Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 [AF] Wantrouwen Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Auteur Bericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 17:32 Terug naar boven Sla dit bericht op

Dit verhaal is origineel van Werinaya user id: 282053 werinaya@aol.com en heet Miβtrauen (Duits verhaal). Ik heb toestemming gekregen om dit verhaal te vertalen.

Niets is van mij! Alles is uitgevonden door J.K. Rowling en ik verdien er ook geen geld mee.

Mijn dank aan: mijn beta lezeres Silvia

Reviews zijn altijd welkom en ik geef ze ook door aan de originele schrijfster van dit verhaal.

Graag reageren in het REACTIE TOPIC.

Nog een ding veel plezier bij het lezen.

Groetjes Miss Snape (Nadine) nschwanen@hotmail.com


Wantrouwen.

Hoofdstuk 1 Gevonden

(Rühme dich nicht mit deiner Kraft. Du weisst nicht was kommt und welche Strafe dich noch erwartet.)

(Frei nach Kagemni)

Het was volle maan en een heldere koude herfstnacht. De geur van komende sneeuw hing reeds in de lucht. De loofbomen wierpen hun laatste dode bladeren van hun takken. De grond van het bos was bedekt met bladeren en zou het klaarlichte dag zijn dan zal de grond geel, rood en bruin schemeren, maar het was diep in de nacht en in de duisternis zag alles er grijs of zwart uit. Sommige dieren van het bos sliepen beschut en in vrede, andere gingen op jacht en slopen tussen de oude bomen door.

Eén wolf was alleen op jacht. In ieder geval zou men hem, op het eerste gezicht voor een wolf aanzien, als hij niet een staart van een schorpioen had, in plaats van een wolfsstaart. De schorpioenwolf was een van de vele beangstigende en fantastische creaties, die in dit bos huisden. Met waakzame ogen observeerde het dier zijn gebied en snuffelde in de lucht. Het was een goede nacht om te jagen. De maan scheen fel door de kale takken en maakte het zijn prooi nog moeilijker om zich te verstoppen. Met zijn gevoelige snuit dicht boven de grond van het bos, zocht de wolf zijn gebied af. Het roofdier kwam dicht aan de grens van de eenhoorns. Eenhoorns waren heilige dieren, niemand raakte ze aan.

De wolf stopte. In dit gebied viel niets te halen. Maar er was iets, een geur die een makkelijke prooi verraadde, bloed. Hij volgde de lichte geur, tot hij de bloeddruppels in het mos vond. Hij huilde kort van vreugde. ‘Gewonde prooi!’ Het was een uitstekend goede nacht. Toch was er voorzichtigheid gevraagd, gewonde prooi kon zich toch nog weren of verstoppen. Maar de geur had zijn eigen jachtbloed opgewarmd, en het zong in zijn oren en hij verlangde naar het slachtoffer. Zijn neus achterna ging hij door het bos, dichter en dichterbij. De sporen werden steeds verser en de geur intensiever. Hij rook zijn slachtoffer, kon het bijna horen. Hij gromde, bijna ... bijna zou hij een feestmaal voor zich hebben.

Toch daar was ze, deze onzichtbare grens. Ze was als een muur en hij huilde. Met gloeiende ogen stond de wolf aan de bosrand en keek op naar het kasteel. Het bloedspoor liep er duidelijk naartoe. Het kasteel was heilig, niemand ging er vrijwillig naar binnen. Haar bewoners waren heilig, niemand raakte ze aan, zo lang ze daar binnen waren. De schorpioenwolf ging gefrustreerd op zijn achterpoten zitten en huilde nog harder. Zijn slachtoffer was buiten handbereik. Alles dat in het kasteel was hoorde daar thuis en was onbereikbaar voor de bewoners van het bos. Behalve als ze het bos betraden dan behoorden zij tot de dieren. De wolf huilde een laatste keer, bedrogen door zijn slachtoffer keerde hij terug naar zijn rijk.

Hoog boven in het kasteel ontwaakte een oude man. Hij luisterde naar het huilen van de wolf. Zelden was het huilen zo dicht in de buurt van het kasteel te horen geweest, dat betekende niet veel goeds. Met een behendigheid, die men de oude man niet toe zal schrijven, sprong hij uit zijn bed en gooide een dik wintergewaad om. Nee, dit soort huilen was nooit goed, hij moest gaan nakijken, zeker weten, dat iedereen in veiligheid was. Normaal gesproken was dit de opdracht van de terreinknecht, maar deze was op het moment niet aanwezig. Zo werd het de taak van de oude man. Zijn hand greep naar een bril met halvemaanglaasjes en toen ook naar een korte dunne stok. Geen tijd te verliezen. Een laatste blik uit het raam maakte duidelijk, dat de wolf zonder een slachtoffer was vertrokken. Hoop schemerde in de ogen van de man.

Een hoop die iemand anders niet meer zou hebben. Het bloedspoor volgde naar de kerkers en was met een snelle blik niet eens herkenbaar. Het waren enkele druppels, die zich bijna mengden met de ruwe stenen ondergrond. Hij had niet de moeite genomen zijn wonden te verzorgen. Waarom? Waarom zou hij zich over zijn lichaam moeten ontfermen? Welke functie zou het nog hebben? Hij struikelde de laatste trede’s naar beneden. Het verre huilen hoorde hij zo diep in het binnenste van het kasteel niet meer, alleen het druppelen van water en een zachte wind waren hier hoorbaar. Aan het einde van de trap stopte hij kort en hij keek om. Waar was die ruimte ook weer? Waarom was hij hier? Zijn zwarte ogen zochten de gang af. Een deur, daar ergens was een deur, zoveel wist hij nog, en ze was altijd moeilijk open te krijgen. Met een hand steunde hij tegen de muur, met de andere hield ook hij een kleine stok vast. Hij ruste maar kort uit. Toen duwde hij zich af en wandelde struikelend door de gang op zoek naar zijn deur.

De oude man ging door de grote kasteelpoort. Zijn adem bevroor in de lucht en achterliet kleine wolkjes. Op een ander tijdstip zou hij er een grap van hebben gemaakt, kleine ademkringetjes in de lucht te blazen, maar nu keek hij gehaast om. Met snelle en zekere stappen liep hij tot aan de bosrand en gluurde hij door de bomen. De wolf was verdwenen. Radeloos draaide hij zich eenmaal in het rond. Voorzichtig opende hij de deur van het stenen huisje van de terreinknecht, maar alles lag er stil en verlaten bij. Er brandde geen vuur in de haard en het bed was niet gebruikt. Zachtjes sloot hij de deur en verzegelde ze zorgvuldig. Het waren gevaarlijke tijden men kon nooit weten.

***

Vermoeid keek hij naar de deur. Ja dat was zijn deur, daarachter zou hij vrede vinden. Misschien. Snel waren de zegels gebroken en het simpele slot gekraakt. De deur kraakte toen hij hem openduwde. Een zware deur, die iedereen er van af zou houden zich gemakkelijk toegang te verschaffen. Hij had kunnen glimlachen over zijn kunnen, over zijn kracht, maar deed het niet. Snel en met geoefende blik, nam hij zich de zekerheid dat alles er was, wat hij benodigde. De deur duwde hij weer dicht, niemand zou hem snel vinden en een geopende verboden deur trok nieuwsgierige aan. De planken waren met een zware dekens bedekt en op de ketel, die in het midden van de ruimte stond, lag een dikke laag stof. Het enige licht kwam uit een klein raam hoog boven in het plafond, het voldeed hem. Met een ruk trok hij aan een doek en stof dwarrelde door de ruimte. De koude ogen zochten de planken af. Hier en daar tilde hij een inmaakglas op en bekeek de inhoudt. Perfect! Een bibbering ging door hem heen, een glas gleed uit zijn vingers en sprong kapot op de grond. De inhoudt mengde zich met de voegen en liet een bizar groen spoor achter. Woedend staarde hij op z’n bibberende vingers, uiteindelijk balde hij ze tot een vuist en ramde ze tegen de muur. De pijn was onbeschrijfelijk maar het miste zijn werking niet, het bibberen stopte. Maar helaas voor korte duur, het was een opwelling die hij moest gebruiken. Dranken waren altijd al een kunst geweest, maar hij was er goed in. Het was zijn kunst. Een kunst, die hij normalerwijze genoot en er helemaal in op ging, maar niet in deze nacht. Zijn anders zo zekere bewegingen waren houterig en het bloed, dat van zijn handen druppelde, verontreinigde enkele ingrediënten. Korte tijd later borrelde er een groen brouwsel in de ketel en bekeek hij met bewegingsloze uitdrukking zijn werk. Nu nog een ding en hij zou vrij zijn.

Het grote meer, dat dicht in de buurt van het kasteel lag, glinsterde als vloeibaar zilver in het maanlicht. De inktvis liet zich op het meer drijven. Het dier merkte de oude man op en zwaaide hem met een tentakel toe. De man riep iets met blubberende stem over het meer. Het klonk als een vraag. Het dier antwoordde blubberend en de man leek bezorgt. In het meer was ook niemand. Toen bemerkte hij de rookwolkjes, kwamen die van het kasteel? Vuur? Nee, te weinig rook. Hij riep een blubberende afscheid en rende naar het kasteel toe.

***

Het bibberen zocht zich een weg terug in zijn botten, in zijn spieren, hij krabbelde de laatste namen op een stuk perkament. Het schrift was houteriger geworden. Aan het begin duidelijk en helder, nu was het meer te vergelijken met een handschrift van een klein kind dat net begon te schrijven. De dampen deden hem doen ontspannen. Zongen van vrede. Zongen van rust. Zongen van een rustig oord. Zijn krachten verlieten hem en de veer gleed uit zijn vingeren. Het was tijd.

De oude man snelde naar de kerkers, waar de rookwolkjes vandaan kwamen. Of beter van een van de haarden, die vandaar uit aan de oppervlakte reikten. De kleur van de rook beviel hem helemaal niet, gifgroen. Ook hij merkte niet het bloed op de grond op, vertrouwde daardoor op zijn weten. Snel vond hij de gezochte deur, kort luisterde hij. Ja, daar borrelde wat en door de deuropening op de grond zweefde groene rook de gang in. Met een knal opende hij de deur en verstijfde. De persoon tegenover hem zag er verrast uit. Hij had duidelijk niet met zo’n vroeg bezoek gerekend. Maar wie was hij? Dreigend hief hij zijn staf. De ogen achter de glazen van de bril vernauwden zich. De andere zag er vreselijk uit, een mager lijf in een zwart versleten gewaad, de zwarte schouderlange haren hingen hem in het gezicht. Dat gezicht! Bij Merlijn! Toen liet hij zijn staf naar beneden en zijn stem klok ongeloofwaardig, toen hij de naam van hem uitsprak: “Severus?”






Laatst aangepast door Miss Snape op Di Sep 07, 2004 19:22; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 17:39 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 2: Stop

Es bedarf nur eines Augenblicks, etwas zu berichtigen, jedoch das Unrecht währt lange.

(Der redekundige Oasenmann)

Severus Sneep zag er verrast uit, toen de deur met een knal openvloog. Op zo'n vroeg bezoek had hij werkelijk niet gerekend. Met vermoeide ogen bekeek hij zijn ongenode gast aan. Ja, hij kende deze man en hij vreesde hem meer dan alle anderen. De oude man tilde dreigend zijn toverstaf op, zijn blauwe ogen zochten naar iets vertrouwt, bekeken hem, drongen door tot in zijn ziel. Toen sprak hij, ongeloofwaardig, bijna onmogelijk om te begrijpen wat hij zegt.

"Severus?"

Sneep schrok. In zijn hand had hij een glas gevuld met de groene vloeistof. Hij hield het vast, alsof het zijn enige houvast was in deze rare situatie. Een houvast, die vrede beloofde. De ogen van de ander wandelde van zijn gezicht, naar het glas en verschoten van schrik.

"Severus!" Ditmaal niet ongeloofwaardig, maar geschrokken. Voorzichtig kwam hij dichterbij. Severus liep langzaam achteruit, hij vreesde de oude man nog steeds.

Albus Perkamentus, Directeur voor de hogeschool voor hekserij en hokus spokus was gewoonweg geshockeerd. Voor hem stond een van zijn voormalige leerlingen. Hij herkende de jonge man die daar stond en zijn eigen dood in handen hield. Perkamentus neus verraadde welk brouwsel in de ketel loerde. Het was bekend onder de naam 'koude dood'. Het glas in de handen van zijn voormalige leerling zag er nog ongebruikt uit, hoewel het gift er al in schemerde. Hij was dus nog niet te laat gekomen.

Albus keek in de koude lege ogen. Vroeger waren ze eens vol levenslust geweest, maar nu glansde twijfel in hen.

Albus Perkamentus begreep waarom hij hier was en hij klonk droevig toen hij de naam herhaalde. Wat was er van Severus Sneep geworden? Voorzichtig kwam hij dichterbij hem.

Paniek en angst laaiden in zijn ogen op en hij deed een stap terug.

Het perkament waaide van de tafel en lande zachtjes voor de voeten van Perkamentus. Langzaam tilde hij het op en zette zijn bril goed. Wat hij daar las verraste en shockeerde hem tegelijkertijd, namen, een veelvoud aan namen en plaatsen. Aan enkele namen waren plaatsen en datums erbij geschreven. Het handschrift werd, des te verder hij las, onzekerder.

Sneep was in de tussentijd met de rug tegen de muur gelopen. In het begin kon Perkamentus geen wijs uit de namen, weer las hij de lijst door. Het was stil in de ruimte, alleen het zware ademen van de man aan de muur was te horen en het zacht knetteren van de vlammen onder de ketel. Perkamentus stond onbewegelijk, men zou hem voor een standbeeld hebben aangezien, verstart van schrik. Zijn lichaam, ja dat was tot stilstand gekomen, maar zijn geest niet. Na een halve eeuwigheid keek hij op en begreep wat hij daar had gelezen.

Sneep was tot aan de kerkermuur teruggelopen. Vermoeid leunde hij ertegen, het gif nog altijd in zijn handen. Bijna zou er rust zijn en hoefde hij zijn oude mentor niet meer in zijn ogen te kijken. Hij had genoeg van die verwijtende blikken.

Zijn voormalig schoolhoofd stond gewoon daar en las Sneeps bekentenis, zijn weten, wat hij niet mee het graf in wou nemen. Heel lichtjes bibberden zijn handen en hij wist, hij had niet veel tijd meer. Toch gaf hij de oude man tijd, hij zal rustig kunnen begrijpen wat hij daar las, en ergens was Sneep blij om te zien dat zijn geweten in goede handen lag. Perkamentus zal er voorzichtig mee omgaan.

Het maandlicht wandelde langzaam door de ruimte en verlichte nu de directeur. Zoals het hoorde hij in de schaduw, in het duister en Perkamentus in het felle licht. Eindelijk keek Albus Perkamentus op en tilde met vragende blik het stuk perkament op. Het lange wintergewaad ritselde zachtjes bij deze beweging, maar voor Severus was het een ongewoonlijk hard geluid. Hoewel hij niet gesproken had, begreep Sneep de geluidloze vraag en knikte langzaam. Perkamentus liet de hand met het stuk perkament weer zakken. Daar stond hij nu, in de ene hand zijn geweten, in de andere nog altijd zijn toverstaf. Sneep was tevreden met zichzelf, hij keek gedachteloos in het glas met het gif. Rust.

Een dooddoener, een van zijn begaafdste leerlingen was een vijand. Was een aanhanger van de zwarte magiër, die de tovergemeenschap in angst en gruwel liet leven. Sneep behoorde tot zijn dienaars. Het had wat tijd gekost, maar uiteindelijk hadden de namen, de plaatsen en de datums een betekenis voor hem. Het waren de namen van slachtoffers, oude bekenden, die reeds overleden waren, en van hun moordenaars, maar wat hem verwarde waren de namen van levenden geweest, het waren de toekomstige slachtoffers met hun toekomstige moordenaars. Hij hield het hele weten van een dooddoener in zijn handen, een onmeetbare schat. Met dit weten kon hij vrienden en voormalige leerlingen waarschuwen, hun aanraden onder te duiken, ze veilige plaatsen toewijzen. Maar voor welke prijs? Was het mogelijk?

Het knikken van Sneep had hem zekerheid verschaft, het was werkelijk alles, meer kon hij hem niet mededelen en nu wilde hij gaan. Alleen aan de rand bemerkte hij het maandlicht, waarin hij nu stond. Het gif glinsterde in het glas en de jonge man tilde het langzaam op.

Het was tijd. Sneep tilde het glas op en was ergens diep in zichzelf blij dat hij niet alleen was. Wel vreesde hij Perkamentus ,maar toch was dit de enige persoon, waar Severus in nabijheid met rust kon sterven. Het bibberen werd heviger. Hij wilde hier niet meer zijn. Er was voor hem geen enkele reden meer om te blijven leven. Zijn opdracht was vervuld. Met een lichte glimlach zette hij het glas aan zijn lippen.

"Jongen, niet..."

Verrast nam hij het glas weg, hij had nog niet eens zijn lippen nat gemaakt. Wat? Jongen niet? Verdomme hij was een vijand, iemand die Perkamentus zal moeten haten. Hij was sowieso verbaasd, dat de directeur hem niet zelf had gedood.
Waarom niet? Eén vijand minder! Perkamentus zal blij moeten zijn, het was zijn geluksdag. Met dat stuk perkament kon hij vele levens redden en hij had èèn zorg minder. Maar de man legde het perkament op de tafel en stopte zijn toverstaf terug in zijn gewaad. Hij stak zijn hand uit.

"Jongen zo moet het niet eindigen."

Daar vreesde Severus al voor. Hij had het zien aankomen. Perkamentus was altijd beleefd, behulpzaam en goed, probeerde altijd het onmogelijke.

Perkamentus zag de verwarring, maar hij zag ook het verlangen. Zo moest het toch werkelijk niet eindigen? Er was nog altijd hoop, men kan het tij nog steeds keren. Hij bood Severus Sneep zijn handen aan, waarom hij dat deed wist hij ook niet. Misschien waren er al teveel doden. Al te veel voormalige leerlingen had Albus naar hun graf gedragen. Te veel kinderen. Hij wou niet nog iemand verliezen die hij kende, ook al behoorde hij tot de vijand. Maar de jonge man drukte zich nog dichter tegen de muur, vreesde hem.

Toen zag hij het bibberen, het glas, dat hij zo vast vasthield en de vloeistof erin wiebelde lichtjes. Vragend keek hij in de schaduw. Maar de schaduw keek vol vrees terug. Seconden gingen voorbij, de handen nog altijd voor zich uitgestrekt en in het licht staand. Plotseling een geluid, het glas was uit zijn hand gegleden en op de grond stuk gesprongen. Het lichaam gleed langs de muur omlaag naar de bodem.

Perkamentus sprong naar voren en ving hem op, voordat hij op de grond viel. Hij trok hem in het licht. Het bibberen had Sneep nu volledig gegrepen. Innerlijk hoopte hij, dat Severus bewusteloos zou worden, maar dat deed hij niet. In het maandlicht herkende hij nu de verwijtende blik. Voor Perkamentus was het alsof Sneep hem toe schreeuwde. WAAROM? Waarom heb je me tegen gehouden? Toen eindelijk, naar eindloos lange minuten, verbrak de blik en Sneep was bewusteloos. Perkamentus zat altijd nog in de lichtkegel op de grond., Sneep vast in zijn handen. Hij leefde, maar voor welke prijs? Lande tijd bleef hij op de grond zitten, streek de lange haren uit het bleke gezicht en dacht na. Toen plotseling werd het hem duidelijk, wat hij daar in handen hield. Het was meer dan alleen een lichaam, het was meer dan alleen een voormalige leerling, meer dan alleen een vijand, het was een leven en hij, Albus Perkamentus, was er nu verantwoordelijk voor. Een enkele traan liep over zijn wangen en hij duwde Sneep nog vaster tegen hem aan.

"Geen angst ik zal op je oppassen."




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 17:45 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 3. De prijs

Mächtig ist, wer über den Verstand gebietet.
Pyramidentext, Spruch 255

Na twee eindeloze uren werd het Perkamentus duidelijk, dat hij met Sneep niet in de kerker kon blijven. Hij tilde de jonge man op en droeg hem naar zijn eigen vertrek. Terwijl hij door het kasteel sloop met een vormloos zwarte buidel in zijn armen, overwoog hij iedere volgende stap. Dat het alleen een opwelling was geweest, dat wist hij. Als hij Sneep niet een reden kon geven om verder te leven, was het een kwestie van tijd, tot hij weer zal proberen zich het leven te nemen. Albus ontweek een spook uit dat door de gang zweefde, vanavond hoefde niemand hem te zien en zeker niet wie hij bij zich had.

Perkamentus verwonderde zich erover hoe hij Sneep zo lang kon dragen, maar de dooddoener was gewoonweg te licht voor zijn grootte.

Eindelijk kwam hij bij zijn aan, hij gaf de waterspuwer het paswoord, deze kwam tot leven en sprong aan de kant en gaf uitzicht op een trap. Geen seconde te laat, want de hemel begon zich al lichtblauw te kleuren en al gauw zou het kasteel tot leven komen. In zijn vertrek was Sneep veilig hier kon hij uitrusten.

Met zijn ellebogen opende hij de deur naar zijn vertrek. Voorzichtig legde hij hem op zijn bed. Sneeps gewaad was kapot en vies. Met grote behoedzaamheid begon de directeur Sneeps gewaden uit te trekken wat hij toen zag beviel hem helemaal niet. Hij wilde al naar mevr. Pleister roepen, de verpleegster van de school, maar bedachte zich. Sneep had geen tweede persoon nodig, die hem zo zag, daarom verzorgde hij zelf de wonden.

Perkementus had voldoende ervaring van heelkunsten om hem te verzorgen. Een lange bloederige snee aan de bovenarm moest verzorgd worden, de handen waren vol bloed, alsof hij geprobeerd had met blote handen iets begraven of op te graven? De directeur verbond zijn handen met doeken, die hij van tevoren in een desinfecterende oplossing had gedompeld.

Op de borstkast waren enkele zware kneuzingen te zien, alsof Sneep tegen iets opgeslingerd was. De oude man zuchtte en bracht er een zalf op aan. Het zou wat tijd nodig hebben, maar zou Severus zichzelf die tijd geven?

Toen zag hij zijn onderarm. Zachtjes raakte hij hem aan. Onoverkomelijk was daar het teken van Voldemort ingebrand, zwart en lelijk.

Alsof men zijn vee brandmerkt, dacht Perkamentus verbitterd. Eigendom van Lord Voldemort!

Uiteindelijk greep hij een van zijn eigen nachthemden en trok het de verwonde aan. Het bibberen kende Perkamentus en hij vervloekte innerlijk de persoon die Sneep met de cruciatus vloek bestookt had. Was het Voldemort geweest? Of iemand van het ministerie? Zover hij wist gebruikten de mensen van het ministerie geen verboden vloeken. Nog niet.

Hij pakte een zachte deken uit een kist. Hoe zou hij Sneep aan het leven kunnen binden? Moe liet hij zich op de rand van het bed neerzakken en bekeek de uitgemergelde persoon, die daar lag. Weer streek hij bij hem het zwarte haar uit het gezicht. De zon scheen nu fel in de grote ronde ruimte, wat Perkamentus zijn rijk noemde. Het werd warmer en Perkamentus sloot zijn ogen, de kerkers had hij nooit een aangename plaats gevonden. Hierboven was alles licht en vriendelijk. De kerkers waren altijd koud, nat en duister.

De blauwe ogen waren het laatste geweest, wat hij gezien had, voordat het bibberen hem helemaal bevangen had. Hij had de warme handen gevoeld, die hem opvingen en in het licht trokken. Vanuit de schaduw in het felle maanlicht. Maar de schaduwen haalde hem in en hij verdronk in zijn eigen persoonlijke nachtmerries. Innerlijk schreeuwde hij het uit. Hij wilde ze niet meer zien, de doden, de levenden. Hij wilde toch maar zijn rust, zijn vrede. Maar de doden lieten hem niet los?Waarom stonden voor hem? Keken ze hem klagend aan. Waarom heb je niet geholpen?

Hij zich dan bewegen, weglopen. Maar hij kon het niet. Hij kon zich niet bewegen. Dan het trekken aan zijn gewaad. Hij keek naar beneden en zuchtte. Nee! Nee, dat was niet zijn schuld, dat was niet zijn doen. Toen hoorde hij dat koude sissende lachen van zijn Heer Voldemort en schreeuwde.

"Rustig. Alles is in orde." Iemand hield hem aan zijn schouder vast. "Het was maar een droom."

Verward keek hij rond. Waar was hij? Het was licht en het rook naar frisse lucht. Het duurde een tijdje voordat zijn ogen aan het felle zonlicht wende. Hij was een creatie van de nacht, de duisternis was zijn thuis, niet het daglicht. Hij knipperde hevig. Daar waren nog altijd die handen, die op zijn schouders rustten. Sneep herkende hem, Perkamentus.

Verbitterd sloot hij zijn ogen weer en zonk nog dieper in de zachte kussens weg. Hij had weer verloren. Zelfs zijn eigen dood kon hij niet goed plannen en uitvoeren. Hij was een verliezer. Zijn vader had dit altijd tegen hem gezegd. Een verliezer. Die niets kon en niets waard was. Hij die niets plannen kon. Die niet eens in staat was zijn eigen leven zonder bevelen te leven. Ja, daarin was hij altijd goed geweest, bevelen volgen. Maar naar zijn eigen wensen vroeg men niet en als hij eerlijk was, had hij nooit naar zijn eigen wensen gezocht. Sneep doe dit, Sneep doe dat. Zo was het altijd al geweest.

Toverdranken, dat kon hij, daarin zag hij als enige wat hij waard was. Het maakte niet uit hoe gecompliceerd een drank ook was, hij kon het brouwen. Gifmixer had Voldemort hem genoemd, nadat hij een uiterst moeilijke drank had gebrouwd. Voldemort. Sneep bibberde. Zijn Heer, zijn Meester, Degene die bevelen gaf en hij voerde ze uit. Plotseling werd zijn gedachtegang onderbroken, iemand hield hem wat aan zijn lippen. Het was heet en rook duidelijk naar soep.

"Hier eet wat", Hoorde hij de rustige stem van Perkamentus.

Honger? Waarom zou hij honger hebben? Vermoeid draaide hij het hoofd weg. Nee, hij had geen honger.

"Kom, op zijn minst een beetje. Je hebt het nodig." Iets als smeken had zich in zijn stem gemengd. Was Perkamentus bezorgd? Hij opende zijn ogen tot een spleetje en keek de directeur van de zijkant aan. Het was een uiterst zeldzame situatie die zich hier bood. De directeur, zelf nog in zijn lang nachthemd en dunne badjas, zat op de rand van het bed met een kom soep en een lepel in zijn hand. Dit was voor Sneep nieuw. Zorgen? Bij de dooddoeners heette het altijd, bemoei je met jezelf en zorgen is iets voor de zwakke. Hij kende het gevoel niet dat er iemand om hem zorgde. Hij draaide zijn hoofd weer en opende de zijn ogen volledig.

Werkelijk, Perkamentus zag er bezorgt uit. Voldemort was nooit bezorgd, hij hielp hen nooit. Nee, liever kwelde en folterde hij zijn aanhangers als ze fouten maakten. Een tijdje keek hij zich deze zeldzame situatie aan. Was het maar een truc? Misschien zou Perkamentus later zijn plezier met hem hebben. Als hij weer bij krachten was. Voldemort wachtte in ieder geval altijd voordat hij begon. Dat was de prijs die men moest betalen.
Perkamentus was Voldemort niet. Of misschien toch? Uiteindelijk liet hij toe dat hij hem enige lepels soep toediende. Daarbij verloor hij de directeur niet uit zijn ogen, hij nam iedere beweging van hem waar.

Perkamentus was zich bewust hoe komisch het eruit zag, met een kom soep in zijn handen. Langzaam en voorzichtig, lepel na lepel diende hij die verzwakte man de soep toe. Sneep volgde hem, sceptisch en nog altijd een spoor van angst.
Waarom die angst? Wat verwachte hij? Zijn vingers trilden in het verband en direct zette hij de soep aan de kant en opende de doeken.

Sneep bleef stil liggen, het was alsof hij een pop voor zich had, die alles met zich liet doen. Perkamentus bekeek de handen. De regeneratiedrank, waarin hij de doeken had gedompeld, deden zijn werking. De verwonde huid groeide sneller dan normaal aan en het trillen werd door de zenuwen veroorzaakt, die eerst aan de nieuwe huid moesten wennen. Met grote voorzichtigheid verbond hij de handen weer met de doeken. Sneep keek dit alles aan, maar bewoog zich niet.

"De huid groeit aan, het is bijna voorbij", Verklaarde Perkamentus rustig.

Geen knikken, geen woord alleen deze diepzwarte ogen, die hem niet loslieten.

De wond aan de bovenarm moest nu volledig geheeld zijn. Hij maakte het verband los. In een paar uurtjes was de ontsteking verdwenen en nu kon Perkamentus de wond nu met zijn toverstaf volledig sluiten. Lichte tot middelzware scheuren durfde Perkamentus wel aan, maar de handen gaf hij alle tijd. Hij stond op en trok zijn toverstaf. Sneep haalde bibberend adem en sloot zijn ogen. Wat was dat nu?

Natuurlijk, hij wist het. Nu kwam het. Een toverstaf die op hem gericht was betekende nooit iets goed. Perkamentus had gewacht tot hij wakker was, bijna bij zijn krachten en nu was het tijd. Sneep wist het. Perkamentus kende bijna net zoveel vloeken als Voldemort, als het er niet meer waren! Daarom vreesde Voldemort deze oude man. Onder de dooddoener ging het gerucht dat Perkamentus nooit de verboden vloeken gebruikte, waarschijnlijk een leugen.

Met gesloten ogen wachtte hij op het onvermijdelijke. Wat kon hij Perkamentus nog vertellen, wat had hij nog niet opgeschreven? Misschien wou de directeur ook alleen maar zijn plezier of frustratie aan hem kwijt. Alstublieft! Sneep was het gewend, dat iemand zijn frustratie aan hem uitliet.

Maar in de plaats van de verwachte vloeken en de pijn volgde er een zacht gefluister en een licht branderig gevoel in zijn bovenarm. Sneep herinnerde zich weer, op de vlucht voor het ministerie had hem een vloek geschaafd en zijn bovenarm opengescheurd. De wond had zich verergerd nadat hij aan Voldemort verslag had uitgebracht, en later nog een keer. Deze gedachtegang hoorde hier niet thuis. Hij wachtte verder af. Niets. Langzaam opende hij zijn ogen. Was dit alles? Was dit de prijs die hij diende te betalen? Alleen een licht brandend gevoel?

"Wat nu directeur?", vroeg hij de oude man.

Perkamentus schrok toen Sneep hem aansprak, deze stem was ruw en zeer zacht.

"Geen verdere vloeken? Geen plezier?"

Hij staarde de gewonde aan, geloofde zijn eigen oren niet. Plezier? "Ik ben Voldemort niet", fluisterde hij.

"Nee bent U niet. Maar ieder heeft zijn prijs", zei Sneep en sloot weer zijn ogen. Enkele ogenblikken later was hij weer in slaap gevallen.

Perkamentus controleerde een laatste keer zijn ademhaling en liet hem toen alleen. Hij trok de gordijnen van zijn bed dicht en nam plaats aan zijn houten bureau. Dit was het dus geweest. Sneep had van hem verwacht dat hij hem zou folteren. Waarom zou hij zowat doen? Hij tilde een brief op en begon hem te lezen. Maar de woorden van Sneep lieten hem niet los. Ieder heeft zijn prijs. Welke prijs zou hij vorderen? Voldemorts prijs was de pijn en de angst, en die van hem? Geërgerd stelde hij vast, dat hij de brief welles waar las maar de woorden niet tot hem doordrongen.

'Concentreer je', zei hij tot zich zelf en begon met het werk. Altijd noch in zijn nachthemd en badjas, later zou hij zich omkleden.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 17:50 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 4. Beslissingen

Das Gute kann es sich vorstellen, wie es wäre böse zu sein...
W.H. Auden

Severus Sneep sliep de hele dag en de daarop volgende nacht. De directeur van Zweinstein, Albus Perkamentus, waakte over zijn nieuwe beschermeling. Maar uiteindelijk sloeg de vermoeidheid in de nacht toe. Hij was net een brief van het ministerie aan het lezen, toen hem de ogen dicht vielen. Hij zakte voorover en sliep, voordat zijn hoofd het bureau raakte. Het lange witte haar viel eveneens naar voren en bedekte hem als een natuurlijk deken.

Zo vond Severus Sneep hem. Het geluid of beter het gemis van geluiden hadden hem gewekt. Dit keer was er geen licht, de halve maan, die scheen door de grote ramen. Dit was veel beter, duisternis, daarmee kon hij omgaan. Voorzichtig ging hij recht zitten en bekeek zichzelf. Hij droeg een nachthemd van Perkamentus en een grote zachte deken was over hem heen gelegd. Geen kettingen. Geen handboeien. De oude man was of een nar of, had werkelijk een groot vertrouwen in hem.

Hij tilde zijn handen op, die nog altijd in doeken waren verbonden. Dit kon wel eventjes duren. Langzaam stond hij op. Natuurlijk was hij nog wat wankel op zijn benen. Het was net als met zijn handen, een kwestie van tijd. Voorzichtig trok hij de gordijnen, die het slaapvertrek van het bureau scheidde, aan de kant. Hij kende het bureau van de directeur, te vaak was hij als leerling hier geweest. Op zijn tenen naderde hij de slapende man.

Inderdaad, de directeur sliep diep en vast. Sneep tilde zijn hand op en wilde de haren uit het gezicht van Perkamentus strijken, maar verstarde plotseling midden in de handeling. Had hij het recht, om Albus Perkamentus aan te raken?

Hij trok de hand weer terug, nee dat had hij niet. Toen zag hij de briefopener op de tafel. Als in slowmotion tilde hij hem op, wat met zijn handen, die met doeken waren verbonden, niet gemakkelijk was. De briefopener was spits en ook wat scherp. Het koude metaal glinsterde in het maandlicht.

Hij kon de aderen in de pols zo opensnijden, terwijl de directeur sliep. Hij kon Perkamentus doden en naar de dooddoeners terug keren. Hij kon Perkamentus EN zichzelf doden. Zo veel mogelijkheden en het was een van de weinige momenten in zijn leven waar HIJ, Severus Sneep, kon beslissen wat HIJ wou. Een tijdje dacht hij na, de dood van Perkamentus wilde hij niet en zijn eigen leven? Behoorde hij nog aan zichzelf? Perkamentus had hem gered, hem gestopt. Toen bewoog zich de slapende persoon en mompelde in zijn slaap: "Geen angst... zal er altijd zijn."

Sneep staarde hem aan, geen angst! Zal er altijd zijn! Sprak hij over hem? Droomde hij van Sneep? Lange tijd stond hij daar geschrokken, toen legde hij zachtjes de briefopener teug op de tafel. Nee hij behoorde zichzelf niet meer toe. Als hij precies nadacht - eigenlijk nooit.

Met een hand duwde hij zich aan het bureau af en ging langzaam op zijn knieën zitten, tilde met de andere hand de zoom van het nachthemd van de directeur op en kuste het. Hij wist niet wat Perkamentus precies van hem wou, of hoe hij zich tegenover hem moest houden. Hij deed wat hij kende, wat hij van Voldemort kende of dacht, dat het gevaarloos was. Daarna keerde hij terug naar bed en liet de oude man slapen.

Bij Voldemort was dit gebaar altijd het standaardritueel bij de begroeting. Sneep deed het omdat men het van hem verwachte, het was een automatisme, die hem was aangeleerd. Maar Perkamentus was geen automatisme, het was een beslissing geweest. Tevreden sloot Severus zijn ogen en viel in slaap, terwijl naar de rustige ademhaling van Albus luisterde.

Toen Sneep weer zijn ogen opende was het vroeg in de morgen en de zon scheen reeds door de ramen. Een snelle blik naar het bureau gaf aan, dat Perkamentus nog altijd diep en vast sliep. Wat nu? Hij had gehoopt dat de directeur al wakker zal zijn. Men maakte Perkamentus niet wakker, men stoorde hem niet, net zo weinig als men hem aanraakte. Wat was de volgende stap? Hij overlegde met zichzelf, wachten!

Voldemort liet zijn aanhangers vaker wachten, alleen om hen te laten zien, dat hij de tijd ervoor had. Voorzichtig stond hij op en ging op blote voeten op de oude man af. Hij zou wachten. Hoe, alsof hij nog op school zat, stelde hij zich aan de andere kant van het bureau op en wachtte af. De koude vloer negeerde hij, net als de zon die op hem scheen. Stil als een standbeeld stond hij voor de directeur en bekeek hem. Als Perkamentus sliep zag hij er nog ouder uit, maar toch ook weer tevreden. Sneeps vingeren trilde af en toe, Bijna zouden zijn handen weer helemaal geheeld zijn. Sneep negerde ook dit. De zon steeg alsmaar hoger en hoger.

Perkamentus knipperde met zijn ogen, verdomme hij was werkelijk aan zijn bureau in slaap gevallen. Al sinds lange tijd was hem dat niet meer gebeurd. Meteen bemerkte hij dat hem iemand aankeek. Verward keek hij om zich heen. Sneep was wakker! Perkamentus lachte, maar het lachen verdween snel. De dooddoener stond als een standbeeld voor zijn bureau.

"Hoe lang sta je al daar?", Vroeg hij bezorgd. De jonge was zwak en had rust nodig.

Sneep zweeg en wachtte verder af, zijn ogen rusten op Perkamentus.

Met een hand streek Perkamentus zich het lange haar uit het gezicht. Wat nu? "Honger. Jij moet honger hebben", Zei hij uiteindelijk en toverde een ontbijt voor twee.

Sneep bewoog nog altijd niet. Perkamentus pakte een broodje en reikte het hem aan. Heel langzaam, alsof in slowmotion, stapte hij naar voren en nam het broodje met zijn verbonden handen aan. Het was het zeldzaamste ontbijt dat Perkamentus ooit beleefd had. Sneep kwam hem voor alsof hij een pop was. Wat men hem zei deed hij, van hemzelf kwam geen reactie. Sneep was de pop en Perkamentus beviel de rol als poppenspeler helemaal niet.

Tijdens het eten sprak de dooddoener geen enkel woord, hij nam de aangeboden stoel ook niet aan en at staande.

'Voldemort moet zijn groep goed in de handen hebben', dacht Perkamentus terwijl hij de laatste slok thee dronk. Het ontbijt was over en Perkamentus wilde naar de verwondingen kijken. Met een ernstige gezichtsuitdrukking liet hij de borden en kopjes met een elegante zwaai van zijn toverstaf verdwijnen.

"Kom, ik wil graag zien hoe goed alles verheeld is." Hij zwaaide Sneep naar zich toe. Het bevel werkte, Sneep ging naar de directeur toe en bleef voor hem staan.

"Ik moet... uhm." De oude man stopte. "Ik moet je het nachthemd uittrekken om de borstkast te kunnen bekijken."

Zonder ook maar met de wimpers te bewegen liet hij zich het nachthemd uittrekken. Hem scheen het niets uit te maken, maar Perkamentus twijfelde. Hij was een man, die de privacy van anderen altijd respecteerde en dit alleen in noodgevallen verbrak. Als zich zo'n noodgeval voordeed, waren die personen meestal verwond of bijna bewusteloos. Deze man daar in tegen was klaar wakker en zijn verwondingen waren niet levensbedreigend geweest, maar moesten wel gecontroleerd worden.

Lange tijd bekeek hij het lichaam van Sneep, Hier en daar waren enige littekens te bekennen, niet veel, maar genoeg om te herkennen dat hij in zijn dooddoeners loopbaan reeds meerdere malen verwond had.

Hij tilde zijn hand op en streek over de kneuzingen op de borstkast. De blauwe plekken waren, met dank aan de zalf, zo goed als verdwenen en het verwonde weefsel regenereerde zich snel. Geen reactie niets, geen bibberen, geen terug trekkingen.

"Het ziet er goed uit. Met wat geluk is er morgen bijna niets meer te zien en in twee dagen zijn dan ook de laatste verwondingen geheeld". Zei hij tegen zijn patiënt.

Zonder gevraagd te worden hield Sneep hem de handen tegemoet. Perkamentus verwijderde de verbanden en bekeek het zeer nauwkeurig. De huid was weer volledig aanwezig, alleen nog wat rood en zachter dan de oude huid.

"Wees de komende dagen nog wat voorzichtig. Maar het ziet er ook goed uit", verkondigde hij. "Ik haal een schoon nachthemd, deze hier is helemaal bezweet." Met deze woorden stond hij op en liep naar zijn klerenkast.

Sneep wachtte daar waar Perkamentus hem achterliet. Met een schoonnachthemd onder zijn arm kwam hij terug en trok het bij Sneep aan.

"Zo, laat ons hopen dat Voldemort ons nog wat tijd gunt", mopperde hij. "Om nieuwe kleren voor jou bekommer ik me vandaag nog."

Maar wat deed hij zo lang met hem?

Sneep bewoog niet als Perkamentus hem aanraakte. Hij was trots op zich zelf, hij had zijn controle weer terug. Na het onderzoek keek hij de oude man aan, terwijl hij nadacht. Ze moesten het nog enige tijd samen uithouden. Lang zou de roep van Voldemort niet op zich laten wachten, maar tot dan zou hij bij Perkamentus blijven. Als Voldemort hem niet meer nodig had, dit gebeurde de laatste tijd maar zeer zelden, dan ging hij lezen. In zijn kleine woning in Londen had hij ongelooflijk veel boeken. Zal hij het misschien aan Perkamentus vertellen? Er stonden vele boeken op de planken en enkele zagen er zeer interessant uit.

Perkamentus begon op en neer te lopen. Misschien hoopte hij, daardoor beter te kunnen denken.

De schoolbel luidde en Perkamentus keek op. "Ik moet gaan. Af en toe moet ook ik me in de school laten zien", meende hij en trok het gordijn van het slaapvertrek dicht. Enige tijd later stond hij in frisse kleren voor Sneep, Hij was helemaal de schooldirecteur van Zweinstein.

"Ik kom zo vlug mogelijk weer terug, Kijk maar rond. Als je iets nodig hebt, hier is je toverstaf." Hij legde een kleine zwarte stok op het bureau.

Sneep knikte maar langzaam, de directeur was al door de deur verdwenen.

Hij was alleen. Kijk maar rond, had hij gezegd, dat betekende dus ook de boekenplanken. Behoedzaam trok hij een klein boek van de plank, het heette "Physica" en was zeer oud. Hij pakte geen stoel en raakte de zetel ook niet aan, hij ging in kleermakerszit op de grond zitten en begon te lezen.

*Opmerking van de auteur:

Physica werd geschreven door Hildegart von Bingen en in het jaar 1179 beëindigd. Er bestaat geen originele uitgave meer, maar misschien dat Perkamentus er nog een heeft? Wie weet?




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 17:58 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 5. Hagrid

Für die Freundschaft von zweien ist die Geduld von einem nötig.
Aus Indien

Sneep zat helemaal verzonken in zijn boek op de grond. Het was echt fascinerend door wat dreuzels zo allemaal uitdachten. Het boek dat hij las, was zeer oud en in het Latijns geschreven, het was vanuit een oogpunt van een vrouw over de natuur. Hij was verrast hoe dicht zij met sommige dingen bij de waarheid zaten. De deur werd opengestoten. Hij keek op, verwachte Perkamentus, maar wat daar in de deur stond was niet Perkamentus.

"WAT?", Bulderde deze en was met twee grote passen bij Sneep. Voordat hij echt in de gaten had wie daar gesproken had, bevond hij zich al met beide voeten een halve meter boven de grond en met de rug tegen de boekenplank gedrukt.

Instinctief omklemde hij de polsen van de aanvaller, daarbij gleden de mouwen van het nachthemd naar beneden en werd het donkere teken zichtbaar.

"WAAR IS PERKAMENTUS?!", Brulde de aanvaller.

Sneep piepte, zo vast als de ander hem vasthield, hij kon zo niet eens spreken. Toen herkende hij hem. Het was Hagrid de half reus en terreinknecht op Zweinstein, zo als Sneep hem in herinnering had, groot met warrige haren en een volle baard. Als zo vaak droeg hij zijn oude mollenvelmantel en de anders zo vrolijke ogen glinsterden gevaarlijk. Sneep wist dat deze grote man hem makkelijk de nek kon breken. Hij probeerde een tweede aanloop om te vertellen dat hij niet wist waar Perkamentus was, weer alleen een piepen. De polsen van de half reus kraakten toen hij zijn grip om Sneeps hals verstevigde. Zijn blik werd wazig en hij merkte hoe zijn handen van de polsen afgleden. LUCHT!

"HAGRID LAAT HEM LOS", hoorde hij uit de verte. Direct kon hij weer ademhalen. De zware hand liet hem los en hij viel voor de boekenplank op de grond.

"HAGRID! WAT had je daarbij gedacht!?", Zei de directeur.

Het beeld kwam weer terug en hij zag de directeur naast hem knielen.

"Directeur! Weet U wel wat DAT DAAR is?", Vroeg Hagrid verward en wees klagend naar Sneep.

Sneep hoestte en wreef over zijn hals. Snel liet hij de hand weer zakken, nu geen teken van zwakte laten zien. Perkamentus hielp hem met opstaan, wat moeilijker ging dan hij dacht. Alweer knikten zijn knieën, Sneep sleepte zich, steunend op Perkamentus, terug naar bed.

"Ja, ik weet wat hij is. Sinds wanneer bent U terug Hagrid?", Vroeg Perkamentus rustig aan Hagrid.

De grote man stond nog altijd boos in het midden van het vertrek en vervolgde alles wat er gebeurde.

"Sinds een klein uurtje. Maar... hij...", stammelde de terreinknecht.

Sneep voelde de handen van Albus op zijn hals, zijn ademhaling werd weer wat rustiger.

Het daarop volgende gesprek klonk alleen alsof hij nog droomde.

"Hij is een van hen!" Gromde de diepe stem van Hagrid.

"Ik kan mij alleen maar herhalen Hagrid. Ik weet dat hij een van hen is", zei Albus Perkamentus met een wat zachtere stem.

"Hen kan men niet vertrouwen. Ze doden, ze folteren", zei Hagrid en diepe walging was in zijn stem te horen.

"Ik geloof ook niet dat hij onschuldig is Hagrid. Maar op het moment heeft hij onze hulp nodig", probeerde de directeur de half reus te verklaren.

"Hulp?! Wie helpt ons? Zij helpen nooit! Het is tuig!"

Sneeps vingers grepen zich vast aan het bed, tuig. Een treffende uitdrukking, misschien was het dat werkelijk. Zagen de tovenaars en heksen hen werkelijk zo?

Stilte, ergens zong een vogel, de belediging hing nog steeds in de lucht als een boze schaduw.

"Wat doet U met hem? Aan het ministerie uitleveren?", Vroeg Hagrid uiteindelijk.

Sneep begon ongecontroleerd te bibberen. Niet uit angst. Het ministerie vreesde hij niet, ook niet de tovenaarsgevangenis Azkaban. Nee, iets anders had zich in zijn botten vastgegrepen. Zachtjes kreunde hij. Dit was werkelijk het laatste wat hij wilde: de bijwerkingen van de foltervloek voor de neus van een half reus.

Perkamentus moest het gehoord hebben. "Doe maar rustig."

Hij voelde hoe hij in de armen genomen werd, iemand hield hem vast.

"Het is zo over", betreurde Perkamentus.

Natuurlijk, die aanvallen duurden nooit lang. Nog een pijnscheut ging door hem heen. Hij had het gevoel, dat zijn huid in vlammen stond en dat zijn botten ieder moment konden breken. Hij kromde zich de armen van de oude man, het bed stevig vasthoudend.

"Wat is dat?", Vroeg Hagrid en Sneep geloofde iets als bezorgdheid te horen. Hij kon het ook mis hebben, op het moment had hij zijn hele kracht nodig om zijn lichaam weer onder controle te krijgen en de pijn te verbannen.

"Bijwerkingen. Iemand moet een der verboden vloeken op hem hebben losgelaten", zei Perkamentus zakelijk en koel.

Voldemort was ook zakelijk en koel geweest, toen hij Sneep liet zien hoe teleurgesteld hij van zijn dooddoener was. De donkere heer liet daarbij zelden zijn emoties zien, behalve misschien een dunne glimlach.

"Doet dit pijn?", Dit kwam weer van Hagrid.

Als een kind dat iets de eerste keer ziet, dacht Sneep.

De laatste pijnscheut jaagde door zijn lichaam, een laatste keer kromde hij zich in de armen van Perkamentus, en toen, zo snel als het bibberen kwam was het weer verdwenen.

Hij kuchte.

"Zeer", Hoorde hij nog net als antwoord van Perkamentus, toen werd alles zwart en was hij bewusteloos.

Perkamentus liet het slappe lichaam terug in het bed glijden. Hij kende dit, wat hier gebeurde. In het begin kwamen deze bijwerkingen bijna dagelijks, maar uiteindelijk zouden de pauzes steeds langer en langer geworden, de pijn daar in tegen meer. Velen had hij al in deze toestand gezien, de meeste waren slachtoffers van mensen zoals Sneep geweest. Maar dat de dader er zelf ook onder leed was ongewoon.

"Voldemort heeft zijn aanhangers niet alleen goed onder controle, maar hij toonde ook tegenover hen geen medelijden", dacht Perkamentus. "Verdomme, ik weet te weinig over hem en zijn aanhangers."

Met een zucht stopte hij Sneep in en keerde zich uiteindelijk om naar de half reus. "Ik verwacht van U absoluut stilzwijgen Hagrid!" Met een strakke blik nagelde hij Hagrid bijna letterlijk vast.

"Maar... " Hagrid wees naar Sneep.

"Geen gemaar. Stilzwijgen Hagrid! Hij is niet de enige die van stilzwijgen van anderen profiteert."

De grote man staarde van Perkamentus naar de bewusteloze Sneep, Langzaam knikte hij. Maar Perkamentus wist dat Hagrid Sneep niet ui kon staan. Het donkere teken had Rubeus Hagrid laten zien aan welke kant Sneep stond, en Hagrids wereld bestond nu eenmaal uit zwart en wit, goed of slecht. Een gedachtegang, die Albus verraste, omdat Hagrid zelf ook niet helemaal als goed bekend stond, aangezien zijn verleden. Een persoon, die zelf in tweestrijd stond, maar toch zulke heldere aanzichten vertegenwoordigde - het waren toch rare tijden, waarin ze leefden.

Met een handbeweging toonde hij Hagrid aan, dat hij alleen gelaten wilde worden. Nadenkend staarde hij hem na. Het zou moeilijk worden. Hagrid was tegenover de directeur loyaal en hield het als zijn persoonlijke opdracht, de school en ook de bewoners te beschermen. Perkamentus gleed met beide handen door zijn lange zilvergrijs haar. Nog een probleem erbij. Nu moet hij zich niet alleen om Sneep bekommeren, die levensmoe is, maar ook nog om een half reus die Sneep het liefst zijn nek wilde breken.

Toen lachte Perkamentus zachtjes, keek Sneep aan en zei: "En jij denk ik, jij zou er niets tegen hebben, of wel Severus?"

De dag was nog lang en op zijn rondgang door de school hadden hem enkele leraren hem aangesproken. De meeste vreesde ervoor om hun leerlingen naar huis te sturen voor de kerstvakantie. De laatste tijd waren er te veel aanvallen van dooddoeners op dreuzels- en tovenaarsfamilies, die een kind op Zweinstein hadden. Deze kinderen waren in zijn school veilig, Voldemort vreesde Perkamentus, nooit zou hij de school aanvallen. Waarom dit zo was, wist zelfs Perkamentus niet precies.

Hij stond van het bed op en liep naar een van de grote ramen. De zon scheen fel en hij keek naar een paar leerlingen, die lachend en pratend van vliegles terug naar het kasteel liepen. Zal hij hen vertellen hoe slecht het ervoor stond? Moest hij zijn leerlingen mededelen dat ze hier op Zweinstein veiliger waren dan thuis? Hoe zouden ze reageren? Zeker met angst en vrees. Angst om hen ouders en broers en zussen, die niet op Zweinstein konden zijn.

Perkamentus wenste, dat hij kon de deuren openen voor iedereen die veiligheid zocht.

Daar liep Hagrid, over het gras naar zijn stenen hut aan de bosrand. Steeds weer wierp hij een bezorgde blik naar boven, naar de ramen van Perkamentus vertrekken. Sneep kuchte op de achtergrond in zijn slaap.

Uitgeput leunde hij met zijn hoofd tegen het raamkozijn, het was al moeilijk genoeg twee personen in Zweinstein te beschermen. Hoe zou hij dat dan met hele families doen? Met het weten van Sneep op het stukje perkament kon hij al enkele waarschuwen. Maar niet iedereen. Voldemort was in veel dingen wispelturig, vaak maakte hij een zet, die Perkamentus werkelijk niet voorzien kon. Informatie! Albus Perkamentus had altijd weer actuele informatie nodig uit eerste hand. Eerste hand!

Hij tilde zijn hoofd op en wierp een blik op Sneep. Hij had van een prijs gesproken. Een gedachte vormde zich in zijn hoofd. Sneep, hij kon Sneep gebruiken, hij zou hem informatie brengen. Natuurlijk, het zou gevaarlijk zijn, Maar hoe gevaarlijk was het leven voor iemand, die niet meer leven wilde? Perkamentus stond opeens alsof hij door de bliksem was getroffen, toen hem bewust werd wat hij daar dacht.

'Alsof ik over zijn leven beslissen kan. Sneep is niet mijn eigendom. Bij Merlijn ik denk al als Voldemort', dacht hij geschrokken.

'Ik ben NIET Voldemort! Ik zal NOOIT als hij zijn!', Schreeuwde hij innerlijk.

Nooit zou hij zijn wil aan anderen opdwingen of bevelen geven.

'Dat ben ik niet', dacht hij.

Albus Perkamentus draaide zich van het raam af, er moeten andere wegen zijn.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 18:02 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 6. Signalen

Wir alle sind Bestandteile des Seins, wie sehr wir auch etwas anderes glauben mögen.
Illusionen Richard Bach

Het brandde en dat betekende dat hij niet meer veel tijd had. Severus Sneep zat rechtop in bed en hield zijn onderarm vast. Het was nacht, hoewel een snelle blik uit het raam liet zien dat het bijna dag werd. Hij schoof de mouw van het nachthemd omhoog, het donkere teken was diep rood en brandde. Zijn meester riep en hem laten wachten was geen goed idee.

Zoekend keek hij om zich heen, op een stoel lagen zijn kleren schoon en mooi opgevouwen. Automatisch begon hij te lopen, aan te kleden en dan een goede plaats vinden om te verdwijnselen, op het kerkhof de volgende plaats te horen te krijgen, weer verdwijnselen, wachten, begroeten, bevelen opvolgen.

Zo simpel was het, altijd hetzelfde schema. De nog altijd jeukende en trillende vingeren negeerde hij toen hij zich aankleedde. Nu geen tijd verliezen. Plotseling een geluid vanuit een dichtbij staande fauteuil, hij zag Albus Perkamentus die hem bezorgt aankeek.

"Hij roept. Niet waar?" Het was een feit, geen vraag.

Sneep knikte.

"Wij hadden werkelijk niet veel tijd meer", meende Perkamentus bezorgt.

Hoofdschuddend dacht hij, nee veel tijd was het niet, het moest genoeg zijn.

"Als je hulp nodig hebt of wilt praten. Ik zal Hagrid zeggen dat hij je doorlaat. Ik ben hier."

Weer een knik, als antwoord. Sneep stopte. Hij voelde dat er nog meer was en zijn korte wachten werd niet teleurgesteld.

"Probeer Hagrid uit de weg te gaan. Hij mag je niet."

Sneep knikte, ditmaal langzamer. Hij begreep het.

Stil als een roofdier op jacht verliet hij de vertrekken van de directeur, voor enkele dagen was het zijn thuis geweest. Terwijl hij de trappen afsloop voelde hij een steek, diep in zich. Het was alsof hij iets verliet wat hij heel erg graag had. Net voor de waterspuwer stopte hij en keek nog een keer om. Het waren bijzondere dagen voor hem geweest, iemand verzorgde hem voor de eerste keer in zijn leven, iemand heette hem welkom zonder vragen of vorderingen te stellen, iemand bood hem hulp, zonder achtergrond gedachtes. Zo veel nieuwe gedachtegangen, zo veel nieuwe gevoelens die hij mocht ontvangen. Hij draaide zich om, maar zijn meester riep en hij moest volgen.

De ademhaling had zich veranderd. Perkamentus had de roep van Voldemort vroeger opmerkt als Sneep. Voordat het branden gekomen was, had de frequentie zich verhoogd en toen was Sneep wakker geworden. Met bedroefdheid volgde Albus Sneep hoe hij zich bewoog, automatisch zonder eigen wil en van angst gedreven. Helemaal in het begin had iets als pure angst in zijn ogen weerspiegelt. Daarna waren ze troebel geworden, leeg.

Ik zal nooit als Voldemort zijn, dacht de directeur en de dingen die zich voor zijn ogen afspeelde, bevestigden hem in zijn gedachten.

Hij bood zijn beschermeling hulp aan, meer kon hij niet doen. Sneep had dan wel geknikt maar, was dat werkelijk Sneep geweest? Of deed hij dit, omdat Perkamentus het van hem verwachtte? Sneep liep door de deur verdwenen. Of hij hem ooit weer zou zien, dat wisten alleen de sterren.

"Veel geluk jongen", mompelde hij.

Zo snel het kon verliet Sneep zijn oude school, hij snelde over het gras en was in het verbodenbos verdwenen, voordat de zon haar eerste zonnestralen op het kasteel wierp. Zweinstein was beschermd, beschermd voor de ogen van dreuzels en hun techniek en ook tovenaars die zonder uitnodiging zomaar op het grondstuk van het kasteel wilden opdoken. Verdwijnselen was op dit grondstuk niet mogelijk, Sneep moest diep het bos inlopen, voordat de druk verdween. In een klein dalletje was de druk plotseling verdwenen. Hij sloot toen zijn ogen en ordende zijn gedachten.

Op het volgende moment was het dal leeg en Sneep stond op een oud dreuzelkerkhof. Direct ging hij op een van de grafkelders af. Het lage gebouw was hem persoonlijk verstop, hier bewaarde hij zijn tweede dooddoeneruniform. De grafkelder was al oud en de verf bladerde er reeds vanaf, de smeedijzeren deur piepte toen hij ze opende. De zon scheen door een klein venster, hoog boven in het dak. Sneep greep achter een stenen sarcofaag en trok er het zwarte gewaad met capuchon en het masker vandaan. Hij wierp het gewaad om en ging naar buiten, de deur liet hij open. Nu moest hij alleen nog het teken vinden. Voldemorts dienaars lieten altijd tekens achter, om aan te geven waar de volgende bijeenkomst plaatsvond.

Sneep wandelde over het kerkhof en keek uit naar een krijtteken. Veel tijd had hij niet meer. De tekens verdwenen na een uurtje weer en behoede de dooddoener die niet kwam. Hij had een slecht gevoel, het was laat, was hij te laat? Met een licht twijfelende blik keek hij naar de grafkelders en de grafstenen. Waar was het? Daar glinsterde iets, op een grafsteen. De stenen kraakten onder het gewicht van zijn schoenen toen hij op de grafsteen af rende, daar was het nog zwakjes te herkennen. Het was op het oude landgoed van Malfidus. Het symbool verdween voorgoed, maar er was daar niemand meer die het kon zien.

Hij dook op het grasveld voor het oude landgoed weer op. Het oude grijze gebouw, zag er al veraf afwijzend uit en als men er zo kort voor stond, kon men de kou die het uitstraalde bijna letterlijk voelen. Sneep bibberde zachtjes. Waarom was hem voorheen nooit opgevallen? Met een paar stappen over het grasveld en de oprit stond hij voor het portaal. Met het masker nog steeds in zijn hand, betrad hij het gebouw. Een klein wezentje kwam op hem af gedribbeld. Dobby, de huiself van Malfidus. Huiselven waren niets waard, zelfs minder dan hij. Met een blik van diepste verafschuwing keek hij het kleinkind grote wezentje aan. Het hinkte erg en had een arm gebroken, de vleermuisachtige oren hingen naar beneden.

"Meneer. Ze zitten in de grote Salon. Meneer", zei Dobby met een diepe buiging en het puntje van zijn neus raakte bijna de grond.

Sneep had de neiging om het wezen met een zwaai van zijn toverstaf tegen de eerst volgende muur aan te gooien, maar toen hij in de grote ogen keek, die reeds helemaal rood en van het huilen uitzagen, hield hij zich in. Voor velen in de tovenaarswereld was hij niet meer waard dan deze huiself, maar toch had hem iemand uit deze wereld geholpen. Daarom nam hij genoegen met het opzij schoppen van de huiself en snelde naar de salon.

Er waren al rond de twintig dooddoeners aanwezig, enkele praatte zachtjes met elkaar andere knikten hem kort toe.

"En Gifmixer. Weer daar?" hoorde hij een verleidelijke stem achter zich.

Hij draaide zich om en keek in de grijze ogen van een vrouw. Het was Elorie, Zei kreeg altijd de opdrachten, waar het om folteren en informatie ging. Onder de dooddoeners ging een gerucht de ronde, ze zal brutaler en roekelozer zijn als elke man. Voldemort moest de zieke geest van deze vrouw vroeg herkend hebben, want ze had persoonlijk les van hem gehad. Nog nooit had ze gefaald.

"Hij heeft geroepen", zei hij strak.

"En wij gehoorzamen", fluisterde ze en kwam steeds dichter bij.

Toen werd er een deur opengetrapt en de rustige stem van Lucius Malfidus was te horen:
"Onze meester."

Met het zacht ritselen van hun gewaden, stelden zich de aanwezigen in een halve cirkel om een troonachtige stoel op. Lucius Malfidus snelde naar zijn plaats en een ander persoon stond plotseling in de deur.

Ze vielen allemaal op de knieën en maakten een diepe buiging. Hun meester was gearriveerd.

Lord Voldemort gleed op de stoel af en liet zich koninklijk er op neerzakken. Direct werd het enkele graden kouder om hen heen en zal er in deze ruimte ergens een vonkje warmte zijn geweest dan was dit nu volkomen verdwenen.

"Mijn Dooddoeners welkom", siste de stem van Voldemort zachtjes.

Een voor een kropen ze naar voren en kusten de zoom van Voldemorts gewaad, niemand waagde het om op te staan. Toen was Sneep aan de beurt, hij kroop naar voren en kuste het gewaad. Plotseling voelde hij de dunne hand van Voldemort op zijn schouder.

"Ik dacht dat ik jou niet meer zal terug zien, Gifmixer", fluisterde Voldemort. "Kijk mij aan!"

Sneep keek op, ieder ander zal geschrokken teruggetrokken zijn, maar niet hij. Voldemort was bijna geen mens meer, hij had weliswaar een lichaam van een mens, maar was dun en zijn gezicht was sneeuwwit. De koude handen boorden zich letterlijk in Sneep.

"Jij bent sterker dan ik dacht. Geen fouten meer Sneep, Geen geheimen!" De stem siste als die van een slang.

"Ja heer." Zei Sneep vernederend.

"Herinner je altijd eraan je bent van mij!" Voldemort raakte Sneeps gezicht met een vinger aan. Kou trok door tot in zijn botten.

"Ja heer."

Een handbeweging en Sneep gleed terug naar zijn plek en hield zijn blik naar beneden gericht. Hier was zijn plaats, hier was zijn meester. Maar diep van binnen verlangde hij terug naar Perkamentus en zijn kantoor.

Toen de laatste dooddoener Voldemort begroet had, liet de Heer ze allemaal wachten, op de knieën met het hoofd naar beneden, en niemand sprak een woord. De minuten streken voorbij, alleen de adem van Voldemort was te horen. Sneep gebruikte deze momenten als mogelijkheid om tot rust te komen. Zijn meester was hier en in zijn buurt voelde men zich sterk, men was meer als anders, iets bijzonders. Maar deze keer wilde deze kunst van meditatie niet zo veel helpen, hij was onrustig. De sterkte wilde niet komen en het bijzondere gevoel dat hij altijd in de buurt van Voldemort had kwam maar niet. Wat was er met hem aan de hand?

Toen sprak Voldemort, het was een hees fluisteren: "ik heb wat interessante informatie ontvangen. Ik wil dat jullie het controleren."

Niemand bewoog zich.

"Jullie" Voldemort wees op de drie dooddoeners naast Sneep, "gaan morgen nacht de familie Mac Ginters een bezoek brengen.” Het waren dreuzels en de buren van de Dillarts. Ik wil weten waar de Dillarts nu zijn."

"Ja heer", mompelden de drie stemmen.

"Jullie anderen houden jullie oren open. Het ministerie wordt actiever, elk beetje informatie, al is ze nog zo klein en onbelangrijk, wordt DIRECT gemeld", zei de donkere heer. "ik duld het niet als mij informatie onthouden."

Sneep voelde letterlijk de brandende blik van Voldemort op hem rusten.

Voldemort ging staan en verdween uit de kamer. Wat warmte keerde terug en zijn dienaars wachtte enkele secondes voordat zij opstonden.

Zonder verdere woorden te wisselen verdwenen ook zei. In groepen, of alleen verlieten ze de salon, buiten hoorde men het zachte jammeren van de huiself. Sneep nam niet de moeite om het huis te verlaten, hij verdwijnselde, nog altijd op zijn knieën, direct vanuit de salon.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 18:06 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 7. Warmte

Selbst ein Weg von Tausend Meilen, beginnt mit einem Schritt.

(Japanische Weisheit)

Hij dook op in zijn woning in Londen en stond direct op zijn benen. Zonder te twijfelen greep hij naar een stapel perkamenten. Hij rolde het samen en verstopte ze onder zijn gewaad. Zoekend keek hij om zich heen. Hier was niets persoonlijks, de woning was koud en chaotisch. Een oude matras diende als slaapplaats, de grote hoeveelheid boeken stapelden zich op tegen de muren, alleen een kist die in het midden van de kamer stond diende als het enige meubilair. Hij ontdekte het inktpotje en de oude veer die erin stak. Dat was alles dat hij nodig had. Sneep wierp een laatste blik om zich heen, de woning was alleen maar een slaapplaats en een kamer waarin zijn weinige bezittingen stonden, maar werkelijk thuis was hij hier niet. Het tegenoverliggende huis wierp altijd een schaduw over de kamer en het had de zonnestralen nog nooit gezien. Daarom was het appartement ook zo goedkoop. De auto's van de dreuzels toeterden op de straat, die ver beneden het raam voorbij reden, rustig was het hier ook niet. Enkele dagen geleden hadden die auto's hem niet gestoord. Hij zal op het matras zijn ingestort en de dag verslapen hebben. Ergens diep in de nacht zal hij dan voor wat te eten hebben gezorgd en dan zal hij in een of ander boek zijn verzonken. Maar nu stoorde hij zich aan het lawaai. Rust, dat had hij nu nodig... en de woning was weer leeg.

Severus Sneep dook in het verboden bos weer op. Hij moest tot de nacht wachten en het was net voormiddag. Het was tijd om zijn toekomstige aankomstplaats beter te onderzoeken. De zon scheen door de kale takken en een koele bries streek door het dalletje. Het zou bijna gaan sneeuwen. Het licht prikte in zijn ogen, en hij trok de capuchon van zijn gewaad dieper over zijn gezicht. De wortels van een omgevallen boom reikten in de hoogte. Het gat, dat de wortels hadden achtergelaten, was een uitstekende plaats om het perkament en de inkt te verstoppen. Sneep schreef namen en datums van de volgende slachtoffers op een stuk perkament. Onzeker keek hij om zich heen. De oude wortels waren het enige onderkomen dat hij had, voor de rest floot de wind door het dalletje. Bladeren werden omhoog geblazen, of waaiden in spiraaltjes over de grond. Een klein diertje rende door de bomen heen en ergens zong een vogel.

Daar stond hij, een dooddoener, een persoon, die dood en angst veroorzaakte, alleen midden in het kleurenspel van de natuur. Een blad waaide over zijn schouder, hij greep erna. Het was diep rood en behoorde tot een van de ahornbomen. Iets ruiste in de struiken en het zingen van de vogel ging over in een schitterende finale. Het was als een zilveren draad, dat door de lucht zweefde. De spanningen, die Sneep, sinds de laatste ontmoeting met Voldemort had gehad, vielen van hem af. De zon scheen nu vol in het dalletje en de bladderen gloeiden letterlijk.

Sneep sloot zijn ogen, liet de armen ontspannen omlaag hangen, het ahornblad nog steeds in zijn handen. Uiteindelijk legde hij zijn hoofd in zijn nek en de capuchon gleed van zijn hoofd. De zon streelde over zijn gezicht. Geen dreuzel-auto’s, geen geluiden van de buren, dit een goede plek om te wachten. Een laatste rilling jaagde over zijn lichaam en de kou, die Voldemort in zijn botten had gelaten, verdween en maakte plaats voor een ongelofelijke vermoeidheid. Severus schoof enkele bladeren bij elkaar en ging op zijn bladerenbed liggen. Het dalletje was zijn plaats om te wachten en de zon was zijn deken. Dit was een goede plek. Met gesloten ogen, wachtte hij op de zonsondergang.

De dieren van het bos waren verwonderd over het wezen dat daar, in het dalletje lag en zich niet bewoog. Direct merkten zij op, dat hier iets zijn nieuwe gebied had afgetekend, maar dit nieuwe 'dier' was zeldzaam. Nog jager nog prooi, iets ertussen in. Zoals ieder dier in het bos, liet het zijn oereigen magische spoor achter. Een eenhoorn, die daarom kwam, ging een stap terug, hier rook het hem te sterk naar zwarte magie. Met een luid gehinnik vluchtte het terug in het bos, hier was het hem op het moment te duister.

De jagers merkten de sterkte, die het uitstraalde op. Te sterk als prooi. De jagers vluchtten huilend terug het bos in, teleurgesteld, maar wel wetend, dat deze toestand ooit kon veranderen. Dit nieuwe gebied zal men in het oog houden. Enkele kleine dieren waren niet bang, ze doorkruisten, zoals voorheen gewoon het dalletje. Het nieuwe dier volgde ze met de ogen, maar het bewoog zich niet. De zon wandelde over de hemel en de schaduw, van de bomen, wandelden over de grond. Bijna verloor ze aan kracht en de wind werd kouder. De prooien zochten een onderkomen voor de nacht, misschien zocht het nieuwe dier ook een onderkomen, want het stond op en schudde zich uit.

Het was tijd, naar het kasteel was toch nog een lange weg. De verdwijnselbescherming, was zeer ver om het kasteel heen getrokken. De bescherming functioneerde, onafhankelijk van zijn bewoners, niemand wist meer wie hem had opgericht. Magie van deze grote omvang was zeldzaam geworden en nog maar weinige konden het in de praktijk brengen. Voldemort, bijvoorbeeld kon het nog, hij was een van de weinige magiërs, die nog werkelijk grote dingen volbrachten.

Perkamentus? Men zei altijd dat hij groots was, maar echt gezien had nog niemand het. Niemand kon bewijzen gezien hebben, hoe Perkamentus werkelijk grote magie gebruikt had. Sneep twijfelde en keek naar de rand van het dalletje. Zijn hand omklemde het perkament met de nieuwe namen en datums. Twijfelend deed hij de eerste stap en toen nog een. Het was alsof men Voldemort verslag uit bracht. Precies zo was het, men gaf verslag en hoopte er heel vanaf te komen. De schoonheid van het nachtelijke bos zag Sneep niet. De wind werd sterker en floot door de toppen van de bomen. Met de nacht kwam de kou van Voldemort terug en het ging weer in zijn botten zitten. Misschien was het ook alleen maar zijn geweten. Geweten? Sinds wanneer had hij een? Een absurde gedachtegang, dooddoeners hebben geen geweten. Deze eigenschap was storend en werd snel en schoon uit de aanhangers van Voldemort geveegd.

Een kraai kraaide zacht en het kasteel kwam in zicht. In de scherming van de bosrand bleef Severus staan en zijn blik wandelde over het grondstuk. In de grote hal werden de lichten net gedoofd en een ander ging in het terreinknecht-huisje aan. Hagrid was wakker. Sneep trok zich uit voorzorg enkele stappen terug. Hagrid mocht hem niet. Wie deed dat wel? Perkamentus misschien, hij had hem aangeboden te allen tijde te mogen komen. Deed men dit als men iemand graag mocht? Hij kon zich het gevoel niet meer herinneren, hoe het was als iemand je graag had. Daar, eindelijk doofde ook het licht in de hut, nu was het zeker tijd om naar het kasteel te gaan.

Hij snelde over het gras en ging door de grote poort. In de gangen ontweek hij ieder wezen, het maakte niet uit of het dood of levend was. Een dooddoener in Zweinstein was meer dan ongewoonlijk en een ontdekte dooddoener was zo goed als dood. Sneep gezicht vertrok, een dode dooddoener, wat een ironie! De doorgang naar Perkamentus kantoor stond weid open. Een zichtbaar frustreerde waterspuwer staarde hem tegemoet. Dat was niet zijn opdracht, de weg naar Perkamentus kantoor open te houden. Voordat de waterspuwer zich kon bedenken, snelde Sneep langs hem heen de trappen op naar boven. Aan de deur luisterde hij gespannen.

Stilte.

Voorzichtig opende hij de deur, het kantoor was donker en alleen het hout gloeide na in de openhaard. Perkamentus sliep. Sneep sloot de deur weer en naderde het slaap vertrek. Daadwerkelijk, de oude man sliep, diep en vast. Sneep legde het nieuwe stuk perkament op het nachtkastje neer. Wat nu? Terug naar zijn woning? Onbesloten stond hij voor het bed. Weer terug het bos in, naar het dalletje en dan weer verdwijnselen?

Een rilling ging door hem heen en hij merkte hoe zijn knieën week werden. Hij had zich weliswaar in het dalletje uitgerust maar elke spier van zijn lichaam schreeuwde letterlijk om wat enkele uurtjes slaap. Misschien kon hij hier slapen? Maar een beetje, wat van de warmte van deze ruimte in zich opnemen en de kou van Voldemort laten verdwijnen.

Zo ging hij zich zachtjes op het tapijt voor het bed liggen, wikkelde zich in zijn gewaad om en sloot zijn ogen. Op de grond slapen maakte hem niets uit, om onverklaarbare reden kreeg hij het gevoel van zekerheid terug. Iets wat hij bij het treffen van Voldemort gemist had. Hier was dat anders, bij Voldemort had men het gevoel alsof men onder een soort drugs stond, klaar wakker bereid alles te doen, het maakte niet uit wat het was. Hier was het helmaal anders, het was rustig, niet dwingend, het vrat niet aan de krachten, het gaf kracht. Tevreden sliep hij in.

Perkamentus werd wakker hij had het gevoel niet meer alleen te zijn. Direct waren de laatste resten van zijn slaap uit zijn hoofd verdwenen. Hij luisterde. Er was nog iemand in de kamer. Met scherpe ogen keek hij om zich heen. Het was toch geen goed idee geweest om de doorgang naar zijn kantoor open te laten. Er waren nogal wat praatjes nodig geweest om de waterspuwer, de noodzaak van de open doorgang te verklaren. Hoe blij zijn deurwachter was geweest had hij aan eigen lijf mogen ondervinden, toen hij een ijskoude straal water in zijn gezicht gespuwd kreeg. Maar Sneep kende het paswoord niet. Sneep. Albus zuchtte. Het was waanzinnig om te denken dat de jonge man naar hem zou terugkeren, na wat er eerst met hem gebeurd was.

Een geluid alsof iemand zich omdraaiende en een diep doorademen. Verwonderd keek de oude man op de grond naast zijn bed waar het geluid vandaan kwam. Samen getrokken lag daar niemand minder dan Severus Sneep. Te verbluft om zacht op te schreeuwen staarde hij de man gewoon aan. Het perkament op het nachtkastje merkte hij pas later op. Hij las weer nieuwe namen, nieuwe datums. Weer wandelde zijn blik over de slapende persoon.
Informaties uit eerste hand.

Perkamentus greep naar de tweede deken en legde deze voorzichtig over Sneep. De jonge had rust nodig. Maar waarom had hij zich niet op de bank neergelegd, voor de openhaard? Waarom voor zijn bed? Misschien was hij er simpelweg te moe voor geweest? Zijn gedachten raceten door zijn hoofd. Informatie, hij had de informatie die hij altijd al nodig had! Sneep had ze hem gebracht, vrijwillig en zonder dwang.

Perkamentus geeuwde, het was midden in de nacht en Sneep was niet de enige die wat rust kon gebruiken. Volgens het perkament had hij nog wat tijd. Zachtjes ging Perkamentus weer liggen - nu niet wakker maken. Met een glimlach sliep hij in. Het was dus toch niet zo'n slecht idee geweest om de doorgang open te houden.

Sneep voelde de opkomende warmte en liet zich helemaal vallen. En voor het eerst sinds weken had hij geen nachtmerries.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 18:10 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 8 informaties

Befehlen ist schwerer als gehorchen.
Nietzsche, Also sprach Zarathustra

Sneep strekte zich uit en knipperde met zijn ogen. Het was klaarlichte dag en de zon scheen over zijn lichaam. DAG!

Direct ging hij rechtop zitten. Hij had zich verslapen! Angstig keek hij om zich heen. Misschien had hij geluk en sliep Perkamentus nog. Hij was oud en had meer slaap dan Sneep nodig. Een korte blik naar het bureau was genoeg, nee, Perkamentus sliep niet meer. Hij bond net een rol perkament aan het been van een grote grijze uil. Sneep waagde het niet te bewegen. Toen stond de directeur op en ging naar een van de grote ramen toe, opende het en gooide de uil in de blauwe hemel. Onbeweeglijk stond hij aan het raam en de zon liet zijn lange haar er uitzien als vloeibaar zilver.

Op dit moment straalde hij zoveel macht en sterkte uit, dat Voldemort er als een schoolkind naast hem zou hebben uitgezien. Dit beeld was zo overweldigend, maar tegelijk zo rustig.

Sneep stond op, de deken gleed onopgemerkt naar beneden en hij naderde Perkamentus. Deze draaide zich om en een kleine glimlach speelde op zijn lippen. Severus kon niet anders, hij staarde in het goed gelovige gezicht van zijn voormalige leraar. Waarom had hij dit niet vroeger gezien? Deze sterkte! Deze rust! Nu eerst wist hij waarom Voldemort deze man vreesde. Het was niet het weten dat Perkamentus had, zonder twijfel was dit groter dan dat van Voldemort. Ook niet de ervaring in de omgang met magie. Het was deze verdeeldheid, het sterke karakter, dat Voldemort nooit zou bezitten.

Voldemort gebruikte geweld en angst om respect voor zich te winnen, Perkamentus had dit alles niet nodig. Alleen zijn aanwezigheid was voldoende om te laten zien dat er meer was dan ogen konden zien.

Sneep viel op zijn knieën en boog diep voor de oude man, zijn zwarte haar viel in zijn gezicht. Hij kroop de laatste meter naar zijn oude mentor en kuste de zoom van diens gewaad. Hoe anders kon men iemand met zo'n kracht eren? Severus gleed op de knieën weer terug en liet zijn armen ontspannen naast zich hangen en draaide de handoppervlakten naar boven.

Hij liet zijn hoofd nederig zakken. Dit hier was zijn ware heer, zijn ware meester. Gebieder over zijn leven, zijn lichaam, zijn weten, over leed en vrienden. Alles wat Voldemort had gezegd over dreuzels, over de verandering van de tovergemeenschap was plotseling niet meer belangrijk. Op dit moment wist Severus Sneep dat hij geen eigendom van Lord Voldemort meer was. Het besluit dat hij in die bewuste nacht aan het bureau van Perkamentus had genomen vestigde zich in zijn binnenste. Hij was nu eigendom van Albus Perkamentus en wachtte op zijn bevel.

Perkamentus staarde op de knielende man, te perplex om in het eerste moment werkelijk te bevatten wat zich daar net afgespeeld had. Sneep had hem waargenomen, geobserveerd alsof hij iets zocht en oerplotseling had de dooddoener iets in hem gezien. Wat precies dit was wist zelfs Perkamentus niet. Sneep was op zijn knieën gevallen en was in nederige houding naar hem toe gekropen en had de zoom van zijn gewaad gekust.

'Was dit de manier waarop Voldemort zich liet begroeten?', Dacht het rationele gedeelte van hem. Belangrijke informatie.

Maar de ziel in Perkamentus schreeuwde. Hij was niet Voldemort en wou ook niet als hem behandeld worden.

Toen melde het rationele gedeelte in hem zich weer: hij kent alleen dit. Als je anders van hem verwacht, dan vergooi alleen zijn gelovigheid. Tot hij dat inziet wat jij wil, heeft het tijd nodig, Geef hem tijd! En ook jezelf!

Of Albus nu wilde of niet hij beschikte nu over een leven. Voorheen had hij het alleen in de handen gehouden, beschermt, het gered. Maar nu? Was hij bezitter.

"Oh jongen", zei hij bedroefde stem.

Sneep hield zijn blik verder neer naar beneden. Was het een fout geweest? Perkamentus klonk droevig en niet blij. Waarom? Het maalde koortsachtig in zijn hoofd. Had hij ergens iets wat hem vreugde kon brengen? Perkamentus had zich over de informatie verheugd. Had hij nog meer? Nee, eigenlijk had hij alles al in de kelder opgeschreven. De nieuwste informatie was die over de Dillarts en Mac Ginters geweest. Normaal gesproken sprak men alleen, als men er toe opgedragen was iets te zeggen. Voldemort was een vriend van korte conversaties, het zij, dan hij sprak zelf. Maar hij moest het weten, waarom voelde Perkamentus zo droevig aan?

"Verteld heer was het te laat? Werden de Mac Ginters reeds gevonden?", Vroeg hij vertwijfeld en keek nog steeds naar de grond. Innerlijk hoopte hij dat het niet te laat was. Soms veranderde Voldemort zijn plannen plotseling en zonder reden.

"Nee. Ik heb net een uil aan een auror gestuurd. Hij zal de Mac Ginters en de Dillarts waarschuwen en ervoor zorgen dat ze een onderkomen vinden", hoorde hij Perkamentus zeggen.

Sneep knikte opgelucht, maar durfde echter niet op te kijken. Dat was goed, dat betekende dat Voldemort deze keer berekenbaar was geweest. Maar voor hoelang?

"Severus, kijk mij aan! En bij Merlijns baard sta op!".

Sneep tilde zijn hoofd en stond wat onzeker op en keek Perkamentus aan. Voor dit gezicht hoefde men zich niet te vrezen of angst te hebben. Het was menselijk en niet verminkt zoals dat van de donkere heer. Zo was dit een wens die Severus graag nakwam.

"Noem mij NOOIT meer heer. Heb je mij begrepen?", Zei de oude man streng.

"Zoals U wenst..." Severus keek zich wat twijfelt om, hoe zou hij hem dan noemen? "Meester?", vroeg hij voorzichtig.

Perkamentus zuchtte. Dit zou een lange weg worden en de prijs, die hij moest betalen, was hoog.

De prijs, die Sneep hierbij betaalde, was nog hoger. 'Kom op en gedraag je Perkamentus', zei hij tegen zichzelf.

"Dan blijven we liever voor het eerst maar bij dat heer", zei Perkamentus vermoeid.

Een ZEER hoge prijs.

'Meester! Bij Merlijn nee dat niet', dacht hij en kreeg kippenvel. Alles behalve meester.

Nu wachtte zijn nieuweling op bevelen. Maar daar was een probleem: op het moment had hij erg geen! Als hij welke gaf dan voerden de ontvangers ze vrijwillig, zonder dwang uit, altijd er nog op bedacht, levend er van af te komen. Uit verslagen kwam vaak naar buiten, dat dooddoeners zich niet altijd er om bekommerden of ze levendig uit iets vandaan kwamen of niet. Wat nu? Als Sneep deze houding ook had moest Perkamentus zeer voorzichtig met hem omgaan.

"Ik hoop dat je weet, voor wat voor problemen je me stelt", zei hij de dooddoener.

"Heer?" Sneep keek hem verward aan.

"Maakt niet uit. Het is morgen en tijd voor een uitgebreid ontbijt!", zei Perkamentus strak. "De twee families werden gewaarschuwd en meer is er voor ons op het moment niet te doen."

Eten, in een noodgeval is eten nooit verkeerd. Hij wou net met zijn toverstaf het ontbijt tevoorschijn toveren, als hij zich aan het laatste eten met Sneep herinnerde. Reeds toen was hij de poppenspeler geweest, diegene, die bevelen gegeven had. Op de morgen had hij het als vrees geïnterpreteerd dat Severus altijd nog angst had gehad.

"Hoe lang behoor je al mij Severus?", vroeg Albus en liep aan hem voorbij naar zijn bureau.

Sneep week hem uit en antwoordde: "Sinds de nacht dat U aan Uw bureau bent ingeslapen, heer."

Zo lang al! Perkamentus toverde het ontbijt voor twee personen tevoorschijn. En hij had zich zorgen gemaakt Severus nooit weer te zien. Lachend greep hij naar de theekan, een ironie van het lot.

"Kom eet. Wat er ook voor ons beiden vanaf vandaag te wachten staat, wij hebben veel kracht daarvoor nodig."

Zo herhaalde zich het zeldzame ontbijt en wat Perkamentus tot nu toe nog niet wist was het feit, dat het pas het begin was. Er zouden nog veel van deze etentjes volgen.

Sneep at en deed dit met vreugde. Hij had honger! Het eten rook goed en voor enkele minuten kon hij vergeten wat hij was en waarom hij hier voor Perkamentus stond. De zon scheen fel in de kamer. Sneep greep voorzichtig naar de aangeboden kop thee. Zo aten ze Perkamentus zittend en Sneep staand. Perkamentus gromde in zijn baard en scheen niet helemaal met zijn gedachten erbij te zijn. Sneep hield zich stil en stoorde de gedachtegang van de oude man niet. Zo kon hij een tijdje zijn eigen gedachten nagaan. Waar anderen plannen voor de toekomst smeden, bedacht Sneep hoe hij dit of dat drankje verbeteren kon en waar hij een bepaald boek kon tevoorschijn halen.

"Waarom de Dillarts?", vroeg de directeur plotseling en Sneep had bijna van schrik zijn theekopje laten vallen.

"Oh, sorry, ik wou je niet laten schrikken", zei Perkamentus verontschuldigend.

"Mijn fout heer. Alleen de mijne", verzekerde Sneep snel, hij sloot half zijn ogen en legde zijn hoofd scheef en dacht na.

"De toverfamilie Dillart. Wonend, tot voor kort, in een dorp namens Glasgow. Een kind, manelijk, 3 maanden oud, naam onbekend. Eduard Dillart, auror op het ministerie, was bij de aanhouding van twee dooddoener van de partij, waarvan er eentje verdween tot op de dag van vandaag. Shara Dillart, Heks, maar komt uit een dreuzelsfamilie, Freelance journaliste bij de Morgenprofeet. De familie bezit waardevolle informatie rondom de structuur van de auroren. Eduard Dillart wad reeds in twee verschillende eenheiden van auroren ingedeeld en diende zo onder twee verschillende bazen. Mogelijkheid doel: overstap naar de dooddoeners of meer informatie over de auroren", zei hij rustig en zonder emoties.

Sneep opende weer helemaal zijn ogen en keek Perkamentus aan. Was het genoegd?

Perkamentus staarde Sneep aan. Het was alsof men een cassettebandje aan het beluisteren was. Hij had zich altijd al afgevraagd waarom Voldemort de Dillarts wou hebben. Eduard, ook een voormalige leerling van Albus, had hem verteld hoe hij en zijn toenmalige hoogzwangere vrouw net aan een dooddoenersaanval waren ontsnapt.

'Ook Voldemort is op informatie aangewezen', dacht Perkamentus verrast. 'En ik dacht hij had al genoeg.'

Nadenkend dronk hij zijn kopje leeg.

"Interessant", mompelde hij meer tot zich zelf. "Interessant."

Dan keek hij naar Sneep. "Goed. Ik heb vandaag nog een lerarenconferentie te houden."

Perkamentus stond op, meteen week Sneep enkele stappen terug en liet zijn hoofd zakken. Albus had vandaag zekere belangrijkere dingen te doen dan een lerarenconferentie te houden, maar hij kon de normale gang van zaken niet storen. Elke verandering was te opvallend. Het ministerie wist weliswaar dat Perkamentus tegen Voldemort vocht maar niet in welk om veld. Een keer had hij een brief ontvangen, in welke de op het moment regende minister voor tovenarij en hekserij duidelijk maakte, dat als Perkamentus de school ook maar in het geringst zou benadelen, dan moest hij zich omzien naar een nieuwe baan. Niemand waagde het Perkamentus te bedreigen, niemand deed het, maar deze minister vond dat niet erg. Albus' informanten vanuit het ministerie zeiden hem, dat Barty Crouch, de leider van de afdeling zekerheid en magische strafvervolging, er achter zat maar openlijk waagde hij zich niet Perkamentus tegen te spreken; zo manipuleert hij de toverminister.

"Ik kom zo terug. Het aanbod van toen geldt nog steeds. Kijk rond en als je wat nodig hebt… je hebt ja nu je eigen toverstaf." Perkamentus draaide zich bij deur nog een keer om. "En Severus?"

"Heer?"

"Dank je." En Perkamentus meende het oprecht.

Sneep maakte en lichte buiging en Albus sloot de deur achter zich.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 18:13 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 9. Observeren

Das worauf es ankommt, können wir nicht vorausberechnen.
Wind, Sand und Sterne, Antoine de Saint- Exupéry

'S middags vond Perkamentus Sneep in kleermakerszit, lezend op de grond.
Zodra hij in de deurpost ging staan, legde Sneep het boek terug, stond op en maakte een buiging.

'Verdomme, aan deze onderdanigheid moet ik behoorlijk wennen', dacht Perkamentus bitter. 'Maar IK WIL ME ER NIET AAN WENNEN!'

"Alsjeblief ontspan je, Severus. Je moet niet steeds buigen als ik kom." Hij ging op de jonge man af en raakte hem lichtjes aan op de schouder. "En nu, luister goed naar mij. Niemand mag je hier bij mij zien. Begrepen?!"

Op de lerarenconferentie had hij enkele verontrustende berichten gehoord, vele leraren hadden vrienden op het ministerie en enkele hadden, net als Sneep, over verdwenen dooddoeners verteld. De schouwers overhandigden, hun gevangen aan het ministerie en een tijdje later scheen niemand zich meer te herinneren, of te weten waar ze gebleven waren. Krenck was actiever geworden en daarover maakte Perkamentus zich zorgen. De leider voor zekerheid, was bijna fantastisch als het erom ging dooddoeners te vangen.

De dooddoener keek Perkamentus aan en knikte. "Ja heer."

Albus zuchtte. "Anders krijgen wij beiden meer problemen als ons lief is."

Daar klopte iemand aan de deur en Perkamentus schrok. Hij wilde zich net naar Sneep omdraaien, maar zag hij deze er al niet meer staan. Verwonderd keek hij zich om. Waar was hij? Verdwijnseld? Nee dat ging niet, nog op het grondstuk rond om het kasteel nog IN het kasteel. Weer klopte iemand aan de deur. Nog steeds rondkijkend, ging hij op de deur af en opende ze. Een berg van een mens stond voor hem, Hagrid. Hij moest de verwarde gezichtsuitdrukking van Perkamentus opgemerkt hebben.

"Alles in orde Directeur?", Vroeg de halfreus bezorgt.

"Hoe? Ja, ja alles in orde." Albus liet de terreinknecht naar binnen. "Wat is er?"

"Nou ik dacht dat ik gister nacht iets over het terrein had zien lopen", begon Hagrid twijfelend.

Hagrid, is een levende alarminstallatie. Perkamentus glimlachte. "Ja, hij is hier Hagrid."

Uit de schaduw van de zware gordijnen kwam een persoon te voorschijn. Daar was hij naartoe verdwenen. 'Verdomme die jongen is goed.' Perkamentus kon niet anders, hij bewonderde Sneep. Niet alleen, dat hij in een seconde verdwenen was, hij had ook herkend, dat Perkamentus hem nodig had, om Hagrid te kalmeren.

"Aha", zei Hagrid en zijn keverzwarte ogen vernauwden zich. 'Ik wilde alleen eventjes controleren."

"Zoals je ziet, gaat het ons beiden goed. Anders nog iets?", Vroeg Perkamentus omdat Hagrid twijfelde.

"Ik heb net van twee scholieren gehoord, dat die u ook nog willen bezoeken. Gewoon zo", mompelde Hagrid in zijn baard.

Perkamentus keek de halfreus aan. Hij wou hem waarschuwen, hem voor onaangenaamheden behouden. Hij wierp een korte blik op Sneep, daarbij vond Hagrid het helemaal niet erg wat er met de dooddoener zou gebeuren.

"Bedankt Hagrid."

Hagrid wierp een laatste haatgevulde blik naar Sneep en verdween weer door de deur. Perkamentus keek naar Sneep. Deze stond nog steeds stil bij het raam, wachtend, loerend. Op wie? Of wat?

"Dat zal een lange dag worden", zei hij en Sneep knikte.

Hagrid stampte door de school. De halfreus was woedend en bezorgt, deze combinatie van gevoelen bij hem, waren ongewoonlijk. Aan de ene kant was hij woedend op Perkamentus, hij had dit tuig van de tovenaarswereld in de school toegelaten, aan de andere kant was hij bezorgd. Bezorgd om Perkamentus. Dooddoeners waren onberekenbaar, zoals hun meester Voldemort. Alleen al aan de zwartmagiër te denken maakte Hagrid bang. Hij schudde, nee niet aan die naam denken. Te veel leed en pijn waren ermee verbonden. De schoolbel luidde, deuren werden opengegooid en de leerlingen renden uit de klaslokalen. Hier en daar werd hem een vrolijk "Hallo Hagrid" toegeroepen.

Hagrid lachte en zwaaide de kinderen toe. Hij baande zich een weg door de massa's scholieren. Hij liep via een van de binnenplaatsen, door het portaal, naar zijn hut. Al wat die dooddoener daarboven maar deed verbleekte, hij had werk te doen. Enkele bedden moesten nog afgedekt worden, voordat de eerste sneeuw komt en het nest van een van de hippogrieven moest nog voor de winterstormen gezekerd worden. Zijn hond Thoa kwam op hem afgerend en zijn humeur verbeterde zich razendsnel. De bastaard sprong tegen hem op en blafte.

"Ach Thoa waarom zijn sommige dieren beter dan mensen?", Zei hij tegen de hond en aaide hem over zijn kop.

Met een boomschaar en zijn hond ging hij op weg naar het verboden bos om een paar takken te knippen voor de bedden. De halfreus lachte, toen zijn bruine hond door het bos rende en hem een gevangen muis bracht. Hier in het bos was Hagrid thuis, hij kende het bos beter dan wie dan ook.

Sneep bleef toch door zijn hoofd spoken. Typisch Zwadderich, die leerlingen hadden Hagrid nog nooit zo gelegen, en bovendien is een Zwadderaar er schuldig aan, dat hij van school is gevlogen. Hij vond de omgevallen den en begon de takken ervan af te snijden. Zorgvuldig stapelde hij de takken aan de rand op en bond ze tezamen. Men verpatste niets hier in het bos en als men wat meenam, dan met de grootste voorzichtigheid. De voorganger van Hagrid was niet zo voorzichtig met het bos omgegaan en de halfreus heeft jaren nodig gehad om het bos, in zijn oorspronkelijke wilde toestand terug te krijgen. Deze den was voor Hagrid een geschenk, men gebruikte ze omzichtig en dankbaar.

De stam zou hij later klein zagen en naar zijn huis brengen, hij zou zijn brandhout voor de winter verzamelen. Een centaur, half mens half paard kwam op hem af. De halfreus veegde zijn nat bezwete voorhoofd af en zwaaide Firenze toe.

Firenze was een van de imposantste centauren in het bos, het paardenlichaam had de kleur van goud en zijn haren waren sneeuwwit.

"Ik groet jou Hagrid", zei de centaur en hij keek met zijn blauwen ogen op de halfreus neer.

Hagrid strekte zijn hand uit naar de centaur.

"Hoe gaat het? Zijn er nog nieuwtjes uit het bos?", Vroeg Hagrid beleefd.

De centaur wierp zijn hoofd na achteren en snoof. "Dieren berichten over een nieuw oord, een nieuw revier."

"Zijn de dementors terug? Ik dacht dat ik hun laatste hollen uitgerookt had", zei Hagrid geschrokken.

Hij mocht de dementors niet, in hun nabijheid voelde hij zich altijd hulpeloos en zwak. Deze duisteren wezens zogen het geluk en de vreugde uit iemand, ze waren in het bos niet welkom. Kort geleden had hij een van hun verstopplaatsen uitgerookt en het donkere hol tot instorten gebracht. Dementors hielden niet van rook en al helemaal niet van zonlicht. Hagrid had hun laatste verstopplaats in het bos onbruikbaar gemaakt.

"Nee niemand der duisternis, ofwel..." Firenze sloot kort zijn ogen. "Ze zeggen, ook het is duister. Maar enkel kleine dier gepraat."

Geërgerd stampte hij met zijn hoef. Hagrid knikte begrijpend, ja de klein dieren zeiden veel maar meenden weinig.

"Brandhout voor de winter?", Wisselde Firenze het thema af en Hagrid was hem daar dankbaar voor.

"Ja en met de takken dek ik de bedden af", verklaarde Hagrid en maakte een handbeweging, waarmee hij de takjes ophoopte.

"De sterren voorspellen een strenge winter, Hagrid. Dek de bedden goed af", meende de centaur en wierp daarbij een blik naar de hemel.

"Ik zal ze dik inpakken", verzekerde de terreinknecht.

"Een mooie dag nog, Hagrid", Zei de centaur als afscheid en hij verdween zo plotseling als hij gekomen was.

"Sterrenkijker" mompelde Hagrid, maar gelijk met het woord, kwam een koude wind opzetten. Maar men kon nooit zeker zijn. Hij pakte nog wat meer takjes, floot naar zijn hond, die vlakbij was bezig met een muizenholletje uit te graven. Daarna stampte hij terug naar het kasteel. Het werd laat en hij had geen zin om de bedden in het donker af te dekken, of het nest van een hippogrief in de nacht te zekeren. Dankzij zijn bovenmenselijke krachten, haalde hij het om alle takken in een keer naar de kasteeltuin te trekken en in razendsnel waren alle gevoelige bedden afgedekt. De lichamelijke arbeid weerhield hem ervan, om verder over de dooddoener in Perkamentus kantoor na te denken en zo was hij Sneep bijna vergeten. Tot 's avonds laat.

Het werd donker en Sneep merkte dat het tijd werd om terug naar zijn woning te gaan, des te langer hij bij Perkamentus verbleef des te gevaarlijker werd het voor zijn nieuwe heer. Perkamentus had de rest van de dag doorgebracht met brieven naar zijn andere informanten sturen en komende brieven te beantwoorden. De uilen gaven niets om de tweede persoon in de kamer, ze vlogen door een open raam, gaven hun post af en verdwenen weer.

Sneep wachtte in de schaduw en observeerde alles. Hij durfde het niet, om nog een boek tevoorschijn te halen en te lezen, men ontspande zich niet als anderen werkten. De nacht kwam eraan, maar Perkamentus was in een ellenlange brief verzonken. Met een zwaai van zijn toverstaf maakte Sneep alle kaarsen in de kamer aan. Het werd licht en een tweede zwaai was genoeg om het raam te sluiten. Niet dat Severus last had van de kou, maar de wind deed de oude man zeker niet goed.

Perkamentus keek op. "Oh dank je. Ja dat is veel beter."
Sneep boog zich lichtjes, het was de tweede keer op deze dag, dat Perkamentus hem bedankte. Voldemort deed dit zo goed als nooit. Eindelijk, met een zucht, leunde Perkamentus achterover op zijn stoel en legde de lange brief weg. "Je kunt het beste niet te lang blijven", zei hij. "Ik zou je graag langer in mijn nabijheid willen hebben, maar het is te gevaarlijk. Voldemort kan je midden op de dag roepen, wat dan?".

Sneep had dit probleem al uren eerder herkend, maar zweeg. Hij vreesde niet voor de staf, die hij zou ontvangen als hij niet verscheen.

"Je kunt beter gaan en kom weer als er nieuwtjes zijn." Perkamentus klonk bedrukt, maar Sneep kon zich ook vergissen.

Sneep boog zich diep en verdween als een schaduw uit de kamer, zonder zich nog maar een keer om te draaien. Bevel was bevel, hij zal deze ruimtes pas weer betreden, als er nieuwtjes waren.

De scholieren waren reeds in hun slaapvertrekken en zo was het voor hem makkelijk om onopgemerkt door de school te lopen, tot aan het grote portaal van het kasteel. Aan het portaal stopte hij, Hagrid kwam net uit het bos aan gestampt. De halfreus mocht hem niet. Zo maakte hij een flinke boog om de grote man en verdween in het bos.

Hagrid zag de donkere schaduw in het portaal, gebukt, loerend, voorzichtig. Sneep. De halfreus snoof en keek hoe de dooddoener een grote boog om hem heen maakte, om hem uit de weg te gaan. Het was ook beter zo. De terreinknecht had weliswaar de directeur beloofd Sneep met rust te laten, maar een foute beweging, een twijfelde beweging en de dooddoener was zo goed als dood. Een zacht blaffen bracht Hagrid terug in de werkelijkheid. Thoa had honger en keek hem hoopvol aan.

"Kom Thoa we gaan eten", zei Rubeus Hagrid en mompelde richting bos.
"Dooddoeners Tuig!"




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 18:24 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 10. Fouten

Dunkelheit trug einen Mantel, Hülle für einen fahlen Reiter auf Schwarzem Ross.
Die Nazgûl

Sneep was naar het dalletje gegaan en naar zijn woning verdwijnselt.
Voldemort liet hem ongewoon lang met rust, op deze manier had hij tijd om zijn boeken te sorteren en om zijn toverdrankingrediënten bij te vullen. Af en toe ging hij helemaal op in een van zijn boeken. Sneep kon urenlang op de grond zitten en lezen. Voor hem betekende dit rust en ontspanning, net als wanneer hij een drankje brouwde, daarvan werd hij ook heel rustig.

Maar diep van binnen, verlangde hij naar het kantoor van Perkamentus, naar de rustige aard van de directeur, zijn nieuwe Heer. 's Nachts ging hij naar een supermarkt en kocht met dreuzel geld eten. De verkoopster kende hem en zijn karaktereigenschappen al. Zij liet hem met rust en hij haar. Hij betaalde contant en de vrouw was allang blij dat er 's nachts af en toe een klant kwam.

Net toen hij het wisselgeld wilde aannemen, brandde het donkere teken op.
Sneep schrok en omklemde krampachtig zijn onderarm, de buidel met geld glipte uit zijn vingeren en viel op de grond.

"He meneer alles in orde?", Vroeg de vrouw bezorgt. Snel kwam ze achter de kassa vandaan gelopen.

Maar Sneep omklemde alleen zijn onderarm en snakte naar adem. Toen voelde hij een vrouwenhand op zijn schouder en zag hoe de verkoopster hem de gevallen buidel aanreikte. "Door ontwenning hè? Mijn zus moest dit ook doormaken. Is niet aangenaam."

Waar sprak die dreuzel over? Maar hij knikte alleen en liet zijn hand van de onderarm los en nam de buidel aan.

"U kunt beter een arts opzoeken, als het erger wordt. Geloof me maar, dat is beter", raadde ze hem aan en ze klopte hem een laatste keer op de schouder. Daarmee was het probleem voor de dreuzel vrouw blijkbaar opgelost. Begrijpt iemand iets van die dreuzels?!

Hij moest naar het kerkhof en direct naar Voldemort. Zo snel het ging, verliet hij de kleine supermarkt en snelde terug naar zijn woning. Het donkere teken brandde meestal alleen zo erg als er iets mis was gegaan. Sneep verdroeg de pijn en glimlachte. Het was dus gelukt, de Dillarts en die dreuzelfamilie waren in veiligheid. Zo snel hij kon gooide hij zijn dooddoeners gewaad om, pakte het masker op en verdween uit zijn woning.

Dit keer vond de bijeenkomst direct op het kerkhof plaats, er was werkelijk wat mis gegaan. Sneep zag van af zijn plaats, dat de andere dooddoeners naar de kleine kapel in het midden van het kerkhof snelden. Sneep volgde hen, enkele waren aan het fluisteren onder elkaar.

"Hè, gifmixer al gehoord?" Die stem behoorde tot Lucius Malfidus. Sneep schrok een beetje en draaide zich naar hem toe. Achter het masker en met het gewaad zag iedereen er bijna hetzelfde uit. Alleen de stem kon iemand verraden wie zich erachter verschuilde.

Sneep schudde zijn hoofd en wachtte op zijn voormalig studiegenoot. Lucius was gelijktijdig met hem tot Voldemorts volgelingen bijgetreden. Als hij niet zijn dooddoeners kleding droeg, was hij een dominant persoon. Groot, slank met lange, slijkblonde haren en bijna altijd met een arrogante glimlach op zijn lippen. In de gewaden waren ze allemaal gelijk, geen verschillen.

"Die drie bij de dreuzelfamilie hebben verloren. De dreuzels waren verdwenen, ondanks het zoeken hebben ze die familie niet gevonden. En op het laatst kwam er ook nog eens een groep schouwer bij, en eentje wordt sindsdien vermist", fluisterde Lucius en werd stil op het moment dat ze uiteindelijk de donkere Heer zagen.

Hij stond groots en dominant op de treden van de kapel, de capuchon diep over zijn gezicht getrokken, maar de ogen glommen gevaarlijk in de duisternis.

Sneep keek rond, deze keer was de opgeroepen groep groter. Het zou een lange nacht worden en de twee verliezers zouden uiteindelijk wensen, deze nacht te sterven. Een geritsel werd geproduceerd, door de verzamelde groep dooddoeners, toen ze zich allemaal in het stof wierpen om hun Heer te begroeten.

Sneep wierp zich weliswaar ook onderdanig in het stof, maar niet omdat Voldemort zijn Heer was. Hij behoorde nu tot Perkamentus. Perkamentus had hem nodig, meer als de donkere Heer. Met dit geheim in zijn achterhoofd wachtte hij.

"Dooddoeners. Welkom!", Galmde de zachte maar toch krachtvolle stem van Voldemort over het kerkhof.

"Twee nachten geleden zouden drie van jullie een opdracht vervullen." Voldemort scheen direct de verzamelde tovenaars en heksen vergeten te zijn en wendde zich naar de twee jammerende personen aan zijn voeten. "Maar wat zie ik vannacht? Maar twee van jullie?"

Twee nachten? Sneep probeerde zijn onderdanig gedrag te behouden. De tijd was snel gegaan.

"Heer... Heer vergeeft u ons, maar de dreuzelfamilie was niet meer daar. Zelfs naar lang ...", piepte een van de personen angstig.

"Die hebben geen ruggengraat", mompelde Lucius naast Severus zachtjes.

Sneep waagde het om een blik opzij, naar Lucius, te werpen. 'Alsof jij er een hebt, of iemand anders van ons', dacht Sneep spottend en wendde zijn blik weer af.

Sneep sloot zijn ogen toen de donkere Heer met zijn preek begon. Het schreeuwen van de twee dooddoeners, galmde over het kerkhof en had Sneep het niet zelf al zo vaak gezien of zelf ervaren, dan zal het hem schokken, of zal hij op zijn minst medelijden met de slachtoffers hebben. Niemand had ooit met hem medelijden gehad. In gedachten probeerde hij deze omgeving te verlaten en stelde hij zich het kantoor van Perkamentus voor, het zonlicht en het goedgelovige gezicht van zijn nieuwe Heer. Hij hield zijn ogen stevig dicht en droomde over ver weg, vooral weg.

De schreeuwen ebde weg en Sneep opende zijn ogen weer. De twee dooddoeners leefden nog, maar lagen bevend en naar lucht happend op de grond.

"Laat dit allen een les zijn. Ik duld geen fouten!", Zei de zwarte magiër en liep aan hun voorbij. Voldemorts gewaad streelde ook Sneep, die drukte zijn voorhoofd stevig tegen de grond. Alleen weg, ver weg.

"Gifmixer! Jij blijft. De rest van jullie kan gaan", riep de Heer van het duister plotseling.

Met een zachte plop verdwenen ze om de beurt allemaal, alleen de twee slachtoffers en Sneep bleven over. Lucius mompelde hem nog een "veel geluk" toe voordat ook hij verdween. Sneep bleef op de grond, knielend en hij wachtte af. Had men hem betrapt? Of ging Voldemort met zijn kleine persoonlijke preek met Sneep verder? Was das eerste dan niet genoeg foltering geweest?

Voldemort negeerde de twee kreunende tovenaars en stelde zich voor Sneep op.
"Gifmixer!", Siste hij. "Ik wil in drie dagen een flesje met het veritaserum en eentje met de 'koude dood'"

"Zoals U wenst Heer", zei Sneep.

Kou en nog veel meer energie hingen in de lucht, Voldemort was geladen en Sneep bereidde zich voor op het onvermijdbare.

"Crucio."

Severus wereld explodeerde in pijn, hij viel op zijn zij en schreeuwde. Zijn huid brandde en zijn hoofd leek te barsten. Net voordat hij geloofde geen lucht meer te krijgen, hief Voldemort de vloek op.

"DAT gifmixer was alleen een waarschuwing! Wees dankbaar!", Zei Voldemort. "Tot wie behoort jouw loyaliteit!?"

Sneep merkte hoe Voldemort hem schopte en hem in de buurt van zijn maag raakte. Hij kreunde en kromde zich.

"LOYALITEIT?!", Zei Voldemort koud.

Sneep krabbelde overeind en kuste de zoom van het gewaad.

"U Heer. U beschikt over mijn leven en mijn loyaliteit", fluisterde Sneep. Zo verharde hij kuchend en bibberend tot Voldemort verdween. Hij liet zich op zijn zij vallen, hij wilde weg van deze omgeving, ver weg. Enkele seconden later was er niemand meer op het kerkhof.

Ergens in een dalletje, in het verboden bos dook dit zeldzame wezen weer op. De dieren schrokken. Ze hadden het niet horen aankomen. Er was niemand van de groten in de buurt om het te vertellen, dus vergaten ze het snel weer. De jagers kwamen van een succesvolle nacht terug, ze hadden het verwonde wezen niet meer nodig. Het krabbelde overeind en struikelend baande hij zich een weg door het bos.

Hij moest het kasteel bereiken voordat het dag werd, anders was het te laat. Voldemort had niet zomaar gehandeld, ook de duistere Heer wist van de bijwerkingen van de cruciatus-vloek af en hij wist dat Sneep er onder leed. Als iemand er in zo'n korte tijd meerdere malen mee geraakt werd, voordat de vorige golf van de bijwerking over was, waren deze dubbel zo erg en men kon er blijvende schade aan over houden.

Voldemort interesseerde het niet wat er met hem zou gebeuren, of hij iemand vond die hem hielp of niet. Severus was dan weliswaar zijn gifmixer, maar waar het een nummer een was voor een opdracht,loerde altijd al een nummer twee op de achtergrond, om zijn plaats te veroveren. De pijn was niet helemaal verdwenen ,maar hij moest opschieten. De kleur van de hemel wisselde van een donkerblauw, bijna zwart naar een lichter blauw. Als in een trance struikelde hij over het gazon van het kasteel, door het portaal, naar de waterspuwer. De ingang was gesloten, wachtwoord hij had het wachtwoord nodig. De pijn zonk iets maar kwam weer terug, net als eb en vloed. Maar nog even en ze zou zich in zijn spieren en botten vastzetten. Het wachtwoord, hij stortte neer op de grond.

"Heer", fluisterde Severus en toen sprong het dier aan de kant. De pijn maakte zijn blik reeds wazig, maar hij keek omhoog en ontdekte het gezicht waar hij op gehoopt had.

"Perkamentus?..." Dat was het laatste wat hij nog over zijn lippen kon brengen en toen was het te laat. Zijn ruggengraat boog zich tot dat hij het gevoel had het zou gaan breken. Armen en benen bibberde ongecontroleerd. Iemand trok hem omhoog en droeg hem. Sneep beet op zijn lippen, totdat hij bloed proefde. Vooral niet schreeuwen, vooral niet hier schreeuwen.

Perkamentus had een komisch gevoel gehad en zacht geknor van de waterspuwer hadden hem erop attent gemaakt dat er iemand was. Wat hij vond schokte hem zeer. Sneep was doodsbleek en leed duidelijk aan pijn.

"Cruciatus-vloek", schoot het Perkamentus direct door zijn hoofd en voordat hij wist wat hij moest doen, schudden reeds de bijwerkingen Sneep.

Albus moest snel reageren, dit waren tot nu toe de ergste bijwerkingen die hij ooit gezien had. Het hele lichaam van de dooddoener had besloten zich zelf botten te breken en spieren te laten scheuren. Een sterk bibberende man, een trap omhoog, om hem te dragen was zwaar ondanks dat Severus zeer licht was. Maar de krampen wilden maar niet stoppen. Hij legde Sneep op de grond van zijn kantoor en hij vergrendelde met een snelle spreuk zijn deur. Een verdere zwaai met zijn toverstaf maakten zijn vertrekken zo goed als geluidsdicht. Hoe kon hij de spieren zover krijgen zich te ontspannen? Hij hield Sneep aan de polsen vast en drukte hem tegen de grond. De dooddoener was ijskoud maar zweette desondanks.

"Het is in orde, ik ben hier", zei Albus rustig.

Sneep had lang op zijn lippen gebeten om niet hard te schreeuwen, maar langer kon hij deze controle op houden en uiteindelijk schreeuwde hij het uit van de pijn.

Het was niet eens zeer hard, stelde Perkamentus verwonderd vast. Het was meer een grauwe schreeuw, die mensen uitstoten, als de pijn zo sterk was, dat meer niet op te brengen was. Minuten streken voorbij. Wat moet ik doen? In het ziekenhuis voor magische ziektes had men medicijnen, maar hier? De spieren moesten zich eindelijk ontspannen. Severus was zo koud. Koud! Warmte! Hij tilde Sneep weer op en ging naar zijn badkamer.

"Heel rustig we hebben het bijna gehaald", mompelde Perkamentus, maar meer tegen zichzelf, dan tot Sneep die zich in zijn armen draaide en weer een grauwe schreeuw uitstootte. Het bad was groot, bijna een klein zwembad. Perkamentus draaide de warme kraan aan en liep, volledig aangekleed met Sneep het bad in.

"Dadelijk is het over", zei hij keer op keer.

Het water steeg langzaam,tot het hem tot de borst reikte, toen draaide hij de waterkranen dicht. Perkamentus moest oppassen dat het hoofd van de man boven water bleef. De grauwe schreeuwen galmde door de kachels van het bad en vormden een gruwelijke ondertoon tegenover het rustgevende plenzen van het water. Na verdere eindeloze minuten stelde de verwachte werking in. De spieren ontspanden zich en de bijwerkingen ebden weg. Perkamentus ademde diep in en veroorloofde het zich, om te gaan zitten op de ingebouwde zitbank in het bad. De eindelijk bewusteloze man, hield hij als een klein kind in zijn armen en drukte hem stevig tegen zijn borst.

"Oh jongen het spijt me zeer."




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 20:04 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 11. Schuld

Die Zunge der Menschen ist ihre Waage. Sie erlaubt es, das Gewicht einer Sache zu bestimmen.
Der redekundige Oasenmann
Hij zweefde en de warmte was onbeschrijfelijk. Was hij eindelijk dood? Iemand hield hem aan zijn schouders vast en mompelde geruststellende woorden. Severus Sneep verstond de woorden niet, ze waren gedempt als door watten of water. Hij probeerde te bewegen en plotseling verdween de warmte rond zijn hoofd en hij hoorde het gekletter van water. Voorzichtig opende hij de ogen en zag een blauwe deken boven zich, waar was hij? Het wattengevoel verdween en hij wist waar hij was. In het water, hij dreef in een bad vol water en iemand hield zijn hoofd opgetild.

"Ben je wakker? Fijn."

Perkamentus! Zijn hart begon sneller te slaan, was het toch geen hallucinatie geweest, de directeur was gekomen en had hem gevonden. Hij wou zich naar de stem draaien, maar de handen op zijn schouder en aan zijn hoofd hinderden hem hiermee.

"Niet zo veel bewegen, laat je drijven, je lichaam heeft dat nodig."

De handen hielden hem nog steeds vast en Sneep liet zich in het warme water drijven. Warmte, een van de weinige middelen dat bij deze bijwerkingen hielp. De spieren ontspanden zich en met de juiste oliën konden zelfs de zenuwen wat tot rust komen. Sneep had vroeger zijn ergste bijwerkingen met een warme douche behandeld, alleen en zonder hulp. Maar niet zulke als hij afgelopen nacht had gehad.

Severus was bijna weer in slaap gevallen toen hij plotseling opgetild werd en op de warme tegels van de badkamer werd gelegd. Eerst nu merkte pas, dat er iets aan hem kleefde, zijn kleding! Hij was altijd nog volledig aangekleed, verward opende hij de ogen en zag een net zo volledig aangeklede maar doorweekte Perkamentus. Deze glimlachte naar hem en op zijn vragende blik lachte de directeur opgelucht. "Ik had geen tijd ervoor. Als ik probeerde je uitkleden kreunde je van de pijn. Nou ja en ik moest opletten dat je niet verdronk."

Perkamentus wrong zijn lange grijze baard uit en schudde zich.

"Maar nu kunnen we de natten kleren uittrekken, denk ik. Zo kan ik je niet in bed leggen toch?", Zei Perkamentus en glimlachte weer.

Maar Sneep hoorde de bezorgde ondertoon erin. Hij probeerde de directeur van zich af te weren en zelf zijn kleren uit te trekken, maar zijn hand viel slapen zonder kracht terug op de tegels.

"Probeer het maar helemaal niet. Zoveel kracht heb je op het moment niet", meende Perkamentus.

Niet veel later lag Sneep afgedroogd en in een nachthemd van Perkamentus in diens grote bed. De oude man zelf was voor korte tijd in de badkamer verdwenen. Enige ogenblikken later kwam hij ook droog en nieuw aangekleed naar buiten en ging op een stoel zitten in de buurt van het bed.

"Vertel, wat is er gebeurd?", Vorderde hij zachtjes.

Sneep sloot zijn ogen, haalde diep adem en begon met zijn verhaal over afgelopen nacht, zonder enig vertoon van emoties te vertellen. Hij sloeg niets over, hij vertelde over de twee dooddoeners die door Voldemort gestraft werden, voor hun fouten en gaf verslag over de vermiste.

"De donkere Heer heeft dranken van mij verlangd. In drie.. Nee twee dagen, eenmaal het veritaserum en eenmaal de 'koude dood' ", eindigde hij en keek Perkamentus weer aan.
Deze keek bedrukt en zeer nadenkend.

"Waarom heeft hij jou dit aangedaan, als hij iets van jou wil?", Vroeg zijn nieuwe Heer na een tijdje.

Sneep trok zijn schouders op. "Het hing in de lucht en hij was nog te teleurgesteld om mij ongeschonden te laten gaan, Heer."

Perkamentus stond op en begon voor het bed op en neer lopen. "Maar de bijwerkingen! Hij wist ervan. Zonder hulp was je verloren geweest!"

"Dat is niet belangrijk. Heer. Ik ben niet veel waard en Voldemort weet dat. Ik kan vervangen worden. Er zijn altijd dooddoeners die mijn plaatst kunnen innemen."

Perkamentus staarde de zieke man aan. Vervangen worden. Bij Merlijn! Een mensenleven kan men niet zomaar vervangen! Maar als Sneep zo dacht, waarom was hij dan naar hem gekomen? De vraag knaagde aan hem en daarom stelde hem aan Sneep. Deze werd plotseling verlegen en staarde naar de deken.

"Ik wist dat U niet zo denkt. Vergeef mij als ik U problemen heb bezorgd. Het is allemaal mijn schuld", fluisterde Sneep.

Perkamentus ging naar Sneep toe en legde heel voorzichtig zijn handen op zijn schouders. "Luister nu goed naar mij. Het was niet jouw schuld en je hebt mij ook geen problemen bezorgd! Heb je mij begrepen!"

Sneeps handen begonnen zachtjes te bibberen, Perkamentus ging verder: "Het was een goed idee om naar mij te komen en ik wil niet dat je denkt, dat je mij hier tot last bent. Heb je naar me geluisterd Severus?!"

De dooddoener knikte en het nog licht vochtige haar viel in zijn gezicht. "Ja Heer."

"Goed, ik wil alleen dat dit voor eens en altijd opgelost is en nu rust je uit. Als Voldemort deze drank wil, en zover ik me kan herinneren is hij erg zwaar, heb je al je kracht nodig. Ik bezorg je alle ingrediënten en breng ze naar de kerkers daar kun je ongestoord werken." Hij duwde de gewonde voorzichtig terug in de kussens en wachtte tot hij diep en vast sliep.

Een mensenleven, vervangen! Nee, ieder leven was belangrijk en moest beschermd worden, maakte niet uit of het van magische of niet magische mensen was.

Perkamentus keek vanaf het voeteinde een tijdje zijn spion die lag te slapen. Zelfs een dooddoener, al was hij nog bij zo'n erge gruweldaden betrokken, hij was het waard, gered te worden. Perkamentus geloofde altijd in het goede van de mensen en probeerde het altijd naar boven te halen. Zo was hij, Perkamentus, hij zocht en vond. Ook al was dat, wat hij naar bovenhaalde vaak schrikbarend.

Hij haalde diep adem en maakte zich op voor het toverdrank-ingrediënten zoektocht, voor de "koude dood" moest nog alles in de gesloten kerker zijn, maar het veritaserum? Een moeilijke opdracht en Perkamentus trok een boek over toverdranken van de boekenplank in zijn kantoor.
Toverdranken! Perkamentus schudde zijn hoofd, daar was hij nog nooit gek op geweest en bijzonder goed was hij er ook niet in.

'De toverwereld kan denken wat ze wil', dacht hij sarcastisch, 'maar ook een Perkamentus heeft zijn fouten.'

Met deze gedachtegang sloot hij zachtjes de deur van zijn kantoor en ging op weg naar de kerker.

Zweinstein had een zeer uitgebreide kelder en een meer dan een spookachtig verhaal verborg zich daarachter. Het verhaal ging over een geheime kamer, die ergens diep onder het kasteel was. In de kamer loerde, volgens een legende, een vreselijk wezen. Voordat Perkamentus directeur van de school was geworden, werd de geheime kamer eenmaal geopend, met vreselijke gevolgen voor de school. Toen der tijd dacht men de schuldige opgepakt te hebben, maar Perkamentus wist beter, de schuldige liep nog altijd vrij rond. Hij liep de hoek om en begroette een van de vele kasteelspoken.

Maar de geheime kamer was op het moment niet zijn probleem. De vloek, die de genoemde kerkerdeur vergrendelde, was snel gebroken en de oude man deed de deur open. De zon scheen door een klein raampje in de ruimte en het stof, dat door de wind van de geopende deur opgewaaid was, danste door de kamer. Terwijl Perkamentus de deur weer dicht deed, speelden zich voor zijn ogen weer die scènes af.

Een twijfelende Sneep, die zelfmoord wou plegen, het perkament dat voor Albus 's voeten gefladderd was. Perkamentus ging in de lichtstraal staan, dat door het raampje kwam, en sloot zijn ogen. Was het werkelijk pas een paar dagen geleden? In deze dagen was er zoveel veranderd, zo veel mogelijkheden deden zich voor. Twee families had hij kunnen waarschuwen en met het perkament dat in zijn bureau bewaard werd, waren de kansen nog meer levens te redden gestegen. Perkamentus opende weer zijn ogen en hij begon de ingrediënten voor de twee gevraagde toverdranken klaarleggen. Afwegen en klein snijden moest Severus zelf doen. Perkamentus werkte snel en precies. Des te beter alles voorbereid was, des te gemakkelijker had het later zijn voormalige leerling. Nog terwijl hij de planken afzocht naar keverogen, bedacht hij, of er een tegengift tegen de "koude dood" bestond. Hij moest Sneep er naar vragen. Tegen ieder gevraagd gif van Voldemort, moesten hun het passende tegengift klaar hebben liggen.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 20:05 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 12. Geen tijd

Die Zeit weilt, eilt, teilt und heilt.

Unbekannt

Geest en lichaam kunnen zich aan veel dingen wennen, ook aan pijn. Altijd als er een nieuwe doel bereikt was, verschoven ook de grenzen der mogelijkheden. Zo gebeurde het, dat Sneep zich in de volgende nacht sterk genoeg voelde, om de gevraagde drankjes te brouwen. De directeur hoorde deze beslissing niet graag aan, maar wist dat elk verstreken uur een gevaar voor Sneep betekende. Hij bracht Sneep nieuwe kleren en hielp hem met aankleden. Perkamentus ondersteunde ook zijn beschermeling, hij weigerde het om Sneep als zijn eigendom te zien, door naar de kerkers te gaan. Daar observeerde Perkamentus hoe Sneep met een soort slaapwandelende zekerheid ingrediënten afwoog, klein sneed, of stampte en tot de juiste substantie samen brouwde.

Sneeps oude toverdrankleraar had eens tegen Perkamentus gezegd, dat Sneep een van zijn begaafdste leerlingen was. Nu zag de directeur waarom. In een recordtijd kon Severus de meest gecompliceerde dranken brouwen. Hij was een meester, een meester der toverdranken.

"Bestaat er tegen de 'koude dood' ook een tegengif?", Vroeg hij, toen Sneep net voorzichtig in de ketel aan het roeren was.

Dat het dezelfde ketel was, waarin hij voor enkele dagen zijn eigen dood gebrouwd had, scheen hem weinig te schelen. Sneep keek op, bleek, ingevallen wangen, hij zag uit als de levende dood. "Er bestaat een tegengif Heer. Maar het moet wel binnen vijf minuten ingenomen worden."

"Aha." Perkamentus liep langs de boekenplanken, Sneep was weer in zijn automatisme terug gevallen. Trefzeker bereidde hij de laatste ingrediënten voor en greep uiteindelijk naar een lepel.

"Waarom wordt het eigenlijk koude dood genoemd?", Vroeg Perkamentus.

"Het dood niet zeer snel, de dood treed pas na tien tot vijftien minuten in. Men heeft het gevoel te bevriezen. De kou stijgt van de voeten naar boven, als het hart wordt bereikt heeft is men dood", verklaarde de dooddoener en keek een laatste keer het gifdrankje na. "Voldemort wil dat zijn slachtoffers over hun fouten nadenken voordat ze sterven. Hij houdt ervan de angst in hun ogen te zien, als de vijf minuten verstreken zijn en ze weten dat er geen hoop meer is."

Perkamentus liep wat rond, Sneep bukte zich. Verdomme hij moest zich meer beheersen, de jongen schrok bij iedere snelle beweging die hij maakte.

"Heb je het als eens gezien?", Vroeg Albus voorzichtig.

De dooddoener knikte en keek naar de ketel. Met een zachte stem zei hij "vaak Heer. Te vaak."

Hierbij liet Perkamentus het onderwerp achter zich. In gedachten verzonken stond hij aan een oude lessenaar en bladderde in de aantekeningen, van een reeds lang vergeten tovenaar. De maan steeg hoger en de kaarsen in de ruimte brandden langzaam op.

"Heer wilt u ook het tegengif?", Sprak een stem naast hem.

De oude man draaide zich om. Severus stond achter hem, volledig rustig en ontspannen. "Ja graag."

Sneep boog zich diep en keerde terug naar de ketel. Perkamentus glimlachte. 'hmm, hij durfde hem nu tenminste aan te spreken.'

Het tegengif liet ook niet lang op zich wachten. Voor zover Albus kon zien, was het brouwen van het tegengif moeilijker dan dat van het gif zelf. Severus verbruikte meer tijd met het afwegen van de ingrediënten en werkte nog geconcentreerder. Als laatste vulde hij een grote glazen fles met het tegengif en beschreef het etiket. Het gif en het veritaserum, die hij als allereerst gebrouwd had, deed hij in kleine flesjes en wikkelde ze zorgvuldig in enkele oude doeken. De vlammen onder de ketel gingen uit.

"Klaar?", Vroeg de oude man en keek naar de twee ingepakte flesjes en liep voorzichtig naar de grote met het tegengif.

"Ja Heer." Sneep staarde naar de tafel.

Hij had het weer gehaald. In recordtijd had hij zijn werk verricht en nu kreeg hij weke knieën. Hij wankelde en direct voelde hij de sterke hand van Perkamentus onder zijn arm. Ongewone krachten doorstroomden hem en verdreven de opkomende bewusteloosheid. Bij al zijn concentratie was hem niet opgevallen hoe uitgeput hij was.

"Tijd dat we gaan", fluisterde zijn Heer.

Hij kon alleen nog knikken.

"Ik neem de dranken wel mee."

Severus wou zich van Perkamentus los maken en alleen naar het kantoor van de directeur gaan. Niemand tot last zijn. Maar had Perkamentus niet gezegd dat hij hem niet tot last was? De oude man liet hem eventjes los, stopte de drie flessen in een oude tas en hing ze zich om zijn schouder. Sneep was naar de deur gestrompeld en leunde nu wachtend tegen de muur.

"Kom leun maar op mij, zo komen we sneller naar boven." Perkamentus greep zijn arm.

Het was logisch, zo kwamen ze sneller door de school en het gevaar om gezien te worden werd ook geringer, maar leunde men zomaar op zijn Heer? Voordat hij nee kon zeggen, had de oude man hem aan zijn arm genomen en leidde hem door het kasteel. De flessen rinkelde zachtjes in de tas. Sneep hoopte dat ze gauw het kantoor bereiken zouden, zijn knieën werden steeds weker en de andere bijwerkingen kwamen ook weer opzetten. Nu kon hij werkelijk uitrusten, hij had de dranken voor Voldemort en voor zijn Heer het tegengif. Dit keer onthield hij het paswoord voor Perkamentus kantoor, marsepeinslakken. Gezamenlijk liepen ze de trede’s op en hij was dankbaar toen Perkamentus hem direct, zonder omweg naar het bed leidde, maar…

"Waar slaapt u?", Vroeg hij bezorgt, toen Perkamentus hem hielp de schoenen uit te trekken.

"Maak je daarover nu maar geen zorgen. Rust jij maar uit", beval Perkamentus en ergens had Sneep voor het eerst het gevoel, dat Perkamentus blij was om een bevel te geven. Severus knikte, bevelen stelde hem niet in twijfel, hij voerde ze uit, ook als het er om ging om uit te rusten. Gehoorzaam ging hij in het bed liggen en hij ontspande zich.
Perkamentus was werkelijk de eerste keer blij, dat Sneep bevelen niet in twijfel stelde. Tevreden sloot hij zijn ogen en al snel was zijn adem diep en rustig. De jongen had rust nodig. Waar anderen een hele dag en nacht voor nodig hadden, had Sneep maar enkele uren nodig. Drie van zulke moeilijke dranken brouwen was meer dan aanstrengend. Er waren nog enkele uren over, voordat het licht werd. Perkamentus nam enkele wollen dekens en maakte het zich aangenaam op de bank. Hij kon hier slapen, hoewel zijn oude botten het bed als voorliefde hadden. Een tijdje luisterde hij naar de nachtelijke geluiden in het kasteel, tot hij in slaap viel.

Sneep sliep rustig en zonder dromen. In de slaap kon zijn lichaam van de pijn herstellen, ze bijna vergeten. Veel slaap was hem echter niet gegund, een wel bekend brandend gevoel kwam op, van zijn onderarm. Hij kreunde, nee alsjeblief niet! Alleen wat rust! Een paar uurtjes! Meer wou hij toch niet. De duistere Heer wist toch van de bijwerkingen en had er toch zeker rekening mee gehouden, dat Sneep nog enkele uren rust nodig had. Voldemort interesseerde zich niet in zijn dooddoeners en Severus Sneep moest dit aan levende lijven ervaren.

Moe en uitgeput rolde hij op zijn zij en opende de ogen. Het donkere teken brandde rood en waarschuwend op zijn onderarm. Tijd dat hij ging. De zon was al bezig, om de hemel voor de dag terug te veroveren. Beter nu dan later, met kinderen in de gangen was het moeilijker om onherkenbaar het bos in te gaan. Nog een laatste maal sloot hij zijn ogen en stond toen op. De directeur sliep op de bank. Heel zachtjes trok Sneep zijn schoenen aan, hij had in zijn kleren geslapen, en deed nu zijn zwarte gewaad om. Nu geen geluid maken. Voorzichtig greep hij naar de twee flessen voor Voldemort en ging naar de directeur toe. Hij viel op zijn knieën en kuste, als afscheid de zoom van Perkamentus' nachtkleed die onder de deken uitkwam. Toen hij opkeek, keek hij in de stralend blauwe ogen van Perkamentus. Zijn Heer was wakker.

"Pas op jezelf op!", Mompelde hij en Sneep knikte.

Zo snel hij kon verliet hij het kasteel en ging naar zijn dalletje in het bos, niet wetend, dat de halfreus Hagrid hem volgde.

Hagrid was achterdochtig geworden. Tezamen met zijn hond Thoa, had hij het nieuwe dalletje opgezocht. Het lag aan de rand van de beschermzone van Zweinstein en tovenaars konden van daaruit verdwijnselen. Hij zag Sneep uit het kasteel komen en hij vertrouwde het niet. Met een snelheid, die niemand hem had toe kende, kleedde hij zich aan en sloop de dooddoener achterna. Hij had zekerheid nodig. Als dat nieuwe dalletje de verdwijnselplek van Sneep was, zo kon het zijn, dat hij zijn collega's van daaruit naar het kasteel toe kon leiden. Op veilige afstand volgde hij Sneep, die zich niet een keer omdraaide. Hagrid kende het bos beter als hem en zo kon hij, als hij dat wou, zich bijna geluidloos in het bewegen. Al van verre kon hij de omgevallen boom herkennen, die aan de rand van het dalletje had gestaan. Hij was er bijna! Nu bukte hij zich en sloop langs de boomstam naar het dalletje toe. Sneep stond er werkelijk in en leek zich te concentreren. Toen plotseling, met een zachte plop was hij verdwenen. Hagrid ging weer rechtop staan, hij had de verdwijnselplek van Sneep daadwerkelijk gevonden. De terreinknecht keek om zich heen, een ongezellige plek zonder bescherming voor de wind, op de boomwortels die naar de hemel rezen na. Hagrid besloot om deze plek in het oog te houden en terwijl hij terug naar zijn hut stampte, viel de eerste sneeuw. Dankbaar dacht hij aan zijn grote voorraad brandhout en glimlachte bij de gedachte dat een goede fles wijn die thuis op hem wachtte.

De donkere Heer toonde zich aangenaam verrast dat Sneep hem het gif en het veritaserum brengen kon. Als beloning zou hij Sneep de komende dagen niet te zeer belasten en hij kon zich wat ontspannen.

In deze tijd verzamelde Sneep zo veel informatie als mogelijk was en bracht dit naar Perkamentus. Deze wederom was blij om zijn beschermeling in zo een goede staat te zien, hoewel Sneep eenmaal in elkaar zakte, toen hem de bijwerkingen hadden overmeesterd. Hagrid bleef hem observeren en deelde het geheim, van zijn weten, over de geheime verdwijnselplek met niemand. Zo ging het enkele dagen door en de sneeuw overdekte bijna het land waar Zweinstein mee omringd werd.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 20:08 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 13 Waarschuwingen

Siehe ich gebe dir diese vortrefflichen Ratschläge Prüfe sie in deinem Herzen.
(Ani)

Het was drie weken voor de kerst en buiten, voor het raam van Perkamentus kantoor waaide een sneeuwstorm voorbij, net toen Hagrid met een volledig onderkoelde uil met een brief naar binnen gestampt kwam.

De directeur nam haar de brief af en gaf haar weer aan Hagrid.

"Alleen een gestoorde stuurt een brief in zo een storm", mompelde Hagrid en stopte de uil onder zijn dikken mantel, een zacht ge-oehoeh bevestigde dat het de uil in de mantel beviel.

"Of het nieuws is werkelijk belangrijk. Bedankt Hagrid." Daarmee liet de directeur de terreinknecht gaan, wetend dat de uil goed verzorgd zou worden.

Albus zette zijn bril recht en begon te lezen.

Geachte Perkamentus,

Vandaag was ik getuige van een zeer verontrustende vergadering op het ministerie van toverkunst. Zoals u zeker weet, is Bartho Krenck er op uit om dooddoeners te vangen. Als chef van de afdeling veiligheid en mystificatie heeft hij vandaag de raad een voorstel voorgelegd dat de schouwers nu ook de onvergefelijke of verboden vloeken zouden mogen gebruiken. U kunt zich voorstellen hoe erg ik was geschrokken, toen mijn collega's het voorstel inwilligden. Ik dacht, u moest het weten, omdat uw informatie, die u mij de laatste tijdstuurd,, mij het vermoeden geven, dat een van uw informanten een van de mogelijke doelen kan zijn. De toestemming is vanaf vandaag geldig en u kunt zich voorstellen, dat enkele van de schouwers er alleen op hebben gewacht, om het de dooddoeners met gelijke munt terug te betalen.

Hoogachtend,

Een vriend


Perkamentus zuchtte en zette zijn bril af. Nu was het dan toch gebeurd, dat waarvoor hij altijd gevreesd wasecht gebeurt. Het ministerie sloeg met dezelfde duistere magie terug, waarmee Voldemort aanviel. Een vriend. Als men een netwerk van spionnen opbouwt, moest men zich er van bewust zijn, dat niet iedereen met genoemd wilde worden en al helemaal niet met naam ondertekenden, voor het geval dat de uilenpost onderschept zou worden.

Perkamentus verbrandde de brief direct, het was beter als niemand deze post te zien kreeg. Het perkament verschrompelde in de kolenbak en viel uiteindelijk tot as uit een. Dit nieuws was werkelijk slecht. Hij hoopte dat Severus Sneep vannacht kwam, zodat hij zijn spion kon waarschuwen.

De dag ging voorbij, twee Huffelpuffers werden naar hem toe gebracht, omdat ze ruzie hadden gehad met een Zwadderbaar, met als gevolg, dat deze nu al twee uur achteruit liep en niet alleen dat, hij sprak ook alles achteruit! Toen de twee derdeklassers zich begonnen te verdedigen, luisterde hun directeur maar met een half oor toe, zo waren ze niet minder verrast, toen ze elk met 10 punten aftrek van hun afdeling terug naar de les werden gestuurd. Nadat de leerlingen uit zijn kantoor waren vertrokken, begon hij zenuwachtig heen en weer te lopen. Sinds Sneep hem verslag kwam uit brengen was hij daaraan aangewend geraakt. Soms knielde Sneep terwijl hij sprak en Perkamentus liep dan heen en weer. Soms stond hij ook en sprak hij meer tegen de vloer dan tegen hem.

Maar op een ding was Perkamentus trots, Sneep sprak hem ook ongevraagd op bepaalde dingen aan, een kleine vooruitgang! Dat met dat knielen, daaraan moest nog gewerkt worden, het had zijn tijd nodig. Tegen het avondeten moest Perkamentus gaan, maar zelfs zijn leerlingen merkten op hoe afwezig hun directeur op die avond was. De Huffelpufs schoven het op het incident met de Zwadderaar. De Zwadderaars dachten, dat de directeur nu toch een slecht geweten zou hebben vanwege de lage straf en de twee andere afdelingen dachten helemaal niets, maar waren ermee bezig weddenschappen, wie dan nu de volgende zwerkbal wedstrijd zou gaan winnen.

"Albus gaat het je niet goed?" Vroeg Minerva Anderling die naast hem zat bezorgd.

Perkamentus glimlachte, de onderdirectrice van Zweinstein, die goede Minerva maakte zich altijd zorgen. Hij keek in het strenge gezicht het afdelingshoofd van Giffoendor en zei: "Ach ik dacht alleen over die Huffelpufs na. Dat is alles.Het is toch komisch, komen twee leerlingen apart op een spreuk die alles achterwaarts laat gaan."

Helemaal wilde zijn collega dat niet geloven en Perkamentus ging na een leugentje om best wil terug naar zijn kantoor. De leraren en leerlingen zouden toch denken wat ze wilden, hij had belangrijkere zorgen, dan een achterwaarts sprekende en lopende Zwadderaar-leerling!

Hij snauwde het paswoord tegen de waterspuwer en ging naar boven. Verboden vloeken! Niet alleen dat gevangene dooddoeners verdwenen, nu ook dat nog! De verdwenen dooddoeners bezorgde Perkamentus hoofdpijn, ze doken drie, vier dagen na hun arrestatie niet meer op. Plotseling heette het: een dooddoener? Hier? Nee, hij werd vier dagen geleden afgehaald! Niemand bekommerde zich om hen en iedereen scheen blij te zijn, als er eentje minder was. Perkamentus trok de deur met een ruk open, ging zijn kantoor binnen en sloeg ze weer met een zwaai dicht. Gelukkig was iedereen bij het eten, want de deur was van massief hout en als men ze dicht sloeg kon men dit tot twee verdiepingen horen!

Een seconde later wenste Albus zich hij had het niet gedaan. Sneep keek hem geschrokken aan! Zijn spion was tijdens etenstijd in zijn kantoor geslopen. Direct viel hij op zijn knieën en drukte zijn voorhoofd tegen de grond. Een woedende Perkamentus moest een vreselijke verschijning zijn. De oude man beet zich op de lippen, zelden had hij de beheersing verloren en nu had hij een angstige dooddoener. Het werk van weken was verdwenen.

"Verdomme!" Vloekte de directeur zachtjes.

Dit was werkelijk niet zijn dag. Hij leunde tegen de gesloten deur en riep zich weer tot orde. Sneep kon werkelijk niks eraan doen, dat hij in zo een stemming was. Moe keek hij op de dooddoener neer. "Excuseer."

Sneep drukte verder zijn voorhoofd tegen de grond en zweeg.

'Okay' dacht Perkamentus, 'terug naar de routine.'

"Wat is het nieuws?" Vroeg hij zakelijk en liep Sneep voorbij, naar zijn bureau. Het had geen zin om de dooddoener te bevelen op te staan, daarvoor had deze op het moment te veel angst.

Heer, morgen zal de familie Lubbermans overvallen worden", zei de knielende man en hief licht zijn hoofd.
Perkamentus zuchtte en liet zich in zijn bureaustoel vallen. "Waarom nu de familie Lubbermans? De laatste tijd concentreerde hij zich toch op de schouwers!"

"Heer. Frank Lubbermans is er een."

Perkamentus sprong op. "SORRY, wat zeg je?"

Sneep schrok en gleed een meter op zijn knieën naar achteren, maar antwoordde "Ja Heer. Hij heeft er drie weken geleden voor gesolliciteerd en is aangenomen geworden."

Frank Lubbermans! Perkamentus kende hem, hij was een jaar voor Sneep van school gegaan. Hij zag nog hem nog voor zich staan ,de goed gebouwde Frank Lubbermans, hij was dodelijk verliefd op de jonge Evelyn en had haar later ook gehuwd. Frank was weliswaar een goede leerling geweest toonde ook wat talent voor verdediging tegen de zwarte kunsten te hebben, maar ZO goed was hij ook niet. Wat wou Frank hiermee bewijzen?

Sneep was erg geschrokken, nog nooit had hij Perkamentus zo woedend gezien. De macht die hij uitstraalde was normaal gesproken rustig, vloeiend, helend, maar nu was ze vernietigend. Wat had zijn Heer zo woedend gemaakt? Uit voorzorg had hij de afstand tussen hem en zijn Heer met een meter vergroot, niet dat het veel zou helpen, als Perkamentus wou, kon hij hem ook over een afstand van 100 meter een vervloeken. De geplande aanval op de nieuwe schouwer Lubbermans kwam voor Sneep niet onverwachts. Voldemort probeerde onder hen ook aanhangers te vinden, maar de schouwers waren een in een gezworen gemeenschap, niemand verrade het ministerie. Tenminste officieel en als dan liet Voldemort het hen niet weten.

Perkamentus scheen opeens niet meer daar te zijn, hij was afwezig. Sneep zweeg en drukte weer zijn voorhoofd tegen de koude vloer. Langzaam verkrampten zijn rugspieren, twee dagen geleden had hij weer een aanval gehad en zijn spieren staakten nog bij sommige bewegingen. Hij negeerde de stekende pijn, nu was het niet verstandig zijn Heer te provoceren, geen redenen voor een straf geven. Ook al zou Perkamentus nooit een onvergeeflijke vloek op hem los laten, maar heet het bij de dreuzels niet, zeg nooit nooit?

"Alsjeblieft Severus sta op, ik ben niet kwaad op jou." Nu klonk Perkamentus weer zacht en rustig.

Langzaam stond Sneep op, zijn bewegingen moeten houterig zijn overgekomen, want Perkamentus sprak bezorgt verder: "Pijn?"

Zou hij liegen? Men loog niet tegen zijn heer dus knikte hij.

"Bijwerkingen?"

Weer knikte hij.

"Vergeef me, ik had eraan moeten denken", zuchtte de oude man bedrukt.

Sneeps rug stak nog steeds, van de pijn tegen bijwerkingen hielp geen middel, geen drank. Severus merkte dat deze situatie Perkamentus niet gelukkig maakte, zijn Heer zag het niet graag dat anderen pijn hadden. Een groot verschil met Voldemort.

"Was dat alles?", Vroeg de directeur.

Sneep knikte.
"Dan is het beter dat je gaat, de storm word morgen nog erger. Je zou hier in het kasteel gevangen zitten en wat dat betekent, hoef ik je denk ik niet te vertellen", zei Perkamentus. Nee, een verder uitleg was niet nodig, als de dooddoener niet bij Voldemort verscheen dan kon hij minder pijn voor de komende dagen compleet vergeten.

Sneep boog zich diep en draaide zich om. Als hij snel was kon hij nog voor het einde van het avondeten uit het kasteel zijn.

"Severus?", Klonk de stem achter hem, hij stopte en draaide zich om.

"Het ministerie heeft de onvergefelijke vloeken vrij gegeven."

De dooddoener gaf geen kick, nog uiterlijk, nog innerlijk. DAT betekende ruzie en problemen, geen wonder dat Perkamentus woedend was.

"Pas op jezelf"

Met deze woorden in zijn hoofd, verdween hij uit het kantoor en even later ook uit het kasteel. De wind dreef de sneeuw voor zich uit en Sneep had moeite om door de bijna een meter hoge sneeuw naar zijn dalletje te komen. De onvergefelijken, de verboden vloeken! Nu had Voldemort dat bereikt wat hij wou, hij had het ministerie op zijn niveau getrokken. Nu vechten ze gelijk, tegen gelijk. Sneep liep door een bijzonder hoge sneeuwlaag, zijn rug deed pijn, wat hij nu nodig had was een hete douche, zodra hij thuis kwam. Eindelijk zag hij zijn dalletje, schaatste over de grond en was enkele seconden later verdwenen.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 20:09 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hoofdstuk 14. Verandering van plannen

Pläne sind vortrefflich, wenn man sich daran hält!
Unbekannt

Severus kleedde zich zo snel het ging uit en ging onder de douche staan. Zijn rug deed pijn en des te sneller hij onder warm water kwam, des te beter. Hij draaide alleen het warme water open en toen het water eindelijk over zijn rug liep werd de pijn wat minder. Zoals zo vaak bij deze warmwater therapie, verlieten al zijn krachten hem en uiteindelijk vond hij zichzelf zittend in de douchebak weer. Soms was hij gewoon onder het water in slaap gevallen, tot al het warme water was opgebruikt en de kou hem wakker maakte.

De spieren ontspanden zich en hij zakte nog verder in elkaar. Warmte en deze eigenaardige stilte, die door het gordijn van plenzend water beschermd werd. Hij was veel liever bij Perkamentus gebleven, had zelfs liever weer op de grond geslapen, dan hiernaar toe terug te moeten keren. Maar zijn Heer had gelijk, Voldemort riep weer vaker naar hem en sinds kort ook overdag, en dan kon hij slecht het kasteel verlaten.

Het hete water ging langzaam in een verdraagzame warmte over. Hij was zo moe, zo eindeloos moe. Met een hand greep hij naar de waterkranen en direct verdween het warme gordijn uit water. Altijd nog druipend nat, sleepte hij zich naar zijn matras en liet zich erop vallen. Alleen een paar uurtjes rust. Hij rolde zich in een van de vele oude dekens op en viel binnen korte tijd in slaap. Buiten voor het raam begon de sneeuwstorm zich verder op te bouwen. De dreuzel-meteorologen spraken ervan dat men de volgende 48 uur de ergste sneeuwstorm van de laatste 50 jaar verwachtten.
Het wilde niet echt licht worden deze morgen, toen Sneep van een hem wel bekende stem gewekt werd.

"Gifmixer wordt wakker!"

Sneep kreunde, Lucius Malfidus, wat moest die hier?

"Wat voor een krot hier."

Het werd nog mooier, Rosier, Evan Rosier. Sneep opende zijn ogen en keek de twee dooddoeners aan, die naast zijn mastras stonden. Lucius keek wat gepikeerd om en Rosier hield zich een zakdoek voor zijn mond alsof hij midden op een vuilnisbelt stond. Hoewel Sneep er nog wel zo op lette dat er nergens wat ging schimmelen of wegrotte.

"Wat willen jullie?" Kreunde hij en sloot zijn ogen weer.

"He, niet inslapen. Er heeft een verandering plaatsgevonden!" Malfidus stootte hem voorzichtig met een voet aan. Sneep draaide zich weg, maar keek toch naar de jonge man, met het stroblonde haar omhoog.

"Verandering plaatsgevonden?" Vroeg Severus.

"Ja, verandering van de plannen. Voldemort wil dat jij ons naar de Lubbermans begeleidt." Malfidus grijnsde toen hij zag wat voor werking Voldemorts naam op Sneep had. Deze werd wat bleker dan normaal en iets als weemoed en leegte sloop in zijn ogen. Het was alleen een kwestie van tijd geweest, voordat Voldemort hem weer op tovenaars en dreuzels losliet. In de laatste weken was hij meer een observeerder geweest, transporteerde brieven van een persoon naar de andere, (natuurlijk kreeg Perkamentus altijd een kopie ervan) of hij brouwde dranken (als er een gif tussen was, kreeg Perkamentus het tegengif), nu liet men hem weer op mensen los.

"Kom kleed je aan, als je hier nog ergens schone kleren hebt." Lucius zag er nu niet meer gepikeerd uit, maar was zichtbaar afgestoten.

"Zo ziet het er bij jou zeker niet uit?" Vroeg Sneep toen hij de kist opende en tot ieders verrassing schone kleren uit viste.

"Nee, In zo een krot leef IK niet!" Lucius was altijd rechtuit geweest en gaf niets om de gevoelens van anderen. Een keer had hij zelfs beweerd dat Sneep helemaal geen gevoel zou hebben en als toch, dan zou hij alleen pijn en angst kennen. Hoe zeer hij zich daar vergiste, nu kende hij ook sterkte, die hielp, opbouwde, dank zij Perkamentus. Sneep verdween, nog steeds in een deken ingewikkeld, naar de badkamer en kleedde zich aan. Malfidus ging er blijkbaar vanuit dat hij niets hoorde. Sneep hoorde desondanks precies wat hij tegen Evan zei.

"Onze Severus, je zult zien Evan. Geef hem een bevel en hij voert hem uit. Een ware volgeling van Voldemort!"

"Zo veel onderdanigheid in een persoon heb ik nog nooit gezien. Daar in tegen zijn zelfs huiselven opstandiger!", Mompelde Evans, en het klonk alsof hij een boek pakte.

"Ja, maar daarom wil Voldemort hem bij ons hebben. Severus zal de bevelen uitvoeren tot op het laatst. Heeft zo wel zijn voordelen, zo iemand erbij te hebben", zei Malfidus met een spottende toon.

"Zo, en welke?"

"Men hoeft niet op ze te letten en men hoeft geen verantwoording af te leggen. Ze zijn niets waard."

Evans lachte rauw om de woorden van Malfidus. "Dat is goed. Wie komt er nog meer mee?"

De rest wou Severus niet meer horen, hij wist voldoende. Eigenlijk hoefde hij helemaal niet mee te luisteren, Malfidus had deze toespraak te vaak ook in zijn aanwezigheid gehouden. Volledig aangekleed ging hij naar de woonkamer terug en keek de andere twee vragend aan.

"Oké, zullen we dan maar. We halen nog twee andere op. Tegen de late namiddag zullen wij dan bij Lubbermans opduiken", sprak Malfidus en wierp Severus de adressen van de twee nieuwe dooddoeners toe die hen begeleiden zouden.

Hij kende het adres en verdwijnselde er direct heen.

Het huis van de familie Lubbermans lag ietsjes buiten een dreuzel-dorpje. De vijf dooddoeners hadden zich op een heuveltje verstopt en wachtten erop dat het later in de middag zou worden. De sneeuw dwarrelde door de lucht en het huis was alleen een schaduw in de verte. Niemand klaagde over de kou of de ijzige wind. De twee nieuwe dooddoeners kende Severus Sneep niet, iets dat niet ongewoon was, niemand van hen kende de namen van alle dooddoeners. Voldemort had deze veiligheidsmaatregel ingevoerd. Als een van hen opgepakt zou worden en men hem dwong namen te noemen, kon de dooddoener alleen een klein deel van zijn volgelingen verraden. De twee nieuwe waren nog vrij jong, jonger als Severus en hadden nog het vuur in hun ogen, dat bij Sneep reeds uitgebrand was.

Plotseling bewoog Lucius zich. "Het is tijd."

In het huis waren de lichten aangegaan en de groep dooddoeners kwam in beweging. Severus zou met een van de nieuwe door de achterdeur proberen naar binnen te gaan, terwijl Lucius met de anderen door de voordeur gingen. Evan Rosier lette erop, dat niemand van de familie Lubbermans door een raam of een verborgen deur verdwenen en hulp gingen halen. De nieuwe kraakte met een vloek het slot in een fractie van een seconde.

Sneep wist, dat deze overval gedoemd was om te falen, de Lubbermansen waren allang verdwenen en het licht was zeker een of andere dreuzel techniek. De twee donkere figuren snelden zich door de keuken naar de woonkamer. Dreuzel huizen waren altijd naar een zelfde schema gebouwd en was zo makkelijk te door zien. Terwijl de jonge dooddoener panterachtig door het huis gleed, had Sneep een rustigere manier van werken. Hij hield niet van overdreven rondsluipen, als er niets was waarvoor men zich verstoppen moest. Op Zweinstein, daar moest men voorzichtig zijn, het was een magisch gebouw en herbergde ook magische wezens, maar hier? Wat was hier magisch? Frank Lubbermans had naar alle waarschijnlijkheid veel moeite gedaan, dat alles zoals bij de niet magische zou uitzien. Deelnaamloos keek Sneep de woonkamer rond, een tafellampje was aangesprongen en zoals vermoed hing een van zo een dreuzeltijdapparaat aan de kabel. Van de eerste verdieping hoorde hij hoe Malfidus en zijn kompaan de kamers doorzochten. Zijn partner snoof teleurstellend en ging direct verder met de kelder. Sneep glimlachte een beetje. Weer een tovenaarsfamilie gered, en weer een zure teleurstelling voor Voldemort. Het glimlachen veranderde tot een sarcastische grijns, arme Lucius! Als aanvoerder van de groep moest hij de consequenties dragen. Om niet op te vallen doorzocht hij de muurkasten op de begaande grond. Even bekeek hij een dreuzel apparaat, toen voor het huis de hel losbrak. Een lichtflits schoot recht over het gazon en barste uit elkaar tegen een boom. Er stak zoveel magie achter dat hij zelfs door de sneeuwstorm te zien was. Zo als het er uit zag hadden enkele schouwers besloten hun nieuwe vrijheid uit te proberen en deze groep dooddoeners op te pakken. De dooddoener van uit de kelder kwam naar boven gestormd en keek hectisch om zich heen, toen sloot hij zijn ogen en concentreerde zich.

'Vergeet het', dacht Sneep.

Vlak na de lichtflits had zich deze merkwaardige zwaarte opgebouwd, een verdwijnselbescherming. Ze waren in het huis gevangen en moesten op traditionele aard vluchten. De jonge man keek Sneep nu panisch aan. Deze maakte alleen een rustgevende handbeweging en keek om zich heen, naar een vlucht weg. Hij had al zoveel dreuzel huizen overvallen en kende hun bouwwijze en ook hun onbedoelde geheime vlucht mogelijkheden. Waar een kelder was, moest ook een kelderraam zijn, dat groot genoeg was om onherkenbaar en buiten de vuurlinie te vluchten.

Hij wilde de dooddoener er net op wijzen terug naar de kelder te gaan, toen de tweede nieuweling van de trap naar beneden kwam.

"Ze zijn overal! Malfidus had een viavia, hij zei dat jij ons hieruit brengt!" Kuchte hij.

Sneep sloot zijn ogen, een viavia! Natuurlijk, Malfidus zorgde er altijd voor en als het er omging om zijn huid in zekerheid te brengen, als eerste kwam HIJ, dan zijn jonge vrouw en dan lang helemaal niemand, niets. Vrij naar het dooddoeners-motto, bekommer je alleen om je zelf!

"Komt…" Sneep werd door het geluid van brekend hout onderbroken.

De drie in zwarte gewaden gehulde personen keken geschrokken naar de voordeur.

"AVADA KEDAVRA!", Brulde iemand en de dooddoener, die rechts van Sneep stond, viel neer.

Hij wist dat de jongen al dood was, voordat hij de grond zou raken.
"PARALITIS!" Brulde de andere jongen en werkte de eerste schouwer, die door de deur kwam, met de verstijfspreuk naar de grond.

Zoals de nu dode man had gezegd, waren ze omsingeld en het was net alsof er een dam gebroken was. De schouwers stuurden de ene onvergefelijke vloek na de andere, recht door de kamer, het was alsof iemand een stuk vuurwerk in het huis aangestoken had. De reflexen van Sneep lieten hem niet in de steek, behendig ontweek hij een lichtflits en zocht dekking achter een zware kast. Toen brak ook de achterdeur door en de twee overgebleven dooddoeners keken elkaar aan. Nu was er geen ontkomen meer aan.




Profiel bekijkenStuur privébericht
Miss Snape
1e jaars
1e jaars


Verdiend: 45 Sikkels
Woonplaats: Gulpen (of in de Kerkers)

Miss Snape is offline. 
BerichtGeplaatst: Zo Jun 06, 2004 20:25 Terug naar boven Sla dit bericht op

Dit is tot nu het hoofdstuk dat mij het meest heeft aangegrepen. Ik kan alleen zeggen LEES en jullie zullen begrijpen waarom.


Hoofdstuk 15. 'Ars Moriendi'

Mein war das Gestern, ich kenne das Morgen

Sarkophagtext, Spruch 335 A

Severus Snape keek nog in de geschrokken ogen van de jongen, toen een volgende spreuk door de kamer schoot, de jongen recht door de kamer vloog en tegen een muur knalde. Er klonk een verschrikkelijk geluid toen de dooddoener tegen de muur geslingerd werd en het bloedspoor, die hij achterliet, vertelde Sneep, dat ook hij niet meer te redden was. De keukendeur werd opengegooid en Sneep keek in de met haat gevulde ogen van een schouwer. Een vloek raakte hem en terwijl hij nog door de kamer geslingerd werd, raakte een tweede spreuk hem. Hij was niet tegen een muur geknald, maar kwam al schuivend voor de voeten van een schouwer terecht, die bij de ingang van het huis stond. Een vormloos parket van zwarte stof met wat menselijks erin.

"Verdomme Peter pas op, tegen wie je dit tuig slingert!" Vloekte de schouwer voor wiens voeten Sneep lag.

"Leeft dat varken nog?" Vroeg Peter.

Sneep merkte hoe hij met de punt van een voet op zijn rug gedraaid werd, hij hoestte en merkte direct hoe zich wat warms in zijn mond verzamelde. Bloed. Wat voor een vloek die tweede of eerste ook was, het had zijn longen verwond.

"Ja, dat ding leeft nog." Er lag zoveel verafschuwing in de stem, dat de woorden van Hagrid hem zelfs als een compliment voordeden.

Vermoeid opende hij zijn ogen en zag boven zich de schouwers staan. Het was een groep van vijf misschien acht schouwers en moordlust stond hen in de ogen. Severus kende deze blik, hij had ze al te vaak bij Voldemort gezien.

"En nog bij bewustzijn ook!" Zei een van hen.

Weer hoestte hij en bemerkte hoe het bloed uit de hoek van zijn mond liep. Toen kwam een nieuw gezicht erbij staan, Frank Lubbermans.

"Kent iemand van jullie dat daar?" Vroeg de schouwer namens Peter. Hij bukte zich en trok grof het hoofd van Sneep naar achteren. Nu merkte de dooddoener ook dat er iets warms over zijn rechter helft van zijn gezicht liep.

"Nee te veel bloed, Maar wie doet dat wat? Laat ons eerst Ben naar buiten brengen, het was alleen een verstijfspreuk, die hem geraakt had."

Peter liet het hoofd los en Sneep kreunde zachtjes.

"Zouden we niet een heler halen?" Vroeg Frank Lubbermans.

"Frank, voor dat daar hebben we geen heler nodig. Dat het maar sterft." Een van de schouwers klopte Frank Lubbermans op zijn schouder.

Dit was Frank Lubbermans live, altijd bezorgt en altijd direct op weg een heler te halen, maakt niet uit om wie het gaat. Hij leek veel op Perkamentus, dacht Sneep terwijl hij de gezichten boven zich bekeek.

"Kom laten we naar die anderen kijken", Zei Peter uiteindelijk en verdween met de andere schouwers uit Sneep blikveld. Alleen Lubbermans stond daar alsof hij vast geroest was en keek op Sneep neer.

"Tevreden?" Kuchte Sneep tussen twee brandende ademhalingen door en spuugde nog meer bloed.

Frank schudde bedrukt zijn hoofd, terwijl de anderen schouwers een van de jonge dooddoeners identificeren konden. Zo hoorde Sneep een naam. Daniel de Wit. Direct brandde er een discussie over de familie de Wit los, of Daniel alleen gehandeld had, of dat zijn hele familie aanhangers van Voldemort zouden zijn. Het tapijt onder Sneep kleurde zich langzaam bloedrood. Iedere ademteug was een gevecht en iedere beweging een kwaal, die iedere foltervloek te boven ging. Toen hoorde en voelde hij voetstappen, een nieuwe groep mannen betraden het huis.

"Verdomme Peter wat voor een zweinstal is dit hier?" Vroeg een voor Sneep welbekende stem. Dwaaloog Dolleman, onder de dooddoeners was hij de meest gevreesde schouwer die het ministerie had. Dolleman was hardnekkig en had een gevoel voor Voldemorts plannen. Enkele dooddoeners hadden zelfs het vermoeden, dat hij gedachten kon lezen, wat natuurlijk onzin was. Gedachtelezen kon geen enkele tovenaar zelfs Voldemort niet.

"Ach Dolleman wind je niet zo op!" Zei Peter terug. "Het ministerie heeft ons de vrije hand gegeven, dus waarom zullen we het niet uitbuiten?"

Weer voetstappen en voor een ogenblik kon Sneep een blik op Dollemans gooien. De schouwer was tamelijk klein en in het bruine haar waren al enkele grijze haren te ontdekken, het gezicht toonde een sterke uitdrukking en een lang litteken trok zich over de linker wang.

"Wij mogen dan wel de onvergefelijke nu gebruiken, maar niet om zo een rotzooi te maken!" Zei Dolleman streng.

Sneep hoestte en hij zag Dolleman weer.

"Verdomme deze hier leeft nog!" Direct liet hij zich naast Sneep op de knieën vallen en deze merkte hoe zijn gewaad werd opengetrokken.

"Dat ziet er niet goed uit. Heeft iemand al een heler geroepen?" Alastor keek om zich heen, maar niemand antwoordde hem. Alleen Lubbermans schudde zacht zijn hoofd. "Nee."

"PETER!" Brulde Dollemans. "DAT IS MOORD!"

"JA EN!?" , Brulde deze terug. "DIE MOORDEN OOK!"

Dolleman sprong op zijn voeten en draaide Sneep de rug toe, Lubbermans verdween en kwam met een dreuzels-eerste-hulp-kistje terug.

"GA EN HAAL EEN HELER!" Schreeuwde Dolleman tegen zijn collega's.

"Jij kunt me wat", Riep Peter en hij stampte de kamer uit.

"Peter. Dat kan je jouw baan kosten", zei Dolleman poeslief.

De voetstappen stierven weg. "Dat zou jij nooit durven!"

"Stel mij niet op de proef en nu haal een heler!" Dolleman draaide zich weer om en wierp een blik op Lubbermans.

Alastor Dolleman was woedend. Hij was absoluut tegen de onvergefelijke vloeken geweest. Hij wilde niet, dat de schouwers, de politie van de tovenaarswereld, dezelfde vieze trucjes gebruikte als de dienaars van Voldemort. Niet genoeg, dat de dooddoeners, die hij gevangen had, na enkele dagen verdwenen, nu ook nog deze zweinstal erbij. Het kleine huis van de Lubbermans kon vergeleken worden met een slachtveld en de nog levende dooddoener zou sterven, als hij niet gauw hulp zou krijgen. Hij had eerst helmaal niet gemerkt dat deze nog leefde, het gezicht zat onder het bloed, men kon nog maar net zien dat er een menselijk gezicht achter verborgen was en onder het hoopje zwarte kleren lag al een behoorlijke plas bloed. Toen had de dooddoener gehoest en Alastor zag dat deze man, tegen ieders verwachtingen in nog leefde. Toen kwam Lubbermans, een van de nieuwe schouwers, met een eerste-hulp-kistje van dreuzels, die men zo vaak in de dreuzels-auto's vond. Het was weinig, maar alleen al het gebaar liet hem zien, dat Lubbermans niet in het groepje van Peter paste.

"Geef alstublieft eens hier Lubbermans", zei Alastor rustig en nam het kistje aan.

"Het is niet veel meneer", Meende Frank Lubbermans voorzichtig.

"Het is meer dan Peter bereid was om te doen, Lubbermans." De oudere schouwer zag hoe Lubbermans beschaamd naar de grond keek. "He Frank, het is niet jouw schuld oké?"

De jonge schouwer knikte.

"Goed en help me. Nu alleen nog maar hopen maar, dat de helers snel komen." Dollemans haalde drukverbanden uit het kistje en drukte ze op de borstkast van de dooddoener. Een combinatie-vloek had de op de grond liggende man geraakt en een diepe snee ging recht over zijn borst. Een slagader was op de hoogte van het sleutelbeen geraakt, want uit deze diepe wond vloeide het meeste bloed. Dollemans was verwonderd das deze hier überhaupt nog leefde of nog kon ademen, want de ribben zagen er ook niet goed uit.

"Verdomme. Verdomme", Vloekte hij zacht en drukte een doek tegen de wond bij het sleutelbeen, maar het was gewoonweg teveel bloed.

Daar, het diep hoesten en rochelend, bloed, dat in dunne straaltjes uit de mond liep. Long ook beschadigt. Kon deze hier überhaupt nog gered worden?

"Nu niet opgeven jongen", zei hij tegen de dooddoener. "Hulp is onderweg."

Deze diepzwarte ogen, die hem aankeken, een ongelooflijke blik, verwondering.

"Waarom?" Vroeg de verwonde met moeite.

"Niet praten", zei Dollemans ruw en naar de voordeur riep hij: "WAAR BLIJFT DIE HELER?"

Diepe scherpe ademhaling, een licht bibberen, wat nu het hele lichaam bereikt had. De huid, die nog te zien was, werd bleek en bijna doorzichtig. Die blik. Verdomme waar was die heler?!

"Niet opgeven." Dollemans greep naar nog een drukverband en gooide de doorweekte aan de kant.

Lubbermans staarde hem alleen aan, het was zeker de eerste keer, dat hij zoiets zag. Arme jongen, Dollemans had hem dat graag onthouden.

"Waarom ben je hier Lubbermans?" Vroeg Dollemans.

"Peter meende het was belangrijk dat ik dat hier zie", Antwoorde deze zachtjes, "Meende het was grappig."

"Grappig?!" Snoof Dollemans walgend. "Jongen, jij hoort hier niet thuis. Zeker niet nu en al helemaal niet, omdat dit alles in jouw huis gebeurd is."

Hij voelde hoe het drukverband onder zijn hand weer doorweekte, waarom hield die bloeding niet op? Wat was het voor combinatie-vloek geweest? De ogen van de dooddoener werden glazig en schenen hen niet meer te zien.

Sneep gleed weg. Een onaangename kou raakte hem en de stemmen werden een keer zachter dan weer harder. Het ademen viel hem steeds zwaarder, hij zakte verder in zich in elkaar. Het beeld, dat hij zag, werd onduidelijk.

Dollemans stem naast hem. "Ik ga eens kijken waar de helers blijven. Druk dit hier stevig op de schouder."

De grond beefde lichtjes toen Dollemans ging, Lubbermans die het doek vasthield, streek hem zacht enkele haren uit het gezicht.

"Ik wilde dit niet", Mompelde Frank.

Sneep had het gevoel steeds verder in de grond te zakken, des te langer hij daar lag des te gevoeliger reageerden zijn zintuigen. De geluiden werden intensiever, directer, de kleuren lichter en de geur sterker.

"Is dit zo als men sterft?" Dacht Severus verwonderd en draaide zijn hoofd. Bij de ingang stond een andere schouwer en fluisterde zijn partner iets toe, de naam Voldemort viel en Sneep luisterde.

"Verdomme nog drie minder."

"De laatste tijd verliezen wij er gewoon te veel. Voldemort zal niet blij zijn."

Schouwers en dienaars van Voldemort? Sneep keek ze aan, voor korte tijd werd zijn zicht duidelijk en hij bekeek de gezichten. Op het volgende moment werd het hem pijnlijk bewust gemaakt, dat hij deze informatie mogelijk niet meer zijn Heer brengen kon. De druk van de verdwijnselbescherming lag nog steeds op het huis en kon hij niet verdwijnen.

"Waarom is nog steeds deze bescherming over het huis?" Vroeg Dollemans stem.

"Die lost pas over een paar minuten op. Die was voor een half uur werkzaam."

"De helers komen er niet doorheen, hoe ver hebben jullie hem überhaupt gelegd?"

"Over het hele dorp. Vervloekt, Dollemans, kijk ons niet zo aan, het was een behoorlijk stuk werk geweest. Zo een grote spreuk houden nu eenmaal een tijdje!"

"EEN HALF UUR?! ZIJN JULLIE WAANZINNIG?! WAT WAS ALS IEMAND VAN JULLIE GEWOND WAS?!" Brulde Dollemans en Sneep draaide weer zijn hoofd. De schouwers gromden maar wat en er was maar een licht geschokte collega, niets dringends.

Dit gesprek ging hem niets meer aan. Zelfs als hij nu verdwijnseld was, hadden hem de schouwers na korte tijd misschien gevonden. Hij moest ze kwijt raken, maar hoe?
Misschien vond men hem in het bos en misschien had hij nog genoeg tijd om een bericht voor Perkamentus achter te laten. De schouwers waren niet meer allemaal aan de kant van het ministerie. Nog terwijl hij nadacht en om elke ademtrek vocht kwam Dollemans naar hem toe. De oudere schouwer zag er bedroefd en ten diepste teleurgesteld uit.

"Het spijt me", Mompelde hij tegen Sneep.

Deze hief zijn hand op, wilde Dollemans vertellen, dat het niet erg was, dat hij sowieso sterven wou, dat hij er alleen om treurde, niet meer zijn Heer te kunnen waarschuwen. Alastor Dollemans nam de met bloed besmeurde hand voorzichtig en hield die vast. Severus wilde het zeggen, alles, maar er kwam alleen een gorgelend geluid over zijn lippen.

"Heel rustig, het is bijna voorbij", zei Dollemans zachtjes.

Voorbij. Sterven. Geen pijn meer. Geen oproepen van Voldemort meer. Rust. Rustig mijn Hart, ik heb je niet meer nodig. Rustig mijn long, ik heb je niet meer nodig. Rustig mijn geest, want bijna ben je vrij.

Dollemans hield de hand vast, deze was ijskoud. De helers zouden niet meer op tijd komen. De jongen stierf en hij kon er niets meer tegen doen. Het ademen werd dieper, maar met steeds langere afstanden, steeds langer.

"Dadelijk is het voorbij."Dollemans hield de hand vast, op zijn minst zou deze hier niet alleen sterven. Als hij naar Peter zou zijn gegaan, dan was deze dooddoener jammerlijk alleen gelaten en zonder waarde gestorven.

Een laatste bibberende ademhaling en dan het lange uitademen, tot alle lucht uit longen geglipt was. De blik in de zwarte ogen brak en de dooddoener staarde in het niets. De hand werd in de zijne slap en leveloos, Alastor legde hem zachtjes neer. Het was voorbij.
Voorzichtig drukte hij de ogen van de dooddoener dicht, maakte het gewaad dicht en trok het recht. Ook deze magiër had zijn waarde, die men niet schaden zou.

"Het spijt me jongen, Het spijt me zo zeer", zei Dollemans tegen de dode.

Met deze woorden hielp hij een te diep geëmotioneerde Lubbermans op de benen.

"Kom Lubbermans, hier is NU niets meer aan te doen." Alastor Dollemans maakte het licht achter zich uit en gaf het gruwelijk beeld over aan de duisternis.

***

Opmerking van de (originel) auteur: 'Ars Moriende' betekent zoveel als de kunst van het sterven. (Ze wist niet zeker of het zo goed vertaald is.)




Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer