Welkom op Harry Potter Forum! 


Antwoord op onderwerp

Dreuzel

Avatar gebruiker

Offline
BerichtGeplaatst: ma jan 23, 2012 19:24 

Ik heb besloten om dit verhaal te schrijven omdat ik altijd opzoek ben naar fanfictions waarin de jeugd van Remus wordt beschreven en zijn jaren op Zweinstein vanuit zijn standpunt en niet vanuit die van de Marauders. Dit verhaal is geheel naar mijn visie van Remus' jeugd.
Verder is dit mijn eerste verhaal die ik ga plaatsen op een forum dus ik hoop dat jullie het leuk vinden. Tips, kritiek en andere reacties zijn welkom in het desbetreffende reactie topic!

Gepost:
Proloog (23-1-2012)
Hoofdstuk 1 (23-1-2012)
Hoofdstuk 2 (26-1-2012)


Proloog:

Op een zonnige dag in Maart viert de jonge Remus Lupos zijn 11de verjaardag. Er was niet veel bezoek, want Remus had geen vrienden, ze vonden hem maar een zielige ventje. Veel familie was er ook niet. De ouders van zijn moeder waren dood en zijn moeder was enigs kind. De broer van zijn vader was er wel, oom Sem was het. Verder waren zijn opa en oma er nog. Toch vond Remus zijn verjaardag altijd heel leuk en gezellig, ondanks het weinige bezoek dat er kwam. Zijn opa en oma waren de beste en zijn oom maakte super veel grapjes. Helaas kon Remus dit jaar niet zoveel van z’n verjaardag genieten als anders, op je 11de verjaardag kregen tovernaars altijd de brief om naar Zweinstein te gaan, maar Remus verwachtte geen brief. Hij was namelijk een weerwolf en elke maand met volle maan, moest hij die afschuwelijke transformatie ondergaan.


Laatst bijgewerkt door magic_twins op do jan 26, 2012 11:43, in totaal 2 keer bewerkt.

 Profiel  

Dreuzel

Avatar gebruiker

Offline
BerichtGeplaatst: ma jan 23, 2012 19:49 

Door een reactie van Zvatochna aangepast en hopelijk wordt het zo leuker voor de lezer!

Hoofdstuk 1: De verjaardag
*piep piep piep piep* Het was 7 uur ’s ochtends en de wekker op Remus’ slaapkamer ging af. Slaperig opent hij zijn ogen en slaat op zijn wekker. Hij draait zich nog een keer om en valt weer in slaap. Hij heeft een mooie droom.
Remus loopt door de gangen van Zweinstein. Hij komt net uit de bootjes en hij volgt professor Slakhoorn door de gangen. Hij kijkt zijn ogen uit. Overal hangen bewegende schilderijen, de hal is zo groot dat hij het plafond amper kan zien. Aan zijn linkerkant zijn twee grote deuren en aan de rechterkant is een trap. Remus kijkt terug naar de schilderijen aan de muur. Hij vindt ze fascinerend. Als hij terug kijkt naar de trappen staan ze anders als daarvoor, hij heeft echter niet veel tijd om er over na te denken, want professor Slakhoorn gaat hun voor door de deuren. Ze komen in een grote ruimte, waar allemaal leerlingen zitten. Remus voelt zijn knieën knikken en wordt onwijs zenuwachtig. Hij gaat steeds langzamer lopen. Hij kijkt de lange tafels af waar alle ouderejaars aanzitten. Iedereen kijkt naar de eerste jaars. Dan opeens hoort Remus een vrouw praten...
*piep piep piep piep* daar gaat de wekker weer. 'Nu moet ik toch echt opstaan' denkt Remus en met moeite stapt hij uit bed en trekt hij zijn sloffen aan. Langzaam loopt hij naar de hoek waar zijn kledingkast staat. Op zijn kledingkast hangt een kalander. 'Nog 4 dagen tot volle maan. Ooow nee, hĂš...' Remus bekijkt de kalender nog eens goed. 'Ik wordt 11' Hij kijkt beteuterd in de spiegel naast de kalander. 'Ik zal nooit naar Zweinstein toe kunnen. Een weerwolf laten ze nooit toe tot Zweinstein. Die brief kan ik vandaag wel vergeten.' Zijn humeur wordt er niet beter op. Hij trekt de kledingkast open, pakt zijn zwarte lievelingsshirt met een rode tribal print erop en een spijkerbroek. Hij loopt terug naar zijn bed en legt zijn kleren erop. Langzaam kleed hij zich om. Als hij zijn kleren aan heeft komt zijn moeder de kamer op. Zijn moeder is best klein en heeft lang zwart haar, met bruine ogen. Remus heeft haar ogen ge-erft.
"Kop op, Remus, niet zo verdrietig. Het is je verjaardag" zegt zijn moeder, die ziet dat Remus beteurd is. Ze loopt naar zijn raam en maakt de gordijnen open. "Ik weet wat je dwars zit. Je krijgt heus wel een brief. Ik weet het zeker. Anders wil ik je alle toverkunst leren die je maar leren wilt. Verder kun je in de dreuzelwereld ook genoeg spannende dingen doen"
Hier vrolijkte Remus heel wat van op en liep vrolijk naar beneden voor het ontbijt. Toen hij in de kleine keuken stond zag hij dat op de keukentafel 2 cadeautjes voor hem lagen! Hij pakte de cadeautjes uit en er zaten twee toverleesboeken in. Helaas kon het niet eeuwig duren voordat de school begon en had je op je verjaardag ook niet vrij. Dus moest Remus net als iedere dag, ook deze dinsdag, naar school.

Chagrijnig opende Remus de achterdeur van het huis en liep hij de keuken in. Het zou ook nooit veranderen bij die dreuzels, ze moesten hem altijd pesten, zelf op zijn verjaardag! Hij liep door naar de grote kamer, waarin een grote eettafel, twee banken, drie stoelen, een salontafel en een tv stond. Daar zag hij een hele grote verjaardagstaart en zijn oom Sem was er al, hij zat naast Remus' vader op de bank.
Remus' vader was een lange man. Hij was bijna twee hoofden groter dan zijn moeder. Hij had lange donker blonde haren. Hij was remus' grote voorbeeld.
Oom Sem was ongeveer even lang als zijn vader en hij had licht blonde haren. Oom Sem was de grapjas van de familie en Remus vond hem een geweldige oom.
“Daar is mij jarige lievelingsneef!” riep oom Sem door de kamer.
Remus was zijn pestbui meteen vergeten en sprong bij zijn oom in de armen.
“Kijk eens wat ik voor je heb meegenomen” zei oom Sem en hij pakte een groot verjaardagscadeau en een kleine envelop. “Je moet eerst het cadeau openen.”
Remus trok het papier weg en hij geloofde zijn ogen niet. In het pakje zat een toverschaakspel met bord, maar dat was niet het enigste. Hij had een uil in kooi. Zijn oom had die uil natuurlijk pas van de wegisweg gehaald.
“En nu mag je de envelop open maken” zei zijn oom.
Met trillende handen opent Remus de envelop. Langzaam haalt hij het papier tevoorschijn en ziet hij het logo van Zweinstein. 'Zou het toch niet' schoot het door zijn hoofd. Zin voor zin las hij de brief door en sprong een gat in de lucht.
“Nou lees eens voor” zei zijn vader.

Remus begon te lezen:
“Geachte heer Lupos,
Ten eerste wens ik jou een hele fijne verjaardag toe en wil ik je verrassen met een speciaal verjaardagscadeautje. Waarschijnlijk heb je zojuist deze brief gekregen van professor Lupos, voor jou beter bekend als oom Sem. Jou oom heeft mij verteld dat je bang bent dat je nooit naar Zweinstein zou mogen komen en daarom heb ik samen met jou oom een plan bedacht. Je oom weet namelijk hoe graag jij naar Zweinstein wilt. Daarom wil ik jou en je ouders uitnodigen om maandag 26 maart aanstaande naar Zweinstein te komen om het plan door te spreken en wil ik je van harte uitnodigen om 1 september a.s. de Zweinsteinexpress te nemen op perron 9 om deel te nemen aan de vakken op Zweinsteins hogeschool voor hekserij en hocus pocus.
Hoogachtend,
Albus Perkamentus”


“Professor Perkamentus heeft deze brief speciaal voor jou geschreven. Ik heb hem jou standpunt uitgelegd en hij vond dat zo’n goede jonge naar Zweinstein moest komen, of het nou een weerwolf was of niet” legde oom Sem uit.
“Je bent geweldig oom Sem!” was het enigste wat Remus uit kon brengen.
Hij was dolblij en zodra zijn opa en oma kwamen was de brief het eerste wat ze te zien kregen. Remus was dolgelukkig en hij kon niet wachten tot 1 september.


 Profiel  

Dreuzel

Avatar gebruiker

Offline
BerichtGeplaatst: do jan 26, 2012 11:42 

@ Zvatochna, bedankt voor je reactie! Ik heb 't hoofdstuk aangepast

Zo weer een hoofdstuk af. Vond het toch wel tijd om hem te posten.

Hoofdstuk 2: Op naar professor Perkamentus
De dagen na zijn verjaardag was Remus dolgelukkig. Hij telde de dagen af tot 1 september, ook al duurde dat nog 6 maanden. Eerst kwam dat gesprek met professor Perkamentus nog. Remus kreeg al knikkende knieĂ«n als hij er aan dacht. Hij hoopte dat hij niet flauw zou vallen. Zijn rustgevende gedachte was: ‘gelukkig is oom Sem bij het gesprek, hij kan professor Perkamentus.’ De avond voor het gesprek kon Remus niet slapen. Hij lag te draaien en te woelen in zijn bed, maar hij viel niet in slaap. Hij keek eens op zijn wekker. 22:00 uur gaf die aan. ‘Straks slaap ik morgen tijdens het gesprek bij professor Perkamentus’ schoot het door zijn hoofd. Hij besloot om even wat water te gaan drinken in de keuken. Hij sloeg zijn dekens weg, schoot in zijn sloffen, maakte zijn slaapkamerdeur open, maar toen hoorde hij een rinkelend geluid van onder afkomen. Hij stond stil. ‘Inbrekers!’ hij sloeg rechts de gang in, in plaats van links naar de trap en hij nam de tweede deur links. De eerste was voor de badkamer. Hij maakte de deur open en zag zijn ouders in bed liggen.
“Mam, pap” fluisterde Remus en hij schudde aan de dekens van zijn moeder. “Mam, pap, wakker worden. Ik hoor inbrekers.” Weer geen gehoord. “Mam. Pap” nu wat harder en zijn moeder schoot wakker.
“Remus, hoor jij niet te slapen? Het is al half 11. Je moet morgen fit zijn” verweet zijn moeder hem.
“Ik hoor inbrekers onder.” Zonder acht te slaan op zijn moeder liep hij weg, nu wel op weg naar onder. Er moest toch iets aan gedaan worden. Zijn moeder volgde hem. Remus kreeg de kriebels in zijn maag als hij eraan dacht als hij het op moest nemen tegen een volwassen man. Remus was onderaan de trap, hij stond in de gang, maar hij zag niets, geen inbreker te zien.
“Remus wacht even” dit was zijn vader, die achter hem en zijn moeder aankwam. Ze hoorde geluid achter de deur van de woonkamer en Remus’ vader liep erop af. Hij maakte de deur open en Remus uil vloog uit de deur. Remus schrok zich kapot, omdat hij had verwacht dat er persoon uit zou komen, maar geen uil.
“Wiing, kom hier!” riep Remus en SnowWiing vloog naar zijn schouder. Remus had besloten dat SnowWiing een toepasselijke naam voor zijn uil was, het was namelijk een mooie witte sneeuwuil, als afkorting gebruikte Remus Wiing.
“En nu vlieg jij naar bed” Remus’ moeder duwde hem richting de trap. Langzaam liep Remus de trap op, nam de eerste deur rechts en stopte Wiing in zijn kooi. Daarna liep hij naar zijn bed en kroop onder de dekens. Hij keek op zijn wekker. Het was al 23:00 uur. Remus viel vrij snel in slaap en hij droomde over het gesprek bij Perkamentus.
“Jij moet Remus zijn” Remus schrok zich kapot. Achter hem stond een lange man, met een lange blonde baard en lange blonde haren.
“J-Ja dat ben ik” stotterde Remus en hij keek verlegen richting oom Sem.
“Dit is professor Perkamentus, Remus, hij heeft ervoor gezorgd dat jij hier kunt komen studeren” Oom Sem keek Remus aan en zag Remus’ gezicht opklaren.
“Als jullie even meelopen naar mij kantoor.” Perkamentus liep weg en Remus volgde hem met zijn ouders en oom Sem. Onderweg liepen er verscheidende leerlingen voorbij. Ze keken nieuwschierig naar de stoet, sommige mensen maakte opmerkingen maar dit waren voornamelijk leerlingen met groen/zilvere das en logo, maar zodra ze Perkamentus zagen waren ze stil. Uiteindelijk kwamen ze bij een groot standbeeld. Perkamentus zei wat en er verscheen een trap die ze met z’n alle opliepen. Daar gingen ze zitten.

“Remus opstaan!” Remus knipperde met zijn ogen en zag een paar bruine ogen. Hij knipperde nog eens en zag zijn moeder naast het bed staan. “Je moet opstaan, Jongen, we gaan zo naar Zweinstein. Je hebt door je wekker heen geslapen.”
Remus keek naar zijn wekker. Het was 9:00 uur. Om 10:00 moesten ze bij professor Perkamentus zijn. Remus sprong uit zijn bed, trok kleren uit zijn kast en trok ze aan. Hij rende naar onder en at snel een ontbijtje. Toen liep hij naar de badkamer, poetste zijn tanden en deed zijn haren goed. Hij was klaar. Het was half 10.
“Kom Remus dan gaan we naar oom Sem.” Zijn vader liep al naar het haardvuur. Remus liep erachter aan. “Ga jij maar eerst, Remus” Remus pakte wat brandstof en ging in de haard staan. “Oom Sem’s kantoor, Zweinstein” zei Remus en hij tolde weg. Remus stapte uit de haard en vloog oom Sem om de nek, die al in zijn kantoor had zitten wachten.
“Hey Remus, klaar voor het grote gesprek?” Voordat Remus antwoord kon geven kwamen zijn ouders al uit de haard. “Kom dan gaan we naar professor Perkamentus” zei oom Sem met een half oog op Remus. Remus liep met knikkende knieĂ«n achter zijn ouders aan. ‘Nu is er geen weg meer terug’ schoot het door zijn hoofd. Ze liepen een trap op, dan een gang door, dan weer een trap op, weer een gang door, een trap naar onder, een gang door
 Remus was de weg allang kwijt en was blij dat oom Sem de weg door het kasteel wist. Hij ging maar genieten van de lange tocht door het kasteel, hij keek naar alle bewegende schilderijen, na de leerlingen, de docenten, ze kwamen zelfs voorbij de bibliotheek. Remus vond de bieb waanzinnig groot en kon niet wachten om daar informatie op te gaan zoeken. Uiteindelijk stonden ze stil voor een groot standbeeld.
“Knalbonbons” zei oom Sem en het standbeeld ging opzij zodat er een trap tevoorschijn kwam. Oom Sem liep de trap op en Remus volgde hem. Het was een lange trap en Remus hoopte dat dit de laatste trap was. Eenmaal boven klopte oom Sem op de deur.
“Binnen” klonk een stem aan de andere kant en oom Sem liep door de deur. Hij liet Remus en zijn ouders binnenstappen en sloot de deur weer. Remus keek om zich heen. Het was een groot kantoor. Aan de muren hingen schilderijen van personen. Langs de deur waardoor ze naar binnen waren gekomen stond een tafeltje met zilveren instrumenten. Rechts aan de zijkant van de kamer, was een trap omhoog, die leidde naar een bovenverdieping, die zo te zien een privĂ©bibliotheek was. Naast de trap zat een vogel op een stok, het was een Feniks, dat zag Remus zo, hij vond Feniksen erg mooi. Naast de Feniks stond een bureau. Het bureau stond ongeveer in het midden van de kamer. Daarachter zat een man met een lange blonde baard en lange blonde haren. Hij had een halvemaanbrilletje op het puntje van zijn neus staan.
“Hoi Remus, ga zitten jongen” zei de man. Remus keek om zich heen en zag dat zijn ouders al op een stoel zaten, die waren kennelijk al vaker hier geweest. Remus ging snel naast zijn vader zitten en mompelde de man een groet toe.
“Ik ben professor Perkamentus” ‘Dat was dus professor Perkamentus’ was zijn gedachte. “Ik zal maar meteen ter zake komen. Toen Sem naar me toe kwam met de mededeling dat Remus zo graag naar Zweinstein wou komen, maar dat hij een weerwolf was. Had ik zoiets van wat moet ik ermee. Ik kan moeilijk een weerwolf toelaten op Zweinstein, maar ik kan ook geen onschuldig jongetje het verbieden om naar Zweinstein te komen. Je had zeker gedacht dat je nooit naar Zweinstein zou mogen?” Die laatste vraag was gericht op Remus, die knikte onzeker, alsof hij als nog te horen zou krijgen dat hij niet naar Zweinstein zou mogen komen. “Jou oom heeft me echter alles over je verteld. Je karakter, je onschuldigheid, alles. Toe ik dit wist kon moest ik je wel toelaten tot Zweinstein. Echter voordat we jou konden mededelen dat je naar Zweinstein mocht komen, moesten we hier in en rondom Zweinstein van alles regelen voor je komst. Zo wordt in Zweinsveld een huisje gebouwd. Daarover gaan we het gerucht verspreiden dat er spoken inzitten en dat de mensen er niet te dicht in de buurt mogen komen. Verder komt hier op het terrein een beukwilg te staan. Onder die beukwilg komt een ingang naar het huisje. Jij gaat een paar dagen voor je transformatie samen met de schoolheler, naar de ingang, zodat je veilig bent als de transformatie begint. Begrijp je dat?” Weer knikte Remus, dat was veel informatie die hij kreeg en al die aanpassingen speciaal voor hem dat hij naar Zweinstein kon komen. Remus was dolgelukkig. Zo werd alles even goed doorgesproken en Remus kon niet wachten tot 1 september. Het was ondertussen al avond en tijd om te gaan eten. Professor Perkamentus bood aan om op Zweinstein te eten en meneer en mevrouw Lupos accepteerde dat aanbod. Zo liepen ze met z’n vijven richting de grote zaal. Remus had het idee alsof hij nooit de weg door het kasteel zou kunnen onthouden. Hij had voor zijn gevoel wel duizenden trappen op en af gelopen en honderden gangen doorgewandeld voordat ze eindelijk bij een grote deur waren.
“Je moet niet teveel op de leerlingen letten, die zijn het niet gewend als er mensen blijven eten. Ga jij maar gezellig naast je oom zitten, dan bespreek ik nog wat kleine dingetjes met je ouders” Dus Remus volgde zijn oom naar een grote lange tafel voorin de zaal, aangezien je achteraan binnenkwam. De leerlingen keken raar naar Remus en begonnen te fluisteren met elkaar. Remus dacht ergens op te vangen dat ze dachten dat hij de zoon van oom Sem was. Omdat iedereen het over hem had voelde Remus nogal ongemakkelijk en ging snel op zijn plaats zitten. Pas toen hij zat voelde hij zich weer een beetje op zijn gemak en ging om zich heen kijken en nam de zaal in zich op. Hij zag 4 lange tafel met in totaal wel meer dan duizend leerlingen, die zaten allemaal te eten en sommige keken nog zijn richting uit. Toen keek hij naar de mensen aan de tafel waar hij aan zat. Het waren allemaal volwassenen.
“Daar, aan de andere kant van de tafel, dat is professor Slakhoorn, hij geeft toverdranken” Oom Sem had door waar hij naar zat te kijken. “Daarnaast zit professor Varicosus, zij geeft verzorging van fabeldieren. Dan krijg je professor Anderling, zij is nieuw sinds dit jaar en geeft gedaanteverandering” Zo ging oom Sem elke leraar af. In het midden zat normaal gesproken professor Perkamentus. De reus aan tafel was Hagrid, hij was terreinknecht. Zo had elke docent een vaste plaats aan de lange tafel. De tafels die voor hem stonden waren ieder voor een afdeling. Links was Griffoendor, daarnaast Huffelpus, dan Raveklauw en als laatste Zwadderich. Remus vond het een prachtig gebouw. Met name het plafond vond hij mooi, dat hij de buitenlucht zag, het was ook erg ideaal voor hem, dan zag hij namelijk volle maan aankomen. Helaas duurde deze mooie dag te kort, zoals alle mooie dagen en brak het moment aan dat Remus terug naar huis moest. Ze liepen met oom Sem mee naar zijn kantoor en vandaar uit gingen ze met brandstof naar huis. Deze dag zou nog lang in Remus’ geheugen zitten!


 Profiel  

Dreuzel

Avatar gebruiker

Offline
BerichtGeplaatst: zo feb 12, 2012 14:12 

Geen reacties :( toch maar weer een stukje gepost...


Hoofdstuk 3: 1 September (deel 1)
De weken erna vlogen voorbij. Remus had een tweestrijd met zichzelf. Hij had super veel zin om te gaan studeren aan Zweinstein, maar aan de andere kant was hij bang dat hij altijd alleen zou blijven, dat hij geen vrienden zou maken en als hij die had dan zouden ze toch wel weer weggaan als ze te weten kwamen dat hij een weerwolf was.
Ondertussen was het al Augustus.
“Mama, gaan we naar de wegisweg?” Een ongeduldige Remus trok bij zijn moeder aan de mouw. Hij wou heel graag zijn toverspullen kopen en het was al bijna September dus hij moest zijn spullen snel halen.
“Rustis liefje, morgen komt oom Sem en dan mag je met hem naar de wegisweg.” Mevrouw Lupos had het wel een beetje gehad met Remus zijn ongeduld om naar de wegisweg te gaan en naar Zweinstein en had Sem een brief gestuurd om hem te vragen of hij met Remus naar de wegisweg kon gaan. Sem had toevallig morgen tijd dus zou hij morgen met Remus weggaan. Dan had zij en haar man ook even rust.
Remus sprong een gat in de lucht toen hij hoorde dat oom Sem mee ging naar de wegisweg. Hij was altijd dol op oom Sem, misschien zou oom Sem hem dan wel weer een tof verhaal over Zweinstein vertellen.
“Kom Remus we gaan eten” zijn moeder stond op uit de stoel waar ze in had zitten lezen totdat Remus haar stoorde en liep door de opening in de muur naar de keuken. Remus had niet zo’n honger en keek eerst nog even rond. Hij vond de kamer mooi en hij kon er vaak naar kijken. Als hij recht vooruit keek, keek hij door het grote raam en zag hij de kinderen op het pleintje voor hun huis spelen. Links naast het raam zat een hoek en dan kreeg je een lange muur met allemaal foto’s. Dan kreeg je weer een hoek, daar zat de deur naar de gang, dan weer een hoek. Daar was eerst een stukje lege muur en dan kreeg je de tv. Voor de tv stond de bank en twee stoelen. Dan weer een hoek. In die muur zat de opening naar de keuken. Dan weer een hoek en dan kreeg je een kale muur. Op die muur hingen vroeger de tekeningen van Remus die hij voor zijn ouders had gemaakt, maar nu tekent Remus niet meer zoveel. Ook hing er een prikbord op die muur. Daar stonden alle belangrijke dingen op die ze moesten weten.
“Remus kom je nog het eten wordt koud!” Remus stond toch maar op van de bank. Als zijn vader riep kon je maar beter opschieten. Hij loopt langzaam naar de keuken en pakte een kippenpootje. De keuken was niet zo groot. In het midden stond een tafel en achterin de keuken stond het fornuis met daarnaast de koelkast. Tegen de muur rechts zat het aanrecht.
Na het eten stond Remus vader op, liep naar de kamer, plofte in een stoel en pakte de krant. Remus moeder ging afwassen en Remus die ging maar tv kijken. Ze waren goed ingeburgerd in de dreuzelwereld, daarom hadden ze ook dreuzelapparatuur in huis.
Zijn moeder was klaar met de afwas en kwam naast Remus zitten en samen keken ze de film af.
“Remus ga je slapen? Het is al 22:00 uur!” zei zijn moeder toen de film was afgelopen.
“Ik ga al” was het mompelende antwoord en Remus liep naar boven.
“Oom Sem is morgen om 9:00 uur hier, zorg dat je dan klaar staat!” riep zijn moeder hem nog achterna.


 Profiel  
Geef de volgende berichten weer:  Sorteer op  
Antwoord op onderwerp  [ 4 berichten ] 


Keer terug naar Fan Fictions
Ga naar:  


Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers. en 3 gasten

cron

Powered by phpBB :: FI Theme