Poll :: Wat vind je van deze fanfic? |
1. Goed!! ga door!!! |
|
65% |
[ 39 ] |
2. Ja, gaat wel.....kan beter |
|
18% |
[ 11 ] |
3. Nee, niet echt goed |
|
16% |
[ 10 ] |
|
Totaal aantal stemmen : 60 |
|
Auteur |
Bericht |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Za Dec 03, 2005 15:48 |
 |
Dit is mn allereerste fanfic, en ik ben er best een beetje trots op, maar suggesties, en kritiek zijn altijd meer dan welkom!!!!Ik hoop dat jullie t leuk vinden, en ik zal proberen zo snel mogelijk verder te gaan
Trouwens om verwarring te voorkomen: deze fanfic speelt zicht af in t begin van t vijfde boek!
Hoofdstuk 1 De solicitatie
‘Ja ik ben een halfbloed, meneer Droebel. Ik dat een probleem?’ Ik probeer uit alle macht mijn ergernis te verbergen kijk de man die tegenover me zit strak aan. Hij is gezet, en ziet er slecht uit. Zijn ogen liggen diep in zijn kassen en zijn gezicht heeft de kleur van een vampier.
‘Nee, nee sorry mevrouw Johnson, natuurlijk niet, die indruk wou ik helemaal niet wekken. Wij van het Ministerie hebben helemaal niks tegen halfbloeden, echt niet.’Zijn stem schoot drie octaven omhoog en hij schoof zenuwachtig heen en weer op zijn stoel. Hij buigt zich dichter naar me toe en ik moet moeite doen om niet op te staan en weg te lopen.
Rustig Shanna, de Orde heeft je nodig. Ik geef Droebel mijn charmantste glimlachje. ‘Rustig maar meneer Droebel, het spijt mij dat ik zo uit mijn slof schoot. Ik ben namelijk een grote bewonderaar van u, en ik wou niet dat u slecht over mij dacht ziet u’
Ik hoop dat ik hem goed heb ingeschat en dat hij dus dom genoeg is om hier in te trappen.
Blijkbaar heeft het gewerkt, want Droebel krijgt een soort gelukzalige glimlach op zijn pafferige gezicht en zegt: ‘Ach lieve kind, wat leuk! Het is altijd leuk om de fans te ontmoeten. Je mag mij wel Cornelis noemen hoor, als je wilt.’ Hebbes!
‘Dat zou een echte eer zijn men…ik bedoel Cornelis. Maar als ik zo brutaal mag zijn: heb ik de baan of niet?’ Als ik hem daarna aankijk zie ik dat ik misschien net iets te snel ben gegaan. Cornelis schuift zijn stoel weer een stuk naar achteren en zijn gezicht staat weer ernstig. Hij pakt mijn sollicitatieformulier en begint aandachtig te lezen.
Mijn zenuwen nemen toe. Ik moet die baan hebben, ik moet zijn persoonlijke assistent worden. De Orde vertrouwd mij, en Perkamentus ook. Ik zou hem nooit meer onder ogen durven zien als ik zou falen. ‘Jij zou heel nuttig voor ons kunnen zijn’ had hij gezegd, en dat was natuurlijk ook zo.
Droebel schijnt geen haast te hebben met lezen, en om mijn zenuwen een beetje te bedwingen kijk in in de spiegel naast me. Gelukkig, mijn haar zit nog goed. Het was lang en had een soort bruine kleur, met een goudkleurige gloed erin. Ik was gek op mijn haar, het was het enige dat ik van mijn moeder had geërfd. Want ik had de grijze ogen van mijn vader en zijn neus, alleen was die van mij niet gebroken geweest.
Na wat een eeuw lijkt te duren word de stilte eindelijk verbroken. ‘Ja, Shanna je lijkt me wel een geschikte kandidaat. Je hebt goeie cijfers gehaald en veel werkervaring. Je bent weliswaar nog best jong, maar 25 is nou ook weer niet te jong. Er is alleen iets dat me dwarszit…..’
‘…Jij bent de dochter van Clara Obscura, een getalenteerde jonge vrouw die vermoord is door jeweetwel. Nou is dat natuurlijk geen probleem, maar hier op het Ministerie zijn we druk bezig om de verhalen die Harry Potter en Perkamenrus aan het uitkramen zijn zoveel mogelijk ongedaan te maken. Je hebt er waarschijnlijk wel eens van gehoord? Zij schijnen er heilig van overtuigd te zijn dat jeweetwel is teruggekeerd. Absurd natuurlijk. Wat denk jij van die verhalen Shanna?’
Dit was het moment van de waarheid. De directe leugen. Het moment waarop ik had gewacht sinds ik een uil van Perkamentus had gehad met de vraag of ik wou helpen mijn moeder te wreken. En alle anderen die jeweetwel heeft vermoord. Ik haalde diep adem en zei op mijn meest rustige en zachte toon:
‘Ik heb bij Perkamentus op Zweinstein gezeten, en ik weet dat hij een grote fantasie heeft, Cornelis. Hij is een groot tovenaar, zeker, maar als hij Potter gelooft dan vraag ik me toch af of het niet tijd voor hem is om met pensioen te gaan.’
Dat schijnt genoeg te zijn. Cornelis Droebel staat op en schud me de hand ‘Dan ben ik blij jou, Shannah Carla Johnson, te mogen informeren dat je bent aangenomen als persoonlijk assistente van de Minister van Toverkunst. Dat ben ik dus.’ lacht hij en ik lach terug.
Mijn moeder zou trots zijn geweest. |
_________________ I never pretend to be something I'm not
Laatst aangepast door Rose op Wo Mei 17, 2006 12:42; in totaal 1 keer bewerkt |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Zo Dec 04, 2005 14:50 |
 |
@Felixde Fenix: bedankt voor je reactie! Zoals je kan zien heb ik naar je geluisterd en beter gelet op de tijden.(er zijn nog steeds wel twee tijden maar dat komt doordat ik ook twee tijden heb: die van het eten en van bij perkamentus
Reacties zijn zeer welkom!!
Hoofdstuk 2 Pappa
Die avond zit ik samen met mijn vader te eten. Meestal is dat een blijde gebeurtenis, maar nu heerst er een doodse stilte. Het enige geluid dat ik hoor is de ouderwetse koekoeksklok die aan de muur hangt. Mij vader eet koppig door, maar ik kan zien dat hij overstuur is. Ik snap het.
Sinds mijn moeder overleden is, wil mijn vader niks meer met tovenaars te maken hebben. Hij geeft hen de schuld van de dood van mijn moeder, van wie hij zielsveel hield. Na haar dood wou hij me eerst niet eens meer terug naar Zweinstein laten gaan.
Maar daar stak Perkamentus een stokje voor. Hij praatte net zo lang op mijn vader in tot ik weer terug mocht komen. Ik weet nog goed hoe ik op de stoep voor ons huis zat te wachten, terwijl daarbinnen mijn toekomst werd beslist. Ik ben Perkamentus daar eeuwig dankbaar voor gebleven.
Dus toen er een paar dagen geleden een uil naar het huis kwam waar ik nog steeds met mijn vader woonde, twijfelde ik geen moment. Ik wist dat ik mijn vader het niet mee eens was, maar ik was volwassen en hij kon me niet tegenhouden. Ik vertrok naar de plaats waar de oude tovenaar me wou ontmoeten.
Eenmaal daar aangekomen verbaasde ik me erover hoe weinig de tovenaar was veranderd. Het was al minstens zes jaar geleden dat ik hem had gezien, maar hij had nog steeds zijn ondeugende ogen en krachtige houding. Hij begroette me met een warme hand en gaf me een briefje.’Lees dit briefje, maar niet hardop’ was de opdracht die ik erbij kreeg.
Ik zal verder niet al te uitgebreid ingaan op mijn verblijf in het hoofdkwartier van de Orde, want er is niet veel te vertellen. Het was een oud, vies en stinkend huis met een chagrijnige man als huismeester. Ik schrok toen ik in hem Sirius Zwarts herkende, maar Perkamentus verzekerde me dat hij kompleet onschuldig was. Veder was het huis leeg, want de rest van de Orde was aan het werk.
‘Je weet dat je moeder lid is geweest van de Orde?’ Ik knikte. Mijn moeder had me vroeger veel verteld over haar werk voor de Orde van de Fenix. ‘Ze was erg dapper, Shannah.’Zei Perkamentus met zachte stem ‘En ze hield veel van je. Maar Voldemort was gewoon te sterk…..’ Ik knik nog maar eens, niet in staat om te praten. Ik probeer uit alle macht mijn tranen terug te dringen.
We hadden het een tijdje over mijn moeder, maar het deed me veel pijn. Te veel pijn, en dus vroeg ik Perkamentus waarom hij me hier heeft laten komen. Hij scheen het begrepen te hebben en zei: ‘Ten eerste wil ik dat je weet dat je best nee mag zeggen. Ik heb daar het volste begrip voor. Wat ik van je ga vragen is niet alleen gevaarlijk, maar ook heel moeilijk.’Hij kijkt me aan of ik het had begrepen en ging verder: ‘Je bent een hel slim meisje. Je hebt dat in Ravenklauw bewezen, en ook later toen je bij Goudgrijp werkte.’
‘Ik weet dat je twee jaar geleden uit de tovenaarswereld bent vertrokken om meer tijd met je vader door te brengen, en dat laat zien hoeveel plichtsgevoel je hebt. Maargoed om er niet langer om heen te draaien: ik heb iemand nodig binnen in het Ministerie. Diep in het Ministerie. Droebel vraagt een persoonlijk assistent en ik denk dat jij daar heel geschikt voor bent. Heb je de laatste tijd het nieuws een beetje gevolgd?’
Ik was even met stomheid geslagen. Ik als persoonlijk assistente. Het bleef een tijdje stil, maar toen herinnerde ik me de vraag die mij werd gesteld: ‘Ja, ik heb een abonnement op de Ochtendprofeet. Mijn vader is het er niet mee eens, maar ik vind het belangrijk om op de hoogte te blijven.’
Hij knikte goedkeurend: ‘Heel goed. Nou dan zal je ook wel hebben gemerkt dat ik er niet zo positief meer word benaderd hè? Ik moet helaas bekennen dat mijn charmante persoontje in onmin is geraakt. Ik geloof Harry Potter namelijk als hij zegt dat Voldemort is teruggekeerd. Ik ken Harry goed en hij zou nooit liegen.’
Ik begreep wat hij bedoelde. Ik had liever niet geloofd dat jeweetwel was teruggekeerd, maar ik vond het ook moeilijk te geloven dat Perkamentus loog en dus aanvaarde ik de harde waarheid maar. ‘Dus u wil dat ik meneer Droebel’s persoonlijke assistent word en de informatie die hij krijgt aan u doorgeef?’
Na een half uur van doodse stilte kan ik er niet meer tegen en leg mijn vork en mes op mijn bord neer. Ik schuif mijn stoel naar achteren en kijk mijn vader aan. Hij lijkt veel ouder dan hij is, met zilveren strepen door zijn zwarte korte haar en diepe rimpels op zijn gezicht.
Hij weigert terug te kijken. ‘Pappa, ik weet dat je boos op me bent. Ik weet dat je bang bent, en gekwetst en bezorgt. Maar ik moet dit doen. Voor mama, voor Perkamentus, maar vooral voor mezelf. En ik zal het bijzonder jammer vinden als ik het zonder jouw steun moet doen, maar je kan me niet tegenhouden. Als je maar onthoud dat ik van je hou.’ Met die laatste woorden sta ik op van de tafel en loop ik naar boven, om mijn spullen te gaan pakken.
Het laatste dat ik hoor voordat ik deur achter me dicht doe, is het snikken van mijn vader. |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Za Dec 10, 2005 18:44 |
 |
@sweet hermoine en wigardium leviosa: bedankt voor jullie reacties!!!! Ik ben daar echt heel blij mee en hoop dat jullie dit hoofdstuk ook leuk vinden:
Hoofdstuk 3 Droebel
‘En hier is jouw kantoor. Het ruikt misschien een beetje muf, maar je hebt hier veel ruimte. Wat vind je ervan?’ Droebel kijkt me vol verwachting aan. Het kantoor valt best mee, en het heeft inderdaad veel ruimte. De muren zijn een soort lichtblauw er hangt een grote kroonluchter aan het plafond. Bij het raam staat een groot bureau van een donker soort hout. Niet helemaal mijn smaak, maargoed het is te doen.
‘Ja, ik vind het prachtig Cornelis.’ Ik loop naar het bureau en strijk er met mijn vinger overheen. Er blijft een enorme berg stof hangen. Er is hier in geen eeuwen meer schoongemaakt. Droebel ziet het ook en begint zenuwachtig heen en weer te schuifelen. ‘Er moet natuurlijk nog wat schoongemaakt worden, maar daar kan ik voor zorgen.’ Hij beent de kamer uit.
Ik ga voor het raam staan en staar naar buiten. Er is een betovering over uitgesproken, want ik zie een jachtluipaard voorbijlopen. De Sahara. Niet helemaal mijn keus, maar altijd nog beter dan het vieze Londen waar ik thuis op uitkijk.
Thuis. Ik denk even aan mijn vader. Toen ik twee jaar geleden weer bij hem ging wonen, was dat omdat hij zichzelf verwaarloosde. Zou hij het nu alleen redden? Ik weet het niet, en voel me schuldig. Hij was uiteindelijk wel bijgedraaid en had me nog uitgezwaaid toen ik was vertrokken, en hij had me ook verzekerd goed voor zichzelf te zorgen. Maar wat als….
Ik word ruw wakker geschud uit mijn dagdroom als Droebel weer binnen komt lopen. ‘Ik heb geregeld dat er vandaag nog word schoongemaakt Shannah. Zullen we dan maar even wat gaan eten? Ik rammel.’ Eigenlijk heb ik geen honger, maar ik moet proberen Droebel te vriend te houden dus ik zeg: ‘Ja heerlijk! Goed idee, Cornelis.’
We lopen naar Droebel’s kantoor. ‘Ik eet meestal alleen op mijn kantoor, omdat ik als ik in de eetzaal zit altijd word lastiggevallen. Dus heb ik voor ons twee en bescheiden lunch laten samenstellen.’
Het blijkt het dat Droebel en ik verschillende opvattingen hebben over het woord ‘bescheiden’ Het kleine bureau van Droebel staat helemaal vol met eten. En dan niet alleen broodjes, nee, ook patat en zelfs een complete kalkoen. Ik probeer zoveel mogelijk naar binnen te proppen en ook niet te laten merken dat ik walg van het eetgedrag van de minister.
De rest van de dag verloopt rustig. Ik doe wat kleine dingen in mijn inmiddels grondig schoongemaakte kantoor, maar niets bewonderenswaardigs. Ik breng de minister koffie en besluit eerst zijn vertrouwen te winnen door nog niet zoveel vragen te stellen. Ik lach om zijn domme grappen en maak hem complimentjes. Hij schijnt tevreden te zijn met me.
Aan het eind van de dag maak ik me klaar om naar huis te gaan. Ik raap mijn spullen bij elkaar en doe ze in mijn tas. Ik loop door de gang en zie daar dat Droebel staat te praten met een man. Ik ken hem niet, maar hij heeft opvallend lang bijna wit haar en een arrogante uitdrukking op zijn gezicht. Ik loop op het tweetal af en hoor Droebel zeggen: ‘Je moet begrijpen dat ik onder grote druk sta, Lucius. Ik begrijp je bezorgdheid, maar mijn macht is ook niet oneindig.’ Hij lijkt nog zenuwachtiger dan normaal en wrijft in zijn handen. De man tegenover hem schijnt niet onder de indruk te zijn. Hij heeft zo’n arrogante glimlach op zijn gezicht dat ik hem instinctief niet mag. Net als hij op het punt staat te antwoorden ziet hij mij en sluit zijn mond weer.
Droebel springt bijna een halve meter in de lucht van schrik als hij me ook in de gaten krijgt. Het is duidelijk dat hij zich betrapt voelt, wat mij alleen nog maar alerter maakt. Dit is volgens mij iets dat Perkamentus wil horen. Er ontstaat een soort drukkende stilte. Ik kijk de man die blijkbaar Lucius heet argwanend aan maar hij weigert terug te kijken en negeert mijn aanwezigheid.
Droebel hersteld zich en zegt: ‘Oh, sorry Shannah. Jij gaat zeker naar huis. Lucius, dit is mijn nieuwe assistente, Shannah Carla Johnson. Shannah dit is Lucius Malfidus, een zeer gerespecteerde tovenaar.’ Ik glimlach naar de man, maar het is geen gemeende glimlach. Er is iets aan hem dat me bekend voorkomt, maar ik weet niet wat. Ik steek mijn hand naar hem uit en zeg: ‘Hallo, prettig kennis te maken.’
Hij kijkt me geringschattend aan en doet geen poging op ook zijn hand uit te steken. Dan, zonder iets terug te zeggen kijkt hij weer naar Droebel en zegt: ‘onthoud wat ik heb gezegd Cornelis. Zorg ervoor, want anders zal ik zeer….teleurgesteld zijn.’ Daarna draait hij zich zonder nog iets te zeggen om en loopt weg.
Dit moet onderzocht worden |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Dec 12, 2005 19:10 |
 |
Even een heel kort hoofdstuk tussendoor. Ik beloof dat de volgende langer is, en veel leuker. (Want Shannah gaat weer naar het hoofdkwartier!)
Hoofdstuk 4 Malfidus
De weken daarna komt ik Malfidus steeds vaker tegen. Hij blijft me negeren, en hoezeer ik ook mijn best doe, ik kom er niet achter wat hij en Droebel bespreken. Elke poging die ik doe om dichter bij hem te komen word doorzien.
Ik merk ook dat ik voorzichtig moet zijn. Droebel begint me steeds koeler te behandelen en hij doet geen aanstalten om mij te informeren over wat hij uitvoert. Ik heb het vermoeden dat Malfidus erachter zit. Hij komt bijna dagelijks lang bij het kantoor van Droebel en dan praten ze een uurtje. Daarna vertrekt withaar weer. Dat is de bijnaam die ik hem heb gegeven, al vertel ik dat natuurlijk niemand.
Ik weet niet wat het is, maar ze zijn iets van plan. Het is behoorlijk frustrerend. Over een week is het kerst en dan heb ik een week vrij. Ik ga naar het hoofdkantoor van de Orde en ik word verondersteld nieuwe informatie te geven. Informatie die ik niet heb.
Alleen al de gedachte dat ik misschien Perkamentus moet gaan teleurstellen geeft me nachtmerries. Ik heb de oude tovenaar een uil gestuurd toen ik dat gesprek opving, en hij heeft me op het hart gedrukt goed op te blijven letten.
Ook weet ik nog steeds niet waarom Malfidus me zo bekend voorkomt, en dat irriteert me zo mogelijk nog meer. Ik dwing mezelf er niet al te veel over na te denken, maar het blijft knagen. Ik heb natuurlijk wel informatie over hem gezocht, maar ik kan niet te diep gaan omdat ik mezelf absoluut niet verdacht mag maken. En wat ik heb gevonden helpt me niet veel verder.
Ondertussen hoor ik ook niet veel van mijn vader en dat laat me ook niet los. Ik hoop dat hij gezond is, en goed voor zichzelf zorgt, maar er geen enkele manier om daarachter te komen. Ik kan hier geen dreuzelpost sturen en hij weigert uilen te ontvangen. Hij haat die ‘smerige beesten’ en vind de manier waarop de tovenaars post sturen ‘walgelijk.’Het enige dat ik kan doen is hopen, maar dat maakt me er niet veel geruster op.
Al met al dus genoeg om ’s nachts over te piekeren. |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Vr Dec 16, 2005 8:31 |
 |
Omdat ik dit weekend dus niet aan mn fanfic kan werken, terwijl ik dat normaal altijd doe, kan ik het hoofdstuk nog niet afkrijgen. Maar hier even een kort voorstukje en ik zal mijn uiterste best doen het maandag of dinsdag af te maken.....
Reacties zijn altijd superwelkom, per pb of in het reageertopic!!!!
Hoofdstuk 5 Harry Potter
Voor ik het weet is het kerstvakantie en word het tijd om naar het Grimboudplein te gaan. Ik zwaai vrolijk naar Droebel en wens hem vrolijk kerstfeest. Hij schijnt het niet te merken.
Ik maak me de laatste tijd zorgen om hem: hij ziet nog bleker, vergeet dingen (hij weet de helft van de tijd niet meer wie ik ben) en hij is zelfs zijn eetlust verloren. Dat laatste is ronduit alarmerend, aangezien Droebel een ‘gezonde eter’ is. Ik snap ook nier waar ineens als die sympatie voor hem vandaan komt, maar ik maak me echt zorgen.
Als ik buiten sta verdwijnsel ik naar een rustig plekje en raap al mijn moed bij elkaar. Perkamentus heeft me verteld dat er ene meneer Wemel gewond is geraakt en dat het hele hoofdkwartier vol zit met mensen. Waaronder Harry Potter.
Ik ken de jongen niet, en het lijkt me leuk hem te ontmoeten. Maar ik ben niet iemand die drukte gewend is, en ik vier kerst ook eigenlijk nooit. Dus eigenlijk zou ik het liefste naar mijn vader gaan om te kijken hoe het met hem is en lekker een filmpje kijken op de bank.
Stel je niet zo aan, zeg ik tegen mezelf. Ik verman me en loop met grote stappen naar de deur en ik klop er drie keer hard op. Het is koud buiten en ik blaas even tegen mijn verkleumde handen. Dan gaat de deur met een grote zwiep open. Voor ik het weet krijg ik toverstok tegen mijn neus geduwd. ‘Wie ben je?’ |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Zo Dec 18, 2005 18:26 |
 |
Vervolg van Hoofdstuk 5
Ik schrik en kom even in de verleiding mijn toverstok te pakken, maar zeg dan: ‘Ik ben Shannah’ Ik kijk de man voor me aan. Hij is al oud, en aan de dikke kant maar het eerste dat opvalt in zijn oog. Of eerder gezegd, het ontbreken ervan. Er zit nu een magisch oog in en het draait alle kanten uit. Opeens weet ik wie hij is, Droebel en withaar hebben het wel eens over hem gehad. Dolleman, was het geloof ik. ‘Het spijt me’ zeg ik ‘Ik wou je niet laten schrikken, maar ik heb een afspraak met Perkamentus.’
De man laat tot mijn grote opluchting zijn toverstok dalen en krabt op zijn hoofd. ‘Oh, ja sorry. Ik was het even vergeten en in deze tijden kan je niet voorzichtig genoeg zijn. Kom snel binnen.’ Veel kans om te reageren krijg ik niet, want voor ik het weet grijpt Dolleman me bij mijn schouder en sleurt hij me naar binnen. Daarna slaat hij snel de deur dicht.
Eenmaal binnen gekomen herken ik het huis bijna niet terug: overal hangt versiering en het ruikt nu een stuk frisser. Dolleman volgt mijn blik en bromt: ‘Ja, het is bijna onherkenbaar hè? Dat komt door die Sirius, die is verdomde vrolijk nu Harry er weer is. Heeft hem zo ge-‘ verder komt Dolleman niet, want de deur van de hal vliegt met een grote zwaai open.
Daar staat Sirius Zwarts. Onherkenbaar verandert, met een schort om en ovenwanten met kerstmotief. In zijn handen houd hij een grote bakplaat vol met koekjes. Ze ruiken heerlijk, en Sirius staat zichtbaar te genieten van zijn prestatie. Met een brede glimlach zegt hij: ‘Hoi, Shannah was het toch? Wat heerlijk dat je er bent kom binnen!’
Ik kan mijn glimlach niet onderdrukken en hang mijn jas op. Daarna volg ik Sirius naar de woonkamer. Ook hier is het prachtig versierd en ik kijk vol bewondering naar de nepsneeuw die uit het plafond lijkt te komen. ‘Ga maar zitten, dan haal ik een lekker kopje koffie voor je.’ Met deze woorden verdwijnt Sirius weer naar de keuken.
Ik kijk verlegen om me heen. Tot mijn grote opluchting is het niet zo heel druk in de woonkamer. Er zitten drie kinderen op de bank. Een roodharige vrouw komt uit te keuken en loopt op me af. ‘Ah, jij moet Shannah zijn. Je heb precies hetzelfde haar als je moeder, kind’ ze geeft me een hand: ‘Ik ben Molly Wemel, en ik heb jaren geleden ook bij je moeder in de Orde gezeten. Ik kan je verzekeren dat ze apetrots op je zou zijn geweest dat jij ons nu helpt.’
Ik ben totaal overweldigd door de warmte en kracht die deze vrouw uitstraalt. De naam Wemel komt me zeer bekent voor, evenals het rode haar. Volgens mij heeft een zoon van haar ook bij me op Zweinstein gezeten, bij Griffoendor. ‘Bedankt, mevrouw’ zeg ik zacht en denk aan mijn moeder. Mevrouw Wemel ziet het en zegt ‘Oh, sorry meid, ik wou je niet van streek maken.’ Er volgt een ongemakkelijke stilte en ik kijk naar de kinderen op de bank. Het zijn eigenlijk niet echt kinderen meer, meer pubers.
‘Ik zal je aan één van mijn zonen voorstellen en zijn vrienden.’ Ik loop achter haar aan. Als eerste stelt ze me voor aan haar zoon, een slungelige puber met vuurrood haar. Hij heet Ron, en kijkt niet echt heel geïnteresseerd, eerder een beetje verdrietig. Dan herinner ik me dat het meneer Wemel is die in st. Hollisto ligt en zeg: ‘Hoe is het met je vader?’ De jongen ontdooit en beetje en zegt: ‘Ja het gaat wel weer. Alleen was pa aan het experimenteren met dreuzelmedicijnen en nu moet hij langer blijven.’
Voor ik kan reageren stelt mevrouw Wemel me alweer voor aan een meisje, Hermelien. Ze is niet echt knap, maar zou dat wel kunnen worden als ze wat meer aandacht besteedde aan haar uiterlijk. ‘Hermelien is het slimste meisje van het jaar’ zegt mevrouw Wemel. Hermelien begint te blozen, maar spreekt mevrouw Wemel niet tegen.
Dan is het de beurt aan de jongen. Hij heeft slordig zwart haar en mooie groene ogen. Dan zie ik het litteken op zijn voorhoofd. ‘En dit is de beste vriend van Ron en Hermelien, Harry.’ Volgens mij laat mevrouw Wemel zijn achternaam expres achterwege. Niet dat het veel uitmaakt, want ik weet precies wie dit is. Harry Potter. Ik knik naar hem en hij glimlacht terug.
Dan zegt mevrouw Wemel: ‘Jongens, dit is Shannah Carla Johnson. Ze is ook een lid van de Orde, al komen we haar niet vaak tegen. Dat komt omdat ze werkt al assistente bij minister Droebel. Ze geeft ons dus veel belangrijke informatie.’ Ik snap niet echt waarom mevrouw Wemel het zo belangrijk vind dat Harry, Ron en Hermelien weten wie ik ben. Ik bloos en ga tegenover de drie zitten.
Dan komt Sirius terug met een kopje hete koffie en een schaaltje met koekjes. Ik neem een slokje en neem daarna een hapje van het koekje. ‘Het is heerlijk, dankjewel Sirius.’ Ik glimlach naar hem, maar hij glimlacht niet terug. Hij kijkt me heel ernstig aan en ik snap niet waarom. Heb ik iets verkeerd gezegd? Dan breekt zijn glimlach ook door en zegt hij ‘Oh sorry Shannah. Ik moest even aan je moeder denken. Je doet me aan haar denken, ze was ook altijd zo aardig.’
Ik ben stomverbaasd. ‘Kende je mijn moeder dan goed?’ Ik probeer de brok in mijn keel weg te slikken, maar ik plaats daarvan stik ik bijna in mijn koffie. Ik hoest en mevrouw Wemel klopt me op mijn rug. ‘Oh meisje toch, doe maar rustig aan.’ Zegt ze. Ik krijg een knalrode kop en ik zie dat het trio me gefascineerd aanstaart. Dan zegt Harry: ‘Is je moeder dood?’ De toon van zijn stem verbaast me. Heel rustig en medelevend, en ik kijk hem aan.
Natuurlijk, hij heeft hetzelfde meegemaakt als ik. Hij snapt het. Ik knik en zeg: ‘Ja, ze was lid van de Orde en op een missie. Het was zomervakantie ik was thuis van Zweinstein. Ik weet nog dat ik boos op haar was omdat ze wegging. Die avond heeft jeweetwel haar in een hinderlaag gelokt en vermoord. Volgens mijn vader is ze eerst nog een tijd gemarteld en toen jeweetwel niet de informatie kreeg die hij wou, vermoorde hij haar.’ Ik merk niet eens dat de tranen over mijn wangen lopen. Het is al lang geleden dat ik om haar heb gehuild. Te lang geleden.
Zonder wat te zeggen loopt Harry op me af en legt zijn hand in de mijne. ‘Het spijt me’ zegt hij. |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Vr Dec 23, 2005 18:18 |
 |
Hoofdstuk 6 Perkamentus
Die avond blijf ik eten. Het is gezellig, en ik ontmoet eindelijk een paar andere leden van de Orde. Één ervan is Tops, en ik kan het goed met haar vinden, al zijn we heel verschillend. Haar knalroze haar vind ik supermooi, maar is niks voor mij. Veder ontmoet ik ook Romeo en Remus Lupos, al krijg ik niet de kans om met ze te praten. Tops kletst aan één stuk door, en het enige dat ik kan doen is knikken.
Met Harry spreek ik niet meer, maar het valt me op dat hij stil is. Ook Sirius merkt het, en probeert hem op te beuren, maar het lukt hem niet echt. Ik voel me een beetje schuldig, maar denk dat Harry het liefst even met rust gelaten wil worden. Ik weet uit eigen ervaring dat het op dit soort momenten moeilijk is.
Na het eten vraag ik aan Dolleman of hij weet hoe Perkamentus contact met me zal opnemen. Ik ben een beetje bang voor hem, en blijf dan ook op afstand. Ik ben niet vergeten hoe hij zijn toverstok voor mijn neus had gehouden. Hij merkt het en gromt: ‘Ja, sorry hoor. In deze tijden kan je niet voorzichtig genoeg zijn.’ Dan kijkt hij om zich heen of niemand hem hoort en zegt: ‘Perkamentus kan niet zomaar even hierheen komen, dus hij zal een haardvuur gebruiken.’ Hij gebaard dat ik mee moet lopen.
Ik ben lichtelijk teleurgesteld, ik had de oude tovenaar graag even gezien. Zijn aanwezigheid beurde me op de een of andere manier altijd op. Maar ik snap het ook en loop achter Dolleman de trap op. De treden kraken en piepen, en ik merk dat ik me ongemakkelijk voel. Het is donker en er is hier niks van de vrolijkheid van beneden te bespeuren.
Ik moet moeite doen om Dolleman te volgen. Dan bots ik ineens tegen hem op. ‘Auw’ piep ik en grijp naar mijn pijnlijke enkel. Dolleman pakt zijn toverstok en zegt ‘Lumos’. Hij ziet er verbaast uit. ‘We hebben niet allemaal een magisch oog’ zeg ik boos. Hij bloost een beetje en doet een deur voor me open. ‘Hierheen’ zegt hij en hij gebaard naar de deur.
Ik loop achter hem aan en tot mijn opluchting gaan de kaarsen aan en kan ik weer gewoon zien. Ik ben nooit echt dapper geweest in het donker, mijn vroegere klasgenoten plaagden me er wel eens mee. Ik glimlach even om de herinnering, het lijkt al zo lang geleden. Ik als klein meisje in dat kasteel. Het was de fijnste tijd van mijn leven.
Ik word ruw uit mijn dagdroom gehaald door Dolleman. ‘Als je op deze stoel gaat zitten, dan zul je hem zo door het haardvuur kunnen zien.’ Met die woorden loopt hij weg en slaat de deur achter zich dicht. Die man moet echt manieren leren, denk ik. Ik kijk om me heen. De kamer is kaal, met een houten vloer. Het enige dat erin staat is een stoel, die bekleed is met een groene stof. Ik loop ernaartoe. Dan zie ik een portret aan de muur hangen.
Er staat een mooie vrouw op, al ziet ze er niet erg vriendelijk uit. Ze heeft blond lang haar en een heel lichte huid. Ze doet me aan iemand denken, maar aan wie……terwijl ik hierover sta na te denken komt er ineens een enorme vlam uit te openhaard. Ik spring bijna een meter de lucht in van schrik en grijp naar mijn toverstok. Maar als ik me omdraai zie ik daar een vertrouwd gezicht.
‘Ik zie dat je het portret van Narcissa hebt gevonden’, zegt Perkamentus en kijkt me vriendelijk glimlachend aan.
Reacties zijn altijd welkom!! |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Zo Dec 25, 2005 23:16 |
 |
@al die mensen die hebben gereageerd: HEEL ERG BEDANKT!!!! Ik ben echt superblij met jullie reacties!!
even een stukje van het volgende hoofdstuk, want mijn pc doet raar en ik kan het niet opslaan, dus post ik het hier, dan raak ik het niet kwijt
Hoofdstuk 7
Opgelucht laat ik mijn toverstok zakken. ‘Narcissa?’ zeg ik en kijk hem vragend aan. ‘Ja, zo heet ze. Maar als je het niet erg vind wil ik graag beginnen want ik heb niet veel tijd.’ Hij zegt het op zijn gebruikelijke rustige toon, maar hij ziet er moe uit. Ik maak me zorgen, maar vraag niet verder. Ik loop snel naar de stoel en plof neer.
‘En? Ben je al ergens achter gekomen? Hoe zit het tussen Malfidus en Droebel?’ hij kan de nieuwsgierige ondertoon in zijn stem niet onderdrukken. Ik ga rechtop zitten en kijk hem recht aan, al is dat moeilijk zonder zijn fysieke verschijningsvorm. Ik schraap mijn keel en begin: ‘Withaar en Droebel zien elkaar bijna elke dag. Withaar maakt Droebel doodzenuwachtig en ik weet zeker dat hij Droebel onder grote druk zet.’
Ik stop even met mijn verslag als Perkamentus zijn keel schraapt. ‘Withaar?’ vraagt hij op geamuseerde toon. ‘Oh, ik bedoel natuurlijk Malfidus’ zeg ik op beschaamde toon. Perkamentus grinnikt.
Ik probeer morgen verder te gaan! |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Do Dec 29, 2005 16:01 |
 |
Zo weer een nieuw stuk. Bedankt iedereen die heeft gereageerd!! Ik vind dat echt super, en natuurlijk ook iedereen die op de poll heeft gestemd.
Vervolg Hoofdstuk 7
Dan word zijn gezicht weer ernstig. Ik merk dat hij gespannen is. Ik snap het wel. Ik weet dat Droebel ene mevrouw Omber in Zweinstein heeft geplaatst om hem in de gaten te houden. Ik heb haar niet gezien, maar ik hoor veel van collega’s dat ze een harde tante is. Ze schijnt zichzelf steeds meer macht te geven, en ze terroriseert de kinderen. Droebel praat altijd heel respectvol over haar en zelfs Withaar heb ik een keer horen pochen dat het maar goed was dat er eindelijk een keer hard werd opgetreden tegen Perkamentus.
Ik besluit verder te gaan met mijn verhaal, en vertel Perkamentus over mijn verdenkingen tegenover Malfidus (ik laat de naam Withaar maar even achterwege). Hoe Droebel op hem reageert. Ik vertel Perkamentus dat Droebel er steeds slechter uit gaat zien, dat hij mij niet schijnt te vertrouwen en dat hij volledig in de ban van Malfidus is. Als mijn verhaal klaar is blijft het een tijd stil. Ik schuif zenuwachtig heen en weer op mijn stoel. Ik voel me slecht op mijn gemak in deze kamer, al kan ik niet vertellen waarom.
Dan begint Perkamentus eindelijk te praten. ‘Dat is inderdaad zorgelijk, Shannah. Ik wil je eerst iets vragen, voordat ik verderga. Hoeveel weet jij over Malfidus?’
‘Niet zoveel. Ik weet dat hij rijk is, een zoon op Zweinstein heeft. Ik weet dat hij een zeer gerespecteerde tovenaar is, en dat hij erg arrogant is. Dat is het ongeveer.’ Voordat ik me kan gaan afvragen waarom Perkamentus me deze vraag stelt begint de oude tovenaar weer te praten.
‘Dan is er nog iets dat ik je moet vertellen. Ik waarschuw je dat het waarschijnlijk schokkend zal zijn. Vooral voor jou. Je zal boos worden, en heel anders tegen deze missie gaan aankijken. Maar ik wil dat je me mijn verhaal laat afmaken. Lukt je dat denk je?’
Ik ga rechtop op mijn stoel zitten. Iets anders doen dan knikken kan ik niet, zo nieuwsgierig ben ik naar wat Perkamentus te zeggen heeft.
‘We gaan vijftien jaar terug in de tijd. Voldemort had de tovenaarswereld in zijn macht. Overal was er angst en gevaar. Voldemort had zijn eigen groepje volgelingen, de Dooddoeners. Toen Harry Potter ervoor zorgde dat Voldemort werd gereduceerd tot een zielig hoopje geest, begon het Ministerie de Dooddoeners te vervolgen.
Als werd bewezen dat iemand een Dooddoener was, dan werd diegene veroordeeld tot een enkeltje Azkaban. Vele Dooddoeners waren ervan overtuigd dat hun meester nooit meer terug zou komen en kozen ervoor hem te verraden. Alles om niet in Azkaban te belanden. Ze zeiden dat ze onder invloed waren van de Imperius-vloek, en dus niet verantwoordelijk konden worden gesteld voor hun daden. Ik geloof enkelen van hen, maar de meeste niet.
Het vervelende van deze situatie is dat het onmogelijk is te bewijzen dat iemand onder invloed van een Imperius-vloek staat. Het was dus meestal een kwestie van gokken. Ik geloof dat we in het geval van Lucius Malfidus verkeerd hebben gegokt. Nee, blijf zitten Shannah.
Ja, Lucius is een Dooddoener. Harry heeft zijn gezicht herkend toen hij bij de herrijzenis van Voldemort was. Snap je nou waarom het zorgelijk is dat Malfidus schijnbaar een grote invloed heeft op de Minister van Toverkunst?’
Even ben ik niet in staat te bewegen. Langzaam dringt het tot me door wat Perkamentus net heeft gezegd. Malfidus is een Dooddoener. Malfidus is een Dooddoener. Dit zinnetje galmt na in mijn hoofd.
Ik zie een haarscherpe herinnering voor me. Mijn moeder, op de avond dat ze vertrekt. Ik hoor mezelf tegen haar schreeuwen dat ik wil dat ze thuisblijft. Ik zie haar weglopen en de deur achter haar dichtrekken. Ik hoor de kerkklokken op haar begrafenis. Ik voel het besef dat ze nooit meer terug zal komen. Deze beesten hebben haar van me afgenomen. En langzaam dringt het tot me door. Ik voel mijn haat gebundeld worden tot één gedachte. De ultieme wraak, voor mij en mijn vader. Ik weet dat ik Voldemort nooit aan zou kunnen, maar deze man wel. Ik brand de gedachte in mijn geheugen, en spreek hem hardop uit:
‘Malfidus moet sterven.’ |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Jan 02, 2006 14:45 |
 |
Tadaa: nieuw hoofdstuk
Charlotte, Annieck en Tineke erg bedankt voor jullie reactie!!! Even een verzoekje: willen mensen die de laatste en tweede optie bij de poll stemmen even PB-en waarom? Dat zou ik erg fijn vinden, kan ik eraan werken.
Hoofdstuk 8 Het plan
Als ik bij de deur ben merk ik pas dat ik ben opgestaan. De wereld om me heen dringt niet meer tot me door, mijn realiteit is vervormt. Het enige dat ik weet, mijn hele werkelijkheid, is dat ik Malfidus moet vinden. Ik moet hem vinden en hem dan doden. Misschien overleef ik het zelf niet, maar dat is niet belangrijk.
Ik pak de deurknop vast en probeer hem om te draaien. Hij draait tot mijn verbazing niet mee. Ook de andere kant op lukt het niet. Ik grijp mijn toverstok en wil de eerste beste spreuk op de deur afvoeren als ik de rustige stem van Perkamentus hoor: ‘Ik zou het niet doen, Shannah. Straks verwond je jezelf nog.’
Ik draai me om en zie het gezicht van de tovenaar in het vuur. Dan dringt het tot me door wat hij heeft gedaan, waarom ik de deur niet open krijg. Mijn woede laait op, net als de vlammen van het vuur. ‘LAAT ME GAAN!!’ schreeuw ik en ik ren naar het vuur. Ik voel mijn tranen branden en mijn handen trillen. ‘Nee’ zegt hij ‘En ik zou ook niet proberen te verdwijnselen, Shannah. Dit hele huis is zwaar beveiligd.’
Ik wil het niet horen en probeer hem het zwijgen op te leggen door mijn hand in het vuur te steken. De vlammen sluiten zich om mijn hand en verbranden mijn vlees, maar ik merk dat ik het niet erg vind. De lichamelijke pijn is niks in vergelijking met de pijn die ik nu van binnen voel.
Perkamentus vind het wel erg, en ik weet niet hoe, maar hij gooit me naar achteren. Mijn hand is rood en klopt. Ik hou het voor mijn gezicht en staar ernaar. De tranen lopen nu over mijn wangen en ik reageer alle woede die ik voel af op de vloer. Ik sla zo hard als ik kan en huil.
Hoe lang het duurt weet ik niet, maar op een gegeven moment zijn mijn tranen op. Ik voel me uitgeput en ga op de vloer liggen. Mijn hand doet nu nog veel meer pijn. Het lijkt wel of hij nog steeds in brand staat. Dan kijk ik naar het vuur. Tot mijn verbazing is Perkamentus er nog steeds, en hij lijkt onaangedaan door mijn woede-uitbarsting. Ik ga beschaamd weer op de stoel zitten en zeg: ‘Het spijt me, professor. Ik weet echt niet wat me bezielde.’ En ik voel mijn hoofd rood worden van gêne.
Ik ben nog verbaasder als ik Perkamentus hoor grinniken. Als hij mijn gezicht ziet houd hij op en kijkt hij zelfs enigszins beschaamd. ‘Sorry Shannah, ik lachte je niet uit. Echt niet, maar je doet me aan iemand denken. Al heeft zelfs hij nog nooit zijn hand in het vuur gestoken om me pijn te doen, hij gooide mijn spullen kapot.
Je zegt dat je niet weet wat je bezielde, maar ik kan je verzekeren dat je een compleet logische en menselijke reactie had op wat ik je net vertelde. Je hoorde van iemand die je eventueel verantwoordelijk kan stellen aan de dood van je moeder, en je wou je wreken. Toch moet ik je vertellen dat Lucius Malfidus niks aan je moeders dood kon doen. Niet direct in ieder geval. De enige die schuldig is aan het doden van je moeder is Voldemort.
Ik heb jou gevraagd voor deze taak omdat ik nog wist dat je een zeer verantwoordelijk en intelligent meisje was. En ook was je nooit bang uitgevallen. Deze eigenschappen zijn belangrijk.
En ze worden nu nog een stuk belangrijker. Ik wist al dat Malfidus een grote invloed had op het Ministerie, maar ik besef me nu dat ik hem heb onderschat. Jij hebt me namelijk net duidelijk gemaakt dat Droebel in groot gevaar is. Hij staat onder de invloed van een Imperius-vloek. En we moeten ingrijpen voor het te laat is. Ik heb een aantal medestanders op het Ministerie, maar jij staat dichtbij Droebel. Ik denk daarom dat jij het meest geschikt ben voor mijn plan. Ik moet je alleen vragen om je wraakplannen op Malfidus nog even te laten rusten. Hij mag niks merken. Denk je dat je dat kan?’
Hij vraagt veel van me. De gedachte Malfidus onder ogen te zien zonder hem te kunnen vermoorden maakt me misselijk. Dan denk ik aan mijn moeder. Aan haar serene gezicht, haar lange bruine haren met goudgele glans, haar prachtige groene ogen en haar vriendelijke glimlach. Ze had haar leven gegeven voor de Orde. En nu was ik, haar enige kind, gevraagd in haar voetsporen te treden. Met een glimlach op mijn gezicht wend ik me tot Perkamentus en zeg ik: ‘Ja, dat kan ik.’ Perkamentus knikt en verteld me zijn plan.
Ik neem afscheid van huize Zwarts en zijn ongebruikelijke logees. De drie kinderen geven me elk een hand, en als ik me niet vergis knijpt Harry er net iets harder in. Het is een bijzondere jongeman.
Van Tops krijg ik een knuffel en ik hoop dat ik ooit nog eens een vriendin van haar kan worden. Mevrouw Wemel knuffelt me nog harder, op een gegeven moment loop ik bijna blauw aan. Dan ziet ze mijn rode hand en zonder wat te zeggen geneest ze hem. De wegtrekkende pijn is een heerlijk gevoel en ik kijk haar dankbaar aan. Ik knik naar Sirius en hij knipoogt terug.
Dan doe ik mijn jas aan en loop samen met Dolleman naar de deur. ‘Dag’ zeg ik en doe de deur open. Hij knikt alleen en zodra ik buiten ben slaat hij de deur weer snel achter me dicht. Die man moet echt nog een keer manieren leren, denk ik geamuseerd.
Ik verschijnsel weer voor het huis waar ik ben opgegroeid en zie mijn vader door het glas. Hij eet alleen aan de tafel en ziet er treurig uit. Dan ziet hij me en rent snel naar de deur. Ik ben thuis. Voor even dan. |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Jan 02, 2006 18:41 |
 |
Iedereen bedankt voor de reactie!!!! Hier weer een nieuw hoofdstuk, had tijd over vandaag
Hoofdstuk 9 Kantoor
Dan is mijn vakantie weer voorbij. Veel te snel eigenlijk. Er is een zware last van mijn schouders afgevallen, want mijn vader schijnt zicht prima te redden zonder mij. Ik kan er niks aan doen, maar soms heb ik het gevoel dat ik de ouder ben, en hij het kind.Toch was het erg gezellig in ons kleine huisje, en ik kan dan ook met een gerust hart terug naar het Ministerie.
Als ik daar aankom, verteld het meisje aan de receptie dat Droebel vandaag met Malfidus op pad is gegaan. Ik ben gelijk op mijn hoede, want dat kan niks goeds betekenen. Misschien moet ik ze wel achterna, denk ik. Maar ik heb geen idee waar ze zijn, en het meisje achter de receptie weet het ook niet. Dan bedenk ik me dat dit mijn kans is om even rond te snuffelen op Droebel’s kantoor.
Ik loop eerst even naar mijn eigen kantoor en laar de openhaard aan gaan. Sinds het voorval met mijn hand kijk ik heel anders tegen de dingen aan. Mijn hand is nog steeds niet helemaal genezen, mevrouw Wemel had alleen de pijn weggehaald. Er zitten grote blaren op mijn hand en ik kan hem niet goed meer gebruiken. Mijn vader was er erg van geschrokken, maar ik kon hem ervan overtuigen dat het een ongelukje was. Ik kon hem niet de waarheid vertellen, want ik schaamde me nog steeds voor mijn woede uitbarsting.
Ik doe mijn jas uit en leg hem op de groene stoel achter mijn bureau. Dan loop ik naar Droebel’s kantoor.Ik kijk om me heen, want ik wil liever niet gezien worden. Als ik me ervan heb verzekerd dat er niemand is, ga ik naar binnen. Natuurlijk is de deur beveiligd, maar aangezien ik zijn assistente ben is dat voor mij geen probleem. Het schilderij laat me er zonder vragen door.
Binnen is het donker, en ik tover snel een paar kaarsen aan. Het kantoor van Droebel is groot, en heeft een enorm raam. Het raam kijkt uit op de oceaan, en ik heb dat altijd zeer rustgevend gevonden. Ik moest toch maar eens vragen of ik dat ook mag. De overheersende kleur in de kamer is blauw. De meubels zijn van een donker soort hout en passen niet helemaal bij het behang. Dan bedenk ik me wat ik moet doen en ga aan de slag.
Eerst doorzoek ik de grote kast die het dichtst bij me staat. Ik schud mijn hoofd als ik een laden vol met snoep opentrek. Dit is duidelijk het kantoor van Droebel. Dan vind ik allerlei papieren, maar niks interessants. En ik vind een map met allerlei krantenartikelen die over hem zijn geschreven, netjes ingeplakt op datum. Het word me al snel duidelijk dat ik hier niks ga vinden.
Ik loop snel door naar het bureau en verbaas me over de troep die erin ligt. Zo te zien mochten de schoonmaaksters hier niet komen. Ook hier vind ik niet zoveel. Vooral papieren over wetsvoorstellen, de één nog merkwaardiger dan de ander. Er was een wetsvoorstel voor het invoeren van meer smaken Smekkies in alle Smaken. En een wetsvoorstel voor het toestaan van Meermensen in rivieren. Net als ik in dit wetsvoorstel verzonken zit hoor ik stemmen op de gang. Ik herken ze gelijk, wat het zijn Malfidus en Droebel |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Jan 09, 2006 18:19 |
 |
@iedereen die heeft gereageerd: BEDANKT!!! Ik voel me zeer gevleid dat jullie mijn bescheiden fanficje zo mooi vinden, en ik hoop dat jullie hier ook weer blij mee zijn
Het spijt me dat dit een kort hoofdstuk word, maar ik ben op dit moment nogal druk, vandaar. Ik weet dat dit een beetje slappe smoes is, maargoed ik kan er niks aandoen. Ik zal proberen woensdag een groter stuk te plaatsen.
Hoofdstuk 10
Ik voel mijn maag in een klomp ijs veranderen. Als ik nu ontdekt word, dan is het hele plan mislukt. Zelfs nog voor het goed en wel in werking is gesteld. Dat mag ik niet laten gebeuren. Ik kijk snel om heen om te kijken wat mijn opties zijn. Had ik nu maar een onzichtbaarheidmantel.
De stemmen komen van steeds dichten bij. Ik moet nu echt opschieten, maar waar kan ik heen? Als een gek ren ik de kamer door en ik constateer dat er geen kast is die groot genoeg is om in te springen. Het zweet staat op mijn voorhoofd en ik raak totaal in paniek. Wat moet ik doen? Mijn brein werkt als een razende en ik overweeg elke mogelijkheid die ik heb. Maar ik heb geen mogelijkheden.
Dan hoor ik de deurklink en weet ik dat ik in de val zit. Behalve als….voordat ik me realiseer hoe onmogelijk ik het mezelf maak kruip ik onder het bureau. Ik ben geen seconde te vroeg, want zodra ik goed en wel zit, lopen Withaar en Droebel de kamer binnen. Ze zijn zo te horen ruzie aan het maken. Withaar heeft een totaal andere stem dan ik van hem gewend ben. Normaal is hij de rust zelf, maar nu praat hij met halve zinnen.
Ik kalmeer mijn ademhaling en probeer alles te horen. Als ik hier toch zit, kan ik me beter nuttig maken. |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Ma Jan 16, 2006 10:17 |
 |
@iedereen die mij altijd reacties stuurt: ik kan jullie niet genoeg bedanken!! Ik vind het echt fantastisch dat jullie allemaal zo blij zijn met mijn Fic….dus dit hoofdstuk draag ik op aan jullie!!!
Hoofdstuk 11 De confrontatie
‘Luister nou even, Lucius’ zegt Droebel op geïrriteerde toon. Blijkbaar staat hij nu even niet onder invloed van de Imperius-vloek. Ik kan hem niet zien, maar hij ademt zwaar, en zijn stem is nauwelijks te verstaan. Misschien is hij wel gewond, denk ik bezorgd. Dan gaat hij verder: ‘Ik weet niet wat je met me doet, maar het staat me niet aan. Ik zou graag willen dat je weggaat. Anders laat ik je arresteren.’ De vastbeslotenheid in zijn stem verbaast me. Ik heb Droebel nooit ingeschat als een man met een ruggengraat.
Withaar lacht schamper. ‘Ach Droebel toch. Je zou een oude vriend toch niet zomaar wegsturen? Dat valt me van je tegen, ik dacht dat we allebei hetzelfde doel hadden. Dat we elkaar gingen helpen.’ Zijn stem klinkt helder en vriendelijk, maar met een dreigende ondertoon. Ik vraag me af of ik me ermee zal bemoeien, maar dat is niet volgens het plan.
Nu verliest Droebel zijn zelfbeheersing. Ik hoor hem met zijn voeten stampen en zijn adem word onregelmatig. ‘Je hebt mij vervloekt! NOEM JE DAT HELPEN? Ik wil Perkamentus net zo graag van Zweinstein hebben als jij, maar niet op deze manier! En nou moet je snel wegwezen, of ik laat je…’ verder komt Droebel niet, want op datzelfde moment zie ik een flits en hoor ik Withaar ‘Imperio’ schreeuwen.
Ik zit verstijft van de zenuwen onder het bureau. Wat ik net heb gehoord en gezien dringt nog niet tot me door. Het enige dat ik kan denken is dat ik een keuze heb: ik kan hier blijven zitten, als een lafaard. Of ik kan vechten. Mama zou hebben gevochten, maar dat heeft ook haar dood betekent. Bang voor de dood ben ik niet, maar wat zou er met pappa gebeuren als ik dood ben? Hij zou gek worden. Wou ik dat op mijn geweten hebben.
Op dat moment besef ik iets: ik heb geen keus. Ik zou nooit met mezelf kunnen leven als ik verantwoordelijk zou zijn aan het ontsnappen van een Dooddoener. En wat als Perkamentus van Zweinstein zou worden gehaald? Wie zou al die kinderen daar dan beschermen? Niemand toch? Ik moest dit doen, en ik zou dit doen.
Voordat Withaar nog meer schade aan kan richten kruip ik onder het bureau vandaan en zeg ik op een rustige toon: ‘Zo…dacht je dat ik dit toe zou laten?’ Withaar kijkt verbaast. Een snelle blik op Droebel zegt me dat hij niet zwaar gewond is, maar wel volledig onder controle is van Withaar. Dan kijk ik Withaar weer aan. Hij schijnt zich hersteld te hebben en kijkt me nu met zijn bekende minachtende glimlach aan. ‘Dus jij bent er ook nog? Ik moet zeggen dat ik je al nooit echt vertrouwde. Je lijkt teveel op je moeder, ook zo’n achterbakse bloedverrader.’ |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Do Jan 26, 2006 10:14 |
 |
@iedereen die dit leest: het spijt me dat er steeds kortere hoofdstukken komen, maar ik zit tot over mijn oren in het huiswerk. Volgende week komt er een groter hoofdstuk, I promise
Hoofdstuk 12 De truuk
Mijn bloed kookt. Ik voel mijn hoofd rood worden, mijn aderen kloppen en mijn handen ballen zich tot vuisten. Hoe durft hij mijn moeder zo te noemen? Ik doe een stap naar voren en pak met mijn goede hand mijn toverstok.
'Hou je mond!!' schreeuw ik en de tranen springen in mijn ogen. Withaar is niet onder de indruk. Tot mijn grote irritatie begint hij te lachen, en zegt hij 'Ow...deed dat pijn?'
Ja, het deed pijn denk ik, maar ik zeg het niet hardop. Die voldoening gun ik hem niet en ik probeer me te kalmeren. Het lukt niet helemaal, maar ik voel wel mijn grip op mijn toverstok verslappen. Iets te veel verslappen.
Met een simpele spreuk weet Withaar mijn toverstok af te pakken. 'Dat je daar intrapt zeg' zegt hij minachtend. Ik ben verbijsterd. Het was een truuk en ik trapte erin. En nu ben ik compleet weerloos. |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
Rose
Volleerd Tovenaar


Verdiend:
93 Sikkels
|
Geplaatst:
Zo Jan 29, 2006 16:41 |
 |
@Sweet Hermoine: thank you voor de reactie bij het fanfiction reactie topic!!!
Hoofdstuk 13 Onverwacht
Daar sta ik dan. Weerloos, zonder mijn toverstok. Tegenover me staat de man die ik altijd Withaar noem, een zeer toepasselijke maar ook spottende bijnaam. En hij is me te slim afgeweest. Ik, Shannah Carla Jonhson, ben zo dom geweest om niet in de gaten te hebben gehad dat hij me uit de kast wou lokken. Mama, ik hoop dat je dit niet hoeft te zien, denk ik rustig. Het is vernederend.
Achter me staat Droebel. Voor zover ik kan zien en voelen staat hij stil, omdat Withaar hem nog geen commando heeft gegeven. Hij zou me van achteren beet kunnen pakken en Withaar zou de klus kunnen afmaken. Ik zou er niks tegen kunnen doen. Waarom doet hij dat dan niet? Vraag ik me af en kijk hem aan.
Ik probeer zo onopvallend mogelijk rond te kijken om te kijken of ik ergens kan ontsnappen. De deur is nog open, ik zou kunnen gillen. Maar dan zou ik zeker dood zijn. Ernaartoe rennen heeft ook geen zin, het is te ver. En we zitten aan het eind van de gang, dus ik hoef ook niet te hopen dat er toevallig iemand langskomt.
Er gebeurt nog steeds niet, we staan al een eeuwigheid stokstijf en muisstil in deze kamer. Of misschien is het nog maar een paar seconden, dat weet ik niet. Ik weet alleen dat ik in levensgevaar ben, en dat er een Dooddoener tegenover me staat.
Eindelijk begint hij te praten. Rustig en beheerst, zonder enige dreiging of spot in zijn stem. ‘Jij bent een lid van wat De Orde van de Feniks word genoemd. Jij hebt van Perkamentus de opdracht gekregen Droebel in de gaten te houden. Klopt dat?’ Hij kijkt me nieuwsgierig aan, alsof hij het antwoord nog niet weet.
Misschien moet ik liegen. Maar waarom? Ik ga toch dood, en ik breng niemand anders is gevaar door mijn geheim op te biechten. Mijn stem klinkt rustig en beheerst, wat me verrast. ‘Ja, dat ben ik.’ Dit hele tafereel is bijna onrealistisch. Waarom maakt hij me niet gewoon af?
‘Je vraagt je af waarom ik je nog niet dood maak’ constateert hij. Ik knik. Dat schijnt hem genoegen te doen, zijn ogen gloeien van zelfingenomenheid. Hij heeft mijn toverstok nog steeds in zijn hand, net als die van hemzelf.
Mijn angst begint parten te spelen. Mijn handen trillen, en mijn mond word droog. Op dit moment heb ik liever dat ik gewoon word vermoord, in plaats van dit spelletje dat hij met me speelt. Want dat is het, hij speelt met me, als een kat met een muis. Hij speelt eerst met me en dan gaat hij me vermoorden. Op de een of andere manier weet ik dat zeker.
Dan doet hij iets dat ik totaal niet begrijp. Hij gooit mijn toverstok naar me toe en zegt: Óp deze manier wil ik je niet vermoorden. Ik daag je uit voor een duel, dat is veel interessanter. Bovendien wil ik niet dat mijn Meester me een lafaard vind.’ |
_________________ I never pretend to be something I'm not |
|
  |
 |
|
|