Poll :: wat vind je van mijn vervolgverhaal? |
fantastisch!!doe vlug door |
|
85% |
[ 23 ] |
wel leuk, maar je eerste verhaal was mooier |
|
7% |
[ 2 ] |
doe geen moeite meer en stop gewoon |
|
7% |
[ 2 ] |
|
Totaal aantal stemmen : 27 |
|
Auteur |
Bericht |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Vr Jan 28, 2005 14:56 |
 |
hoi allemaal,
ik heb dus een vervolgje gemaakt op mijn vorige verhaal; Harry Potter in zijn laatste jaar op Zweinstein.
ik was eerst van plan even langer te wachten met plaatsen tot ik wat verder was met mijn verhaal, maar op aandringen van enkele lezers heb ik toch maar al geplaatst
voor de mensen die mijn eerste verhaal niet hebben gelezen zal ik een korte proloog nog geven:
In een laatste strijd tegen Voldemort slaagt Harry erin Voldemort te doden, maar legt zelf ook het loodje neer. zijn vrienden hebben veel verdriet, maar intussen zijn ze al 5 jaar verder. het enige wat ze nog hebben zijn herinneringen aan Harry.... maar daar komt vlug verandering in...
hier is het eerste hoofdstuk;
Hoofdstuk 1: een nieuwe kans.
Maar wat is leven en wat is dood?
Harry viel zag een licht aan de horizon, een licht dat heel helder was, zo helder dat het hem bijna verblindde en toen zag hij het; de gezichten van zijn ouders. Ze zouden Harry warm ontvangen, hij liep zo snel als hij kon naar ze toe. Maar zijn ouders verroerde zich niet. Harry hoorde enkel nog deze woorden terwijl zijn moeder haar armen spreiden:
“Rust in mijn woorden,
leef verder in mijn ziel,
Ga verder Harry, mijn jongen,Je kunt het nog aan,
zorg dat je dit leven niet verliest.”
Harry zag een dieprode gloed voor zich op dat moment en zijn ogen begonnen pijnlijk te prikken. Hij werd wakker.
“Auw!” zei hij hardop terwijl hij pijnlijk tegen iets opbotste. Hij zag ook niks, maar wist zeker dat hij zijn ogen open had. Hij was toch niet blind geworden door dat licht zeker? Harry voelde paniek in zich opkomen. Waar was hij? Wat was er gebeurd? Hij probeerde alles te overlopen en zag de dingen die de afgelopen 24 uur gebeurd waren als een film aan hem voorbij gaan. Zijn moeder, hij lag in de slaapzaal, toen de dooddoeners, ze namen Ron en Hermelien mee…. Ron en Hermelien! Waar waren ze? Hij was zo in de war. Harry dwong zichzelf om verder na te denken. En wat toen? Hij was in een kamer met Voldemort, ze waren aan het duelleren en toen…toen versloeg hij Voldemort! Ja, Voldemort was dood, dat wist hij zeker. Maar was hij dat niet? Hij had zijn ouders gezien en, zelfs afscheid genomen van zijn vrienden. Hoe kon hij dan hier zijn? Toen voelde Harry ineens een knijpend gevoel in zijn keel. Hij realiseerde zich iets. Hij dacht dat hij dood was, maar hij was dat niet… wat als iedereen nu dacht dat hij dood was? Dan was hij nu…levend begraven! Harry voelde zijn hart aan een sneltempo kloppen en hij begon verwoed te kloppen in de kist waarin hij zat. Hij zat zo nauw, hij kon niet rechtop zitten en begon verwoed te kloppen aan de wanden. Hij begon ook verwilderd te roepen, maar wat had het voor nut? Niemand zou hem horen. Hij lag vast meters diep… Nu lag hij hier. Wat moest hij nu doen? Hij had niet eens zijn toverstaf. Hij voelde zich beklemd, hij wilde het uitschreeuwen en dat deed hij ook. En op dat moment gebeurde er iets merkwaardigs. Hij schreeuwde luid, maar toch klonk het niet schel, het was net alsof zijn oren ineens dicht waren, zodat hij een gedempt geluid hoorde. En ineens zag hij licht, licht van de zon! Hij was eruit geraakt! Zijn kist kraakte langs alle kanten en er was nu een grotere opening vrij waardoor hij kon gaan. Maar wat nu te doen?
Hij was ergens waar hij nog nooit was geweest. Het was een kerkhof, dat was duidelijk, maar het kwam hem niet bekend voor. Hij geraakte licht in paniek. Hoe moest hij hier nu wegraken als hij niet eens wist waar hij was? Hoe moest hij Ron en Hermelien vinden? Hij keek naar de plek waar hij juist was uitgevlucht. Het was best eng om zijn eigen grafsteen te zien, vond Harry. Hij keek naar het opschrift;
Harry Potter,
Geliefde vriend en zoon
1980-1998
Er waren ook nog bloemen zichtbaar, maar die waren nu totaal vernield door de klap. En naast zijn graf,…. het graf van zijn ouders. Harry liet zich op zijn knieën zakken. Het pakte hem, het was de eerste dat hij het zag. En toen kwamen de vragen weer. Waarom was hij niet dood? Hij had zijn ouders gezien, waarom bleef hij niet gewoon bij hem? Hoe kon hij nu toch leven, terwijl ze overduidelijk dachten dat hij dood was? Waarom…. Maar zijn gedachten werden verstoord door een gesmoorde kreet.
‘OOOO nee!! Wat is er hier gebeurd?’
Harry stond verschrikt op en vroeg zich af wat voor een smoesje hij nu weer moest verzinnen.
‘Wel, euh,’ stamelde hij, maar hij hoefde zijn zin niet af te maken. Het meisje praatte over hem heen.
‘Dit graf is helemaal verwoest! Vast weer die vandalen van uit de wijk, nu gaan ze toch echt te ver! Dit moet zo erg zijn voor de familie van degene die in dit graf ligt!’ ze keek onzeker naar Harry.
‘Is het toevallig familie van je?’ Vroeg ze voorzichtig.
’Euhm, nee.’ zei Harry maar. Het zou te gek zijn om te zeggen dat het zijn graf was, dus zweeg hij wijselijk.
‘Die wat ernaast liggen zijn die van mijn ouders.’ Voegde hij er maar aan toe, voor het geval dat het meisje zich zou afvragen wat hij er deed.
‘O, wat erg voor je!’ Zei het meisje.
‘Die zijn toch ook niet beschadigd hè?’
‘Neenee, die zijn ok.’
Het meisje keek onderzoekend naar het graf en had zelf bloemen bij. Zou ze van plan zijn geweest bloemen bij hem te leggen? Harry had haar nog nooit gezien. Ze moest wel rond zijn leeftijd liggen, ze zag er hoogstens een jaar of 19 uit. Zou ze misschien ook op Zweinstein hebben gezeten?
‘Kende jij misschien de persoon van wie dat graf was?’ Vroeg hij voorzichtig.
‘O nee,’ zei het meisje, ‘ik kom gewoon bloemen leggen bij mijn neefje.’ Zei ze verdrietig.
‘O,’ zei Harry ‘het spijt me.’
Het meisje zette een waterige glimlach op en Harry had erg met haar te doen. Ze leek verdriet te hebben, ze had oude kleren aan en zag er erg vermoeid uit.
‘Dat is niks.’ Zei ze en ze liep een paar stappen verder naar een klein, herkenbaar kindergrafje.
‘Hij was maar 3jaar zei ze triest. Hij is een week geleden vermoord door,… nou je weet wel, dat vreselijke ding. Harry had eigenlijk geen flauw idee wat ze bedoelde, maar knikte maar. Het meisje legde haar bloemen neer en wendde zich weer tot Harry.
‘Hij plukte altijd kleine margrietjes voor mij als hij er in de tuin zag groeien. Ik denk wel dat hij het leuk vind als ik die ook bij hem leg..’ zei ze en ze slikte moeizaam, je zag haar vermoeide ogen glanzen. Harry voelde zich een beetje onwennig en schuifelde wat met zijn voeten. Wist hij maar of het meisje een heks was of niet, dan kon hij haar misschien om hulp vragen.
‘Ben jij eigenlijk wel van hier?’ Vroeg het meisje voorzichtig.
‘Ik bedoel, ik heb je hier nog nooit gezien, ben je misschien ook gevlucht?’
‘Nee,’ zei Harry die dat nogal een rare vraag vond. ‘Ik wilde gewoon het graf van mijn ouders eens bezoeken.’ loog hij vlug. Het meisje keek nog eens naar de graven van zijn ouders. Gelukkig kon je de afbeelding van zijn graf niet meer zien, die was totaal verwoest en het meisje zou zich wel vragen stellen moest ze het gezicht van Harry zien op een graf terwijl hij leefde.
‘Lily en James Potter fluisterde ze.’ En ze keek toen weer terug naar Harry. ‘Dan heet je met je achternaam Potter.’ Vroeg ze aan Harry. Harry knikte. ‘Ik ben Harry Potter.’ Zei hij tegen haar. Het meisje keek een beetje doorzoekend naar Harry en even dacht Harry dat ze misschien toch een heks was, omdat ze zijn naam precies herkende, maar dat veranderde toen ze zei; ‘Ik heb die naam precies ooit al eens gehoord, maar vraag me niet van waar.’
Harry liet even zijn schouders zakken. Ze was toch geen heks.
Ze glimlachte toen even en stak toen haar hand uit.
‘Wel Harry Potter, ik ben Lelia, Lelia Démonte.’ En ze schudde Harry’s hand.
‘Nou,’ zei Lelia toen ze Harry’s hand losliet, ‘Vanwaar kom je dan?’
‘Wel,’ zei Harry twijfelend, ‘Oorspronkelijk woonde ik in Klein Zaniken,’ zei hij tegen haar, ‘Maar ik ben niet van plan terug daar naartoe te gaan.’ Zei hij er nog vlug bij.
‘Ik moet-‘ hij stopte even met praten en keek naar een verbaasde Lelia.
‘Je moet wat?’ Vroeg ze vriendelijk en toch een tikkeltje nieuwsgierig.
‘Nou, ik moet mijn vrienden vinden, maar ik weet niet waar ze te vinden.’ Zei hij uiteindelijk.
‘Wel, misschien kan ik je wel helpen.’ Zei Lelia. ‘Wie zijn je vrienden?’
‘Ron Wemel en Hermelien Griffel.’ Zei Harry opgelucht, misschien zou hij ze vinden met de hulp van Lelia, maar de kans was klein. Lelia zou ze vast niet kennen als ze een dreuzel was.
‘Wemel?’ vroeg Lelia met een opgetrokken wenkbrauw.
‘Wat? Ken je ze misschien?’ vroeg Harry smekend.
‘Wat raar dat je dat zegt!’ zei ze fronsend.
‘Hoezo?’ vroeg Harry.
‘Nou, er is 2weken geleden een gezinnetje naar hier verhuist en ze heten Wemel.’
‘Dat meen je niet?!!’ zei Harry overgelukkig.
‘Jawel.’ Zei Lelia glimlachend waardoor haar donkerbruine ogen ook mee lachten. ‘Ze wonen een eindje verderop.
Harry kon het amper geloven maar stelde zich toch vragen. Waarom zouden Ron zijn ouders verhuisd zijn? Waarom zouden ze het nest verlaten? En gezinnetje zei Lelia. De Wemels hadden nog 4kinderen in huis!’
‘Euhm, Lelia, hoe zagen die mensen eruit?’ vroeg hij aan haar.
‘Nou, ik heb alleen de vader gezien. Hij had rood haar, dat is het enige wat me opviel.
Harry’s hart maakte een sprongetje van opluchting. Het zouden dan toch de echte Wemels zijn. Fred en George zouden intussen wel verhuist zijn naar hun winkel ofzo.
‘Wil je dat ik je er naartoe breng?’ Vroeg Lelia beleefd aan hem.
‘Ja graag!’ Zei Harry opgewekt. Ron zou vast de schrik van zijn leven krijgen.
Lelia glimlachte en ze vertrokken samen op weg naar de Wemels.
reacties zijn altijd welkom!!  |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Za Jan 29, 2005 12:57 |
 |
bedankt voor alle toffe reacties!! hier is het volgende hoofdstuk;
Hoofdstuk 2: Verwarring.
Harry schrok ligt toen ze het kerkhof achter zich lieten liggen. De straten van dit dorpje lagen er heel verlaten en stil uit. Het was net alsof ze in een spookstad aan het rondwandelen waren. Lelia zag hem zo een verbaasd gezicht trekken.
‘Ja, niemand durft buiten te komen.’ Zuchtte ze.
‘Was dat dan niet zo in jouw dorp?’
‘Nou, niet de laatste keer dat ik daar was.’ Antwoordde Harry haar vraag. Maar aan de andere kant was hij al meer dan een jaar niet meer bij de Duffelingen geweest. Althans, dat dacht hij toch…
Ze liepen 3straten verder en de huisjes lagen er maar vervallen bij. Je kon zien dat het ooit een mooi dorpje was geweest, maar door de een of andere manier was het heel verkommerd.
‘Hoe komt het eigenlijk dat je je vrienden kwijt bent?’ Vroeg Lelia na een lange stilte.
‘Wel-eh’ hoe ging hij dat nu weer uitleggen? Dacht hij verwoed.
‘Nou, we zijn afgestudeerd en sindsdien hebben we niet zoveel contact meer.’ loog hij maar.
‘Ah, je wilt de draad weer oppikken dus.’ Knikte Lelia instemmend met hem mee.
‘Ja, zoiets.’ Zei Harry en hij keek naar de grond. Hij vond het niet mooi van zichzelf dat hij zo loog tegen Lelia, maar hij had geen andere keuze. Ze was een dreuzel en ze zou hem vast niet eens geloven al sprak hij nog de waarheid. Ze kwamen ten langen leste aan bij een klein, gezellig ziend huisje, al zag je wel dat het harde tijden had meegemaakt.
‘Nou, hier is het.’ Zei Lelia een beetje teneergeslagen.
‘Aha.’ Zei Harry en hij voelde de adrialine in zijn oren kloppen. ‘Je weet toch zeker dat het de Wemels zijn hè?’ vroeg hij nog eens voor de zekerheid.
‘Jaja, 100%.’ Zei Lelia.
‘Nou, heel erg bedankt dan.’ Zei Harry maar in de hoop dat Lelia door zou gaan. Ze vond haar wel een heel sympathiek meisje, maar hij moest Ron kunnen uitleggen wat er gebeurd was en met haar erbij zou dat heel moeilijk gaan.
‘Dat is graag gedaan.’ Zei ze en ze sloeg haar lang golvend haar achter haar schouders. Ik ben al blij dat ik nog eens met iemand heb kunnen praten. Deze dagen vertrouwt niemand je nog als je hem nog nooit eerder gesproken hebt. Harry knikte maar had eigenlijk geen flauw idee waar ze het over had.
‘Nou, dan zie ik je misschien nog wel eens.’ Zei ze en ze draaide zich om en wuifde nog even naar hem. Harry zwaaide even terug en toen ze uit het zicht was drukte hij onmiddellijk op de bel. Onmiddellijk hoorde hij een hoop lawaai binnen en een herkenbare stem die riep, ‘Ik doe wel open!’ Harry’s hart bonsde hevig op het moment dat de deur openging……
Harry zag hoe het gezicht van Hermelien, die eerst beleeft groeten, nu bleek wegtrok.
‘Hey Hermelien’ zei Harry ademloos. Het was overduidelijk Hermelien, alleen zag ze er iets anders uit, ze was precies- nou, ze zag precies er volwassener uit dan de laatste keer toen hij haar zag. Maar wanneer was dat?
Hermelien snakte naar adem en bleef met wijd opengesperde ogen naar Harry kijken.
‘Nee, dat kan niet,…’ zei ze beverig en ze legde haar hoofd tegen de deur, alsof ze zich wilde verstoppen. ‘Ik word dadelijk weer wakker.’ Zei ze schor en er liep een traan langs haar gezicht af. Harry glimlachte en wilde zeggen dat ze helemaal niet droomde, dat hij er echt was, maar net op dat moment weerklonk er weer een bekende stem.
‘Hermelien, wie is het?’ en op dat moment kwam Ron ook ten tonele. Hij wilde net zijn mond open doen om hem te groeten, maar werd op dat moment ook lijkbleek.
‘Wat heeft dat te betekenen?’ zei Ron meteen ademloos.
‘Ron, we dromen weer gewoon, we dromen dat hij terug is.’ snikte Hermelien en legde zich tegen Ron aan die haar stevig vasthield. Harry snapte dat zijn vrienden er niks van begrepen, maar moest toch onwillekeurig glimlachen door de houding die Ron en Hermelien tegenover elkaar aannamen.
‘Nee, jullie dromen niet!’ zei Harry overtuigend. ‘Ik ben het echt!’ zei hij en door dat te zeggen kreeg Hermelien nog meer tranen in haar ogen. Harry vond het erg dat hij haar aan het huilden maakten. Hermelien deed op dat moment iets wat Harry niet meteen verwachte. Ze liep naar hem toe en raakte beverig met haar hand zijn gezicht aan. Harry voelde dat haar handen klam waren en ze ontweek zijn blik en zei toen tegen Ron; ‘Maar hij lijkt zo echt..’
‘Wat is dit toch?’ zei Ron onbeholpen, ‘Wie ben jij? Wat gebeurt er?’
‘Ik ben het, Harry.’ Zei Harry en Hermelien keek hem dit maal wel in de ogen. Ze zag dat ze hem onderzoekend bekeek en trilde toen helemaal.
‘Ron, hij moet het wel zijn, kijk naar zijn ogen, het zijn de ogen van hem, die liegen niet.’ Maar Ron had blijkbaar moeite en probeerde naar woorden te zoeken die dit alles zouden uitleggen.
‘Maar, we dromen niet, dus dat kan het niet zijn’- Begon hij ‘Hij is ook geen geest, want jij kunt hem aanraken…’-
‘Ron ik ben het echt!’ zei Harry in een poging zijn hysterische vriend te overtuigen.
‘Maar Harry is dood!’ zei Ron verwoed tegen zichzelf.
‘Al 5jaar!’
Harry schrok toen hij dit hoorde. ‘Al 5 jaar?” zei hij twijfelend. ‘Zijn we al- 5 jaar verder?’ Hij slikte moeizaam. Hij zag dat Hermelien hem aankeek met blinkende ogen.
‘De meest moeilijke jaren van ons leven zonder jou, Harry.’ Zei ze droevig. Harry kon aan haar zien dat ze eindelijk geloofden dat het echt Harry was. Ron was echter nog in duel met zijn eigen gevoel en bleef maar mompelen dat hij niet meer leefde, dat dit maar een soort illusie was. Hermelien liet echter Harry binnen en hij bereide zich al voor hoe hij meneer en mevrouw Wemel moest overtuigen dat hij het echt was, maar er waren geen meneer of mevrouw Wemel te zien in het huisje, zelfs Ginny zag hij nergens,…
‘Waar zijn je vader en moeder Ron? En Ginny of je broers?’ Ron kreeg rode oren en leek uit zijn lood geslagen te zijn. Hij zou zich net realiseren dat het echt wel Harry was, anders wist hij niet die dingen. Hermelien sloeg een hand voor haar mond.
‘Hij weet het niet, Ron, hij weet het niet dat het anders is dan 5jaar geleden…’ zei ze twijfelend. Op dat moment klonk er een schel kreetje.
‘O nee, Ron, heb je hem weer alleen gelaten bij die kast?’ vroeg Hermelien streng en ze holde naar het keukentje toe. Ron wist niet goed wat te zeggen en plofte zich in een zetel en staarde voor zich uit. Hermelien kwam echter vlug terug met een klein jongetje op haar arm van hoogstens 1,5 jaar oud. Hij deed Harry erg aan iemand denken.
‘Harry, dit is Harry.’ Zei ze glimlachend met vochtige ogen. ‘Harry Wemel.’
Nu was het tijd dat Harry met verstomdheid werd beslaan. Hij volgde Ron zijn voorbeeld en plofte zich ook neer in de zetel.
‘Harry Wemel?’ Vroeg hij nogmaals. Hij had het gevoel dat hij rechtop aan het dromen was. Had hij het wel goed gehoord? Had Ron een zoon? En hem ook nog Harry genoemd? Hermelien zag dat Harry niet goed wist wat er gebeurde en ze nam plaats naast hem.
‘Harry,’ zei ze zacht, ‘We zijn allemaal verward en weten niet wat er gebeurd. Kun jij misschien eerst je verhaal vertellen? Want voor ons is het een enorme shock.’
Harry wilde het liefst keihard roepen; voor mij ook! Maar aangezien Ron nog steeds lijkbleek was, besloot hij maar eerst zijn verhaal te doen.
‘Nou, goed.’ Zei Harry en hij schraapte zijn keel.
‘Ik ben dus niet dood.’ Zei hij en wist niet goed hoe hij verder moest. Hij zag Ron en Hermelien vragend naar hem kijken.
‘Ik ben-nou, het enige wat ik mij herinner is dat ik mijn vader en moeder zag. Toen zei mijn moeder iets en ineens werd ik precies wakker na een lange slaap. Ik was in paniek omdat ik niet wist waar ik was en toen overliep ik wat er allemaal was gebeurd voordat ik “sliep”. Ik dacht aan hoe ik gevochten had met Voldemort en toen realiseerde ik me dat ze me levend begraven hadden. Op de een of andere manier is de kist toch open gevlogen en was er een doorgang in de aarde waardoor ik uitkon. En toen kwam ik een meisje tegen en zij heeft mij naar hier gebracht.’ Ron en Hermelien keken hem aan met hun mond wijd open.
‘Maar Harry, hoe kun je nu leven? Volgens Perkamentus was je dood, iedereen dacht het! We wilde het niet geloven, we wilde je niet loslaten-we’ Rons stem stokte. Hij had het moeilijk om de feiten nog eens te overlopen, al was het intussen al 5 jaar geleden.
‘Harry, is dat het enige dat gebeurt is?’ Vroeg Hermelien terwijl kleine Harry lui tegen haar aanlag, klaar om in slaap te vallen. ‘Ik bedoel, je bent al 5 jaar dood! En je weet alleen maar dat je je ouders zag?’
‘Ja, zoiets.’ Antwoordde Harry haar.
‘Dit is te gek voor woorden.’ Zei Ron ademloos.
‘Ja, ik weet het.’ Stemde Harry met haar in.
‘Ik kan het zelf niet begrijpen.’ Zei hij met een zucht. ‘Hoe komt het eigenlijk dat ik nog heel ben?’ hij zag Ron en Hermelien hun voorhoofden fronsen. ‘Ik bedoel, ik heb toch 5 jaar onder de grond gezeten, waarom ben ik dan niet heel weggevreten om het cru te zeggen?’
‘Nou, dat is makkelijk om uit te leggen, Harry.’ Zei Hermelien simpel.
‘Hoezo dat?’
‘Nou, bij tovenaars is het een traditie om over de doodskist van de overledenen een simpel spreukje te doen, zo dat die beschermd is. niets kon jou raken in die kist, daardoor is je lichaam nog in tact.’ Ron knikte instemmend met haar mee.
‘Wat mij nog het meeste zorgen baard,’ begon Ron en hij wende zich tot Hermelien, ‘is of we het wel kunnen vertrouwen.’ Zei hij met nadruk op dat laatste.
‘Ron, ik spreek de waarheid zeg ik je! Ik weet zelf niet wat me overkomt! Ik ben ineens 5 jaar verder, zonder ik het zelf besef! Ik ben in een wereld die ik niet ken en ik weet niks af van wat er allemaal gebeurt is! En dan willen jullie me niet geloven!’ Zei hij hysterisch. Hij voelde zich enorm machteloos, waarom gebeurde dit hem allemaal weer?’
‘Harry, het is niet dat we je niet vertrouwen.’ Zei Hermelien en ze keek streng naar Ron toen ze kleine Harry aan hem gaf en sloeg toen een arm rond Harry heen.
‘Het is gewoon, kijk Harry, sinds jij bent doodgegaan is het niet meer zo gelijk het voordien was.’ Zei Ron tegen zijn beste vriend en hij leek erg verward.
‘De wereld van ons, Harry, is anders geworden. Niet anders op een manier dat er geen tovenaars meer bestaan, maar op een manier dat we ons het lot van andere mensen erg moeten gaan aantrekken wil het geen effect op ons hebben.’ Zei Hermelien wijs en Harry vond haar net als Perkamentus klinken. Daardoor begreep hij geen woord van wat ze allemaal zei. Hij zuchtte. Wat was er allemaal aan de hand? Hoe voelde zich weer zo machteloos, hij voelde zich als op zijn eerste schooldag. Toen had hij ook geen idee van wat de tovenaarswereld allemaal inhield, hij had een enorme achterstand omdat hij bij dreuzels was opgegroeid. Vandaag kwam hij tot de conclusie dat die achterstand er weer was. Hij legde zijn hoofd in zijn handen en ging gebogen voorover zitten. Hij wreef door zijn haar en probeerde na te denken, maar toen merkte hij iets. Hij wreef opnieuw over zijn voorhoofd en voelde iets- beter gezegd, hij voelde niets.. hij stond op en vroeg zich af of het mogelijk zou zijn. Hij zag Hermelien en Ron verbaasd kijken toen hij naar het raam stapte en naar zijn spiegelbeeld keek die erin reflecteerde. Zijn spiegelbeeld grijnsde naar hem terug.
‘Wat ben je daar zo aan het lachen?’ Vroeg Ron nieuwsgierig en hij lachte automatisch mee.
‘Mijn litteken.’ Zei Harry alleen ademloos.
‘Hij-hij is- hij is weg!’ Zei hij uiteindelijk terwijl hij over zijn glad voorhoofd bleef wrijven. Hermelien en Ron glimlachten allebei bij het zien van Harry’s gelukkige gezicht.
‘Jij moet Harry wel zijn.’ Zei Ron uiteindelijk.
‘Alleen hij zou weten wat een verlossing het was om van dat litteken af te zijn.’ Zei hij wijs en hij gaf een klop op Harry’s schouders en omhelsde hem toen ook ruw.
‘Het is goed om je terug te hebben maatje.’ Fluisterde hij en hij hoorde Ron’s stem trillen. Hermelien leek geëmotioneerd door het hele tafereel want je zag haar onderlip trillen. Toen zei ze; ‘Ron, kom op, geef het hem nu!’ Ron liet Harry los en mompelde; ‘Ow ja!’ en hij liep de trap in de gang op. Hermelien keek even naar kleine Harry die op de ban vredig lag te slapen en keek nu naar Harry. ‘Het is goed je terug te hebben Harry!’ Piepte ze en ze liet weer de tranen over haar wangen stromen terwijl ze Harry stevig vasthield. Harry had het moeilijk en moest ook een krop in zijn keel doorslikken. Op dat moment kwam Ron gelukkig naar onder met een langwerpige doos.
‘Ik heb hem altijd bewaard Harry.’ Zei hij terwijl hij een lichte stoflaag van de doos deed en hem zo opendeed. Harry keek nieuwsgierig en was enorm blij toen hij hem weer zag.
‘Je toverstaf Harry.’ Zei Ron en hij gaf hem trots aan Harry.
‘Wauw, bedankt!’ zei Harry enorm opgelucht.
‘Ik weet dat je je weerloos voelt zonder hem.’ Zei hij rustig en Harry nam zijn toverstok dankbaar in ontvangst.
Het was een tijdje stil terwijl Ron en Hermelien toekeken hoe Harry zijn toverstok weer in zijn broekzak duwde.
‘Nou,’ zei Harry die de stilte wilde verbreken.
‘Nu wil ik wel eens weten wat er allemaal gebeurd is sinds ik er niet meer was!’ zei hij opgewekt terwijl hij grijnzend naar Ron en Hermelien keek. Ze keken even naar elkaar en lachte toen ook naar Harry.
‘Wel, dat is best een lang verhaal-‘ begon Ron, maar op dat moment klonk er een oorverdovend geluid waardoor kleine Harry schreeuwend wakker werd. Het hele huis begon te daveren en Hermeliens ogen straalde angst uit. Wat gebeurde er? |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Zo Jan 30, 2005 10:14 |
 |
bedankt voor de leuke reacties die ik gekregen heb!!
hier is nog een stuk;
Hoofdstuk 3: De confrontatie.
Alweer klonk er een dergelijke klap, maar dit keer was die zo hard, dat hij en Ron tegen de grond werden geduwd. Hermelien snelde nog vlug naar haar zoontje toe en pakte hem stevig vast en ging toen ook op de grond liggen.
‘Wat is er aan de hand?’ riep Harry boven het kabaal heen, het leek wel alsof er een oorlog was uitgebroken.
Ron wilde wel antwoorden, maar hij was onverstaanbaar door het lawaai. Harry probeerde recht te komen en hij liep wankel naar het raam toe. Het tafereel wat hij zag shockeerde hem. Mensen die gilde, wegliepen, angstig keken, wat was er aan de hand? Hij hoorde ineens de stem van Ron achter hem.
‘Ze zijn er weer.’ Zei hij met een zorgelijk gezicht en hij pakte vlug zijn toverstaf.
‘Wie zijn er weer?’ vroeg Harry verbaast.
‘Harry, dat is te lang om uit te leggen.’ Zei Ron toen.
‘Ik ga nu naar buiten om die dreuzels te helpen, Hermelien ga jij met Harry naar het luik.’ Zei hij met een blik naar zijn zoontje. Hermelien knikte haastig en liep de trap op.
‘Harry,’ Ron wendde zich naar hem en zei; ‘Zou je het aankunnen met me mee te gaan?’ Vroeg hij twijfelend. Harry was ontzet, tuurlijk ging hij Ron helpen al had hij geen flauw idee waarvoor.
‘Ja, natuurlijk ga ik mee!’ Zei Harry dapper en Ron kreeg een grijns op zijn bezorgde gezicht. Ron deed de deur ruw open en de orkaan van gegil en lawaai werd nog duidelijker en heviger. Harry keek paniekerig rond en vond het vreselijk wat hij allemaal zag. Er lagen tientallen mensen op de grond en werden zowat vertrappeld door 100derde andere paniekerige mensen die als mieren door elkaar liepen. Harry vroeg zich af waar ze zo bang voor waren en toen hoorde hij weer zo’n enorme klap waardoor hij weer onderuit ging. Ron kwam ook neer, maar stond verbazingwekkend snel weer op. Hij stak een hand uit naar Harry die die aannam en weer op zijn benen stond. ‘Kom op!’ riep hij en hij liep Harry voor. Ron bleef lopen en lopen met zijn toverstaf in aanslag. Harry vroeg zich af of dat wel verstandig was met al die dreuzels erbij, maar die waren zo in paniek dat ze er niks van merkte. Harry had steeds meer moeite om Ron te volgen. Niet omdat hij hem niet kon bijhouden qua snelheid, maar omdat al die dreuzels zijn aandacht trokken. Kinderen die huilde, hun ouders die geen raad wiste. Wat vreselijks was hier gaande? Er klonk weer een klap. Het was heviger dan ooit. Wie of wat ook voor die klappen zorgde, ze kwamen dichterbij. Harry lag weer languit op de grond en Ron zo te zien ook, die wat een metertje of 2 verderop lag.
‘Kom, Harry, we moeten snel door!’ riep Ron door de enorme menigte door. Harry werd geduwd en getrokken langs alle kanten terwijl hij bij Ron probeerde te komen. Harry probeerde Ron zo goed mogelijk te volgen, maar dat werd onmogelijk toen hij haar weer zag… Lelia, het meisje dat hem geholpen had, lag daar. Bewusteloos, volledig onder de schrammen en de blauwe plekken. Niemand leek haar te gaan helpen. Harry keek twijfelend om zich heen en riep toen Ron’s naam;
‘Ron! Ron!’ de drager van die naam keek verbaasd achter zich om. Harry deed een teken met zijn hand dat Ron zich naar hem moest begeven.
’Harry, wat doe je nu? We hebben echt geen tijd, we moeten door!’ Harry schudde zijn hoofd.
‘Harry, als we nu niet doorgaan gaan er meer dreuzels om het leven komen dan ooit!’ zei Ron wanhopig.
‘We moeten haar meenemen!’ zei Harry toen en hij wierp een blik op Lelia. Ron fronste zijn wenkbrauwen.
‘Harry, ze is bewusteloos, we kunnen toch niet alle dreuzels meenemen die al gewond zijn!’ riep Ron boven het lawaai uit.
‘Dat weet ik ook wel,’ zei Harry lichtjes geërgerd, ‘maar ze heeft me geholpen om jullie te vinden.’ Zei hij terwijl hij naar het erg toegetakelde gezicht van Lelia keek.
‘We kunnen haar niet achter laten!’
Ron leek aan topsnelheid na te denken.
‘Nou, goed dan!’ zei hij uiteindelijk.
‘Maar we moeten heel voorzichtig zijn, Harry.’ Zei Ron nog waarschuwend en Harry knikte haastig. Hij wilde een zweefspreuk over Lelia doen, maar Ron duwde zijn arm gehaast naar onder.
‘Nee’ zei hij kortaf.
‘De dreuzels mogen het niet weten, weet je nog?’ zei hij met opeengeklemde kaken.
‘Ja, je hebt gelijk.’ Zei Harry verward. Hij nam altijd automatisch zijn toverstaf als hij in van die panieksituaties was. Hij nam zich dan maar voor Lelia zo te dragen en moest ineens aan iets denken. Iets wat al heel lang geleden was, maar hij nog herinnerde als de dag van gisteren. Toen Macey flauw was gevallen, de avond van het kerstbal, toen had hij haar ook zo naar het kasteel teruggebracht. Hij voelde zich in een soort trance toen hij daar aan dacht, het gevoel dat hij rechtop aan het dromen was, dat hij ieder moment in slaap kon vallen. De stemmen rondom hem werden ook stiller…
‘Harry!’ riep toen Ron’s waarschuwende stem boven de menigte.
Harry schoot wakker uit zijn trance en probeerde zichzelf te vermannen.
‘Jaja, ik volg je!’ riep Harry toen terug en probeerde zo snel hij kon Ron te volgen. Hij vroeg zich af wanneer Ron zou stoppen met lopen, ze gingen toch die arme dreuzels helpen. Of niet? Hij zou het vlug weten, want op dat moment bleef Ron stilstaan op een rond plein. Hij riep Harry bij hem en riep toen; ‘Disserpertus!’ en Harry voelde de grond onder hem uit gaan.
Het geschreeuw nam af, hij tolde in het rond, waardoor hij moeite had Lelia goed vast te houden. Gelukkig duurde het niet te lang, want hij voelde al vlug vaste grond onder hem. Hij was een plek die hij maar al te goed kende, een plek waarover hij verbaasd was dat hij nog steeds gebruikt werd. Hij was op de Grimboudplein.
‘Wie is daar?’ vroeg een nieuwsgierige, maar toch ook ongeruste stem.
‘Ron Wemel en-‘ Ron keek naar Harry en realiseerde zich dat ze zich vragen zouden stellen dat Harry nog leefde uiteraard.
‘O nee, dit gaat een eeuwigheid duren eer we het uitgelegd hebben.’ Zei Ron hulpeloos terwijl het gezicht van niemand anders dan Remus Lupos zichtbaar werd.
‘Professor?’ zei Harry lichtjes verbluft, maar hij was niet de enige die verbaasd was. Lupos zag eruit alsof hij ieder moment van zijn stokje kon gaan. Zijn gezicht was lijkbleek en zijn ogen waren enorm ver uitgesperd.
‘Nee, dat kan niet…’ fluisterde Lupos. Rons ogen flitste van Lupos naar Harry en hij besefte dat ze weinig tijd hadden.
‘Lupos, dit is echt Harry’ zei Ron, ‘Je moet me geloven, we hebben geen tijd om het uit te leggen nu.’ Lupos knikte wel, maar het leek allemaal aan hem voorbij te gaan. Hij bleef Harry aanstaren en kreeg nu ook oog voor Lelia, die in Harry’s armen nog steeds lag. Harry kon haar niet lang meer houden en zei toen; ‘Vind u het erg als ik haar ergens leg professor?’
‘Wat?’ zei Lupos verstrooid; ‘Ow, neenee, leg haar maar daar Harry’ hij vond het precies vreemd dat te kunnen zeggen.
‘Lupos, er is weer een aanval geweest.’ Zei Ron toen kalm. Dit meisje is een van de slachtoffers.’ Zei hij.
Lupos knikte. Hij vond het blijkbaar niet erg dat ze een dreuzelmeisje hadden meegenomen. ‘Ok.’ Zei hij kalm. ‘Ik zal de ordeleden bijeen roepen en we volgen dan jou Ron. Harry, blijf jij dan hier bij het meisje?’ Harry keek twijfelend om zich heen.
‘Hier blijven? Terwijl jullie vechten?’ vroeg hij ontzet. Ron wist maar al te goed dat Harry mee wilde vechten, maar het kon nog niet, nu nog niet, dat wist hij eigenlijk wel.
‘Harry, dat is misschien beter zo,’ probeerde Ron, ‘Ik bedoel, je weet nog niet wat er aan de hand is en als alle ordeleden zich vragen gaan stellen zijn we er morgen nog niet!’ zei Ron terwijl Lupos een soort code fluisterde tegen een schilderij. Het viel Harry nu pas op hoe oud hij was geworden. Waar eerst een paar strepen van grijs haar door het haar van Lupos gingen, was nu geen gekleurd haar meer zichtbaar. Zijn ogen waren vermoeid en er waren zichtbare kraaienpootjes te zien er rond.
‘En dan kun je ook bij..eh_’ Ron keek naar Lelia.
‘Lelia’ zei Harry.
‘Ja, dan kun je bij Lelia blijven, anders schrikt die zich dood als ze heel alleen is op een plek die ze niet kent.’
Harry knikte en hoorde ineens een hoop lawaai bij de hal.
‘Ze zijn er al!’ riep Ron en hij en Lupos snelde naar de deur.
‘Harry, het kan een tijdje duren eer we terug zijn!’ riep hij over zijn schouder heen, ‘Maar blijf hier wachten Harry!’
‘Jaja!’ riep Harry hem na. ‘Ik zal hier wel braaf blijven wachten.’ Mompelde hij nijdig.
Hij zag dat Remus nog een keer verbaasd naar hem keek en hij liep tegen de kapstok op omdat hij de ganse tijd achterom had gestaard. Hij wreef nogal pijnlijk over zijn voorhoofd, maar toen hoorde Harry de voordeur met een klap dicht gaan. Hij was niet de enige die het hoorde, want op dat moment werd Lelia er wakker van. Ze liet haar donkerbruine ogen verwilderd rondflitsen. Harry voelde zich ongemakkelijk, wat moest hij haar gaan wijsmaken? Hoe kon ze haar laten geloven dat dit een doodnormaal huis was?
‘Waar ben ik?’ Vroeg Lelia licht in paniek toen ze Harry’s gezicht herkende. |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Ma Jan 31, 2005 18:32 |
 |
bedankt voor de leuke reactie
hier is het volgende hoofdstuk;
Hoofdstuk 4: de antwoorden.
‘Waar ben ik?’ Vroeg Lelia weer terwijl ze onverwacht rechtstond. Harry’s hersenen werkte aan topsnelheid, ze mocht niet weten dat ze in een tovenaarshuis was. Maar wat moest hij dan zeggen? Lelia keek hem doordringend aan, maar er was ook een vlaagje paniek te zien in haar ogen.
‘Nou_’ begon Harry, ‘wel, je bent in het huis van mijn peetvader.’ Wist hij er uiteindelijk uit te brengen. Het verraste hem dat hij daar nu pas opkwam, zo simpel en het was de waarheid. Lelia nam blijkbaar niet genoeg met dat antwoord, want ze had nog een hoop vragen.
‘Hoe ben ik dan hier terechtgekomen?’ Vroeg ze toen weer.
‘Er was een aanval.’ Zei Harry kort en keek naar haar knappe gezicht dat vol bulten en schrammen stond.
‘Ik kan je misschien beter verzorgen.’ Zei hij terwijl hij opstond oom naar de keuken te gaan. Lelia mompelde nog iets dat het niets was, dat het zo weer genas, maar Harry liet zich niet afschepen. Hij vond in het apothekerskastje echter niet veel wat Lelia haar pijn kon verzachten. Nogal logisch, dacht hij toen hij het kastje weer dichtdeed. Als je een toverstaf heb, heb je al die dingen niet nodig. Hij belsloot dan maar stilletjes en stiekem wat jodium en verzorgingsspullen te voorschijn te toveren.
‘Messium Heleen’ fluisterde hij en hij gaf een zwaai met zijn toverstok. Vlug lagen de verzorgingsproducten op de tafel. Hij nam opgelucht adem. Hij was ondanks alles zijn toverkracht niet kwijt gelukkig. Hij nam de spullen en liep weer terug naar de woonkamer, waar Lelia gefascineerd om zich heen keek.
‘Wat een gave klok zeg!’ Zei ze enthousiast, haar blik bleef op een punt boven de schouw stilstaan. Harry zag naar wat ze keek; de Wemelklok stond nu hier.
‘Die was van mijn peetvader.’ Zei Harry gehaast terwijl hij de klok in een la probeerde te wurmen.
‘Hij, euhm_, hij vond van alles uit!’ verzon hij snel.
‘Ow, echt?’ Vroeg Lelia ongeloofwaardig terwijl ze haar hoofd fronste.
‘Ik dacht eerder…’ ze keek twijfelend naar Harry, maar nam het zwijgen toen voor zich op.
‘Kom,’zei Harry toen, ‘Dan ontsmet ik die wonden even voor je.’ Zei hij.
‘Het kan wel een beetje prikken.’ Zei hij terwijl hij een kleine inhoud van het flesje over een watje heen goot.
‘Dat geeft echt niet.’ Zei Lelia terwijl ze een pijnlijke grimas trok toen Harry met het watje over haar gezicht heen ging.
‘In deze tijden moet je wel gewend raken aan al die pijn.’ Zei ze met tranen die in haar ogen blonken. Harry stopte even en wilde haar net vragen waarom al die aanvallen er waren, maar Lelia was hem te snel af met een andere vraag.
‘Maar hoe- waarom…’ ze leek verward.
‘Heb jij mij dan gered?’ Vroeg ze en ze haar ogen rustte in die van Harry. Hij wende zijn blik af na een tijdje om een pleister te nemen die wat onhandig aan zijn vingers bleven plakken. Lelia zag dat en hielp hem uit de vervelende situatie.
‘Zo,’ zei ze en Harry voelde haar handen haar handen langs die van hem gaan, ze voelde ijskoud aan.
‘Dank je’ zei hij iets of wat verlegen.
‘Ik ben niet goed in dat soort dingen, normaal is dat meer iets voor mevrouw Wemel.’ Zei hij.
‘Mevrouw Wemel?’ vroeg Lelia met een omhoog getrokken wenkbrauw.
‘Die waar ik je de weg naar gewezen heb?’
‘Nee’ zei Harry, ‘zijn moeder bedoel ik.’
‘Oh, op die manier.’ Zei ze toen weer en ze ging wat dichter bij de haard zitten om haar handen te warmen.
‘Waar is je peetvader eigenlijk?’ vroeg ze nieuwsgierig en keek Harry doordringend aan.
‘Die is dood.’ Zei Harry terwijl hij dromerig voor zich uit staarde. Lelia keek hem medelevend aan.
‘Sorry’ zei ze zachtjes.
‘Het is al lang geleden.’ Hij telde eventjes na in zijn hoofd.
‘Al 7, bijna 8 jaar geleden.’ Zei hij al kon hij het zelf amper geloven. Je kon het draaien en keren hoe je het wilde, het was toch een mysterie hoe iemand na 5 jaar, wakker kon worden uit (wat iedereen dacht) de dood.
‘En woon jij nu hier?’ vroeg Lelia toen.
‘Voorlopig wel.’ Dacht Harry hardop.
‘Het is vreselijk als je zoveel mensen moet afgeven.’ Zei Lelia bedroefd.
‘Ja, dat is ook zo.’ Zei Harry afwezig.
Ze bleven nog even zwijgend voor zich uit staren, totdat er weer lawaai hoorbaar was uit de gang. Harry hoorde de paraplubak omvallen en een paar mensen hevig mompelen.
‘Sssstttt!’
‘Hij slaapt misschien!’
‘Wat? Na een dutje van 5 jaar?’
‘Fred, dat is niet om mee te lachen, het arme kind zal wel een trauma hebben!’
‘Het arme kind? Mam, het is een volwassen tovenaar van 23 jaar!’
‘George, dat weet ik ook wel! Maar ik kan gewoon niet geloven dat hij hier…’
Harry hoorde dat haar stem stokte.
‘Je weet het toch zeker hé Ron.’ Zei toen weer een schorre stem.
‘100 procent Lupos.’
Harry keek naar Lelia die aandachtig zat te luisteren. Harry hoopte dat ze er niet teveel informatie uit kon halen.
Het hele gezeldschap kwam de woonkamer binnen en hij zag al die starende gezichten op hem. Niemand scheen een woord te kunnen uitbrengen, maar Ron had wel een grote smile op zijn gezciht staan.
Harry keek naar het opmerkelijke groepje, al werden die moeilijker zichtbaar toen mevrouw Wemel hem rond de hals vloog. Hij kon ze nog vaag zien staan; Lupos had hij al gezien, naast hem stonden Fred en George die geen haar veranderd waren. Percy stond er hooghartig bij met zijn vriendin Patricia Hazelaar. Meneer Wemel stond naast Ron en keek verbluft toe. Ginny aan de andere kant, kon wel door haar knieën zakken. En dan stonden er nog 4 jonge mensen die Harry niet kende. Het waren 3 jongens en 1 meisje. Een meisje dat Harry vaag bekend voorkwam. Toen mevrouw Wemel was uitgeknuffeld viel er een korte stilte, maar die werd verbroken door Lelia.
‘Dat kan niet waar zijn! Ik kan het niet geloven!’ zei ze gesmoord.
Harry wist niet goed op wat dat sloeg, maar Lelia liep snel naar het meisje toe dat Harry niet kende. Hij wist nu waarom dat meisje hem bekend voorkwam; ze leek een beetje op Lelia.
‘Elizabeth!’ riep ze uit terwijl er tranen over haar wangen rolde.
Harry keek even naar het tafereel, maar weerde zich toen naar Ron.
‘Wat is er gebeurt?’ vroeg hij verbluft.
‘Harry, zet je even neer, want dit is een lang verhaal.’ Zei Ron rustig en hij keek uit zijn ooghoeken naar Lelia en het meisje dat blijkbaar Elizabeth heette.
‘Familie?’ vroeg hij kort aan Lupos.
’Zussen.’ Antwoordde hij hem.
Harry snapte nergens iets van en wilde zo snel mogelijk antwoorden. Die kreeg hij gelukkig van Ron die het gesnik van Lelia probeerde te negeren.
‘Ok, het zit zo,’ begon hij terwijl iedereen toekeek.
‘Harry, je hebt gezien wat voor vreselijke dingen de dreuzels overkomen, toch?’
Harry knikte hevig.
‘Nou, we zijn hier om de dreuzels te helpen, Harry. Uit pure noodzaak wel te verstaan.’ Voegde Ron er zuchtend aan toe.
‘Hoezo uit pure noodzaak?’ vroeg Harry.
‘Wel,’ ging Lupos verder op een langzame, kalme toon; ‘Het is zo dat de tovenaarsgemeenschap zich niet moeit met conflicten tussen dreuzels. Als zij zich willen afslachten in oorlogen, om een stukje land of weet ik veel wat te veroveren, dan moeten zij dat weten.’ Zei hij iets of wat cru. ‘Maar Harry, dit is iets heel anders.’ Hij nam even het zwijgen op zich.
‘Wat Lupos wil zeggen, Harry’ ging meneer Wemel verder, ‘is dat er een soort Voldemort zich onder de dreuzels bevind.’
‘Voldemort?’ vroeg Harry verschrikt. Zelfs Lelia keek verschrikt op.
‘Maar, hij is dood! Ik heb het zelf gezien! Hij kan niet_’ probeerde Harry zichzelf te overtuigen.
‘Ja, Harry, dat is correct, het is ook absoluut uitgesloten dat het Voldemort is.’ zei Lupos kalm. Harry was opgelucht toen hij dat hoorde, maar geneerde zich ook een beetje dat hij zo in paniek was geslagen.
‘Maar wie is dan verantwoordelijk voor al die aanvallen?’ Hij keek vragend naar het groepje dat aan tafel zat.
‘Dat weet niemand.’ Zei een jongen met donkere haren en diepliggende ogen, zodat je ze nauwelijks zag.
‘We weten alleen dat het iemand is die over magische krachten bezit.’
‘Een tovenaar of een heks dus?’ Antwoordde Harry hem. De jongen knikte.
‘Snap je het nu, Harry? Die tovenaar of heks heeft een of ander motief dat hij de dreuzels wilt uitschakelen!’ zei Ron concluderend.
‘Maar wat voor een motief, Ron? Wie doet nu zoiets?’
‘Dat weten we ook niet Harry, telkens als wij arriveren met het team is het verdwenen. Daarom zijn Hermelien en ik samen met Harry naar daar verhuist, zodat we het team sneller konden waarschuwen.’ hij liet zijn schouders zakken.
‘Helaas waren we deze keer weer niet in onze missie geslaagd.’ Zei hij sip.
‘Och, kom op Ron!’ Zei George. De tweeling die zich voor hun doen nog lang rustig hadden gehouden wisten er eindelijk weer iets uit te brengen.
‘We zijn nog steeds trots op onze kleine lieve Ronnieponnie!’ Zei Fred euforisch alsof Ron nog maar een jaar of 9 was.
‘Fred, George! Kunnen jullie niet eventjes jullie fatsoenlijk gedragen?’ Vroeg mevrouw Wemel streng.
‘Ron heeft al heel wat bereikt in zijn leven en jullie moeten niet met hem spotten omdat hij zo een groot verantwoordelijkheid gevoel heeft, in tegenstelling tot jullie!’
Fred en George rolden eens met hun ogen, een teken dat ze die preek al vaak genoeg hebben moeten horen.
‘Dat zegt ze nu gewoon omdat ze die kleine Harry van hem o zo schattig vind!’ Fluisterde Fred tegen Harry en grinnikte.
‘Fred, dat heb ik gehoord!’
Ron liet heel het tafereel maar aan zich voorbijgaan en wendde zich weer tot Harry.
‘Harry, nu weet je toch waarom wij ons dit zo erg aantrekken? Als we nu niet ingrijpen, gaan wij na de dreuzels de slachtoffers worden! We moeten iets doen om wie het dan ook is of zijn, te doen stoppen!’
Harry knikte.
‘Hebben jullie de oude orde dan weer samengeroepen?’ Vroeg hij aan Ron. Ron keek twijfelend naar de andere.
‘Nou, ja en nee eigenlijk.’ Harry keek hem verbaasd aan.
‘Wel, een deel van de orde is nog steeds een deel van ons team, maar er zijn mensen van de orde, nou, die te oud werden en het niet meer aankonden en sommige zijn- zijn al ondertussen gestorven.’ Zei Ron teneergeslagen en precies bang voor een reactie van Harry.
‘Ow.’ Zei Harry. ‘En uit wie bestaat dat team dan allemaal?’
‘Aha,’ zei Ron toen heel wat euforischer.
‘Nou, ik zal je kennis laten maken met het team als je het niet erg vind!’
Hij nam Harry mee naar voor en riep door een soort code een aantal mensen op, die vlug in de hal te voorschijn kwamen. |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Di Feb 01, 2005 19:00 |
 |
Hoofdstuk 5: Het team.
Harry kon zijn ogen niet geloven. Het was ongelofelijk om ze weer terug te zien! Harry zag als eerste Ginny aankomen. Ze liep bij Hermelien en ze zag er enorm anders uit! Haar kinderachtige gezicht was er niet meer en je zag dat ze straalde van geluk om Harry nog eens te zien. Ze groette Harry en ging naar de keuken met haar neefje Harry op haar arm. Hermelien liep achter haar aan en was blijkbaar nog te erg in shock van de aanval om maar iets uit te brengen. Bill was er ook bij. Harry herkende hem eerst niet omdat het niet meer de Bill was die hij kende. Zijn lange haren waren nu afgeschoren tot een korte coupe, zijn oorringetje had hij echter nog. Hij gaf Harry een stevige hand en liep ook verder. Ron had vast iedereen al op de hoogte gebracht van wat er gebeurt was, dacht Harry, want niemand leek verbaasd, enkel verwonderd dat Harry er was. Harry zag ook nog een paar mensen die hij dacht van ziens te kennen, maar toen kwam er iemand binnen van wie hij niet had verwacht dat ze erbij ging zijn. Cho Chang was er, en ze had, zoals Harry haar altijd gekend had, de tranen in de ogen. Ze liep snikkend naar Harry toe en omhelsde hem. Harry voelde dat hij rood werd, maar hoopte dat Cho dat niet zou merken. Ze liep naar de jongen met de donkere haren die al eerder met Harry had gesproken. Harry bleef maar mensen zien, waaronder Romeo Wolkenveld die hij nog kon, Tops die dit keer blauwachtig lang haar had en Dolleman. Toen de meeste mensen die Ron had opgeroepen in de keuken waren, zat die stampvol. Harry keek naar de vele gezichten die hem doorgrondend bestudeerde. Er heerste een akelige stilte.
Ron, die blijkbaar iets zocht om die stilte te verbreken, nam het woord;
‘Nou, Harry, laat ik je onze nieuwe samengestelde orde voorstellen!’ zei hij uitgelaten. ‘Sommige ken je vast nog, hè Harry, zoals Tops, Romeo, Dolleman,Lupos en ons’ hij bleef al die mensen aanwijzen. Harry knikte hevig, maar er viel hem ineens iets op.
‘He, Ron.’ Zei hij doordringend terwijl hij alle Wemels nakeek, ‘Is je broer Charlie er niet bij?’ Harry wenste dat hij dat niet gevraagd had, want vrijwel meteen zag je alle mensen hun gezicht afwennen en mevrouw Wemel kon haar snikken niet verbergen.
‘Die is dood Harry.’ Probeerde Ron zo kalm mogelijk mee te delen. ‘Een paar maanden geleden, tijdens een van die aanvallen.’
‘O, sorry Ron.’ Verontschuldigde Harry zich. Hij haatte het dat hij nergens van op de hoogte was, hij voelde er zich zo stom door en leek mensen te kwetsen.
‘Geeft niet.’ Zei Ron ruw en hij ging verder met zijn voorstelling.
‘Nou, ondanks vele verliezen die we te voorduren hebben gehad, hebben we toch nog een volledig team kunnen samenstellen Harry. Cho is er bijvoorbeeld bijgekomen, maar haar kende je al.’ Zei hij er gehaast bij met een grijns. Ook Nyla is erbij, maar zij is momenteel op onderzoek, supergeheime zaken enzo.’
‘Nyla?’ Vroeg Harry. Hij had die naam al eens gehoord.
‘Ja, haar ken je ook.’ Zei Ron terwijl iedereen toekeek. Ze was reservejager in ons laatste jaar, ze was een vriendin van Macey.’ Nu herinnerde Harry haar nog, maar er volgde daardoor weer een pijnlijke stilte.
‘Ok, wie heb je nog allemaal in het team?’ vroeg Harry toen weer.
‘Wel, we hebben ook nog Jeremy,’ hij wees op de jongen helemaal aan het uiteinde van de tafel, ‘En Jeffrey, zijn broer.’ Ze knikte allebei beleefde naar Harry.
‘Hun ken je vast niet Harry, ze zijn naar Klammfels gegaan toen ze studenten waren.’ Viel Hermelien in, die een tijdje rustig was geweest.
‘Juist ja,’ zei Ron toen weer. ‘En we hebben ook nog Carter die zich bij ons heeft gevoegd.’ Het was de jongen die bij Cho stond. ‘Carter is de oudere broer van Parvati en Padma Patil.’ Nu wist Harry waarom Carter hem vaag bekend voorkwam. Hij had hetzelfde oogopzicht als Parvati, die wat bij hem in Griffoendor had gezeten.
‘En dan natuurlijk Elizabeth nog.’ Zei Ron terwijl zijn ogen naar het meisje gingen die langs Lelia zat. ‘Ze is de zus van het meisje dat je mee hebt genomen heb ik me laten vertellen door Lupos.’ Zei hij kalm. Lupos knikte en Harry zag eraan dat ze wel zussen moesten zijn. Elizabeth had dezelfde gelaatstrekken als Lelia, maar zij had haar haren stijl en tot op haar schouders in tegenstelling tot Lelia die lang golvend haar had. Elizabeth zag er ook iets beter uit dan Lelia, ze was niet zo toegetakeld als haar.
‘Maar met dat verhaal ben ik nog niet mee.’ Zei Ron neutraal terwijl hij fronsend naar de meisjes keek. Elizabeth nam vlug het woord.
‘Dat komt omdat mijn zus een dreuzel is.’ zei ze met een lichtjes bevende stem. Je zag dat iedereen een beetje paniekerig keek, dreuzels mochten niet weten over het bestaan van heksen en tovenaars. Elizabeth besefte dit vast ook en ging daarom verder.
‘Ze weet van het bestaan van onze wereld. Mijn vader was een tovenaar, mijn moeder was een dreuzel. Ik heb wel mijn brief gekregen, mijn zus jammer genoeg niet. Aan mijn vaderskant was iedereen een heks of tovenaar, behalve Lelia. Daarom moest zij wel van ons bestaan afweten.’
‘Maar wat deed Lelia dan alleen op het kerkhof? Waarom hielp jij haar niet tijdens die aanval? Ze had wel dood kunnen zijn!’ viel Harry haar toen in de rede.
‘Dat is omdat ik niet meer wist dat ze leefde. We zijn elkaar kwijtgeraakt.’ Zei Elizabeth treurig.
‘Ik dacht ook dat Elizabeth dood was.’ Zei Lelia toen tegen Harry. ‘Ik dacht dat ik er heel alleen voor stond, onze ouders zijn ook al vermoord.’
Harry voelde medelijden met hun. Het leven als dreuzel was verschrikkelijk geworden als ze dat zo hoorde.
‘De familie van Lelia en Elizabeth heeft al heel wat te voorduren gehad Harry.’ Zei Lupos toen met schorre stem. ‘Zowel aan tovenaars- als aan dreuzelskant.’
‘Hoe weet u dat?’ vroeg Harry nieuwsgierig.
‘Omdat ik ze wel gekend heb Harry en jij ook.’ Harry keek hem verbaasd aan.
‘Elizabeth en Lelia’s neef was Carlo Kannewasser. De moeder van Kannewasser was een zus van hun vader.’
Weer was er die gespannen stilte en Harry wist niet goed wat uit te brengen.
‘Ja, er zijn veel offers al gemaakt.’ zei Bill toen sip.
‘Maar we mogen niet bij de pakken blijven neerzitten Harry! We moeten vechten!’ zei Ron toen dapper. Aan heel de tafel klonk een bemoedigend geschreeuw.
‘Daarom stel ik voor om de rest van onze leden op de hoogte te brengen.’
‘Zijn er dan nog?’ vroeg Harry verbijsterd.
‘Tuurlijk!’ antwoordde Ron, ‘Er zijn er nog een heleboel, maar een deel ervan vinden we nergens anders dan op Zweinstein!’ zei hij blij.
‘Zwein- stein….?’ Vroeg Harry fluisterend. Ron knikte en hij voelde zich heel warm vanbinnen voelen. Ze gingen weer naar Zweinstein! Hij zou Zweinstein weer zien!’
‘Kom op! Laten we nu dan al gaan!’ zei Harry euforisch en hij stond al bij de deur. Er volgde al meteen een paar mensen hem. Ron nam afscheid van zijn moeder en Hermelien en kleine Harry die blijkbaar op de Grimboudplein bleven. Lelia kwam echter wel mee. Elizabeth ging naast Harry staan en Harry hoorde haar tegen hem zeggen; ‘Bedankt dat je mijn zusje heb gered Harry, je bent net zo dapper als ik altijd heb horen zeggen.’ Harry voelde dat hij rood werd en mompelde vlug dat het niets was en volgde Ron naar buiten waar ze allemaal verdwijnselde naar de Wegisweg om zo een collectebus te nemen naar Zweinstein.
Harry vond de reis met de collectebus niet zo amusant, maar dat was nooit anders geweest. Hij vond het wel weer heerlijk dat mensen hem niet meteen herkende zonder dat litteken. Hij werd niet meer aangestaard en hij voelde zich eindelijk zoals iedereen. Het was maar goed dat er maar een deel van de groep maar mee ging. Volgens Ron was er teveel werk dat iedereen meekon, daarom waren hij, Harry, Elizabeth, Lelia, Carter, Cho, Jeffrey en Jeremy als enige op weg naar Zweinstein. Harry voelde zijn lichaam tintelen toen ze dichter en dichter bij Zweinstein naderde. De collectebus zette hen af een eindje voor de poort van Zweinstein en ze gingen opgelaten naar binnen. Harry kon er niks aan doen, maar hij had het gevoel dat hij weer aan een nieuw schooljaar moest beginnen, al was hij al 23 jaar realiseerde hij zich. Het was stil toen ze in de grote hal terecht kwamen, te stil naar Harry’s mening.
‘Welke dag zijn we vandaag?’ vroeg hij bijna fluisterend aan Ron.
‘Het is 4 april Harry, een maandag.’ Zei hij hoedzaam.
‘Dan hebben de leerlingen nu vast les.’ Zei Cho die op haar horloge keek. Haar ogen flitste naar die van Ron.
‘Wat doen we nu?’ vroeg Jeffrey met een diepe stem aan Ron.
‘Wat het beste lijkt,’ zei Ron met een fronsend voorhoofd, ‘naar het schoolhoofd gaan dus.’ Zei hij met ophalende schouders. Iedereen knikte instemmend en Harry voelde zich vrijwel meteen opgelaten. Hij keek er best naar uit om Perkamentus eindelijk nog eens terug te zien. Hij vroeg zich af of zijn ogen zo zouden twinkelen achter zijn halve brilletje als hij hem zag. Ze kwamen met de spuwer en Carter sprak het wachtwoord (Optera!) wat een behoorlijk saai wachtwoord was, als je Perkamentus kon. Vrijwel onmiddellijk werd de draaiende trap zichtbaar en ze gingen met hun 8ten naar binnen. Achter het bureau, Harry voelde een ijsklomp in zijn maag neervallen, zat echter Perkamentus niet. In plaats van hem zat er een oud uitziende heks uit met grote wallen onder haar ogen en een uitgemergeld gezicht. Nu Harry het gezicht van dichterbij bekeek, herkende hij het… het was_
‘Professor Anderling?’ bracht hij ongeloofwaardig uit. Professor Anderling haar normaal zo streng uitziende gezicht, kon het toch nog opbrengen om te glimlachen.
‘Ha, Potter.’ Zei ze met een hoge stem. ‘de geruchten kloppen dus.’ Zei ze zelfvoldaan. De leden van het team zagen dat Harry met stomheid was geslagen. Waarom zat Perkamentus niet op zijn stoel? Hij vreesde dat zijn ergste vermoedens bevestigd zouden worden.
‘Harry,’ zei Ron moeizaam, ‘Ik weet dat dit een hele shock voor je zal zijn, maar professor Perkamentus is al tijden geleden omgekomen Harry. Niet lang nadat jij, nou, nadat we dachten dat jij dood was.’ Zelfs als Harry wilde kon hij geen woord uitbrengen. Hij kon het gewoonweg niet geloven, een man gelijk Perkamentus dood? Dat was onmogelijk in zijn ogen? Hoe moest hij de zoveelste klap van vandaag weer te boven komen? Geen wonder dat de dreuzels het zo hard hadden! Perkamentus was er niet meer, geen wonder dat de wereld zowat verging! Dacht Harry melodramatisch. Hij zag dat Lelia hem doordringend aankeek, ze was opvallend stil, vast omdat ze geen idee had waarover het allemaal ging, maar ze zag wel dat Harry het moeilijk had met een zoveelste verlies. En die pijn wat Harry nu doormaakte, die onmacht die hij voelde, kende ze maar al te goed, die had zij veel te vaak moeten voelen.
‘Hij was oud Harry.’ Probeerde Ron hem te troosten. ‘Hij was op. Hij wist dat jij zijn verdediging niet meer nodig had en daarom heeft hij het zichzelf kunnen toelaten om te sterven.’ Harry vond dat Ron dat heel wijs had gezegd, maar voelde verschillende emoties in hem te boven komen. En ook, zoals bij ieder verlies, de schuldgevoelens. Hoe vaak was hij niet kwaad geweest op Perkamentus? Zoals toen Sirius was gestorven en al wat Perkamentus enkel wilde, was dat Harry veilig was.
‘Ja, het is erg te betreuren’ zei Jeremy die blijkbaar niet wilde treuren om een man die al een paar jaar dood was en hij wende zich tot Anderling.
‘professor, we zouden dringend een paar van onze leden moeten spreken.’ Zei hij met een gespannen gezicht.
‘Zeg niet dat het weer waar is!’ Zei Anderling met een zorgelijk gezicht. ‘Toch niet weer van die aanvallen?’
‘Ik vrees van wel professor.’ Zei Ron toen weer. ‘En ik ben bang dat het niet iets is dat van vandaag op morgen stopt.’ Vervolgde hij nog.
‘Is er dan nog geen idee wie of wat er achter die aanvallen zit Wemel?’ vroeg Anderling toen weer.
‘Nee, geen idee.’ Zei Ron met zijn schouders omlaag.
‘Maar daar kan verandering in komen.’ Zei Cho toen onverwachts.
‘Want wij hebben Harry nu in ons team.’ Zei ze glimlachend. Harry voelde zich weer rood worden, maar hij was niet de enige die zich niet op zijn gemak voelde. Carter keek afgunstig toe en Lelia leek ook een beetje opstandig, al wist Harry niet goed waarom.
‘Hoe is het eigenlijk met de leerlingen?’ Vroeg Elizabeth toen aan Anderling. Anderling had weer die zorgelijke blik op haar gezicht toen ze die vraag hoorde.
‘Wel,’ antwoordde ze, ‘de dreuzelkinderen en halfbloedkinderen zijn natuurlijke ongerust en hebben concentratie problemen. Ik heb er ook al een hele hoop gehad die enorm klaagde van nachtmerries, wat wil je!’ Zei ze een volume hoger, ‘die arme kinderen zien trauma’s voor zich als ze bij hun ouders zijn, en dan wil je al niet weten hoeveel al dierbaren kwijt zijn!’ het huilen stond haar nader dan het lachen.
‘ Daarom zouden we dringend een bespreking moeten doen met onze leden. Is het mogelijk ze op te roepen professor?’ Vroeg Carter weer formeel.
‘Maar de lessen zijn bezig!’ zei Anderling die bijna positief had geknikt. ‘Zouden jullie niet kunnen wachten tot het einde van de lessen? Dat is al over een klein kwartiertje, dan kunnen jullie gelijk mee avondeten.’
Harry, die omviel van de honger, vond dat best goed klinken. Zo ging het team na goedkeuring, professor Anderling na naar de grote zaal. Harry, die automatisch naar de tafel van Griffoendor ging, werd teruggetrokken door Ron.
‘Je bent van school af, weet je nog?’ zei hij bijna grijnzend.
‘Oh ja, dat is ook waar.’ Zei Harry iets of wat teleurgesteld dat hij naar de oppertafel moest gaan. Hij vond zich onwillekeurig enorm oud, terwijl hij daar zat en honderden kinderen uitgelaten naar de tafels zag gaan. Hij zag dat een paar leerlingen vragend naar hen keken, maar voor de rest leken niet veel leerlingen aandacht aan hen te besteden. Ze waren het vast gewend aan het raken dat meerdere vreemdelingen Zweinstein binnen kwamen. Het deed echt raar om te zien, vond Harry. Hij zag zoveel leerlingen, en hoewel hij er zolang op school had gezeten, nu kende hij niemand meer. Of dacht hij dat maar? In de verte, helemaal aan het einde van de Griffoendortafel dacht hij dat hij Fleur Delacour zag. Ze leek er als 2 druppels water op, maar Fleur kon helemaal niet meer op school zitten, ze was zelfs ouder dan Harry! Maar toen wist Harry wie het was. Het was vast Gabriëlle Delacour. Toen Harry van school ging zat zij in haar eerste jaar, nu zou ze vast in haar zesde jaar zitten ofzo. Geen wonder dat Harry haar niet meer meteen herkende. Gabriëlle daarentegen, leek geen erg te hebben in Harry. Harry liet zijn blik even los van de grote zaal, door stemmen die hij opzij van zich hoorde, er waren mensen bijgekomen aan de oppertafel.
‘Het is dus toch waar,’ zei een stem die hem misselijk maakte, ‘Potter leeft dus echt.’
Harry keek op en probeerde zijn gezicht zo strak mogelijk te houden. Hij keek in de ogen van Sneep. Sneep liet zich echter niet van de wijs maken van Harry’s vuile blik en ging verder; ‘Er kan dus werkelijk niks je van kant maken, hè Potter. Zelfs als we jouw diep in de grond duwen, weet je nog een manier op er uit te geraken.’ Zei hij op een smalende toon alsof Harry gewoon weer een zootje van zijn toverdrank had gemaakt. Harry wist niet wat uit te brengen, dus bleef hij Sneep gewoon kwaad aanstaren, wat had hij een hekel aan hem. Gelukkig werd hij vlug van Sneep verlost, want op hetzelfde moment kwam niemand minder al Marcel Lubbermans voor Sneep staan. Sneep maakte een afkeurend geluid met zijn tong en ging op zijn plaats zitten.
‘Harry, ik kan het gewoon niet geloven!’ zei Marcel opgewekt en schudde Harry’s hand wild op en neer.
‘Je herkent me toch nog hè Harry?’ vroeg Marcel en zei nogal overbodig, ‘Ik ben het Marcel, Marcel Lubbermans!’
‘Ja,’ zei Harry die een glimlach opbracht, ‘Ik had je natuurlijk nog herkend.’ Marcel leek vereerd.
‘Jullie zijn hier toch voor een bijeenkomst die na het eten word gehouden hè?’ vroeg Marcel terwijl hij zich naast hem plofte en zijn vork en mes beetnam.
‘Ja.’ Zei Harry en keek Marcel vragend aan.
‘Wel, gelukkig, de toestanden werden echt te erg, ik hoop dat we er vanavond uit geraken, ik ben ook een lid, weet je.’ Zei hij en zijn gezicht glom van trots.
‘Wel, dat is eh- heel fijn dat ze iemand zoals jij er bij hebben Marcel, die dreuzels kunnen alle hulp gebruiken.’
‘Inderdaad ja.’ Zei Marcel dapper.
‘Hoe kom je eigenlijk hier terecht?’ vroeg Harry aan Marcel. Hij vroeg zich af hoe het kwam dat Marcel zo vlug van de partij was, maar eigenlijk was het antwoord heel logisch.
‘Wel,’ Marcel kreeg weer een voldane grijns op zijn gezicht, ‘Ik ben nu leerkracht Verweer Tegen De Zwarte Kunsten.’ Harry zag dat Ron, die het gesprek een eindje verderop een beetje had gevolgd glimlachend naar Harry keek. Hij wist vast dat Harry verrast was door dat weetje.
‘Wauw, Marcel!’ Wist hij er uit te brengen.
‘Niet te geloven hè.’ Zei Marcel trotser dan ooit. ‘Ik wou dat oma het nog had meegemaakt. Ze zou blij zijn dat er toch iets van me geworden is.’ Harry voelde medelijden met Marcel.
‘Je moet wel echt dapper zijn.’ Zei Harry en hij begon aan zijn eten dat tevoorschijn voor hem kwam. ‘Er zijn maar weinig die het baantje van verweer tegen de zwarte kunsten aandurven.’
Marcel glimlachte even en werd rood.
‘Ik heb het eigenlijk aan jou te danken Harry. Zonder die SVP lessen was ik nooit zo goed geworden.’
Harry voelde zich gevleid, ‘Maar je hebt het toch zelf maar gedaan Marcel, je had het in je, dat heb je nu wel bewezen.’ Marcel werd als het kon nog roder en begon ook haastig aan zijn eten. Harry vond dat hij geen ogen genoeg had. Hij was net alsof hij weer de eerste keer op Zweinstein was. Hij keek weer naar de oppertafel die vol was op 2 plaatsen na.
‘Waar is Hagrid?’ vroeg hij licht paniekerig aan Ron die naast Marcel zat.
‘Die is vast in zijn huisje aan het eten, maar hij komt ook naar de bijeenkomst.’ Zei Ron met een volle mond en bespattte Marcel daardoor met kleine stukjes aardappel per ongeluk.
‘Oeps, sorry Marcel.’ Zei hij nog amper verstaanbaar door zijn volle mond.
Harry haalde opgelucht adem. Hij was even bang dat Hagrid ook gesneuveld zou zijn.
‘En die andere stoel?’ vroeg hij nieuwsgierig, ‘Wie zit daar dan?’
‘Oh daar? Daar zit professor Wersh.’ Zei Marcel toen weer, ze is leerkracht gedaantewisselingen.’
Ron zag Harry nogal raar kijken bij haar naam.
‘Ze komt van Roemenië.’ Legde hij Harry uit. ‘Ze is nog goed bevriend geweest met Charlie.’ Zei hij iets of wat moeizaam.
Op dat moment galmde er klakkende voetstappen door de grote zaal. Harry keek op en voelde zijn ogen wijd opengaan.
‘Sorry dat ik wat laat ben! Er deed een leerling moeilijk en wilde dat zijn pantoffels konijnen bleven.’ Zei een meisje met een grote glimlach.
‘Harry, mag ik je voorstellen aan ons nieuwste lid van ons team, professor Daisy Wersh!’ Zei Ron die zag dat Harry naar haar keek.
‘Hoi, aangenaam!’ Zei ze opgelaten en Harry schudde haar hand met een wazige blik in zijn ogen. |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Do Feb 03, 2005 16:47 |
 |
Hoofdstuk 6: De vergadering.
Harry hoopte dat het de andere niet te erg opviel, maar Harry was totaal van slag. Daisy, zoals ze haar voorstelde was indrukwekkend om te zien! Die ogen van haar waren donkerder dan het donkerste bruin dat je kon zien, ze hadden zowat de kleur van haar pupillen. Maar dat was niet het enige wat geweldig was aan haar. Haar haren lagen er glanzend en waren enorm lang, al leek dat niet zo op het eerste zich. Het was net alsof haar haren maar tot aan haar schouders rekte, omdat ze ze daar had samengebonden. Ze keek nog steeds glimlachend naar Harry die probeerde beleefd terug te knikken en zijn blik af te wennen. Wat had hij toch? Kon hij zich effe niet normaal gedragen? Maar toch, hij had het gevoel dat het door het meisje kwam dat hij bleef kijken, en niet door zichzelf. Ze had precies het effect op hem zoals een glamorgana dat deed. Maar Daisy kon geen glamorgana zijn, die zagen er totaal anders uit. Hij keek weer even naar haar terwijl ze op de lege stoel plaats nam tussen Anderling en Sneep in en ze keek terug naar Harry. Hun oogcontact was maar even, maar het leek alsof er een merkwaardige blik door haar ogen gingen, die Harry niet kon plaatsen.
Ze aten rustig hun eten verder en terwijl de Grote zaal aan het leeglopen was stonden de leerkrachten ook op. Ron gebaarde Harry dat hij hem moest volgen en dat deed Harry ook.
Hij zag ook dat Daisy opstond en onwillekeurig glimlachte hij weer naar haar. Toen hij haar zo van dichtbij zag, realiseerde hij zich dat ze ongeveer dezelfde leeftijd als hem moest hebben. Daisy zag dat hij glimlachte en sprak hem aan;
‘Ik heb me laten vertellen dat jij de Harry Potter bent.’ Zei ze nadrukkelijk terwijl ze haar gewaad nerveus gladstreek.
‘Ja,’ bracht Harry er droogjes uit.
‘Wel, dan ben ik blij dat jij ook deel uitmaakt van het team.’ Zei ze goedkeurend
‘Het zal wel nodig zijn…’ Zei ze nog en liep weer verder. Harry bleef even roerloos staan, maar voelde toen dat Marcel hem een duw naar voren gaf.
‘Huh?’ zei Harry verstrooid toen hij de duw voelde. Marcel grinnikte even; ‘Ze is best mysterieus hè.’ Zei Marcel en dat was precies wat Harry dacht.
‘Ja, dat kun je wel zeggen.’ Zei hij met opgetrokken wenkbrauwen.
‘Maar ze is wel heel aardig.’ Voegde hij eraan toe.
‘Hebben we het over professor Wersh?’ kwam Jeremy tussenbeide.
Marcel knikte nerveus.
‘We mogen blij zijn met zo’n aanwinst.’ Zei Jeremy gedecideerd. ‘Ze is echt enorm getalenteerd en enorm goed in gedaanteverwisselingen, daarom heeft professor Anderling haar uiteraard aangenomen.’
‘Heeft op ze ook op Zweinstein gezeten?’ vroeg Harry nieuwsgierig.
‘Nee, dat niet. Ze is nog maar een tijdje geleden verhuisd. Nadat Charlie Wemel gestorven was, kon ze het niet meer aan in Roemenië heb ik horen zeggen.’
‘Was ze dan zo close met Charlie?’
‘Heel goede vrienden waren ze ja.’
Ze waren ondertussen in een ruimte waar Harry ooit al eens was geweest, maar dan wel in de bezemkast. Ze waren in de leerlingenkamer en professor Anderling gebaarde dat ze allen moesten zitten. Zij ging aan het hoofd van de tafel zitten en ze schraapte net haar keel om het woord te nemen, toen de deur met een enorme klap open werd gedaan. Harry, die net plaats had genomen tussen Ron en Lelia keek verrast achterom. Zijn hart sprong op toen hij hem zag, er stond niemand minder dan Hagrid in de deuropening!
‘Sorry dat ik wat laat ben’ gromde Hagrid vermoeid, maar zag op dat moment Harry zitten waardoor zijn hele gezicht opklaarde.
‘Hagrid!’ riep hij opgewekt en sprong van zijn stoel naar Hagrid toe. Die arme Hagrid snikte enorm toen Harry hem omhelsde, al kwam hij niet verder dan aan zijn middel.
‘Harry, ik ken het gewoon niet geloven.’ Zei hij terwijl er dikke tranen over zijn wangen gleden in zijn baard.
‘Ik ook niet Hagrid.’ Zei Harry die hem met een grote glimlach aankeek.
‘Hagrid, ik stel voor dat je je ook neerzet.’ Zei Anderling die gebaarde naar een vrije stoel naast Daisy.’
‘Oh ja, tuurlijk, professor.’ Zei Hagrid terwijl hij met een enorm hand zijn gezicht afveegde en Harry losliet. Hij zette zich neer en Daisy wendde zich naar Anderling.
‘professor, waarom-‘ begon ze, maar Anderling onderbrak haar al vlug.
‘Er is weer een aanval geweest.’ Zei ze kalm.
‘Hoeveelste keer is dat nu al?!’ vroeg Hagrid verwoed.
Harry zag dat Sneep met zijn ogen rolde en geërgerd toekeek, waardoor Harry weer die haat voor Sneep in hem voelde opborrelen.
‘Volgens mij Hagrid, ‘ zei hij met een misselijke ondertoon, ‘Kunnen we die aanvallen vanaf nu dagelijks verwachten, de dader laat geen sporen achter en is ons ieder keer te snel af. Althans degene die er verantwoordelijk voor zijn.’ Zei hij met een veelbetekende blik op Ron. Harry zag dat Ron enorm baalde dat Sneep hem neerhaalde.
‘Hij is iedereen al te snel afgeweest, professor.’ Zei Daisy beleefd. ‘Er zijn veel gewonden aan onze kant door gevallen, terwijl wij niks wijzer zijn geworden.’ Zei ze neutraal en Sneep trok zijn neus op. Harry bleef merkbaar stil onder de vergadering. Ze bleven maar doorpraten over het belang van de dreuzels, wat een raadsel het was dat ze de dader maar niet konden vinden en wat ze zouden kunnen doen. Harry miste op dit moment de enorm wijzen woorden van professor Perkamentus die altijd wel raad wist. Iedereen was wel aan het woord geweest (behalve Harry en Lelia dan) toen Anderling voorstelde dat het team zou overnachten in het kasteel, om morgen verder te kunnen onderhandelen, omdat ze er niet uitkwamen. Ron leek dat maar niks te vinden en zei dat er vast meer gewonden zouden vallen als ze hun tijd verspilde, maar de meerderheid had besloten tot morgen te wachten omdat ze uitgeput waren en daarom luisterde hij maar. Ze verlieten met hun allen de leerkrachtenkamer en Anderling ging hun voor naar een slaapzaal waar plaats genoeg was voor wel 15 personen. Harry nestelde zich meteen in een van de zachte bedden. Hij was uitgeput door alle informatie die de voorbije 24 uur aan hem voorbij waren gegaan.
‘Het is me allemaal wat.’ Zei Ron die zich in een bed naast dat van Harry zette. Harry knikte, maar wist niet goed wat te zeggen. Hij voelde nog steeds die onmacht.
‘Hoor eens, wees niet ongerust, we vinden heus wel een spoor.’ Zei Ron die het bezorgde gezicht van Harry zag.
‘Ja, vast.’ Zei Harry. ‘Die persoon kan moeilijk erger zijn dan Voldemort, niet?’ Vroeg hij aan zijn beste vriend.
‘Laat ons hopen.’ Zei Ron glimlachend, maar dat werd al gauw een grimas.
‘Ik hoop alleen maar dat hij zich rustig houd vanavond, ik vind het maar niks dat ik Hermelien en Harry heb moeten achterlaten.’
Harry keek verrast op. Het was een andere Ron die nu sprak, een met verantwoordelijkheidsgevoel, zo werd Harry zich bewust dat hij een hoop had gemist. Ron was vader en moest zich nu zorgen maken over zijn gezin, hij kon niet meer zo roekeloos zijn gelijk hij deed toen hij met Harry op school zat. Ron legde zich in bed neer en Harry draaide zich om. Hij vroeg zich af of hij wel in slaap zou vallen na een uurtje te liggen woelen. Hij stond net op om wat water in te schudden, maar toen viel zijn oog op Lelia. Ze deed heel raar. Ze maakte felle bewegingen in haar slaap en haar gezicht had een paniekerige uitdrukking. Harry vroeg zich net af of ze haar moest wakker maken toen er een snijdende gil weerklonk. Harry drukte verwoed zijn handen tegen zijn oren en probeerde Lelia wakker te maken terwijl de andere uit hun slaap wakker werden…. |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Vr Feb 04, 2005 13:15 |
 |
Hoofdstuk 7: Lelia’s ware nachtmerrie.
‘Lelia, word wakker!’ Zei Harry verwoed en hij rammelde aan haar.
‘Wat is er aan de hand?’ Vroeg Ron overstuur met zijn vingers in zijn oren, Lelia stopte niet met schreeuwen.
‘Weet ik veel! Ze heeft een nachtmerrie ofzo volgens mij!’ Probeerde Harry boven het geschreeuw uit te roepen.
Elizabeth ging vlug naar haar zus toe en probeerde haar ook wakker te maken.
Harry dacht dat ze het hele kasteel zouden wakker maken, zo hard bleef Lelia schreeuwen. Hij voelde even een vlaag van opluchting toen Lelia haar ogen opendeed, maar toen hij beter keek, draaide die gewoon verwilderd in hun kassen.
‘Lelia word wakker!’ Hoorde hij Elizabeth paniekerig schreeuwen. Het was duidelijk dat alle leden van slag waren dat ze het niet konden opnemen door deze onbekende macht, hoe zouden ze Lelia wakker kunnen maken? Toen voelde Harry een nog ergere paniek in zich toen hij juist aan iets dacht; ‘Zou ze,’ dacht Harry , ‘in haar slaap kunnen sterven?’ Daar leek het anders wel op, want Lelia’s gezicht was verwrongen van pijn en paniek.
‘Wacht, laat mij!’ Hoorde hij ineens een zware stem achter zich roepen. Carter had zijn toverstok opgeheven en riep, ‘Revelius!’, een ontwakingsspreuk. Die had gewerkt, want meteen ontwaakte Lelia uit haar nachtmerrie. Jachtig ademend keek ze in het rond, nog steeds met die paniek in haar ogen. Ze pakte Harry, die juist naast haar zat, aan zijn gewaad vast en trok hem naar haar toe.
‘Ik zag het…’ zei ze buiten adem, met ver opengesperde ogen. Harry wou net vragen wat ze dan zag, maar toen wendde ze zich naar haar zus.
‘Ik zag het!’ zei ze nogmaals overstuurt omdat niemand scheen te begrijpen wat ze daarmee bedoelde.
‘Lelia, je schreeuwde in je slaap, waarom? Wat zag je?’ vroeg Elizabeth aan haar terwijl de andere gespannen toekeken.
‘Ik,… ik zag datgene wat Tommy heeft vermoord!’ zei ze met tranende ogen. ‘Ik zag het weer vanavond, in mijn droom! Het schreeuwde met een ijzige kreet dat door mijn vel sneed!’
Elizabeth zakte in elkaar toen ze dat hoorde.
Harry keek onbehagelijk naar de andere. Ron keek Lelia aan met een lichtjes open mond en besloot het toen maar te vragen toen hij zijn stem terugvond.
‘Eh, wie is Tommy?’ vroeg hij zachtjes en Lelia keek onmiddellijk naar hem.
‘Dat was mijn neefje, hij is nu dood, hij is vermoord.’ Zei ze, maar dat wist Harry al. Toen hij Lelia voor het eerst tegenkwam was Lelia net op het kerkhof bloemen aan het leggen bij het graf van Tommy.
‘Tommy, dood?’ vroeg Elizabeth met een gezicht zo bleek als een lijk. Lelia knikte.
‘Sorry dat ik het je nog niet verteld had Elizabeth.’ Zei ze verontschuldigend met een trillende stem, ‘maar ik kon het gewoon niet! Het was mijn fout, ik had…’ ze kreeg amper lucht.
‘Rustig nu,’ zei Cho, die zich ook had neergehurkt naast haar. ‘probeer het rustig te vertellen, want je weet misschien dingen die ons op een goed spoor kunnen brengen.’ Zei ze met een doordringende blik. Lelia knikte en snikte lichtjes.
‘Heb je gezien hoe je neefje vermoord werd Lelia?’ vroeg Ron toen aan haar. Ze knikte. Toen begon ze uiteindelijk te vertellen. ‘Ik had alleen nog maar Tommy,’ zei ze bedroefd, ‘Zowat heel mijn familie is uitgemoord, ik dacht dat ik niemand meer had buiten Tommy, ik dacht ook dat Elizabeth dood was, omdat ik ze nergens meer vond. Ik besloot met hem te vluchten, maar dat ging niet zo gemakkelijk. Er was een zoveelste aanval weer aan de gang, en ik hield Tommy stevig vast, maar er waren zoveel mensen.’ Zei ze en ze stopte even. Ze ademde diep in en uit en je zag haar rillen. ‘Ik weet niet hoe het kwam, ik was vast door iets of iemand geraakt, maar ik ging tegen de grond. Ik voelde hoe Tommy’s hand tussen mijn vingers uitglipte. Op dat moment stond ik vliegensvlug op en begon in paniek hem te zoeken, maar het enige dat ik zag was de vluchtende mensenmassa. Ik probeerde hem te vinden en ging in tegengestelde richting de massa in. En toen… toen…’ ze leek flauw te vallen, haar stem was trager en haar blik wazig.
‘Wat toen?’ vroeg Harry vertwijfelend. Lelia probeerde hem aan te kijken; ‘Toen zag ik het gebeuren.’ Zei ze. Vrijwel iedereen fronste zijn hoofd, zelfs Elizabeth.
‘Ik zag het wezen dat ik in mijn dromen ook zag. Ik zag een vage omtrek van iemand die groot en uitgemergeld was, alsof die geen dagen meer gegeten had. Ik weet niet eens of het menselijk was. Overal…overal was bloed en ik..ik kon niks doen, ik stond daar maar! Ik kon niks doen! Ik kon niks doen!’ ze bleef dat maar herhalen en Harry zag dat er bij Elizabeth en Cho tranen in de ogen sprongen. Hijzelf vond het ook vreselijk om te horen. Lelia had gezien hou haar eigen neefje van 3 jaar werd vermoord, verscheurd zowat. Die onmacht wat ze voelde, die schuldgevoelens, kon hij maar al te goed begrijpen. Zij had moeten zien hoe een onschuldig kind werd vermoord, hoe hij aan een bloederig eind kwam.
‘Ik hoor hem steeds in mijn slaap schreeuwen! Van de pijn, ik kan hem nog steeds horen huilen, mijn naam roepen!’ zei ze amper verstaanbaar door de trillingen in haar stem.
‘Zag je dat vannacht ook?’ vroeg Jeremy toen compleet onverwacht.
‘N-nee.’ Zei ze, ‘Vannacht was anders, vannacht zag ik het wezen, schreeuwend op een rots, schreeuwend, zo luid dat ik dacht dat ik eraan ging sterven.’
‘Je schreeuwde zelf ook Lelia.’ Zei Ron toen verward.
Lelia schudde haar hoofd, ‘Het was vreselijke, zo’n erge nachtmerrie heb ik nog nooit gehad, zelfs als ik al die gruwel weer terugzie van die aanvallen!’ zei ze met grote ogen naar Ron. Ron keek nogal ongelovig toe. ‘Het was gewoon een nachtmerrie.’ Zei hij terwijl hij naar de zorgelijke gezichten keek van de andere. ‘Dat is normaal als je zoiets vreselijks meemaakt!’ Maar Harry wist niet of Ron daarin gelijk had, natuurlijk had Lelia vreselijke dingen meegemaakt, maar het leek te simpel. Toen dacht hij ineens aan iets.
‘Ron,’ zei hij bijna fluisterend, maar toch helder waardoor iedereen hem hoorde, ‘Kinderen met dreuzelsouders en halfbloeden klaagde over vreselijke nachtmerries! Dat zei Anderling vanmiddag nog tegen ons! Wat als die nu verband met elkaar hielden?’ Ron leek niet echt overtuigt. ‘Harry, die dreuzelkinderen en halfbloeden zien gewoon al die gruwel en dromen daarom zo naar! Er is geen verband, het is gewoon een gevolg van een oorzaak!’ maar het was alsof Harry niet wilde geloven alsof het zo simpel was.
‘Lelia, jij hebt dat wezen echt gezien in je droom, niet?’ vroeg hij vlug aan haar.
‘Nou,’ zei ze stil, ‘Ik zie alleen maar de vage omtrekken ervan, ik zie nooit een gezicht.’ Harry baalde even. Als Lelia nu een beschrijving kon geven, Harry had gedacht dat ze een soort visioen had, dat hen kon helpen.
‘Volgens mij,’ zei Harry luid nadenkend, ‘Ron, misschien is het wel een gevolg, een gevolg door de oorzaak zelf, maar toch is het misschien eens handig om met de dreuzelkinderen te praten.’ Ron keek weer met opgeheven wenkbrauwen.
‘Volgens mij komen we zo dichter bij de oplossing dan bang te wachten op nog een aanval.’ Zei hij duister terwijl het vage licht van de maan op hem scheen.
‘Ok, Harry.’ Zei Ron uiteindelijk vermoeid. ‘Het is het proberen waard, als ze tenminste over hun nachtmerries willen praten.’ Zei hij schouderophalend en liep weer naar zijn bed.
‘Het beste lijkt me als we nu nog een paar uurtjes slapen.’ Zei hij tegen de rest van de groep. ‘We zullen onze rust nodig hebben.’
Zo ging iedereen weer terug naar zijn eigen bed en Lelia, die als enige haar bed niet verlaten had, hoorde hij nog lang nasnikken. Uiteindelijk viel hij daardoor ook in slaap, het geschreeuw in zijn hoofd proberen te negeren… |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Za Feb 05, 2005 15:21 |
 |
Hoofdstuk 8: Terugzien van een oude vijand.
De volgende morgen werd hij door de schrille ochtend zonnestralen wakker, maar hij was niet de enige. Cho, Carter, Jeremy en Jeffrey waren blijkbaar al gaan ontbijten, want hun bedden waren leeg. Ron bond net zijn schoenen en Elizabeth probeerde Lelia, die bleek was en grote wallen had, zover te krijgen dat zij zich ook zou omkleden. Lelia voelde er blijkbaar niet veel voor om haar bed te verlaten, want ze rilde als een rietje.
‘Gaan jullie al maar door.’ Zei ze wuivend naar de deur, ‘Ik blijf wel bij haar.’
‘Weet je het zeker Elizabeth? Want we blijven wel even als je dat wil..’ zei Ron twijfelend. ‘Nee, dat hoeft niet, ga maar, die dreuzelkinderen moeten geholpen worden.’ Zei ze. Ron haalde zijn schouders op en deed teken naar Harry dat hij hem moest volgen naar de grote zaal. Harry, die vlug zijn gewaad had aangedaan, volgde Ron met half vast gebonden schoenen, waardoor hij struikelend achter hem aan holde. Ron was blijkbaar niet van plan om te gaan ontbijten, want hij liep dwars door de Grote zaal heen, die was trouwens ook uitgestorven, want alle tafels waren al leeg.
‘We gaan rechtstreeks naar Anderling toe.’ Zei Ron terwijl hij over zijn schouder naar Harry keek. ‘De lessen zijn al begonnen, en dan kunnen we misschien al beginnen met een paar leerlingen ondervragen, de vergadering wordt toch pas vanavond gehouden. Of had je misschien honger?’ vroeg hij bezorgd aan hem.
‘Neenee,’ zei Harry die een arm over zijn grommende maag deed- proberend om het roffelende geluid te dempen, ‘ik zit nog vol van gisteren.’ Loog hij vlug, hij wilde niet dat ze nog meer tijd verloren. Hij en Ron gingen de hal in, maar ze waren blijkbaar toch niet de enige die daar rondliepen. Harry hoorde voetstappen in de hal en keek waar ze vandaan kwamen. Toen was het overbodig om zich af te vragen wie het lawaai maakte, want op dat moment riep Ron luid, met een stem van blijdschap en ongeloof; ‘Hermelien!’
Hermelien stond voor de poort en had rode wangen van de frisse ochtendlicht en een stralende glimlach op haar gezicht. Ze omhelsde Ron die op haar af kwam gelopen en gaf hem een kus. Het was moeilijk te zien wie van de twee het blijdste was. Hermelien keek ook naar Harry en liep ook naar hem toe en gaf hem een knuffel.
‘Is alles goed met je Harry?’ Vroeg ze vriendelijk en Harry knikte. ‘Ja, prima.’ Zei hij grijzend. Hij vond het geweldig dat Hermelien er ook was, nu leek het nog meer dat hij terug was op Zweinstein met haar erbij.
‘Hermelien, wat kom je hier doen?’ Vroeg Ron nu met een bedrukt gezicht, ‘Er is toch niks mis met Harry ofzo?’ vroeg hij ongerust aan haar.
‘Nee, alles is prima met hem.’ Zei Hermelien, ‘Je moeder let op hem, zolang ik het team help.’ Zei ze trots. Harry keek haar grijzend aan en ze grijnsde terug, maar Ron werd een tintje bleker waardoor je zijn sproeten duidelijker zag.
‘Maar-maar het is gevaarlijk Hermelien! Het brengt een hoop gevaren met zich mee, we weten nog steeds niet waartegen we moeten vechten en_’ hij wilde blijkbaar nog een tijdje verdergaan, maar stopte toen hij het gezicht zag van Hermelien.
‘Ron, je moet niet verwachten van mij dat ik thuis bang wacht op nieuws. Ik help jullie, en daarmee uit.’ Zei ze resoluut en toen ze zag dat Ron weer zijn mond opendeed om iets te zeggen zei ze nog vlug; ‘En maak je over Harry geen zorgen, je moeder zorgt goed voor hem en ik heb ze verteld waar te schuilen moest er een inval zijn.’ Ron keek haar even vertwijfeld aan, maar deed toen zijn mond weer dicht. Het was duidelijk dat hij het onderlaken moest leggen tegen Hermelien. Hermelien leek voldaan. ‘Nou, wat waren jullie van plan om te doen nu?’ zei ze terwijl ze naar Harry keek.
‘We gingen net naar Anderling.’ Zei hij tegen haar, ‘we gingen Anderling vragen of we leerlingen mochten ondervragen.’ Hermelien keek naar hem met een frons. ‘Leerlingen ondervragen?’ vroeg ze vertwijfeld, ‘Waarom willen jullie dat doen?’
‘Omdat Lelia een soort van visioen had, denken we. Nu willen we zien of de andere dreuzelkinderen last hebben van dezelfde nachtmerries, of soortgelijke, waardoor we misschien een soort van patroon zien.’ Zei hij vlug. Hermelien scheen het meteen te begrijpen en knikte vastberaden. ‘Ja, dan gaan we dat meteen doen.’ Zei ze resoluut, ‘Maar,’ ze keek even rond zich heen, ‘Waar zijn de anderen?’
‘Die zijn al vast rond aan het kijken in het kasteel. Misschien denken ze hier aanwijzingen te vinden, je weet maar nooit.’ Zei Ron terwijl hij zijn schouders neerhaalde. ‘Kom je nu mee of niet?’ zei hij tegen haar terwijl hij een Harry al de trap op aan het gaan waren. Hermelien gaf echter geen antwoord, en toen Harry wilde vragen waarom ze niet volgde, zag hij de volwassen verschijning van….Draco Malfidus. Het was even stil en toen Harry keek uit zijn ooghoeken zag hij dat Ron woedend toekeek naar Malfidus die langzaam naar Hermelien toeliep, die haar vuisten stevig rond haar staf had gedaan.
‘Wel, wel, wel….’ Zei Malfidus, de stilte doorbrekend. ‘Wie we hier hebben… Wezelvrind, zijn modderbloedje en,..’ zijn ogen flitste vol haat en afkeer naar Harry, ‘Potje, onze herrezen held.’ Zei hij met zo een groot sarcasme dat het belachelijk was. Ron stapte verwoed naar Malfidus met zijn toverstok in verschiet; ‘Noem haar geen modderbloedje Malfidus, of het kan wel het laatste zijn wat je ooit hebt gezegd.’ Zei hij sissend.
‘Ron nee!’ zei Hermelien met opeengeklemde kaken en Ron liet zijn toverstok woest zakken.
‘Heel verstandig Griffel.’ Zei Malifdus met een opgeheven hoofd. Dat zou Anderling niet op prijs stellen.’ Zei hij laagdunkend.
‘Wat moet je eigenlijk hier Malfidus?’ vroeg Harry aan Malfidus die hem een vuile blik toewierp.
‘Dat zijn jou zaken niet Potter, dus hang ik ze niet aan je neus.’ Harry, die vast dacht dat het weer duistere zaakjes waren, liet nu ook een vuile blik aan Malfidus zien.
‘Hoooho, Potje, ik zou het maar kalmpjes aan doen als ik van jou was.’ Zei Malfidus sinister. Je wilt toch niet dat jou weer iets overkomt doordat je weer vijanden wilt maken?’ zei hij met een erge nadruk op het woord maken.
‘Ik heb nooit vijanden gemaakt, maar ik pap ook niet aan met duistere en gevaarlijke tovenaars zoals jouw vader deed Malfidus, je hebt zelf gemerkt wat voor een gevolg dat kan hebben.’ Malfidus zijn gemene grijns werd meteen een grimas. Harry wist wel dat hij een rotopmerking had gemaakt, omdat Draco’s vader dood was omdat Voldemort dat ook was, maar het was uiteindelijk zijn eigen fout geweest.
‘Je vind jezelf een hele piet hé Potter, maar ik zeg je, mijn wraak zal zoet zijn!’ zei hij met zo een doordringende blik dat Harry even van slag was, hij was niet bang door Malfidus bedreigingen, maar hij wist niet wat ervan te denken.
‘Kom op,’ zei Ron die Harry mee naar de trap lok en Malfidus ging de andere kant op.
‘Hij is zo’n stuk verdriet!’ Zei Hermelien met gebalde vuisten, ‘als ik me eens kon laten gaan, dan was geen spaan meer van hem over!’ zei ze uiterst vijandig.
‘Malfidus doet nu nog rotter omdat het je fout is dat zijn vader dood is. Net goed!’ zei Ron boos die Harry’s gezicht negeerde. Als Ron het zo zei was het net alsof Harry Lucius Malfidus vermoord had, maar hij wist wel beter. Ze waren net bij de spuwer naar Anderlings kantoortje, maar toen ze het wachtwoord wilde geven vielen ze met een klop op de grond.
‘Wat moet dat?’ Hoorde hij Ron nog mompelen, maar Harry wist het maar al te goed wat er ging gebeuren.
‘Ze zijn binnen…’ zei hij behoedzaam terwijl hij een ijzige kreet hoorde……
Harry zag even een angstige gloed in de ogen van Hermelien en Ron gaan, maar ze verweerde zich dapper en sprongen net als Harry, snel op. Hij hoorde weer een kreet en liep snel naar de plek waar hij dacht dat het lawaai vandaan kwam. Vlug klonken er deuren die opensloegen en hoorde hij de leerkrachten roepen naar de leerlingen dat ze hun hoofdmonitors moesten volgen naar hun slaapzaal. Maar dan moesten ze langs de hal gaan, waar Harry dacht dat het lawaai vandaan kwam…. Hij wilde ze nog tegenhouden, maar het was te laat. Door het enorme geschreeuw van paniek hoorde niemand hem en liepen ze recht in de val. Zijn vermoedens werden bevestigd toen hij hoorde dat het geschreeuw werd verdriedubbeld.
‘Ze zijn recht de val ingelopen!’ riep Hermelien vol afschuw en Ron zag nog bleker en liep enorm snel waardoor Harry hem amper kon bijhouden. Ze kwamen snel aan in de Grote zaal en wat Harry toen zag, was weerzienwekkend. Leerlingen lagen op de grond, roepend, tierend terwijl ze hun handen vastberaden tegen hun oren deden. Harry keek verwilderd rond. Waar was die persoon die daarvoor zorgde? Hij hoorde Hermelien naast hem naar adem snakken en met trillende stem; ‘Kijk!’ uitbrengen. Ze wees naar het midden van de Groter zaal en toen Harry keek zag hij verschillende gedaantes uitkomen uit het niets. Ze leken de leerlingen naar zich toe proberen te lokken, terwijl ze vervaarlijk uit het midden sluipten. Als Harry niet beter wist, zou hij denken dat ze zweefde, maar hij zag duidelijk dat hun voeten nog de grond raakte.
‘Kom op!’ hoorde hij Ron zeggen terwijl hij voorliep met zijn toverstok in de aanslag. Hij en Hermelien volgden hem, en ze zagen hoe de andere leden van hun team wisten binnen te komen. Ze hadden vast het geschreeuw ook gehoord en waren daarom vlug gekomen. Harry zag hoe ze allerlei spreuken op de gedaantes afvoerde. Harry had geen idee wat die gedaantes waren, ze droegen lange zwarte jassen met een kap, waarin hun gelaat verborgen ging. als Harry niet beter wist, zou hij denken dat het dementors waren, maar dat was onmogelijk. Dan zou hij de kou gevoeld hebben, dan zou zijn binnenste in ijs veranderen. Hij wilde net aanstalten maken om een van de wezens in de rug te raken met een verstijvingvloek, toen die zich abrupt omdraaide, al voelde het Harry aankomen. Harry keek naar het wezen, probeerde te kijken wat er achter die kap schuilhield, hij was er zo nieuwsgierig naar….. op dat moment van verstijving klonk weer een ijzige gil die diep door Harry ging alsof hij werd gesneden door een vlijmscherp mes. Het geluid kwam onder die kap vandaan, verschillende gillende leerlingen die in de buurt waren vielen op hun knieën met hun handen tegen hun oren geduwd. Harry herpakte zich echter vlug en riep; ‘Perfectus Totalus!’ en het wezen viel stijf achterover. Harry haalde opgelucht adem en wreef met zijn hand over zijn bezwete gezicht. Hij hoorde achter hem Hermelien; ‘Silencio!’ roepen, net op het moment dat het wezen waar zij tegen vechten zijn mond wilde opendoen. Hoewel hij veel mensen zag vechten tegen de wezens, zag hij niet echt een verbetering. Er waren nog steeds enorm veel mensen in de Grote zaal en die liepen nog steeds gevaar, terwijl de wezens zich leken te vermenigvuldigen. Overal bleven ze opduiken, en Harry had geen idee waar ze vandaan kwamen. Er viel hem wel iets op. In het uiterste midden van de zaal bleef een van de gedaantes staan. De grootste van ze allemaal, en blijkbaar viel niemand haar aan. Harry keek naar de gedaante en op dat moment hoorde hij Ron achter hem schreeuwen; ‘Harry, ga daar niet naartoe, volgens mij is dat de leider!’ Harry keek ontzet naar Ron.
‘Dan moeten we die toch juist hebben?’ riep hij terug terwijl Ron dichterbij kwam, ‘Als we die verslaan, druipen de andere wellicht af!’
‘Harry, denk na, de leider is vast de meest gevaarlijkste, laat dat aan de andere over!’ Harry keek rond. Vrijwel alle leraren en iedereen van het team waren hevig aan het duelleren.
‘Ron, ik kan hem perfect aan!’ riep Harry naar hem toe, ‘Breng jij zoveel leerlingen in veiligheid, ze moeten hier weg!’ zei Harry knikkend naar de leerlingen die ineengekropen op de grond lagen. Sommige probeerde zich te verweren, zag Harry, maar de meeste onder hen vielen gewoon flauw. Ron besefte dat Harry niet zou toegeven en gaf toen maar een knikje. Hij zag dat Ron verschillende leerlingen opraapte en die wenkte dat ze hem zouden volgen. Harry liep vastberaden naar het midden van de grote zaal, proberend de verschillende vervloekingen te ontwijken en het geschreeuw te negeren. De gedaante kwam dichterbij en Harry vond het nog groter lijken op deze afstand. Hij draaide langzaam rond de gedaante, zodat hij recht er tegenover zou staan. Net toen hij dacht dat de gedaante misschien geen voorkant zou hebben, vloog het zo onverwacht op hem af, dat Harry even niet wist wat te doen. Harry vloog de grond op en zijn toverstok viel op de grond. Hij keek angstig voor zich uit. De kap was afgevallen van het ding dat hem net had aangevallen, maar wat Harry toen zag, wenste hij dat hij nooit had gezien…
twee lege oogkassen keken nietsziend in zijn groene ogen. De huid van het wezen was blauw, en die hand die hem vasthield leek wel van ijzer te zijn. Hij voelde hoe de lucht uit zijn longen werd geperst en het duizelde voor hem. Hij wist dat hij snel iets moest doen, voor het te laat was. ‘Accio!’ riep hij nog zwak met de laatste adem die hij nog had. Hij wist zijn toverstok nog met zijn vingertoppen vast te grijpen, maar hij besefte dat het weinig zin had. Hij zou nooit een spreuk kunnen uitspreken. In plaats daarvan stak hij zijn toverstok in een van de oogholten, uit pure waanhoop. Blijkbaar werkte het, want het wezen krijste het uit. Ze ging rechtstaan en liet een ijzige gil weerklinken van pijn. Harry stond ook trillend op en keek naar de gedaante; nu besefte hij wat het was. Die blauwe huid, lege oogkassen, die indringende gil en die lange zwarte haren die wel tot haar enkels leken te gaan; het was een feeks… de gil leek eeuwig te duren en werd gevolgd door tientallen andere schreeuwen, dezelfde van soort. De andere wezens hadden hun mantels ook afgedaan en Harry zag dat het allemaal afzichtelijke vrouwelijke feeksen waren. Ze hadden allemaal een oude gerafelde geruite jurk aan, en brachten een geluid uit dat hem misselijk maakte. Hij voelde dat zijn ogen vastplakten aan het hele tafereel, maar besefte dat hij iets moest doen.
‘Silencio!’ riep Hermelien onverwachts uit en het lawaai hield onmiddellijk op, dit was zijn kans. Hij liep naar de leidster toe en probeerde een geschikte spreuk te bedenken, maar de feeks liet zich niet van de wijs maken. Ze vloog hem weer aan alsof ze een leeuw was die haar prooi aanvalde. Harry begreep het niet, ze had geen ogen, hoe kon ze hem zien aankomen? Hij voelde de klauw weer naar hem toe gaan, het ging over zijn wang en hij voelde een streep warm bloed over zich heen gaan. Hij zat nu echt in de knoei, hij kon zich niet verroeren,de feeks was te zwaar. Niemand zou hem zien, ze waren te erg bezig met de andere feeksen, hij zou langzaam sterven, hij zou net als Lelia’s neefje verscheurd worden door de feeks….
‘Nee,’ hoorde hij een stemmetje in zijn hoofd zeggen, ‘Niet opgeven, dit kun je wel aan! Raak niet in paniek!’ Ja! Dacht hij, waarom stelde hij zich zo aan? Als hij Voldemort kon verslaan was een feeks a peace of cake! Hij nam zijn toverstol stevig beet en haalde diep adem, voor zover dat ging; ‘Idependia!’ riep hij en een rode straal kwam uit zijn toverstok. De feeks vloog achteruit en lag roerloos op de grond. Harry was opgelucht, hij stond op en dacht echt dat het gefikst was, ze hadden de dader…. Maar op het moment dat de feeks op de grond viel, kwamen de overblijvende feeksen als een man samen en schreeuwde van afgrijzen en pure paniek. Ze vlogen rond hun meesteres en Harry wist niet hoe ze het deden, maar ze verdwenen gewoonweg! Hij zag hoe iedereen die tegen een feeks vechten, nog geen 3 seconde geleden, nu weerloos kijken naar de plaats waar ze allemaal verdwenen waren.
Hij hoorde Hermelien duidelijk; ‘Hoe kan dat nu?’ zeggen, maar de bange leerlingen die er nog waren konden wel lachen van opluchting dat ze weg waren.
Harry liet zich op de grond zakken. Hij had haar! Hoe konden ze nu verdwijnen? |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Zo Feb 06, 2005 12:31 |
 |
Hoofdstuk 9: opnieuw een afscheid?
Maar veel tijd om te piekeren was er niet, hij hoorde zacht gesnik en keek toen duidelijk om zich heen. Er waren een hoop gewonden. Harry kon niet zien of ze allemaal nog leefde, maar hij deed zijn best om ze te helpen naar de ziekenzaal te gaan.
Ron was ook in de ziekenzaal aan het helpen de gewonden in bedden te leggen, het was net alsof er een slachtveld was geweest en dat de halve school plat lag. Madam Plijsters was heel drukkend en nerveus door het zien van zoveel patiënten. Gelukkig kreeg ze zijn snel hulp van een paar leerkrachten, waaronder Sneep, die afkwam met een hoop toverdrankjes. Hun blikken kruiste zich even, maar Harry wendde zijn gezicht af. Het laatste waar hij nu zin in had, was Sneeps stomme kop te zien, nu hij zoveel aan zijn hoofd had.
‘Ron!’ zei Harry ineens terwijl hij zijn blik vlug over de bedden liet gaan, en naar de deur keek waar er diverse slachtoffers nog binnen kwamen. Ron keek vlug op terwijl hij samen met een zo te zien uitgeputte professor Wersh een eerstejaars in een bed loodste.
‘Waar zijn de andere? Ze moeten helpen, anders komen we niet vooruit!’ riep hij naar hem toe. Ron keek rond zich heen, en zag ook dat Jeffrey, Jeremy, Cho, Carter, Hermelien, Lelia en Elizabeth er niet waren. Ron haalde zijn schouders op, als teken dat hij het blijkbaar niet wist. Harry wilde net naar onder hollen om nog leerlingen te helpen, en zo de andere te zoeken, maar net op dat moment kwam Hermelien naar binnen en botste hij pardoes tegen haar op. Harry hoorde Hermelien een schrikkend geluidje maken en hij stond vlug op om haar omhoog te trekken.
‘Sorry.’ Zei hij vlug, ‘Ik zag je niet aankomen.’
‘Geeft niet.’ Zei Hermelien die zijn hand dankbaar opnam. Achter haar kwamen Jeffrey, Jeremy aan met in hun midden een leerling die nogal slap tussen hun in hing. Carter en Cho kwamen ook aan samen met Elizabeth.
‘Goed, jullie zijn er!’ Zei Ron terwijl hij zich ook bij het groepje sloot. ‘Luister, er is hier nog veel werk, Sneep vertelde me net dat de drankjes bijna uit voorraad zijn, dus als iemand een Bozeaar wilt halen, en dan kan iemand misschien-….’ Harry hoorde maar half de instructies van Ron, want hij keek verwilderd door de ziekenzaal.
‘Is iedereen er al?’ Vroeg hij vlug aan Cho, die net naast hem stond.
‘Nee, er zijn nog leerlingen onder.’ Zei ze met angstig gezicht.
‘Dan moeten we eerst die gaan helpen!’ Zei hij tegen Ron. Ron leek een beetje uit zijn veld geslagen, maar zei toen; ‘Ja, dat wilde ik juist zeggen Harry. Carter, Jeffrey en Cho, als jullie samen met mij en Hermelien naar onder willen gaan om ze te helpen, dan kan Jeremy een uil sturen naar het ministerie over wat er gebeurd is, en Elizabeth, ga jij dan naar de kerkers van Sneep en zoek naar een bozear.’ Jeremy knikte kort en was al weg, Elizabeth verroerde geen vin. ‘Eh, Elizabeth?’ Vroeg Hermelien twijfelend aan haar. Maar Harry wist wel wat er scheelde. ‘Elizabeth, waar is Lelia?’ Vroeg hij dringend aan haar. Elizabeth schudde onbedwingbaar haar hoofd en zei toen; ‘Ik w-weet het niet, ik was daarjuist bij haar, maar er kwam iets, en-en nam haar mee, ik ben volgens mij flauw gevallen, dat ding maakte een geluid dat me kippenvel bezorgde…’ Harry keek met grote verschrikte ogen vlug naar Hermelien en Ron.
‘Ok, we doen het anders.’ Zei Ron vlug, die blijkbaar vond dat er tijd verspild werd,
‘Carter, Jeffrey en Cho, jullie gaan alvast naar onder, moesten jullie Lelia zien, breng haar dan ook naar de ziekenzaal en laat het ons weten. Elizabeth, gaat het lukken om toch nog naar de kerkers te gaan? Dan zoeken Harry, Hermelien en ik naar Lelia? Is dat goed?’ Elizabeth knikte vlug en werd blijkbaar wakker uit haar trance en ging op een drafje naar de kerkers. Harry ging op dat moment ook vlug naar onder. Hij hoorde hoe Ron en Hermelien ook vlug achter hem aan kwamen hollen.
‘Het waren feeksen.’ Riep Harry terwijl hij zo snel liep als hij kon, ‘Wat voor schade kunnen feeksen aanbrengen?’ Vroeg hij vlug in de hoop dat Hermelien zoals altijd een antwoord wist. ‘Feeksen hun schreeuw zijn vreselijk, daarmee kunnen ze net zoals bij Elizabeth deden hun slachtoffers buiten westen en weerloos maken. Om, om uiteindelijk_’ ze hield op met praten. ‘Om uiteindelijk wat??’ Vroeg Harry kwaad.
‘Om uiteindelijk hun slachtoffers te kunnen doden.’ Zei ze toen een resolute stem.
‘En waarom doen ze dat?’ vroeg Harry, terwijl hij bij een lokaal tot stilstand kwam en rond zich keek.
‘Harry, daar zijn verschillende redenen voor.’ Zei ze ademloos van het rennen, ‘Voor zich te voeden, of soms gewoon voor het plezier, dat zit nu eenmaal in hun aard. En het is ook niet dat ze dol zijn op mensen, het zijn uiterst vijandige wezens!’
‘Dat we er niet eerder opkwamen!’ zei Ron toen, ‘Het klopt allemaal, wat Lelia in haar droom zag, en we weten dat feeksen in nachtmerries van mensen komen!’ zei hij toen het eindelijk tot hem door begon te dringen.
‘Daarmee schieten we nu even niks mee op.’ Zei Harry lastig, ‘We moeten Lelia vinden voor zij zo’n vreselijk lot ondergaat. Hij keek driftig rond en zag toen op het einde van de gang een gedaante ineengezakt. ‘Lelia!’ Riep hij uit terwijl hij vlug dichterbij ging. Ze lag er roerloos bij, net als de eerste keer toen hij haar gered had. Hij zakte neer naast haar en nam haar vast. Haar hoofd hing onbewegelijk naar onder. Haar huid was wit, en haar haar hing ook treurig naar onder. Hermelien deed haar hand geschrokken voor haar mond en Ron fluisterde tegen haar; ‘Ze is toch niet dood hè?’
‘Nee, ze is niet dood!’ zei Harry vijandig tegen hem voor Hermelien hem antwoord kon geven. Het mocht niet! Ze mocht niet dood gaan! Niet zoals Macey, toen hij niks meer had kunnen doen. Hij ging met een hand over haar gezicht, in de hoop dat ze van die aanraking wakker zou worden, maar haar ogen bleven gesloten en haar lichaam onbewegelijk.
‘Nee…’ fluisterde hij terwijl zijn ogen brandde.
Op dat moment klonken er voetstappen achter hem. Professor Wersh kwam aangelopen en maakte nogal een nerveuze indruk. Haar mooie gezicht stond bezorgd en ze had haar toverstok in aanslag.
‘Hoe lang ligt ze hier al?’ vroeg ze aan hen.
‘Geen flauw idee.’ Zei Ron.
‘We hebben haar maar pas gevonden.’ Zei Hermelien tegen haar.
Professor Wersh liet Lelia onmiddellijk door de lucht zweven met behulp met haar toverstok, maar Harry hield haar slappe hand niet los.
‘Wat gaat u met haar doen?’ vroeg hij aan haar.
‘Ik breng haar naar de ziekenzaal Harry, laat haar los, ze is erg zwak.’ Harry keek naar Wersh met grote ogen; ‘Is ze niet dood dan?’ vroeg hij voorzichtig.
‘Nee, natuurlijk niet Harry, ze is enkel bewusteloos volgens mij.’
Harry kon wel lachen van opluchting en hij zag dat Ron’s gezicht ook wat meer kleur kreeg. Hoe kon hij ook zo overdreven reageren? Maar hij zag nog steeds Lelia niet ademen, hoe kon ze dan nog leven? Dacht hij bij nader inzien.
‘Professor,…’ begon hij terwijl ze naar de ziekenzaal gingen.
‘Noem me maar gewoon Daisy, ik noem jou toch ook Harry.’ Onderbrak zij hem.
‘Sorry.’ Zei Harry die wat kleur kreeg toen ze naar hem glimlachte, ‘Waarom ademt Lelia dan niet als ze nog leeft?’ het was Hermelien die zijn vraag beantwoorden.
‘Maar natuurlijk!’ zei ze toen er wat bij haar begon te dagen; ‘De kreet van de feeks is om zijn slachtoffer te verzwakken, dat is er natuurlijk bij haar gebeurd! De feeks die haar aanviel kon haar niet eh- aan haar einde brengen, en daarom is ze gewoon buiten westen. Ik hoop alleen maar dat we haar niet te laat vonden…’ voegde ze er bedachtzaam aan toe. Harry vroeg zich af wat Hermelien daar mee bedoelde, maar Ron was hem te voor.
‘Kijk hè, dat heb je je nog steeds niet afgeleerd, maak nu eens je zinnen af! Laat ons niet zo in spanning!’ zei hij lichtjes geërgerd. Hermelien gaf Ron een vernietigende blik, maar kon er toen even na toch mee lachen.
‘Ja, sorry.’ Zei ze verontschuldigend. ‘Ik bedacht me net dat Lelia misschien in een coma zou kunnen zijn, het hangt ervan af hoelang de feeks er voor nodig had om haar verdoofd te krijgen, maar we zullen het wel zo weten.’ Daar had ze gelijk in. Harry zag hoe Wersh hun voor ging in de ziekenzaal die overvol was. Cho kwam hijgend naar hun toe.
‘Iedereen die gewond is, is hier!’ zei ze met haar handen in haar zij.
‘Zijn er doden?’ vroeg Ron formeel terwijl Elizabeth Lelia in de mot kreeg en zich naar haar zusje toe snelde.
‘Tot nu toe niet.’ Zei ze voorzichtig, ‘maar er zijn er wel een hoop in kritieke toestand en Jeffrey en Carter zijn hulp gaan halen. Ik denk dat madam Plijsters anders zelf iets krijgt. Harry zag aan de andere kant van de ziekenzaal Hagrid ook staan, hij had een stuk of drie tweedejaar nog vast en legde die een voor een op donzige kussens.
‘Nog maar een geluk dat Hagrid net kwam helpen, toen ging het stukken sneller. Wat wil je? Hij kan er 5 in een keer naar hier brengen!’ zei Jeremy die zag dat Harry naar Hagrid keek. Harry glimlachte en knikte even. Hij liet zijn blik door de ziekenzaal gaan en voelde zich onwel. Het was vreselijk om te zien, is dit de wereld waar dreuzels ook iedere dag in moesten leven?
‘Harry, Harry!’ Harry schrok en keek naar de eigenaar van de stem.
‘Kom je ook mee?’ Vroeg Hermelien aan hem. Harry keek verslagen naar haar.
‘Waar naartoe?’ Vroeg hij verbaast.
‘We gaan terug naar de Grimboudplein, de mensen informeren.’ Zei ze nuchter. Harry keek om zich heen, hij wilde niet al die leerlingen alleen laten en… -hij keek even naast zich waar Lelia zo onmachtig lag-, en zeker Lelia niet. Hij wist niet hoe het kwam, maar hij voelde een soort verantwoording voor haar.
‘Maak je maar niet druk over haar.’ Zei Elizabeth tegen Harry. ‘Ik blijf bij haar.’
‘Ja, en de andere dan? Hier is zoveel werk!’
‘Harry, we kunnen verder niet veel doen, mensen van Holisto zijn op weg, zij zullen hun wel verzorgen. Dat is niet ons werk. Kom nu mee.’ Vroeg Hermelien licht smekend. Harry voelde een innerlijke strijd met zichzelf.
‘Ok dan.’ Zei hij uiteindelijk, door naar het verstandige stemmetje in zijn hoofd te luisteren.
‘Ok.’ Zei Hermelien. Harry ging haar en Ron lichtjes teneergeslagen na, maar Ron leek het niet erg te vinden dat ze door gingen.
‘Ik ben niet zo dol op ziekenhuis toestanden.’ Zei hij terwijl een Heler net langs hun scheerde. ‘En dan kan ik eindelijk nog eens Harry zien.’ Dat gaf blijkbaar de doorslag, want daardoor kwam er een glimlach op zijn gezicht. Hermelien was net bij de poort, toen ze weer Draco Malfidus passeerde. Draco leek geen aandacht aan hun te besteden, maar Harry had er des te meer voor hem. Wat deed Malfidus hier? Toevallig net na de aanval, terwijl ze hem er ook voor hadden gezien? Harry keek naar Ron, die aan zijn gezicht te zien net hetzelfde dacht, al duurde het wel even langer. Hermelien leek het zich niet zo aan te trekken en ging hun voor over de grote gazons van Zweinstein en Harry ging, met een beetje hartpijn, haar na. |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Ma Feb 07, 2005 12:26 |
 |
Hoofdstuk 10: Het vuur-oord.
Hermelien scheen hun bedenkingen weg te wuiven terwijl ze op weg waren naar de Grimboudplein. ‘Kom op, waarom zou Malfidus zoiets doen?’ dat had ze net niet moeten zeggen, want het zorgde tot een orkaan van lawaai.
‘Hermelien, denk toch eens na! Malfidus haat modderbloedjes zoals hij ze noemt en dreuzels! En wie worden er nu net aangevallen?’ zei Ron fel tegen haar. Hermelien schudde geërgerd haar hoofd.
‘Hermelien, Ron heeft gelijk, het is wel heel toevallig dat hij er net rondloopt nog geen 5 minuten voor de aanval, en dan erna weer doodleuk door de gangen loopt! Ik heb hem niet zien helpen, jij wel misschien?’ zei Harry fel tegen haar.
‘Ok, dat is wel zo, maar nee, zelfs Malfidus doet zoiets niet.’ Ron had een blik dat hij zorgvuldig aan het nadenken was, wat hij precies kon zeggen om Hermelien van hun gelijk te overtuigen. Na een lange tijd zei hij ineens;
‘Ik heb het!’ Harry en Hermelien, die er niet meer bij stilstonden dat Ron nog steeds een tegenargument bij dat onderwerp wilde geven, schrokken.
‘Ik weet waarom Malfidus dreuzels wil aanvallen!’ zei hij euforisch.
‘Buiten die belachelijke reden dat hij ze haat Ron, wat dat doen zowat bijna alle puurbloed families.’ Zei Hermelien kalm.
‘Ja, toevallig wel,’ antwoordde hij snibbig, ‘Hij wil natuurlijk wraak!’
Hermelien keek verbaasd naar Harry alsof ze hem ook wilde overtuigen dat dit alles sloeg.
‘Hoe bedoel je wraak Ron?’ vroeg Harry.
‘Ja, omdat zijn vader dood is natuurlijk! Voldemort is dood, en daarom vind hij dat er een waardige opvolger voor hem moet zijn om het gespuis uit te roeien!’ Hermelien was dit keer niet kwaad door die theorie, maar begon spontaan te lachen.
‘Komaan Ron, hoor je nu niet zelf hoe belachelijk dat klinkt?’ Ron keek kwaad naar haar. ‘Sorry, maar ik kan echt niet geloven dat Malfidus zoiets zou doen. Hij heeft een grote mond, maar zorgt niet voor veel daden.’ En net toen Ron zijn mond open deed om daarop weer iets te zeggen, voegde ze er nog toe; ‘En hoe wil je verklaren dat Malfidus zoveel feeksen kan ompraten om met hem samen te spannen? Dat is zelfs Voldemort nooit gelukt, feeksen luisteren niet naar mensen, ze willen hen het leven zuur maken, en dat lukt hen perfect op eigen houtje.’ Ron wist daar blijkbaar niks op te antwoorden, en zweeg daarom maar.
Voor ze het wisten kwamen ze aan bij de Grimboudplein 12. Ze werden hartelijk ontvangen door Ginny, die blijkbaar alleen thuis was.
‘Oooo, jullie zijn hier! En iedereen is net naar Zweinstein! We hebben ook van de aanval gehoord.’ Zei ze terwijl ze hen een voor een omhelsde.
‘Waar is Harry?’ Vroeg Ron onmiddellijk. Ginny knikte naar boven; ‘Hij slaapt, maar kan ieder moment wakker worden volgens mij, ik denk dat ik hem hoor.’ Zei ze, en inderdaad, er klonk een zacht geschreeuw van een klein kind. Ron ging onmiddellijk te trap op om zijn zoontje te halen. Hermelien plofte zich neer in de zetel en Ginny begon hun al meteen uit te vragen. Ze vertelde haar het hele verhaal, over hoe de andere nu op Zweinstein waren, Lelia die gewond was,… en zo ging het een tijdje door tot Ron naar onder kwam met het kleine jongetje. Harry keek nu pas echt goed naar hun zoontje, hij vond dat hij veel weg had van Ron, hij had ook ontelbare schattige sproetjes die licht op zijn gezicht zichtbaar waren, maar hij had niet vuurrood haar, hij het duidelijk het haar van zijn moeder. Het was dan wel niet zo enorm dik als dat van Hermelien, maar ze krulde wel op juist dezelfde manier en had exact dezelfde kleur. Hermelien liep meteen naar kleine Harry toe en knuffelde hem bijna plat. Je kon aan het gezichtje van Harry zien dat hij blij was zijn ouders weer te zien. Harry wist niet hoe het kwam, maar kreeg toch een krop bij het zien van heel het tafereel. Hij wilde er niet aan denken dat dit gezin misschien ooit niet meer compleet zou zijn, door de missie die ze uitvoerde. Hij wilde niet dat dat jongetje alleen achter bleef, dat hij nooit zijn ouders zou kennen…. Hij werd wakker geschud uit zijn gedachtes door Ginny die begon te praten.
‘En wat moet er nu dan gaan gebeuren?’ vroeg ze bezorgd.
‘Nou, ik denk dat dat duidelijk is.’ zei Hermelien resoluut. Ze keek even naar Ron die iets of wat ongemakkelijk keek.
‘We moeten naar het vuur-oord.’
Harry keek verbaasd op.
Wat is het vuur-oord?’ vroeg hij aan haar. Hermelien keek twijfelend naar Ron, maar begon toen toch tegen hem te spreken.
‘Het vuur-oord is de oude thuishaven van de reuzen. Het is in de bergen gelegen, maar voor de reuzen hoeven we geen schrik meer te hebben.’
‘Hoezo?’ vroeg Harry haar.
‘Alle reuzen zijn uitgestorven Harry. Het is een verlaten oord, en dat maakt het voor ons een stuk makkelijker.’ Ron slikte even moeizaam.
‘En wij moeten daar naartoe?’ Vroeg Harry aan hen. Hermelien knikte vastberaden.
‘Waarom als ik vragen mag?’ Probeerde hij, in de hoop dat het hem iets duidelijker zou worden.
‘Harry, feeksen zijn als de dood voor vuur! Als het tegen hen word gebruikt worden ze totaal machteloos zo bang zijn ze!’
‘Dus dat is het?’ vroeg Harry verbluft, ‘Feeksen zijn als de dood voor vuur, en dan moeten we gewoon zorgen dat er een brandje uitbreekt, daarvoor hoeven we toch niet heel naar de bergen gaan Hermelien?’
Ron leek hoop te halen uit die stelling van Harry.
‘Ja, Hermelien, laten we even zorgen dat die feeksen in de fik geraken, en dan zijn onze problemen opgelost!’ hij kan wel zingen van opluchting.
‘Doe niet zo stom, je weet dat het niet zo simpel is.’ zei Hermelien streng. Ron zijn euforische gezicht verdween als sneeuw voor de zonneschijn.
‘Hoe moeten we het dan aanpakken Hermelien?’ vroeg Harry haar, het was zo verwarrend. Hermelien zuchtte. ‘Harry, ik weet ook niet hoe we dit het beste aanpakken, maar ik heb vaak gelezen over het vuur-oord. Het is buiten een stad van vuur, dat de reuzen gebruikte om zich te beschermen tegen de vijanden, ook een plaats van mysteries en raadsels. Als we misschien met succes binnen geraken vinden we ons antwoord.’
Ron en Harry keken elkaar even aan met onbegrijpende blikken, Ginny leek het door te hebben en keek verschrikt op.
‘Dus wat je eigenlijk wilt zeggen is;’ begon Harry
‘Dat we ons antwoord daar zullen vinden.’ Maakte ze zijn zin af. Harry moest eigenlijk opgelucht zijn dat het snel opgelost kon zijn, maar hij voelde zich kwaad worden.
‘Waarom heb je dat niet eerder gezegd Hermelien? Dan konden we veel eerder daar naartoe zijn gegaan en dat zou een hoop slachtoffers gespaard hebben! Waarom zeg je niet meteen dat de oplossing zo simpel is?’ Hermelien keek ontzet naar hem.
‘Harry, het is helemaal niet simpel! Het is erg gevaarlijk daar binnen te geraken, niet veel tovenaars of heksen kunnen dat navertellen! En dan hebben we nog geen zekerheid dat we ons antwoord vinden! Het is een erg complexe zaak, Harry. Die feeksen zijn sluw en onberekenbaar, het gaat heel moeilijk voor ons worden die te kunnen verslaan. En het is niet zo dat we gezellig dat vuur-oord binnen gaan en al onze problemen van de baan zijn! Het is, van wat ik gelezen heb, ontzettend moeilijk er binnen te geraken, maar nog veel moeilijker om er buiten te geraken!’
Ron werd nog een tintje bleker door dat nieuwe weetje en kreunde zacht.
‘We moeten het toch proberen.’ Zei Harry vastberaden, ‘Komaan, het kan toch niet zo moeilijk zijn om een paar raadseltjes op te lossen?’
‘Harry, ik weet niet of het alleen uit raadsels bestaat, er word altijd heel geheimzinnig over dat oord gepraat, ik weet ook niet waar we aan beginnen.’
‘Dit is dus zowat ons laatste redmiddel?’ vroeg Ron voorzichtig, die wist dat Hermelien ook radeloos moest zijn zoiets roekeloos te doen. Ze beet even op haar onderlip en knikte toen.
‘Dan doen we het gewoon.’ Zei hij in een poging zichzelf te overtuigen.
‘Komaan, waar wachten we op?’ vroeg hij aan hen. Harry sprong meteen op maar Hermelien zei; ‘Wil je nu vertrekken?’ een beetje verrast.
‘Ja, hoe vlugger dit achter de rug is, hoe beter.’ Zei hij resoluut. Hermelien keek even naar Ginny en die zei; ‘Zouden jullie het niet beter eerst tegen de andere ordeleden zeggen? Zoiets moet je toch bespreken, niet?’ aan Hermeliens gezicht te zien ging ze daar ook mee akkoord.
‘Maar wie weet hoelang dat wel duurt eer we iedereen hebben geïnformeerd Ginny!’ zei Harry fel tegen haar.
‘Ja, en daarbij die zijn nu allemaal druk bezig, en dan word zo een vergadering toch maar uitgesteld.’ging Ron verder. Ginny leek er niet totaal mee akkoord te gaan.
‘Toe nou Ginny! Vertel jij het dan tegen de leden?’ vroeg Ron aan haar. Het duurde even, maar toen knikte Ginny toch.
‘Je bent een schat!’ zei Harry blij en ze bloosde lichtjes. Hermelien had het er blijkbaar moeilijk mee, maar zei toen tegen haar; ‘Let jij op Harry dan Ginny? De tijd dat we weg zijn?’
Ginny glimlachte; ‘Natuurlijk.’ En ze nam hem aan van Ron. Zijn gezichtje ging treurig staan en zijn lipje trilde lichtjes.
‘Niet huilen Harry, we zijn zo weer terug.’ Zei Hermelien troostend tegen haar zoontje. Ron leek het ook maar niks te vinden dat hij weg moest, maar Harry wist dat hij het nooit anders zou willen, hij wou niet alleen achter blijven.
‘Laten we gaan.’ Zei hij vastbesloten. |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Di Feb 08, 2005 11:46 |
 |
Hoofdstuk 11: plaats van bestemming.
Harry vroeg zich af of ze van plan waren dat hele stuk te voet te gaan, maar tot zijn opluchting zouden ze gewoon kunnen verdwijnselen en een eindje verderop weer verschijnselen.
Het was koud op de plaats waar ze kwamen. Dat verbaasde Harry, hij had bij de naam vuur-oord een soort van sauna verwacht. Er kwamen kleine dampen van lucht uit zijn mond terwijl hij vroeg; ‘Hadden we beter niet onze mantels meegenomen?’ Ron wreef over zijn armen en knikte en keek verwijtend naar Hermelien alsof het haar fout was dat ze hun mantels vergeten waren.
‘Het zal zo meteen wel warmer worden, Harry.’ Zei ze terwijl ze een rilling over zich heen kreeg, ‘om niet te zeggen snikheet. We zitten nu nog in de bergen, dadelijk zullen we een soort grot moeten intreden.’ Ron keek een beetje misselijk en Harry trok zijn wenkbrauwen wat hoger op, zodat die verdwenen onder zijn pony.
‘Nou, als we hier blijven staan zullen we het er niet warmer van krijgen.’ Zei ze terwijl ze zich vooruit hees door de dikke sneeuw, ‘Kom op.’ Hij en Ron volgden haar, maar dat koste veel moeite door de sneeuw, die niet alleen sneed in hun benen door de kou, maar ook nog moeilijk was om vooruit te komen. Hermelien besefte dat blijkbaar ook, want nadat ze tot haar middel in de sneeuw zat zei ze; ‘Norus snow!’ En verdampte de sneeuw die voor hun weg verspert was.
‘Goed gedaan Hermelien.’ Zei Ron bemoedigend terwijl ze haar stok terug in haar gewaad stook. Ze keek nogal voldaan.
Ze liepen verder en verder, en Harry vroeg zich af hoe ver het nog zou zijn. Hij had al sinds zijn aankomst de enorme aandrang gehad om zover mogelijk weg te lopen van de plek waar hij nu was. Het was er akelig, verlaten. Vast omdat de reuzen er niet meer waren, en daar moest Harry eigenlijk blij om zijn, maar desondanks voelde hij zich toch niet op zijn gemak. Ten langen leste hield Hermelien halt. Ze stak haar hand op als teken dat Ron en hij ook haar voorbeeld moesten volgen. Harry keek op, ze stonden voor een enorme ingang met een opschrift er bovenop geschreven: ‘Katalokas, uper meine bruger, nichta uber die liepna da merdo.’ Harry had geen flauw idee wat dat betekende, het was vast in de reuzentaal geschreven dacht hij.
‘Hier is het volgens mij.’ Zei Hermelien met een trillende stem. Harry probeerde te zien wat ze binnen zouden aantreffen, maar het was er pik en pikdonker binnen volgens hem, want hij kon niks zien. Ron boog zich ook even naar voor om te kunnen zien wat er zich binnen bevond en trok zich na een paar seconde ook terug.
‘Er valt niks te zien! Het is er pikdonker.’ Zei hij verontwaardigt tegen Harry, alsof hij hoopte op bevestiging.
‘Ron, we hebben nog steeds onze stokken!’ Zei Hermelien en riep: ‘Lumos!’ en ging de grot binnen. Ze was een metertje of 5 verderop en draaide zich toen om naar de jongens;
‘Waar wachten jullie nu op! Kom mee!’
Ron gaf Harry nog een angstige blik en zei toen, net als Harry; ‘Lumos!’ En volgde Hermelien de grot in.
Harry was aan de eene kant wel blij dat hij in de grot was. Het was er stukken warmer, en door hun toverstokken konden ze nog voldoende zien. Het moest een grote grot zijn, want je hoorde hun voetstappen goed en er klonk een lange echo als iemand iets zei, hoewel ze fluisterde, al wisten ze niet goed waarom. Er hing nogal een onheilspellende sfeer in de grot. Harry merkte dat Hermelien haar passen sneller gingen, alsof ze het snel achter de rug wilde hebben. Harry wou dat ze dat niet deed, want hij kon haar amper bijhouden, net als Ron, hoewel die veel langere benen als hem en Hermelien had.
‘Hermelien, wat gaan zoeken we ook alweer?’ probeerde Ron voorzichtig, met duidelijk hoorbare angst in zijn stem, een teken dat hij net als Harry hier zo vlug mogelijk weg wilde.
‘We proberen hier een antwoord te vinden hoe we die feeksen kunnen verslaan en die arme dreuzels en zo ook de tovergemeenschap kunnen verlossen van dit vreselijk uitspreidende kwaad, die ongetwijfeld nog vele slachtoffers zal maken en nog niet te beginnen over-_’
‘Hermelien, we hebben hem.’ Zei Ron geërgerd.
Hermelien draaide zich weer naar voren en liep weer aan haar snelle tempo verder en verder de duisternis in. Harry wilde dat Hermelien zou zeggen waar zij zich aan konden verwachten. De duisternis was zo onheilspellend, hij zou nog gaan hopen dat er iets gebeurde. En hoe konden ze hier de oplossing vinden? Zouden ze ineens een knuppel vinden met een opschrift; zorg dat deze met een klap op het achterhoofd van de feeksen komt waar u last van hebt, en u bent van u problemen verlost!
Alleen bij de gedachte moest Harry al lachen. Hij begon het warmer er warmer te worden. Hij zag hoe Ron dikke zweetdruppelen van zijn gezicht veegde, en hoe Hermelien dikke haar tegen haar nek begon te plakken, desondanks bleven ze stevig doorstappen. Harry wist niet hoe ze het deden, hij voelde een enorme druk op zijn longen, net alsof hij as inademde, het deed hem pijn om zijn longen op en af te laten gaan en de dikke rooklucht binnen te laten gaan. Hij duizelde, en al vlug werd duidelijk hoe dat kwam. Het knetterende geluid dat hij hoorde, de lucht die grijs was, de duisternis die nu verdween in een zee van oranje en geel gekleurde verschijnselen…. Het was net alsof hij in een immense sauna stapte, zo warm was het, maar het liet hem meer aan iets anders te denken, hij zou het eerder associëren met de hel, zoals die beschreven werd in boeken.
‘Hermelien, wat?’ wist hij er nog uit te brengen, maar gelukkig antwoordde Hermelien al snel.
‘We zijn in het vuur-oord.’ Zei ze buiten adem met duidelijk grote angstogen, al probeerde haar blik dat te verbergen, iets wat Ron minder lukte. De vlammen schenen griezelig waardoor hun huid een grauwe kleur kreeg, die rood verscheen, net leek alsof ze doordrenkt waren met bloed. Harry moest diep ademhalen om maar iets te kunnen zeggen.
‘En nu?’ Probeerde hij zo snel mogelijk te zeggen, bang dat hij anders zonder zuurstof zou zitten, maar hij zou niet zo vlug een antwoord krijgen, want er klonk een oorverdovend gebrul achter hen…. |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Wo Feb 09, 2005 11:57 |
 |
Hoofdstuk 12: De stem.
‘Wat is_’ wist Ron er uit te brengen, maar Harry had al een vermoede wat het geluid produceerde, al hoopte hij dat zijn gedachten fout zouden zijn.
‘Hermelien, ik dacht…’ zei hij tegen haar, maar Hermelien schudde haar hoofd. Ze wist blijkbaar wat hij dacht;
‘Het kunnen niet de reuzen zijn, die zijn uitgestorven! Daar is een onderzoek naar gedaan en…’ maar ze zouden nooit weten welk argument Hermelien nog had, want op dat moment kwam er iets monsterlijk dichterbij.
‘O jee!’ piepte Hermelien angstig en ze schuifelde vlug verder weg.
‘We moeten ons verspreiden!’ zei Hermelien die blijkbaar aan topsnelheid dacht, ‘Dan raakt hij in de war!’ en dat deden ze ook. Ze spreiden zich zo vlug als ze konden. Harry ging in een hoek tegenover Ron staan, en Hermelien begaf zich naar de andere uithoek van de grot, uiterst rechts van hem. Ze bleven gespannen wachtten. Het moest er vlug zijn, Harry hoorde hoe de immens grote voeten naderbij kwamen; hij kreeg er rillingen van, het geluid liet een enorm lang nagalmende echo achter. Hij wist dat de reus dichterbij kwam, de vloer bewoog hoe langer hoe meer… waardoor heel de grot er leek door te trillen. En voor Harry wist, kwam er een reuzenvoet de grot waar zij zich in bevonden binnen. Harry had wel al eerder met een reus te maken had, maar dat was Groump geweest, en hij was in vergelijking met dit exemplaar een schattige puppy geweest. Harry zag het bedrukte gezicht van Ron en de angstogen van Hermelien. Harry probeerde aan topsnelheid te denken wat hij het best zou doen, maar hij wist niet of het aan de warmte hing wat zich verspreide door de grot, maar hij voelde zich allesbehalve alert. Het vuur werkte zeer slaapverwekende, zelfs in een situatie als deze. Hij voelde zijn benen zwaar worden, ze leken ineens een aanhangsel van zijn lichaam en wilde zich erdoor laten zakken… zodat hij even kon rusten, maar heel even zijn ogen dicht kon doen…. Hij voelde zich tegen de muur schuifelen met zijn hoofd, terwijl hij hoe langer hoe dieper wegzonk…..Hij wist niet precies wat hem er daarvan weerhield… Was het de gil van Hermelien? Of het gebrul van de reus die hun ineens in de mot kreeg? Wat het ook was, het had Harry uit zijn slaap gebracht. Hij pakte zijn toverstok vliegensnel en zag dat Ron ook al zijn stok stevig vasthad. De reus liep immers rechtstreeks op Hermelien af. Zijn brede rug stond naar Ron en Harry toe, zodat hij ze niet meer zag, en konden aanvallen. Harry had zijn stok stevig vast, klaar voor aan te vallen… maar wat moest hij eigenlijk doen? Hij had het nog nooit tegen een reus opgenomen, en zeker geen vijandig geval als deze.
‘Ron, welke spreuk moeten we gebruiken?’ vroeg hij fluisterend als aan Ron, die blijkbaar verbijsterd was, en niet in staat om iets te zeggen.
‘Ron! Heb je het ooit al eens tegen een reus opgenomen?’ probeerde hij nogmaals, de reus was nog maar een meter of 2 van Hermelien verwijderd, die oorverdovend gilde.
‘Nee…’ zei Ron voorzichtig.
‘Lamstralen werken niet, dat moeten we dus niet proberen…’ zei hij hardop denkend.
‘ Wat kunnen we dan doen?’
‘Harry, de slaapspreuk!’ Zei Ron dringend, hij zag ook de kortere afstand tussen de reus en in de val zittende Hermelien.
‘Maar het is een reus! Dat is vast niet sterk genoeg!’
‘Als we het met ons 2 doen, vast wel! Als ik nu zeg dan doen we het.’
Harry knikte vastberaden. De reus was nog maar een halve meter van Hermelien vandaan, het was nu of nooit…komaan Ron! Dacht Harry verwoed.
‘NU!!!’ Riep Ron oorverdovend zodat de reus achter zich keek.
‘Pero seliro!’ Schreeuwde zowel Ron als Harry, maar desondanks was er maar één enkele straal die de reus raakte. Ron had het zo warm dat zijn handen erg zweterig waren… zijn stok moest vast uit zijn hand zijn geglipt door de draaiende beweging die hij er had mee moeten maken. Harry vroeg zich bezorgd af of nu alles verloren was, maar tot zijn grote opluchting had het zijn doel toch niet gemist. De reus duizelde precies toch wat door zijn spreuk, en Ron’s stok was in zijn oog gevlogen waardoor hij blijkbaar niks zag. Nu Harry beter keek naar het hoofd naar de reus zag hij dat hij maar 1 oog had. De reus liep nogal suf achteruit, en struikelde uiteindelijk, al was hij nog bij bewustzijn.
‘Harry, Ron, vlug!’ Klonk het toen. Hermelien zat niet meer gehurkt in het hoekje, maar stond recht en was blijkbaar klaar voor een sprint.
‘Hij is nog bij bewustzijn! We moeten maken dat we wegkomen!’ Zei ze paniekerig. Ron snelde vlug naar zijn toverstok die een eindje verder op de grond lag, en Harry scheurde zijn blik los van de reus die grommend en suf op de grond lag. Hij had nog maar net een voet verroerd en hoorde de reus achter hem al versuft en strompelend opstaan. Hij zette een sprint in zodat hij vlug bij Hermelien en Ron was. Ze rende zo snel als ze konden, want als de reus eenmaal zich bewust was van de situatie, dan zou hij hen gegarandeerd vlug weten in te halen. De benen van die reus waren alleen al zo lang als een giraf. Harry had geen flauw idee waar ze naartoe gingen. Ze waren nog steeds in een grot en overal brandde er nog vuur. Hij had het enorm warm en hij hoorde dat Ron, die wat naast hem liep, enorm zwaar ademde.
‘Her-me-lien!’ zei Ron buiten adem, ‘Waar….gaan…..we …..naartoe….?’ maar Hermelien snauwde alleen dat ze moesten doorlopen. Ze bleven maar lopen en het leek een eeuwigheid te duren. Hermelien stopte pas toen ze bij een splitsing kwamen. Harry keek op en zijn bril gleed tot op het puntje van zijn neus van de zweet.
‘Welke kant moeten we op?’ vroeg hij hijgend. Er waren 2 deuren. Hermelien beet op haar onderlip.
‘Wel, een gaat vast naar de uitgang.’ Zei ze toen bijna fluisterend.
‘Dan nemen we die!’ zei Ron al zowat onmiddellijk.
‘En de andere leid vast naar de plek waar wij moeten zijn voor ons doel te bereiken.’ Ron leek gek te worden van frustratie.
‘Nou goed.’ Zei Harry resoluut. ‘Welke van de twee moeten we nemen?’
Hermelien keek twijfelend, haar ogen zoefde van links naar rechts boven zijn hoofd. Harry keek verbaasd op naar wat ze keek.
Raak uwe hand deze poort, dan zal dat uwe plaats van bestemming moeten zijn.
Het leek erg lang geleden geschreven te zijn en hij zag Ron opgelaten kijken.
‘Wat wil dat nou weer zeggen?’ vroeg hij aan haar.
‘Wel, dat lijkt me duidelijk. Als we een deur opendoen, dan moeten we er ook doorgaan.’ Zei ze.
‘En anders wat?’ vroeg Harry aan haar.
‘Dat wil ik niet weten Harry. Vast iets vreselijks.’ Zei ze nogal onheilspellend.’ Ron slikte moeizaam, en ze schrokken alledrie toen ze het gebrul hoorde.
‘Hij is weer op zoek naar ons!’ zei Hermelien met bevende handen.
‘Kom op, dan moeten we een deur nemen!’ zei Harry dringend.
‘Maar welke?’ zei Ron toen weer, ‘Het moet de goede zijn!’
‘We nemen die wat ons dichter bij ons doel brengt. Ja toch?’ vroeg Harry aan hen.
‘Ja natuurlijk.’ Zei Hermelien en Ron knikte ook.
‘Maar welke van de twee is dat?’ Hij wendde zich al automatisch naar Hermelien. Ze leek diep na te denken. Het gebrul klonk nu weer, akelig dichtbij.
‘Hermelien!’ zei Ron dringend op en af wippend op zijn tenen.
‘Euhm, ik weet het niet!’ zei ze met de handen in de haren.
‘Tuurlijk wel, Hermelien, denk na!’ probeerde Harry weer. Zelf had hij ook geen flauw idee welke deur het zou zijn.
‘Nou, die rechtse volgens mij.’ Zei ze toen, wijzend op een deur met een groot nummer 2 erop staan.
‘Weet je het zeker?’ zei Harry toen hij bijna de klink vasthad. Hij hoorde de voetstappen weer.
‘Ja, kijk maar. Uit de eerste deur schijnt er licht door het sleutelgat, achter dit sleutelgat zie je niks.’ Harry keek en besefte dat ze gelijk had.
‘Hermelien, je bent geweldig.’ Zei hij vlug en deed de deur open. Althans, dat probeerde hij.
‘Harry! Schiet op!’ zei Hermelien dringend. De reus was al zichtbaar.
‘Hij zit klem!’ zei Harry terwijl hij fors tegen de deur duwde.
‘Wat moeten we nu doen!’ zei Ron paniekerig, maar gelukkig had Hermelien vlug haar toverstok getrokken; ‘Alohomora!’ riep ze en de deur zwaaide open. Harry kon zich wel voor zijn hoofd slaan dat hij daar niet aan gedacht had. Vlug gingen ze met hun drie de aardedonkere grot binnen en gooide de deur recht voor de reus zijn neus dicht.
Hier brandde geen vuur zag Harry al meteen. Hij zocht vlug naar zijn toverstok om vlug te kunnen zorgen voor licht, maar op dat moment hoorde hij een stem waar hij kippenvel van kreeg.
‘Jullie zijn laat, ik verwachtte jullie al.’ |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Do Feb 10, 2005 14:46 |
 |
bedankt voor de reacties!
en sorry als het hierna iets langer duurt, maar nu staan jullie bijna gelijk met mn verhaal die op een andere site staat. nu moeten jullie ook wachten tot ik mn volgende hoofdstuk heb afgeschreven...
Hoofdstuk 13: In de val.
Harry voelde zich verstijven, die stem klonk enorm scherp, hij werd bijna tastbaar….
‘Wat is het? De tong verloren?’ Zei de stem hatelijk.
‘Laat jezelf zien!’ zei Harry fel die zich niet als een watje wilde laten voordoen. Hij hoorde Hermelien naast hem naar adem snakken.
‘Ow ja, das waar. Jullie kunnen niet zien in het donker hè? Arme wezens…’ al klonk dat niet medelevend. Er klonk een knippend geluid en er kwam al vlug licht van toortsen die aan de zijwanden brandde. Harry moest even zijn ogen dichtknijpen van het plotse licht en toen hoorde hij enorm gekakel en gelach.
Ze waren hier niet alleen….
De ruimte zag vol van de mensen…al was mensen niet de goede benamingen…. Hij hoorde Ron een schor geluidje maken. Hij moest zich ook realiseren wat ze zagen…..
Het waren feeksen, onmiskenbare lelijke vrouwen met grijze geruite jurken… er waren er nog meer dan op de dag van de aanval op zweinstein. Zelfs in de schemering van het flauwe licht kon Harry zien dat hun monden geen natuurlijke vorm hadden, ze waren lang en stonden vol met onregelmatige scherpe tanden. Hun ogen waren hol, ze hadden allemaal lange vettige slierten haar…alleen hun huid maakte hen uniek. Sommige hadden asgrauwe grijze kleur van huid, andere zagen dan weer groen, en enkele hadden zelfs een misselijkmakend blauw kleurtje.
En toen, als een man, zonder enige waarschuwing begonnen ze allemaal tesame een afgrijselijk snijdend geluid te produceren. Hij zag hoe Hermelien haastig haar handen tegen haar oren drukte en zich op haar knieën liet zakken. Ze trok een pijnlijk gezicht, net als Ron, die zich vlug naast haar zette. Harry vroeg zich af wat ze probeerde te bereiken, de feeksen leken erg opgewonden en schenen niet te willen stoppen met krijsen, tot de feeks wat het dichts bij Harry stond haar hand op stook. Harry keek naar haar op terwijl hij zijn handen van zijn oren deed. Het viel hen nu pas op dat die feeks, wat hen had aangesproken er niet zo afgrijselijk uitzag… ze had weliswaar vlijmscherpe tanden en dito nagels, maar zag er belangen niet zo lelijk uit. In tegendeel… Harry bleef haar onderzoekend aankijken en de feeks keek hem terug aan. Ze glimlachte vals, wendde toen haar blik naar Ron die nog steeds slap op de grond lag en zei; ‘Sta op mens.’ Dat scheen Ron de grootste moeite te kosten. Harry begreep het volkomen, hij voelde zich ook enorm machteloos nadat hij het geschreeuw gehoord had. De feeks leek echter geen begrip te hebben, want ze greep Ron gauw aan zijn gewaad met haar vlijmscherpe nagels en duwde hem hard tegen de muur. Hermelien slaakte een kreet en probeerde ook recht te komen, maar dat was tevergeefs.
‘Ik eis dat mijn bevelen opgevolgd worden.’ Zei ze sissend en ze nam Ron nog iets vaster beet aan zijn keel, waardoor hij een verstikkend geluidje maakte en bijna even bleek als haar werd.
‘Laat hem los!’ zei Harry, hij kon het niet meer aanzien, ze zou Ron gewoon wurgen… de feeks leek nogal verrast door het plotse protest van Harry, maar herpakte zich snel en keek hem met een valse grijns aan.
‘Natuurlijk, met jou kon ik dit wel verwachten.’ Zei ze langzaam en liet Ron los. Ron gleed met zijn rug langs de muur weer naar beneden en nam haastig adem.
‘De meesteres zei al dat jij wel eens voor problemen zou kunnen zorgen. Het in ieder geval toch proberen, is het niet Harry Potter.’ Toen zijn naam viel klonk er vlug een geroezemoes bij de feeksen, en sommige leken nog opgewonder dan voordien.
‘Onze kleine tragische held.’ Zei ze en haar gebit ontblote zich. Ze stond nu zo dicht bij Harry dat hij haar donkere ogen kon zien….Ze was de enige van de feeksen die blijkbaar ogen had….
‘Hoe ken je mijn naam?’ vroeg Harry opstandig. Hij probeerde tijd te rekken, ze waren in de meerderheid, en zo kon Hermelien, door een of ander wonder, misschien nog een plan bedenken dat ze hier nog levend zouden kunnen weg geraken.
‘Hoe dat ik je naam ken?’ klonk het hilarisch. De feeks draaide zich naar de menigte en begon krankzinnig te lachen. Harry voelde zich toch opgelaten ondanks de situatie, hij vroeg zich echt af hoe zij zijn naam kende. Hij had zijn litteken toch niet meer…dan was het stukken lastiger om hem te herkennen, want daardoor was hij beroemd geworden.
‘Hij is ook nog serieus!’ zei ze vals terwijl ze naar hem keek met een doordringende blik.
‘Maar Harry toch, je moet weten dat wij feeksen ons niet in de luren laten leggen… we wisten al op voorhand van jullie komst…wij hebben ook zo onze bronnen…’ alweer klonk er gekrijs.
De feeks keek hem nogmaals aan.
‘Maar laat ik niet onbeleefd zijn… natuurlijk weten jullie domme wezen niet waar ik het over heb…dat kan ik jullie natuurlijk niet kwalijk nemen dat jullie zo achterlijk zijn…onze soort is jullie gewoon altijd de slim af…wij winnen altijd meneer Potter.’
Harry zag Hermelien ondanks alles woedend kijken. Het liefst had hij het op een lopen gezet, maar er was geen uitweg. Ze zaten overduidelijk in de val. Daarom probeerde hij nog steeds te blijven praten.
‘Wat bedoel je met onze soort?’ zei hij zonder angstig proberen te kijken.
‘Je gaat me toch niet zeggen dat je nog niet eens weet wat we zijn?’ zei ze bijna opstandig.
‘natuurlijk weet ik wel wat zij zijn.’ Hij wees op de groep feeksen, ‘Maar ik kan niet geloven dat jij een feeks bent.’ Onmiddellijk klonk er een woedende tirade. Hij had haar blijkbaar beledigd, want Ron keek pijnlijk naar Harry. Toch keek Alyraa niet vol rancune naar Harry.
‘Ik kan zien waar je in de fout gaat.’ Zei ze enkel en keek hem doordringend aan. Het bleef even stil en toen ze teken naar de andere feeksen. Harry had geen flauw idee waarom, maar al de feeksen zette zich in kleermakerszit en keken hen nog belangstellender aan.
‘Laat ik me voorstellen Potter. Ik ben Alyraa, de rechterhand van mijn meesteres.’ Ze pakte een rafelig uiteinde van haar zwarte jurk vast en maakte een lichte buiging. Ze leek ergens op te wachtte, en…gaf toen Harry een onverwachte klap in het gezicht.
‘Je hoort gelijk een heer terug te buigen Potter!’ zei ze woest, en Harry, die nog steeds duizelde van de klap voelde dat hij door een onbekende kracht naar voren boog.
‘ dat is beter.’ Zei ze smachtend.
‘Je moet weten dat ik onaangekondigde bezoekers normaal niet hier rustig laat meegenieten van een onderonsje. Dit keer ben ik bereid een uitzondering te maken. Mijn meesteres heeft jullie nog nodig en daarna kan ik de kudde op jullie aflaten.’ De feeksen gierden harder dan ooit en maakte verlangde tekens.
Ron werd bijna even groen als de feeksen toen hij dat weetje hoorde. Hermelien leek opstandig, maar kon geen woord uitbrengen..
‘Maar om terug te komen op je vraag Potter,’ zei Alyraa timide, ‘Ik ben overduidelijk wel een feeks, al lijk ik niet op een alledaagse feeks. Je zou moeten weten dat dat komt omdat ik mijn ware gelaat gewoon niet laat zien.’
‘En waarom niet?’vroeg Harry onmiddellijk, al interesseerde hem het niet echt of Alyraa nu zin had of niet om haar ware gelaat te laten zien. ‘De andere doen het toch ook.’
‘Dat is het nu net Potter, ik ben niet zoals alle andere feeksen. Ik ben een mengeling.’ Ze lachte nogmaals.
‘Ik zal het je laten zien.’ Ze ging een metertje verder naar achter en Harry probeerde al een ontsnapping voor te bereiden. Jammer genoeg bleek dat onmogelijk te zijn toen hij rondom zich keek. Alle mogelijke deuren werden bewaakt door de feeksen. Daarom liet hij zijn blik maar weer naar Alyraa gaan. Ze deed iets heel raars… ze draaide wild in het rond en zo snel dat haar omtrekken wazig werden. Het leek bijna alsof haar ledematen niet meer van haar waren…het was bijna alsof ze ledematen bij kreeg…dat kon toch helemaal niet?
Maar Harry bleek toch gelijk te hebben, Alyraa kwam eindelijk tot stilstand en hij hoorde Hermelien een afgrijselijke kreet slaken achter hem. Die kreet drukte datgene uit wat hij voelde. Voor hen stond herkenbaar Alyraa, maar ze zag er totaal anders uit.
‘Maar_’ wist Harry nog ongelovig uit te brengen… Alyraa lachte weer hard en schel. Haar scherpe hoektanden kwamen nu uit en haar ogen waren er net van een kat. Haar vleugels gingen met ruisende geluiden op en af, waardoor enkele toortsen uitgingen en het iets donkerder werd.
‘Daarom ben ik de favoriete dienaar van mijn meesteres Potter. Ik kan namelijk twee vormen aannemen. Die van een feeks en die van een vampier zoals je ziet. Een erg dodelijke combinatie, zoals je zelf wel zult weten.’ Harry keek ontzet toe. Dit was het meest bizarre dat hij ooit gezien had….En daar rekende hij Ron in zijn galagewaad mee. Hoe kon nu zoiets? Het was afzichtelijk, feeksen was iets, maar vampiers waren als het kon, nog angstaanjagender.
‘Ik begrijp het als je bang bent Potter, dat is heel normaal, dat zijn al mijn slachtoffers.’ Haar grijns was vals. Harry wist wat dit betekende. Ze ging hem doden. Hij keek toe hoe Alyraa hoe langer hoe dichter zich bij hem bevond.
‘Je kunt Harry niet doden!’ klonk toen heel onverwachts. Hermelien keek vastberaden naar Alyraa.
‘Hij is…- je meesteres heeft hem nog nodig! Dat heb je zelf gezegd! Je mag hem nog niet doden!’ zei ze nogmaals. Ron keek ongelovig naar haar, hij vond net als Harry het verbazingwekkend dat Hermelien zoveel moed had dat ze zelfs een vampier de les wilde spellen.
’Daar heb je natuurlijk gelijk in betweter.’ Zei Alyraa sereen. Harry zag Ron onmiskenbaar zijn voorhoofd afvegen als teken van opluchting.
‘Maar ze heeft niet gezegd dat ze jullie alledrie nodig heeft….’ Haar blik bleef rusten op Ron en toen kwam die valse grijns weer op haar gezicht tevoorschijn… |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Wo Feb 16, 2005 15:55 |
 |
sorry dat het zo lang heeft geduurd! Maar dan zal ik nu een lang stuk neerzetten
Hoofdstuk 14: De ontsnapping.
Harry wist wat ze van plan was, en blijkbaar Ron ook, want hij kroop verder naar achter. Harry zou nog gaan wensen dat die meesteres vlug zou komen, anders zou Alyraa Ron vast bijten. Hij moest iets doen, maar wat? Hij was niet eens vastgebonden, hij moest kunnen ontsnappen en zo Ron kunnen redden. Hij dacht op topsnelheid. Er moest ergens een uitweg zijn, en toen bleef zijn blik rusten op een holte aan de andere uithoek van de grot waar geen feeks voor zat. De holte leek amper groot genoeg waar een volwassen persoon door kon, maar het moest maar. Hij had een plan, alleen moest hij ervoor zorgen dat Hermelien haar blik losscheurde van Ron die beetgegrepen werd door Alyraa. Gelukkig keek ze vlug paniekerig naar hem. Harry maakte een gebaar dat ze naar de holte toe moest snellen en tegenliggende feeksen moest afweren. Dat laatste besefte ze zelf wel, hoopte hij. Zo zou hij Alyraa kunnen aanvallen. Hij riep: ‘NU!’ en al vlug glipte Hermelien weg als een lenige kat en Harry richtte zijn toverstok op Alyraa, wiens tanden al 5centimeter langer waren. Ze leek lichtjes afgeleid door Hermelien die wegritste en toen ze Harry in de mot kreeg liet ze Ron abrupt los. Dat was het resultaat dat Harry gehoopt had. Nu was het aan hem; hij hief zijn toverstok op en hoopte dat Ron vlug de benen zou nemen en Hermelien achterna zou gaan en haar hielp met de feeksen af te weren die in de grote meerderheid waren. Hij deed zijn mond open om zijn woorden te vormen, maar Alyraa wilde blijkbaar niet stilletjes afwachten tot hij zijn spreuk had uitgesproken… ze sprong op, vloog met haar enorme vleugels naar hem toe…Harry wist nog vlug een vlamspreuk op haar af te vuren, waardoor ze uitschampte. Hij voelde een stekende pijn in zijn nek waar ze met haar klauwen langs was gegrist. Hij drukte er vlug op met zijn hand en probeerde zo de grote hoeveelheid bloed te laten stollen. Hij was niet de enige die geraakt was, want een eindje verderop krijste Alyraa het uit en hij zag dat ze een rode schaafwonde had bij haar vleugel, die blijkbaar zeer deed. Ze leek in ieder geval niet meer in staat om te vliegen, wat een groot voordeel voor Harry was.
Nu begon hij ook te rennen. Als Alyraa niet meer kon vliegen- wat zeer waarschijnlijk was- dan had hij een kans op ontsnappen. Hij begaf zich vlug in de menigte van de feeksen die zich rondom Ron en Hermelien hadden gewroet. Hij dramde en duwde, maar de feeksen waren zo vol belangstelling en verlangen naar Ron en Hermelien aan het kijken, dat ze hem amper opmerkte. Hij kwam dichter en dichter bij het hart van de grot, waar zijn vrienden stonden. Ze waren nog maar een metertje of 4 van de holte….Maar er zaten nu wel feeksen voor, wat daarjuist niet het geval was geweest…. Ze merkte hem niet op….als hij nu stilletjes die feeksen kon beheksen zodat ze opzij gingen, dan kon hij Hermelien en Ron roepen en dan konden ze vlug de holte invluchtte…. Maar dat was buiten Alyraa gerekend, want al vlug hoorde hij de snijdende stem van haar.
‘Grijp hem! De meesteres heeft hem nog nodig! Hij staat daar vlak achter jullie stelletje blinde trollen!’ ze was blijkbaar furieus. Harry vroeg zich af of Alyraa wel zag dat de feeksen geen oogbollen hadden, en daarom vast niks konden zien, wat hem veilig stelde. Maar desondanks gingen ze allemaal zijn richting uit. Zouden ze hem kunnen ruiken? Zoals dementors dat deden? Het moest haast wel, want ze kwamen dichter en dichter bij hem…
Het had 1 voordeel…de feeksen hadden geen belangstelling meer voor Ron en Hermelien en daarom probeerde Harry hen duidelijk te maken om te vluchten door de holte.
‘Ga dan!’ fluisterde hij onhoorbaar met zijn lippen, ‘Ga, ik red me wel! Haal hulp!’
Maar zowel Hermelien en Ron (die enorm bleek waren) schudde ontoombaar met hun hoofden. Harry zag hoe ze spreuken onbedwingbaar bleven afvuren, die niks uithaalde…ze waren te zwak voor zo’n groot aantal….Harry wist dat dit het einde was, niks kon hem nu nog redden…hij zou alleen willen dat Ron en Hermelien zichzelf redde, wegvluchtte door de holte…hij zag hoe Alyraa zelfvoldaan op een rots stond en daardoor recht naar hem keek….
Haar gezicht werd star, Harry vroeg zich af waarom en toen klonk iets wat alle feeksen wegvluchtte van hem en blijkbaar netjes in een rij gingen staan en als een man door hun knieën zakte… het was het ergste wat Harry ooit van zijn leven gehoord had…hij dacht dat zijn trommelvliezen zouden springen, zijn vel was onbedwingbaar gaan huiveren…
‘De meesteres is er!’ zei een eerbiedige stem en vlug klonk er een welkomskreet van de feeksen….
Harry duizelde…deels door de kreet, maar ook door het vele bloed dat hij verloor uit zijn hals. Hij kon amper iets zien van die meesteres omdat hij heel vanachter zat….de feeksen hadden zich voor hem verdrongen… Dit was zijn kans. Hij keek naar Ron en Hermelien die vastberaden terugkeken…stilletjes slopen ze naar de holte, ze zouden het niet merken met hun geschreeuw. Nog 3 meter,… nog 1.5 meter,…. Harry voelde zijn hart kloppen in zijn keel van opwinding… nog even, ze zouden het halen! Totdat….Het geschreeuw ophield.
‘Ze ontsnappen!’ kirde de stem van Alyraa en de feeksen stormde weer vlug naar hen toe.
‘Snel!’ riep Hermelien tegen de jongens, ze zat al in de holte en probeerde Ron er ook in te loodsen. Harry gaf ook Ron een duwtje, maar hij was nog de enige die rechtstond en daarom des te kwetsbaarder voor de feeksen. Ron zat al vlug volledig in de holte, en nu was het aan hem. Hij maakte zich klaar om tussen de spleet zich te wurmen, maar werd met pijnlijke scherpe klauwen aan zijn schouders, omhooggetrokken…hij keek omhoog. Alyraa kon blijkbaar toch nog vliegen.
‘Meesteres, ik heb hem! Ik heb de jongen!’
Maar Harry zou zich niet zo gemakkelijk gewonnen geven, hij zou zich niet laten opvreten door een stelletje feeksen, of wat ze ook met hem van plan waren.
‘Paralites!’ riep hij en een rode straal schampte weer tegen Alyraa. Ze krijste het weliswaar uit, maar liet hem niet los…hij maakte graaiende bewegingen met zijn benen, maar dat was verspilde moeite. In paniek greep hij haar linkervleugels, zodat ze uit evenwicht zou balanceren…en dat was met succes!! Ze was vlug gedwongen om Harry los te laten en Harry kwam met een klap op de grond terecht. Hij had geen tijd om te bekomen van de pijn, de feeksen waren dicht in de buurt, te dicht….Hij liep, hij liep zo snel dat hij nog nooit had gedaan in zijn leven….hij moest bij de holte geraken….hij zag de dwingende blikken en aanmoedigingen van Ron en Hermelien, nog even en hij was er…. Hij voelde iemand aan zijn gewaad trekken, hij viel erdoor op zijn rug…hij hoorde de paniekskreten van Ron en Hermelien en de verrukte kreten van de feeksen, maar gelukkig had hij gang genoeg. Hij schoof naar voor en leunde vlug een beetje op zijn linkerbeen, waardoor hij recht de opening binnen gleed…al vlug voelde hij Ron en Hermelien aan hem trekken en sleuren,…hij was ontsnapt!
‘Harry!’ Klonken al vlug de opgeluchte stemmen van Hermelien en Ron.
‘Dat was ook maar op het nippertje!’ Zei Ron die benauwd keek door de smalle opening waar de feeksen als gekken probeerde zich door te wroeten, maar dat was onmogelijk…ze waren er te groot voor….Hagrid zou er zelfs nog eerder doorkomen dan zij…
‘Kom, laten we niet te lang dralen en kijken waar deze gang uitkomt.’ Zei Hermelien tegen hem en ze kroop op handen en voeten(zo klein was het er) voort.
‘Iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiieeeew!’ Snijdende stemmen klonken er uit de grot waar het drietal net was uit ontsnapt…
‘Meesteres, het spijt ons! Het spijt ons verschrikkelijk!’ Zei Alyraa kruiperig aan een indrukwekkend figuur. Ze knielde zich diep en alle feeksen volgde haar voorbeeld.
‘Zwijg!’ Zei een stem die klonk alsof ze al dood was.
‘Jullie hebben mij gefaald, en vooral van jou had ik beter verwacht Alyraa.’
‘Vergeef me meesteres!’Klonk het smeekerig.
‘Waar komt die doorgang uit?’ Vroeg de meesteres streng. De feeksen keken elkaar vlug onbehaaglijk aan, voor zover dat ging zonder ogen. Alleen uit die van Alyraa was angst uit te lezen.
‘Alyraa!’ Met schokkende bewegingen zei ze;
‘In het vuur-oord meesteres.’ Bang voor wat de reactie zou zijn. Het was duidelijk dat die feeks, die de grootste en meest afgrijselijke was van ze allemaal, hier de baas was.
‘Dan zei het zo.’ Zei de opper-shrew enkel en ze hoorde daarom weer die gil, dit keer niet van verlangen, maar van afgrijzen. Zo duidelijk, dat Ron, Harry en Hermelien die al een heel eind verder waren gekropen, het zo goed hoorde dat het net was alsof de feeksen naast hun stonden….
‘Hermelien, waar komen we uit?’ vroeg Ron iets of wat angstig aan Hermelien na die kreet te horen. Hermelien maakte een onbehagelijke indruk.
‘Toch niet weer bij die feeksen?’ vroeg Harry die hoopte dat het antwoord negatief zou zijn.
‘Harry, ik heb geen flauw idee waar dit hier naar toe leid! Het was onze enige ontsnapping, ik wil er niet aan denken welke gruwelen we waarschijnlijk nog gaan tegen gaan komen.’
‘Nou, bedankt voor dat gerustelend antwoord Hermelien, echt een oppepper.’ Zei Ron uiterst sarcastisch. Harry werd kwaad al wist hij niet goed waarom. Het was zijn eigen idee geweest deze gang te gebruiken, maar wat moest hij anders doen? Het was de enige ontsnappingroute…
Hij wist niet hoelang ze al onderweg waren, de gang kronkelde allerlei bochten uit, maar bleef toch één richting uit gaan. Harry voelde zich weer doezelen, zijn oogleden werden weer zwaar en zijn knieën deden behoorlijk zeer door erop te kruipen. Hij zag dat Ron met hetzelfde probleem kampte, hij probeerde althans een andere manier om zich vooruit te bewegen; hij liet zijn lange slungelige benen uitgestrekt achter zich slepen terwijl hij zich met zijn armen vooruit trok. Het bleek dat dat het niet minder pijnlijker maakte, en daarbij kwam nog eens dat zijn gewaad, dat al smerig was, nu ook op diverse plaatsen gescheurd was.
‘He, Ron, stel je niet zo aan.’ Zei Hermelien bitsig toen ze even achterom keek om te zien wat dat schrapende geluid was.
‘Je gaat me niet zeggen dat jij je knieën ook niet voelt!’ Antwoordde Ron toen weer terwijl hij even ging zitten(dubbel en dwars gebogen) en zijn broek opstroop. Hij had, net als Harry, bloedende knieën. Hermelien daarentegen keek niet hoe erg haar knieën eraan toe waren. Ze ging ook zitten, maar met haar handen in haar haren en diep zuchtend. Harry was opgelucht dat ze even een pauze namen. Hij kreeg weer last van die druk op zijn longen. Hij voelde even aan zijn hals, die bloedde nog behoorlijk, daardoor duizelde hij vast. Hij wreef even met de rug van zijn hand over zijn voorhoofd en probeerde verder de gang in te kijken.
Meende hij dat nu maar, of zag hij licht?
‘Hermelien…’ zei hij en hij wees naar het dansende lichtvonkje. Hermelien keek verbaasd op en zag het toen ook.
‘Licht!’ Zei ze en meteen kroop ze verder. Ron beet even op zijn onderlip, maar zette zich toen toch weer op zijn pijnlijke knieën. Hij trok iedere keer een pijnlijk gezicht als hij van steun van knie veranderde, maar gaf verder geen kik meer. Hij zou vast, net als Harry, denken dat het bijna om was. Bij dat licht was vast een uitgang, een ontsnappingsroute, zodat ze hulp konden inroepen. Want hoe graag Harry ook de feeksen wilde verslaan, zoveel kon hij er ook niet aan. Hij zag hoe Hermelien bij het einde van de holte waar ze doorkropen uitstapte. Ron was zo dolgelukkig dat hij gewoon op zijn voeten kon gaan staan, dat hij te vroeg opstond en daardoor een pijnlijk over zijn hoofd wreef en licht vloekte. Harry was als laatste uit de holte en zag een ruimte die hij al kende. Het was de ruimte waar ze de reus waren tegengekomen. Maar waar daarjuist vuur was geweest, waren nu open kuilen. Eindeloze diepe kuilen waar rode gloeden uitkwamen. Harry wilde er beter na kijken, maar Ron duwde hem weer achteruit.
‘Nee, kijk.’ Zei hij wijzend naar een opschrift dat er eerst nog niet was.
Feserli deplia fini
Hij zag hoe Hermelien geluidloos met haar lippen het opschrift las. Harry wist niet goed wat er van te moeten denken en hij keek vragend naar Ron die een diepe frons op zijn voorhoofd had.
‘Wat is dat nu weer voor iets?’ Zei hij luid, waardoor je goed zijn echo kon horen in de grot.
‘Feserli deplia fini? Dat is een mond vol, niet?’ Hij keek grinnikend naar Harry, die terug grijnsde, maar Hermelien keek met grote schrikogen en met haar handen voor haar mond geslagen. Ze leek te wachten op een resultaat, maar toen die uitbleef zei ze;
‘Ron! Idioot!’ Zei ze fel. Ron leek beledigd, maar ook verbaasd, net als Harry.
‘Zeg nooit een spreuk hardop als je niet weet wat de uitwerking is!’ Zei ze sissend.
‘He, toe nou, Hermelien! Dat ding is eeuwen oud, wat zou er nu kunnen gebeuren?’ Vroeg hij weer, en hij zou vlug zijn antwoord weten, dacht Harry. Hij zag net het onderschrift staan op het palet waar op stond;
Enkel voor zij die mans genoeg zijn om het tegen de opper-shrew op te nemen.
Hij slikte even moeizaam, en zag dat Ron en Hermelien het nu ook aan het lezen waren, maar het was te laat voor terugkering. Ze werden vlug overmeestert door een zee van vlammen, en alsof er magie mee gemoeid was, stond vliegensvlug een gedaante voor hen. Even was ze niet zichtbaar door de dikke rook, maar toen Harry haar gezicht zag kon hij zijn verbazing niet verbergen.
‘U!’ |
|
|
  |
 |
*Lily*
1e jaars

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: België
|
Geplaatst:
Ma Feb 21, 2005 19:08 |
 |
Hoofdstuk 15: Wersh a.k.a Shrew
Harry kon het niet geloven, maar hij moest wel. Voor hem stond niemand minder dan Daisy Wersh! De professor van zweinstein, het meisje dat hun geholpen had op de dag van de aanval,… degene wat Lelia gered had! Het was gewoon absurd! Dacht hij terwijl hij in haar ogen keek die krankzinnig stonden.
‘Verbaast me te zien Harry?’ vroeg ze nonchalant en keek verleidelijk toe.
‘Ja, ik zou het ook amper kunnen geloven, een leerkracht van zweinstein vol met duistere bedoelingen. Iemand die mensen discrimineert op hun bloed, dat vinden jullie van mij…’ en ze legde even het zwijgen op. Harry dacht na, was dit realistisch? Nee, het kon bijna niet. Wersh had hen nog geholpen, hield hij stug voor zichzelf voor. Dit was een flauwe grap.
‘U hebt zelf nog geholpen na die aanval!’ riep hij uit, puur uit frustratie.
‘U kon het gewoon niet geweest zijn, u bent geen feeks!’ Hermeliens uitdrukking stond nu pijnlijk, maar dat interesseerde hem niet. Het hield gewoon geen steek.
‘Je gelooft me niet Harry? Nou ja,eigenlijk kan ik het je eigenlijk niet kwalijk nemen dat je te dom, te naïf bent om zoiets te kunnen begrijpen. Het ligt gewoon in jouw soort, hoe kan het ook anders met een modderbloed moeder? Ik zal het je beter even uitleggen, nu je nog in staat bent om te luisteren.’ Harry balde zijn handen tot vuisten. Hij wou woest naar voren stappen, Wersh een lesje leren, ze had niet het recht hem en zijn moeder zomaar te beledigen, maar aan de andere kant wilde hij weten wat ze te zeggen had.
‘Je moet weten Harry, dat ik niet altijd zo ben geweest…’ begon ze. Hij zag Ron angstig kijken voor wat komen zou, en Hermelien gretig luisteren, al stond haar gezicht strak.
‘Mijn ouders waren geen magische mensen, dus wist ik lang niet van het bestaan van magie af, tot op de avond dat ik werd aangevallen. Ik was alleen, en opeens werd ik omsingeld door een 5tal feeksen. Op dat moment stond ik dood angsten uit, terwijl het later zou blijken dat dat moment, het mooiste van mijn leven werd.’ Ze zweeg even en Harry had zo’n vermoeden dat ze er zowat emotioneel van werd.
‘Ze vertelden me dat ik me bij hen moest voegen, een van hen moest worden, want dat was mijn lot. Ze waren al duizende jaren aan het wachten op iemand die hun begeleidster kon worden, die zich bij hen kon aansluiten en de feeksen groter maakte dan wie dan ook! Zelfs meer als het domme ras dat jullie mensen noemen. Iedereen zou ons vreezen, ze zouden machtiger zijn dan ooit…..die persoon zou hen aan de top weten te brengen!’ weer zweeg ze.
‘Maar hoe konden ze dat weten?’ Het maakte geen steek voor Harry, ‘Hoe konden ze weten dat u hen machtiger zou maken dan ooit?’ Daisy keek hem vals grijzend aan.
‘Mijn trouwe Alyraa, hun voormalige leidster, had een centaur weten gevangen te nemen. Ze beet hem, maar niet dodelijk genoeg, gewoon genoeg om hem te laten lijden en hem te laten vertellen wat hij in de sterren zag. Centaurs zijn specialisten in dat soort zaken, ze kunnen dingen zien word over duizende jaren gaan plaatsnemen. Alyraa wilde per se weten of die toekomst er voor de feeksen al was, wanneer hun bevrijdster kwam, dat stond zo in de legendes van vele jaren geleden… zo vonden ze mij. Ik werd al vlug een van hen na mijn beet, en verbleef een lange tijd bij hen. Bij mijn ouders was ik niet meer welkom. Ze vonden dat ik een monster was geworden, ze wilde me zelfs inleveren bij de mensen die jullie beschermen, die idioten van politiemensen. Maar toen heb ik Alyraa’s raad opgevolgd en mijn ouders vermoord. Ze waren toch maar waardelozen dreuzels.’
Harry zat met ongeloof te luisteren. Hij kon niet begrijpen dat iemand die zo vriendelijk voor hem had geleken, zo’n duivel kon zijn. Ze zag er niet eens uit gelijk een feeks!
‘Maar ik kon niet lang blijven bij mijn volk. Mensen verwachtte dat ik in een weeshuis terecht zou komen na mijn ouders hun dood, niemand die mij verdacht, daar had ik mijn voornemens wel voor genomen. Nee, ik dook voor een tijdje onder. En toen kreeg ik mijn brief voor Permagic, de tovenaarsschool van mijn eigenlijke geboorteland Roemenië! Nog maar een teken dat niemand verwachtte dat ik een feeks was, niet menselijk was. Ik ging naar die school en verbleef er ook tijdens de vakanties. De feeksen vertelden me dat ze op mij zouden wachten. Maar eenmaal op die school kreeg ik enorme woedeaanvallen. Er was een strijd in me bezig, diep in mezelf… ik kon er niet tegen dat er een hoop van dat gespuis liep, dreuzelkinderen, modderbloeden die me scheef aankeken omdat ik er als een slons uitzag, ik was een freak in hun ogen. Ze wisten niet eens hoe ik was en ze beoordeelde me al. Ik sprak over mijn problemen met de feeksen, ze raadde me aan me kalm te houden, mijn tijd kwam nog, zeiden ze. Dus dwong ik mezelf mijn ware gedaante nog niet te laten zien, en dus ook niemand meer aan te vallen.’ Zowel Harry Ron al Hermelien hingen aan haar lippen. Waarom vertelde ze dit allemaal? Hield ze hen aan het lijntje? Dacht hij in paniek. Waarom legt ze het allemaal uit?
‘Toen brak de dag aan dat ik afstudeerde, dat kwam niks te vroeg. Die dag was prachtig voor mij, niet voor het idiote diploma dat ik gehaald had, maar eindelijk zou ik mij bij mijn feeksen kunnen verenigen en mijn doel verwezenlijken! Ik zou de wereld verlossen van dreuzels, modderbloeden en halfbloeden! Ze zouden allemaal boeten omdat ze normaal waren, ze zouden het zich berouwen dat ze zelf mensen beoordeelde, mensen zoals mij. Het eerste wat ik deed was mij verplaatsen over de hele wereld om daar mijn andere soortgenoten te begroeten en op de hoogte te brengen van mijn plannen. Maar ik keerde al vlug terug naar Roemenië, want daar leven immers de meeste feeksen van de hele aarde. Ik werd vereerd en met groot respect behandeld. Ze respecteerde mij als hun leidster en werd machtiger dan ooit, omdat ik toen kon moorden wanneer ik er zin in had….Maar het kon niet zo blijven duren, er was werk aan de winkel. Ik moest mijn plannen uitwerken, en mijn doel ging richting Zweinstein. Dat is de grootste tovenaarsschool van Europa en zitten ook de meeste halfbloeden en modderbloeden. Ongetwijfeld door het o zo goede hart van Perkamentus..’ voegde ze er nog sarcastisch aan toe. Daarom ging studeren op een hogeschool voor magische volwassenen en ik kwam er niemand minder dan Charlie Wemel tegen….’ Haar ogen gleden naar Ron toe. Ron was abnormaal bleek geworden en Harry herinnerde zich ineens iets. De dag dat hij het eerste met Wersh kennis gemaakt had;
‘Ze komt van Roemenië, Ze is nog goed bevriend geweest met Charlie…’
‘Die dwaas was onder de indruk van me en behandelde me als een prinses. Ik kon zijn aardig gedoe maar amper verdragen, maar hij was handig. Hij nam lessen voor bij te leren voor zijn draken. Toen hij hoorde dat ik lessen nam voor leerkracht, raadde hij me aan om naar Zweinstein te gaan. Hij had nog steeds connecties binnen de school en deed een goed woordje voor me. Ik was dolblij, eindelijk zou ik mijn slag kunnen slaan! Maar er was een probleem: Perkamentus. Ik had al veel van de man gehoord en ik realiseerde me dat hij me wel eens zou kunnen dwarsbomen… maar toen gebeurde het onvermijdelijke…de man had eindelijk het loodje erbij neergelegd! Niemand kan voor eeuwig leven, en het kon niet op een beter moment gebeuren! De vreugde die ik toen voelde was niet te beschrijven! Charlie dacht dat ik zo gelukkig was omdat hij mij aan die baan had geholpen. Ik noemde hem mijn beste vriend, zodat niemand iets zou verdenken. Nadat ik mijn sollicitatiegesprek achter de rug had, en Anderling me benoemde ben ik naar Charlie gegaan. Ik liet duidelijk merken dat ik blij was, en hij zei dat hij ook blij was voor mij. Maar nu weet je hoe feeksen zijn als ze een sterke emotie voelen….’ Haar grijns was duivels en Harry’s vermoedens werden beantwoord door Ron.
‘Jij hebt hem vermoord.’ Zei hij met gebalde vuisten. Hij zag nog hoe Hermeliens Rons gescheurde gewaad stevig vasthield.
‘Inderdaad ja, hij was toch niet meer nodig en ik was mijn energie weer even kwijt. Ondertussen was ik verhuisd naar Engeland om er te blijven voor een tijdje, en kwam toen Draco Malfidus tegen. Jullie kennen Draco nog wel neem ik aan….’ Maar ze wachtte niet op een reactie van Harry, Ron of Hermelien en ging ongestoord verder.
‘Draco is een tovenaar vol met duisterheid in zich. We hadden veel gemeen. Hij haatte net als mij dreuzelgespuis en halfbloeden, maar dat kwam bij hem omdat hij zo opgevoed was. Draco had altijd al grote haatgevoelens voor hen gehad, die alleen maar sterker waren geworden toen zijn vader door een halfbloed gedood was.’ Ze keek even naar Harry.
‘Door Draco heb ik mijn aanvallen met mijn feeksen zorgvuldig kunnen plannen. Ik was al ver in mijn missie geslaagd, ik ben begonnen bij dreuzelsteden, dat zou voor genoeg opmars zorgen bij het ministerie…’
‘Waarom doe je zoiets?’ Harry kon zijn vragen niet meer inhouden. ‘Dat zorgt toch voor meer herrie en problemen? Waarom wil je meteen opvallen?’
‘Waarom? Omdat ik zo ben Harry!’ zei ze schatterend. ‘Ik hou niet van heimelijk gedoe, ik wil actie, ik hou ervan dat ik mijn gang kan gaan zonder betrapt te worden! Ik speelde een spelletje met het ministerie en ook door me bij de orde te voegen. Ik hou van spelletjes Harry….’
‘Wat bereik je daar nu mee?!’ vroeg Hermelien woest met trillende stem, ‘Je werd toch niet gepakt, niemand kon je ontmaskeren,..’
‘Dat was juist het leuke eraan, ik gaf genoeg hints, ik liet al speciaal mijn naam veranderen. Een naam waarbij me ze kende bij de feeksen. “Wersh” met die combinatie kun je ook mijn ware aard onthullen; “Shrew”. Jullie weten uiteraard dat dat feeks slaat. En dat ben ik ook. Ik ben de opper-shrew….Maar toen ik een stapje verder wilde gaan ging het bijna mis. Ik dacht dat ik er klaar voor was, dat ik kon beginnen moorden in Zweinstein zelf. Maar dat risico was net iets te groot. Ik had geen rekening gehouden met Harry Potter die terug was. Draco had me nog zo gewaarschuwd voor hem. Maar ik dacht dat ik me niet kon laten inmaken door een halfbloedje, ik hield er geen rekening mee dat hij de heer van het duister ook al had verslaan ervoor…..ik heb het leven van een dreuzelmeisje dan maar gered om me zeker minst verdacht te maken, en dat werkte ook nog. Draco is me toen nog komen bezoeken en had me gezegd hoe gevaarlijk en roekeloos ik wel was geweest. Wat trok ik me daar van aan? Ik ben een feeks, ik doe toch wat ik wil. Hij was daar niet zo blij mee, en ik heb hem niet meer gezien sindsdien. Ik denk dat hij bang werd….’ Ze maakte een grinnikend geluidje. Ze zag de woeste gezichten van Harry, Ron en Hermelien. Hun haat werd haast tastbaar.
‘Maar nu genoeg gepraat.’ Zei ze toen.
‘Wat ben je van plan?’ vroeg Ron vijandig. Hij probeerde zich dapper voor te doen, maar Harry zag hem beven.
‘Ja, je bent alleen en machteloos, je hebt geen toverstok!’ zei Harry er nog bij. Hermelien schudde alleen maar driftig met haar hoofd.
Er klonk een scherp gelach en Wersh begon te tollen en te draaien, hoewel haar gelach aan bleef houden. Ze stopte na enkele seconde en voor ze het wisten stond er een afgrijselijke feeks voor hen…. |
|
|
  |
 |
|
|