Auteur |
Bericht |
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Di Jan 01, 2008 11:17 |
|
Fanfiction Challenge Januari [Afdelingsmaanden/Huffelpuf]
Hey iedereen! We zijn alweer toe aan een nieuwe FanFiction Challenge, namelijk die van Januari. Dit keer hebben we een speciale Challenge, in het kader van de afdelingsmaanden!
De Challenge is dan ook gebaseerd op dit stukje:
Misschien hoor je bij Huffelpuf,
Vind je hard werken oké,
Huffelpuffers blinken uit door trouw,
En hebben geduld voor twee!
Harry Potter en de Steen der Wijzen.
Je verhaal moet dus gaan over Huffelpuf. Ook komt er nog even een klein opdrachtje bij. Ik geef namelijk drie woorden op die in het verhaal verwerkt moeten worden! Waar ze staan of in welke volgorde maakt niet uit, maar let wel op dat je ze niet vergeet. Het gaat om deze woorden:
- Geel
- Geduldig
- Trouw
Nog even een kleine opmerking, sommige mensen hadden nogal wat moeite met de regel dat er minimaal 1500 woorden moeten zijn. Tijdens de afdelingsmaanden gaat deze grens dus omlaag naar minimaal 1000 woorden.
De regeltjes:
x Je inzending mag minimaal uit 1000 woorden bestaan en maximaal uit 2000 woorden. Let hier alsjeblieft op, het zou zonde zijn als je verhaal hierdoor niet mee kan doen!
x Houd je aan de opgegeven opdracht! Je verhaal gaat dus over Huffelpuf, en je gebruikt de drie opgegeven woorden hierin.
x Het moet speciaal voor de challenge geschreven zijn. (En dus nergens anders op internet te vinden zijn.)
x Je moet het verhaal zelf geschreven hebben.
x Het moet in AN (Algemeen Nederlands) geschreven zijn; geen breezahtaal en als het kan zo min mogelijk spelfouten. Kijk in ieder geval je inzending even na voor je hem instuurt of laat hem door iemand bèta-readen.
x Gebruik in je verhaal óf de Engelse namen uit Harry Potter óf de Nederlandse, anders wordt het verwarrend.
x Je mag maximaal 1 verhaal inzenden.
x Je inzending moet een Nederlandse titel hebben.
x Je inzending moet vóór de uiterste inleverdatum binnen zijn.
x Let op: Spoilers mogen weer gewoon!
x En houd er even rekening mee dat dit een forum voor alle leeftijden is.
De challenge begint vandaag, 1 Januari dus, en jullie kunnen je verhaal inzenden tot 23 Januari! Daarna kunnen we gaan stemmen.
Als je nog vragen/opmerkingen/ideeën hebt, dan hoor ik het graag! Stuur gewoon een PB. Ook de inzendingen voor de challenge stuur je natuurlijk naar mij via PB.
Ik wens jullie allemaal veel plezier en succes met deze speciale Huffelpuf challenge!
xXx Shirley
Inzendingen:
1. Het Laatste Verzet van Helga Huffelpuf
2. Misschien is het zo slecht nog niet...
3. Een allesbeslissende wedstrijd
4. Eeuwig Trouw
5. Interview met De Dikke Monnik
6. Haar klein wonder.
7. Zó niet Huffelpuf
8. Gesproken als een echte Huffelpuf
9. Liefde voor Huffelpuf
10. Zijn eerste schooldag.
11. Het Huffelpufvirus
12. Brieven voor Mema |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF.
Laatst aangepast door Shirley op Wo Jan 23, 2008 15:20; in totaal 15 keer bewerkt |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Do Jan 03, 2008 22:05 |
|
Het Laatste Verzet van Helga Huffelpuf
Zweinsteins Hoge School voor Hekserij en Hocus-pocus, hier wisten de vier befaamde stichters jarenlang in het diepste geheim tovenaarsleerlingen te onderwijzen.
Dit verhaal begint op een zonnige middag in het voorjaar van de middeleeuwen. Op Zweinstein werden de lessen als gebruikelijk gevolgd, door de leerlingen van Griffoendor, Huffelpuf, Ravenklauw en Zwadderich.
Toch heerste er een gespannen en beangstigende sfeer.
Helga Huffelpuf was één van de stichters van Zweinstein. Ze stond bekend om haar magische bekwaamheid, loyaliteit aan Zweinstein en haar geduldige karakter.
De al oudere heks was bedreven in de meest ingewikkelde bezweringen en was erg handig met vele vormen van kruidenkunde en alchemie.
Die middag in het voorjaar zat Helga Huffelpuf achter haar glanzend houten bureau. In een leer gebonden boek schreef ze met sierlijke letters de eigenschappen van gniffelkruid op, ze had het ontdekt op één van haar verre reizen overzee.
Helga was op het eerste gezicht een vriendelijk uitziende vrouw. Haar rode haren zaten altijd keurig opgestoken op haar achterhoofd en haar gewaden zaten perfect om haar wat mollige figuur.
Ineens werd er zacht op haar ronde kamerdeur geklopt.
‘Komt u binnen,’ sprak Helga vervolgens. Ze wees met haar toverstok op het slot van de deur, en met een flits werd de deur ontgrendeld.
In de opening stond leerlinge Ursula.
‘Waar kom je voor Ursula?’ vroeg Helga aan haar leerlinge. Ze stond op en legde de ganzenveer neer op het tafelblad.
‘Professor Ravenklauw zoekt u, professor,’ antwoordde Ursula.
‘Bedankt Ursula,’ zei Helga vervolgens op haar doorsnee, vriendelijk toon.
Toen de Huffelpuf verdween, stond Helga op en knoopte ze haar goudkleurige mantel om. Ze wist niet waarom Rowena haar zo nodig moest spreken.
Helga verliet haar werkkamer en kwam in de leerlingenkamer van Huffelpuf, waar drie leerlingen een boek zaten te lezen bij het haardvuur. Ze zaten in de gele oorfauteuils die prachtig kleurden bij de kanariegele banieren met daarop het logo van de afdeling Huffelpuf; een das, omringt door een zwart met geel schild.
Opvallend in de leerlingenkamer waren de perfecte ronde deuren, die groot genoeg waren om een griffioen doorheen te krijgen.
Helga verliet de leerlingenkamer en kwam uit op de gang van de begane grond, waar enkele leerlingen zich uit de voeten maakten naar de lessen.
Deze gangen hingen vol met schilderijen, voornamelijk schilderijen waarop maaltijden stonden afgebeeld.
Na een trap te hebben beklommen kwam ze in de Hal van Zweinstein. Deze ruimte was volgens de meeste de mooiste ruimte in het hele kasteel; vol met marmeren zuilen, een enorme trap die naar boven leidde, verscheidene deuren en gouden wandkandelaars.
Na nog eens vele trappen te hebben beklommen, stond Helga voor het kantoor van haar medestichter Rowena Ravenklauw.
Net als de behekste schilderijen aan de wanden was Helga benieuwd wie de stemverheffingen in het kantoor produceerden, er werd namelijk luid gepraat. Het vulde de hele gang.
Ze klopte met de bronzen klopper op de deur, en in de opening verscheen niemand minder dan Rowena Ravenklauw.
Haar gitzwarte haren, sneeuwwitte huid en nachtblauwe gewaden waren onmiskenbaar.
‘Helga, het is Zalazar,’ zei Rowena met een kleine angst in haar ogen. ‘Hij heeft twee leerlingen om het leven gebracht, twee halfbloedleerlingen.’
‘O mijn god,’ zei Helga zacht. Alles begon te duizelen in haar hoofd, het was gebeurd.
Zalazar Zwadderich, de machtigste duistere tovenaar die ooit had geleefd en stichter van Zweinstein had zijn haat voor onzuivere tovenaars en heksen getoond; hij had twee bloedonzuivere leerlingen vermoord.
‘Hetgeen waarvoor de professoren van Zweinstein al jaren bang waren geweest, heeft plaatsgevonden,’ zei Rowena.
Binnen stond haar dochter, Helena Ravenklauw. Ze was wit van angst en haar ogen weerspiegelden de ruimte door de tranen die over haar wangen stroomden.
‘Professor Zwadderich … hij heeft Alfrida Smalhart … en Guinevere Sterkum … hij heeft ze … vermoord!’ de dochter van Rowena barstte in tranen uit.
Trillend van angst strompelde Helga verder de werkkamer in.
‘We moeten Goderic waarschuwen, dit is onvergeeflijk.’
Nog geen half uur later verscheen Helga in het lokaal waar Goderic Griffoendor zijn leerlingen het vak Verweer Tegen de Zwarte Kunsten onderwees. Hij was zojuist bezig met het demonstreren van een effectieve ontwapeningsspreuk toen een hijgende Helga Huffelpuf met een opgetrokken rok in de deuropening verscheen.
‘Professor Huffelpuf,’ zei Goderic verbaasd.
Hij stopte zijn toverstok in de borstzak van zijn bordeauxrode gewaad.
Goderic Griffoendor was een grote, forse man met een bos glanzende, roodbruine haren en een grote baard. Ondanks zijn brute verschijning had hij vriendelijke, waterige ogen.
‘Leerlingen, jullie kunnen alvast de vier uitwerkingen van de ontwapeningsspreuken op jullie perkament noteren. Ik ben zo bij jullie terug,’ zei Goderic vervolgens tegen zijn studenten.
Hij kwam naar Helga toelopen en sloot de deur achter zich dicht.
‘Helga, is er iets wat ik moet weten? Je kijkt beangstigend,’ zei Goderic wantrouwend. Hij legde zijn forse hand op haar schouder. ‘Gaat het over Zalazar?’
‘Ja,’ zei ze zacht. ‘Hij heeft twee studenten … ,’ haar onderlip trilde ‘, … hij heeft ze omgebracht …’
‘Nee!’ schreeuwde Goderic woedend. ‘Onmogelijk, dit kan niet.’
‘We moeten hem stoppen voordat hij meer ellende aanricht dan ooit.’
De twee professoren maakten zich uit de voeten en vervolgden hun weg richting de kerkers, naar de ruimtes waar Zalazar Zwadderich zich moest bevinden.
De donkere kerkers, Helga had zich voorgenomen het nooit zonder een reden te betreden. Deze keer was er wel degelijke een reden.
De kille gangen straalden gevaar uit, het boezemde een claustrofobisch gevoel in bij de vrouw die genoot van de stralende zon, het groene gras en de geurende bloemen.
Aangekomen bij de houten deur naar het toverdranklokaal, hief Goderic zijn toverstok en blies hij met volle kracht de deur uit zijn post.
Een oorverdovend gekraak vulde de kerker, en toen het stof was opgetrokken stond daar het tengere gedaante van Zalazar Zwadderich. Ook hij hield zijn toverstok in de aanslag.
De oude tovenaar zag eruit als een kale, magere aap, met een grijze baard die tot zijn knieën reikte.
Om zijn nek hing een glanzend medaillon en om zijn lange vingers droeg hij vele ringen ingezet met zwarte en groene stenen.
‘Goderic, Helga … ik had jullie hier niet verwacht,’ zei hij slinks. Zijn stem klonk amechtig en schor.
‘Na wat je Smalhart én Sterkum hebt aangedaan?’ brulde Goderic als een razende leeuw. ‘Denk hier niet mee weg te komen.’
Langzaam stapte Zalazar op de twee af, die nu een ongekende haat in hun ogen meedroegen. ‘Maak je geen zorgen Goderic, ik ga namelijk wel mee weg komen.’
Dit had zelfs Helga niet zien aankomen; Zalazar gaf een simpel zwiepje met zijn toverstok en een zilveren spreuk blies Goderic omver, alsof hij een lap stof was.
Zalazar sprong op en verdween met galmende passen uit het zicht van kerkers.
‘Helga, volg hem!’ kreunde Goderic die overeind kwam en hoogstwaarschijnlijk kwaad was op zichzelf dat hij de spreuk van zijn gehate medeleraar niet had kunnen afweren.
Helga zette het op een lopen door de donkere gangen waarvan het toortslicht nu was gedoofd. ‘Lumos,’ fluisterde ze en de punt van haar toverstok begon te gloeien zodat ze door het licht weer kon zien waar ze liep.
Toen ze opnieuw bij de trap aankwam, zag ze dat de deur die haar weer terug naar de Hal van Zweinstein zou brengen, was vergrendeld door een uitzonderlijk krachtige bezwering.
‘Alohomora Maxima!’ schreeuwde ze wijzend naar het slot. Het wou niet open. Maar omdat ze wist dat de magie van Zalazar geen druppel liefde of vreugde bevatte, wist ze een perfecte spreuk om de deur te ontgrendelen.
‘Ouvrirus Amorus!’ Helga zwaaide behendig met haar toverstok en uiteindelijk verliet een rode straal haar staf, en drong hij door tot diep in het slot.
Na een luide klik, opende de deur zichzelf en stond ze in de Hal van Zweinstein, waar Zalazar het gevecht met Rowena aan was gegaan.
De blauwe vonken van Rowena’s magie ketsten af tegen de groene, slangvormige spreuken van Zalazar.
‘Doe geen moeite Rowena, de creativiteit van jou is niet opgewassen tegen de Zwarte Kunsten van Zalazar Zwadderich!’ lachte Zalazar kil.
Ondertussen had Helga haar toverstok al in de richting van een nietsvermoedende Zalazar gestoken en mompelde nu een ingewikkelde, maar krachtige spreuk.
‘Solaris Duo … Kracht van de Zon … Solaris Duo … Die de duisternis overwon!’
Een gigantische zonnestraal verliet Helga’s toverstok en raakte Zalazar in zijn rug.
Hij werd bruut de lucht in geslingerd en raakte de marmeren trapleuning.
Boven hadden vele leerlingen zich verzameld en ze stonden nu ademloos en gillend te kijken hoe de drie professoren van Zweinstein elkaar probeerde af te slachten.
Zalazar was opgestaan en vuurde vliegensvlug een duistere vloek op Helga af. Maar nog voordat ze zelf kon ingrijpen verscheen er een zilveren schild tussen haar en Zalazar, die de spreuk afketste. Deze raakte een schilderij, het ging laaide op in vlammen.
Het was Goderic die haar had gered en nu het gevecht met Zalazar aanging.
Ook Rowena en Helga bemoeiden zich met het gevecht en de strijd om Zweinstein was losgebarsten. De vier professoren waren het immers nooit eens geworden over de bloedzuiverheid van Zweinstein.
Bezweringen en vonken spoten uit de toverstok van Rowena, terwijl Helga een arsenaal van zonnestralen op Zalazar afvuurde. Goderic wist honderden lamstralen, ontwapeningsspreuken en schildspreuken tegelijkertijd af te vuren terwijl Zalazar zich beschermde met folterspreuken en doodsvloeken.
Uiteindelijk raakte één van de spreuken Zalazar in de toverstokarm, en zijn toverstok werd meters en meters weggeslingerd.
‘Geef je over Zalazar, je bent in de minderheid!’ commandeerde Goderic. ‘We kunnen je onmiddellijk af laten voeren naar Azkaban, zonder je te hoeven doden.’
‘Er gaat hier niemand dood Goderic, we leveren hem simpelweg uit aan Azkaban,’ verbeterde Helga hem, ze gunde niemand de dood. ‘En wij Zalazar, wij blijven voor altijd trouw aan Zweinstein. Daar kom zelfs jij niet tussen!’
‘Ik geef mij nooit over!’ schreeuwde Zalazar. Hij strekte zijn linkerarm uit en het onmogelijke werd waar, zonder toverstok wist hij een zwarte bliksemflits te creëren die hij glimlachend afvuurde op Helga. Hij had inderdaad de grenzen van de toverkunst doorbroken.
Met een grote boog viel Helga achterover raakte ze de hardstenen vloer van de Hal. Haar haren waren losgeraakt uit het gouden haarlint, en ze lagen nu verspreidt over de grond, als de stralen van een zon.
Een laatste glimlach onttrok van Helga’s gezicht, en haar ogen sloten zich langzaam; ze was dood.
Schreeuwende en huilende leerlingen vulden de Hal, naast de krankzinnige lach van Zalazar, die zijn toverstok had opgeraapt. Rowena knielde dramatisch neer naast Helga, maar het levenslicht had haar ogen al verlaten. ‘Nee … ,’ snikte ze zacht. Ze legde haar warme hand op de koude borst van Helga, in de hoop dat ze nog bij zou komen.
Zalazar was nu vlak naast het lichaam van Helga gaan staan en lachte vuil naar haar.
Nog voordat Goderic of Rowena hem kon ontwapenen loste hij op in zwarte rook, en verdween hij. Hij verdween voorgoed.
Die dag in het voorjaar was voor niemand meer als hij had moeten zijn. Zweinstein had een moeder verloren. Dit voorval was na honderden jaren nog niet vergeten.
De voorjaarsdag zou de geschiedenis ingaan als de dag waarop Helga had aangetoond dat de leerlingen van Huffelpuf niet de leerlingen waren die als overig zouden worden geplaatst in de afdeling Huffelpuf. Ze waren ze standvastig en loyaal, zoals Helga zelf. Alleen leerlingen met hun hart op de juiste plaats zouden Huffelpuf waardig zijn, en zo werden de leerlingen geselecteerd; nog duizenden jaren lang. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Do Jan 03, 2008 22:25 |
|
Misschien is het zo slecht nog niet...
“Geel met zwarte kleuren, ons kan niets gebeuren...” Met een blik die bijna kon doden keek ze naar de grote groep die een paar meter voor haar liep. Ze vervloekte ze allemaal, een voor een. Ze hadden een Quidditch wedstrijd gewonnen en dachten de wereld te hebben. En het ergste was, ze hoorde er eigenlijk te lopen en mee te zingen. Ze zuchtte. Kon het nog erger? Ze probeerde zoveel mogelijk afstand van de groep te houden, maar wist dat ze zich uiteindelijk toch in de feestende menigte moest mengen, helaas deelde ze allemaal dezelfde common room. “Yo Lyra!” Meteen stodn ze stofstijf stil en langzaam draaide ze zich om. Ze sloeg haar hand tegen haar hoofd aan en wachtte. “Je wacht niet eens op me?” Ze liet haar hand weer langs haar lichaam hangen en keek de jongen voor haar aan. Zijn grijsgroene ogen pastte perfect bij zijn donkerbruine haar. Zijn knappe gelaatsttrekken kon ze ook niet ontkennen, tenslotte wilde elk meisje van Hogwarts wel wat met hem. “Nee Seth, overduidelijk heb ik niet gewacht? Wat wacht me nu, een vreselijk lot vol martelingen?” Haar stem was overduidelijk voor ironie en ze sloeg haar armen over elkaar om haar woorden bij te staan. Toen hij echter zijn arm om haar schouders heensloeg en breed grijnsde zuchtte ze. “Pas maar op, of al je fangirls denken dat je bezet bent.” mompelde ze.
“Alsof mij dat wat kan schelen Lyra. Hoe vond je de wedstrijd?”
“Ik heb niet zoveel gezien, heb zitten lezen.”
Ze haalde haar schouders even op en ondertussen waren ze weer gaan lopen. Ondanks dat ze niet graag zo werd gezien, deed ze er niets aan om de arm van Seth weg te duwen. De meeste mensen vonden hun vriendschap maar raar, Lyra was tegen alles wat met Hufflepuff te maken had terwijl Seth zich overal voor inzette, hij was aanvoerder van het Quidditch team, klassenoudste stond bekend als de beste leerling. “Wat heb je wel gezien?”
“Een paar tegendoelpunten, de val van die jongens, jou en je snoekduik.”
“Ik wist het wel, je lette natuurlijk gewoon op mij!” zei hij wat plagerig.
Ze keek hem aan met een koude blik, ze wist dat hij dat haatte en hij zuchtte. “Ik geef het op. Ik zal voor nu ophouden over de wedstrijd, maar je weet dat je er niet onder vandaan zult komen vanavond. Want zo te horen gaan ze vannacht nog een tijdje door.” Hij knikte even naar de zingende menigte voor hun en Lyra zuchtte. Hoewel de meeste haar wel met rust zouden laten, ze stond bekend om haar soms wat opvliegerige gedrag, zouden er genoeg zijn die juist haar aandacht probeerdne te trekken. “Beloof me alsjeblieft dat als Grey ook maar in mijn buurt komt dat je hem voor bent?” Seth glimlacht. “Ik zal mijn best doen, dat weet je Lyra. Maar ik kan niet alles voorkomen.” Lyra knikte dankbaar. “Ik weet het, dank je.”
Die avond had Lyra het eten eerder verlaten dan normaal, ze wilde verzekerd zijn van haar eigen plek. Ze wist dat als ze op bed zou liggen ze toch alleen maar problemen zou krijgen dus tegenwoordig pakte ze gewoon een goed boek en kroop weg in een, beter gezegd haar, stoel. Ze gebruikte die stoel altijd, ze kon er lekker diep inzitten, haar knieën optrekken en alles vergeten. Toen ze eindelijk lekker zat wist ze dat de meeste mensen nog bezig waren met klaarmaken, ze kon ze echt niet begrijpen, ze hadden een wedstrijd gewonnen en nu was het al zo erg. Hoewel ze las, merkte ze dat de common room steeds voller werd, de muziek ging steeds harder, er werd gelachen, gezongen. Af en toe wierp Lyra een blik op de groep mensen, sommige groepjes waren aan het praten, hier en daar stond een stelletje te kleffen. Ze zuchtte even. Ze zag Seth verderop staan, hij was samen met een vriend aan het praten met drie meiden. Lyra zag duidelijk dat een van de meiden met Seth aan het flirten was. “Lyra toch... altijd weggedoken in een hoekje.” Ze gromde even zachtjes voordat ze opkeek naar de jongen die haar aansprak. Toen ze opkeek zag ze zwart haar en grijze ogen en een grijns. “Grey... Wat wil je?” vroeg ze geïrriteerd. Grey ging op de leuning zitten en liet zijn vinger over haar arm glijden. “Alsof je dat niet weet Lyra.” Hij stond weer op en knielde nu naast de stoel neer zodat hij haar beter kon aankijken. “Lyura, het is zo zonde dat je je verveeld... Waarom kom je niet met mij mee? Ik kan je verzekeren dat je je niet zal vervelen.” Hij boog zich dichter naar haar toe, hun lippen bevonden zich slechts enkele centimeters van elkaar af. “Ik beloof je dat je zult genieten.” Lyra zag dat Grey de kleine afstand tussen hun in helemaal wilde laten verdwijnen, maar plotseling werd hij naar achteren getrokken. Toen Lyra opkeek zag ze Seth staan. “Grey, hoevaak moet ik je nog vertellen dat Lyra hier niet van gediend is. Er zijn genoeg andere meiden die wel voor je vallen, waarom zoek je niet een van hun op?”
“Ach Seth, je zou toch moeten begrijpen hoe het is om naar een meisje te verlangen. Tenslotte doe jij al vijf jaar niets anders dan naar haar te verlangen.”
Grey was opgestaan en keek Seth uitdagend aan. Lyra kende de roddels over dat zij en Seth een geheime relatie had en dat Seth al sinds het eerste jaar verliefd op haar was geweest. Lyra had de roddels nooit aandacht gegeven. Seth keek Grey slechts simpel aan, een paar leerlingen keken nu ook hun kant op. “Weet je Grey. Je kunt zeggen wat je wilt, maar ben je echt zo stom om te geloven dat je haar ermee zult krijgen?” zei Seth rustig.
“Ik weet een ding zeker, ik zal haar eerder krijgen dan jou...”
Lyra zag aan Seth dat hij kwaad begon te worden. Het feit dat Grey niet alleen haar, maar ook Seth zo voor schut durfde te zeggen maakte haar kwaad en vanuit het niets stond ze op. Op het laatste moment veranderde ze van gedachte en pakte zachtjes zijn kin beet en duwde zijn gezicht zachtjes opzij zodat hij haar aankeek. Langzaam bracht ze haar gezicht dichter naar zijn gezicht toe en keek hem aan.”Weet je Seth? Ooit zul je me krijgen... Maar niet voordat ik sterf.” En vanuit het niets krabte ze hem hard in zijn gezicht. Seth had dit helemaal niet verwacht en hij sprong achteruit. Kwaad greep hij naar zijn wang en keek haar aan. Voordat hij wat kon doen werd ze bij haar pols gegrepen en meegetrokken.
Toen ze buiten in de gang stond voelde ze hoe verkoelend het daar was. toen ze opkeek zag ze, zoals verwacht, Seth staan. “Dank je.”
“Nou ik denk niet dat dat nodig is, je hebt het zelf aardig afgehandeld.”
“Als jij nooit was gekomen was hij verder gegaan, dat weet je.”
Seth glimlachte en pakte haar hand vast. Het feit dat ze niet meer door de gangen mochten lopen maakte haar niets uit, het feit dat ze hier met Seth liep was veel meer. “Lyra... Waarom denk je eigenlijk dat je hier niet thuishoort?” vroeg Seth na een lange stilte. Ze stopte en keek hem aan. Toen haalde ze haar schouders op. “Ik heb met niemand wat gemeen, ik ben niet geduldig, ik wordt hartstikke snel kwaad en mijn vrienden behouden is iets wat ik ook helemaal niet kan. En als ik hier echt zou horen dan zou ik juist wel geduldig moeten zijn en mijn vrienden kunnen behouden, trouw aan ze te zijn...” mompelde ze.
“Ik ben het niet met je eens Lyra...”
“Wat? Waarom niet?” haar stem klonk verbaasd.
“Van alle projecten die we ooit hebben gedaan, was ik diegene die meer stresste dan wie dan ook en jij trok je er niets van aan en hielp me gewoon. En daarnaast, wat er met Grey gebeurd, over en over? Dat laat mij zien dat je wel degelijk geduldig bent, maar op een andere manier. Je mag het ontkennen, maar je werkt goed voor je resultaten en daarnaast, je bent niet iedereen verloren als vriend. Je bent mij nooit verloren.”
“En dat bewijst dat ik wel de eigenschappen heb? Dat vind ik niet...”
“Ik vind van wel, het is alleen een andere manier van uiten. En als je nooit hier terecht was gekomen, dan had ik je nooit leren kennen...”
Lyra keek hem aan, zijn hand gleed zachtjes over haar wang heen. Lyra merkte maar half wat er gebeurde. Hun gezichten kwamen langzaam dichterbij elkaar en uiteindelijk raakten hun lippen elkaar zachtjes.
Na een lange tijd brak hij de kus af en keek haar aan. Hij glimlachte en zachtjes streelde hij haar wang. “En ik maar denken dat die roddels nep waren.” mompelde ze zacht tegen hem. Hij glimlachte naar haar. “Dat waren ze ook, grotendeels. Ik heb altijd vriendschap voor je gevoeld, tot ruim een halfjaar geleden.” Een tijdlang stonden ze daar nog en uiteindelijk pakte hij haar hand vast en liepen ze terug naar de common room. “Vind je het nog steeds zo erg hier?” vroeg hij met een glimlach.
“Ach, misschien is het zo slecht nog niet...” antwoordde ze. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Jan 06, 2008 1:00 |
|
Een allesbeslissende wedstrijd
Het was een mistige ochtend in april.
Vandaag zou er een zwerkbalwedstrijd plaats vinden en heel de school gonsde van opwinding.
Dat werd veroorzaakt door het feit dat deze wedstrijd de beslissing gaf wie de Afdelingsbeker en de zwerkbalcup zou winnen.
Deze wedstrijd zou al veel eerder gespeeld zijn maar Madame Hooch was ziek en daardoor werd de wedstrijd uitgesteld.
De andere 2 afdelingen, Ravenclaw en Slytherin, waren eigenlijk al kansloos en verslagen. Dit tot groot ongenoegen van de leerlingen van Slytherin, die er werkelijk alles aandeden om de spelers van de zwerkbalteams te vervloeken en uit te schakelen, wat tot blauwe ogen, rare ziektes, gebroken ledematen en zelfs tot opname op de ziekenzaal leidden.
Het team van Hufflepuff had zich omgekleed in de kleedkamer en zat nog de laatste dingen door te spreken. Hun aanvoeder, Rick Bates, rechtte zijn rug en keek naar zijn spelers. Het was een geweldig team en hij had niet verwacht dat ze de wedstrijd tegen Slytherin hadden gewonnen maar het geluk was aan hun kant geweest.
Cedric Diggory had op het juiste moment de snaai gezien en hem kunnen pakken voordat de andere zoeker het had gezien.
Ja, dat was een geweldige wedstrijd geweest en even was heel de tribune geel met zwart geweest van de vele vlaggen en dassen.
Nu stond de wedstrijd tegen Gryffindor op het programma. Iedereen kende zijn positie binnen het team en kende ook precies het spel wat ze zouden spelen.
Toch vreesde Bates de zoeker van Gryffindor, Charlie Weasley, want deze was heel goed en stond bekend om zijn zeer snelle snoekduiken.
Bates had een plannetje, in zijn hoofd, en misschien was het een beetje vals maar hij wilde ervoor zorgen dat de zoeker van de Griffjes een beetje was afgeleid zodat Cedric meer kans had om de snaai te pakken.
Nicole Jones, 1 van de jagers, was bevriend met Nymphadora Tonks, beter bekend als Tonks.
Tonks was zeer loyaal en trouw aan Hufflepuff maar ze was ook de vriendin van Charlie Weasley.
Bates en Jones hadden samen het plannetje uitvoering aan Tonks uitgelegd.
Net voor de wedstrijd zou Tonks ruzie maken met Charlie waardoor deze zijn gedachten niet bij de wedstrijd had en dan zou Cedric de snaai voor Hufflepuff kunnen scoren.
In eerste instantie wilde Tonks niet omdat ze het niet eerlijk tegenover haar vriendje vond maar Jones wist haar te overtuigen dat het in het belang van heel de afdeling was dus net voor de wedstrijd zocht ze Charlie op en schopte een gigantisch rel.
De spelers stapten op hun bezems en wachtte op het fluitsignaal van Madame Hooch. Het fluitje klonk en 14 personen vlogen de lucht in, waar ze vervolgens op hun positie bleven hangen.
Jones, O’Kelly en White ( de jagers van Hufflepuff ) hielden Bell, Johnson en Spinnet ( de jagers van Gryffindor ) geduldig in het oog.
Wood en Bates vlogen, richting de ringen, en wachten op het loslaten van de slurk en de beukers.
Vanuit zijn linkeroog zag Bates Charlie regelmatig naar de tribune van Hufflepuff kijken, op zoek naar haar, maar ze maakte geen contact met hem.
Weer klonk het fluitsignaal en de wedstrijd was begonnen.
Het was gelijk spannend want White had de slurk en zette koers naar de ringen van Gryffindor. Onderweg moest ze 2 beukers van Fred Weasley ontwijken maar ze slaagde erin om de slurk door 1 van de ringen te gooien.
Gelijk werd de slurk door Bell gepakt en naar Spinnet gegooid. Spinnet ving de slurk maar werd geraakt door een beuker van Hadley waardoor ze bijna van haar bezem viel en de slurk los liet.
De slurk werd opgevangen door O’Kelly maar op dat moment vuurde George Weasley een beuker op hem af die vol doel raakte.
Bell had zich inmiddels weer hersteld, pakte de slurk en wist te scoren.
Cedric en Charlie hingen, een beetje doelloos, boven de actie en het geweld van de wedstrijd. Bates had Cedric gewaarschuwd dat hij zeer goed moest opletten want hij zou niet veel kansen krijgen om de snaai te pakken.
Het was Cedric zijn 3de jaar op Hogwarts maar pas het 1ste jaar in het team. Hij miste een berg ervaring tegenover Charlie, die laatstejaars was en al 4 jaar zoeker.
Natuurlijk was Charlie er nu niet helemaal met zijn gedachten bij, dankzij de ruzie met Tonks, maar Cedric wist gewoon dat Charlie een fantastische zoeker was die maar 1 kans nodig had.
Beneden was de stand, inmiddels, 70 - 40 in het voordeel van Gryffindor en Cedric zocht bijna wanhopig naar de snaai.
Plots zag hij Charlie duiken maar dat bleek loos alarm te zijn, de lage zon weerkaatste op een zakhorloge van 1 van de leraren waardoor het bijna leek alsof het de gouden snaai was.
Bates schreeuwde aanwijzigingen naar White dat ze meer de slurk moest afpakken van Bell en dat Banks beter moest verdedigen want Spinnet brak er te makkelijk doorheen.
Ineens zag Cedric iets glinsteren en loerde naar Charlie, deze had niets in de gaten want hij staarde, weereens, naar de tribune van Hufflepuff.
Hij schoot erop af en wist dat hij gevolgd werd. Een beuker kwam op hem af maar werd net op tijd weggeslagen door Banks.
Bijna vloog hij tegen Bell op maar hij wist haar, op het nippertje, te ontwijken.
Charlie vloog, inmiddels, naast hem maar Cedric zette alles op alles.
De snaai leek wel te dansen door de lucht en vloog de meest vreemde kanten op.
Cedric lag nu plat op zijn bezem, strekte zijn hand uit en pakte …. mis.
Met een duizelingwekende vaart scheerde ze over de tribune van Gryffindor heen en een paar mensen verloren hun puntmuts.
Weer danste de snaai voor hun ogen maar ook deze keer was hij nog net te ver weg.
Toch besloot Cedric het opnieuw te proberen, hij ging bijna plat liggen, strekte zijn hand uit en graaide richting het gouden balletje.
Deze keer had hij wel succes want opeens had hij de snaai vast, zijn vingers van zijn rechterhand klemde zich stevig om het kleine balletje heen.
Blij en opgewonden stak hij zijn hand omhoog.
Madame Hooch floot af en de wedstrijd was voor bij.
190 – 110 was de eindstand.
Hufflepuff won, dankzij hun harde werken, dankzij hun geduld en dankzij een kleine afleidsmanoevere, de afdelingsbeker en de zwerkbalcup. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Wo Jan 09, 2008 0:53 |
|
Eeuwig Trouw
“Mam?”
Het stemgeluid van de jonge vrouw galmde door het lege huis. Het botste tegen muren en kasten en werd in allerhande richtingen verstrooid.
“Mam, waar zit je?”
Snel sloeg ze de voordeur achter zich dicht en haastte zich door de hal van het huis. De baby op haar arm was merkwaardig stil, alsof hij besefte dat zijn moeder toch geen aandacht aan hem zou schenken, moest hij daarom vragen.
“Dora?”
Tops draaide haar hoofd naar de trap toen ze haar moeder hoorde antwoorden.
“Mam, kan ik Teddy hier een tijdje laten? We moeten allebei gaan helpen op Zweinstein.”
Nog voor Andromeda antwoord had gegeven, had Tops de baby al in haar armen gestopt. Ze gaf hem nog snel een aai door zijn knalgele haar en een zoen op zijn snoetje, voor ze al weer weg snelde.
“Zweinstein?” kon Andromeda haar dochter nog net verbaasd naroepen, “Wat is er op Zweinstein?”
Tops stopte, ook al telde elke seconde en had ze al te veel tijd verloren. Maar iets zei dat ze niet zomaar kon weglopen.
“Daar is de hel zowat uitgebroken,” zei ze met hese stem, “Je-weet-wel en zijn Dooddoeners zijn er. Sneep heeft ze allemaal met open armen onthaald en de Orde probeert Harry de kans te geven het tegen Je-weet-wel op te nemen.”
Ze keek naar het verschrikte gezicht van haar moeder, die met haar ene voet nog op de laatste trede van de trap stond. Ze had Teddy stevig tegen zich aangedrukt in het gele dekentje dat rond hem gewikkeld was, en Tops was er zeker van dat haar kind hier veilig was. Haar moeder zou liever sterven dan haar kleinzoon iets te laten overkomen.
Net toen ze zich weer had omgedraaid en met de klink in haar hand stond, hoorde ze haar moeder spreken. Het was niet meer dan een gefluister, maar ze bleef geduldig staan.
“Wees je wel voorzichtig, meisje? Ik zou het… ik kan niet nog… nog eens… niet na je vader…”
Een baksteen viel in haar maag toen ze de gebroken stem van haar moeder hoorde.
“Geen zorgen, mama,” probeerde ze moedig te glimlachen, “Ik red me wel.”
Snel liep ze door de deur, en na een paar keer diep in en uit te ademen, verdwijnselde ze naar Zweinsveld.
Toen ze in Zweinsveld aankwam, was het al van een afstand duidelijk dat er zware gevechten in het kasteel plaatsvonden. Om de haverklap waren er zware, donderende knallen te horen die van het kasteel leken te komen, en er schoten groene en rode stralen de lucht in. De lucht rond het kasteel zag er geel uit, waarschijnlijk brandde een deel van het bos.
“Tops! Hier! snel!” Ze draaide zich vliegensvlug om, zichzelf vervloekend dat ze naar het kasteel had zitten staren zonder zich bewust te zijn van wat er achter haar rug afspeelde. Een onvergeeflijke fout voor een Schouwer, die haar dood had kunnen zijn. Maar ze had geluk, het was slechts Desiderius Perkamentus, die haar wenkte.
“Snel, snel, je kan nog mee met de laatste.”
Ze volgde de oude geitenliefhebber snel zijn kroeg in, waar ze Marcels grootmoeder zag staan, die haar begroette met een kort, doch vriendelijk knikje.
“Hup, hup, hup, door het portret,” maande Desiderius hen aan, “geen tijd te verliezen! Ik moet m’n kroeg uit! Ze hebben hulp nodig!”
Zo snel als ze kon, kroop Tops door het portret en hielp toen ook de oude vrouw naar binnen.
“Ik zal de ingang langs binnen sluiten,” zei Mevrouw Lubbermans tegen Desiderius en kreeg een korte knik als antwoord.
Het leek wel eeuwen te duren, voor ze eindelijk in het kasteel waren, zelfs al hield de oude vrouw hen niet op. In tegendeel, Tops moest soms moeite doen om haar bij te houden. Ettelijke minuten later, kwam dan toch de uitgang in zicht, en kropen ze in de Kamer van Hoge Nood weer uit de gang.
Tops keek even om zich heen, in de hoop Remus daar misschien te vinden, maar ze zag alleen Ginny staan, die er behoorlijk opgejaagd en rood eruit zag.
“Tops! Ze heb-”
Meer kon ze niet zeggen, voor de deur van de kamer opengegooid werd, en Tops vliegensvlug haar toverstok trok. Maar weer was het vals alarm, want Harry, Ron en Hermelien kwamen de kamer in gesneld.
“Is iedereen in orde?” vroegen Ginny en zij op hetzelfde moment, maar Harry leek niet veel over de anderen te weten.
Marcels grootmoeder haastte zich snel naar haar kleinzoon, om te helpen, en Harry richtte zich tot haar, vragend waarom ze niet bij haar zoontje en moeder was. Remus had haar inderdaad gezegd bij Teddy en haar moeder te blijven, maar er was geen haar aan haar hoofd die er aan dacht haar vrienden op dit belangrijk moment in de steek te laten.
“Ik- ik kon niet tegen de onwetendheid,” mompelde ze, “Ze let goed op hem. Heb je Remus gezien?” vroeg ze dringend.
“Hij was van plan om met een groep naar de gronden te –”
Ze luisterde niet verder, maar rende de Kamer van Hoge Nood uit, op zoek naar haar echtgenoot. Ze wou eerst en vooral Remus vinden en er zich van verzekeren dat hij in orde was.
Ze liep de gang door, maar hield haar pas in, toen ze door een raam dat al bijna al zijn glas had verloren, zag dat de Dooddoeners op slechts enkele meters van de ingang van het kasteel waren genaderd. Ze mikte een paar schoten in de massa onder haar, en was er zeker van dat ze er een paar geraakt had. Ze zag Ginny, die haar achterna was gekomen hetzelfde doen.
“Goed gedaan, meid!” brulde Desiderius Ginny toe.
“Heb jij Remus gezien?” gilde Tops hem na.
“Hij duelleerde daarnet met Dolohov!” riep hij terug, “Ik heb hem sindsdien niet meer terug gezien!”
Haar hart zonk als een baksteen in haar maag. Ze hoorde zelfs niet dat Ginny tegen haar zei en rende zo snel als ze kon naar de ingang van het kasteel.
De chaos daar bleek groter te zijn dan ze gedacht had. Overal liepen Dooddoeners en Ordeleden te duelleren en veelgekleurde spreuken die hun doelen gemist hadden, vlogen in het rond en brandden gaten in wandtapijten, of sloegen lampen van de muur. Overal klonk geschreeuw, gegil en gejammer. Ze zag gewonde of dode studenten op de vloeren en trappen liggen en haar maag keerde bijna om. Maar de harde Schouwer in haar won snel de bovenhand, en ze trok haar stok om mee te vechten.
Ze zag een dikke Dooddoener met een ijskoud, wit masker haar pad kruisen, en met een welgemikte verlamspreuk, viel hij als een vettige vleeshoop neer. Ze liep er met een boogje omheen, en baande zich een weg door een gang die gevuld was met vechtende mensen, tot ze de pas werd afgesneden door Professor Anderling, die, bijgestaan door een klein legertje schoolbanken, kasten, stoelen en zelfs enkele scherpe, vliegende veren, twee Dooddoeners te lijf ging.
“Remus!” gilde ze. Ze keek in paniek rond zich maar nergens kon ze zijn gezicht herkennen.
‘Laat hem in orde zijn,’ bad ze in stilte, terwijl ze een paar meter verder weer probeerde. ‘Oh, laat hem alsjeblieft in orde zijn.’
Ze verloor haar zelfbeheersing, en de wanhopige tranen liepen over haar gezicht. Waar was hij? Waarom kon ze hem niet vinden?
“REMUS!” gilde ze zo luid als ze kon. Ze zag verschillende Orde leden iets tegen haar zeggen, maar ze was doof voor hun woorden. Ze kon enkel zijn stem horen, en die bleef koppig stil.
‘Nee! Nee! Antwoord! Waar ben je?!’
Een straal schampte tegen haar hand, en veroorzaakte een pijnlijke brandwonde, maar ze voelde het amper. Paniek had haar helemaal overmeesterd, en ze rende doelloos in het rond, hier en daar een spreuk afvurend, op zoek naar een glimp, een herkenningspunt. Ze had er alles voor over om nu zijn gezicht te zien, en te weten dat hij nog bij haar was.
“REMUS?! Remus waar ben je?” Haar stem zwakte af, want de tranen verstopten haar keel. Waarom antwoordde hij niet? Hij kon niet… hij mocht niet… “Remus, toe…”
“Tops?”
Haar hoofd schoot vliegensvlug naar links, naar de ingang van de Grote Zaal. Daar zag ze hem. Hij leefde. Hij leefde en hij vocht met Dolohov. Hij was in orde.
“Remus!” Ze kon wel huilen van geluk. Ze liep op hem af. “Ik kon niet thuis zitten en- AAAH”
Een straal had vlak voor haar voeten een gat in de vloer geslagen. Ze draaide ter plaatse om, en zag onmiddellijk wie haar aanvallen had. Haar bloedeigen tante, Bellatrix VanDetta.
“Ach, kunnen de tortelduifjes niet zonder elkaar?” sneerde die gemeen en vuurde nog een spreuk op haar af. Maar Tops stond weer op scherp, nu ze wist dat Remus in orde was. Voorlopig dan toch.
“Paralitis!” gilde ze, maar de straal mistte op slechts een halve centimeter.
“Tssss, was dat alles?” grinnikte Bellatrix, “Laat me tonen hoe het echt moet! Crucio!”
De straal miste op een haartje, omdat ze zich net op tijd kon draaien, maar ze kon de warmte die de straal uitzond voelen, toen die langs haar wang schoot.
“Wacht jij maar!” De adrenaline gierde door haar lijf, en ze voelde zich alsof ze vijf Bellatrixen aan kon. “Petrificus tot-”
Het was niet Bellatrix die haar verhinderde de spreuk af te maken. Het was zelfs geen spreuk of aanval die haar stem deed wegzakken. Het was een korte dwaling van haar oog naar links, die alle kracht uit haar ledematen zoog.
Ze zag hoe een groene straal onverwachts door Remus’ beschermschild brak en hoewel het grootste deel van de dodelijke vloek van Dolohov uiteenspatte in honderden onschuldige stukjes vuurwerk, baande de harde kern zich naar zijn hart en raakte zijn lichaam voluit in de romp. Even leek hij nog recht te staan, maar het volgende moment zeeg hij ineen, en bleef roerloos liggen op de koude, stenen vloer van de Grote Zaal.
“Nee!” Het was niet meer dan een gefluister dat haar lippen verliet, maar in haar oren klonk het luider dan alle andere geluiden in de Zaal. Luider dan Bellatrix’ straal die haar mistte, enkel en alleen omdat iemand haar langs achteren duwde, luider dan de tientallen uilen die in de zoldering van de Zaal gevangen zaten en daar kresen voor hun leven, als ze geraakt werden door verdwaalde stralen. Maar nog luider dan de woorden uit haar keel, was het breken van haar hart, op het moment dat zijn lichaam de grond raakte.
Ze liep naar hem toe, en leek helemaal vergeten te zijn dat ze in het midden van een gevecht zat.
“Remus!” Tranen rolden over haar gezicht, toen ze zijn hand greep, en de onverdraagbare paniek weer naar boven kwam, maar deze keer niet getemperd door de hoop van onwetendheid. “Remus! NEE! Kom terug! NEE!”
Haar knokkels werden wit van de kracht waarmee ze in zijn hand kneep, terwijl ze zich bovenop zijn levensloze lichaam wierp en haar tranen liet lopen. Haar hele gezicht was in een mum van tijd nat, en de tranen vielen van haar kin op zijn gewaad.
“Nee, dit kan niet waar zijn! Ik kan niet zonder je! Laat me hier niet achter!”
Het geluid rondom haar verstomde, als de stilte voor de storm. Ze hoorde niet hoe Bellatrix achter haar stond en de dodelijke spreuk uitschreeuwde met haar vreselijke, schele stem. Ze hoorde de dood niet op haar afruisen. Ze voelde de spreuk haar raken, als een warme luchtstroom en het volgende moment viel Remus’ hand uit haar eigen, levensloze hand. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Do Jan 10, 2008 15:24 |
|
Interview met De Dikke Monnik.
Goed, goed…ik geef het eerlijk toe: een beetje sceptisch was ik wel.
Oké dan: Ik was ronduit beledigd.
Waarom, in Merlijn’s naam, moest nu uitgerekend ik degene zijn die dat interview met de Dikke Monnik moest afleggen? Dacht Perkamentus nu echt dat ik mijn mening over Huffelpuf zou bijstellen, nadat ik met de geest van die afdeling had gekletst over wat het dan ook moge zijn wat die afdeling zoal bezighoudt? Kom op zeg…
Maar goed, aangezien ik geen zin had om mijn ouders met een mooie ‘D’ op mijn rapport te verassen, had ik wat mij betreft geen keuze en mocht dat stomme interview beginnen. Perkamentus vertelde al dat het interview voor 1/3 deel het eindcijfer op het rapport zou bepalen.
Hoe komt ie erop?
Die Dikke Monnik was er schijnbaar al klaar voor en zat geduldig toe te kijken hoe ik mijn spullen zuchtend op tafel legde. Op dat moment kon ik Perkamentus wel wat doen!
DM: ‘Ik zie dat je jezelf nogal lijkt te irriteren. Vind je het nu echt zo erg om dat interview met me te doen?’
‘Ja’, wilde ik snauwen, maar beheerste mezelf en beperkte mijn antwoord tot een simpele dodelijke blik in de richting van de afdelingsgeest.
DM: ‘Dat kan ik wel begrijpen. Je kunt je kostbare tijd natuurlijk ook besteden om een wit voetje te halen bij je afdelingshoofd, iemand ronselen om je huiswerk te doen of misschien besteed jij je tijd wel liever aan een manier om je zin ergens in te krijgen.’
IK: ‘Kijk, en dat is nu een van de dingen waaraan ik mezelf gruwelijk kan ergeren: Waarom lijken alle Huffelpuffers te denken dat iedere Zwadderaar per definitie slecht is?’
Met een glimlach die zo sluw was dat hij makkelijk voor die van een Zwadderaar kon zijn, boog De Dikke Monnik zich naar voren.
DM: ‘Waarom lijken alle zwadderaars te denken dat iedere Huffelpuffer per definitie dom, gemakkelijk te manipuleren of op z’n minst zwakzinnig is?’
Die zat! Eventjes wist ik geen woord meer uit te brengen, maar ik herstelde me snel.
IK: ‘Omdat geen enkele andere afdeling ze wil hebben. Ze zijn niet bijster moedig zoals die lui van griffoendor, ze hebben niet genoeg ambitie zoals bij Zwadderich en intelligent zijn ze ook al niet zoals bij Ravenklauw.’
In plaats van de door mij gehoopte reactie, nijdig worden, keek De Dikke Monnik me triest aan.
DM: ‘Het is zo ontzettend jammer dat iedereen lijkt te denken dat Huffelpuf de afdeling is waarbij het ‘overschot’ terecht komt. De kwaliteiten van mensen die bij Huffelpuf thuishoren zijn zeker niet mis.’
Ik liet een minachtende snuif horen, die ik wilde verbloemen door middel van een nies. Helaas trapte De Dikke Monnik er niet in…
DM: ‘Zijn trouw, eerlijkheid, ijverigheid en het vermogen om niemand buiten te sluiten dan mindere kwaliteiten?’
IK: ‘Nee maar-…’
[DM: ’Maar wat? Iedereen op deze school en in de magische wereld is in feite een Huffelpuffer.’
Dat was het moment waarbij ik mezelf in mijn boterbier verslikte. Oeh, wat is dat spul smerig als het door je neusgaten naar buiten komt. En prikken deed het ook nog.
IK: Pardon??
Foppe, die op dat moment langs kwam zweven (echt waar, die timing van hem…) liet een bulderende lach horen en jawel hoor, een speciaal voor mij gemaakt liedje vulde de eetzaal:
‘Moet je kijken, het is heus,
Er komt iets heel vies uit haar neus.
Kom tot zien en lach haar uit,
Omdat ze de hele zaal onderspuit.’
Ik pakte een paar appels van de fruitschaal die tussen De Dikke Monnik en mij stond en gooide die naar Foppe, die er vrolijk mee begon te jongleren en ervoor koos om de rest van de school zijn nieuwe liedje te laten horen. Oh man…dit was zo totaal niet wat ik me van dit interview had voorgesteld…
IK: ‘Met alle respect, meneer De Monnik, maar hoe kun je nu zeggen dat iedereen een Huffelpuffer is?’
DM: ‘Dat vond je echt niet leuk om te horen hé?’
IK: ‘Nee, maar ik begrijp je uitspraak ook niet.’
DM: ‘Ik zal proberen het uit te leggen. Is mensen behandelen als hun gelijken en daarbij niemand buitensluiten geen teken van ridderlijkheid?
Ik: ‘Ja.’
DM: ‘Ridderlijkheid is een van de kenmerken waar Griffoendors voor in aanmerking komen. Ken je Helga Huffelpuf?’
IK: ‘Ja, dat is een van de vier oprichters van Zweinstein. Evenals Zalazar Zwadderich, Goderich Griffoendor en Rowena Ravenklauw.’
DM: Mooi, dat weet je natuurlijk ook op welke eigenschappen de vier oprichters hun leerlingen op selecteerden?’
IK: ‘Ja, Rowena Ravenklauw selecteerde haar leerlingen op intelligentie, Zalazar Zwadderich op zuiver bloed, Goderic Griffoendor op ridderlijkheid en lef en Helga Huffelpuf nam wie overschoot.’
DM: ‘Nu zijn we waar ik heen wilde. Je was het met me eens dat Huffelpuf ridderlijkheid toonde?’
IK: ‘Ja.’
DM: ‘Huffelpuff maakte een statement toen Helga besloot de andere leerlingen op te vangen en te behandelen als gelijken, in plaats van niet verder te kijken dan haar neus lang was. De andere oprichters deden dat niet. Is jezelf onderscheiden van wat anderen doen niet ontzettend dapper? Carlo Kanewasser kwam uit Huffelpuf en had zichzelf een aantal jaar geleden opgegeven voor het Toverschooltournooi. Hij vertegenwoordigde Huffelpuf, toonde hij wel, of geen moed?’
IK: ‘Jawel…’
DM: ‘Ook dapperheid is wat een Griffoendor onderscheid. Dus ben je het met me eens dat Huffelpuffers wel degelijk Griffoendor-eigenschappen bezitten?’
IK: ‘Oké, maar dat is slechts een afdeling. En de anderen dan, Zwadderich en Ravenklauw?’
DM: Wat Ravenklauw en hun leervermogen betreft en zelfs ambitieus Zwadderich: Huffelpuffers staan bekend om hun ijverigheid en werken keihard om ergens te komen, getuigd dat van domheid of een incapabel leervermogen?’
IK: ‘Nee. Als je het zo bekijkt werken Huffelpuffers eigenlijk nog harder dan Ravenklauwers om dezelfde resultaten te behalen. Dus dat is dus eigenlijk wel…’
DM: ‘Wat? Het is dus eigenlijk wel…wat?’
IK: ‘…Bewonderenswaardig…’
DM: ‘Valt niet mee om te zeggen hè? Maar goed. Dus we zijn het ook al met elkaar eens dat Huffelpuf naast Griffoendor ook al Ravenklauw-capaciteiten heeft?’
IK: ‘Klopt, maar wat heeft dat met Zwadderaars te maken?’
DM: ‘Zwadderaars staan bekend om hun ambitie. Ze gaan over lijken om hun doel te behalen. Is het ijverigheid van de Huffelpuffers om hetzelfde doel te halen dan geen ambitie?’
Oh mijn god! De Dikke Monnik had gelijk! Dat niet alleen, met zijn betoog haalde hij mijn hele mening over Huffelpuf keihard onderuit. Ik was er een beetje stil van en toverde een beker pompoensap tevoorschijn. De Dikke Monnik deed hetzelfde met een kruik.
IK: ‘Wacht eens, ik dacht dat geesten niet konden drinken?’
DM: ‘Klopt, maar de suggestie doet veel, bovendien wilde ik niet dat je de enige was met een glas drinken, je zou jezelf wel eens…buitengesloten kunnen voelen.’
Ongelofelijk. Wat een ras-Huffelpuffer! Ik lachte en bracht mijn glas naar zijn kruik. ‘Proost!’, riep ik en mijn glas kletterde niet tegen zijn kruik, maar ging er dwars doorheen zodat mijn glas en hand in een soort van nevel gehuld was.
DM: ‘Zie je wel? Huffelpuf en Zwadderich, samen een.’
Eigenlijk wilde ik dat het zo altijd zou zijn tussen de afdelingen onderling. Maar aan de knipoog van de Monnik te zien, raadde hij mijn gedachten al.
Intussen voegde Perkamentus zich bij het gesprek.
Perkamentus: ‘Ah, daar zijn jullie. Uit Foppe’s prachtige lied had ik het vermoeden jullie wel in de eetzaal aan te treffen, en ik had begrepen dat je mij wel, hoe dacht je dat ook al weer…’wat kon doen’?
Ik glimlachte.
IK: ‘In de eerste instantie wel, maar het interview is heel anders gelopen dan hoe ik het gepland heb.’
DM: ‘Maar het heeft wel voor enige opheldering over onze afdeling gezorgd, nietwaar?’
Perkamentus: ‘Ik geloof ook werkelijk dat dat ook wel de hoogste tijd werd. De kans dat Professor Sneep Zwadderich een opstel geeft over hoe geweldig Griffoendor wel niet is, is groter dan de kans dat iedereen van verschillende afdelingen de beste vrienden met elkaar gaat worden en dat hoeft ook niet, maar het zou heel fijn zijn als iedereen elkaar wat meer ging respecteren.’
Ik zag Perkamentus een beetje in gedachten verkeren terwijl hij van zijn beker rode wijn nipte. ‘Per slot van rekening vind ik het een stuk prettiger als ik gewoon mijn zoethoutbijtertjes kan halen in een omgeving waarbij niemand elkaar zowat naar het leven staat.’, bromde hij.
Het was de hoogste tijd om mijn spullen op te ruimen. Ik verwachtte niet dat Professor Sneep een gat in de lucht zou springen als ik te laat in de les kwam, hooguit om me bij de keel te grijpen. Ik bedankte De Dikke Monnik voor de tijd die hij voor me heeft vrijgemaakt en voor het feit dat ik, na dit gesprek, toch een hele andere kijk op Huffelpuf heb dan wat ik in de eerste instantie had.
DM: ‘Niet dat het nog heel veel uitmaakt, maar wat was nu je eigenlijke bedoeling van het interview?’
IK: ‘Tja…eigenlijk was ik van plan om je de gewone standaard vragen te stellen: Wat at je vroeger het liefst toen je nog leefde? Waardoor ben je om het leven gekomen? Wat is je lievelingskleur? Dat soort vragen.
DM: ‘Wildgebraad, wijnvergiftiging en sober zwart. Wat is jouw lievelingskleur?
IK: ‘Geel…’
Verbeelde ik me het nou, of zag ik Perkamentus en De Dikke Monnik een knipoog uitwissenen? |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Jan 13, 2008 16:51 |
|
Haar klein wonder.
Ze rende de laatste gang door richting de Ziekenzaal. Haar gezicht stond droevig, haar ogen wazig en haar haren zaten door de war. Ze had haar veters maar haastig geknoopt en was er dus dan ook al bijna drie keer over gestruikeld. Des al niet te min, bleef ze rennen. Slippend kwam ze tot stilstand voor twee grote eikenhouten deuren. Ze opende er één en rende de Zaal in. Ze scande de Ziekenzaal even en binnen een seconde had ze hem al opgemerkt. Ze liep naar hem toe en probeerde haar ademhaling weer onder controle te krijgen. Bij zijn bed aangekomen keek ze hem bezorgd aan. Ze nam zijn hand zachtjes in de hare en keek naar zijn slapende gezicht. Hij had blauwe ogen, die zo door je heen konden kijken maar je niet kon zien omdat zijn oogleden gesloten waren, en blonde haren. Hij was sportief gebouwd, wat hij aan Zwerkbal te danken had. Ze zuchtte en staarde weer naar haar hand, die de zijne vast hield. Ze sleepte zachtjes een stoel dichter naar zijn bed toe en hield trouw de wacht aan zijn zijde.
Een hand die haar zachtjes heen en weer schudde zorgde ervoor dat ze ontwaakte. Ze keek in twee vriendelijke ogen en keek meteen weer naar zijn bed. Ze haalde opgelucht adem toen hij er nog lag. Madame Plijster glimlachte naar haar.
“Mevrouw Mertens. Mag ik vragen wat u hier doet?” vroeg Plijster haar zachtjes. Ze keek Plijster even leeg aan. Ze dacht dat, dát nou toch wel duidelijk was.
“Ik blijf hier,” zei ze meteen, voordat ze weer naar het bed keek.
“Kindje. Zou je niet beter naar je leerlingenkamer gaan? Tegen dat je terugkomt is hij wakker,” vertrouwde madame Plijster haar toe. Ze schudde haar hoofd resoluut en wendde haar blik af van het bed. Haar blik bleef even hangen op een gewaad dat keurig over een stoel hing. Het Huffelpufembleem was duidelijk te zien. Ze keek mevrouw Plijster even strak aan.
“Meisje,” begon ze weer, maar ze keek alweer weg. Ze was niet zo sterk als hij was. Of is geweest. Als hij er niet door kwam, was het allemaal haar schuld. Ze zou het zichzelf nooit vergeven, moest hij morgen niet wakker worden. Ze zuchtte en maakte een beslissing.
Melinda Mertens stond zwijgend voor haar hemelbed met gele gordijnen. Ze haatte dat geel, maar dat hoorde nou eenmaal bij haar afdeling. Ze trok snel haar gewaad uit en stapte in haar pyjama. Ze streek nog even over haar embleem waar ze zo trots op was. Ja, Melinda zat in Huffelpuf. Net zoals haar vader, haar grootmoeder en diens vader. Ze stapte zuchtend in haar bed en trok de zwarte beddensprei (dat aanvoelde als fluweel) over haar heen en legde haar hoofd op het kussen. Nog een tijdje lag ze te piekeren, te draaien en te keren. Ze zuchtte, toen haar kat op haar bed sprong. “Hey Twinkels,” groette ze hem zachtjes, voordat ze hem over zijn kopje aaide. “Dit gaat niet werken, schat. Hij gaat nooit beter worden,” fluisterde ze, terwijl ze Twinkels op pakte en haar naast haar legde. Twinkels keek haar met grote, vragende ogen aan. Het waren die oogjes waardoor Melinda brak en in zachte snikjes uit barstte.
Melinda keek haar kwaad aan, terwijl ze Hunters hand steviger vast nam. Hunter kneep er geruststellend in.
“Maar mijn zoetje toch,” sprak een lieve stem geduldig vanuit het duister. Melinda vernauwde haar ogen.
“Je hoeft helemaal niet bang van me te zijn. Laat je vriendje los en dan gaan we naar huis,” glimlachte de vrouw, die uit de schaduw kwam. Ze had zwart haar, net zoals Melinda, en groene ogen die zo door je heen keken. Melinda kon haar alleen maar vol haat aan kijken. Door die vrouw had haar vader naar de pillen gegrepen. Door haar moeder, was haar vader bijna dood geweest. Dat liet ze niet meer gebeuren.
“Hoe ben je hier binnen geraakt?”
“Ik ken zo een paar trucjes. Je vader is niet de enige die op Zweinstein heeft gezeten, schat.”
“Houd je mond over hem,” siste Melinda haar toe. Haar moeder grijnsde duivelsachtig.
“Gevoelige snaar geraakt, liefje?” Melinda wou haar in de haren vliegen en dat had Hunter blijkbaar ook gemerkt, want hij kneep kalmerend in haar hand.
“Houd nou toch eens op met die koosnaampjes!” gilde Melinda het bijna uit. De vrouw glimlachte alleen maar.
“Maak je je zorgen om je vader, meisje?” glimlachte haar moeder gracieus, voordat ze een stap dichterbij zette. Hunter ging beschermend voor Melinda staan, maar de vrouw keek hem alleen maar hatelijk aan en duwde hem opzij. Hunter greep zijn toverstok en richtte hem waarschuwend op haar.
“Ik kan de pijn laten stoppen, weet je,” ging ze onverstoorbaar verder. Melinda zette een stap achteruit.
“Ik weet niet waar je het over hebt,” fluisterde ze, terwijl ze nog een stap achteruit zette.
“Oh dat denk ik wel. Wat zou papa zeggen, moest je met het grote nieuws afkomen,” grijnsde haar moeder. “Ochtendmisselijkheid, liefje?” Melinda’s ogen werden groot. Hoe kon ze dat weten? Ze had het zelfs Hunter niet verteld! Hunters greep op zijn toverstok verslapte en hij keek Melinda geschokt en vragend aan.
“Melinda, waar-“
“Heeft ze het over?” maakte haar moeder zijn zin af. “Schatje toch,” zei ze tegen Melinda. “Heb je het hem nog niet verteld? Zonde toch. Nou, jongen. Ik zal je eens vertellen wat er aan de hand is,” grijnsde ze gemeen.
“Je laat het!” riep Melinda woedend, voordat ze zelf haar toverstok trok en hem met een blik vol haat op haar moeder richtte.
“Anders wat? Ga je me dan aanvallen? In jouw toestand? Je moet aan je kindje denken, schat.”
“Ik ben je schat niet,” siste Melinda kwaad, voordat ze de eerste de beste spreuk op haar moeder afstuurde.
“Wat jammer nou,” was de vrouw haar antwoord met een treurige ondertoon in haar stem, terwijl ze de spreuk met gemak ontweek en er een nieuwe op Melinda afstuurde.
Melinda was buiten adem. Haar haar zat in de war, ze had een snee in haar wang en mankte een beetje. Hunter zag er ook niet goed uit. Hij had haar geholpen, de schat!
“Genoeg gespeeld!” riep de vrouw, voordat er een groene lichtflits uit haar toverstok kwam. Melinda ontweek en de spreuk kaatste af op de muur. Melinda zag nog net Hunter neerzakken, vanuit haar ooghoeken. Geschrokken keek ze naar haar vriendje, voordat ze woedend naar haar moeder keek.
“Oeps,” giechelde die, voordat ze de gang uit huppelde. Melinda beet op haar lip, zou ze haar moeder achterna gaan? Nee, Hunter had haar nodig. Ze zakte naast hem neer en ging met een hand door zijn blonde lokken. “Hunter? Hoor je me? Het komt wel goed,” snikte ze zachtjes, voordat ze hem razendsnel naar de Ziekenzaal leviteerde. Hem mocht ze niet verliezen.
De volgende ochtend, zag Melinda er nog beroerder uit dan anders. Ze had een tijdje aan één stuk door overgegeven, terwijl er niets in haar maag zat. Automatisch liep ze naar de Ziekenzaal. Hunter lag daar nou al drie dagen en hij was nog steeds niet bij bewustzijn gekomen. Toen ze de Zaal bereikte, liep ze naar Hunters bed. Hij zag bleek. Heel bleek. Té bleek. Ze beet hard op haar lip om niet te gaan huilen en kneep zachtjes in zijn hand. Tot haar grootste verbazing en vreugde reageerden Hunters vingers op haar kneepje. Ze keek even geshockeerd naar zijn hand, voordat ze naar Hunters gezicht keek. “Hunter?” vroeg ze zachtjes, terwijl ze naast hem op bed ging zitten. “Hunter?” vroeg ze nogmaals. Hunters oogleden gingen zo snel open en weer dicht, dat Melinda dacht dat ze het zich had verbeeld. Maar toen het nog eens gebeurde, glimlachte ze. Ze stond recht om madame Plijster te gaan halen, maar iets had haar pols gegrepen. Ze keek om en zag dat Hunters hand haar pols had omklemd. “Ik ga Plijster halen, liefje,” verduidelijkte ze. Hunter schudde zijn hoofd en probeerde iets te zeggen. Melinda ging dichterbij staan om hem beter te begrijpen, voordat Hunters ogen weer dicht vielen. Ze staarde hem geschrokken aan, voordat ze naar Plijsters kantoortje liep. Nog geen twee minuten later stond ze opnieuw aan zijn bed, zij aan zij met Plijster. Madame Plijster begon meteen met het onderzoeken van Hunter, voordat haar ogen triest stonden.
“Meisje,” begon ze tegen Melinda, maar Melinda luisterde al niet meer. Ze wist wat ze ging zeggen. Ze keek weg van Hunter. Ze wou hem niet meer zien. Hij had haar in de steek gelaten! Hoe kon hij dat nou doen?! Warme tranen gleden over haar wangen, voordat ze in luide snikken uitbarstte. Plijster probeerde haar tot bedaren te brengen, maar slaagde er niet in. Melinda keek naar Hunter, terwijl ze haar wereld voelde instorten. Ze wou hem wakker schudden, tegen hem brullen dat hij haar niet alleen mocht laten. Ze liep naar zijn bed om dat alles te doen, voordat alles zwart werd.
‘Hunter!’ was haar eerste gedachte, toen ze wakker werd. In een wip zat ze overeind en staarde naar het lege bed, waar ooit Hunter in had gelegen. Haar hele lichaam protesteerde, toen ze uit haar bed sukkelde. Ze zag dat ze haar Huffelpufgewaad niet meer aan had, maar een wit slaapkleed. Terwijl er weer tranen opkwamen, strompelde ze naar Hunters voormalig bed. Ze staarde naar het hoofdkussen, voordat haar buik stak. Ze greep ernaar en zakte op haar knieën. Ze schreeuwde het voor een moment uit van de pijn, voordat er iemand haar overeind hielp en haar een glas met een blauwe vloeistof in de hand drukte.
“Drink op!” beval de stem haar. Melinda dacht er niet bij na wat het zou kunnen zijn, als het maar op hield met pijn doen. Ze dronk het in één teug op en ondanks de vieze smaak, voelde ze zich kalmeren en de pijn langzaam wegebben. Haar zicht werd weer zuiver en ze zag dat Madame Plijster haar aan keek.
“Voorzichtig meisje. Te veel emotie is niet goed voor dat kleine wonder dat je daar hebt,” glimlachte ze. ‘Klein wonder,’ herhaalde ze in haar gedachten. Ze staarde naar haar buik en wreef er langzaam over. ‘We maken je papa trots,’ sprak ze in gedachten tegen haar klein wonder, waarvan ze zeker wist dat hij of zij even geweldig zou worden als zijn of haar vader was geweest. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Ma Jan 14, 2008 21:44 |
|
Zó niet Huffelpuf
We waren in de leerlingenkamer van Griffoendor. Ik, Harry, Ron, Hermelien, Daan en Simon. We hadden het over afdelingen. Niet dat ik er echt bij was. Ik zat in het vuur te staren. Soms hoopte ik gewoon haar hoofd tevoorschijn zou springen. Een drukkend gevoel in mijn maag liet mij wegkijken van het vuur, recht in de ogen van Daan.
‘Soms snap ik gewoon dat sommige mensen in bepaalde afdelingen zitten.’ Zei hij. Hermelien slaakte een zucht.
‘Ik wéét het. Misschien zou ik wel beter thuishoren in Ravenklauw.’
‘En jij, Marcel?’ vroeg Simon, ‘Zou je niet beter in Huffelpuf passen?’ Even keek ik hem verbijsterd aan, wachttent op het punt waarop iedereen ging lachen, wat duidelijk maakte dat het een grapje was. Maar dat kwam niet. Ik stond op en keek ze aan.
‘Ik ga even wat lopen.’
‘Oké!’ riepen ze vrolijk. Ik deed mijn mond open om ze eindelijk te zeggen wat ik dacht, maar Harry was alweer een verhaal aan het uitdelen over dat ze bij Sirius ook ooit dachten dat hij verkeerd zat. God. Wat praatte Harry graag over Sirius. Hoe dapper hij wel niet was. Maar toch zo lief. Een soort van vervangende vader. Ik draaide me om en liep de leerlingenkamer uit, En hoe graag ik het ook had gewild, ik voelde geen medelijdende of bezorgde blik in mijn rug prikken. Langzaam liep ik de trap af langs de Huffelpuf leerlingenkamer. Ik wist waar het was door een vriend die in Huffelpuf was. Het zat achter een schilderij van een in geel geklede man. Het geel verblindde mijn ogen en ik voelde woede in mij opborrelen. Mensen die ons alleen van de buitenkant kenden, hadden het er over dat Harry en ik ‘vrienden’ zouden zijn, omdat we dezelfde jeugd hadden gehad. Ik kan je verzekeren dat een steunende schouder van Sirius heel wat beter is dan de snoeppapiertjes van mijn gestoorde moeder. Even schrok ik van mijn eigen gedachten. Mijn moeder was lief. En mijn oma had me geholpen om door een moeilijke tijd heen te komen.
Die ze zelf had veroorzaakt. Het voelde zo veilig bij haar, zo vertrouwt, hoe wou ze dan dat ik spannende dingen mee zou maken?
Soms dacht ik weleens over weglopen. Maar ik kon het niet. Ik was te trouw aan haar. “Trouw! Een echte Huffelpuffer!” zei een stemmetje in mijn hoofd wat ik zo hard mogelijk probeerde te negeren. Ginny kwam naast me lopen.
‘Ha, Marcel!’ zei ze vrolijk. Vrolijke Ginny. Altijd vrolijke Ginny. Dappere Ginny. Een echte Wemel.
‘Hoi,’ bromde ik. Ik had even geen zin in haar. Dat ze me altijd wou oppeppen, terwijl ik gewoon een schouder nodig had. Maar toen ik in haar gezicht keek kon ik het niet helpen om het niet erg te vinden dat ze hier met haar namaak lach naast me kwam lopen.
‘Ben je verdrietig?’ vroeg ze terwijl ze een medelijdend gezicht opzette.
‘Nee.’ zei ik kortaf. Ze glimlachte naar me en pakte mijn hand. Ondanks mijn chagrijnige ik voelde ik de kriebels door mijn hele lichaam gaan. O ja, dat herinnerde me eraan. Ik voelde ze door mijn hele dikke lichaam gaan. Dáárom valt ze niet voor me.
Toch kon ik niet altijd geloven in dat mooie, gelukkige gezichtje. Het gedoe in haar eerste jaar had haar pijn gedaan. Vooral omdat Harry haar, zelfs toen ze zo moedig was geweest, nog steeds niet moest. Soms zag ik zulke dingen in haar gezicht, gaf ze me van die kleine hints. Ze haatte het om de jongste en het enigste meisje te zijn. Ze haatte het om geen echte vrienden te hebben. Ze had het vroeger gehaten om verliefd op Harry te zijn. Gelukkig was dat nu over. Ik bromde tevreden.
Ginny keek me aan, we waren naar buiten gelopen.
‘Waar denk je over na?’
‘Oh, over niets.’
‘Mooi. Ik moet je namelijk iets vertellen.’ ze klonk opgewekt maar ik hoorde een doordrongen, weggestopt schuldgevoel in haar stem.
We gingen aan de rand van het meer zitten.
‘Marcie?’ dat koosnaampje gebruikte ze sinds een paar jaar. Ik moest er altijd van blozen, maar ik glimlachte bemoedigend, zoals alleen ik kon. Tenminste, dat dacht ik toen.
‘Ik heb het idee dat…’ ze stopte even en zuchtte.
‘Wat is er?’
‘Ik weet niet echt hoe ik moet zeggen.’ Ze schopte haar schoenen uit en liet haar voeten in het water dwarrelen. Ze keek omlaag. Het was duidelijk dat het moeilijker was dan ze had gedacht. Ik volgde haar voorbeeld alleen keek in plaats van naar het water naar haar.
‘Je hoeft het niet te vertellen hoor,’ zei ik met een bescheiden nieuwsgierigheid.
‘Nee, ik wíl het vertellen.’ We staarden een kwartier in het water, beiden met onze eigen gedachten, maar onderwijl tuurde ik af en toe naar Ginny’s gezicht.
Toen barstte ze los.
‘Ik ben nog steeds verliefd op Harry en ik heb het idee dat hij mij ook leuk vind want hij kijkt altijd naar me en was jaloers op Daan en…’ Ze ging nog even zo door. Niet dat ik luisterde, Mijn oren waren beschadigd door de enorme klap die werd veroorzaakt door mijn hart die zonet in stukken was gebroken. Het leek alsof elk gebroken stukje zijn eigen pijn had en wel ergens in stak. In mijn ogen, mijn hersens, mijn ziel.
‘Leuk.’ zei ik.
‘Ja,’ ratelde ze verder. ‘En hij is ook zo heerlijk Griffoendorachtig.’
Mijn ogen verstarde, en ik vocht met de drang om haar aan te kijken, wat ik uiteindelijk niet deed omdat ik wist dat mijn ogen de waterige splinters van mijn hart zaten. Tranen.
‘Welke Griffoendor is dat niet dan?’’ vroeg ik schor. Ze werd een beetje ongemakkelijk van mijn stem.
‘Nou , kijk, Marcie, jij bent zó geduldig en trouw en gewoon meer.. Huffelpufferig.’ Toen ik niet op keek vervolgde ze haastig haar zin. ‘Leuk als vriend, gewoon.’
Ik keek haar aan. Ik wist dat de splinters niet meer te zien waren. Er was namelijk een masker overheen gekomen. Ik keek strak, koud en haatvol. Ginny deed een stapje terug toen ze mijn blik zag.
‘Marcel, ik, zo ken ik je niet.’ Ze klonk een beetje angstig. Mijn mondhoeken begonnen te trekken, begonnen zich te vormen naar een angstaanjagende, onwerkelijke glimlach. Ginny omhelsde me snel en zwaaide.
‘Ik ga, ja. Eehm. Doei!’ Ze liep in een haastige pas weg. Ik bleef nog even bij het meer zitten. Het was eigelijk niets voor mij. Niet Huffelpufferig. Ik begon keihard te lachen, zodat mijn medeleerlingen bij het meer me vreemd aankeken. Het kon me niets meer schelen, ik kon niet meer bijkomen. Het was niets voor een Huffelpuffer. Nee, dat was het niet. Het was stoer. Het was spannend. Ik liep terug naar het kasteel en onderweg trapte ik de gele narcissen dood en duwde vervelende eerstejaars uit de weg, omdat ik ongeduldig was. Dat was ik. Ongeduldig. Ontrouw aan Ginny. Ik rende naar boven en verscheurde alle brieven die ze me ooit had geschreven.
Hedwig kwam de kamer binnen. Ze legde een brief voor Harry op zijn bed. Ik herkende Ginny’s handschrift. Zonder er bij na te denken verscheurde ik de brief en liet hem ontploffen met behulp van mijn toverstok. Ik keek tevreden naar mijn spiegelbeeld. Zó niet Huffelpuf. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Vr Jan 18, 2008 22:38 |
|
Gesproken als een echte Huffelpuf
“Ik maak me een beetje zorgen om hem...”
Harry staarde peinzend voor zich uit. Hij sprak tegen Ron, al scheen die zich er nauwelijks van bewust te zijn dat er tegen hem gesproken werd, laat staan dat Harry iets op zijn lever had.
“RON!”
“Ja?”
“Hoorde je wat ik zojuist zei?”
“Uhm, nee?” Ron grijnsde een beetje schuldig.
“Teddy, ik maak me zorgen over Teddy!”
Ron keek hem verbaasd aan. “Waarom? Die jongen doet het beter dan we ooit verwacht hadden!”
“Hij doet me aan mezelf denken, ouders verloren door de oorlog en zo…
Ik merk gewoon dat hij nog altijd teleurgesteld is dat hij niet in Griffoendor zit. Hij kijkt tegen mij en zijn vader op, maar hij moet leren inzien dat een afdeling in je hart zit en dat hij trots moet zijn op Huffelpuf. Ik wilde dat ik zijn loyaliteit had en dat ik zo onbevooroordeeld was als hij. En ik wilde ook dat ik net zo hard had gewerkt als hij, op school… Als ik er zo over nadenk, had Remus ook in Huffelpuf kunnen zitten.”
Ron fronste; “Harry, hij heeft geen bliksemvormig litteken en bovendien heeft hij een oma die hem liefdevol opvoedt!”
Harry knikte. “Ik ben zijn peetvader, het is mijn goed recht om me zorgen te maken!”
Ron schudde zijn hoofd. “Ik denk dat jij beren op de weg ziet die er niet zijn. Teddy redt zich wel! Ik zou me meer zorgen maken over de dag dat James naar Zweinstein gaat, volgend jaar, gezien de streken die hij van ons allemaal lijkt te hebben geërfd !”
“HEY LUPOS!”
“…”
“HEEY!”
Een lange slungelige jongen, die diep in zijn boek verdiept was, draaide zich geïrriteerd om. Hij voelde dat zijn haar een andere kleur kreeg en snoof ongeduldig, ‘Dat stomme haar moet altijd op de meest ongelukkige momenten van kleur veranderen!’
“OOOH KIJK! ONZE HUFFELPUF SPEELT WEER VOOR VUURTOREN!!!”
Teddy besloot het te negeren, hij pakte het leren handvat van zijn tas stevig beet, gooide zijn geel zwarte sjaal over zijn schouder en zette het op een rennen. Teddy ging confrontaties zoveel mogelijk uit de weg.
Hij rende richting het huisje van Hagrid en stopte na een tijdje om te controleren of de Zwadderaars nog steeds achter hem aanzaten. Hij schopte nijdig tegen een steentje toen hij zag dat het niet zo was en zuchtte diep.
‘Zie je wel, ik hoor echt niet in Griffoendor! Ik ben laf!’ dacht hij verbitterd.
“Eyy Teddy, alles kits?”
Teddy’s hoofd schoot omhoog.
“Rustig maar maat, ik ben ’t maar,” zei Hagrid vriendelijk.
Teddy liet zijn hoofd weer zakken en volstond in zijn stilzwijgen.
“Hebbie trek in een koppie thee?” vroeg Hagrid tactvol.
Teddy knikte en liep achter Hagrid aan. Toen Teddy in Hagrids huisje zat zuchtte hij nog eens diep,
“Waarom vond de sorteerhoed dat ik niet in Griffoendor paste? Harry zat daar en mijn vader en al zijn vrienden!”
Hagrid zuchtte, hij had dit gesprek vaker gevoerd met de nu 16 jarige Teddy.
“Teddy, luister eens,” begon hij geduldig, “Huffelpuf is jouw afdeling, je bent een trouwe hardwerkende jongen en bovendien vergeet jij altijd dat er een heel belangrijk iemand was die ook in Huffelpuf zat: je moeder!
Huffelpuffer zijn is geen schande, wat al die Zwadderaars ook zeggen. Ik begrijp het wel, met een peetvader als Harry Potter en een vader als Remus Lupos moet het ook niet gemakkelijk zijn. Je zult moeten ervaren dat Huffelpuffers hun eigen kwaliteiten hebben die minstens zo speciaal en bijzonder zijn als die van alle andere afdelingen! Het wordt tijd, jongen, dat je trots wordt op je afdeling!”
“Maar ik ben niet moedig!”
“Zou jij ooit een ander aandoen wat die Zwadderaars jou net aandeden? Iemand pesten om zijn afkomt, of afdeling? Of zou je iemand daarop beoordelen?”
“Nee, nooit!” zei Teddy zonder nadenken en hij keek er fel bij.
Hagrid klopte hem op zijn rug. “Daarom, jongen, ben ik trots op je, het vergt moed om daarvoor uit te komen!”
“Maar Hagrid, mijn ouders waren zo moedig. Zelf mijn moeder die in Huffelpuf zat!”
“Wie heeft dan ooit beweerd dat Huffelpuffers niet moedig kunnen zijn?”
Hij keek Hagrid gefrustreerd aan. “Ik wil laten zien dat ik iets van ze geërfd heb, dat ik ook moedig kan zijn!”
Hagrid keek hem even aan. “Jij laat constant zien dat je op je pa lijkt, jongen, daar hoef je je niet voor te bewijzen!”
Maar Teddy leek het niet te horen, hij staarde door het kleine raampje van Hagrids huisje naar buiten. Daar liep een groepje Griffoendor meisjes, waaronder Victoire Wemel…
Hagrid lachte stilletjes, hij wist zeker dat Teddy het in zich had, en die kleine Victoire, die als twee druppels water op haar moeder Fleur leek, kon hem daarbij wel eens gaan helpen.
Teddy staarde dromerig naar het blonde haar van het meisje dat hij sinds een tijdje niet meer als familie beschouwde. Technisch gezien was ze dat ook helemaal niet, maar zo waren ze wel opgegroeid.
“Teddy?” Hagrid onderbrak zijn dagdroom over Victoire, “Misschien moet je eens gaan praten met professor Lubbermans.”
Teddy keek hem verbaasd aan, hij kende Marcel goed via Harry en Ron en was thuis gewend om hem ‘oom Marcel’ te noemen,
“Wat zou oom Marcel me kunnen vertellen? Hij zat wél in Griffoendor!”
“Klopt, maar ga toch maar eens heen...” Hagrid liet verder niets los.
Teddy nam afscheid van Hagrid en vertrok naar het kasteel.
Wekenlang sluimerde het in zijn achterhoofd, hij was heel stiekem best nieuwsgierig wat Hagrid bedoeld had. Tot op een dag de perfecte gelegenheid zich aanbood…
Teddy had kruidenkunde gehad van Marcel en bleef bij toeval als laatste achter in de kas.
Hij keek even om zich heen of hij echt de laatste was, voor hij Marcel aansprak.
“Oom Marcel, Ik wilde eens met u praten…”
Marcel, die net een schoonmaakspreuk had uitgesproken over de tafels waaraan de leerlingen hadden gezeten, draaide zich om en trok zijn wenkbrauwen op,
“Zeg het eens Teddy?”
“U zat toch in Griffoendor?”
“Jazeker”
“Zijn er momenten geweest dat u zich er niet thuis voelde?”
Marcel voelde waar het verhaal naar toe ging en liet zich op een stoel zakken, hij gebaarde Teddy hetzelfde te doen.
“Mijn ouders waren schouwers, ze zijn tot waanzin gemarteld door aanhangers van Voldemort,” begon hij.
Teddy keek hem met open mond aan, dat had hij niet geweten, ze hadden nu al veel gemeen.
“Ze waren heel erg goed, maar daarna niet meer in staat om mij op te voeden. Ik ben ook door mijn oma opgevoed, net als jij. Zoals je weet zat ik bij Harry in de klas, maar ik wist uiteraard niet wat zijn lot was en voelde me vooral in het begin bij lange na niet zo moedig als hij.”
Teddy zweeg en keek hem verrast aan, nu begreep hij wel wat Hagrid bedoeld had. Hij herkende het.
“Begreep u waarom u in Griffoendor gesorteerd was?”
“Nee, ik begreep er niets van, ik voelde me alles behalve moedig en dapper. Maar vertel eens, voel jij je geen Huffelpuf?”
“Nee,” zuchtte Teddy.
Marcel legde zijn hand op Teddy’s schouder, “Geloof me, eens komt de dag dat jij zal weten waarom je een Huffelpuf bent! Want ik denk dat jij in hart en nieren een Huffelpuf bent, leer er trots op te zijn!”
“Dat zei Hagrid ook al…” mompelde Teddy.
Die middag zat Teddy totaal in gedachten verzonken te eten in de Grote Zaal.
“Hoi Teddy!”
Teddy draaide met een ruk zijn hoofd om en keek in de meest prachtige ogen die hij ooit gezien had.
Meestal probeerde hij zichzelf wijs te maken dat het kwam door haar glamorgana bloed, maar stiekem wist hij ook wel dat dat vrijwel niet meer aanwezig was bij haar. Ze bleef adembenemend. Hij verslikte zich in zijn brood en hoestte.
“Gaat het?” vroeg ze met haar zachte stem, tussen het hoesten door mompelde hij dat het wel ging. Toen de hoestbui eindelijk over was, wist hij niets meer te zeggen. Ze staarden elkaar een tijd aan alsof ze elkaar voor het eerst zagen en Teddy werd zich opeens erg bewust van zijn lichaam.
“HEEY SOORT ZOEKT SOORT!”
Teddy wilde Victoire het liefst bij de hand nemen en weggaan, maar hij vergat even dat Victoire een Wemel was.
“Wat bedoel je daar mee, Zabini?” Ze was recht tegenover Brandon Zabini gaan staan met haar handen uitdagend in haar zijde. Teddy hield zich erbuiten, hij had zomaar het gevoel dat Victoire het heel goed alleen afkon. ‘Lafaard!’Inwendig schold hij op zichzelf, maar hij was nu eenmaal het type dat een vreselijke hekel had aan confrontaties.
“Jij en die Lupos, allebei weerwolvenbloed!” Zabini spuugde het woord ‘weerwolven’ uit en keek alsof hij elk moment kon gaan braken, hij was inmiddels vergezeld door een paar mede Zwadderaars.
Toen Teddy het woord ’weervolven’ hoorde vallen, ging er een knop om in zijn hoofd,
Hij richtte zich op in zijn volle lengte en stond met één stap naast Victoire. Ze keek een beetje geïmponeerd opzij.
“Wat zei je?” zei Teddy met een ijzige kalmte en met een perfecte beheersing van zijn stem.
Inmiddels waren alle ogen op hen gericht. Teddy deed nog een stap naar Zabini toe.
“JIJ” zei hij kil en prikte met zijn vinger in de borst van de Zwadderaar, “JIJ bent niet meer of minder dan Victoire, mijzelf of wie dan ook hier in de zaal. Ik ben trots op mijn vader en moeder en wat ze gedaan hebben. Mede dankzij hen staan we hier!” zei Teddy met krachtige, heldere stem.
Zabini leek met stomheid geslagen.
“Ik stel dus voor dat je maakt dat je wegkomt en ons met rust laat!” Dat laatste zou misschien nogal suf zijn geweest ware het niet dat Teddy’s toverstok inmiddels tegen Zabini’s borst stak, waardoor iedereen besefte dat het hem menens was.
Zabini droop af en de Huffelpuffers aan de tafel sloegen Teddy trots op de schouder. Teddy voelde zijn hart tegen zijn borstkas rammen en voelde dat zijn knieën begonnen te knikken.
Hij keek even omhoog naar de oppertafel en zag professor Lubbermans zitten, die hem een knipoog gaf en even in zijn handen klapte. Hij voelde dat hij begon te blozen. Het begon hem langzaam te dagen wat hij en Hagrid bedoeld hadden.
Victoire had nog altijd niets gezegd, maar toen hij haar aankeek, zag hij dat ze breed glimlachte.
“Gesproken als een echte Huffelpuf! Ik ben trots dat ik je vriendin mag zijn!”
Hij staarde haar even glazig aan en kuste haar toen teder. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Jan 19, 2008 13:41 |
|
Liefde voor Huffelpuf
De spanning steeg naar Lucy’s hoofd, ze zou vandaag vertrekken, voor haar eerste jaar Zweinstein met de Zweinsteinexpress.
“Het komt vast wel goed Lucy.” Riep haar moeder toen de trein vertrok. Lucy was nu echt op weg naar Zweinstein, wie had dat ooit gedacht.
“Zou ik erbij mogen zitten?” Vroeg een jongen die de coupé binnen kwam. Lucy was vrijgevig en trouw en wist dat het de jongen goed zou doen.
“Oké, is goed. Hoe heet je? Ik ben Lucy en ga voor het eerst naar Zweinstein.” Lucy maakte plaats voor de jongen.
“Mijn naam is Jamie, mijn vader is de Minister van Toverkunst en mijn moeder werkt voor de ‘Gele huffelpuffers.’” Ging Jamie verder.
“Wat zijn de ‘’Gele huffelpuffers?’” Vroeg Lucy en ze luisterde aandachtig naar wat Jamie te vertellen had.
“de ’Gele huffelpuffers’ zijn de beruchtste schakers van heel de toverwereld. Volgens mijn moeder hebben ze nog nooit verloren, maar zeker weten doe ik niet.”
“Waauw, dat huffelpuf zo stoer kon zijn.” Lucy glunderde al bij de voorgedachten dat zij dat ook ging worden. Ze keek Jamie aan en glimlachte stilletjes.
“Service!” Riep een mevrouw die de coupé deur openschoof.
“Zullen we wat bestellen, Jamie?” Lucy zag dat de vrouw al wat ongeduldiger te worden besloot iets te nemen.
“Smekkies in alle smaken, chocokikkers.” Antwoordde ze op de vraag van de mevrouw.
Alle leerlingen zaten in de grote zaal en luisterden aandachtig naar wat de professor voor op het podium te vertellen had.
“Welkom bij een nieuw schooljaar voor hekserij en hokus pokus.” Begon de man.
“Ik heet jullie hier van harte welkom en hoop dat het weer een geslaagd jaar wordt. Net als de andere jaren kan ik jullie hier niet van verzekeren, dus wees op jullie hoede.” Eindigde hij zijn gesprek. Toen stond er een vrouw op en die begon namen op te lezen.
“LUCY ARENDS.” Lucy liep naar voren en ging op de kruk zitten. Ze keek verbaasd op toen ze een hoed op kreeg en dacht dat dit alleen maar ter versiering was, maar helaas was dit niet zo. Toen begon een stemmetje in haar oor te fluisteren, ze schrok op en luisterde mee.
“Dus jij bent een echte huffelpuffer?” Zei het stemmetje.
“Nou, ja, eigenlijk wel, maar wat houd dat in?” Vroeg Lucy.
“Dat zie je vanzelf, wees trouw, geduldig en geel/zwart.” Ging het stemmetje verder. Lucy wist niet wat dat te betekenen had en luisterde aandachtig verder.
“HUFFELPUF!!” Schreeuwde de hoed. Lucy stond verschrikt op en liep naar de tafel waar velen begonnen te klappen.
Na velen te hebben gehad ging ze kennis maken met haar medehuffelpuffers.
“Ik ben Lucy en wie zijn jullie?” Ze zag al een bekend gezicht, dat van Jamie, maar voor de rest kende ze nog niemand. Een aantal stelden zich voor, het was al na de maaltijd en iedereen was al in de leerlingenkamer.
“Lucy? Zou je even mee willen komen?” Vroeg een jongen met lang haar, bruin gezicht en een zonnebril op.
“Waarom? Is het gehaast?” Vroeg Lucy verbaasd. Hij zag dat de jongen glimlachte en Lucy dacht dat dit wel goed zat.
“Oké, zei ze uiteindelijk.” Ze stonden op en Lucy liep achter de jongen aan naar buiten, naar het meer.
“Wat doen we hier?” Vroeg ze verbaasd toen ze op een kei zaten vlak naast het meer.
“Ik wilde jou iets vragen.” Begon de jongen zenuwachtig. Ze keken mekaar aan en de jongen zijn ogen glunderden.
“Ik weet trouwens je naam nog niet.” Lucy grijnsde net als de jongen.
“Ik ben Tiamo en wie ben jij?” Vroeg Tiamo.
“Ik ben Lucy, maar wat doen we hier eigenlijk.” Ging ze verder.
“Ik heb je in Londen gezien en euhmm… ik euhm…” Tiamo pakte Lucy haar hand, maar verder niks.
“Laten we maar weer naar binnen gaan, dan kunnen we verder kennis maken.” Ze stonden op en liepen naar het kasteel.
Het was al bijna paasvakantie en Tiamo en Lucy begonnen het steeds leuker te hebben met zijn tweeën.
“Lucy? Zou je mee willen komen naar het meer?” Vroeg Tiamo aan Lucy. Ze glimlachte en liep achter hem aan, naar buiten, naar het meer.
“Wat wil je…” Begon Lucy, maar voelde toen dat Tiamo haar kuste. Het leek wel uren te duren, maar het waren maar enkele seconden. Lucy vond het niet erg en zoende terug. Na de lange kus glimlachten ze en gingen ze op een kei zitten. Hand in hand en tegen elkaar aanleunend keken ze naar het gladde water wat weerspiegelde door het licht van de maan.
Doordat ze zo met elkaar bezig waren vergaten ze de tijd. De conciërge kwam eraan en begon hoofdschuddend te kijken naar de jonge huffelpuffers.
“Naar binnen jullie twee.” Tiamo en Lucy schrokken op en snelden hun pas, om aan de conciërge te ontsnappen.
Eenmaal in de leerlingenkamer moesten ze meteen naar hun bed, wat ze niet leuk vonden, ze wilden nog wel uren met elkaar de tijd doorbrengen, maar helaas moesten ze ‘s morgensvroeg alweer vertrekken om thuis Pasen en de andere feestdagen te vieren. Ze namen afscheid en gingen naar hun slaapzalen.
De volgende ochtend was Lucy al vroeg uit de veren om nog een glimp van Tiamo op te vangen voor ze wegging.
“Lucy! Wacht, ik- ik ga met je mee, als je het goed vind.” Tiamo keek haar aan met verwarde haren.
“Tiamo, ik zou het graag willen, maar het kan niet.” Ze keek hem aan en leunde tegen hem aan.
“Ik moet nu echt gaan.” Antwoordde Lucy. Ze zwaaiden elkaar uit en de trein vertrok van Zweinsveld naar King Cross.
Een paar dagen later kwam Lucy alweer terug, ze had slecht nieuws meegebracht.
“Tiamo! Tiamo! De duistere tovenaar heeft in Londen toegeslagen.” Ze keek hem verwarrend aan. Maar glimlachte toen Tiamo verdween en weer verscheen met een lijk, wat leek op de duistere tovenaar die ook in Londen was geweest.
“Mijn broer heeft dit gedaan.” Hij wees trots naar hem en ze konden beide weer glimlachen. Een paar tellen later zoenden ze weer en was het hele probleem opgelost. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Jan 19, 2008 16:38 |
|
Zijn eerste schooldag.
Dit is het verhaal over het begin van een vriendschap die alles overleefde, zelfs de dood.
Overal in de Grote Zaal klonk het gejoel van kinderen. Ze waren erg uitgelaten na hun vakantie en iedereen moest hun belevenissen gehoord hebben. Oude bekenden werden uitbundig begroet en de wildste vakantieverhalen deden de ronde. Niemand bleef rustig. Het nieuwe schooljaar was aangebroken! Zo dadelijk zou er gesorteerd worden.
In een halletje langs de Grote Zaal stonden tientallen kinderen bang te wachten. Van al het rumoer van in de Grote Zaal was hier niets te merken. Ze wachtten angstig af, en wisten niet wat te verwachten. Het waren eerstejaarsleerlingen. Sommigen waren aan het trillen op hun benen, anderen stonden geduldig met hun armen gekruist.
Vooraan in de groep stond Ben. Een redelijke dikke jongen met rode bolle wangen en een kleine neus. In tegenstelling tot zijn jaargenootjes lachte hij er vrolijk op los en groette hij uitbundig zijn – mogelijk – nieuwe klasgenootjes. Hij leek er erg op gebrand om zo snel mogelijk vrienden te maken.
Maar het lachen verging hem toen er uit de menigte een jongen met een schraal gezicht naar voren kwam. Hij duwde de anderen ruw opzij en baande zich zo een weg tot bij Ben.
“Waarom lach je nu dikke? Kriebelt je ene vetkwab de andere?”
Ben keek verward rond. Wat had hij deze jongen misdaan? Waarom deed hij zomaar gemeen tegen hem? Waren alle kinderen zo? Zijn lach veranderde in een droevige blik tot er plots een meisje opdook en tussen Ben en de jongen ging instaan. Hoewel ze helemaal niet dik of breed gebouwd was, voelde Ben een enorm gevoel van bescherming. Nog voor er iets anders gezegd kon worden. Werden de leerlingen de Grote Zaal binnen geroepen.
De oude hoed stopte met zingen. Maar alle ogen waren er nog steeds op gericht. Alle nieuwe leerlingen kwamen één voor één aan bod. Tenslotte was het de beurt aan Ben. Hij had aandachtig naar het lied geluisterd en wist het nu wel zeker. Hij wou in Huffelpuf terecht komen. Want die eigenschappen lagen het dichts bij zijn persoonlijkheid. Hij was zelf erg trouw en hielp zoveel hij kon. Niet iedereen stelde zijn hulp dan wel op prijs, ze vonden hem vaak te jong, maar toch wou hij altijd helpen. Hij zette de hoed op en deze twijfelde geen moment.
“Huffelpuf!”
Ben liep naar de tafel waar het geel overheerste en zette zich naast het meisje dat hem voor de sorteerceremonie gered had. Het was hem ervoor niet opgevallen dat ze ook in Huffelpuf was ingedeeld. Hij groette haar en keek haar verder verlegen aan. Ze had hem zojuist gered maar wist niet goed wat hij er mee moest.
“Hey, ik ben Nel”.
“Ik ben Ben,” zei Ben, maar hij bleef in zijn bord kijken. Nel lachte hard
“Wel BenBen ik denk dat we hier een fijne tijd gaan beleven.” Ze pakte wat kippenvleugels van een schotel en schepte puree op haar bord. Ben volgde haar voorbeeld alsof het niet anders kon. Nel merkte dat Ben haar volledig na-aapte, maar besloot er niets over te zeggen. Ze vroeg zich af hoever Ben haar zou nadoen dus pakte ze een kom met saus die heel ver van haar stond, en nog verder van Ben, goot wat saus op haar bord en zette de kom zover als ze kon terug. Groot was haar genoegen toen ze zag dat Ben deze saus ook wou. Ze moest er zelf mee lachen en volgde de acties van Ben nauwkeurig. Ben stond op en ging de kom halen, deed vervolgens wat saus op zijn bord en zou de kom dan op dezelfde plaats weer teugzetten. Hier liep het mis. Op zijn terugweg botste hij tegen een grote Zwadderaar. Die daarna met zijn neus in zijn bord werd geduwd. Ben keek schichtig rond, wat moest hij nu doen? Plots werd er aan zijn gewaad getrokken en hoorde hij Nel fluisteren: “Ga zitten”
Hij twijfelde geen moment en ging zitten. De Zwadderaar keek woedend rond, op zoek naar de schuldige. Al snel staakte hij zijn zoektocht omdat hij zag dat deze geen zin had. Hij zette zich kwaad terug neer.
Ben bleef maar bedankjes naar Nel stamelen. Het was nu al de tweede keer dat ze hem geholpen had. Dat was Ben niet echt gewoon, meestal gaven mensen Ben snel op, omdat hij zich erg gemakkelijk in de problemen werkte. Dus lieten anderen Ben gewoon verder doen met wat hij bezig was. Hij moest maar leren voor zichzelf op te komen.
“Het was ook wel mijn schuld. Ik had je niet moeten testen,” zei Nel beschamend. Ze kreeg een lichte blos op haar wangen.
Vanaf toen begonnen Ben en Nel aan een heel gesprek. Ze vertelden alles van wat ze hadden meegemaakt en hoe ze zich voelden toen ze hun brief kregen. Ben vertelde dat hij in een abdij was opgegroeid. Zijn ouders hadden hem daar te vondeling gelegd. Hij zou het dus dacht hij wel erg naar zijn zin hebben in een groot kasteel als dit, hij kon absoluut niet wachten tot hij naar alle verborgen plekken in dit kasteel kon zoeken. Ben vertelde zelfs dat hij nog nooit eerder leeftijdsgenootjes had gezien, hij verliet de abdij namelijk zelden. Hij vond het spijtig dat hij nog nooit een echte vriend had gehad en hierdoor dus niet goed wist hoe met vriendschap om te gaan. Toen het eten gedaan was liepen Ben en Nel samen terug naar de leerlingenkamer van Huffelpuf.
Later op de avond werd er op de deur geklopt. Ben stond snel op. Iets te snel misschien wel. Hij voelde het eten in zijn maag klotsen. Toch moest hij als eerste bij de deur zijn. Het was een bezoeker voor hem was, dat wist hij gewoon. Het kon niet anders. Hij liep naar de deur en daar stond Nel. Ze had een bloempje in haar hand en glimlachte naar Ben met een doffe glans in haar ogen, die Ben niet direct kon thuisbrengen.
“Ik ben je vriend.”
“Nee, ik de jouwe,” antwoordde Ben. Hij nam het bloemetje aan stopte het in zijn borstzak en trok de deur toe. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Jan 20, 2008 22:06 |
|
Het Huffelpufvirus
Hermelien gaapte en wreef de slaap uit haar ogen, toen de zon door haar gordijnen scheen. Ze voelde zich een beetje raar, maar dat zou vast komen omdat het de eerste schooldag was na de kerstvakantie. Ze stond op, douchte en kleedde zich aan. Daarna liep ze snel naar onder om op Ron en Harry te wachten.
Na tien minuten wachten kwamen ze eindelijk naar beneden.
“Dat kon ook niet sneller he?” zei ze een beetje geirriteerd.
“Sorry, Hermelien,” zei Harry “Maar we voelden ons een beetje raar, en er is iets met Rons haar dat we niet ongedaan konden krijgen.”
Hermeliens blik schoot gelijk naar Ron, en ze schrok.
“Je.. Je haar,” stamelde ze “Het is.. geel.”
Ron keek een beetje ongemakkelijk.
“Vast een grap van Fred en George, maar volgens mij hebben ze ook iets met jou uitgehaald.”
Hermelien schrok en bekeek een pluk haar, maar die was niet geel.
“Leuke highlights, Hermelien,” zei Parvati Patil terwijl ze lang liep. Zelf had ze felgele schoenen aan, een felgele armband en een felgele ketting. Ze leek een beetje op een tweede Loena Leeflang, zo uitgedost met felgeel was ze.
Nu ze een beetje rondkeek, zag ze dat alles in de leerlingenkamer veel geler leek dan normaal.
“Ehm.. zullen we maar naar onder gaan?” vroeg ze maar een beetje onzeker, ze voelde zich niet echt op haar gemak. Er was iets mis, maar ze kon haar vinger er niet echt op leggen.
Toen ze de grote zaal inliepen leek de Huffelpuf tafel veel voller dan normaal en leek het net of de zon feller scheen dan normaal.
Leek het nou maar zo, of waren er ineens veel meer blondies op Zweinstein? Ze snapte er niets van.
“Ron,” zei Hermelien, terwijl haar ogen de afdelingstafel afzochten naar nog meer vreemde dingen, “Volgens mij ben je niet de enige die slachtoffer is geworden van Fred en Georges grappen.”
Ron keek haar even raar aan en ging zitten.
Hermelien en Harry gingen ook zitten.
Hermelien kreeg ineens heel veel zin in een broodje met kaas, terwijl ze normaal niet zo’n fan was van kaas.
Ron begon aan een grote stapel eierdooiers en Harry dronk grote glazen jus d’orange.
Het leek wel alsof iedereen meer gele dingen at. De schalen met pannekoeken, frietjes en kaas waren het snelst leeg.
“Harry,” fluisterde Ron tegen Harry, maar Hermelien hoorde het toch. “Die Hannah he, uit Huffelpuf, die is eigenlijk wel heel erg leuk. Ik bedoel, ze is best slim, en trouw en geduldig. Dat zijn toch best goede eigenschappen voor een vriendin, toch?”
Harry keek even bedenkelijk, maar knikte toen.
“Ja, daar heb je gelijk in.”
Hermeliens mond viel open. Nog nooit had ze Ron over Hannah gehoord, en nu sprak hij over haar als een potentiële vriendin? Ze vond het wel erg eng worden.
Ron zag Hermelien een beetje verontwaardigd kijken en keek snel naar het plafond. Daar dreven inktzwarte wolken voorbij, en de gele zon kwam soms ineens vanachter de wolken vandaan.
Het is écht een vreemde dag vandaag, dacht Hermelien een beetje onzeker. Ze schuifelde een beetje onrustig heen en weer op haar plek. Ze had nog geen zin om naar de les te gaan, maar wou wel graag weg uit de Grote Zaal. Uiteindelijk ging de bel en haastten ze zich naar Geschiedenis van de Toverkunst.
Harry, Ron en Hermelien zochten snel hun plaatsen op. Ze legden allemaal een veer, inkt en perkament klaar.
“Kijk hoe die zwarte inkt mooi bij dat gelige perkament past,” hoorde Hermelien achter zich Padma Patil tegen haar vriendin fluisteren. Ze zaten inktspetters op het perkament te maken.
Hermelien was eigenlijk wel nieuwsgierig hoe dat eruit zou zien, en draaide haar inktpotje open.
Al snel zat iedereen vrolijk met zijn of haar veer inktspetters te maken. Natuurlijk viel het professor Kist niet op. Hij zat weer eens te neuzelen over de geschiedenis van Zweinstein. Vandaag ging het over Helga Huffelpuf.
Toen iedereen doorhad wat het onderwerp was, gingen steeds meer leerlingen opletten en aantekeningen maken. Zelfs Ron maakte enkele bewegingen die zo geïnterpreteerd konden worden.
Hermelien schudde zachtjes haar hoofd. Het was wel een hele vreemde dag.
Bij Gedaanteverwisseling leerden ze hoe ze zichzelf trekjes van een das konden krijgen. Sommigen liepen na de les nog steeds met gekleurde haren, staarten of spitsachtige snuiten rond. Niemand leek zich eraan te ergeren. Het leek zelfs ‘cool’.
Hermelien keek een beetje hulpeloos toe op dit alles. Ze wou eigenlijk alleen maar dat deze dag zo snel mogelijk voorbij was.
Na een diner van pannekoekjes met stroop, en na het huiswerk gemaakt te hebben dook ze dan ook zo snel mogelijk haar bed in.
En zo verliep de hele maand januari. Er waren overal opvallend veel dingen te vinden over Huffelpuf, subtiel, maar het was duidelijk aanwezig. Niemand leek er zich aan te ergeren. De leraren gingen gewoon vrolijk door met lesgeven, over alles wat met Huffelpuf te maken had. Bij Verzorging van Fabeldieren leerden ze hoe ze een geel/zwarte das moesten verzorgen, bij Verweer tegen de Zwarte Kunsten hoe ze zich daar tegen moesten verdedigen. Het was een eenzijdig lesprogramma, maar aan de andere kant ook wel heel verassend. Ze kwamen er allemaal achter dat Huffelpuf eigenlijk ook een heel leuke afdeling was.
Aan het einde van de maand januari verscheen het volgende artikel in de ochtendprofeet.
Het Huffelpufvirus
Door H.H.
Op Zweinstein’s Hoge School voor Hekserij en Hocus Pocus lijkt een heus ‘Huffelpufvirus’ gesignaleerd te zijn. Allerlei kinderen van de vier afdelingen hebben het virus te pakken. Het werd volgens bronnen voor het eerste gemerkt op de eerste schooldag na de vakantie. Het is niet bekend hoe het virus er is gekomen en hoe het ongedaan kan worden gedaan is ook onbekend. (…)
Ondertussen is er al een zwakkere variant gesignaleerd, in de Griffoendor vorm. Deskundigen verwachten dat, als alles volgens de logische berekeningen gaat, het na de maand april over zou zijn. Wij houden u op de hoogte. Zoals u gemerkt heeft zullen we u op de hoogte houden door deze pagina, de nieuwe Zweinstein-pagina.
Hermelien keek met een lichtelijk verbaasde blik in haar ogen de Grote Zaal rond. En inderdaad, gele en rode accenten wisselden elkaar af.
Nog drie maanden? Dat kan ik best uithouden, dacht ze. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Di Jan 22, 2008 22:45 |
|
Brieven voor Mema
De zon gaat bijna onder. Op zijn weg naar de aarde gluurt hij nog even de kamer binnen. Zijn stralen glijden bijna liefkozend van de ene hoek naar de andere. Even blijven ze rusten op de vrouw die roerloos aan een grote grenen eettafel zit en met trillende handen een rol perkament vasthoudt. De gouden stralen glijden over haar gezicht omlaag en lijkt even te treuzelen bij het perkament alsof ze afscheid nemen, om daarna de kamer te verlaten.
De roodomrande ogen van de vrouw staren naar het zegel van de afzender. X. Het liefst wil ze de rol wegstoppen, verbergen, ergens ver weg waar ze hem nooit meer tegen komt. De werkelijkheid ontvluchten.
Maar er is geen tijd om te vluchten, geen tijd om te rouwen; ze heeft verantwoordelijkheden. Bij die gedachte vermant ze zich. Ze neemt het uiteinde van het glanzende paarse lint tussen duim en wijsvinger en begint zachtjes te trekken terwijl ze ongemerkt op haar onderlip bijt.
Centimeter voor centimeter verlaat het lint de strik om het perkament totdat het uiteindelijk kronkelend boven de tafel hangt. Dan valt het van tussen haar bevende vingers als een sliert serpentine naar beneden.
Traag rolt ze het stijve perkament uit en de eerste regels van de brief worden langzaam zichtbaar. Er ontsnapt een droge snik aan haar lippen en de brief valt bovenop het paarse lint.
Als vanzelf begint het perkament weer in elkaar te rollen totdat uiteindelijk alleen de bovenste regels zichtbaar zijn.
Lieve Mema,
Als je deze brief krijgt, ben ik er niet meer en heb – De vrouw knijpt haar ogen dicht in en haalt diep adem maar kan zich er niet toe brengen de brief weer op te pakken. Dit is de laatste! De allerlaatste brief.
De onrechtvaardigheid van de situatie klauwt aan haar. Dit is niet zoals het hoort. Niet zoals het had moeten zijn. “De laatste brief had van mij moeten komen. Dit hadden mijn woorden moeten zijn,” denkt de vrouw plotseling boos.
Abrupt schuift ze de brief van zich af en staat op, de tafel met een krassend geluid een stukje naar achteren schuivend. Ze loopt naar het grote grenen dressoir en haalt uit de bovenste lade een stapeltje perkament te voorschuin dat vast gebonden is met een zelfde paars lint. Dit lint glanst niet meer en lijkt zo zacht als fluweel. Het uiteinde streelt haar huid als het over haar pols valt.
In plaats van terug te lopen naar de tafel stapt ze de gang in om onderaan de trap, met haar hoofd schuin en een geconcentreerde uitdrukking op haar gezicht, stil te staan. Ze hoort niets; hij slaapt nog. Gerustgesteld loopt ze de kamer weer in, de deur op een kier latend. Voor ze weer aan de tafel gaat zitten, pakt ze haar toverstaf en steekt wat kaarsen aan.
Voor de tweede keer die avond trekt de vrouw een paarse strik los. Ze pakt de bovenste brief en legt de rest van het stapeltje op tafel. Behoedzaam ontvouwt ze het perkament. De naden zijn dun en op sommige plaatsen zelfs kapot gegaan.
Haar blik valt op de datum. 2 september 1984. Bijna 14 jaar geleden. Ze begint te lezen en als een Tijdverdrijver brengt de brief haar terug naar het verleden.
Ze moest lachen bij het lezen van het koosnaampje boven de brief.
“Mema,” glimlachte ze naar de man die over haar schouder meelas. Het was lang geleden dat haar dochter haar zo genoemd had. In de tijd dat ze haar vader in alles nadeed en nazei. Maar Dromeda was een mondvol voor een kleuter en uit een mix met mama werd toen Mema geboren.
Snel las ze verder, benieuwd hoe Nymphadora het op haar eerste schooldag had gehad. Ze was niet echt bezorgd; Nymphadora was tenslotte erg goed in het ontwapenen van andere mensen.
O, blijkbaar had ze in de Zweinstein Express al vrienden gemaakt. Een Wemel. Ze dacht even na. Dat moest dan de tweede zoon van Arthur en Molly zijn; die was even oud als Nymphadora.
“Ze lijkt het wel naar haar zin te hebben,” klonk de stem van Ted over haar schouder. “Huffelpuf. Is dat niet die afdeling met die das?”
“WAT? Huffelpuf? Dat kan niet …” Andromeda’s ogen gleden bliksemsnel van links naar rechts over het perkament tot ze bleven steken bij die onwaarschijnlijke woorden. Haar mond zakte open, klapte weer dicht terwijl ze ongelovig haar hoofd heen en weer schudde. Ze stond op van de bank en begon geagiteerd heen en weer te lopen. Ted bekeek het verbaasd.
“Huffelpuf? O Merlijn! Ik kan het gewoon niet geloven. Ik bedoel … ik had er wel een beetje rekening meegehouden dat ze niet in Zwadderich zou komen zoals de rest van de familie maar dan toch in ieder geval in Ravenklauw. Of in Griffoendor net als Sirius … O god, ik kan het niet geloven … een Huffelpuf.”
Ted fronste zijn wenkbrauwen en keek zijn ijsberende vrouw verwonderd aan. “Zo erg is het toch niet? Het klinkt alsof ze het best naar haar zin heeft.”
“Niet zo erg?” Andromeda bleef abrupt stilstaan en keek Ted fel aan. “Er heeft nog nooit iemand uit onze familie in Huffelpuf gezeten. Nog nooit! Huffelpuf is zo … is gewoon …,” sputterde ze verontwaardigd.
“Dromeda, denk je niet dat je een beetje heftig reageert?” Ted probeerde geduldig te blijven hoewel hij vond dat zijn vrouw vrij overdreven reageerde. “Wat maakt een afdeling nou uit? Als ze het daar maar naar haar zin heeft. Bovendien, na de manier waarop je familie je behandeld heeft, zou ik verwachtte dat je blij was dat ze niet in dat Zwadderich terecht kwam.”
“Maar niet in Huffelpuf!” riep Andromeda. ”Maar hoe kun jij dat ook snappen.”
Ze rolde met haar ogen. “De afdeling waarin je terecht komt, is van groot belang. Niet alleen op school maar ook later bij een opleiding of werk. En wat heb je nu aan trouw …” en ze tekende met haar wijs- en middelvingers aanhalingstekens in de lucht, “… als je ergens wilt komen in het leven?”
Ted kreeg geen kans om te protesteren.
“En denk je dat ik zin heb om nog meer vernederd te worden door mijn zussen en zwagers?” Tranen van woede sprongen in haar ogen. Ted begreep eindelijk waar haar teleurstelling van kwam en wilde om de bank heen naar haar toe lopen. Bij het zien van zijn meelevende blik, draaide Andromeda zich echter om en stormde de kamer uit.
Het had lang, heel lang geduurd voor Andromeda zich erbij neer kon leggen, al deed ze haar uiterste best om Nymphadora niets van haar teleurstelling te laten merken.
De kaarsen worden langzaam korter terwijl Andromeda de ene brief na de andere liefdevol openvouwt. Iedere brief brengt haar weer dichter bij het heden.
Uitslagen van S.L.IJ.M.B.A.L.len en P.U.I.S.T.en. Een foto van de diploma-uitreiking met een uitbundig lachende Dora in een geel gewaad.
Gelukkig was haar meisje wel slim en dapper genoeg om in aanmerking te komen voor de Schouweropleiding, had ze destijds gedacht.
Verhalen van praktijkopdrachten en van Ministerie feestjes. De brief waarin ze eindelijk haar gevoelens voor Remus opbiechtte hoewel Andromeda dat al een poos vermoed had. De frustratie om zijn koppige houding, de angst dat haar ouders hem niet zouden accepteren en tenslotte een uitnodiging voor hun bruiloft die ze in stilte zouden vieren.
De brieven van een dolgelukkige Dora, gestuurd na de geboorte van het kind dat nu zo onschuldig en onwetend boven ligt te slapen, zitten in een ander stapeltje.
Andromeda’s herinneringen draaien rond in haar hoofd, als kringen in een vijver. Steeds groter en groter tot het water tot rust komt en er in haar hoofd enkel een beeld achter blijft van een lachende, jonge vrouw met kort, paars haar en een blond jongetje in haar armen. Een ongrijpbaar beeld. Want als ze het probeert te vangen, verdwijnt het weer in de golven van emoties.
Met gesloten ogen blijft ze even zo zitten. Dan reikt ze met trillende vingers naar de rol perkament in het midden van de tafel en begint te lezen.
Lieve Mema,
Als je deze brief krijgt dan ben ik er niet meer en heb je mijn laatste brief gekregen.
Ik kan alleen maar hopen dat Remus hem aan je gegeven heeft, want als Barnabas hem rechtstreeks aan jou heeft gestuurd, betekent dat dat Remus het ook niet overleefd heeft.
Oh Mema, ik bid dat jullie niets overkomt en dat jullie dan samen voor Teddy kunnen zorgen. Ik weet dat je je reserves naar Remus hebt maar ik houd van hem, Mema, en hij zal iemand nodig hebben. Net als jij iemand nodig hebt.
Ik zal altijd dankbaar zijn voor de tijd die we samen hebben gehad, hoe kort die ook misschien is. En ik heb nooit spijt gehad van welke keuze dan ook die ik ooit gemaakt heb.
Ik hoop met heel mijn hart dat het allemaal niet voor niets blijkt te zijn. Als we de oorlog winnen is dat het allemaal waard.
Als … als je deze brief … van Barnabas kreeg, weet ik dat je voor Teddy zult zorgen. Harry is natuurlijk zijn peetvader maar wie weet of hij … Ik bedoel, als hij de oorlog overleeft, verdient hij het om eerst eens een poosje te Leven. Zonder een nieuwe verantwoordelijkheid, al weet ik dat hij dat niet zo zou zien. Maar hij is tenslotte nog maar zeventien!
Maar Teddy … o God Mema, Teddy … De gedachte hem niet te zien opgroeien is onverdraaglijk. Elke dag denk ik aan nieuwe dingen die ik zal missen als ik het niet overleef.
Zorg dat hij zich altijd omringd met liefde zal voelen, net zoals ik dat altijd gevoeld heb, en geef hem elke avond een kus van me (ons). Ik hou van je.
Je Nymphadora.
O en Mema, Remus weet het al maar als ik begraven wordt, wil ik geen paars. Hoeveel ik ook van die kleur houd – en ja, ik weet dat jij er vroeger wel eens gek van werd – dan heb ik liever geel en zwart.
Als ik aan het volgende avontuur begin, zoals Perkamentus altijd zei, dan wil ik meenemen waar ik vandaan kom. Want als je niet trouw blijft aan jezelf en dat wat je maakt tot wie je bent, wat blijft er dan nog over?
Kus xxx Er spat een druppel op het perkament uiteen. Andromeda strijkt met de bovenkant van haar hand over haar oogleden en fluistert zacht: “Dan wordt het geel, lieverd.” |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Wo Jan 23, 2008 15:19 |
|
Heey allemaal!
Het is 23 Januari vandaag, dus we mogen weer gaan stemmen. We hebben lekker veel inzendingen, leuk dat jullie allemaal zo enthousiast meedoen aan de Huffelpuff Challenge! Hopelijk zijn er ook veel stemmers. Het is trouwens leuk als je iets hebt ingezonden om zelf ook even te stemmen.
Geef je argumenten als je stemt, deze moeten bestaan uit minstens 15 woorden. En je gaat natuurlijk niet op jezelf stemmen. Gebruik dit lijstje om te stemmen:
Citaat: | Dit is mijn 1e/2e/3e stem:
Mening: |
Het stemmen zal stoppen op 31 Januari, dan heb ik een uitslag voor jullie!
Succes met stemmen allemaal!
Heb je nog vragen/ideeën? Stuur gewoon een PB’tje. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
amytjuuuh
Lid Wikenweegschaar
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Wo Jan 23, 2008 18:21 |
|
Veel verhalen deze keer! Keuze was moeilijk, toch gemaakt!
Mijn eerste stem : 4. Eeuwig Trouw
Wauw. Sprakeloos. Het einde is zo goed beschreven! De trouw van Huffelpuf komt heel goed naar voren! Het huilen stond me nader dan het lachen. Absolute nummer 1!
Mijn tweede stem : 12. Brieven voor Mema
Het verdriet van Andromeda wordt hier heel goed beschreven. De brieven zijn goed geschreven en alles klopt. Prachtig, goede Huffelpuf en de begrafenis zou prachtig worden!
Mijn derde stem : 11. Het Huffelpufvirus
Dit is echt een orgineel verhaal! Een keertje geen miserie, een keertje vrolijkheid! Heerlijk verhaal om te lezen, eindelijk weer eens een keertje lachen! Goed verhaal! |
_________________
|
|
|
|
|
|