Auteur |
Bericht |
Unknown
Dreuzel

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: somewhere in the universe
|
Geplaatst:
Vr Dec 30, 2005 10:19 |
 |
Dag mensen,
Ik heb deze fanfictie hier al een keer geplaatst. Ik heb er echter heel lang niet aan geschreven waardoor hij terecht is verwijderd. Ik heb het verhaal nu echter af en zal het complete verhaal vandaag posten. Hopelijk vinden jullie het wat.
Proloog
In gedachte verzonken keek hij naar beneden, hij keek naar een oud groezelig gebouw, omgeven met tralies. Hij dacht aan zeven jaar geleden, de laatste keer dat hij Harry had gezien. Of waren het er al acht? Hij wist het niet meer, de tijd liep tegenwoordig zo anders, zo langzaam. Van Harry, dacht hij aan de laatste keer dat hij had gelachen. Ja, dat was al lang geleden. De gebroeders Wemel hadden de boel nog lang levendig gehouden, maar daar was vorig jaar ook een eind aan gekomen. De gebroeders Wemel waren de laatste geweest die openlijk verzet pleegden. Als een eiland in de koude Noordzee. Hij zuchtte eens diep en dacht weer aan Harry. Was Harry er nog maar, hij was de enigste die zijn leven nog zin kon geven. Hij had er alles voor over als hij Harry nog één keer mocht zien, echt alles.
Uiteindelijk draaide hij het oude gebouw zoals iedere dag de rug toe. Weer een kans om die arrogante dooddoeners te vervloeken voorbij. Zoals altijd hield de hoop dat hij Harry nog één keer kon zien hem weg van het dwaze idee om ze aan te vallen. Moeizamer dan normaal liep hij het bos in. Het was bijna volle maan………….
Hij keek vanaf een uitstekende rots naar beneden. Beneden waren zijn vrouw en kind met elkaar aan het spelen. Karie was drie jaar oud, Ze kwam van een tijd dat hij nog vrij over straat kon rondlopen. Nu niet meer, hij zat ondergedoken in een bos. Een bos dat hij haatte sinds zijn tweede jaar in Zweinstein. Ach toen had hij het nog goed. Toen was zijn beste vriend er nog. Maar nu, nu was er geen hoop meer. Hij probeerde het zo lang mogelijk met zijn vrouw en dochter vol te houden. In zijn hart wist hij echter dat het een kwestie van tijd was. Tijd voordat de dooddoeners hen vonden. Zuchtend stond hij op en liep naar zijn gezin toe om een armoedig maaltijd klaar te gaan maken.
Hij wist dat het tijd was om terug te gaan. Hij zag de mensen lijden. Zelfs Roemenië stond al onder invloed van Voldemort. Hij wist dat het stom was geweest om acht jaar geleden weg te gaan.
Hij zat in het zevende jaar van Zweinstein. De examens stonden voor de deur. Op een avond kwam hij zijn aartsvijand tegen op de gangen, Malfidus sarde hem. Schold hem uit. Schold zijn vrienden uit en …………, zijn peetvader. Toen had hij het gedaan. Hij had zijn toverstok gepakt en de vloek der doods over zijn kwelgeest uitgesproken. Sindsdien leefde hij alleen, als boete voor zijn stomme daad. Hij dacht steeds vaker terug over zijn tijd in Zweinstein. Hij wilde weer onder de mensen zijn. Hij hield het hier niet meer vol. Hij kende ondertussen alle toverboeken van Roemenië uit zijn hoofd. Het was tijd om terug te gaan, hij had genoeg geleden voor Malfidus. Het was tijd om Voldemort weer eens op te zoeken. |
|
|
  |
 |
Unknown
Dreuzel

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: somewhere in the universe
|
Geplaatst:
Vr Dec 30, 2005 10:22 |
 |
Hoofdstuk 1 de diepste put
Hij voelde zich fit en energiek toen hij eindelijk had besloten om terug te keren naar Engeland. Hij zou beginnen bij Zweinstein. Hij was benieuwd naar Perkamentus, Perkamentus wist wel iedereen te vinden. Nu hij eenmaal zijn besluit had genomen was het een stuk makkelijk om terug te gaan dan hij vooraf had gedacht. Het leek een verre droom, een grote onwerkelijkheid dat hij acht jaar geleden uit de toverwereld was gestapt. Het was makkelijk om terug te kijken. Je kon beter vooruit kijken, ja dat was veel moeilijker. Die wijsheid had hij wel opgedaan in die acht jaar dat hij in z’n eentje had gestudeerd. Met een laatste blik op zijn armzalige houten hutje verschijnselde hij. Weg van de plek waar hij de afgelopen acht jaar had geleefd, alleen de kleren die hij aanhad, zijn toverstok en zijn ouwe vuurflits meenemend. Die vuurflits was de laatste herinnering die hij had aan zijn peetvader.
Hij kon niet verschijnselen op het terrein van Zweinstein dus verschijnselde hij naar een bijgelegen toverdorpje, Zweinsveld. Het was verbazend rustig in het beroemde Zweinsveld. Op de normaal blinkende kinderkopjes lag nu een laag vuil. Hier en daar schoten zelfs jonge boompjes uit de weg. Het was duidelijk dan niemand meer de moeite nam om de weg begaanbaar te houden. Vlug liep hij door. Hopelijk werd in Zweinstein alles duidelijk. Kreeg hij daar de informatie hoe de toverwereld ervoor stond.
Hij had verwacht dat de weg naarmate hij Zweinstein naderde wel beter zou worden. Het tegendeel was waar. Hoe dichter hij bij Zweinstein kwam hoe groter de kuilen werden. Uiteindelijk kwam hij dan bij de poort aan, de poort zag er niet uit zoals Harry hem herinnerde. Het bladgoud had hier en daar losgelaten en op sommige plaatsen waren er al roestplekjes. Vlug liep hij naar het kasteel toe, zijn hart gevuld met bange vermoedens.
Eindelijk kwam hij dan bij de deuren aan. Het kasteel lag er nog perfect verzorgd bij. Het gras was kort gehouden en op de deur was geen korreltje vuiligheid te vinden. Zelfs tante Petunia zou er niks op aan te merken hebben. Met zijn adem ingehouden stapte naar binnen. Eenmaal binnen liet hij de adem in een lange zucht ontsnappen. Wat hij had gevreesd was niet gebeurd. Zweinstein was er nog en zag er precies zo uit als 8 jaar geleden. Op zijn gemak liep hij naar de grote zaal. Het zou er nu wel behoorlijk druk zijn aangezien het rond etenstijd was. Hij was benieuwd hoe de leraren op hem zouden reageren. De leerlingen zouden hem niet eens herkennen. Misschien vonden ze hem wel een lafaard dat hij acht jaar geleden was weggegaan. Nee daar moest hij niet aan denken. Dan zou hij nooit meer terug durven te keren.
Langzaam viel het hem op dat het wel erg stil was in het kasteel. Geen geroep, geen gelach. Waarschijnlijk werd de stemming ook in Zweinstein gedrukt door Voldemort en de moorden die hij met zich meebracht. Hij begon zich pas echt zorgen te maken toen hij zag dat de deuren van de grote zaal dicht waren. Zolang hij les had gehad waren de deuren van de grote zaal niet één keer dicht geweest. Zelfs niet toen Sirius het kasteel was binnengedrongen. Met een toverspreuk kreeg hij de deur een stukje open waardoor hij net naar binnen kon glippen. In de grote zaal was er echter geen drukte. Geen honderden leerlingen die aan het eten zijn. Er was helemaal niemand. De afdelingstafels stonden allemaal perfect klaar alleen was er geen leerling. Bij de oppertafel was het precies hetzelfde, niemand die van de zuiverheid kon genieten. Geschrokken wurmde Harry zich weer naar buiten en rende naar de leerlingenkamer van Griffoendor, bang om daar diezelfde verlatenheid aan te treffen. Onderweg zag hij verschillende schilderijen naar hem wijzen en liepen met hem mee van schilderij naar schilderij. Hij zag echter heer Palagon voorop rennen. Waarschijnlijk om de rest van de schilderij te waarschuwen. Eenmaal aangekomen bij het schilderij van de dikke dame stopte hij. De dikke dame staarde hem angstig aan.
‘Ik zou er graag in willen.’ Hij wist dat hij rustig moest blijven, anders zou de dikke dame hem nooit binnenlaten.
‘Je bent geen Griffoendor dus kan ik je er niet inlaten.’ Harry haalde diep adem, was hij eindelijk in Zweinstein kon hij niet in de leerlingenkamer komen.
‘Ik ben wel een Griffoendor geweest, misschien kunt u mij herinneren.’
‘Ik kan niet iemands gezicht herinneren als die persoon een kap op heeft.’ Rustig deed Harry zijn kap af en keek de dikke dame recht in haar beschilderde ogen. Hij hoorde een golf van fluisteringen door de schilderijen gaan toen zijn gezicht en daarmee zijn litteken zichtbaar werd.
‘Potter, de Harry Potter. We zijn gered!’ Heer Palagon iets brutaler dan de rest riep op duidelijk verstaanbare toon.
‘Komt Perkamentus dadelijk ook. Ik heb nog een hartig woordje met hem te spreken. Hij heeft ons goed verwaarloosd.’ Er zat totaal geen betekenis achter die woorden, toch werd zijn ergste vrees waarheid. Perkamentus was niet meer in Zweinstein!
***************************************************************************
‘Ik ben weer thuis! Ik heb de ‘vrije profeet’ meegenomen.’ Uit de deur rechts kwam zijn dochter naar hem toe gewaggeld. Vlug zette hij een glimlach op zijn gezicht en opende zijn armen.
‘Daar is onze kleine rakker, weet zij waar mamma is?’
‘Mamma wijt’ De kleine spartelde flink in zijn armen.
‘Heeft mamma zich weer verstopt?’ Hij vergat zijn zorgen weer even nu hij hetzelfde spelletje als altijd met zijn dochter speelde.
‘Ohhh kijk eens wie daar komt binnengelopen!’
‘Mamma!!’ Gewoonlijk liep de kleine meteen naar mamma toe als ze de keuken instapte. Dit keer bleef ze echter bij pappa. Mamma liep naar de kleine toe en pakte haar op daarna liep ze, na een korte begroeting naar haar man, naar een bijgelegen kamer.
‘Zo stouterd, weglopen als het bedtijd is!’ Mamma legde de kleine in bed en trok het deken tot net onder haar kin op.
‘veraaltje’ het kwam er smekend uit en ze trok een pruillip waardoor mamma in de lach schoot.
‘Vooruit dan maar, één klein verhaaltje.’
Hij had het wel gezien en liep terug naar de keuken. Daar pakte hij de ‘Vrije Profeet’ uit zijn zak en begon er wat in te bladeren.
‘Nog nieuws van het hoofdkantoor.’ Een jonge vrouw, in de bloei van haar leven, kwam uit de kinderkamer gelopen en liep op hem af. Meteen verscheen het zorgelijke trekje weer op zijn gezicht.
‘Alleen slecht nieuws, zoals gewoonlijk.’ Hij wachtte even voordat hij verder ging.
‘Dolleman is vorige maand om het leven gekomen. Hij is door minstens 4 dooddoeners vervloekt. Hij is enkele uren later in het Grimboudplein overleden aan de gevolgen van de vervloekingen. Mevrouw Plijster kon niks meer doen. Zijn hart kon al die vervloekingen niet meer aan.’ Het zoveelste slechte nieuws bezorgde toch iedere keer weer klap. Hij zou er nooit aan wennen om steeds weer te horen wie er was gestorven. Dat was ook de reden dat hij zijn vrouw niet het slechtste nieuws kon vertellen. Jeweetwel was hen weer op het spoor en dit keer hadden ze geen plek meer om naar toe te gaan.
Hij dacht aan acht jaar geleden. Toen ze nog geen zorgen hadden. Toen zijn beste vriend er nog was. Dat was een prachtige tijd. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht. Vlak voor de examens had hij het eindelijk durven te vragen. Eindelijk na al die jaren durfde hij Hermelien een keer mee uit te vragen. De laatste keer dat ze naar Zweinsveld konden had hij het gevraagd. Ze had meteen ja gezegd en Harry, die stond er wat de lachen. Alsof hij het al veel eerder had verwacht. Ja dat waren goede tijden.
‘Wat sta je te glimlachen Ron?’ Hermelien keek hem hoopvol aan. Verwachtend dat er ook goed nieuws zou komen. Er kwam echter alleen wat onverstaanbaar gebrom uit zijn mond.
***************************************************************************
Hij lag te rillen in zijn bed. Het was 20 uur geleden dat het volle maan was geweest en hij had helemaal geen kracht meer over. Hij had net zijn laatste homp droog brood opgegeten en lag nu aan het verleden te denken. Ja hij dacht de laatste tijd veel aan het verleden. Eigenlijk meer dan goed was. Het was niet goed dat hij hier zo alleen zat. Hij had uiteindelijk geen keus daarnaast moest iemand in de gaten houden wie het gebouw inkwam. Alleen inkwam ja, er wat nog nooit iemand uitgekomen. Zelfs Perkamentus de machtigste tovenaar ooit was het niet gelukt. Hij dacht aan 27 jaar geleden. Toen hij nog al zijn vrienden had. Toen hij zelfs nog Peter als een vriend zag. Ach toen had hij het goed. Maar dat was nu voorbij. Voorbij om precies dezelfde reden als 26 jaar geleden zijn wereld instortte. Toch was er toen nog een beetje hoop geweest. Hoop om een jongen die hij sinds Sirius dood, als zijn eigen zoon zag. Nee, hij moest hiermee ophouden, stoppen. Hij moest vooruit kijken. Maar dat was ook zo moeilijk. Er was zo weinig om naar uit te kijken.
***************************************************************************
Toen hij de leerlingenkamer binnen stapte zag hij in zijn ooghoeken nog net iets wegschieten. Verbaasd vroeg hij zich af wie er naast hem nog meer in Zweinstein kon zijn. Op dat moment schoot Dobby hem te binnen. Hij bedacht zich hoe trouw huiselfen waren en waarschijnlijk Zweinstein nooit zouden verlaten. Tenzij ze de kleren kregen natuurlijk, maar Harry kon niet voorstellen dat Perkamentus de huiselfen zou wegsturen. Hij had geen flauw idee hoe hij snel in contact kon komen met Dobby dus begon hij maar met zijn naam te roepen.
‘Dobby! Dobby!’ Hij had niet echt verwacht dat er reactie op zou komen. Het tegendeel was echter waar. Een minuut later verscheen Dobby met een flits voor zijn neus.
‘Dobby is geroept door meneer. Men fluistert dat meneer, Harry Potter meneer is.’ Dobby zag er nog precies zo uit als acht jaar geleden. Al leek zijn kledinglijn iets uitgebreider.
‘Dag Dobby, het klopt inderdaad wat er gefluisterd word, ik ben terug.’ Totaal onverwachts vloog Dobby hem om de middel en hield hem stevig vast, alsof Dobby bang was dat hij er weer vandoor zou gaan. Door Dobby’s enthousiasme zakte Harry door de knieën waardoor hij op gelijke hoogte kwam met Dobby. Hij begon op zijn knieën zijn verhaal aan Dobby te vertellen.
Nadat Harry zijn verhaal had gedaan en Dobby had verteld hoe het met Wincky was, durfde Harry eindelijk te vragen waar iedereen was. Dobby liet als reactie op die vraag zijn oren omlaag hangen en keek nog treurige dan in Harry’s tweede jaar.
‘Dobby daarover niet spreken durven.’
‘Kom Dobby je bent nu toch vrij. Je mocht van Perkamentus toch zeggen wat je wilde.’ Toen hij het woord Perkamentus uitsprak gingen Dobby’s oren zo mogelijk nog lager hangen.
‘Perkamentus is niet meer, meneer. Wij niet durven. Uit angst voor hij die niet genoemd mag worden.’ Dobby rilde even toen hij aan Voldemort dacht.
‘Dobby ik moet weten wat er aan de hand is!’
‘Dobby niet vertellen kunnen!’ Net toen Harry begon te vrezen dat hij niks uit Dobby zou krijgen gingen Dobby’s oren een stukje omhoog.
‘Dobby meneer wel kunnen laten lezen.’ Meteen was Dobby verdwenen een verbaasde Harry achterlaten. Niet wetend wat te doen ging hij in zijn favoriete stoel zitten.
Hij zat pas enkele seconde toen Dobby met een vergeeld perkament aankwam. Bovenaan stond “De Vrije Profeet, editie 3” met daaronder een foto van Zweinstein en Perkamentus. Geschokt las hij het artikel.
***************************************************************************
Ron zat na het eten uit het raam te staren toen hij in de verte een uil zag vliegen. Meteen schoot hij overeind en riep Hermelien’s naam. Meteen stond Hermelien naast hem en samen keken ze naar de uil die steeds dichter en dichter bij kwam. Eindelijk was de uil gearriveerd. Meteen griste Ron de brief van de poot van de uil af. Zijn gezicht stond woedend.
‘Welke halve gare stuurt ons zo openlijk een uil.’ Hermelien luisterde niet echt naar Ron ze keek alleen maar naar de brief met een gezicht alsof ze verwachte dat de brief elk moment kon ontploffen. Ondanks dat Ron woedend was maakte hij de brief kalm open.
Dag Ron,
Onlangs is Harry gesignaleerd op de Wegisweg.
De Harry Potter is weer gesignaleerd!! We dachten dat je dit zou interesseren. We hebben morgen om deze reden een spoedbijeenkomst op de gebruikelijke plek. We zouden het waarderen als jij er ook bij bent. Het gaat tenslotte om je beste vriend.
Groeten,
Thomas
Verbaasd keek Ron naar de brief. Hij had verwacht dat er zou staan dat Voldemort naar hun huis op weg was. In plaats daarvan kreeg hij het nieuws te horen waar hij al acht jaar op had gehoopt. Na acht jaar was Harry dan eindelijk teruggekeerd. Wat had hij hem gemist. Blij draaide hij zijn hoofd naar Hermelien, om haar stralende glimlach te zien. In plaats daarvan zag hij een zorgelijke trek.
‘Hermelien ben je niet blij dat Harry terug is?’ Hij zag twijfel in Hermeliens ogen toen hij dat zei.
‘Eh Ron, het lijkt me sterk dat Harry ineens terug komt en zelfs als hij terug is zou hij niet zo openlijk zijn gezicht laten zien. Daarvoor is hij te slim.’ Verbaasd keek Ron naar Hermelien alsof hij niet kon geloven dat ze dat zei.
‘Hermelien! Harry is acht jaar geleden vertrokken, toen was de situatie heel anders. Misschien weet hij niet hoeveel macht Voldemort in die tijd heeft gekregen.’ Hermelien leek niet overtuigd door zijn woorden.
‘Ron denk eens na. Voldemort wil ons al jaren doden, we zijn drie keer op het nippertje ontsnapt. Wie zegt dat hij ons nu niet via Harry wil pakken.’ Ron keek Hermelien teleurgesteld aan.
‘Stel dat Harry niet is teruggekeerd en dat Voldemort ons inderdaad in de val wil lokken. Hij kan onmogelijk door Perkamentus en Sirius beschermingen heen komen. Dat kan hij alleen als Harry de schuilplek aan Voldemort verraadt en dat zou hij nooit doen!’ Hermelien keek nog steeds bedenkelijk.
‘Hermelien ik ga na die vergadering. Het is dan zo duidelijk als er iets niet klopt.’ Hermelien keek helemaal niet blij met Ron zijn idee. Maar zijn besluit stond vast. Voor het eerst in acht jaar was er weer een kans dat Harry terug was en hij moest en zou zekerheid hebben.
Die nacht kon hij niet slapen. Alleen al de gedachten dat Harry misschien terug zou zijn bezorgde hem een knijpend gevoel in zijn buik. Hij was blij dat eindelijk de eerste zonnestralen door de gordijnen drongen en hij op kon staan. De vergadering stond pas om 12.00 uur gepland, dus had hij nog tijd zat om een bescheiden maaltijd voor zijn gezin klaar te maken.
***************************************************************************
Het begon te schemeren toen hij vier personen het grijze gebouw zag naderen. Ze liepen in een driehoek. Twee aan de buitenkant en één er tussenin die iets voorovergebogen liep daarachter liep er nog één. Doordat het al wat donkerder is kon hij bijna niet onderscheiden wie er liepen. De twee aan de buitenkant waren onmiskenbaar dooddoeners. Hij zag hun maskers heel duidelijk. Die persoon daarachter was zeer waarschijnlijk ook een dooddoener en degene voor hem een gevangenen. Weer een zoveelste gevangenen, waarschijnlijk had ook deze gevangenen niks met het verzet te maken. Het was al lang geleden dat de dooddoeners eentje van hun selecte groepje hadden opgepakt. Enkele seconden later wenste hij echter dat hij dat niet had gedacht. De gevangene hief zijn hoofd op en keek recht zijn kant op. Het was Thomas, één van de belangrijkste leiders van het verzet. Dit betekende een zware klap voor hen. Hij was ook één van de laatste die wist waar Ron zat. Zodra hij aan Ron dacht raakte hij in paniek. De orde moest meteen op de hoogte worden gesteld, ze moesten Ron waarschuwen!
Vlug pakte hij een veer en papier en krabbelde er één zin op.
‘de mede-eigenaar is failliet. Waarschuw de andere eigenaar.’ Vlug pakte hij een duif uit de kooi langs hem. Zo dicht bij de dooddoeners kon hij geen uilen gebruiken die werden allemaal onderschept. Vlug liep hij naar een open plek en liet de duif los. Hopend dat hij niet te laat was.
Een kilometer verderop dook een adelaar op een wel doorvoede witte duif. Trots op zijn buit vloog hij verder. Niet lettend op het stuk papier dat naar onder dwarrelde.
***************************************************************************
Zweinstein gesloten
Door Palmer
Vandaag heeft Perkamentus besloten de deuren van Zweinstein voor een onbekende tijd te sluiten. Er start dus geen nieuw schooljaar voor Zweinstein op 1 september!Door het bedroevende aantal leerlingen, slechts 50, is het niet langer rendabel om Zweinstein open te houden.
Enkele reacties van het schoolhoofd, Perkamentus.
‘Nadat Voldemort openlijk heeft laten blijken dat hij ieder die les volgt aan Zweinstein als een persoonlijke vijand ziet is het aantal leerlingen drastisch terug gelopen. Met als gevolg dat we het komende jaar zonder Zwadderaars en slecht 8 leerlingen van Huppelpuf zouden moeten openen.’
‘Ik vind het bijzonder triest dat de tovenaars zich zo laten beïnvloeden door een duister heerschap.’
‘Zweinstein is nog altijd één van de veiligste plaatsen ter wereld.’
Perkamentus verwacht niet dat de school weer in korte tijd opengaat.
‘Zodra er weer voldoende belangstelling en durf is vanuit de Engelse tovergemeenschap gaat de school ogenblikkelijk open.’
Perkamentus oogde behoorlijk vermoeid tijdens het interview. Zelf beschouwd Perkamentus Zweinstein met zijn leerlingen een meesterwerk dat nooit af is. Perkamentus hoopt dat de school ooit weer eens opengaat, Iets wat niet lijkt te gebeuren zolang jeweetwels macht maar blijft groeien.
Tenslotte is er dusver nog geen nieuws van Harry Potter, oud leerling van Zweinstein, en het symbool van het verzet.
“Het volledige interview met Perkamentus is te lezen op blz. 8”
Enigszins beduusd legde hij het krantenartikel opzei. Aan de datum van het artikel te zien was de school al zeker twee jaar dicht. In dat geval hoefde hij niet te verwachten dat er nog iemand in korte tijd naar Zweinstein kwam. Hij kon beter naar het hoofdkwartier van de orde gaan. Iets waarvan hij eigenaar was geworden in het zevende jaar. Een jaar eerder was zijn peetvader en dierbare vriend gestorven. Zijn peetvader had al zijn bezittingen op hem nagelaten. Harry James Potter, erfgenaam van Sirius Zwarts, was daarmee geheimhouder van het Grimboudplein 12 geworden. Een rede te meer voor Voldemort om hem uit de weg te ruimen.
Hij besloot één nacht in Zweinstein te blijven slapen en morgenvroeg naar het Grimboudplein te vertrekken. Als hij het goed had gezien stond er nog wat brandstof boven de haard.
Voor het eerst in acht jaar sliep hij die nacht weer in een echt zacht bed.
***************************************************************************
Ron liep door de straten van Eastwick enkele honderden meters van het Grimboudplein af. De leden van de orde hadden een jaar geleden afgesproken dat er niet meer in de buurt van het Grimboudplein mocht worden verschijnseld. Ze waren al verschijnende keren door dreuzels opgemerkt en één enkele keer was het modificeren van de geheugens niet helemaal goed gegaan. Vandaar dat er nu op verschillende dreuzelvrije plaatsen werd verdwijnseld en verschijnseld. Hij was opgewonden. Opgewonden vanwege de mogelijkheid dat hij zijn beste vriend weer ging zien. Hermelien kon zeggen wat ze wou, hij wist zeker dat Harry terug was. Hij had er altijd vertrouwen in gehad dat Harry terug zou komen en nu, nu was het schijnbaar gebeurd. Eindelijk na al die tijd. Hij was benieuwd hoe Harry eruit zag. Hoe de rest van de orde erop zou reageren. De meeste tovenaars begonnen Harry al als een legende te zien, als iemand die nooit had bestaan. Dat zou nu wel veranderen, als ze zagen hoeveel macht hij had. Hoe groot zijn toverkracht was, ja als iemand Voldemort kon vernietigen was Harry het wel. Misschien was hij wel de enigste die het kon. Eindelijk was hij aangekomen bij het Grimboudplein 12. In de verte zag hij Tops lopen, ze was ouder geworden, al zag je dat niet aan het haar, dat veranderde nog iedere dag van kleur.
‘Ey Tops, wacht even dan kunnen we samen naar binnen.’ Tops keek nogal verbaasd dat hij hem zag. Maar ze moest toch weten dat hij een vergadering over Harry voor geen goud zou willen missen.
‘Dag Ron, ik dacht dat je gisteren al langs was geweest.’
‘Ben ik ook maar ik wilde deze speciale vergadering voor geen goud missen.’ Hij praatte snel en opgewonden, als een klein kind dat verwachtingsvol naar het cadeau in de hand van pa en ma zit te kijken. Een cadeau dat ieder moment aan hem kan worden gegeven. Wachtend totdat zijn handen ongeduldig het papier eraf kunnen scheuren.
Tops wenkbrauwen gingen dichter naar elkaar toe, waardoor ze een diepe frons op haar gezicht kreeg.
‘Ik heb altijd het idee gehad dat je goed met Thomas kon opschieten. Daarnaast vind ik het niet kunnen dat je zelfs maar opgewekt kan reageren als er zoiets gebeurd. Iedereen weet wat voor verschrikkelijke plaats dat is!’ Bij die laatste woorden ging er een huivering door Tops.
‘Ik heb al een week niks van Thomas gehoord, behalve een korte brief die ik gisteren heb ontvangen, dus ik heb niet flauwste idee waar je het over hebt. Ik ben alleen maar gekomen vanwege het feit dat Harry weer in ons midden is.’ Met een gezicht alsof ze dacht dat Ron knettergek was geworden antwoorden Tops.
‘Ron ik weet niet waar je dat gehoord hebt, maar van Harry is nog net zoveel bekend als 6 jaar geleden. Buiten de gebruikelijke onzinnige geruchten natuurlijk.’ Daarna zweeg ze even, niet wetend of ze verder moest gaan. Wat ook wel begrijpelijk was als je Ron’s gezicht zo snel over zag slaan van vrolijkheid in dodelijke ongerustheid.
‘Ik dacht dat je het al wist, maar schijnbaar niet. We zijn er afgelopen nacht achter gekomen dat Thomas gevangen is genomen. Hij zit nu in het grijze gebied.’ Tops kon haar zin niet afmaken want Ron was al verschijnseld. Doordat Ron zijn eigen regel, niet verschijnselen waar dreuzels je kunnen zien overtrad kreeg Tops net zo’n bezorgde trek op haar gezicht als Ron.
***************************************************************************
22 seconden geleden was Thomas in het gebouw verdwenen wat betekende dat over 6,4 seconden de dooddoeners weer zichtbaar werden en over 56,5 seconden weer van het terrein af waren. Ze waren altijd precies dezelfde tijd op het terrein. Nooit langer nooit korter, alsof ze een timer in hun voeten hadden zitten. Precies 6,4 seconden later verschenen de drie dooddoeners weer en precies 78,5 seconden nadat ze het terrein waren opgestapt waren ze er ook weer vanaf. Weer een lid minder, weer een leider weg. Nog even en er was niemand meer over, geen orde meer om voor te spioneren. Voor de zoveelste keer dacht hij weer aan Harry. Sommige verklaarde hem voor gek dat hij bleef geloven dat hij op een dag zou terugkomen. Vooral de jongere leden beschouwde Harry als een mythe. Bedacht door de ouderen om terug te denken aan de goede oude tijd zonder Voldemort. Een wereld zonder Voldemort, dat leek zelfs hem onmogelijk. Peter Pippeling was 3 jaar geleden terug gekeerd, hij had gezegd dat hij spijt had van alles en het graag goed wilde maken. Een dag later hadden ze zijn lichaam gevonden. Verspreid over 20 vierkante meter, het grootste stukje was een oogbal. Daardoor was hem ook zijn laatste kans op wraak ontnomen. Er was nu nog maar één persoon die hij direct verantwoordelijk kon houden voor de dood van zijn schoolvrienden. Bij die persoon kon hij nooit komen, zelfs als hij er ooit zo dichtbij zou komen voor een vloek zou hij gedood worden door de duisterste tovenaar in 100 jaar. Het was een hopeloos gevecht geworden. Ze konden onmogelijk winnen, het terreur van heer Voldemort had gewonnen. Hij had besloten om persoonlijk een verslag aan het Grimboudplein te gaan brengen. Na drie jaar zou hij eindelijk weer in het ouderlijk huis van zijn beste vriend zijn. Verdrietig slenterde hij terug naar de duiven. De duiven die al zoveel diensten aan de orde hadden verleent. Rustig maakte hij de kooitjes zonder toverkracht open en liet de vogels vrij. Glimlachend aan de gedachte wat de dreuzels zouden denken bij zo’n zwerm witte duiven verschijnselde hij, net op het moment dat de zon op zijn hoogste punt stond.
***************************HARRY*****************************************
Met een heerlijk gevoel lag hij op zijn rug naar het dakje van zijn hemelbed te staren. Na al die tijd had hij al aan één nacht genoeg om het gevoel te krijgen dat hij thuis was, dat Ron ieder moment de gordijnen kon opengooien met de woorden.
‘Opschieten slaapkop, ik wil nog eten!’ Natuurlijk gebeurde dit niet waardoor hij na enkele minuten zichzelf dwong om de gordijnen open te maken. Daar buiten stond er een vrolijke verrassing te wachten. Een ontbijt van formaat, iets dat hij al acht jaar niet had gezien. Heerlijk geurende broodjes die nog dampte van de warmte, verschillende dranken en beleg stonden klaar. De huiselfen konden het schijnbaar nog altijd niet laten om iemand verschrikkelijk te verwennen. Genietend van iedere hap en slok begon hij te eten, ondertussen begon de zon steeds hoger te klimmen. Toen hij eindelijk het gevoel had dat zijn broek drie maten te klein was liep hij naar de leerlingenkamer. Met een toverspreuk verscheen er een vrolijk knappend vuurtje dat een lekkere warmte verspreiden. Voorzichtig pakte hij het potje met brandstof erin van de schouw en wierp een paar korreltjes in het vuur. De goudkleurige hete vlammen veranderde in paarse en groene lauwe vlammen. Voorzichtig ging hij precies in het midden van de open haard staan en sprak luid en duidelijk. Grimboudplein 12!
Vlug kneep hij zijn ogen dicht toen hij rond begon te draaien. Net op tijd stak hij zijn handen naar voren uit om af te remmen waardoor hij zoals gewoonlijk voorover op de vloer bonkte. Door de val viel zijn bril af waardoor hij alleen wat wazige figuren zag.
‘Waarschuw de anderen.’
‘We zijn hier niet langer veilig.’
‘Dood die man en dan weg hier.’
Harry had geen idee waar die mensen het over hadden maar ze waren duidelijk in paniek. Gehaast begon hij naar zijn bril te kruipen.
‘Nog één stap verder en ik vervloek je.’ Een zware mannenstem sprak hem toe, waardoor hij het idee kreeg dat een man van rond de dertig een toverstok op hem gericht hield.
‘Ik wil alleen mijn bril even pakken. Ik zie zo niks.’ De man antwoordde niet waardoor Harry maar weer de weg naar zijn bril hervatte.
‘Acios bril’ Net voordat hij de bril kon pakken vloog deze weg door de spreuk van de man met de zware stem.
‘Pindakaas met Boter idioot, geef mijn bril nu eens. Zo zie ik geen steek.’ Hij had niet echt verwacht dat zijn gevloek iets zou uithalen.
‘Je krijgt je bril, maar als je hand ook maar richting je gewaad gaat vervloeken we je de dood in.’ Dit keer gaf een hoge stem antwoord, waardoor er waarschijnlijk een vrouw bij de man was komen staan.
Hij voelde hoe zijn bril in zijn hand werd geduwd. Opgelucht zette hij hem op. Meteen werden de wazige omtrekken scherp waardoor hij eindelijk zag dat hij in de onveranderde keuken van het Grimboudplein stond. In de kamer stond zich een jongen van ongeveer 18 jaar, die waarschijnlijk de man met de zware stem was en een jonge vrouw van rond de 20. De vrouw had waarschijnlijk de leiding want zei nam het woord.
‘Wie ben je en hoe kom je aan dit adres.’ Harry reageerde niet op haar vraag maar stelde een wedervraag.
‘Kan ik Perkamentus spreken? Het is nogal dringend.’ De reactie die zijn vraag losmaakte was nogal verschillend, de jongen begon te grinniken en de vrouw keek grimmig.
‘Je bent zeker de leukste thuis, Aredoes weet wel raad met je.’ Alsof hiermee de zaak was afgedaan liep de vrouw weg.
‘Kratesos berg die man veilig op en kom dan meehelpen met de ontruiming.’ Harry zag touwen uit de toverstok van de jongen komen en om zijn lichaam wikkelen. Doordat hij zo vast zat begon hij lichtjes in paniek te raken.
‘Wacht ik ben gekomen om Perkamentus te spreken. Zeg dat Harry Potter er is.’ Harry was verbijsterd dat de jongen uitbundig begon te lachen.
‘Niemand heeft Perkamentus de laatste twee jaar gesproken en niemand zal hem ooit nog spreken en wat je naam betreft, die persoon heeft volgens mij nooit bestaan al zijn veel mensen van de orde het niet met mij eens op dat gebied.’ Harry’s gedachten werkte op topsnelheid, die jongen zat in de orde maar had Perkamentus al twee jaar niet meer gesproken. Dat kon alleen maar betekenen dat Perkamentus dood was.
‘DOOD’ Verbaasd keek de jongen op nadat Harry per ongeluk het woord dood uitschreeuwde.
‘Als we niks uit je kunnen krijgen is dat uiteindelijk je lot.’ De jongen had duidelijk de uitroep van Harry verkeerd begrepen.
‘Nee je begrijpt het niet, laat me dan met iemand anders spreken: Lupos, Dolleman, meneer Wemel.’ De trekken van de jongen verstrakte na deze woorden van hem.
‘Je bent goed geïnformeerd schijnbaar zijn we beter gespioneerd dan we dachten.’ Daarna liet de jongen een verschrikte Harry alleen in de keuken achter. Zijn gedachte tolde door elkaar. Perkamentus dood, hij werd gezien als een spion. Dadelijk werd hij nog gemarteld ook. Mijn god hij hoopte echt dat nog iemand van de oude orde nog leefde en hem herkende. Na ongeveer een uur kwam eindelijk weer iemand de keuken binnen, het was een oude man die verdacht veel op zijn oude leraar verweer tegen zwarte kunsten leek.
‘Lupos??’ |
|
|
  |
 |
Unknown
Dreuzel

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: somewhere in the universe
|
Geplaatst:
Vr Dec 30, 2005 10:25 |
 |
***************************RON*******************************************
Zodra hij verschijnselde voor de deur van hun huis zag hij dat hij te laat was. De vlammen schoten uit de ramen en boven hun huis hing een reusachtige doodskop. Door dit teken ontvlamde een razende woede in hem waardoor hij op de dichtstbijzijnde boom begon in te slaan. Hij stopte pas toen iemand krachtig van achteren zijn hand vastpakte.
‘Dit heeft geen zin Ron.’
‘Ze hebben Hermelien en……. En Karie.’ Meneer Wemel keek neer op zijn gebroken zoon. Een volwassen man zat snikkend op de grond. Maar één ding hopend en dat was een snelle genadige dood.
‘Ron niet alles is voorbij, ze is nog niet in het gebouw gestopt, dan zou Lupos het ons wel hebben gemeld. We kunnen haar nog bevrijden.’ Langzaam stroomde er nieuwe hoop in Ron’s lichaam. Ook al was de kans zo klein zo onwaarschijnlijk dat ze Hermelien konden bevrijden, er was hoop. Langzaam stond hij op en liep nog één keer rond het huis dat nu in lichterlaaie stond. Daarna liep hij weg van de plek waar hij meer dan een jaar had gewoond. Weg van de plek waar hij zich nooit een moment veilig had gevoeld.
Met een harde knal verschijnselde Ron naar het Grimboudplein gevolgd door drie andere tovenaars waaronder meneer Wemel en Tops. Eenmaal aangekomen bij het Grimboudplein zagen ze meteen dat het fout zat. Overal rende tovenaars als een kip zonder kop rond. De eerste en beste tovenaar die in zijn buurt kwam pakte hij vast.
‘Granier, wat in godsnaam gebeurd hier?’
‘Het is afgelopen, een dooddoener is binnengedrongen de rest zal spoedig volgen. Klassar heeft bevel tot ontruiming gegeven.’
Verschrikt draaide Ron zich om naar zijn vader maar die was al naar binnen gestormd. Vlug liep Ron zijn vader achterna. Binnen trof hij de zoveelste verrassing voor die dag aan.
‘Lupos!’
‘Dag Ron, ik vertelde net aan je pa dat ik had besloten om nog maar eens langs te komen. Schijnbaar op een nogal ongelukkig moment.’ Zijn pa onderbrak Lupos echter gehaast.
‘Hier hebben we geen tijd voor. We moeten erachter zien te komen wat de dooddoeners weten en wel zo snel mogelijk.’ Lupos stond het dichtste bij de keukendeur waar de dooddoener schijnbaar zat en stapte als eerste naar binnen.
****************************LUPOS***************************************
Eenmaal verschijnseld naar Eastwick begon hij op een slakkengangetje naar het Grimboudplein te wandelen. Zijn beslissing was overhaast geweest en hij wist niet wat voor reacties de ordeleden zouden geven. Waarschijnlijk zouden ze woedend reageren. Voor spijt was het nu te laat, de duiven waren al weg. Toen hij eindelijk de hoek omdraaide en het Grimboudplein zag liggen kreeg hij de schok van zijn leven. Overal rende tovenaars door elkaar, dit kon maar één ding betekenen. Een aanval!
Zijn slakkengangetje veranderde in een sprint waardoor hij licht hijgend aankwam. Net op dat moment zag hij Kratesos uit de keuken komen.
‘Kratesos wat is er gebeurd?’
‘Lupos? Gaat het nieuws zo snel?’ Kratesos leek helemaal niet verbaasd om hem hier te zien.
‘Ik weet van niks, ik ben uit mezelf vertrokken. Ik…….’ Gelukkig hoefde hij zijn zin niet af te maken want Kratesos leek opgelucht dat hij het verhaal aan iemand kon vertellen. Op het moment dat Kratesos was uitgepraat kwam Athur binnen gevolgd door zijn jongste zoon die hoogst ongelukkig keek. Net toen hij aan Ron wilde uitleggen waarom hij was vertrokken onderbrak Athur hem met de woorden.
‘Hier hebben we geen tijd voor. We moeten erachter zien te komen wat de dooddoeners weten en wel zo snel mogelijk.’ Aangezien hij het dichtste bij de keukendeur stond stapte hij als eerste naar binnen.
‘Lupos?’ Bevroren bleef hij in de deuropening staan. Hij hoorde een stem die hij de afgelopen 8 jaar alleen maar in zijn dromen en nachtmerries had gehoord. De woorden kwamen uit een vastgebonden gespierde man rond de 25 jaar. Die man had hetzelfde warrige haar en jeugdige gezicht als zijn beste vriend op die leeftijd.
‘Harry?’ Hij merkte dat Athur achter hem zenuwachtig begon te worden en ook naar binnen wilde maar hij ging niet opzij, hij bleef stijf in de deuropening staan.
‘Lupos maak me los.’ Eindelijk raakte hij uit zijn trance en besefte hij dat Harry in een erg ongemakkelijke positie lag vastgebonden. Vlug liep hij naar voren om hem los te maken.
‘LUPOS, waar ben je in godsnaam mee bezig.’ Doordat hij was doorgelopen kon Athur eindelijk naar binnen.
‘Zoals je zien ligt Harry nogal ongemakkelijk.’ Het verbaasde hem dat hij met een stem sprak zo vol van emoties. Hij hoorde iemand naar hem toelopen en die persoon trok hem met een gigantische kracht van Harry af. Die persoon was Ron. Hij voelde woede door zich heen gaan.
‘Wil jij je beste vriend zo laten liggen! Gebonden als de eerste en beste dooddoener.’ De woede van Lupos was nog niks vergleken met de woede op het gezicht van Ron.
‘Ik ben al één keer misleid door de naam Harry Potter. Door die fout ben ik mijn vrouw en kind verloren.’ Hij had geen flauw idee waar Ron het over had maar door de woede van Ron kwam hij zelf tot bedaren.
‘Ik weet niet wat met je vrouw en kind is gebeurd Ron maar ik ben ervan overtuigd dat Harry daar niks mee te maken had.’ Het was niet Ron die hem antwoord gaf maar Athur.
‘Lupos we weten niet of dit Harry is. De echte Harry is zal niet op zo’n onbezonnen manier binnenvallen.’
‘Dat zal hij wel.’ Doordat Harry het woord nam draaide ze zich alledrie razendsnel om. Het was duidelijk dat ze alledrie even waren vergeten dat er nog iemand in hun gezelschap bevond.
********************************HARRY************************************
‘Dat zal hij wel.’ Er brak iets in hem toen hij meneer Wemel zo over hem hoorde praten. Alsof hij helemaal geen moordenaar was maar een verstandige jongeman. Zijn keel zat dichtgeknepen toen hij verder sprak.
‘Ik heb er niet bij nagedacht dat Perkamentus er misschien niet meer zou zijn. De zoveelste fout van mij.’ Hij merkte dat er iemand voor hem neerknielde en toen hij opkeek keek hij in het gezicht van meneer Wemel.
‘Als je daadwerkelijk onze Harry bent waarom ben je dan 8 jaar geleden vertrokken.’ Zijn keel ging nog verder dicht zitten toen de beelden weer voorbij schoten.
Het was een prachtige zomerdag. De zon stond op zijn hoogste punt en verwarmde honderden leerlingen die op het gras lagen uit te rusten van hun examens. Ik kwam van het kantoor van professor Anderling waar ik zojuist een persoonlijkheidtest had ondergaan voor de opleiding schouwer. Het was op de trappen dat ik Malfidus tegen kwam, dit keer zonder zijn persoonlijke bodyguards Korzel en Kwast. Zodra hij me zag begon hij me te sarren.
‘En Pottertje al bang.’
‘Het moment dat ik bang voor jou word is het moment dat het je gelukt is jezelf in een varken te transporteren en je hebt bewezen dat je daadwerkelijk toverkracht bezit.’ Misschien kwam het wel door mijn grove belediging dat Malfidus verder ging dan normaal.
‘Dus het beroemde Pottertje is niet bang voor mij. Misschien wel voor de kennis die ik bezit over Pottertje en de jongste Wemel. Ja Pottertje ik heb je wel gezien in de gang afgelopen week.’ Ik voelde hoe ik rood werd, niet zozeer dat hij ons had gezien. Eerder vanwege het feit dat hij zo over Ginny praatte. Malfidus merkte natuurlijk meteen dat zijn gesar resultaat had en ging nog een stapje verder.
‘Één keer raden wie ik dit nieuws ga vertellen. Iemand waar mijn pa heel veel respect voor heeft en die de rest van de toverwereld vreest. Hij was al iemand aan het zoeken na Sirius hij was bang dat je niemand meer echt dicht tot je toe wilde laten. Zo zie je maar weer hoe zelfs de machtigste tovenaar zich kan vergissen.’ Dat was het moment waarop ik mijn emoties niet meer in bedwang kon houden. Ik trok mijn toverstok en vervloekte hem. Door mijn woede kwam mijn vervloeking echter veel harder aan dan de bedoeling waardoor hij het leven liet.
Zijn stem stierf hakkelend weg nadat hij voor het eerst had verteld waarom hij de bekende toverwereld had verlaten. Hij voelde hoe de touwen rondom hem verdwenen. Hij wist niet wie de toverspreuk had uitgesproken. Het maakte hem ook niet uit, ze zouden hem nu zeker verachten. Hij was dan ook verbaasd toen hij een vriendelijke hand op zijn schouder voelde.
****************************RON*******************************************
Hij had verdoofd geluisterd naar Harry toen hij vertelde over Malfidus en de reden dat hij was vertrokken. Nog voordat Harry was uitgesproken wist hij dat dit de echte Harry was, de Harry Potter zijn allerbeste vriend. Toen Harry was uitgesproken ontwaakte hij eindelijk uit zijn verdoving en liep hij naar zijn beste vriend toe. De paar meter waren binnen een seconden overbrugd maar het leek wel een eeuwigheid. Langzaam knielde hij voor zijn beste vriend en legde een hand op zijn schouder. Nog niet één keer had Harry opgekeken. Eindelijk hief hij nu zijn hoofd op waardoor hij in zijn ogen kon kijken die gevuld waren met tranen. De touwen waren al weggetoverd door zijn pa wat betekende dat ook hij Harry geloofde. Hoewel in zijn ogen geen tranen waren te zien klonken die wel door in zijn stem. Al het verdriet van de afgelopen acht jaar kwam omhoog.
‘Harry, ik zou willen dat je Malfidus die dag daadwerkelijk had vermoord.’ Hij merkte dat Harry’s spieren op spanning kwamen te staan.
‘Hoe bedoel je, leeft hij nog?’ Doordat in die simpele vraag van Harry hoop doorklonk moest hij aan de dooddoeners denken die Hermelien en Karie hadden. Daardoor kon hij zijn tranen niet langer tegen houden en liet ze op de vrije loop. Zijn eigen pa nam het gesprek van hem over.
*****************************************HARRY***************************
‘Harry heb je helemaal geen nieuws de afgelopen jaren gehoord?’
‘Ik heb nogal afgelegen gewoond.’
‘Hoe afgelegen?’
‘Heel afgelegen.’ Lupos en Ron hadden nog niet echt door wat hij met heel afgelegen bedoelde, meneer Wemel echter wel.
‘Harry de situatie is hier nogal veranderd. Jeweetwel heeft de boel hier overgenomen. De meeste oude ordeleden zijn gevangen, slechts enkelen zijn gedood.’ Ron onderbrak meneer Wemel nogal ruw.
‘Vertel hem over Malfidus pap, vertel wat die eikel heeft gedaan.’ Er verschenen tranen in meneer Wemel zijn ogen en het was duidelijk dat meneer Wemel niet verder kon praten. Daarom nam Lupos nu het woord over. Hij had al die tijd er nogal afwezig bij gestaan.
‘Harry 4 jaar geleden is mevrouw Wemel en Ginny gedood door Malfidus samen met een dertigtal dreuzels.’ Niet echt tot hem doordringend wat Lupos had gezegd antwoordde hij met een monotone stem.
‘Ginny en mevrouw Wemel gedood………. Door Malfidus?’ Pas op het moment dat hij het woord Malfidus uitsprak drong werkelijk tot hem door wat Lupos had gezegd.
‘Malfidus heeft drie jaar geleden Ginny gedood?’
‘Vier jaar geleden, Harry. Je hebt hem dus niet acht jaar geleden gedood.’ Lupos zei nog meer maar dat drong niet meer door tot hem. Hij kon nog alleen maar woede voelen een withete woede dat door zijn bloed begon te razen en hem een ongelofelijke drang om te moorden gaf. Door zijn tranen die nu in stromen over zijn gezicht gingen zag hij de wazige keuken die eens van zijn peetvader was geweest. Hij had er genoeg van om de held te zijn. Om aardig tegen iedereen te zijn, hij wilde nog maar één ding en dat was wraak. Doelbewust stond hij op en liep naar de keukendeur, met nog maar één gedachte, wraak.
***********************LUPOS*******************************************
Met een schok zag hij de wond die zijn woorden bij Harry aanbrachten. Een wond die ongeneesbaar zou zijn. Op dat moment besefte hij pas wat Ginny voor Harry betekende. Waarschijnlijk was Ginny zelfs meer voor hem gaan betekenen dan Sirius.
‘Harry waar denk je dat je heen gaat.’ De stem van meneer Wemel doordrenkt met verdriet haalde hem uit zijn schok. Geschrokken zag hij dat Harry op het punt stond om de keukendeur te openen.
‘Harry als je een voet daarbuiten zet zullen ze je vermoorden.’ Lupos schrok van het antwoord dat Harry gaf. Zo emotieloos.
‘Ik dood hen eerder dan zij mij.’
‘Zonder hulp?’ Lupos wist dat zijn antwoord onzin was, dat Harry kon zonder moeite het hele Grimboudplein kon opblazen.
‘Ik heb geen hulp meer nodig.’
‘Waar wil je dan naartoe.’ Ron had zich weer in het gesprek gemengd en keek zijn vriend geschrokken aan.
‘Waar Voldemort en Malfidus zijn.’
‘Denk je werkelijk dat je Voldemort kan vinden?’
‘Ik zal hem vinden?’
‘Hoe dan?’
‘Door zijn dooddoeners te volgen.’ Vandaar nam Lupos het gesprek weer over van Ron.
‘Harry als je Voldemort wilt vinden zul je naar het grijze gebied moeten. Als je Voldemorts betovering daar kan opheffen komt hij vanzelf.’ Hij wist niet waarom hij deze informatie gaf die zeker tot Harry’s dood zouden leiden.
‘Bedankt Lupos.’ Harry pakte de deurknop vast en draaide die om.
‘Harry, je kan niet zomaar gaan. Blijf tenminste één dag hier.’ Langzaam draaide Harry zich om waardoor in Harry’s ogen kon kijken het waren de ogen van een oude man.
‘Ginny was de enigste reden waarom ik ben teruggekeerd, ik heb nu geen reden meer om hier te blijven.’ Het leek wel alsof Harry schrok van zijn eigen woorden. Hij deinsde letterlijk een stap achteruit en gooide de keukendeur open en stapte naar buiten.
*******************************HARRY*************************************
Geschrokken bleef hij op de gang staan. Nu pas drong het werkelijk tot hem door waarom hij was teruggekeerd. Niet om Voldemort te verslaan, maar vanwege Ginny. Pas na een paar seconden zag hij de jonge vrouw die een toverstok op hem gericht hield.
‘Ik doe je niks vrouw, stop die stok maar weg.’
‘Ik weet niet hoe je kon ontsnappen maar het zal geen tweede keer gebeuren.’
‘Klassar doe niks, hij is niet wie je denkt.’ Of Klassar gehoor had willen geven aan Lupos woorden zou hij nooit weten. Hij had al zijn toverstok gepakt en de vrouw genaamd Klassar ontwapend.
‘De volgende keer dat je een toverstok op mij richt ben je er geweest.’ Een dodelijk geschokte vrouw achterlatend liep hij naar boven om te kijken of zijn oude slaapkamer nog vrij was.
‘Harry waar ben je mee bezig.’ Ron was hem achterna gelopen en keek hem woedend aan.
‘Ik ga naar boven, ik heb besloten één nacht te blijven.’ Hij wist niet precies wanneer hij had besloten pas morgen te vertrekken.
‘Besef je wel wat je net tegen die vrouw hebt gezegd.’ Een diepe zucht ontsnapte uit zijn keel, na alles wat Ron had meegemaakt begreep hij nog steeds niet hoe het was om iedereen om je heen te verliezen. Niemand kon dat begrijpen.
‘Misschien wel beter dan die vrouw zelf.’
‘Wat is dat nu weer voor een antwoord.’
‘Dat je niet veel van mij weet Ron.’ Zijn woorden kwamen er nogal verveeld uit wat absoluut niet zijn bedoeling was, hij had gewoon geen zin om al die vragen te beantwoorden. Hij had acht jaar lang uitgekeken naar gezelschap en nu hij gezelschap had wilde hij niets liever dan alleen zijn.
‘Harry ik weet niet wat er de afgelopen acht jaar met je is gebeurd, maar dit is niet mijn vriend waar ik 7 jaar lang plezier mee heb gemaakt op Zweinstein.’ Met pijn in zijn hart zag hij Ron met tranen in zijn ogen weglopen. Verdrietig liep hij naar boven, hij had zijn terugkomst toch iets anders voorgesteld. Maar misschien was het wel beter zo, was het straks makkelijker.
*****************************************RON******************************
Verdrietig na zijn zeer kort gesprek met Harry liep hij naar terug naar de keuken waar Lupos en Klassar in een heftige discussie waren verwikkeld die abrupt werd afgebroken toen hij binnenstapte. Na een ongemakkelijke stilte nam Lupos het woord.
‘Het gesprek met Harry ging zeker niet goed.’
‘Ik weet het niet, het lijkt wel alsof hij ons niks durft te vertellen.’ Triomfantelijk nam Klassar het woord.
‘Niet durft, ik denk eerder niet wilt. Dat hij niks verteld is een bewijs dat hij van partij is gewisseld.’ Verbaasd keek Ron Klassar aan. Ondanks dat Harry niet dezelfde als acht jaar geleden was wist hij zeker dat Harry geen dooddoener was.
‘Je hebt Harry nooit gekend anders zou je zoiets niet zeggen.’
‘Misschien is dat wel uiteindelijk mijn redding.’ Ron voelde zijn verdriet omslaan in woede. Hoe kon zij zo over Harry praten. Zijn eigen woede was echter niks vergleken met de harde woorden die de normaal zo rustige Lupos uitte.
‘WIE DENK JE WEL DAT JE BENT. WEET JE WEL WAT HARRY ALLEMAAL HEEFT OPGEOFFERD!’ Geschrokken van Lupos uitbarsting deinsde Klassar achteruit. Net op het moment dat hij zich bij Lupos geschreeuw wilde voegen kwam zijn pa opnieuw de keuken binnen.
‘Lupos rustig, LUPOS!’ Verbaasd keek Lupos zijn pa aan alsof hij nu pas besefte dat Athur terug was.
‘Klassar het lijkt me verstandig dat je even met Harry gaat praten misschien verteld hij jou wel wat hij van plan is.’ Verbaasd keek hij zijn pa aan. Hoe kon hij nu verwachten van Harry dat hij alles aan een wildvreemde zou vertellen. Wat hem echter nog meer verbaasde was dat de altijd zo bazige Klassar, zonder commentaar, het advies van zijn pa opvolgde.
‘Zo Lupos, Ron. Ik zou het op prijs stellen als jullie een maaltijd voor 40 man klaarmaken. Ik heb iedereen eindelijk zover gekregen dat ze de ontruiming staken.’ Nog voordat zijn pa was uitgepraat was hij alweer de keuken uitgelopen.
Zwijgend begonnen hij en Lupos het eten klaar te maken. Ze raakten echter al snel in een gesprek verwikkeld, hij vertelde Lupos dat hij die dag zijn vrouw en kind was verloren. Het luchtte hem op dat hij er voor het eerst die dag uitgebreid bij stil kon staan.
Een paar uur later hadden ze het echter te druk om nog te praten. Steeds meer ordeleden kwamen binnen om te eten. Als één van de laatste kwam Klassar binnen. De stemmen vielen stil zodra zij binnenstapte, iedereen wist dat ze van Harry Potter afkwam. Een jongen die hij een paar keer eerder had gezien stelde de vraag die op ieders lippen brandde.
‘en?’
‘Hij vertrekt morgen weer, ik geloof hem.’
‘Is dat alles wat je in drie uur hebt besproken?’ Het was weer diezelfde jongen die nogal opgewonden keek alsof hij een mooi sprookje verwachte.
‘Wat Harry mij heeft verteld gaat je niks aan.’ Klassar reageerde nogal fel waardoor de jongen rood van schaamte aanliep. Enkele oudere ordeleden waren echter niet zo snel uit het veld geslagen.
‘Was is Harry van plan?’
‘Niks dat de moeite waard is om te vertellen.’
‘Helemaal niks?’ Een vierde persoon had zich in woordwisseling gemengd.
‘Helemaal niks.’
‘Ge zijt toch niet onder de imperius vloek, hé?’
‘Nu is het genoeg! Hebben jullie niks beters te doen?’ Het was duidelijk dat Klassar geïrriteerd begon te raken wat ook wel begrijpelijk was. De ordeleden gingen echter onverstoord verder.
‘Nee’
‘Wel ik dus wel!’ Woedend stapte hun leider naar buiten. Een te nieuwsgierige groep achterlatend.
**************************************LUPOS*******************************
Nadat Klassar naar buiten was gelopen moest hij gewoon even naar buiten. Hij was geschrokken door Klassar antwoorden. Hij kon in haar ogen zien dat ze niks durfde te vertellen omdat ze bang was dat ze Harry in gevaar kon brengen. Dat kon maar één ding betekenen, Harry zou morgen naar het grijze gebouw gaan. Vermoeid liet hij zich tegen de muur zakken.
Na al die tijd was Harry eindelijk terug en alleen maar op te laten zien dat hij afstand van hen had genomen. Alsof dat nog niet genoeg was ging Harry de volgende dag zijn eigen dood tegemoet. Hij wist het niet meer. Hij voelde hoe iemand naar hem toe kwam lopen en wist dat het Klassar was.
‘Ik heb je hulp nodig.’ Hij was verbaasd dat Klassar hem om hulp vroeg. Ze stond erom bekend dat ze niemand om hulp vroeg.
‘Ik luister.’
‘Ik verwacht een aanval, al die tovenaars die hier vandaag als idioten hebben rondgerend moeten wel de aandacht hebben getrokken.’ Hij had zelf ook al die conclusie getrokken en het kwam hem dus niet als een verrassing.
‘Het zat eraan te komen, we hebben teveel jonge onervaren leden.’
‘Die jongeren zijn nog de enigste die hun nek willen uitsteken. Maar daar gaat het niet om. Het is gebeurd en moeten maatregelen treffen. Zou jij de volgende taken onder de oudere ordeleden willen verdelen? Zij spreken wel weer de jongeren aan.’ Klassar duwde een stuk perkament in zijn hand.
‘Denk je dat ze naar me willen luisteren?’
‘Je hebt meer gezag dat je zelf ooit hebt willen toegeven. Als je in de vergadering spreekt is iedereen stil.’
‘De laatste keer dat ik een vergadering heb gesproken was 2 jaar geleden.’ Zelf vermoede hij dat de jongere ordeleden hem niet eens kende.
‘Sindsdien hebben de ouderen alleen maar meer respect voor je gekregen.’ Hij zuchtte diep, dit haatte hij nu zo aan Klassar ze wist altijd iedereen over te halen een klusje voor haar te doen.
‘Ik zal het proberen.’
‘Niet proberen, gewoon doen.’ Daarmee was de zaak voor haar afgedaan en liep ze weg.
‘Klassar je beseft toch wel dat als Harry faalt, het voor ons is afgelopen.’ Een lange tijd bleef het stil voordat Klassar antwoord gaf.
‘Dat besef ik te goed Lupos………….. te goed.’ Daarna liep ze vlug weg alsof ze bang was om over Harry’s dood na te denken. Voor zichzelf durfde hij nu pas toe te geven dat hij doodsbang was voor de gevolgen van Harry’s dood.
***************************************HARRY*****************************
Hij voelde zich kalm na zijn gesprek met Klassar. Ondanks dat ze geen goede luisteraar was en hem wel honderd keer had onderbroken voelde hij zich opgelucht. Hij had zijn verhaal kunnen doen en tenminste één ordelid wist wat hij van plan was. Daarnaast wist hij zeker dat Klassar haar mond niet voorbij zou praten. Vermoeid liet hij zich op zijn bed zakken het zou morgen een lange laatste dag worden.
**********************************RON*************************************
Na een onrustige nacht liep hij naar boven om Harry te wekken voor het ontbijt. Het viel hem op dat iedereen zenuwachtig bezig was alsof ze iets verwachte. Niet dat hij zich druk maakte, als er iets aan de hand was zou Klassar hem wel op de hoogte brengen. Zachtjes klopte hij op Harry’s deur. Aangezien er geen reactie kwam klopte hij nog wat harder.
‘Harry! Opstaan het ontbijt staat klaar’ Omdat er nog steeds geen reactie kwam duwde hij de deur open en zag een leeg bed. Meteen besefte hij dat Harry alweer vertrokken was. Alsof Fred en George hem met een spin achterna zaten rende hij naar beneden waar hij tegen zijn pa opbotste.
‘Ron rustig…’
‘Pa Harry is weg’ Hij zag verbijstering op zijn vaders gezicht verschijnen.
‘weg?’ Enigszins geërgerd dat zijn pa zo langzaam van begrip was verduidelijkte hij de boel iets.
‘Wel zijn bed is leeg dus ik neem aan dat hij er niet meer is.’ Dit keer was het zijn vader die haast kreeg. Met dezelfde snelheid als Ron omlaag rende, rende hij omhoog. Ondertussen liep hij zelf op een iets rustiger tempo naar de keuken. Daar aangekomen draaide iedereen zich naar hem om, omdat ze Harry achter hem verwachtte. Op een manier alsof het een alledaagse mededeling was bracht hij het nieuws.
‘Harry is alweer vertrokken.’ Sommigen reageerde geschokt andere verbaasd en een paar zelfs opgelucht. Twee personen reageerde echter helemaal niet: Lupos en Klassar.
‘Lupos weet jij hier meer van?’
‘Ik weet hier net zo min van als jouw Ron, al zag ik het wel aankomen.’ Daarna pauzeerde Lupos even alsof hij diep nadacht en ging toen verder.
‘Ik ben ervan overtuigd dat Klassar je de benodigde toelichting kan geven.’ Meteen viel al het geroezemoes weg, als Klassar sprak was het stil.
Klassar wachtte lang met haar antwoord, wat hoog ongebruikelijk was.
‘Ik weet inderdaad het nodige Lupos, maar ik heb beloofd niks te zeggen. Wel had ik graag gehad dat Ron met vier anderen naar het Thanathos ging.’ De helft deinsde achteruit na het horen van jeweetwels meesterwerk. Zelf was hij niet het minste geschokt om te horen dat Klassar hem daar naartoe wilde sturen.
‘Wilt u me soms dood hebben?’ Op het moment dat hij dat vroeg stapte meneer Wemel de keuken binnen. Hij scheen onmiddellijk te begrijpen waar Klassar en Ron het over hadden.
‘Ron gaat daar niet naar toe, ik verbied het hem als zijn vader. Ik wil niet mijn laatste familielid verliezen.’ Voor het eerst sinds Molly gevangenschap hoorde hij zijn pa er iets over zeggen.
‘Die keuze is niet aan u, meneer Wemel. Ron, Harry zal je daar nodig hebben. Al wil hij niet hebben dat iemand hem volgt. Hij zal daar vandaag Voldemort treffen.’ Hij zag de verbijstering op de gezichten rondom hem na het nieuws van Klassar dat Harry was vertrokken om Voldemort te zoeken.
‘Gelooft hij werkelijk dat hij Voldemort kan verslaan?’ Het was Lupos die op zijn oude manier van doen deze vraag stelde.
‘Nee dat denkt hij niet………. Hij ziet het als zijn plicht.’ Het was duidelijk dat Klassar veel respect voor Harry had gekregen. Op dat moment besefte hij dat Klassar geen andere keus had dan Harry enige steun te sturen. Zij moest op een manier laten zien dat het verzet de grote Harry Potter zou steunen. Zijn beste vriend voor zeven jaar.
‘Ik ga, ik neem vier vrijwilligers mee. Zijn die er niet dan ga ik alleen.’ Het eerste dat hij zag na zijn woorden waren de verbijsterende ogen van zijn pa. Gevolgd door het opgeluchte gezicht van Klassar.
‘Ik sta bij je in het schuld.’
‘Pindakaas met Boter, IS DAT ALLES WAT JE KAN ZEGGEN. JE STUURT MIJN LAATSTE ZOON DE DOOD IN EN DAT IS JE ANTWOORD.’ Zijn vader draaide helemaal door vanwege de gedachten dat hij zijn laatste zoon zeer waarschijnlijk zou verliezen.
‘Pap, we hebben geen keus. Ga mee dan maken we het samen af.’ Zijn pa was echter niet meer zichzelf en schreeuwde alle ellende van de afgelopen jaren eruit.
‘Ron laat mij even met je pa praten. Hij heeft dit even nodig.’
Lupos was opgestaan en tussen hem en zijn pa in komen te staan waardoor hij zijn pa niet meer kon zien maar wel horen. Hij besefte dat hij zijn pa nooit tot bedaren kon brengen en liep met hangende schouders weg, de rest volgde hem geschokt. Voordat de keukendeur dicht viel hoorde hij nog net de laatste verwensing van zijn pa aan het adres van Klassar.
‘RUSTIG! Die teef heeft zojuist mijn laatste zoon vermoord.’
Eenmaal buiten gehoorsafstand nam Klassar het woord.
‘Ron, neem vier jongeren mee. De ouderen die durven heb ik hier nodig. Ik verwacht een aanval van dooddoeners na de drukte van gisteravond.’
‘Vier jongeren?’ Hij was verbaasd om te horen dat hij naar het gevaarlijkste stukje van de wereld met vier onervaren tovenaars zou moeten gaan.
‘Heel goed Ron, dus dat is geregeld.’ Klassar dacht schijnbaar dat hij dat stukje had herhaald ter bevestiging.
‘Heel goed? Besef je wel hoe weinig kans ik heb met slechts vier jonge tovenaars?’
‘Net zoveel kans als met vier afgestudeerde schouwers, het hangt niet van jullie af maar van Harry.’ Nu pas drong het pas tot hem door dat ze daar alleen maar naartoe gingen als ooggetuigen. Dat ze geen invloed in de strijd hadden.
‘Ik begrijp het, over een uur vertrekken we.’ Nu de waarheid echt tot hem doordrong was het voor hem nog moeilijker om vier andere tovenaars te ronselen. Ze glorie te beloven terwijl dood op hen wachtte.
Twee uur later stond hij klaar met een groep tovenaars waarvan de meeste nog geen 18 waren. De gezichten stonden angstig, ze stonden hier alleen maar omdat ze dachten eeuwige roem te kunnen behalen door een gevecht met dooddoeners aan te gaan. Hij voelde zichzelf schuldig dat hij de trots van die jongens nog wat had aangewakkerd. Als één van deze jongens zou sterven zou hij het zichzelf nooit vergeven. Nu wist hij een beetje hoe zijn vader zich moest voelen toen hij hoorde dat hij naar het grijze gebied zou gaan. Uiteindelijk had zijn pa zich bij de beslissing van Klassar neergelegd, al was het met grote onvrede. Lupos was als enigste gekomen om hen uit te zwaaien. De rest was bezig het gebied rondom het Grimboudplein 12 te beveiligen. Hij had ook nog enkele laatste aanwijzingen meegekregen van Klassar.
‘Ron, Klassar wil hebben dat je, je alleen in het gevecht mengt als er een kans is om te overleven. Anders moet je verdwijnen. Kom niet hiernaartoe, maar duik onder.’ Hij vond het een ironische gedachte om onder te duiken als hij niks meer had om voor te leven.
‘Hermelien zit in dat gebouw Lupos. Denk je werkelijk dat ik me kan omdraaien met de wetenschap dat Hermelien daar gevangen zit.’ Er verscheen een gekwelde uitdrukking op Lupos gezicht.
‘Jaag niet die jongens onnodig de dood in vanwege de gedachte aan Hermelien.’ Hij wist dat Lupos gelijk had. Tegelijker tijd wist hij ook dat hij nooit alleen kon toekijken met de wetenschap dat Hermelien en zijn beste vriend zouden sterven. Toch stelde hij Lupos gerust dat hij terug zou komen als er geen hoop zou zijn.
‘Ga dan en zorg ervoor dat er wordt gezegevierd.’ Het was Klassar die op het laatste moment toch nog was komen kijken om te zien we ze de dood in jaagde. Met een laatste knik naar Lupos verdwijnselde hij naar het grijze gebied.
***********************************LUPOS**********************************
‘Ze zijn vertrokken.’ Walgend draaide hij zich om naar Klassar.
‘Als we vandaag overleven vraag me dan nooit meer iets, maar dan ook helemaal nooit.’ Hij was woedend om Klassar. Hij was ervan overtuigd dat Klassar niks had gedaan om Harry tegen te houden, eerder gestimuleerd. Nu stuurde ze ook nog Ron de dood in met 4 jongens waarvan het leven pas net was begonnen.
‘Lupos, je snapt het niet.’
‘Als ik net zo als jou moet worden om het te snappen. Nee, dan liever niet.’ Hij wist dat hij Klassar diep gekwetst had, het deed hem echter niks. Hij had vandaag definitief iemand verloren die hij als zijn zoon zag. Dat deed hem meer pijn dan hij ooit had gedacht. Boos en verdrietig tegelijk liep hij weg van Klassar. Hij had beloofd om de verdediging van het Grimboudplein 12 op zich te nemen en dat was dan ook het laatste dat hij deed voor de orde. Binnen trof hij Athur aan die aan het momperen was op een meisje die schijnbaar een verdediging niet goed had opgezet. Net toen hij aan Athur wilde vragen of alles was uitgevoerd kwam Kratesos naar binnengerend.
‘Waar is Lupos ik moet hem spreken.’ Hij zag helemaal bleek en stond op instorten.
‘Rustig Kratesos, hier ben ik. Wat is er.’
‘Ze ze zijn er. De buitenste ring is meteen gevallen. Het zijn er minstens honderd.’ Geschrokken keek hij Kratesos aan. Zo vroeg had hij ze nog niet verwacht.
‘Hebben de dooddoeners al aangevallen?’ Kratesos knikte en sprak hijgend zijn laatste zin uit.
‘Ze worden geleid door een oude vrouw.’ Na die laatste woorden viel hij op de grond. Getroffen door de vloek des doods in zijn rug. Meteen was het één grote chaos. Verschillende leden van de orde waren op het geroep van Kratesos afgekomen en probeerde zich nu te verschuilen. Vloekend trok Athur naast hem zijn toverstok. Zelf had hij zijn toverstok al in zijn hand voordat Kratesos op de grond viel.
‘AVADA KEDAVRA!’ Doordat hij net op tijd werd weg geduwd door Klassar miste de spreuk hem op een haartje. Nu had hij wel gezien waar de spreuk vandaan kwam, in een hoek zag hij iemand gehurkt achter de paraplubak zitten.
‘PARALITIS’ Door de spreuk van Klassar was de persoon achter de paraplubak gedwongen om weg te duiken waardoor hij het gezicht kon zien.
‘DAAN?’ Stomverbaasd was hij toen hij het gezicht van Daan achter de paraplubak zag.
‘Heel goed ouwe man!’ Rondom hem was iedereen verscholen en waren gestopt met vervloekingen afvuren. Te geschrokken om de persoon die ze als belangrijk lid van de orde beschouwde tegen hen gekeerd te zien.
‘Waar ben je in godsnaam mee bezig.’ Hij moest weten waarom Daan dit deed, anders kon hij hem niet vervloeken. Dat wist hij zeker.
‘Waarom?’ Dat woord werd op zo’n aparte toon uitgesproken waardoor hij meteen wist dat Daan was doorgedraaid.
‘Denk je eens in hoe rijkelijk de heer der Duister me zal belonen als hij het Grimboudplein in puin zal aantreffen. Die persoon zal meer geëerd worden dan welke dooddoener dan ook.’ Dat was het laatste dat hij Daan hoorde zeggen, in zijn toespraak was hij iets te ver omhoog gekomen waardoor verschillende ordeleden de kans zagen om hem te vervloeken. Twee rode en drie paarse stralen raakte zijn hoofd, met een geschokte blik viel zijn toverstok uit zijn krachteloze hand. Kort daarna volgde zijn lichaam zijn toverstok.
Geschokt keek hij toe hoe twee ordeleden over het lichaam bogen en bevestigde dat Daan was gestorven. Veel tijd om er bij stil te staan had hij niet want de dooddoeners waren gearriveerd. Het laatste gevecht was begonnen.
************************************HARRY********************************
Het was nog pikkenduister toen hij verdwijnselde naar het grijze gebied, Tanathos noemde Klassar het. Hij had zichzelf geïnstalleerd op een heuvel en keek omlaag. Beneden zag hij niks specials behalve een oude lelijke fabriek van dreuzels. Hij wist echter dat er meer moest zijn. Hij bleef er maar naar staren en uiteindelijk ontdekte hij verschillende bezweringen met daarover weer andere bezweringen. Hoe langer hij keek hoe meer bezweringen hij zag. Iedere millimeter grond was bedekt met spreuken. Het begon op de weg met spreuken om dreuzels weg te houden en vanaf het hek waren bezweringen om tovenaars buiten te houden. Vanaf de muren veranderde de bezweringen echter, na een tijdje zag hij dat het geen bezweringen waren om mensen buiten te houden maar om binnen te houden. Hij begon zich toch behoorlijk zorgen te maken om zijn gevecht met Voldemort. Als hij zoiets kon oprichten moest zijn macht zijn verdubbeld met 21 jaar geleden. Toch zou het geen probleem voor hem zijn om de zwaarste bezwering op het hek weg te nemen. Het zou echter heel Engeland wakker schudden en daarmee alle dooddoeners in de hele wereld oproepen. Hij had echter geen keus er was maar één manier om het hek weg te krijgen. Het duurde echter nog tot het middaguur eer hij zichzelf zo ver kreeg om op te staan en naar onder lopen. De zenuwen gierde door zijn lichaam toen hij naar onder liep. Het liefste zou hij heel hard zijn weggerend en terug gaan naar Roemenië waar hij zich alleen zorgen hoefde te maken om het eten. Hij hoefde echter maar even aan Ginny, Sirius of zijn ouders te denken om al zijn twijfel opzei te zetten.
Onder aangekomen riep hij een donkerblauw schild op, dat om hem heen pulseerde. Diep in zichzelf gekeerd begon hij een eeuwenoude spreuk uit Roemenië op te roepen. Het was oermagie waarbij de innerlijke kracht er meer toe deed dan de spreuk en beweging die je er bij maakte. Het risico was echter ook groot, want als je te ver door ging kon je, je complete energie in enkele seconden opmaken en daarmee je eigen dood veroorzaken. Voordat hij zich volledig overgaf aan de magie bedacht hij nog dat hij behoorlijk wat macht moest uitstralen. |
|
|
  |
 |
Unknown
Dreuzel

Verdiend:
45 Sikkels
Woonplaats: somewhere in the universe
|
Geplaatst:
Vr Dec 30, 2005 10:27 |
 |
***************************************RON********************************
Ze waren met z’n vijven verschijnseld naar Lupos oude uitkijkplaats. Vandaar hadden ze een goed uitzicht over het grijze gebied. Er was nog geen beweging merkbaar beneden, wat erop duidde dat Harry nog niks had ondernomen. Onrustig gingen ze zitten op de uitkijkplaats en wachtte af. Pas na een paar uur vlak voordat de zon zijn hoogste punt bereikte kwam er beweging. Daarvoor had hij zichzelf al tien keer afgevraagd of Harry niet al gefaald had. De beweging beneden bevestigde echter Klassar vermoeden dat Harry niet rustig Voldemorts meesterwerk omlaag zou halen.
Het leek wel of Harry helemaal niet bang was en gewoon een middagwandelingetje in de zomerzon aan het maken was. Zonder verdedigen en kalm liep hij naar beneden. Pas toen hij op de weg stond riep hij een vorm van verdediging op. Rondom hem verscheen een blauwe gloed waardoor zijn gezicht niet meer te onderscheiden was. Hij liep tot vlak voor het hek waar hij wel enkele minuten zonder te bewegen voor bleef staan. Hij hoorde de jongeren verbaasd mompelen hij reageerde er niet op, omdat hij te gefascineerd was door wat er beneden gebeurde. Van binnen die blauwe gloed waar Harry zich moest bevinden kwamen allemaal dunne goudgloeiende draden die zich over het hele hekwerk wikkelde als klimop.
Terwijl er meer en meer draden vanuit de blauwe gloed tevoorschijn kwamen gingen de oudere draden steeds strakker rondom het hekwerk zitten. Na een paar seconden een wervelende lichtshow aanschouwd te hebben werd het licht zwakker en zwakker totdat het volledig verdwenen was op een dunne blauwe gloed na waarin het midden Harry stond. Net toen hij dacht dat wat Harry ook van plan was mislukt was en hij een stukje omhoog kwam werd het complete hekwerk opgeblazen. Door de kracht van de explosie begon de rots te scheuren en brokken van wel een meter doorsnee tuimelde omlaag. Harry had zich echter nog steeds niet bewogen. Hij bevond zich op een klein eiland met daar omheen diepe afgronden. Geschrokken keek Ron naar Harry die niet leek te merken dat rondom hem diepe afgronden waren, die steeds smaller werden. Zonder erbij na te denken riep hij naar Harry.
‘Harry, het eiland wordt kleiner!’ Als antwoord kreeg hij een rij knetterende vloeken van Harry te horen en draaide hij zich om.
*******************************HARRY*************************************
Hij was stomverbaasd dat hij geen weerstand voelde toen hij zijn spreuk eenmaal had voltooid. Het hek verdween eenvoudigweg toen hij een beetje kracht zette. Nog verbaasder was hij dat alle tekenen van magie verdwenen tegelijkertijd met het hek. In plaats daarvan verschenen er diepe afgronden. Stomverbaasd staarde hij ernaar en besefte dat hij precies in het midden stond op een klein eilandje. Op het moment dat hij een stem achter hem hoorde besefte hij wat Voldemort had gedaan. Vloekend draaide hij zich met getrokken toverstok om en zag Ron staan.
‘Pindakaas met Boter Ron wat doe jij hier.’ Hij merkte dat Ron een nogal geschokte uitdrukking op zijn gezicht had waardoor zijn boosheid onmiddellijk verdween.
‘HARRY, DE GROND’ Verbaasd keek hij opnieuw om zich heen en zag dat het eilandje een stuk kleiner was geworden. Opnieuw vloekend wees hij zijn toverstok op het bos achter Ron en sprak de spreuk:
‘Accio boomstronken’ Drie grote bomen werden ontworteld en kwamen aanvliegen. In hun vlucht ontdeed hij de bomen van de zijtakken en maakte ze wat platter. Toen ze eenmaal boven het ravijn zweefde plakte hij de drie bomen aan elkaar, waardoor er een lange brug verscheen. Vlug sprong hij erop en rende naar Ron toe. De veiligheid tegemoet. Nog voordat hij bij Ron was verdween ook het laatste stukje grond van het eiland. Toen hij eindelijk van de brug was stapte hij met een grijns van opluchting op Ron af. Zijn grijns verdween echter als sneeuw voor de zon toen hij in het geschokte gezicht van Ron keek. Ron’s ogen staarde langs hem in het niets.
Razendsnel draaide hij zich om en zag achter hem een gigantische doodskop, met in het midden een slang erdoorheen, boven het gat zweven. Met een woede die hij slechts één keer eerder had gevoeld, toen Sirius door het gordijn viel, verstevigde hij zijn greep op zijn toverstok. Onbewust mompelde hij nog in zichzelf.
‘Nu is het afgelopen.’ Razendsnel begon hij bewegingen te maken waardoor een kleine goudkleurige vlam te zien werd. Toen de vlam eenmaal geperfectioneerd was stuurde hij hem omhoog recht de doodskop in. Eenmaal in de doodskop begon de vlam te groeien en te groeien totdat de vlam de doodskop uiteen duwde wat een gigantisch vuurwerk teweeg bracht dat in de wijde omgeving te zien was, ondanks het feit dat het klaarlichte dag was.
Toen hij zich opnieuw omdraaide zag hij het verbaasde gezicht van Ron in een lach veranderen. De andere tovenaars die bij Ron stonden keken hem alleen maar met ontzag aan, ontzag dat hij kon missen als kiespijn.
‘Ron zorg dat je beweging in die idioten krijgt. We moeten onmiddellijk naar het Grimboudplein.’ Gelukkig stelde Ron geen moeilijke vragen, maar sprak meteen het groepje tieners aan.
‘Jongens allemaal verdwijnselen naar het Grimboudplein. Daar verzamelen we weer in de keuken.’ Tot Harry’s ergernis hield één jongen de groep alsnog op.
‘We mogen niet met zo’n grote groep verdwijnselen, het is verboden.’ Door dit oponthoud ontschoot hem een klein beetje woede dat hij zorgvuldig op de achtergrond hield.
‘Pindakaas met Boter idioot, als je niet snel bent heb je nooit meer een Grimboudplein om naar terug te gaan.’ Zonder op een reactie te wachten en nog meer tijd te verliezen verdwijnselde hij.
*******************************LUPOS**************************************
Zodra de eerste dooddoeners vervloekingen tegen de muren begonnen te gooien was het duidelijk dat ze onmogelijk in het huis konden blijven. Door de kracht van de vervloekingen begonnen er al scheuren in het plafond te komen. De dooddoeners konden door de bezweringen misschien wel niet binnenkomen, vernietigen konden ze het stenen omhulsel wel. Het deed hem pijn om het bevel te geven het huis te verlaten en de posten buiten in te nemen.
‘Terugtrekken naar buitenste posten.’ Het leek wel alsof hij tegen zichzelf was aan het schreeuwen. Stukken plafond vielen omlaag waardoor iedereen in paniek was en door elkaar schreeuwden. Hij kon onmogelijk boven al dat lawaai uit komen. Totdat hij naar de trap keek en daar even kalm als altijd Klassar zag staan. Met een magische versterkte stem kon ze de aandacht van iedereen trekken.
‘IEDEREEN NAAR ZIJN BUITENSTE POSTEN. DE TAKEN ZIJN VERDEELD JE WEET WAT JE MOET DOEN.’ Vervolgens viel ze een kort moment stil voordat ze verder ging.
‘EN GEEF DEZE KLOOTZAKKEN HUN VERDIENDE LOON!’ Vervolgens verdwijnselde ze met een harde knal. Zonder een ogenblik na te denken verdwijnselde hij ook met zijn post in gedachten. Aan de knallen te horen was hij niet de enigste.
Zodra hij met een plop verschijnselde dook hij weg achter een schoorsteen. Nog geen vijf meter van hem vandaan stond een dooddoener van een meter of twee lang. De plop had de dooddoener wel gehoord maar wist niet waar de plop vandaan kwam. Schichtig keek de dooddoener om zich heen maar hij keek vooral een stuk rechts van hem. Toen de dooddoener nog iets verder naar rechts keek greep Lupos zijn kans, hij sprong achter de schoorsteen vandaan en schreeuwde.
‘Paralitis’ hij trof de dooddoener precies achter de schouderbladen waardoor hij met een bonk neerviel. Nu pas viel hem op dat hij niet de enigste in gevecht was. Overal klonken schreeuwen en vervloekingen, de één harder dan de ander. Om de zoveel tijd zag hij een flits voorbij komen. Toen hij echter over de dakrand keek waarachter hij was verschijnseld schrok hij zich kapot waardoor hij bijna van het dak viel. Zijn instincten voorkwamen echter dat hij naar voren viel. Onder hem zag hij compleet Eastwick uitgemoord. Overal lagen lichamen, jong en oud. Kind en opa langs elkaar. Honden en katten over elkaar heen. Boven ieder uitgebrand huis glinsterde een doodskop met een slang erdoorheen. Hij kwam pas weer tot zichzelf toen een rode lichtstraal hem op een haar mistte en de schoorsteen een meter of twee naast hem in duizend stukken brak. Razendsnel draaide hij zich om en zag voor hem de enigste dooddoener zonder kap staan.
‘Zo Remus, dus je leeft nog.’ Hij werd woedend toen hij het hatelijk gezicht zag van de vrouw die hij het meeste haatte van iedereen.
‘Belatrix.’
‘Zo dus je geheugen heeft je op je oude leeftijd nog niet in de steek gelaten. Dan herinner je, je ook vast nog wel die afvallige neef van mij.’ Hij voelde hoe zijn woede het kookpunt bereikte toen ze hem eraan herinnerde dat zij degene was geweest die zijn laatste vriend had vermoord.
‘Door me aan Sirius te herinneren heb je mijn wraak alleen maar zoeter gemaakt.’ Hij wist dat zijn woorden niet overkwamen zoals zijn bedoeling was. Zijn woedende gezicht verraadde zijn gevoelens. Bellatrix gaf antwoord met een treiterend stemmetje.
‘Dus je gaf ook al om die neef van mij, net zoals die laffe Potter. Kijk eens goed om je heen Remus en kijk hoe de beroemde orde zijn laatste stuiptrekkingen beleeft.’ Tegen zijn wil voelde hij hoe zijn hoofd naar links werd getrokken en werd gedwongen een stuk omlaag te kijken waardoor hij recht op het slagveld keek. Her en der verspreid tussen de dreuzels lagen mensen met mantels, wat ongetwijfeld tovenaars waren. Iets verder naar rechts zag hij hoe een klein groepje wanhopige tovenaars zich rug tegen rug verzette tegen een overmacht aan dooddoeners. Ergens in de cirkel stond Klassar even trots als altijd de ene vervloeking naar de andere af te vuren. Ze waren echter kansloos. De dooddoeners waren ze gewoon uit aan het putten. Met een uiterste wilinspanning draaide hij zijn hoofd weg en keek Bellatrix recht in de ogen. Doordat hij volledig in de macht van Bellatrix was had hij al zijn woede nodig om voldoende kracht te vinden om te spreken.
‘Misschien dat je vandaag ons vernietigd. Maar die halfbloed leider van je zal het uiteindelijk niet redden zoals…’ Ruw werd hij onderbroken door een woedende Bellatrix, waardoor hij toch nog enige genoegdoening vond in het feit dat hij haar tenminste op stang had kunnen jagen.
‘GENOEG, hoe durf je zo over de heer der Duister te praten, met je onnozele weerwolf tong. AVADA KEDAVRA!’ Woede die hij nooit voor mogelijk had gehouden kronkelde in hem toen hij de groene lichtstraal op hem af zag komen. Alles werd koud en grijs rondom hem heen hij kon alleen maar woede voelen. Woede om de machteloosheid om zo simpel uit de weg te worden geruimd door zijn aartsvijand nummer één. Op het moment dat de lichtstraal zijn lichaam raakte klonk er een gesis gevolgd door een keiharde knal. Op de plaats waar de groene straal hem geraakt had was een diepe snee verschenen. Voor de rest was hij volledig in orde. Een paar meter van hem vandaan stond Bellatrix stomverbaasd naar zijn borst te staren, te geschrokken om een nieuwe spreuk af te vuren. Een zachte stem die doordrongen was van haat klonk achter hem op.
‘Zo Bellatrix, dat is lang geleden.’ Snel draaide hij zich om, zonder ook maar een seconden te bedenken dat hij niet langer onder de spreuk van Bellatrix stond. Eenmaal omgedraaid zag hij Harry staan, al leek hij veranderd, vastberadener.
****************************************HARRY****************************
‘Potter, ik verwachte je al.’ Bellatrix stem klonk sarrend. Alsof ze niet besefte dat de onafwendbare vloek zojuist door hem was afgewend.
‘Je verwachte me en toch ben je er niet op voorbereid.’ Het gezicht van Bellatrix liep rood aan nu Harry zo rustig bleef en niet inging op haar woorden.
‘Voor jou heb ik geen voorbereiding nodig. AVADA KEDAVRA!’ Hij was op de spreuk voorbereid dus met een klein rukje aan zijn toverstok verdween de groene lichtflits met een sis gevolgd door een harde knal. Tevreden zag hij dat Bellatrix een angstig gezicht trok.
‘Zo Bellatrix spelen we tegenwoordig geen spelletjes meer?’
‘Crucio!’ Opnieuw blokte hij met speels gemak de spreuk van Bellatrix.
‘Ik dacht dat Voldemort je de spreuken zelf had geleerd, kan je dan niet beter?’ Doordat hij zo zeker van zichzelf was lette hij niet goed op waardoor Bellatrix een niet hardop gesproken spreuk tegen hem aan kon werpen. Haastig wierp hij een diepblauw schild op. Hij was echter enkele tellen te laat, hoewel de spreuk hem niet vol geraakt had liep er een diepe snee over zijn gezicht waar het bloed uit stroomde.
‘Zo ons Pottertje bloed, misschien een kusje van zijn peetvader nodig?’ Bellatrix had haar vertrouwen weer terug en sprak weer met haar kinderstemmetje. Een ongelofelijke woede kwam in hem op toen Bellatrix over zijn peetvader sprak en hij zag Sirius weer door het gordijn vallen alsof het op dat moment gebeurde. Met een grote zwiep en een spreuk in gedachten richtte hij zijn toverstok op Bellatrix.
Ze was kansloos toen zijn spreuk haar eenmaal raakte. Met een gigantische kracht vloog ze achteruit en viel over de rand, midden in de kring dooddoeners die rondom een viertal doodvermoeide ordeleden stonden. Eenmaal op de grond gevallen brak haar toverstok doormidden. De eigenares zelf was echter al dood voordat ze de grond raakte.
Nog steeds woedend stond hij op de rand van het gebouw en riep de krachtige bezweringen rondom het Grimboudplein 12 op. Een gigantische vuurzee verscheen rondom en tussen de dooddoeners. De helft kon nog verdwijnselen voordat de vlammen zich op hen storten. De andere helft verschijnselde al brandend.
Geschokt om de werking van de bezweringen keek hij naar beneden waar in paniek geraakte dooddoeners zo snel mogelijk verdwijnselde. Te geschokt om nog zijn eigen lichaam te kunnen dragen zakte hij door zijn knieën.
‘Harry gaat het!’ Hij hoorde een stem achter hem, maar de woorden drongen niet tot hem door.
‘HARRY!!!!’ Het was Ron die nu eindelijk op het dak was verschijnseld en naar hem toe kwam rennen.
‘Zeg iets in godsnaam iets.’
‘Niet doden tenzij er absoluut geen andere keus is.’ Hij had Perkamentus belangrijkste regel verbroken. Hij was niet beter dan Voldemort.
‘Wat? Hoe bedoel je.’ Hij zag een geschokte Ron naar hem kijken.
‘Dat was het laatste wat Perkamentus me vertelde voordat, wel voordat ik vertrok.’ Het was niet Ron die hem vervolgens antwoord gaf maar Lupos die achter hem, eindelijk uit zijn schok kwam.
‘Perkamentus heeft zelf ook een keer gedood omdat hij dacht dat de situatie hem op dat moment geen andere keus liet. Later besefte hij dat het blinde wraak was geweest dat hem had gedreven. Dat was, pardon is…..’ Hierna stopte Lupos met praten alsof hij niet zeker wist of hij niet teveel vertelde. Op een gegeven moment keek hij echter recht Harry aan alsof hij een beslissing had genomen.
‘Dat is de reden waarom hij niet Voldemort kan vermoorden. Dat is de reden dat hij uiteindelijk heeft verloren.’ Hierna viel een diepe stilte die pas werd verbroken door een zachte plop in de buurt van de ingestorte schoorsteen. Meteen hieven ze alledrie hun toverstok.
‘Lupos hoe heb je dat geflikt?’ Klassar was verschijnseld langs de puinhopen van wat eens een schoorsteen was geweest. Ze was niet ongeschonden uit de strijd gekomen, behalve dat het leek alsof ze een modderbad had genomen zaten er ook verscheidene oppervlakkige sneetjes in haar gezicht.
‘Dat was ik niet.’ Terwijl hij Klassar antwoorden wees hij naar Harry die twee meter bij hem vandaan stond. Nu pas leek het Klassar op te vallen dat Lupos en zij niet de enigste op het dak waren.
‘Harry! Is het gelukt is Voldemort weg?’ Hij voelde zich ongemakkelijk door de opgewondenheid van Klassar. Hoe kon hij haar uitleggen dat hij Voldemort niet had gevonden en al die mensen had vermoord.
‘Ik, eh ik’ Op dat moment werd hij weer de jongen die voor heel de school de sorteerhoed moest opzetten en vreesde dat hij weer naar huis werd gestuurd. Klassar scheen echter net zoals Perkamentus meteen te beseffen wat er was gebeurt en wende zich zonder verdere vragen weer tot Lupos.
‘We houden een feestmaal in de keuken, we hebben slechts 5 gewonden en de bezweringen rondom het huis zijn weer actief, we zijn dus veilig.’ Vervolgens verdwijnselde ze met een harde knal een gelukkige Lupos achterlatend.
Voordat de voorbereidingen voor het feestmaal konden worden begonnen viel er een jonge man met stekeltjes door de open haard.
‘Het is gebeurt, de dreuzels weten het, het is overal op het nieuws.’ Razendsnel werd er een tv. door een onbekende jonge vrouw tevoorschijn getoverd waar vreemd genoeg BBC op stond, ondanks dat de tv. nergens op was aangesloten. Op het beeldscherm was het bezweet gezicht te zien van een presentator.
‘We schakelen nu live over naar London waar onze verslaggever bij de puinhopen van de Londense wijk Irwich staat.’ Terwijl de verslaggever nog de laatste woorden uitsprak verschenen er al beelden van ineengestorte en brandende huizen op het scherm. Boven de stad zweefde een gigantisch doodskop met daar doorheen een slang. Terwijl de gruwelijke beelden voorbij bleven komen leverde de plaatselijke verslaggever commentaar.
‘Volgens ooggetuigen verschenen de aanvallers, die maskers droegen, uit het niets om met een klein voorwerp complete huizen te vernietigen. Enkele personen wisten van één van de aanvallers het wapen af te pakken voordat hij in het niets verdween. Zoals u kunt zien lijkt het nog het meeste op een goed bewerkt stukje hout dat je in de meeste souvenirzaken kunt kopen. Niettemin hebben verschillende van deze stukjes hout voor……’
Iemand van de orde schakelde over naar een andere zender.
‘Het officiële dodental staat tot nu toe op 535 personen, maar zal de komende uren nog zeker toenemen. Zoals u achter mij kunt zien staat heel Londen in brand…..’
Meer hoefde hij niet te horen. Er was geen tijd voor uitstel hij moest nu naar het ministerie waar als hij het goed had Voldemort zijn hoofdkwartier had opgericht.
De hindernissen
Met een plop verschijnselde Harry in het Atrium. Hij had verwacht om het Atrium in een vervallen staat aan te treffen. Toch deinsde hij terug op het moment dat hij de puinhopen zag. De gouden fontein was volledig verdwenen in plaats daarvan stond er een saaie grijze zuil, waar eerst de o zo mooi blinkende liften waren was nu een gigantische mierenhoop van zeker vijf meter hoog. Achter de zuil hing een gigantisch spinnenweb van wel zes meter doorsnee met draden zo dik als zijn onderarm. Iets verder daarachter lagen gigantische rotsblokken al kon hij niet zien waar die rotsblokken vandaan kwamen. Verbaasd keek hij om zich heen. Uiteindelijk richtte hij zijn aandacht op de liften.
Geen andere weg wetend dan de liften liep hij voorzichtig naar het mierennest. Met in zijn gedachten dat mieren een makkie moesten zijn vergleken met Voldemort. Met het voornemen de mieren te verbranden liep hij naar de liften. Het was dan wel jammer voor de mieren maar hij had haast. Het kon tenslotte nooit lang duren eer Voldemort wist dat hij er was, als Voldemort zich tenminste hier schuilhield.
Voordat hij de mierenhoop echt dicht benaderd was, zag hij al dat er iets goed fout zat. De mierenhoop mocht dan gigantisch zijn maar de mieren waren ook gigantisch. Rode mieren, zeker zes keer zo groot als de dikste bosmier die hij ooit had gezien, kwamen in een dikke rij op hem afgerend. Schijnbaar hadden grote mieren ook grotere prooien.
Razendsnel toverde hij een kleine muur van vlammen te voorschijn. De mieren afgeschrikt door de hitte bleven fanatiek langs de muur op en neer rennen. Hij was echter niet voorbereid op het feit dat verscheidene mieren konden vliegen. Als een zwerm hommels vlogen ze over de muur af recht op hem af. Helemaal in paniek vergat hij het vuur omhoog te houden waardoor ook de mieren over de grond bij hem konden. Hij voelde de eerste beet branden toen een mier hem te pakken had, kort daarna voelde hij een gigantische pijn van miljoenen beten, waardoor hij bijna verlangend naar de cruciatus vloek uitkeek. Met de wanhoop in zijn hart stak hij zichzelf en de omgeving in brand. De vlammen waren een welkome pijn vergleken met de duizenden mierenbeten. Hij behield nog net lang genoeg het bewustzijn om een blusspreuk over zichzelf uit te spreken zodra hij geen nieuwe beten voelde. Het laatste was hij zag, voordat hij het bewustzijn verloor, was hoe de mierenhoop in brand stond.
Het was pikkedonker geworden tegen de tijd dat Harry weer bijkwam, hij kon zijn eigen vingers niet eens zien. Hij voelde hoe miljoenen bultjes om de aandacht van krabbende handen vroegen. Gelukkig lag zijn toverstok nog steeds in zijn hand, waardoor hij zich meteen een stuk veiliger voelde en het brandende verlangen om te krabben kon weerstaan. Zachtjes mompelende hij.
‘Lumos’ Door de spreuk verscheen er een beetje licht. Het licht was echter bij lange na niet zoveel als de spreuk eigenlijk teweeg zou moeten brengen. Bij het schaarse licht begon Harry richting de liften te schuifelen, ieder moment verwachte hij dat de mieren weer op hem af zouden vliegen. Doordat hij zo gefocust was op lift viel hem niet op dat het doodsstil was.
Terwijl hij naar de liften strompelde zag hij een spoor van as, van wat vermoedelijk eens mieren waren geweest, de dikste laag as lag echter in de lift. De mierenhoop, eens een paar meter hoog, was nu een dikke laag as geworden van ongeveer tien centimeter. Met kloppend hart stapte hij in de as, ieder moment verwachter hij dat er weer beweging in de as laag zou komen. Snel drukte hij zonder te kijken op een knop. De lift kwam niet meteen in beweging, waardoor hij al dacht dat de lift buiten werking was. Op het moment dat de lift echter in beweging kwam schrok hij zo erg dat hij weer bijna uit de lift was gesprongen. Met luid gepiep en gekraak, dat volgens Harry in zeker een kilometer omtrek te horen was, kwam de lift in beweging.
Nog voordat de lift stilstond was Harry er al uit gesprongen en dook meteen ineen. Ieder moment verwachte hij dat de spreuken hem om de oren zouden vliegen. Er gebeurde echter niks waardoor hij weer voorzichtig omhoog durfde te komen, zichzelf uitscheldend dat hij zo’n grote lafaard was.
Na enkele minuten ronddolen, de ene kamer in de andere kamer uit, had hij geen idee meer waar hij was. Op het moment dat hij de wanhoop nabij was zag hij een gigantisch gedaante in het schemerlicht op hem afduiken. Razendsnel liet hij zich op de grond vallen en rolde naar de muur. Instincten die hij aan jarenlange zwerkbal trainingen te danken had redde hem op dat moment het leven. Net langs zijn lichaam sloten gigantische kaken zich om lucht. Het was Nagini de persoonlijke slang van Voldemort die Harry had aangevallen.
Met het duel in het tweede schooljaar van Zweinstein in gedachte richtte hij zijn toverstok op de slang. Hij gebruikte één van de moeilijkste spreuken die hij had gevonden in de oude boeken van Roemenië. Zover hij wist was er slechts één moeilijkere spreuk en die bestond uit een combinatie van vele spreuken. Terwijl hij met zijn toverstok zwaaide alsof het een zwaard was sprak hij de woorden.
‘Zwadderichs gebloed zeit broken!’ met luid gekraak verscheen er een donkerpaarse lichtstraal uit Harry’s toverstok die de slang vol in de borst trof. Met luid gesis probeerde de slang een tegenaanval in te zetten. Trillend bleef Harry echter staan waar hij stond en bleef de stok als een zwaard op en neer zwaaien. Van tijd tot tijd stond zijn hand even stil alsof hij ergens bleef haken. Op het moment dat de slang definitief naar Harry toe begon te glijden bleek hoe effectief de spreuk daadwerkelijk was geweest. Uit duizenden wonden die ineens verschenen begon zwart bloed te gutsen en daarmee stroomde ook het levensvocht, van misschien wel de trouwste metgezel van heer Voldemort, weg.
Trillend op zijn benen stond hij naar de plakkerige resten van de slang te kijken. Hij had meer dan drie maanden met spreuken geëxperimenteerd om een goede te vinden om een gigantische slang uit de weg te ruimen. Al vanaf het vierde jaar toen Voldemort herrezen was had hij geweten dat hij eerst de slang zou moeten doden als hij Voldemort wilde doden.
Vastberaden keek hij naar twee enorme deuren waar de slang waarschijnlijk uit was gekomen. Met een zekerheid die hij niet kon verklaren wist hij dat achter die deuren de grootste plaag van de wereld was. De meest gevreesde tovenaar ooit, de heer der Duister, heer Voldemort.
Het einde
Met een vaste tred liep hij naar de deuren toe. Nu hij er bijna tegenaan stond zag hij dat de deuren nog op een kier stonden, zich goed slank makend wurmde hij zich naar binnen. Nog voordat hij om zich heen kon kijken sloeg de deur met een harde klap dicht. Geschrokken draaide hij zich om naar de deur, de deur zat potdicht. Tijd om erover na te denken had hij niet. Een sissende stem klonk achter hem, een sissende stem die nog altijd in zijn nachtmerries terug kwam.
‘Dus er is weer een ongenode gast in ons midden. Beroemd en toch niet welkom, lieve dooddoeners mag ik jullie voorstellen aan Harry Potter.’ Nog voordat het eerste woord was uitgesproken had Harry zich al omgedraaid, in de schemerduister zag hij een persoon op een grote stoel zitten, een persoon met roodgloeiende ogen. Hij was verstijfd van angst nu hij na al die jaren weer tegenover Voldemort stond. De verstijving duurde echter niet lang, ineens sprong Voldemort met de toverstok in de aanslag overeind. Tegelijkertijd dook Harry ineen eveneens met de toverstok in de aanslag. Voldemort was de eerste die een spreuk uitsprak.
‘Crucios!’ nog voordat de spreuk doel trof wist Harry al dat die ver langs hem heen zou gaan. Een dooddoener rechts van Harry werd echter vol geraakt. Er klonk woede door in Voldemorts stem toen hij opnieuw sprak.
‘De volgende keer dat je zo’n gedachte hebt Kwast, zal ik geen genade meer kennen!’ Voldemort scheen totaal niet te beseffen dat hij er ook nog stond, Voldemort stond met z’n zij naar hem toegedraaid, niet echt een ideale positie om je te verdedigen. Voordat hij zijn gedachten had afgemaakt, had Voldemort zijn gezicht alweer naar hem toegedraaid. Toen Voldemort opnieuw sprak klonk er totaal geen woede meer in door, alleen maar waakzaamheid.
‘Je vaardigheden zijn toegenomen, echter niet voldoende. LIGIMENS!’
Net zoals bij Sneep had hij ook nu weer het zwevende gevoel. Hij zag echter vlak voor hem het gezicht van Voldemort zoals één keer eerder in het kantoor van Sneep was gebeurd. Hij concentreerde zich volledig op dat gezicht en ineens zag hij geen Voldemort meer alleen een reeks onbekende tekens die op een toverspreuk leken. Voldemort had echter door dat hij in zijn gedachten zat. De spreuk werd opgeheven en zodra hij weer terug in zijn eigen gedachten was viel hij voorover op zijn knieën. In tegenstelling tot Sneep destijds wist Voldemort precies wat hij had gezien. De woedende ondertoon in zijn sissende stem was dan ook onmiskenbaar.
‘Dus je vind mijn spreuken belangrijk. Misschien wel vanwege deze personen.’ Voldemort maakte enkele moeilijke bewegingen met zijn toverstok, vervolgens verdwenen de achterste muren en kwamen er allerlei mensen te voorschijn. De geschoktheid moest duidelijk van zijn gezicht afstralen want er klonk nu plezier in Voldemorts stem door.
‘Ken je modderbloed vriendjes nog? Perkamentus, Griffel wie er zelf een is en natuurlijk de familie Wemel’ Terwijl hij de namen uitsprak verschenen lichamen van mensen, die gekweld uit hun ogen keken, één voor één.
‘Ik had niet gedacht dat ik ooit nog eens Perkamentus raad zou aannemen, ik moet echter zeggen dat Perkamentus gelijk had. Soms is levend erger dan dood.’ Voldemort sprak nog verder, Harry hoorden hem echter niet meer. Hij kon alleen maar in het gezicht van Ginny kijken dat was verschenen bij de woorden van Voldemort. Toen hij in haar ogen keek hoorde hij in zijn hoofd stemmen, stemmen van mensen die onder gigantische pijnen gebukt gingen, maar waar desondanks toch een beetje hoop in doorklonk.
‘Is Potter er?’
‘Is het voorbij?’
‘Is Voldemort verslagen?’ In een razend tempo hoorden hij steeds meer stemmen. Zonder het in de gaten te hebben schreeuwde hij het uit. Meteen verstomde de stemmen en zag hij weer Voldemort vlak voor hem staan. Voldemort keek hem berekenend aan terwijl hij verder sprak.
‘Dus het is nee, je had ze allemaal kunnen redden. CRUCIOS!!’ Doordat hij al heel de tijd een spreuk had verwacht was hij er op berekend. Razendsnel dook hij omlaag en rolde opzij achter een saaie grijze pilaar die een stukje rechts van hem stond. Pas nu het gevecht echt begonnen was keek hij rond in wat voor ruimte hij zich bevond. De ruimte was gigantisch, de ruimte stond helemaal vol met grijze pilaren zonder ook maar één versiering. In de buurt van de deuren waardoor hij naar binnen was gekomen stond een gigantische stoel, eveneens zonder versieringen, waar Voldemort bij binnenkomst op had gezeten. Toen Voldemort weer sprak was het zoals hij Voldemort altijd in zijn nachtmerries zag, een man zonder gevoel, met leedvermaak.
‘Dus je speelt nog altijd verstoppertje, zelfs nu durf je nog niet zoals je vader mij met hoofd omhoog tegemoet te treden.’
‘SILICOS AVIDOS’ Met zijn toverstok recht vooruit was hij achter de pilaar te voorschijn gesprongen. Voldemort had deze actie echter verwacht en stond met zijn toverstok in de aanslag klaar. Tegelijkertijd met Harry sprak hij zijn spreuk uit.
‘AVADA KEDAVRA’ Uit de toverstok van Voldemort kwam een groene straal en uit de toverstok van Harry een gele. Net zoals jaren geleden toen Voldemort net was herrezen troffen ook nu de twee spreuken elkaar in het midden. De reactie was dit keer echter totaal anders. Het waren nu niet twee tegenovergestelde spreuken. Beide spreuken waren bedoeld om te vernietigen.
Met een gigantische reeks ontploffingen botste de twee spreuken tegen elkaar. Het gevolg was verschrikkelijk. Harry en Voldemort hadden allebei een schild opgeroepen. De helft van de toekijkende dooddoeners waren echter te laat en werden levend verschroeid of bedolven onder vallend gesteente. Tegen de tijd dat de rook weer was opgetrokken was de zaal onherkenbaar veranderd. De gigantische zaal was teruggebracht tot een kleine balzaal. Waar eerst de dooddoeners hadden gestaan stond nu een muur. In de muur was niet één klein scheurtje of naadje te ontdekken. Wat hem echter het meeste verbaasde was dat overal tekenen van magie te zien waren. Van bezweringen die oplichten tot lichtflitsen die overal verschenen. Overal verloor de magie echter aan kracht. Alsof ze door iets werden opgezogen. Alle magie behalve de magie waarachter al die bekenden van hem waren opgesloten.
‘Zo het was dus toch geen toeval dat 24 jaar geleden de vloek terugkaatste.’ Hij hoorde Voldemorts stem maar kon Voldemort zelf niet zien.
‘Gelukkig heb ik van mijn fout geleerd. Het nogal duidelijk dat de profetie erop doelt dan één van ons tweeën de ander moet doden. Echter zonder het gebruik van de vloek des doods.’
Onder het praten kwam Voldemort achter één van de weinig overgebleven pilaren vandaan. Hij liep met zijn hoofd een beetje naar voren en zijn ogen zoals altijd tot spleetjes geknepen. Het was duidelijk dat hij zich niet meer zou laten afleiden. Nog steeds naar voren lopend gaf hij een klein rukje aan zijn toverstok. Razendsnel riep Harry een lichtblauw scherm op dat diep doorboog onder de spreuk. Er verschenen zelfs kleine scheurtjes in zijn huid als resultaat van de afgezwakte spreuk. Harry had geen flauw idee wat hij moest doen dus begon hij maar te praten.
‘Dus je kent ook andere spreuken dan dodelijke.’
Eindelijk was Voldemort gestopt met lopen. Ze stonden nog geen 25 meter van elkaar. De één een waakzame houding de ander trots met opgeheven hoofd.
‘Als je wist welke spreuken ik allemaal kende zou je niet zijn gekomen.’ Voldemort liet zijn waakzame houding geen moment meer verslappen. Met een roekeloosheid die hijzelf als zijn enigste kans zag nam Harry opnieuw het woord.
‘Zo spectaculair was je spreuk op deze zaal nu ook weer niet.’ Nog voordat hij was uitgesproken gaf Voldemort opnieuw een rukje aan zijn toverstok. Dit keer was zijn schild niet effectief genoeg en met een gigantische gong boog het schild verder door en spatte het kapot. Onmiddellijk voelde hij overal pijnen. Het voelde aan zoals de cruciatusvloek het enige verschil was dat deze spreuk een diepe snee achterliet in zijn borst. Met veel moeite kon hij weer op de knieën komen. Voldemort keek een stuk al had hij zijn toverstok nog geen millimeter laten zakken. Harry wist dat hij hoogstens nog één kans had om een spreuk op Voldemort af te vuren voordat er een eind aan werd gemaakt. Met een heel klein zwiepje en ‘saratas’ in gedachten richtte hij zijn toverstok op Voldemort. Doordat hij zo verzwakt was kon hij niet goed mikken, waardoor zijn spreuk iets hoger uitkwam dan de bedoeling. Recht in een kruispunt van allerlei bezweringen die nog steeds overal in de zaal pulseerde. Het gevolg was verbazingwekkend zo niet onmogelijk. Hij voelde dat hij begon rond te tollen, met een steeds grotere snelheid draaide hij rond. Het laatste wat hij van de vreemde zaal zag was een Perkamentus die door het dunner geworden schild heen stapte.
Hij had geen flauw idee waar hij was, behalve dat er geen licht was. Meer tijd om uit te zoeken waar hij was had hij niet. Voldemort zat in zijn hoofd.
Onmiddellijk schoten gruwelijke pijnen door zijn lichaam. Schijnbaar waren deze pijnen niks vergleken met de pijnen die Voldemort voelde. Harry hoorde in zijn hoofd Voldemort schreeuwen en krijsen. Het gaf hem een gevoel van voldoening. Ondanks al die pijn genoot hij van de pijn van Voldemort. Zijn vijand die al zoveel van hem had afgepakt. Van hem mocht dit wel tot in den eeuwigheid zo doorgaan.
Toen was het ineens voorbij, hij voelde of hoorde niks meer. Pure zwartheid was er en doodse stilte. Deze nieuwe stilte duurde echter niet lang, snel begon hij weer te draaien. Sneller en sneller totdat hij met een harde smak neerknalde. Meteen was er weer wat licht en hoorde hij een vogel in de verte tjilpen die stil viel op het moment dat er een auto werd gestart. Bij de opkomende zonsopgang zag hij heel in de verte een rookwolk opstijgen, een stuk boven die rookwolk hing echter een doodskop met daardoorheen een slang en daar dan weer een kleine vlam in. Die kleine vlam werd groter en groter en de doodskop werd uit elkaar gereten. Het effect was nog tien keer zo groot als bij het grijze gebied. Met een gigantisch vuurwerk spatte de doodskop uit elkaar, alleen was het geen gewoon vuurwerk. Prachtige lichtgevende vogeltjes schoten van de doodskop weg om vervolgens met een luide knal te veranderen in dwarrelend sneeuw. In het midden van al dat vuurwerk verscheen er een spiraal van goudkleurig vuur, uit die spiraal steeg dan weer heel langzaam een gevest op. Toen Harry nog wat beter keek zag hij dat het gevest een zwaard was en toen het zwaard nog meer omhoog kwam zag hij dat het, het zwaard was dat altijd achter het bureau van Perkamentus had gehangen. Harry besefte meteen wat dit betekende, in tegenstelling tot de rest van de toverwereld die daar nog enkele uren voor nodig had. Al zou hij er nooit achterkomen of dat kwam doordat men het niet durfde te geloven of het gewoon niet wisten.
Het zwaard bleef nog zeker een uur boven de hemel schitteren. Zelfs toen het vuurwerk al lang was afgelopen schitterde het zwaard nog fel boven Londen. Tegen de tijd dat het weer helemaal licht was en het zwaard al een tijdje was verdwenen stond Harry eens op. Te moe om nog te kunnen te verdwijnselen begon hij naar de groep huizen te lopen waar hij enkele uren geleden een auto had horen starten. Een paar honderd meter voordat hij bij de huizen aankwam begonnen ze te bewegen, steeds sneller en sneller gingen de huizen rond draaien. Totdat hij met een harde klap neerviel. Onmiddellijk stopte de huizen met draaien. Maar nu had hij echter de grootste moeite om bij het bewustzijn te blijven. Met veel pijn en moeite draaide hij zich op zijn rug en bracht zijn rechterhand, waarin hij na al die tijd nog steeds vasthield, naar zijn borst. Met verbazing voelde hij dat zijn borst kletsnat was. Met groeiende verbazing bracht hij die hand naar zijn borst en voelde hij dat het bloed was. Daarna liet Harry zijn hand krachteloos langs zijn lichaam zakken en viel zijn toverstok uit zijn hand. In de verte in de buurt van het dorp hoorde hij stemmen. Het laatste wat hij meekreeg voordat hij in de diepte wegzakte was een felle lichtflits.
Zij die vieren
Het eerste wat hij hoorde was een smekende mannenstem.
‘Maar die mensen willen je zien. Je bent twee jaar weggeweest!’ De zware mannenstem werd geantwoord door een meisjesstem.
‘Ik blijf hier, die mensen kunnen nog wel even wachten, ze hebben tenslotte twee jaar zonder mij uitgehouden.’ Een precies dezelfde stem gaf antwoord al kwam die stem van een totaal andere kant.
‘Harry ligt hier misschien nog wel weken, je hebt zijn verwondingen gezien. Normaal gesproken zou iemand zoiets niet eens overleven.’ Harry vond het nu wel goed geweest, hij wilde wel eens zien waar hij was.
‘Langzaam opende hij zijn ogen, hij zag heel wazig. Vlug sprak hij in gedachten een spreuk uit die hij drie jaar geleden had uitgevonden. Een spreuk waar hij geen toverstok voor nodig had. ‘Saratzien’ Onmiddellijk werden de wazige omtrekken scherp. Het eerste wat hij zag was een sterk vermagerde George (of Fred) die smekend naar iemand langs hem keek. Langzaam draaide hij zijn hoofd. Nog voordat hij zijn hoofd helemaal had gedraaid maakte zijn hart al een sprongetje, langs hem zat niemand minder dan Ginny Wemel. Met een geluksgevoel dat hij al een lange tijd niet had gevoeld bekeek hij Ginny met een brede glimlach op zijn gezicht. Ze was net zoals George sterk vermagerde. Toch was ze dezelfde Ginny als acht jaar geleden.
‘Bovendien wil pap ons constant omhelzen en geloof me, mam is erg maar pap is….’ Wat hun pa was zou Harry nooit te weten komen, George had gezien dat hij wakker was en midden in de zin viel hij stil. Alsof Ginny door een angel was gestoken draaide ze zich om. Vervolgens deed ze echter niks, ze keek hem alleen wat onzeker aan. Na een pijnlijke stilte, die niks voor Fred en George was, schraapte George of Fred zijn keel.
‘Wij gaan terug naar pap, we zeggen wel dat je voorlopig nog niet komt.’ Ginny bromde wat ten antwoord en vervolgens viel de deur met een klap dicht. Ze waren alleen. Met een raar draaiend gevoel in zijn maag en klamme handen nam hij het woord.
‘Ginny, ik.’ Vervolgens viel hij weer stil, hij wist niet wat hij moest zeggen. Ginny scheen dat echter aan te voelen want zij boog voorover naar hem drukte haar lippen op die van hem. De kus was veel te kort naar zijn idee. Ginny keek hem echter onzeker aan en nam dit keer het woord.
‘Harry ik.’ Vervolgens viel Ginny stil alleen kwam dat omdat hij nu naar haar toegekomen was en haar kuste. Na een hele lange tijd alleen met Ginny verlieten ze samen de kamer. Met beide in het achterhoofd dat er nog zat tijd voor elkaar hadden.
Het eerste wat hij zag toen hij de kamer uitliep was ‘de vrije profeet’ die op de grond lag. Op de voorpagina stond een levensgrote foto met de tekst.
‘Voldemort verslagen?’
Er was echter iets raars aan de foto. Toen Harry wat beter keek zag hij dat die niet bewoog. Blijkbaar was deze foto niet door een tovenaar genomen. Die wetenschap kwam tegelijkertijd met de kennis dat hij het zelf was die hij zag op de foto. Alleen was hij zo toegetakeld dat hij meer dood dan levend leek. Vragend draaide hij zich om naar Ginny.
‘Zo zag je eruit toen je binnen werd gebracht.’ Het leek er op dat ze nog meer wilde zeggen maar ze werd overstemd door een gillende groep tovenaars. Hij ontdekte een heleboel rood haar in die groep. Met een glimlach op zijn lippen zag hij ze aankomen. Het was weer tijd om echt te gaan leven.
Mijn verhaal is nu af. Hopelijk vinden jullie het iets. Een reactie is altijd welkom! |
|
|
  |
 |
|
|