg als ik vrienden meenam.’
‘Een Sterfdagfeestje?’, vroeg Hermelien geïnteresseerd. ‘Ik wed dat maar weinig levende mensen kunnen zeggen dat ze ooit op zo’n feestje zijn geweest – het lijkt me fascinerend!’
‘Waarom wil iemand de dag vieren waarop hij is gestorven?’, vroeg Ron. ‘Het lijkt me een dooie boel…’
‘En het Halloweenfeestmaal dan?’, vroeg ik. ‘Hadden we niet afgesproken om met z’n allen te gaan?’
‘Ja, maar het Halloweenfeestmaal is er elk jaar’, zei Angel. ‘En dit komt niet vaak voor.’
‘Jawel, want hij is volgend jaar toch ook weer een jaartje langer dood? Kunnen we niet een andere keer gaan?’ Ik had me zo verheugd op het feestmaal.
En toen zei Hermelien iets wat me diep schokte.
‘Nou, jij mag naar het feestmaal, als je niet mee wilt.’
Mijn maag leek in ijs te veranderen en ik snakte naar adem.
Iedereen staarde me verbaasd aan en ik voelde dat er tranen in mijn ogen sprongen. Ik slikte moeizaam en sprong overeind.
Hermelien keek me met grote ogen aan.
Ivy keek van mij naar Hermelien.
Harry en Ron leken niet te begrijpen waarom ik me die opmerking zo sterk aantrok, ze begrepen het niet.
Angel kwam ook overeind.
‘M-Malfie…’, zei Hermelien, maar ik had me al omgedraaid en was snikkend naar de meisjesslaapzaal gerend. Ik sloot de deur achter me, plofte op mijn bed neer en begon harde snikken te slaken.
Hermelien, de persoon op deze wereld waar ik het meeste om gaf, de liefste familie en vriendin die ik ooit had gehad…Dit was de eerste keer dat ze me aanraadde ergens alleen heen te gaan. Ze was altijd met me meegegaan, overal naartoe, en nu…en nu…
Ik drukte mijn kussen tegen mijn gezicht. Mijn hoofd begon te bonken.
Stel je voor dat ze steeds meer van me vandaan ging, dat ze me op een dag zou zeggen dat ik voor haar alleen het irritant plakkerige kleine zusje was…
Ik begon nog harder te huilen bij alleen al die gedachte.
Ik wilde geen afstand doen van Hermelien…Zij was de liefste persoon op aarde voor mij…misschien zou ik ooit iemand ontmoeten die mij meer compleet maakte, maar daar durfde ik nu gewoon nog niet aan te denken. Maar ik wilde ook niet egoïstisch zijn en doen alsof ze helemaal van mij was, want dat zou ze zelf niet op prijs stellen. Maar toch moest ik denken aan de autoreis naar het station, toen ik ervan overtuigd was dat het mijn levensdoel was om Hermelien gelukkig te maken en te houden. Ik dacht dat ik, als Hermelien eenmaal haar geluk had gevonden, me op mijn eigen geluk kon focussen. Maar aan de andere kant, misschien duurde dat nog jaren.
Ik schrok toen er op de deur werd geklopt. Ik hikte nog na en kon het nauwelijks opbrengen om: ‘Binnen’, te zeggen. Misschien was het wel Belinda of Parvati, en om hem nou uit te gaan leggen waarom ik zo huilde – daar voelde ik momenteel niet veel voor.
De deur ging open en ik drukte mijn kussen steviger tegen me aan en beet erin.
‘Malfie…’
Hermelien. Ik weet niet wie ik verwacht had, maar iets deed me onmiddellijk omdraaien. Misschien had ik gedacht dat Hermelien me niet zou volgen, dat het haar niet zou kunnen schelen wat ik dacht. En toen gaf ik mezelf weer een mentale uitbrander. Als ik zo negatief bleef denken, zou er in de toekomst niet veel van me terecht komen.
Ze keek me ongerust aan, met grote bruine ogen, en blijkbaar wist ze niet goed wat ze moest zeggen.
‘M-Malfie…I-Ik…Ik wist niet…Het spijt me, ik bedoel, ik wist niet dat je daar zo van streek door zou raken…’
‘Ik stel me gewoon aan’, zei ik, terwijl de tranen nog steeds over mijn wangen stroomden. ‘Natuurlijk, als ik niet mee wil, moet ik niet meegaan. Je hebt gelijk. Het is alleen, ik ben nog nooit ergens zonder jou heen gegaan…Maar misschien heb ik me wel gewoon teveel aan je gehecht…Ik vergeet steeds bijna dat je niet mijn echte –’
‘Malfinia, hou je mond!’
Ik schrok en keek haar aan. Ze keek nogal boos.
(Dat was de eerste keer dat Hermelien me zo boos had aangekeken.)
‘Hoe dúrf je daar op terug te komen? Ik dacht dat je Caligotan had afgezworen? Ik vind het helemaal niet erg dat je zo op me gesteld bent! Ik vind het juist fijn dat ik een zusje heb dat zoveel om me geeft! Dus, alsjeblieft, hou erover op!’
En het volgende moment was ze naar me toe gelopen en had ze haar armen om me heengeslagen. ‘En nu ophouden met huilen, want je steekt me aan.’
Ik lachte door mijn tranen heen.
De deur ging weer open en Angel kwam binnen.
‘Ik hoorde Hermelien schreeuwen’, zei ze. ‘Is er iets-?’ Ze zag ons en bleef stokstijf staan. ‘Oh, jullie hebben het alweer goed gemaakt?’, zei ze een tikje verbluft. ‘Iedereen is benieuwd wat er aan de hand is, ik heb iets verzonnen om ze even af te leiden en toen ben ik naar boven gesneakt.’
‘Wat heb je verzonnen?’, vroeg ik. Mijn tranen waren voor het grootste deel al opgedroogd.
‘Dat jij en Hermelien een belofte hadden om de eerstvolgende Halloween samen naar het feestmaal te gaan, aangezien jullie het vorig jaar ook hebben gemist dankzij die hazelnootkever Ron. Nu ik er zo aan terugdenk, volgens mij heb ik hem daar destijds ook voor uitgescholden.’ Ze dacht eraan terug met een blik alsof ze aan haar verjaardag terugdacht.
‘Ik ga wel mee’, zei ik. ‘Ik wil ook wel eens kijken wat een Sterfdagfeestje nou eigenlijk is.’
‘Cool! Dan vraag ik Luxy mee!’, zei Angel. ‘Zij moet ook wel eens mee! En Ivy! Plus ikzelf, ik ga ook niet vaak mee met dingen. Ik was ook niet mee bij dat Steen der Wijzen gebeuren, dat wilde ik wel.’
‘Maar met wat had jij ons kunnen helpen…?’, vroeg ik plagerig.
‘Met alles natuurlijk’, zei Angel. ‘En ondertussen had ik jullie kunnen vermaken met mijn nieuwste grappen.’
‘Ja, maar daar hadden we toen niet echt behoefte aan’, zei Hermelien, die me over mijn hoofd aaide. ‘Gaat het weer?’, voegde ze er tegen mij aan toe. Ik knikte dankbaar.
‘Kunnen we nu teruggaan? Fred en George waren bezig met het voeren van Vleermans’ Vuurwerk aan een Salamander. Dat wil ik zien.’
Hermelien keek afkeurend.
Naarmate Halloween naderde, kreeg ik er steeds meer spijt van dat ik had gezegd dat ik meeging naar het Sterfdagfeestje, en blijkbaar voelde Harry (!) zich ook zo.
‘Beloofd is beloofd’, zei Hermelien streng. ‘Je hebt gezegd dat je naar zijn Sterfdagfeestje zou gaan.’
Ik stond in de deuropening van de Grote Zaal en keek mijn ogen uit. Ik zag echte vleermuizen vliegen, en Hagrids enorme pompoenen versierden de hele zaal. Ook het eten was een lust voor het oog. En toen werd ik uit mijn staarsessie gehaald door Angels stem.
‘Malfinia! Kom je nog!’
En dus keerde ik de zaal mijn rug toe en liep naar Harry, Ron, Hermelien, Angel, en Luxy, die op me stonden te wachten. Ivy was niet meegegaan, omdat ze al eerder had beloofd aan vriendinnen uit haar klas dat ze samen naar het feestmaal zouden gaan. En sowieso, volgens haar viel er niet echt veel te eten op een Sterfdagfeestje – eten was haar grootste reden om ergens wel of niet heen te gaan.
We liepen met zijn zessen naar de gang van de kerkers, waar het ‘feestje’ gehouden zou worden. Daar brandden ook veel kaarsen, maar deze waren lang, zwart en ze verspreidden een ijl blauw licht, en bovendien werd het steeds kouder, naarmate we de kerker naderde.
Ik rilde, en Angel sloeg haar mantel wat steviger om zich heen.
En toen klonk er een verschrikkelijk geluid, alsof er duizend nagels over een schoolbord krasten. Ik drukte vol afschuw mijn handen tegen mijn oren.
(Ik heb nooit tegen dat geluid gekund.)
‘Moet dat muziek voorstellen?’, mompelde Ron, die ook niet erg gemotiveerd meer leek.
We gingen de laatste hoek om en zagen Haast Onthoofde Henk in de deuropening staan. ‘M’n beste vrienden’, zei hij treurig. ‘Welkom, welkom…heel fijn dat jullie konden komen…’
Ik klappertandde.
De hele kerker was volgepropt met geesten, onze adem vormden wolkjes, het was alsof we in een drukbezochte ijskast terecht waren gekomen.
Op een met een zwart kleed bedekt podium stond een orkestje op een stuk op dertig zingende zagen speelden, waar een aantal spoken een walsje op maakten.
‘Zullen we even rondkijken?’, vroeg Harry.
‘Heeft niemand toevallig een shawl, wanten en een muts bij zich?’, vroeg Angel. ‘Ik heb het gevoel alsof het vervroegd winter is geworden. Waar is de Kerstman als je hem nodig hebt?’
‘Angel, je had kunnen weten dat, als je naar een geestenfeestje zou gaan, er geen levenswarmte zou zijn’, zei Luxy, die zelf haar wollen shawl nog eens omsloeg. ‘Ik ga mijn shawl niet met je delen, daar had je zelf aan moeten denken.’
‘Ah, Lux, je bent gemeen!’, zei Angel. ‘Geef me een klein stukje…’
‘Nee – Angel, blijf af!’
Angel was op Luxy afgesprongen en begon aan haar shawl te trekken. Luxy probeerde haar van zich af te duwen.
‘Pas op dat je niet door iemand heen valt’, zei Ron benauwd.
‘Luxy, een klein stukje…kom op nou…ik vries hier dood!’
‘Nou, dan val je hier tenminste niet op.’
‘Luxy, doe nou niet zo flauw! Ik geef hem wel terug!’
‘Dus ik moet mijn shawl aan jou uitlenen en dan verwachten dat ik hem terugkrijg? Zo naïef…’
‘O nee!’, zei Hermelien opeens. ‘Terug! Terug! Ik heb geen zin om met Jammerende Jenny te praten –’
Angel en Luxy stopten abrupt met worstelen.
‘Zij…is hier?!’, gilde Angel, en een paar geesten keken verstoord om.
‘Stil Angel, er kijken mensen – ik bedoel, er kijken geesten’, zei Luxy, die blij was dat ze weer normaal kon ademen omdat Angel haar shawl had losgelaten.
‘Wie?’, vroeg Harry.
‘Ze spookt in de meisjes-wc op de eerste verdieping.’
‘Spookt ze in een wc?’
‘Alles is mogelijk tegenwoordig’, zei Angel.
‘Ja. Hij is al het hele jaar defect, omdat ze steeds woedeaanvallen heeft en de boel dan laat overlopen. Ik ging er trouwens toch al nooit heen als ik niet echt moest; het is vreselijk om op de wc te zitten terwijl zij tegen je kermt –’
‘Ah, ik heb die wc van mijn lijstje geschrapt’, zei Angel. ‘Dat kind is echt heel depressief. Ze denkt na over zelfmoord enzo.’
‘Maar ze is toch al dood?’, vroeg ik, niet-begrijpend.
‘Ja, alsof ze dat zelf niet weet. Maar als je dat tegen haar zegt, krijgt ze dus een woedeaanval en spoelt ze je de wc uit, met al het water uit de kranen die ze dan wijd open zet.’
‘Jij hebt het vast wel meegemaakt’, zei ik. ‘Het klinkt alsof je uit ervaring spreekt.’
‘Uhm, zie ik eruit als iemand die er niks van zegt als ze geïrriteerd is?’, vroeg Angel.
‘Kijk, eten!’, zei Ron.
‘Waar?!’, zei Angel.
‘Niet zo schreeuwen, Angel, het is een droevig feestje’, fluisterde ik.
Maar van het eten was ook niet veel te vinden, ik zal een korte beschrijving geven (pak als het nodig is een bakje erbij):
Rotte vissen op zilveren schalen.
Zwartverbrande taartjes op grote schalen.
Een enorme penspastei vol maden.
Een met donzige groene schimmel bedekte kaas.
En op een ereplaats, een in grafsteen gevormde taart met in donkergrijs glazuur het opschrift:
“Heer Hendrik van Malkontent tot Maling
Gestorven 31 oktober 1492”
‘Wat zouden ze voor inhoud van die taart hebben gebruikt?’, vroeg Angel.
‘Ik wil het niet weten’, zei ik.
Op dat moment zweefde er een geest langs, die bukte, en door de tafel gleed met zijn mond door een rottende zalm.
‘Ah, gatver, ik hield al niet van zalm’, zei ik, en ik wendde mijn blik af.
‘Kun je het proeven als je er doorheen loopt?’, vroeg Ron.
‘Bijna’, zei de geest mistroostig.
‘Ik denk dat ze het hebben laten rotten om het een sterkere smaak te geven’, zei Hermelien, die haar neus dichtkneep en de penspastei van dichterbij bestudeerde.
‘Ik zou zeggen, probeer het eens’, zei Angel gedempt vanachter haar hand, die ze voor haar mond had geslagen.
Ik keek haar verontwaardigd aan.
‘Je moedigt haar toch niet aan om het te eten?’
‘N-Nee, natuurlijk niet, het spijt me’, zei Angel haastig.
‘Zullen we doorlopen? Ik word niet goed’, zei Ron. Hij zag een beetje pips.
Plotseling zweefde Foppe de Klopgeest voor ons.
‘Hallo Foppe’, zei Harry kalm.
‘Hey, Foppe!’, zei Angel opgewekt.
Foppe zwaaide met een bakje beschimmelde pinda’s voor onze neuzen.
‘Knabbeltjes?’, vroeg hij poeslief.
‘Nee, dank je, niet vandaag’, zei Angel, wier gezicht onmiddellijk betrok.
‘Ik hoorde je over die arme Jenny praten’, zei Foppe. ‘Je deed heel lelijk. HÉ! JENNY!’
‘Nee, Foppe, nee! Zeg alsjeblieft niet wat ik gezegd heb. Dan raakt ze helemaal over haar toeren’, zei Hermelien smekend.
Angel keek Foppe alleen maar aan alsof ze diep teleurgesteld in hem was.
‘Ik dacht dat je had beloofd dat je geen grappen met mij zou uithalen!’
‘Ik hield destijds mijn vingers gekruist achter mijn rug’, zei Foppe.
‘Oh, wacht maar! Ik stuur Fred en George op je af!’
‘Ik meende niet wat ik zei, ik vind haar best aardig – eh, hallo, Jenny.’
Hermelien zweeg nadat ze dat had gezegd.
Jammerende Jenny zweefde nu voor ons. Ze was mollig, had een bril met jampotglazen, een verzameling puistjes op haar gezicht en ze keek heel nors.
‘Wat?’, zei ze.
‘Zeg, een beetje respect!’, schoot Angel meteen uit haar slof. ‘Wees blij dat we al met je praten!’
‘Angel, stop!’, zei ik.
‘Hoe is het met je, Jenny?’, vroeg Hermelien. ‘Leuk om je eindelijk eens niet op een toilet te zien.’
‘Subtiliteit’, zei Luxy droog.
‘Onze Hermelien en onze Angel hadden het net over je’, zei Foppe.
‘Ik zei – we zeiden – dat je er zo leuk uitziet vanavond’, zei Hermelien.
‘Je houdt me voor de gek’, zei Jenny.
‘Ja, geloof dat maar’, zei Angel knikkend.
‘Nee – hè Angel – echt niet – zei ik niet hoe leuk Jenny er vanavond uitziet?’, vroeg ze aan Harry, Ron, Luxy en mij.
‘O…ja…’
‘Ja, klopt…’
‘Ik heb niet geluisterd.’
‘Hè, Luxy…Ja, Jenny, dat zei ze echt.’
‘Lieg niet!’, zei Jenny, en er schoten tranen in haar ogen. ‘Denk je dat ik niet weet hoe de mensen me noemen achter mijn rug? Dikke Jenny! Lelijke Jenny! Jankende, jammerende, jeremiërende Jenny!’
‘Je bent “puisterige” vergeten!’, zei Foppe.
‘Ja, ga daar maar vanuit’, zei Angel venijnig. ‘Je was levend depressief, ga nou niet ook eens je eigen dood tot een hel maken!’
Jenny schoot de kerker uit en Foppe volgde haar terwijl hij haar met pinda’s bekogelde.
‘Puistenkop! Puistenkop!’
‘Dat ging een beetje te ver, Angel’, zei ik zwakjes. ‘Ze is nogal gevoelig voor het feit dat ze dood is.’ Dat had ik zojuist ontdekt.
‘Zou je denken?’, zei Angel.
Plotseling zweefde Haast Onthoofde Henk naast ons.
‘En, amuseren jullie je?’
‘Jazeker’, zeiden we in koor, terwijl ik klappertandde en Rons maag knorde.
Angel draaide zich om en stond oog in oog met Luxy. Er viel even een stilte en een seconde later had de worstelpartij om Luxy ’s shawl zich hervat.
‘Geen slechte opkomst’, zei Henk, die de twee meisjes negeerde en door de kerker keek. ‘De Weeklagende Weduwe is helemaal uit Kent gekomen…het is bijna tijd voor mijn toespraak, laat ik het orkest even waarschuwen.’
Maar op dat moment stopte het ‘orkest’ al met spelen. Eindelijk hield dat akelige geluid op. Een klacht minder.
Maar toen klonk er een jachthoorn. Iedereen keek opgewonden om zich heen.
‘Daar gaan we weer!’, kreunde Henk.
En toen verschenen er een stuk of tien doorzichtige paarden, bereden door geesten zonder hoofd uit de muren. Hun hoofden droegen ze onder hun arm.
Alle aanwezigen klapten, maar ik zag aan het gezicht van Henk dat hij het helemaal niks vond, dus vond ik het niet meer dan sportief in zijn bijzijn niet te klappen.
Zelfs Angel en Luxy onderbraken hun worstelpartij om te kijken naar het nieuwe schouwspel. In dat moment van afleiding, duwde Luxy Angel van zich af. Angel viel op de grond en sprong toen met een kreetje weer overeind.
‘Op de grond is het nog kouder dan staand!’
De voorste geest drukte zijn hoofd op zijn nek, na het boven de menigte te hebben laten uitgekeken en stapte op Henk af.
‘Henk! Hoe is het met je? Je laat het hoofd niet hangen, hoop ik?’ Hij bulderde van het lachen en sloeg Henk op zijn schouder.
Ik vond het zelf een grappige opmerking, komende van een man zonder hoofd en ik giechelde, maar stopte toen ik Henks’ gezicht zag.
‘Welkom, Parcifal’, zei Henk stijfjes.
Toen zag de geest ons en hij maakte een raar sprongetje van schrik. Zijn hoofd viel op de grond.
‘Levenden!’ Alle aanwezigen lachten.
‘Heel grappig’, zei Henk zonder enige emotie.
‘Let niet op Henk!’, bulderde Parcifals’ hoofd. ‘Hij heeft nog steeds de pest in dat hij niet bij de Koplopers mag! Maar ik bedoel – moet je hem nou ‘ns zien…’
‘Ik vind’, zei Harry opeens, ‘dat Henk heel – angstaanjagend is en – eh…’
‘Ha! Hij heeft vast gevraagd of je dat wilde zeggen!’, bulderde Parcifal.
‘Mag ik even de aandacht? Het is tijd voor mijn toespraak!’, zei Henk en hij begaf zich naar het podium en ging in het blauwe spotje staan. ‘Geachte, wijlen dames en heren. Het is met grote droefenis…’
Maar niemand luisterde naar hem. Iedereen lachte om de Koplopers, die hoofdpolo speelde.
‘Ik heb het nu wel gezien’, zei Ron.
‘Laten we gaan’, zei Harry.
‘Met een beetje geluk kunnen we het toetje nog meepikken’, zei Angel, die haar handen tegen haar buik drukte, die hard rommelde.
We liepen zo haastig als dat kon naar de deur en buiten gekomen renden we naar het warme deel van het kasteel.
Plotseling bleef Harry stokstijf stil staan. Ook Angel stopte met huppelen. Harry deed iets heel vreemds. Hij drukte zich tegen de muur aan en staarde door de gang.
‘Harry, wat doe je?’, vroeg Hermelien.
‘Ik hoor die stem weer – stil!’
‘Welke stem?’
‘Die stem die ik bij Smalhart ook hoorde!’
‘Daar heb je niks over gezegd!’
Ik kon me ook niet herinneren dat hij daar iets over had gezegd.
‘Harry hoorde bij Smalhart een mysterieuze stem die zoiets zei als “Doden, verscheuren”, zei Hermelien. Ze was bleek om haar neus.
‘Luister!’, zei Harry opeens luid en we schrokken allemaal. ‘Hierheen!’ Hij begon de gang uit te rennen, gevolgd door Angel, die om de één of andere reden ook heel bang leek – banger dan ik haar ooit had gezien.
We volgden hem haastig.
‘Harry, wat zijn we –’
‘SSST!’ Harry luisterde opnieuw goed. ‘Hij gaat iemand vermoorden!’ En toen sprintte hij weg. Geschrokken volgden we hem allemaal. Ik hijgde de longen uit mijn lijf.
(Ik heb nooit een goede conditie gehad.)
Na de zoveelste gang bleef Harry staan.
‘Harry, wat moet dat allemaal?’, vroeg Ron hijgend. ‘Ik hoorde niks…’
Ik steunde met mijn handen op mijn knieën.
Plotseling snakte Hermelien naar adem. ‘Kijk!’
Ik keek op. Iets verderop glansde iets op de muur. We slopen er op af.
Er was iets op de muur geschreven met rode verf, leek het wel. De flakkerende toortsen zorgden ervoor dat ik de boodschap niet meteen kon lezen.
‘DE GEHEIME KAMER IS GEOPEND.
HOEDT U, VIJANDEN VAN DE ERFGENAAM.’
Angel sloeg vol afschuw haar handen voor haar mond.
‘Wat is dat ding – dat eronder hangt?’, vroeg Ron met trillende stem.
Ik slikte en keek langs de muur omlaag. Ik schrok zó van wat ik zag, dat ik een paar stappen achteruit deed – en toen besefte ik pas dat er water op de grond lag.
Het was mevrouw Norks, de kat van Vilder. Ze was helemaal verstijfd en haar ogen keken niets ziend voor zich uit.
Het bleef een paar seconden stil en toen zei Ron: ‘Laten we maken dat we wegkomen.’
Dat vond ik een heel verstandig idee. Maar toen zag ik dat Angel vol afkeer naar de versteende kat staarde en zich blijkbaar ook niet kon verroeren.
Luxy stond een beetje onzichtbaar in de schaduw van de toorts, dus ik kon haar gezicht niet goed zien – maar volgens mij waren we allemaal even geschokt.
‘Moeten we niet iets doen?’, vroeg Harry.
‘We mogen hier niet gevonden worden. Geloof mij nou maar’, zei Ron. Ik kreeg meer respect voor hem en besloot dat ik me het best achter hem kon verschuilen. Hij mocht even fungeren als grote broer.
Maar net toen ik angstig achter hem was weggekropen, klonken er voetstappen die steeds luider werden. Mensen die lekker gegeten hadden, kwamen in de richting van de gang en een tel later stroomden ze de gang op. Weer een tel later verstomde al het gepraat.
‘Wat de –’, hoorde ik. Ik keek om en zag Ivy, die vol verbijstering van mevrouw Norks naar de tekst op de muur naar ons keek.
Toen zei een stem die ik maar al te goed kende hatelijk: ‘Hoedt u, vijanden van de erfgenaam! Hierna zijn jullie aan de beurt, Modderbloedjes!’
Ik keek Malfidus recht aan, maar hij staarde grijnzend naar de versteende kat. |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
RoebZ
2e jaars
Verdiend:
58 Sikkels
Woonplaats: Somewhere over the Rainbow...
|
Geplaatst:
Di Dec 16, 2008 21:26 |
|
Hoofdstuk 9. De Legende van De Geheime Kamer
‘Wat gebeurt hier? Wat is er aan de hand?’
Vilder wurmde zich door de leerlingen door en kwam in het licht van de toortsen. Hij wierp een blik op de muur – en zag zijn kat hangen. Zijn gezicht verbleekte, zijn ogen werden groot en hij deed een paar stappen achteruit terwijl hij zijn handen voor zijn mond sloeg.
‘M’n kat! M’n kat! Wat is er met mevrouw Norks gebeurd?’
Zijn blik viel op Harry.
‘Jij! Jij! Jij hebt m’n kat vermoord! Je hebt haar vermoord! Maar nu ga je er zelf aan! Ik –’
‘Argus!’, riep een stem. Vanuit mijn ooghoek zag ik Angel zó snel omkijken dat ik niet verbaasd zou zijn geweest als ze haar nek had verdraaid.
Professor Perkamentus kwam aanlopen, gevolgd door een aantal andere stafleden. Hij liep langs ons heen en haalde de verstijfde kat uit de toortsenhouder waar ze aanhing.
‘Kom mee, Argus. En jullie ook, meneer Potter, meneer Wemel, juffrouw Griffel, juffrouw Valentijn, juffrouw Airam en Angel.’
We keken allemaal even vragend naar Angel, die totaal niet verbaasd leek dat het schoolhoofd alleen haar bij haar voornaam noemde. Integendeel, ze keek Perkamentus vol genegenheid aan.
(Dat was de eerste keer dat ik Angel zo gelukkig naar iemand had zien kijken.)
Smalhart deed een stap naar voren.
‘Mijn kantoortje is vlakbij, professor – boven aan de trap – als u er gebruik van wilt maken…’
‘Dank je, Gladianus’, zei Perkamentus.
De leerlingen die de gang blokkeerden maakten een pad voor ons open. Ik zag nog even Ivy ’s geschokte gezicht, voordat we de gang waren uitgelopen en de trap opgingen naar het kantoortje van professor Smalhart.
Professor Perkamentus legde de verstijfde kat op Smalharts bureau, stak wat kaarsen aan en begon de kat te onderzoeken, met zijn neus een paar centimeter van haar vacht vandaan. Ik zag dat Angel hem vol ontzag bekeek.
Perkamentus was zo bezig met onderzoeken, dat hij blijkbaar geen woord hoorde van het verhaal dat Smalhart ondertussen tegen ons ophing.
‘Het is duidelijk dat ze gedood is door een vloek – waarschijnlijk de Metamorfotiaanse Marteling. Die heb ik zo vaak zien gebruiken. Doodzonde dat ik niet in de buurt was, ik ken de tegenvloek die haar gered zou kunnen hebben…ik herinner me iets soortgelijks in Ouagadougou. Een hele reeks incidenten. Het volledige verhaal staat in mijn autobiografie; gelukkig kon ik de inwoners voorzien van amuletten die direct verlichting boden…’
‘Ze is niet dood, Argus’, zei Perkamentus kalm, terwijl hij zich oprichtte en Smalhart deed er abrupt het zwijgen toe.
‘Niet dood? Maar waarom is ze dan zo – zo stijf en star?’, kraste Vilder, die door zijn vingers naar zijn kat keek.
‘Ze is Versteend’, zei Perkamentus.
‘Aha! Dacht ik het niet!’, zei Smalhart.
Plotseling kwam Luxy in beweging. Ze maakte een vlugge beweging en het volgende moment hield ze haar toverstok tegen de keel van Smalhart.
‘U kunt beter uw gedachten voor u houden, professor’, zei ze kalm. Maar toch zag ik iets in haar ogen glanzen – maar, dat moest ik me verbeelden.
Waarom zou Luxy angst in haar ogen toelaten?
Smalhart deed een angstige stap achteruit.
‘Zo is het wel genoeg, juffrouw Airam’, zei professor Anderling.
‘Ja, ze is Versteend’, ging professor Perkamentus verder. ‘Maar ik zou niet weten hoe…’
‘Vraag dat maar aan hem!’, zei Vilder haast hysterisch en hij wees naar Harry. Zowel Angel als Luxy bewogen nu hun toverstokken in Vilders richting.
Professor Perkamentus keek Angel even aan. Angel werd een beetje rood en liet haar stok weer zakken. Perkamentus glimlachte flauwtjes. Toen zei hij tegen Vilder: ‘Dit kan onmogelijk het werk zijn van een tweedejaars. Alleen geavanceerde Duistere Magie –’
‘Hij heeft het gedaan! Hij heeft het gedaan!’, siste Vilder. ‘U heeft toch zelf gezien wat hij op die muur heeft geschreven? Hij heeft – in m’n kantoortje – hij weet dat ik – dat ik – Hij weet dat ik een Snul ben!’
‘Ik heb mevrouw Norks met geen vinger aangeraakt! En ik weet niet eens wat een Snul is’, zei Harry verontwaardigd.
‘Ja, wij waren erbij en hij heeft mevrouw Norks echt niet aangeraakt!’, zei Angel meer tegen Perkamentus dan tegen Vilder.
‘Smoesjes!’, zei Vilder. Hij leek een beetje gek te worden van wanhoop. ‘Hij heeft die brief van Snelspreuk gelezen!’
‘Mag ik iets zeggen, professor?’, vroeg professor Sneep, en ik zag Harry’s gezicht betrekken. ‘Misschien waren Potter en zijn kameraadjes gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Maar we zitten wel met een aantal verdachte omstandigheden. Wat deden ze überhaupt op die gang? Waarom waren ze niet op het feestmaal?’
We begonnen allemaal tegelijk te vertellen over het Sterfdagfeestje van Haast Onthoofde Henk, maar Sneep leek niet onder de indruk.
‘Maar waarom zijn jullie na afloop niet naar de Grote Zaal gegaan? Waarom gingen jullie naar die gang?’
‘Omdat – omdat – omdat we moe waren en naar bed wilden’, zei Harry, na even nadenken.
‘Ja, dat klopt’, zei Angel, en ze gaapte heel breed en heel nep. ‘Ziet u wel, we zijn ontzettend moe…’
‘Jullie wilden naar bed zonder eten?’, vroeg Sneep. ‘Volgens mij serveren geesten op hun feestjes geen hapjes die geschikt zijn voor levenden.’
‘Echt wel’, zei Angel, in een dappere poging om ons te redden. ‘Die beschimmelde zalm was best lekker! De schimmel gaf het juist meer smaak!’
We staarden haar allemaal even aan, vol afkeer en probeerden niet te denken aan de walgende gedachte aan wat er gebeurd zou zijn als Angel echt van de zalm had gegeten – dan lag er nu waarschijnlijk een hoopje vies spul in de hoek van Smalharts kantoor. Oh, gatver, daar wilde ik gewoon niet aan denken.
‘Charmant’, zei Sneep.
‘We hadden geen honger’, zei Ron. Dat had misschien overtuigend kunnen klinken – als niet op dat moment precies zijn maag heel hard had gerommeld.
Sneep glimlachte venijnig. ‘Ik krijg sterk de indruk dat Potter niet de volledige waarheid vertelt, professor Perkamentus. Misschien is het een goed idee om hem bepaalde voorrechten af te nemen tot hij bereid is wel het hele verhaal te vertellen. Persoonlijk vind ik dat hij uit de Zwerkbalploeg van Griffoendor moet worden gezet tot hij inziet dat het beter is om eerlijk te zijn.’
‘Wa-!’, begon Angel verontwaardigd, maar professor Anderling viel haar in de rede.
‘Kom nou toch, Severus’, zei ze. ‘Ik zie geen enkele reden om die jongen te verbieden Zwerkbal te spelen. Tenslotte is die kat niet op haar hoofd geslagen met een bezemsteel. We hebben absoluut geen bewijs dat Potter iets verkeerds heeft gedaan.’
‘Dankje, dankje’, prevelde Angel.
Professor Perkamentus keek Harry even doordringend aan. Ik keek opzij naar Hermelien. Ze zag nogal bleek en keek ook bezorgd naar Harry. Ron wreef alleen maar over zijn buik.
‘Onschuldig tot het tegendeel is bewezen, Severus’, zei Perkamentus uiteindelijk met een gedecideerde ondertoon in zijn stem.
Nu keek Sneep even gekweld als Vilder.
‘M’n kat is Versteend!’, riep Vilder. ‘Ik wil dat er iemand wordt gestraft!’
‘We kunnen haar genezen, Argus’, zei professor Perkamentus. ‘Madame Stronk heeft een aantal Mandragora’s weten te bemachtigen. Zodra die volgroeid zijn, laat ik een toverdrank bereiden die mevrouw Norks weer tot leven zal wekken.’
‘Doe ik wel even’, zei Smalhart en iedereen keek hem getergd aan. ‘Dat heb ik al zó vaak gedaan, ik zou in m’n slaap nog een Vitaliserende Alruindrank kunnen brouwen –’
‘Neem me niet kwalijk’, zei Sneep kil, ‘maar volgens mij ben ík hier de leraar Toverdranken.’
Er viel een geladen stilte. Ik keek angstig van de dodelijke ogen van professor Sneep naar de uit het veld geslagen ogen van Smalhart.
‘Jullie kunnen gaan, meneer Potter, meneer Wemel, juffrouw Griffel, juffrouw Valentijn en juffrouw Airam. Ik wilde dat jij nog even blijft, Angel.’
Angel knikte en ze keek vol gelukzaligheid naar professor Perkamentus.
We verlieten het kantoor, na professor Sneep en Anderling.
-------------------------------------------------------------------------------------
Smalhart ging de trap op, om zijn haar in de spiegel te bekijken. Hij hoorde niet wat er zich beneden afspeelde.
‘Angel, ik heb gemerkt wat er zich in je hart afspeelt’, zei Perkamentus. ‘Ik wil je vragen om voorzichtig te zijn. Deze gebeurtenis betekent meer dan je waarschijnlijk denkt…Ik wil je vragen om te vertellen wat er werkelijk is gebeurd. Waarom gingen jullie naar die gang?’
Angel voelde de kleur wegtrekken uit haar gezicht toen ze aan de moordlustige stem dacht. Ze keek in de kalmerende blauwe ogen van Perkamentus en besloot het te vertellen. Als ze iemand kon vertrouwen, was hij het wel.
‘We wilden echt eerst teruggaan naar de Grote Zaal voor het toetje omdat we allemaal heel erg honger hadden, maar toen…toen…’, ze slikte.
‘Ik heb je nog nooit zo bang gezien, Angel’, zei Perkamentus met een bezorgd gezicht.
‘Het was zo eng…Ik heb me ook nog nooit zo bang gevoeld…nou ja, bijna nooit…’
Behalve thuis misschien…
‘Vertel het me maar, het kan belangrijke informatie zijn.’
‘Er was een stem…sissend…bloeddorstig…hij scheen uit de muren te komen…en…en…alleen Harry en ik konden hem horen. Luxy, Ron, Hermelien en Malfinia konden hem allemaal niet horen…’
‘Wat zei de stem?’ Perkamentus’ brillenglazen fonkelden en zijn voorhoofd was licht gefronst.
‘Hij zei…hij zei… “Verscheuren…openrijten…doden…zo’n honger…al zo lang…dood…tijd om te doden…” Het was zó vreselijk!’
Voor ze zichzelf kon tegenhouden deed ze iets wat ze al heel lang niet gedaan – ze sloeg haar handen voor haar gezicht en begon zacht te snikken.
Perkamentus legde zijn hand op haar schouder.
‘Je bent een sterk meisje, Angel Augustijn’, zei hij vriendelijk. ‘Wees niet bang. Je hebt er goed aan gedaan me dit te vertellen, ik beloof je dat je niks zal overkomen, ook al hoor je die stem.’
Angel hief haar gezicht op en zei, door haar tranen heen: ‘Heeft u enig idee wat die stem betekent?’
‘Nog niet. Maar ik beloof je dat ik het zal uitzoeken. Ga nu maar terug naar je vrienden, ze zullen wel op je wachten in de leerlingenkamer. Het doet me goed om te zien dat je veel goede vrienden hebt gemaakt, Angel. Raak ze niet kwijt, je zult ze nodig hebben.’
‘Ja’, zei Angel en ze veegde haar ogen droog en keek het schoolhoofd aan. Toen sloeg ze haar armen om zijn middel en drukte haar hoofd tegen zijn buik. Ze kon zich niet herinneren dat ze ooit iemand zó innig omhelst had.
Perkamentus aaide haar over haar haren. ‘Ga nu maar.’
Angel liet los en liep naar de deur. Voordat ze de gang op verdween, draaide ze zich nog even om.
‘Dank u wel, oom.’
-------------------------------------------------------------------------------------
Vilders humeur was nu nog slechter dan normaal – niet alleen voelde hij zich vreselijk omdat zijn kat Versteend was, maar ook de onheilspellende boodschap op de muur was er met geen mogelijkheid af te krijgen.
In de week die volgde werd er volop over de aanslag op mevrouw Norks gepraat door de hele school. Vooral Ginny leek er erg over in te zitten.
Ron zei dat ze dol was op katten, maar verzekerde haar dat ze zich niet druk hoefde te maken om mevrouw Norks.
‘Maar je had mevrouw Norks nog niet echt leren kennen. Zonder haar zijn we beter af, echt. Dit soort dingen gebeurt gelukkig niet vaak op Zweinstein. Ze krijgen die halvegare die het gedaan heeft zo te pakken en dan trappen ze hem eruit. Ik hoop alleen dat hij nog even tijd heeft om Vilder te Verstenen voor hij van school wordt gestuurd. Geintje!’, voegde hij er vlug aan toe, toen Ginny bleek werd.
‘Ach, stel je niet zo aan’, zei Angel hatelijk. ‘Het is maar een kat – een zwerfkat denk ik, als ik kijk naar hoe ze eruit ziet. En trouwens, aan het eind van het jaar is alles weer normaal.’
‘Hoe weet je dat zo zeker?’, vroeg ik.
‘Omdat Perkamentus het op gaat lossen’, zei Angel prompt. ‘En Perkamentus kan alles oplossen, dus ik maak me nergens zorgen over.’
‘Je hebt wel heel veel respect voor hem, nietwaar?’, zei ik en ik keek haar aandachtig aan.
‘Well duh, het is Perkamentus, de enige tovenaar waar Voldemort bang voor is. Wie zou hem nou niet respecteren?’
Na Toverdranken gingen we met zijn allen naar de bibliotheek om huiswerk te maken – maar Harry ging niet mee, want hij moest nablijven bij professor Sneep. Hermelien verdween achter de vele, grote boekenkasten en Angel en ik gingen naast Ron zitten.
Ron begon koortsachtig aan zijn huiswerk voor Geschiedenis van de Toverkunst, een opstel van één meter over ‘De Middeleeuwse Europese Tovenaarsraad’. Ik had het al af, met een beetje hulp van Hermelien. Haar opstel was namelijk één meter vijftig.
Na een tijdje kwam Harry de bibliotheek binnen. Angel schoof een beetje op, zodat hij naast haar kon zitten.
‘Niet te geloven!’, bracht Ron uit. ‘Ik kom nog twintig centimeter tekort! Hermelien heeft één meter vijftig en die heeft een piepklein handschrift!’
Hij keek verbeten naar zijn perkament, dat weer was opgerold zodra hij het had losgelaten.
‘Waar is ze?’, vroeg Harry, en hij pakte Rons meetlint plus zijn eigen opstel.
‘Daar ergens’, zei Ron en hij wuifde richting de boekenkasten. ‘Ze zoekt één of ander boek. Volgens mij probeert ze de hele bieb nog voor Kerstmis uit te lezen.’
‘Weet je, ik kwam Joost Flets-Frimel net tegen’, zei Harry, die niet op Ron reageerde. ‘Maar toen ik hem gedag wilde zeggen, maakte hij rechtsomkeert.’
Ik keek hem aan. Zo te zien zat hij er echt mee. Wat was het toch een goede jongen.
‘Dat was toch die jongen met die krulletjes die zei dat hij Malfinia en mij kende door alle geruchten over ons?’, zei Angel fronsend. ‘Ik vond hem wel sympathiek.’
‘Ik ook’, zei ik.
‘Ja, ik ook’, zei Harry. ‘Daarom ben ik ook zo verbaasd.’
‘Waar maken jullie je druk om? Ik vond hem een idioot’, zei Ron, die verder schreef in een zo groot mogelijk handschrift. ‘Al dat geleuter over hoe fantastisch Smalhart wel niet is –’
Plotseling verscheen Hermelien naast me. Ze leek nogal nors.
‘Alle exemplaren van ‘Een Beknopte Beschrijving van Zweinstein’ zijn uitgeleend’, zei ze. ‘En er is een wachtlijst van twee weken. Ik wou dat ik m’n eigen exemplaar niet thuis had gelaten, maar dat kreeg ik niet meer in m’n hutkoffer, met al die boeken van Smalhart.’
‘Waarom wil je het zo graag hebben?’, vroeg Harry.
‘Om dezelfde reden waarom al die andere mensen het willen hebben’, zei Hermelien. ‘Om de legende van de Geheime Kamer te kunnen lezen.’
‘Hè, begin jij nou ook al?’, zei Angel zuchtend. ‘Het is mevrouw Norks maar!’
Maar ik schudde mijn hoofd.
‘Nee, Angel, het gaat niet persé om mevrouw Norks, maar om de Geheime Kamer zelf. Die boodschap op de muur, ik kan begrijpen waarom iedereen wil weten wat het betekent.’
‘Wat is die legende dan?’, vroegen Harry en Angel in koor.
‘Dat is het nou juist. Dat weet ik niet meer’, zei Hermelien en ze ging zitten. ‘En ik kan het verhaal nergens anders vinden…’
‘Hermelien, mag ik jouw huiswerk even doorlezen?’, vroeg Ron wanhopig en hij wierp een blik op zijn horloge.
‘Nee’, zei Hermelien. ‘Je hebt tien dagen de tijd gehad om zelf iets te schrijven.’
‘Maar je hebt Malfinia wel geholpen!’, protesteerde Ron.
‘Dat ligt anders’, zei Angel wijs. ‘Malfinia doet tenminste haar best om op te letten. Hermelien hoefde haar alleen maar een beetje te verbeteren.’
‘Dat wil ik niet van jou horen’, zei Ron snibbig. ‘Jij hebt het ook nog niet af.’
‘Ik moet nog 30 centimeter’, zei Angel opstandig. ‘Maar daar heb ik vriendinnen voor, toch Hermelien? Malfinia?’ Ze knipperde heel overdreven met haar ogen.
‘Dus, we moeten jou wel helpen en Ron niet? Dat vind ik wel een beetje oneerlijk’, zei ik en ik keek Hermelien glimlachend aan.
‘Jullie hebben allebei tien dagen de tijd gehad. Het is nu te laat’, zei Hermelien streng.
‘Ik hoef nog maar vijf centimeter’, zei Ron smekend. ‘Toe nou…’
Op dat moment ging de bel en we ruimden onze spullen op en liepen richting het geschiedenislokaal, terwijl Hermelien en Ron nog steeds kibbelden.
Toen we allemaal in het lokaal zaten, zweefde professor Kist binnen door het schoolbord. En na dat lichtelijk opwindende moment, zakte de hele sfeer in toen hij begon te praten.
Professor Kist had een ontzettend monotone, neuzelende stem, waardoor je, als je langer dan tien minuten naar hem luisterde, bijna automatisch op stand-by sprong en in een soort trance raakte door het saaie geluid.
Plotseling stak Hermelien haar hand op. Iedereen ontwaakte uit zijn of haar trance en staarde haar gebiologeerd aan.
Ook professor Kist keek verbaasd op. Blijkbaar leek hij geschokt dat hij in een lokaal voor leerlingen zat.
‘Ja, juffrouw, eh-’
‘Griffel, professor. Ik vroeg me af of u misschien iets kon vertellen over de Geheime Kamer.’
Ik had het kunnen weten. Als Hermelien iets wilde weten, zou ze alle mogelijkheden gebruiken om erachter te komen.
‘Mijn vak is Geschiedenis van de Toverkunst. Ik hou me bezig met feiten, juffrouw Griffel, niet met mythen of legenden.’
En hij ging verder.
‘In september van dat jaar besloot een subcomité van Sardijnse tovenaars- Juffrouw Greppel?’
Hermelien had opnieuw haar hand opgestoken. ‘Maar zijn legenden niet altijd gebaseerd op feiten, professor?’
‘Tja’, zei professor Kist na een korte stilte, ‘misschien zou je dat inderdaad kunnen stellen, ja. Maar de legende waar u op doelt is zo’n sensationeel en zelfs potsierlijk verhaal…’ Hij keek de klas rond. Iedereen staarde hem gefascineerd aan. Professor Kist leek even uit het veld geslagen.
‘Nou, vooruit dan. Eens kijken…de Geheime Kamer…Jullie weten uiteraard dat Zweinstein meer dan duizend jaar geleden werd gesticht – de precieze datum is onzeker – door de vier grootste heksen en tovenaars van die tijd. De vier afdelingen van onze school zijn naar hen vernoemd: Goderic Griffoendor, Helga Huffelpuf, Rowena Ravenklauw en Zalazar Zwadderich. Samen bouwden ze dit kasteel, ver van nieuwsgierige Dreuzelogen, want in die tijd werd magie gevreesd door het gepeupel en stonden heksen en tovenaars overal aan vervolging bloot. Een paar jaar werkten de stichters harmonieus samen. Ze zochten kinderen die tekenen van tovertalent vertoonden en brachten die naar het kasteel om onderwezen te worden. Maar toen ontstond er onenigheid. Er groeide een kloof tussen Zwadderich en de anderen. Zwadderich stond een restrictiever tovenaarsbeleid voor. Hij vond dat onderwijs in de toverkunst beperkt moest blijven tot de oude, zuiver magische families en was tegen het toelaten van leerlingen van Dreuzelouders, die hij onbetrouwbaar vond. Na een tijdje volgde een ernstig conflict tussen Zwadderich en Griffoendor en verliet Zwadderich de school. Voor dat deel van het verhaal bestaan betrouwbare historische bronnen, maar die eerlijke feiten zijn helaas naar de achtergrond verdrongen door de belachelijke legende van de Geheime Kamer. Volgens de mythe bouwde Zwadderich een verborgen kamer in het kasteel en wist alleen hij van het bestaan van die ruimte. Zwadderich zou die Geheime Kamer verzegeld hebben, zodat hij pas geopend kon worden als zijn eigen, ware erfgenaam op school arriveerde. Alleen die erfgenaam kan het zegel verbreken, de Kamer openen, de gruwel die hij bevat ontketenen en die gebruiken om de school te zuiveren van hen die het niet waardig zijn om magie te mogen leren.’
Iedereen keek hoopvol naar professor Kist, hopend op meer, maar professor Kist leek geïrriteerd.
‘Flauwekul, natuurlijk’, zei hij. ‘De school is talloze malen onderzocht, door de meest geleerd heksen en tovenaars, om te zien of er inderdaad zo’n kamer bestaat, maar er is nooit iets gevonden. Het is maar een verhaal, een fabeltje om goedgelovige mensen bang te maken.’
Maar, hoe professor Kist het ook ontkende, ik werd gefascineerd door de Geheime Kamer, net als de rest van de klas. Wat nou als hij wel echt bestond? En die ‘gruwel’? Ik besloot het te vragen en stak mijn hand op.
‘Ja, juffrouw –?’
‘Valentijn, professor. Professor, wat bedoelt u precies met “de gruwel die hij bevat”?’
‘Dat zou één of ander monster zijn, dat alleen de erfgenaam van Zwadderich kan beheersen’, zei professor Kist.
Hermelien en ik keken elkaar aan.
‘Ik zeg toch, dat bestaat niet! Er is geen Kamer en geen monster’, zei professor Kist en hij werd nu een beetje ongeduldig.
‘Maar professor’, zei Simon, ‘als de Kamer alleen geopend kan worden door de erfgenaam van Zwadderich, is het toch logisch dat niemand anders hem kan vinden?’
‘Onzin, Fluister’, zei professor Kist. ‘Als een lange reeks schoolhoofden die ruimte niet heeft kunnen vinden –’
‘Misschien moet je wel Duistere Magie gebruiken om hem te kunnen openen’, piepte Parvati.
‘Alleen omdat een tovenaar geen Duistere Magie gebruikt, wil dat nog niet zeggen dat hij die niet kan gebruiken, juffrouw Paskwil. Ik herhaal, tovenaars zoals Perkamentus –’
‘Als Perkamentus het niet heeft kunnen vinden, moet het wel heel magisch beschermt zijn’, zei Angel onder de indruk.
‘Hou er nou eens over op, juffrouw Aquamarijn. De Kamer bestaat niet, er is niets van waar!’
‘Misschien moet je wel afstammen van Zwadderich en kon Perkamentus daarom niet –’, zei Daan, maar voordat Angel iets terug kon zeggen, riep professor Kist:
‘Genoeg! Het is een mythe! Die Kamer bestaat niet! Er is niet het minste of geringste bewijs dat Zwadderich zelfs maar een geheime bezemkast heeft gebouwd! Ik betreur het dat ik jullie zo’n dwaas verhaal heb verteld. En laten we ons nu weer bezig houden met geschiedenis, met onweerlegbare, geloofwaardige, controleerbare feiten!’
De rest van de les was net als het begin.
Toen de bel ging, pakten we onze spullen en verlieten smoezend het lokaal.
‘Ik heb altijd al geweten dat Zalazar Zwadderich een perverse oude gek was’, zei Ron. ‘Maar ik wist niet dat hij met dat geleuter over zuiver bloed gekomen was. Al kreeg ik geld toe, dan zou ik nog niet op zijn afdeling willen zitten. Echt, als de Sorteerhoed mij bij Zwadderich had ingedeeld, had ik de eerste de beste trein naar huis genomen…’
Hermelien knikte, maar Angel leek niet overtuigd.
‘Maar soms is het goed. Als je bijvoorbeeld je familietrots moet ophouden, en daarbij in Zwadderich moet…’
‘Wat wil je daarmee zeggen?’, vroeg Ron achterdochtig.
‘Nou, persoonlijk was ik heel blij dat ik in Griffoendor werd ingedeeld, maar thuis werd het minder gerespecteerd. Ik zal je mijn volledige levensverhaal besparen, maar het gaat erom dat je niet altijd keus hebt. En, sowieso, als je eenmaal bent ingedeeld, kan er niks meer veranderen.’
‘Heb je vaak van dit soort wijze buien?’, vroeg ik.
‘Nee, alleen als ik honger heb. Dan ga ik dieper in op dingen’, zei Angel.
‘Alleen jij gaat over dingen nadenken als je honger hebt’, zei een stem achter ons. Ivy en Luxy kwamen aanlopen.
Ivy pakte Angel bij haar schouder.
‘Misschien moet je dan maar eens wat gaan eten, ik vind je eng zo.’
‘Maar het heeft ook zijn voordelen’, zei Luxy. ‘Eindelijk kraamt ze eens geen onzin uit.’
‘Hé!’, zei Angel verontwaardigd. ‘Ik zeg heel vaak wijze dingen, hoor!’
‘Ja, je hebt ook heel vaak honger.’
‘Haha, heel grappig, Lux.’
‘Maar dat even terzijde’, zei Ivy. ‘Wat is er nou precies gebeurd tijdens Halloween? Ik krijg er nog spijt van dat ik niet mee ben gegaan.’
‘Nou, wees blij, want het was er koud, vies en verrot’, zei Angel, die meteen sikkeneurig werd toen ze terugdacht aan het Sterfdagfeestje.
‘En over die kat, we hebben niks gedaan’, zei Hermelien. ‘We waren gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.’
Plotseling verscheen er op Angels norse gezicht zo’n brede grijns dat het bijna eng was.
‘Aaah! Kijk wie daar aankomt! Hora, hora, Malfinia-chan! Catch desu yo!’
Ik dacht dat ik al wist wie Angel zag, en ik had gelijk, maar Kasper Krauwel riep naar Harry: ‘Hoi, Harry!’
‘Hallo, Kasper’, zei Harry, niet erg enthousiast.
‘Harry – Harry – een jongen bij mij in de klas zei dat –’ Maar hij werd alweer meegesleurd door de menigte leerlingen en we hoorden hem alleen nog: ‘Tot ziens, Harry!’, piepen vanuit de verte.
‘Wat zegt een jongen bij hem in de klas over jou?’, vroeg Hermelien aan Harry.
‘Waarschijnlijk dat ik de erfgenaam van Zwadderich ben’, zei Harry somber.
‘Waar slaat dat op?!’, zei Angel, met een licht hysterische ondertoon in haar stem.
‘De mensen geloven hier alles’, zei Ron walgend.
‘Ah, Ron, kom eens hier, ik wil je knuffelen’, zei Angel opeens en iedereen, onder wie Ron, keek haar verbijsterd aan.
‘Weet je dat, wanneer je dat opeens zegt, het best wel klinkt alsof je iemand gaat vervloeken?’, vroeg ik en Angel lachte.
‘Welnee, ik wil Ron even knuffelen omdat hij zo’n goede vriend is voor Harry – en voor ons allemaal.’
Ron leek nog niet helemaal overtuigd, maar klopte Angel onbeholpen op haar hoofd, toen zij haar hoofd in zijn middenrif duwde.
‘Weet je dat je nu extra klein bent?’, zei Ivy. ‘Je komt serieus met je hoofd tot zijn middenrif.’
Angel keek boos op. ‘Nou en, ik kan er ook niks aan doen dat ik klein ben, en Ron is gewoon heel erg lang. En alsnog, ik ben lekker twee jaar ouder dan jullie allemaal, behalve Hermelien, Ivy en Luxy. Dus je kan wel lekker blijven zeggen dat ik klein ben, maar ik ben wel lekker één van de oudste. Puh!’ En ze stak haar tong uit naar Ivy.
‘Zo lijk je nog jonger.’
‘Jaja, je bent gewoon jaloers’, zei Angel.
‘Ja, ik wou dat ik zo klein was’, lachte Ivy.
‘Oké, zo is het genoeg’, zei Hermelien met een flauwe glimlach.
‘Nu even terug naar het onderwerp’, zei Ron, die blij was dat Angel hem eindelijk had losgelaten en over zijn middenrif wreef. ‘Denk je echt dat die Geheime Kamer bestaat?’
‘Ik weet niet’, zei Hermelien met een frons. ‘Perkamentus kon mevrouw Norks niet genezen en daarom denk ik dat ze misschien is aangevallen door iets – iets dat niet menselijk is.’
‘De Geheime Kamer, hè?’, zei Ivy. ‘Ja, volgens mij ziet mijn geestesoog iets…’
‘Jij hebt je nieuwe talent gevonden?’, grapte ik.
‘Ja, ik ben echt goed in Waarzeggerij!’, zei Ivy opgewekt. ‘Ik ben echt nog nooit zo goed in een vak geweest!’
‘We dachten we wel niet, zeg’, zei Luxy en Ivy keek haar verontwaardigd aan.
‘Wil je daar iets mee zeggen?’
‘Hoe kom je erbij…’
Plotseling stonden we stil. We waren weer in de gang waar de aanval had plaatsgevonden. Onder de rode tekst op de muur stond nu een stoeltje – Vilder hield er haast onophoudelijk de wacht, maar nu was hij nergens te bekennen.
‘Daar heeft Vilder de wacht gehouden’, zei Ron.
‘Echt?’, zei Angel sceptisch. ‘Ik zou denken dat één of andere leerling onder die boodschap zou gaan zitten om effe uit te rusten.’
‘Nu even geen gevatte opmerkingen’, zei Ron.
‘Het kan geen kwaad om even te kijken’, zei Harry en hij liet zich op handen en knieën vallen om de grond op aanwijzingen te doorzoeken.
‘Schroeiplekken!’, zei hij. ‘Hier – en hier –’
‘Moet je dit zien!’, zei Hermelien opeens en ze wees naar het bovenste ruitje van een raam in de gang. ‘Dat is gek…’
Harry kwam overeind en liep erheen. Bij het bovenste ruitje krioelden een stuk of twintig spinnen, die met behulp van een lange zilveren draad wilden ontsnappen.
Angel slaakte een kreetje en ik verstopte me achter Ron en keek langs zijn schouder toe.
‘Heb je spinnen zich ooit zo zien gedragen?’, vroeg Hermelien, die naar het raam liep.
‘Nee’, zei Harry. ‘Jullie wel? Jij, Ron? Ron?’ Hij keek om en ik keek omhoog naar Rons gezicht. Hij was een beetje bleek en keek vol afgrijzen naar de spinnen.
‘Wat is er?’, vroeg Harry.
‘Ik – hou – niet – van – spinnen’, zei Ron.
‘Aww’, zei Angel. ‘Hij heeft ook wel lieve kanten, nietwaar?’
‘Zeg, hij is geen huisdier’, mompelde Ivy.
‘Daar heb ik nooit iets van gemerkt’, zei Hermelien. ‘Je hebt zo vaak spinnen gebruikt voor toverdranken…’
‘Dood vind ik ze niet erg’, zei Ron. ‘Ik hou alleen niet van de manier waarop ze zich bewegen.’
Hermelien giechelde.
‘Het is niet grappig’, zei Ron nijdig. ‘Toen ik drie was, heeft Fred m’n – m’n teddybeertje in een smerige grote spin veranderd, omdat ik z’n speelgoedbezem kapot had gemaakt, als je het zo nodig moet weten. Jij zou ook een hekel hebben aan spinnen als je rustig met je beertje had gezeten en die plotseling teveel poten had gehad en…’
Hermelien moest moeite doen om niet te lachen.
‘Geniaal’, mompelde Angel.
Ron keek haar boos aan.
‘Uhm, ik bedoel…wat gemeen van Fred!’, zei Angel, met een vervalste toon van medelijden. ‘Dat was echt totaal niet geniaal…zei ik dat? Nee…ik bedoelde “brutaal”, ja…’
‘Weten jullie nog dat de vloer nat was?’, vroeg Harry, die het onderwerp snel veranderde. ‘Waar kwam dat water vandaan? Iemand heeft het opgedweild.’
‘Dat lag ongeveer hier’, zei Ron, die met tegenzin om de stoel heen liep. ‘Bij de deur.’ Maar toen hij de knop van de deur wilde pakken die zich daar bevond, trok hij snel zijn hand terug.
‘Wat is er?’, vroeg Harry.
‘Mogen we niet komen’, zei Ron. ‘Dat is een meisjes-wc.’
Ik was stomverbaasd om te horen te krijgen van een jongen dat zich daar een meisjes-wc bestond. Ik had die wc daar nog nooit ontdekt. Als Astoria Greengrass daar nou haar drankjes zou brouwen, had ik haar nooit ontmoet, bedacht ik me huiverend. Toen besefte ik me dat ik haar het hele jaar nog niet had gezien. Hopelijk was ze van school af…
‘O, daar is toch niemand, Ron’, zei Hermelien en ze liep naar de deur. ‘Dat is de wc van Jammerende Jenny. Vooruit, laten we even kijken.’
‘Ik heb geen zin in nog meer depressie’, zei Angel, maar ze liep toch achter Hermelien aan naar de deur, gevolgd door Ivy en Luxy, die ook alletwee blijkbaar zo hun twijfels hadden.
De toiletten in kwestie waren allemaal vernield, deuren hingen in hun scharnieren en de vloer was nat.
We liepen gezamenlijk de kamer in en keken met afkeurende blikken om ons heen. Hermelien drukte haar vinger tegen haar lippen en liep naar het achterste wc-hokje.
‘Hallo Jenny. Hoe is het ermee?’
We volgden Hermelien en keken ook in het toilet.
Jammerende Jenny zweefde verveeld boven de stortbak en krabde aan één van de vele puistjes op haar kin.
‘Dit is een meisjeswc’, zei ze, toen ze Harry en Ron zag. ‘Dat zijn geen meisjes.’
‘Nee’, gaf Hermelien toe. ‘Ik wilde ze alleen even laten zien hoe – eh – hoe leuk het hier is.’
‘Lekker opgeruimd en fris’, zei Angel. ‘Hou je wel eens een feestje?’
‘Ook al hield ik een feestje, dan zou toch niemand komen’, zei Jenny somber.
‘Aha’, zei Angel en ze ging er verder niet op in, alsof ze niks anders had verwacht.
Ik hoorde Harry zachtjes tegen Hermelien fluisteren: ‘Vraag eens of ze iets gezien heeft.’
‘Wat fluister je daar?’, vroeg Jenny scherpzinnig.
‘Niks’, zei Harry vlug. ‘We wilden alleen vragen –’
‘Ik wou dat mensen niet steeds stiekem fluisterden achter m ’n rug’, zei Jenny klagerig. ‘Ik heb ook gevoelens hoor, ook al ben ik dan dood.’
‘Hij zei niks over jou’, zei Ivy. ‘Hij zei alleen –’
‘Neem het maar weer voor hem op!’, zei Jenny. ‘Ik wou dat ik ook vrienden had die zo voor me opkwamen.’
Angel deed haar mond open, maar Luxy ging op haar voet staan en Angel slaakte alleen een pijnkreetje.
‘Niet zo somber’, zei ik, in een poging Jenny op te beuren. ‘We komen niet alleen voor Harry op, hij zei echt –’
‘Ik hou niet van gemene mensen! Iedereen wil mij van streek maken!’
‘Niemand wilde je van streek maken, Jenny’, zei Hermelien. ‘Harry vroeg alleen –’
‘Niemand wil me van streek maken! Dat is een goeie! M‘n hele leven hier was een grote ramp en nou komen jullie ook nog mijn dood verpesten!’
Dat klonk – moest ik toegeven – heel zielig.
‘We wilden alleen vragen of je laatst misschien iets vreemds hebt gezien’, zei Hermelien vlug. ‘Met Halloween is er vlak voor je deur een kat aangevallen.’
‘Heb je die avond hier iemand gezien?’, vroeg Harry.
‘Daar heb ik niet op gelet. Ik was zo over m‘n toeren door wat Foppe had gezegd dat ik terugging naar m ’n wc en zelfmoord probeerde te plegen. Maar toen bedacht ik natuurlijk dat ik – dat ik –’
‘Dat je al dood was’, zei Ron behulpzaam.
Jammerende Jenny slaakte een harde snik en schoot de wc-pot in, zodat we allemaal werden nat gespat.
‘Gatver! Hallo, kan je niet uitkijken, dit is rioleringswater!’, brulde Angel haar na en ze keek walgend naar haar natte gewaad. ‘Wat een chagrijnig –’
‘Echt, dat was bijna vrolijk voor Jenny ’s doen’, zei Hermelien schouderophalend. ‘Vooruit, laten we gaan.’
‘Oh ja, Ron, ik wilde je even complimenteren met die geweldige goal aan het einde’, zei Angel. ‘Je kopte hem er zó in! “Dat je al dood was”, oh, die vergeet ik nooit meer!’
‘Nou ja, ik maakte alleen haar zin af’, zei Ron zowel verbluft als lichtelijk gevleid.
‘En Angel, je mag de volgende keer wel iets subtieler doen over hoe het er hier uitziet’, zei Luxy vermanend. ‘Ze is nou eenmaal manisch-depressief. Dan moet je het er niet erger op maken.’
‘Maar, zag je het niet, Lux? Het is een zwijnenstal. Iemand moest er iets van zeggen.’
Toen we bijna allemaal weer op de gang stonden, riep er opeens een harde stem: ‘RON!’
We schrokken allemaal en keken om.
Rons broer, Percy Wemel, stond aan het eind van de gang, zo te zien als aan de grond genageld. Hij staarde zijn jongste broer geschokt aan.
‘Dat is een meisjeswc! Wat deden jullie –’
‘Gewoon even rondkijken’, zei Ron, quasi-nonchalant. ‘Je weet wel, op zoek naar aanwijzingen…’
‘Maak–dat–je–wegkomt!’, snoof Percy en hij kwam woedend aanlopen. ‘Kan het jullie niet schelen hoe dat overkomt? Stiekem hierheen sluipen terwijl iedereen zit te eten –’
‘Waarom zouden we hier niet mogen zijn?’, vroeg Ron opstandig. ‘Hoor ‘ns, wij hebben die kat met geen vinger aangeraakt!’
‘Dat heb ik ook tegen Ginny gezegd’, zei Percy, ‘maar ze is nog steeds bang dat jullie van school worden gestuurd. Ik heb haar nog nooit zo verdrietig gezien; ze huilt tranen met tuiten. Je zou beter eens aan haar kunnen denken; alle eerstejaars zijn van streek door die toestand –’
Ik hoorde Angel achter me tegen Luxy fluisteren: ‘Wat heeft zij er nou weer mee te maken!? En trouwens, huilt zij niet tranen met tuiten om alles?’
En ik hoorde Luxy terug fluisteren: ‘Probeer alsjeblieft geen commentaar te geven, want dit zou best wel eens tot een ruzie kunnen uitlopen.’
‘Maar, ik dacht dat juist jij het zou begrijpen…’
‘Angel, for God ’s sake, hou je mond!’
‘Ginny kan je niks schelen!’, schoot Ron uit zijn slof. ‘Het enige waar jij bang voor bent, is dat ik je kans om hoofdmonitor te worden verpest!’
‘Vijf punten aftrek voor Griffoendor!’, zei Percy. ‘Laat dat een les voor je zijn! En geen speurwerk mee, of ik schrijf aan ma!’
Hij beende boos weg.
‘Ik krijg met de minuut meer respect voor je, Ron!’, zei Angel vrolijk, maar Rons oren waren rood en hij was de rest van de avond in een pesthumeur.
Toen we terug waren in de leerlingenkamer, kozen we een tafel zover mogelijk van Percy vandaan. Ivy werd weggeroepen door een paar klasgenootjes en wij pakten ons huiswerk. Ik zag aan Hermelien dat ze diep nadacht.
Toen Ron, na wat gekloot met zijn toverstok, zijn met inkt bespetterde Bezweringenboek dichtsloeg, volgde Hermelien zijn voorbeeld.
‘Maar wie kan het zijn?’, fluisterde ze, zodat alleen wij het konden horen. ‘Wie wil dat alle Snullen en Dreuzelkinderen van Zweinstein verwijderd worden?’
‘Eens even nadenken’, zei Ron, die heel overdreven deed alsof hij zich concentreerde. ‘Kennen we iemand die vindt dat Dreuzelkinderen schorem zijn?’
Ik wist aan wie hij dacht.
‘Als je Malfidus bedoelt –’, zei ik.
‘Ja, natuurlijk! Je hebt hem toch zelf gehoord: “Hierna zijn jullie aan de beurt, Modderbloedjes!” Kom nou toch, je hoeft alleen maar die lelijke rattenkop van hem te zien om te weten dat hij het is!’
Angel proestte het uit, maar ik kreeg plotseling weer een beeld in mijn hoofd dat ik al bijna was vergeten. Toen Malfidus me vorig jaar een keer had opgevangen toen ik tegen hem op was gebotst, had ik een hele andere kant van hem gezien. Ik weet niet hoe het kwam, maar iets in me deed geloven dat hij onschuldig was.
En toen kwam er een ander gezicht in me op, een gezicht dat ik dit jaar gelukkig nog niet had gezien, maar dat me toch angst aanjoeg.
Astoria Greengrass had maar al te duidelijk laten blijken dat ze Dreuzelkinderen haatte – zou zij er iets mee te maken hebben? Ze was van Zwadderich, dus… Wacht eens even, het feit dat ze nergens anders was gezien dan achter haar ketel in de wc, betekende dat iets? Was ze speciaal? Was zij misschien de Erfgename van Zwadderich? Volgens mij was ze er duister genoeg voor. Ze haatte ook Bloedverraders…
Hermeliens stem bracht me terug naar de realiteit.
‘Malfidus, de Erfgenaam van Zwadderich?’, vroeg ze sceptisch, en ik was haar onwillekeurig dankbaar.
‘Kijk maar naar z’n familie’, zei Harry, die blijkbaar had gekozen voor Rons kant – maar waarschijnlijk ook omdat Malfidus zijn aartsvijand was. ‘Ze hebben allemaal op Zwadderich gezeten, daar loopt hij altijd over te pochen. Ze zouden gemakkelijk van Zwadderich zelf kunnen afstammen. Z’n vader is er in elk geval boosaardig genoeg voor.’
Plotseling schoot me iets vreselijks te binnen. Ook mijn familie had stuk voor stuk bij Zwadderich gezeten. Ik stamde ook van Zwadderich af.
‘Wie weet hebben ze de sleutel van de Geheime Kamer al in hun bezit!’, zei Ron. ‘Die gaat over van vader op zoon…’
‘Tja’, zei Hermelien. ‘Het zou kunnen…’
‘Maar hoe moeten we dat bewijzen?’, vroeg Harry neerslachtig.
‘Misschien is er een manier’, zei Hermelien.
‘Je hebt mijn aandacht’, zei Angel.
Hermelien keek even om zich heen of Percy ons niet afluisterde, en vervolgde toen zachtjes: ‘Het wordt natuurlijk wel moeilijk. En gevaarlijk, heel gevaarlijk.’
‘Ik doe mee!’, jubelde Angel.
‘Je weet nog niet eens wat het is’, siste Ron.
‘Nou en, als het gevaarlijk is: laat maar komen dat avontuur!’
‘Ik denk dat we een stuk of vijftig regels moeten overtreden’, zei Hermelien.
‘Wanneer beginnen we?’, vroeg Angel enthousiast.
Ik besteedde er niet veel aandacht aan. Ik dacht aan Malfidus, aan Astoria Greengrass en aan de Erfgenaam van Zwadderich. En aan de aanvallen. Er zouden toch niet nog meer aanvallen worden gepleegd? Er zouden toch geen mensen slachtoffer worden? Wat zou er gebeuren als hier en daar opeens Dreuzelkinderen werden Versteend?
Hermelien overlegde met de anderen, maar ik luisterde niet goed. Ik werd me er pas van bewust dat ze waren gestopt met praten toen iemand me met een vinger in mijn zij duwde.
Met een kreetje greep ik naar mijn zij en ik voelde me rood worden van vernedering. Angel keek me grijnzend aan.
‘Hey, Dolly Daydream’, zei ze. ‘Er werd je iets gevraagd.’
‘Huh?’ Ik keek naar Hermelien, die me verwachtingsvol aankeek.
‘Nou goed, ik zal het herhalen’, zei ze. ‘We moeten de leerlingenkamer van Zwadderich binnen zien te dringen, zodat we Malfidus een paar vragen kunnen stellen zonder dat hij beseft dat wij het zijn. Toen zei Harry: “Onmogelijk.” Toen zei ik: “Niet onmogelijk. Het enige wat we nodig hebben is een keteltje Wisseldrank.’
Ik knipperde even met mijn ogen. ‘Ja?’
‘Hallo, aarde aan Malfinia!’, zei Angel ongeduldig. ‘Je moet uitleggen wat die drank inhoudt! Dat wilde Hermelien blijkbaar aan jou overlaten.’
‘Wisseldrank?’, zei ik en ik kwam langzaam bij mijn positieven. ‘Maar daar heeft professor Sneep het vorige week nog over gehad…’
‘Denk je dat we tijdens Toverdrankles niks beters te doen hebben dan naar Sneep te luisteren?’, vroeg Ron.
‘Door die drank verander je in iemand anders.’
‘Stel je voor!’, zei Hermelien. ‘We zouden onszelf in 5 Zwadderaars kunnen veranderen en niemand zou weten dat wij het waren. Malfidus zou ons waarschijnlijk alles vertellen. Ik wed dat hij op dit moment zit op te scheppen in de leerlingenkamer van Zwadderich, als we hem maar konden horen.’
‘Die Wisseldrank klinkt nogal riskant’, zei Ron en hij wendde zich weer naar mij. ‘Stel je voor dat we voorgoed op die Zwadderaars blijven lijken?’
‘Na een tijdje raakt het uitgewerkt’, zei ik, ‘maar het zal lastig zijn om het recept te pakken te krijgen. Volgens professor Sneep stond het in een oud boek, ‘De Vreeschwekkendste Tooverdranken’ en dat staat vast op de Verboden Afdeling van de bibliotheek.’ Ik keek Hermelien aan. ‘Maar hoe wil je het überhaupt gaan maken?’ Weer werd ik aangestaard.
‘Nou, wij hebben hier iemand in ons midden die de beste van ons jaar is in Toverdranken’, zei Angel, op een toon alsof ze een spectaculaire circusact aankondigde. ‘Ze heet Malfinia Valentijn, en ik weet niet of je haar kent, maar-’
‘Jullie willen dat ik die drank ga maken?’, vroeg ik verbluft.
Iedereen knikte en Hermelien keek me stralend aan.
‘Stel je eens voor, Malfie, in je tweede jaar al een Wisseldrank brouwen! Dat is een wereldrecord!’
‘We krijgen nooit toestemming om de Verboden Afdeling te bezoeken’, zei ik.
‘Je hebt daar een door een leraar getekend stuk perkament voor nodig’, zei Hermelien.
‘Ik kan me niet indenken waarom wij dat boek zouden willen hebben als we niet van plan waren om zo’n toverdrank te maken’, zei Ron.
‘Misschien maken we een kans als we net doen alsof we allen geïnteresseerd zijn in de theorie’, zei Hermelien nadenkend.
‘Kom nou toch! Daar trapt geen enkele leraar in. Dan zou hij echt zo stom moeten zijn als het achtereind van een varken…’
We dachten allemaal aan dezelfde persoon.
Voetnote!
Hora, hora, Malfinia-chan! Catch desu yo! = Kijk, kijk, Malfinia! Daar is je vangst! (Of, je hebt wat beet/iets in die richting =P) |
_________________ Angel, Malfinia, Luxy, Ivy
Best Friends 4-Life
I'd rather spent one life with you, than face all ages of this world alone... |
|
|
|
|
|