Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 [AF] What lies beneath my eyes Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Poll :: Wie denk je dat er dood gaat in mijn verhaal?

Niemand
16%
 16%  [ 8 ]
Harry
6%
 6%  [ 3 ]
Nicky
20%
 20%  [ 10 ]
Draco
4%
 4%  [ 2 ]
Voldemort
12%
 12%  [ 6 ]
Sneep
8%
 8%  [ 4 ]
Meerdere mensen
31%
 31%  [ 15 ]
Totaal aantal stemmen : 48


Auteur Bericht
child of the other side
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal

child of the other side is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Dec 02, 2006 15:13 Terug naar boven Sla dit bericht op

...

De Heer siste ongeduldig tussen zijn tanden door en keek me duister aan. Mijn ogen groeiden onmiddellijk en keken de bleke man met afschuw aan. Hij wilde Martens leven, hij wilde Antasha’s leven, hij wilde mijn vrouw en zoons leven!
Er barstte iets in mijn hart en ik begreep opeens veel meer van mijn vorige opdracht. De dreuzelman die zijn leven had gegeven, de rare spreuken die Hij had uitgesproken, de vreemde situatie met de vele veiligheidsmaatregelen, de voorspelling van Antasha en natuurlijk het grote boek van Zalazar Zwadderich. Er was een groot verband tussen al die gebeurtenissen maar de link wist ik nog steeds niet te leggen. Tot nu dan.
“Hun levens…” “Is dat een probleem, Zonderling?” Pas nu merkte ik dat de man dichterbij was gekomen en me doordringend in de ogen aan keek. Hij paste Legilimentie toe maar gelukkig had ik lang geleden geleerd om me daar tegen te beschermen. “Nee, mijn Heer, hun levens zijn niets vergeleken bij uw wensen. Die ik met trots wil vervullen.”

De man deed een stap achteruit en grijnsde breed, zijn spitse en vuile tanden zichtbaar makend. “Ik had ook niet anders van jou verwacht, Rick. Dan kun je nu gaan. De volgende keer dat ik je oproep is het zover. Ik neem aan dat je dan gereed bent?”
Ik knikte alleen maar, hurkte neer, kuste de zoom van zijn mantel en verdwijnselde toen weg van de verschrikkelijke plek. Zodra ik weer vaste grond onder mijn voeten had, viel ik op mijn knieën en voelde hoe de rillingen mijn lichaam overnamen. “Hoe kon ik zo blind zijn geweest? Hoe komt het dat ik dit niet heb zien aankomen? Hoe kan het dat ik dit niet eerder heb gezien? Waarom IK?”
Zonder het te merken was ik hardop gaan schreeuwen en ik vervloekte mezelf dat ik me zo liet gaan. Vol haat graaide ik een oud schilderij van de muur en smeet het met afgunst tegen de zilveren vleugel aan. Er klonk een harde dreun van de valse noten maar ik hoorde het niet eens.

Ik liet me weer neervallen, trok mijn benen op en vormde een klein hoopje mens. Er liepen geen tranen over mijn wangen maar dat was dan ook het enige wat er aan kracht dat er van me over was. “Adam.”
Het was eruit voor ik er erg in had en het gaf me alleen maar een schuldiger gevoel. “Mam, pap, David, Alphard…” Mijn stem stierf weg en langzaam werd het weer stil in het kleine huis. Het was me nu allemaal duidelijk, het verschil tussen goed en kwaad, licht en donker en ik haatte mezelf omdat ik het niet eerder had gezien.
“Maar het is nog niet te laat.” Mijn stem was niet meer dan een zwak gefluister maar toch drong het hard tot me door. Het was nog niet voorbij, ik kon nog wat betekenen voor deze wereld. Ik sprong overeind, denderde de trap op en sloeg de deur van de slaapkamer open.

Antasha keek met haar grote ogen op maar kneep ze snel dicht toen ze er achter kwam dat ik het was. Ik deed niet eens de moeite om te glimlachen want ik wist dat ze mijn poging tot opvrolijking niet kon zien of voelen.
“We moeten hier weg,” mompelde ik gespannen terwijl ik Marten uit zijn wiegje haalde. “Het is niet veilig meer, we moeten weg.” Ik viel in herhaling maar besteedde er geen moment van mijn tijd aan. Het enige wat me nu nog kon schelen waren de levens van haar en mijn zoon. Ze moesten in veiligheid worden gebracht voordat het te laat was. En ze hadden al zo weinig tijd.
Voor een keer was ik blij dat Antasha niet sprak, dat Marten een stil kind was, dat ik ergens in het Noorden van het land een klein flatje had gehuurd. Ik benutte geen tijd aan uitleg maar vuurde spreuken af als een dolle om alle nodige spullen te verzamelen. Drie minuten later was ik klaar en legde ik mijn arm om haar slanke heupen heen. “Nu zijn we weer veilig.” Er klonk een zwakke plop en het grote huis was plotsklaps verlaten.
~~~

~~~
De zweetdruppels parelden over mijn rug heen maar ik lette er niet op, ik had belangrijkere dingen te doen. Dingen die al mijn aandacht nodig hadden. Met mijn uitgestrekte arm, die trillend een staf vast had, gleed ik over de vele boekenkasten heen. De duizenden boeken stonden te verstoffen in hun eigen muffe geur maar op dit moment was ik niet in hen geïnteresseerd.
De privé bibliotheek van de Heer was niet de plaats waar ik het liefste wilde zijn, o nee, verre van. Maar op dit moment had ik simpelweg geen keuze. Ik had het boek van Zalazar nodig om de man te blokkeren en dat boek was hier ergens verborgen. Ik drukte een hand voor me mond om de zucht te onderdrukken en liep toen verder naar de volgende kast.
Hoe langer ik door de bedompte ruimte rond liep, hoe minder ik me op mijn gemak begon te voelen. Het was alsof de rode, priemende ogen in mijn rug prikte en me van mijn concentratie afhielden. Vervloek hem!

Ik onderdrukte nog een zucht en mompelde toen, tegen mijn zin in, een simpele zoekspreuk. Ik wilde geen magie gebruiken in deze ruimte, bang dat de Heer dat kon ontdekken. Al was de man op dit moment aan de andere kant van de wereld.
De spreuk hielp niet veel. Enkele boeken schoven een stukje uit de boekenkast maar geen van alle was het boek wat ik zocht. Ik kneep mijn ogen van woede samen en pinkte een paar tranen weg; de stoffige lucht zorgde ervoor dat mijn ogen begonnen te irriteren. Ik vloekte in mezelf en gleed gehaast verder langs de boekenkasten, het moest toch ergens staan.
Halverwege de kamer stopte ik en er verscheen een glimlach rond mijn dunne lippen. Het dikke, roodgekafte boek straalde me haast tegemoet vanaf de doorbuigende plank. Zonder verder na te denken greep ik het ding vast, bladerderde naar de juiste pagina’s en legde toen het boek op de grond neer.

Uit mijn jaszak haalde ik voorzichtig een aantal perkamenten tevoorschijn en plaatste ze langzaam naast het rode voorwerp. Voorzichtigheid was geboden, vooral omdat ik nog steeds in Zijn bibliotheek was.
Met gesloten ogen sprak ik een duistere spreuk uit die de tekst van het boek naar de losse bladen zou kopiëren, zodat de Heer niets zou merken. Nadat ik dit alles had gedaan borg ik het boek weer op, sloop de donkere kamer uit en vergrendelde de deur met de spreuken die er in het begin opzaten. Met een zachte plop verdwijselde ik weg uit de muffe ruimte.
De tegemoetkomende buitenlucht had me altijd goed gedaan en deed dat nu dus ook. Het hielp me te concentreren op de tekst en alle formules zo snel mogelijk uit het hoofd te leren. Ik kon de perkamenten moeilijk bewaren, ze konden terecht komen in verkeerde handen, zoals die van Voldemort. Ik was dood als hij ze in handen kreeg.

Toch brandde er iets in mij, ik moest iets doen dat ervoor zou zorgen dat deze kennis niet verloren zou gaan, dat later iemand verder kon gaan met het vernietigen van de Gruzielementen. Iemand anders zou mijn werk moeten overnemen en dat kon alleen als hij deze formulieren kon lezen.
“Dat is het!” Ik knipte met mijn vingers, las snel de laatste regel door, verbrandde het papier en verdween toen met het bekende, ploppende geluid.
~~~

~~~
Vlug bladerde ik door het dikke, zwartgekafte boek totdat ik de drie lege pagina’s vond. Ik zette de ganzenveer trillend op het perkament maar begon toen snel te schrijven. Het kon me niet echt schelen dat het handschrift klein en priegelig was, ik had weinig tijd en gaf dus niet om schoonheid.
Toen ik klaar was met schrijven sprak ik er de speciale spreuken over uit, die het zouden beschermen tegen niet gewenste lezers. Ik klapte het boek dicht en verdwijnselde naar een verlaten villawijk waar iemand op mij zou staan wachten. Ik spiedde om me heen en zag hem aan het einde van de straat staan. Gehaast liep ik op hem af.
Met een harde dreun duwde ik het boek in zijn handen en fluisterde toen zachtjes; “Verkoop het.” De man trok een wenkbrauw op en staarde duister naar het boek zonder te doen wat ik hem had opgedragen. Ruw greep ik hem bij zijn kraag vast en duwde hem tegen de muur van de steeg aan.

Zijn ogen werden groot toen hij het zwarte teken op mijn pols zag maar ik negeerde zijn gekerm. “Verkoop het aan de eerste beste dreuzel die je ziet. Als je faalt, weet ik je te vinden en ik neem aan dat jij dan wel weet wat er gaat gebeuren.” Ik liet hem bruusk los en duwde hem van me af. De man draaide zich om, rende snel weg en verdwijnselde in het niets. Ik knikte met mijn hoofd en lachte zachtjes. Er was nog maar een ding wat ik moest doen voordat ik weer rustig verder kon leven.
~~~





_________________
insanity is contagious
    Any fear, any memory will do;
    and if you've got a heart at all,
    someday it will kill you too
Profiel bekijkenStuur privébericht
child of the other side
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal

child of the other side is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Dec 04, 2006 19:19 Terug naar boven Sla dit bericht op

!! Okey, mensjes even een korte mededeling voor iedereen !!
Ten eerste moet ik even vermelden dat er na dit hoofdstuk (deze bestaat maar uit 1 deel) nog maar twee hoofdstukken en een epiloog komen. Kortom, we komen steeds dichterbij de ontknoping en ik ben bijna klaar met schrijven…
Ten tweede post ik vandaag ipv morgen aangezien het dan Sinterklaas is en ik geen tijd heb om te posten *drama*
En ten derde, Josse, Potterfreaky en Lotia Scarlet bedankt voor hun pb’tjes en San Riddle bedankt voor haar reactie in het reactie topic
Veel leesplezier, en bedankt voor de aandacht.


*


Desire to die

~~~
Vol haat keek ik om me heen, de ruimte zag er precies uit zoals ik had verwacht. Gehaast klom ik over de stenen heen en trok me uit het water. Een zachte zeebries deed me rillen en kalmeren tegelijkertijd; als ik dit wilde volbrengen dan moest ik uiterst geconcentreerd zijn. Ik haalde diep adem, droogde mijn kleding op met een simpele spreuk en glipte toen verder de donkere grot in.
Even was ik bang dat ik op de verkeerde plaats was maar toen de grote zijmuur voor me opdoemde wist ik dat ik goed zat, hier had Hij zijn Gruzielement verstopt. Ik richtte mijn toverstok op mijn hand en sprak zachtjes de spreuk uit. Snel plaatste ik mijn bebloede hand op de muur en voelde hoe deze wegsmolt om de geheime doorgang prijs te geven.
Ik schudde mijn hoofd en mompelde zachtjes, “Marten, zonder je volgelingen ben je nergens.” Omdat ik al een keer eerder in de ruimte was geweest wist ik waar de boot lag en wat ik moest doen om veilig aan de overkant te komen, zonder de Necroten boos te maken.

Het bootje schommelde vervaarlijk maar dat weerhield me niet om harder te varen, ik moest hier zo snel mogelijk weg. Mijn gedachten werden ruw verstoord toen het bootje tegen het eilandje aanvaarde en ik viel haast uit de boot. “Kalmeer Rick, anders gaat alles fout.” Ik knikte en stapte toen snel uit de sloep.
De verzonken drinkschaal gloeide groen op en het vieze licht werd alleen maar sterker toen ik dichterbij kwam. Vol afkeer keek ik de schaal in, ik had niet verwacht om deze vloeistof ooit weer te zien, laat staan dat ik het zou gaan drinken. Maar ik moest wel, de Heer moest gestopt worden en de Schouwers zouden dat nooit alleen aan kunnen. Vooral niet omdat ze niets van de Gruzielementen afweten. Nog niet.
Ik graaide in mijn zakken en haalde een stuk dubbelgevouwen perkament, een medaillon en een grote fles tevoorschijn, die laatste net zo gloeiend als de vloeistof in de schaal. Zonder er verdere aandacht aan te schenken vouwde ik het briefje open om de tekst nog een keer na te lezen.

Aan de Heer van het Duister
Ik weet dat ik al lang dood zal zijn voor u dit leest,
maar ik wil dat u weet dat ik uw geheim ontdekt heb.
Ik heb het echte Gruzielement gestolen en ben van plan
het zo snel mogelijk te vernietigen.
Ik bereid me voor op de dood in de hoop dat u weer sterfelijk zult zijn
als u uiteindelijk uw gelijke ontmoet.
R.A.Z.


“Het spijt me Antasha maar vroeg of laat zullen ze me vinden, dus ik kan me maar beter nuttig maken,” mompelde ik afwezig terwijl ik een kopje tevoorschijn toverde. Ik haalde het voorwerp uit de lucht, haalde hem door de vloeistof heen en goot het in een teug achterover.
Het spul had geen smaak, zelfs geen nasmaak maar de waanbeelden en pijn die het veroorzaakte waren onhebbelijk. Bebloede lichamen vlogen rond mijn ogen terwijl ik meer kopjes achterover sloeg. Ik had pijnstillers geslikt om de lichamelijke pijn te stoppen maar de geestelijke pijn liet zich daar niet door tegenhouden. Het beeld van mijn vrouw die ik vermoorde was te erg, vooral de haat in haar ogen bleef branden op mijn netvlies.
Ik schudde mijn hoofd wanhopig, excuses tegen haar roepend, smekend om te stoppen met de pijnlijke woorden die mijn hart keer op keer versplinterde. Na nog een paar kopjes voelde ik me zo miserabel dat ik mijn toverstaf tegen mijn keel aanduwde. De druk was zo verleidelijk en mijn verlangen naar de dood zo groot dat ik toe wilde geven. Maar een klein stemmetje in mijn achterhoofd vertelde me dat ik door moest gaan met drinken.

Ik schraapte het kopje over de bodem heen maar hoorde het amper. De tranen biggelden over mijn wangen heen en de druk van mijn toverstok werd steeds sterker. “Doe het,” fluisterde ik tegen mezelf, “Doe het nu.” Ik slikte en drukte me toen met alle macht overeind.
Daar, op de bodem van de schaal blonk een medaillon, het medaillon. Ik greep me met een hand vast aan de drinkschaal en graaide met de andere over de bodem heen. Het geklingel drong niet meer tot mij door, evenmin mijn handelingen daarna. In mijn onderbewust zijn verwisselde ik de twee hangers, deed de goede in mijn zak en schonk toen de nieuwe vloeistof in de schaal.
Ik liet me hard op de grond vallen al drong de pijn niet tot mij door, het enige wat ik nog voelde was mijn gebroken hart door de verschrikkelijke beelden die maar niet wilde stoppen. Het verlangen naar de dood werd weer groter.

Pas toen ik mijn lichaam in de sloep had gesleept en ik koud water uit mijn toverstok liet bruisen gingen de beelden weg. De pijn in mijn hart bleef, ook al wist ik dat de beelden niet echt waren geweest. Ik ging langzaam overeind zitten en voelde hoe mijn lichaam protesteerde, het was zwaar toegetakeld.
“Vervloekte Sneep,” snauwde ik voordat ik nog een drankje achterover sloeg. Het stopte de pijn en het vergif niet, ik wist dat ik hoe dan ook binnenkort zou doodgaan, maar het liet de stroefheid even verdwijnen. Ik klauterde uit de boot toen deze opnieuw tegen de grond aanschuurde en zorgde ervoor dat ik het water niet aanraakte. Ik was nog niet vergeten wat er met al die Dreuzels was gebeurd; misschien dobberde ze hier nog ergens rond.
De greep om mijn toverstok werd sterker terwijl ik met haat naar de ketting in mijn hand keek. Ik had het boek van Hem vaak genoeg doorgelezen om te weten hoe ik het Gruzielement kon vernietigen. Ik kneep mijn ogen dicht en begon langzaam met het uitspreken van de lange en moeilijke bezwering.


Zodra ik de grot uit kwam zetten wist ik dat er iets goed mis wat. Ik had misschien niet de krachten van mijn vrouw maar er was iets dat me vertelde dat ik zo snel mogelijk naar huis moest. Zonder langer te blijven dralen verdwijnselde ik naar huis. Toen ik op de plek aankwam sloeg mijn hart enkele slagen over.
Ik had nooit van het huis gehouden, het was een klein krot en niemand wist dat ik hier woonde, maar dat was alleen maar beter geweest. Helaas was het hele ding nu afgebrand, op een paar smeulende muren na. Ik dacht niet langer na over mijn veiligheid maar rende op het bouwval af en begon door de bergen as heen te lopen, wanhopig op zoek naar de enige twee mensen die me dierbaar waren. “Antasha,” er kwam geen antwoord. “Antasha? Antasha!” Ik gilde het uit en trapte naar een uitstekend stuk hout.
“Wel, wel, als dat Zonderling niet is?” Zonder dat ik nog wat kon voelde ik hoe twee stevige touwen zich rond mijn lichaam wonden en hoe mijn toverstok uit mijn hand verdween. Ik keek geschrokken om me heen en zag drie mensen uit de schaduwen te voorschijn komen. Schouwers, waarvan ik er eentje kende.

“Zwarts!” De man trok een wenkbrauw op maar keek me zonder emotie aan, hij zou me niet helpen. Nu niet meer. “Zwarts! Red haar,” ik probeerde me los te rukken uit de onzichtbare touwen maar het was het proberen niet waard. De man keek me opeens verbaasd aan maar schudde toen zijn hoofd. “Zwarts!”
“Er valt niets meer te doen Zonderling, ze is dood.” Er viel een korte stilte waardoor de Schouwers dichterbij kwamen en de touwen strakker aantrokken. In de verte kwamen al andere mensen om de drie te hulp te schieten. “Nee! Dat kan niet. Antasha,” mijn stem ging door merg en been. Zonder het te willen begonnen er tranen over mijn wangen te rollen. Ik draaide me om, sprong op een Schouwer af en pakte hem zijn toverstaf af.
Ik verbrak de magische touwen en stormde op de zwartharige man af. Halverwege mijn aanvalspoging voelde ik hoe nieuwe touwen zich rond mijn lichaam sponnen. Ik viel op de grond en schreeuwde het uit van wanhoop.

“Ze was onschuldig Zwarts, ze heeft niets gedaan.” Alphard stond een meter van me vandaan en keek me kwaad en minachtend aan. “Daar moet je, je Heer voor bedanken, wij hebben daar niets mee te maken.” Mijn ogen werden nog groter maar hij negeerde me, draaide zich om en begon weg te lopen.
Ik voelde hoe sterke armen me optilden en wegsleurden van de plek des onheils. “Red hem. RED HEM, ik smeek het je,” toen er geen reactie kwam schreeuwde ik nog harder, “Alphard, red hem, red hem, red-” “Hij is dood, Zonderling.” Mijn stem stierf weg en ik liet me gewillig meevoeren door de Schouwers.
Ongelovig schudde ik mijn hoofd terwijl de tranen door bleven stromen en mijn zwarte mantel nat maakte. Antasha dood, Marten dood. En allemaal mijn schuld. Ik had bij de Heer moeten bijven, niet onvoorzichtig de bibliotheek in moeten gaan, niet weg moeten gaan.


Voordat nog iemand kon reageren zette de dooddoener de toverstaf tegen zijn nek en sprak de enige spreuk uit die hem nog kon redden. Alphard draaide zich geschokt om toen de hemel even felgroen kleurde.

Snel rende hij op het groepje ontstelde mensen af maar het was al te laat, zijn vroegere vriend lag bewegingsloos op het gras neer. “Jullie hadden zijn staf af moeten pakken,” snauwde hij tegen niemand in het bijzonder. Hij balde zijn vuisten totdat hij een hand op zijn schouder voelde rusten.
“Misschien is het beter zo Alphard, een kus van de dementor was voor hem erger geweest, net zoals een leven lang in Azkaban.” Hij draaide zich om en keek David verdrietig aan. “Hoe heeft het zover kunnen komen?” De rossige man schudde met zijn hoofd en bukte om de ogenleden van Roderick dicht te drukken. “Slechte mensen worden nou eenmaal geboren. Niet dat Zonderling slecht was maar hij kreeg een uitnodiging die hij niet kon afslaan en dat was genoeg.”
De zwartharige man knikte alleen maar en haalde toen diep adem, “Zijn de vrouw en de baby echt dood?” “Zover we weten wel, al is zijn de lichamen nog niet gevonden.” Alphard knikte en richtte zich toen tot de rest van de Schouwers. “Laten we deze plek verlaten, er is nog meer werk te doen.”
~~~





_________________
insanity is contagious
    Any fear, any memory will do;
    and if you've got a heart at all,
    someday it will kill you too
Profiel bekijkenStuur privébericht
child of the other side
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal

child of the other side is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Dec 09, 2006 19:30 Terug naar boven Sla dit bericht op

The last secret

~~~
De kamer was donker, wat logisch was, want er waren geen ramen en ook geen zichtbare deuren, waar licht door heen kon vallen. Het was ook niet echt een kamer, het was meer een soort diepe kerker, verscholen op een vergeten plek. In die kerker waren vier personen; een bleke man, een zwartharige vent die een slapende baby vasthield en een in elkaar gedoken vrouw.
“Het is tijd,” siste hij, “je weet wat je te doen staat.” De donkere man knikte en boog diep voor de man neer terwijl hij zijn lippen over de mantel liet gaan. Daarna kroop hij weer overeind en legde de slapende baby op een soort stenen platform vast. Het kind bewoog even met zijn hoofdje maar werd niet wakker. Voldemort siste even voordat hij zich omdraaide naar de op de grond vastgeketende vrouw.
Haar ogen stonden wijd open zoals gewoonlijk maar de oneindige blik die er eens in lag was verdwenen. Het enige wat haar nog restte was pijn en verdriet. “Kom, kom, Antasha, binnenkort is alles over.” De man sloeg een hoge lach uit.

De vrouw reageerde niet maar staarde naar haar kind die rustig lag te slapen, zijn blonde haartjes verward door de reis hierheen. Haar ogen vlogen door de ruimte, ze had geen idee waar ze was. Ze sloot ze weer en kneep ze hard dicht om ze daarna weer vol verbazing open te gooien. Ze kon haar magie hierbinnen niet gebruiken.
“Verrast?” De sissende stem drong amper tot haar door. Ze draaide zich om en keek naar waar het geluid vandaan kwam. Het beeld van gemartelde mensen werd sterker en ze zag door de dikke, rode lagen heen hoe de omlijningen van de figuur opstonden en begonnen te lopen. Haar ogen groeiden nog groter en ze keek de man angstig aan, zijn omlijningen waren bijna helemaal verdwenen.
Er klonk een kille hoge lach en Voldemort wendde zich naar de bleke vrouw toe. “Ik zie dat je het eindelijk begint te begrijpen, al zul je de perfectie nooit te zien krijgen.”

Antasha lette al niet meer op, er was niets meer wat ze kon doen behalve kijken. Wat ze al haar hele leven had gedaan. Haar hele leven had ze gekeken hoe mensen stierven, hoe mensen werden gemarteld, hoe mensen werden vermoord. Ze had haar eigen dood ook gezien.
Haar herinneringen gingen terug naar de avond dat Roderick haar de ketting met de paarse hanger had omgehangen. Hij had haar toen de spiegel voor gehouden, ook al wist hij dat ze zichzelf niet kon zien. Ze glimlachte flauwtjes, ze zou vandaag sterven, Roderick was al gestorven; de toekomst loog nooit.
Ook wist ze dat de toekomst niet veranderd kon worden, hoe vaak mensen dat ook beweerden. De toekomst was, zoals ze vaak genoeg had meegemaakt, een vast lot, een weg die geen afslagen had. Je zou het pad nemen zonder dat je er zelf bewust van was, zonder dat je wist dat alle keuzes in je leven al voor je waren gemaakt. Alleen zij en haar mede lotgenoten begrepen dit, want zij hadden het gezien.

Ze liet haar blik nog een keer door de kerker dralen, nu naar de andere persoon. Het was een man, van noordelijke afkomst. Tot haar grote genoegen zou hij ook doodgaan, niet zo snel als zij, maar zijn lot was veel erger. De kus van de dementor zou op hem wachten.
Voor het eerst sinds tijden was ze niet bang om te glimlachen om iemands afloop aangezien deze man het verdiende. Ze glimlachte nog meer toen het in haar opkwam dat ze dit kon doen dankzij Roderick. Hij had haar vertrouwd, beschermt tegen nachtmerries en boze geesten die hun leven terug eiste. Hij had voor haar gezorgd terwijl zij niet voor hem kon zorgen, hij had haar lief gehad terwijl zij hem weinig terug kon geven.
Maar hij was gelukkig geweest omdat ze hem niets vroeg, hem niet betuttelde en hem met rust liet. De glimlach viel van haar gezicht toen de donkerharige man voor haar langs kwam lopen, de kou van de dementor liet haar vrolijke gedachten verdwijnen.

Antasha kneep haar ogen dicht en richtte ze toen op het kind, haar kind, Marten. Ze zag hoe het magere jongetje door een donker huis heen liep, hoe hij voor een zwartharige jongen stond en de groene vloek tegemoet keek zonder angst.
Een scheut van trots spoelde door haar heen, de jongen zou niet alleen leven om haar en Rodericks leven te wreken maar zou ook nog de gelijke helpen om de wereld uit zijn instorting te redden. “Marten,” de woorden ontglipten haar lippen en met een zacht geluid opende de baby zijn ogen. Ook Voldemort die zich diep in de boeken had geworsteld keek ontsteld omhoog maar stootte toen een hoge lach uit.
“Dus je laat je zoon toekijken? Je wilt zijn enige gedachten vormen uit jouw dood?” Antasha kneep haar ogen samen maar zei niets. Dat waren het enige woorden in haar leven die haar lippen zouden uitspreken. De enige sprank van hoop in haar leven.

Toen hoorde ze hoe de bleke man de spreuk uitsprak. Zonder het te willen verliet een harde gil haar lippen voordat de wereld om haar heen eindelijk rustig werd en zwart kleurde. De stilte keerde niet terug naar de ruimte want beide mannen begonnen nu spreuken uit te spreken.
Het kleine jongetje op het stenen platform keek benauwd om zich heen en sloeg een angstkreet uit toen een grote paarse straal op hem afvloog. Langzaam begon hij te huilen.
Het komende uur werd hij geraakt door nog meer stralen, elke weer verschillend van kleur, grote en snelheid. Na een snelle, gele lichtflits kleurde de kamer weer terug naar zijn oorspronkelijke zwarte kleur. Twee hijgende ademhalingen vulde de lucht met geluid totdat de bleke man hysterisch begon te lachen. “Het is zover, Immredov. De tovenaarswereld ligt nu aan mijn voeten.”


De man naast hem zei niets maar pakte het kleine mensje op en plaatste hem in een soort cocon gevuld met een groene vloeistof. “Hij ziet er dood uit,” mompelde hij toen na een tijdje.

De bleke man draaide zich vlug naar hem om en keek hem duister aan. “Natuurlijk ziet hij er dood uit, zijn leven is stop gezet zolang hij daar in die cocon zit. En waag het niet om nog meer van die vragen te stellen,” siste hij boos. Immredov huiverde bij het horen van de waarschuwing en knikte snel met zijn hoofd. Hij had al een keer eerder niet geluisterd en dat had hij haast met zijn leven moeten betalen.
Voldemort draaide zich naar hem om en kneep zijn dunne, bloeddoorlopen ogen samen voordat hij begon te spreken. “Je weet wat je moet doen Immredov. Je weet welke beloftes je hebt gedaan. Je weet wat je straf is.” De man knikte haastig en viel op zijn knieën neer, zijn ogen op de grond gericht. “Goed, goed. Weet je dan ook wat je moet doen als alles misgaat!” De woorden spatte uit de mond van zijn Heer en hij schreeuwde het uit van de pijn toen de rode vloek hem omringde.
Met een doffe smak viel hij op de koude, stenen vloer neer, zijn gedachten even door elkaar geschud als zijn ledematen. “Ja, mijn Heer.”

Twee koude vingers omklemden zijn kin en hief deze omhoog. “Vertel me het Immredov. Stel me niet teleur.” Hij onderdrukte een huivering en fluisterde met een stem die niet op de zijne leek, “De plek blijven bewaken en na zes jaar de jongen weggeven, zorgen dat hij de opdracht volbrengt.”
De witte man knikte met zijn hoofd maar verstevigde zijn greep op de man onder hem. “Wat is de opdracht, Immredov?” “Het overnemen van de wereld.” “Wie zal de opdracht vervullen als jij er niet meer bent?” Er viel een korte stilte die niet verstoord werd door welk geluid dan ook. “Krenck.” De vingers lieten de ijzeren greep los en aaide toen over zijn hoofd heen. “Goed zo.”
Toen liep hij weg, door de onzichtbare deur heen die met een zuigend geluid achter hem dichtviel. De bruinharige man was weer alleen en wreef voorzichtig over zijn gekneusde kin die een roodachtige kleur begon te tonen. Hij zuchtte, rechtte zijn rug en verbrandde toen zonder blikken of blozen het lichaam van de starende vrouw.
~~~





_________________
insanity is contagious
    Any fear, any memory will do;
    and if you've got a heart at all,
    someday it will kill you too
Profiel bekijkenStuur privébericht
child of the other side
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal

child of the other side is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Dec 13, 2006 14:04 Terug naar boven Sla dit bericht op

~~~
“Het spijt ons mevrouw, maar we konden niets meer voor hem doen.” De zuster keek haar medelevend aan maar ze kon alleen maar haar hoofd schudden. “Zou u me alstublieft even alleen kunnen laten.” De zuster glimlachte vriendelijk naar haar en knikte met haar hoofd, ze begreep dat de jonge vrouw haar verdriet moest verwerken.
Rhianne zuchtte diep en vocht wanhopig tegen de opwellende tranen. Ze had het kunnen weten, ze had haar hele leven al ongeluk gehad en het was eigenlijk alleen maar een wonder dat ze zwanger was geworden. Ze wist niet eens wie de vader was geweest al had dat haar op dat moment niets uitgemaakt; ze was zwanger! Maar zelfs de zwangerschap was niet zonder problemen verlopen en nu, twee maanden te vroeg, was haar kindje dood geboren.
De tranen begonnen over haar gezicht te druipen, vielen naar beneden en spatte uit elkaar op het plasticachtige spul van de lakens. Haar schouders begonnen te schokken, plukken haar vielen voor haar dichtgeknepen ogen. Ze balde haar vuisten op en drukte ze tegen haar voorhoofd aan, ze had het kunnen weten.

Ze ging zo in haar huilbui op dat ze het kabaal op de gang in eerste instantie niet hoorde. Pas toen gehaaste voetstappen en omvallende spullen plaats maakten voor een angstig geschreeuw keek ze verbaasd op. Het gegil was niet van een baby geweest maar van de zuster die haar net had verlaten.
Het gegil van de zuster verstomde en maakte weer plaats voor het geluid van gehaaste voetstappen. Rhianne wreef vermoeit haar tranen weg en keek met grote ogen naar de deur. Ze vloog een meter in de lucht toen de deur met een vaart opensloeg en het wagentje met spullen daar achter omver smeet. Het geluid van brekend glas liet haar ineen krimpen, al kwam dat ook door de gedaante die in de deuropening stond.
De man had een lange, zwarte mantel aan, een soort zwart gewaad eronder en zwart haar om het af te maken. Zijn gezicht was bleek en uitgemergeld, alsof hij jaren lang geen zonlicht had gezien. Zijn ogen waren bloeddoorlopen en keken gejaagd door de kamer heen. Toen ze ontdekte dat zij de enige in de kamer was richtte hij zijn blik op haar.

Rhianne kroop onbewust achteruit en greep snel een bloemenvaas beet. De inhoud kletterde op de grond maar ze besteedde er geen aandacht aan, die werd helemaal opgeëist door de man, die nu op haar af kwam lopen. “Blijf daar of ik sla je neer.”
Haar stem klonk trillend en maar half zo dapper als ze gehoopt had. Het had dan ook geen effect op de smerige man, hij grijnsde alleen maar. Met lange, dunne vingers haalde hij een stok uit zijn zak en richtte het op de deur achter zich. Het voorwerp sloeg met een klap dicht en tot haar grote verbazing hoorde ze het slot klikken. Was de man een soort goochelaar en was dit een of andere misplaatste show?
“Ik vind dit niet grappig,” piepte ze, de vaas nog steeds op de dichterbij komende man gericht. “Houd je mond vrouw en luister!” De man zijn stem was schor maar onverbiddelijk. Rhianne slikte alleen maar en greep naar het kruisje op haar nachtkastje om het stevig tegen haar borst aan te drukken.

De man negeerde haar, zwaaide met zijn stok en haalde toen een klein bundeltje onder zijn jas vandaan. Met ingehouden adem, zowel van angst als van spanning, keek ze naar het buideltje dat even later bewoog. Er zat iets levends in.
De vent keek met afschuw naar het voorwerp en gooide het met een boog op haar bed, waarna het begon te krijsen. Rhianne’s moederinstinct speelde meteen op en zonder verder na te denken greep ze het kindje vast en begon het met zachte geluidjes heen en weer te schommelen.
Immredov keek het even aan en maakte toen een laag grommend geluid. De vrouw keek verschrikt op, alsof ze was vergeten dat hij ook nog in de kamer was. Dat mocht ze willen. Hij keek haar smerig aan, gromde nog een keer en begon toen met gehaaste stem te praten, het zou niet lang duren voordat iemand van een andere afdeling de boel kwam verstoren. En voor die tijd wilde hij weg zijn.

“Luister goed vrouw, ik vertel dit maar een keer en als je me ook maar een keer tegen spreekt dan zal ik je verzekeren dat je er spijt van zult krijgen.” Hij keek haar scherp aan en grijnsde van binnen toen ze geheel versteef en alleen even met haar hoofd knikte. Wat waren mensen toch makkelijke bang te maken.
“Het kind wat jij in je handen hebt is meer waard dan dat jij ooit in je leven zult zijn. Jij met een minderwaardige, vuile dreuzel en hij is een puur bloed tovenaar, knoop dat goed in je oren. Anders doe ik het voor je, wat ik helemaal niet erg vind.” Hij stopte even en keek naar haar verbleekte en verbaasde gezicht, ze had geen idee waar hij het over had.
“Dit kind is van zeer groot belang en je zult hem met zorg opvoeden, als hem ook maar iets overkomt dan zul je daar voor boeten. Ik zal daar persoonlijk voor zorgen. En ik zal ook om de zoveel tijd komen kijken of je, je wel aan de regels houdt.” Om zijn woorden kracht bij te zetten liet de man zijn knokkels een voor een knakken.

Rhianne luisterde als een klein kind verstomd naar wat de man te zeggen had, niet in staat zich te bewegen. Ze knikte af en toe maar meer kon ze haar lichaam niet bewegen, het leek wel of de man haar ook betoverd had.
Toen er uiteindelijk een stilte viel knipperde ze een paar keer met haar ogen en keek verbijsterd om zich heen; de man was verdwenen. Vol angst keek ze de ruimte in maar er was niemand te ontdekken. De deur was weer dicht en zelfs het karretje met alle medicijnen en de vaas met bloemen stonden weer op hun eigen plek. Het enige wat nog van de mans bezoek over was, was het slapende kind in haar armen.
Ze bekeek het jongetje met een aarzelende blik, ze vertrouwde het nog steeds niet. Haar gedachten werden verstoord door een ferme klop op de deur, gevolgd door het hoofd van de zuster. De vrouw glimlachte breed en kwam verder naar binnen lopen om voor haar bed stil te gaan staan.

“Nou mevrouw Wolfvens, u en uw kind zijn gezond verklaart, u bent ontslagen uit het ziekenhuis.” Rhianne keek de vrouw verbouwereerd aan, knipperde een paar keer en bracht toen een ontsteld uit; “Dat is fijn om te horen.”
De zuster glimlachte breed en bukte zich toen om het kind uit haar armen te pakken. Ze liet het allemaal gewillig toe en kleedde zich achter het blauwe scherm om. Dit was een droom, dit kon niet waar zijn. Ze bleef het keer op keer herhalen en ze wist zeker dat ze op een gegeven moment wakker zou worden uit deze vreemde droom.
Dit gebeurde niet en toen ze enkele uren later weer veilig in haar huis zat wist ze dat alles wat net was gebeurd ook gebeurd was. De man, het kind, zijn verhaal, het geschreeuw van de zusters, het was allemaal echt gebeurd. Ze schudde sloom met haar hoofd en keek toen naar het kleine, blonde jongetje wat in het wiegje lag te slapen. Ze glimlachte flauwtjes en begon onbewust te fluisteren. “Je moet blij zijn Rhianne, je hebt een kindje, je hebt geld gekregen om te verhuizen en het op te voeden. Je moet blij zijn.” Er speelde een kleine glimlach rond haar lippen die langzaam macht won over haar gezicht.

Even later straalde de jonge vrouw van geluk en graaide naar de folder die ze voor haar vertrek ijverig had door gebladerd. Ergens in dat boek stond een leuk, rood huisje, in een verlaten dorpje aan het rand van een groot bos. Het zou de perfecte plek zijn om opnieuw te beginnen met haar baan en haar leven.
Het zou de perfecte plaats zijn om het kind, nee, haar kind op te voeden. Om het een betere jeugd te geven dan de hare. Ze draaide zich om en streek het jongetje over zijn blonde haartjes. “We zullen gelukkig zijn niet waar, kereltje? Alleen jij en ik.” Ze glimlachte nog een keer en pakte toen de telefoon op om het gemeentehuis van de nieuwe inwoner te informeren. Van Nicolas Marten Wolfvens. En ze wist dat de man gelijk had, er zou geen haan naar komen kraaien.
“Alleen jij en ik.”
~~~





_________________
insanity is contagious
    Any fear, any memory will do;
    and if you've got a heart at all,
    someday it will kill you too
Profiel bekijkenStuur privébericht
child of the other side
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal

child of the other side is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Za Dec 16, 2006 16:28 Terug naar boven Sla dit bericht op

Malfoys affection


Het beeld werd geleidelijk aan zwakker. Verwoed knipperde ik met mijn ogen in de hoop dat het niet wegtrok. Het mocht niet baten, de beelden vertrokken zonder mijn toestemming. Die tiende van een seconde duurde voor mij een eeuwigheid, een eeuwigheid waar ik voor altijd zou willen blijven.
Maar langzaam drongen de ijzige ogen van Voldemort tot mij door. Ze waren rooddoorbloed en dun, getekend met verbazing en woedde en opeens besefte ik dat ik ze helemaal niet wilde zien. Met angst kneep ik mijn ogen dicht en opende ze daarna weer vol schrik. Een zachte stem drong tot mij door en opeens was ze daar, mijn moeder. Haar gezicht doods en bleek maar haar ogen waren anders, onbeschrijfelijk. Ze waren weer groot, weer mooi, weer gelukkig. Ze strekte haar hand uit en ik greep hem vast.
Ik voelde mijn ziel uit mijn lichaam glijden terwijl de losse huid verder viel en met een smak op de grond belandde. Ik negeerde het en keek niet om, maar liet me mee voeren door mijn moeder. In de verte zag ik nog twee andere mensen staan, twee mensen die ik een moment geleden niet had herkend, maar die me nu zo bekend voor kwamen. Als of ik ze al mijn hele leven had gekend. "Mam, pap?"


Harry keek, Voldemort staarde, Draco ogen puilden uit en zelfs het schilderij van mevrouw Zwarts was stil geworden. Harry verstarde en keek naar het jongetje dat op de grond lag. Hij had een mager lichaam, vuilblond haar en verstarde handen die zich om een bebloede toverstaf hadden geklemd. Toch klopte er iets niet aan dit plaatje en toen pas zag hij het; Nicolas’s ogen. Voor het eerst in een lange tijd straalden ze. Ze keken vol blijdschap omhoog, naar iets wat hij niet kon zien.
Harry was niet de enige die verstijfd was, ook Voldemort stond er als een stambeeld bij. Zijn rooddoorlopen ogen waren opengesperd van verbazing terwijl zijn handen steeds harder om zijn stok heen grepen. Hij kon er maar niet bij komen van wat hij net had gezien. Vol ontzetting staarde hij naar het lichaam van Nicolas zodat hij de rest van zijn omgeving even vergat.
"Nee!" Voordat de bleke man zich kon bewegen klonk er een suizend geluid boven hem. Een ontzette Draco belandde met een klap op zijn nek waardoor de twee op de grond te recht kwamen. Het nijdige gesis dat zijn mond verliet werd gevolgd door een harde klap en het gekrijs van het schilderij.

Harry keek naar Malfidus die nu samen met Voldemort over de grond rolde, hij begreep niet waar de jonge dooddoener zo plotseling vandaan was gekomen. Hoe kon hij in vredesnaam op het Grimbauloudplein zijn? Nicolas had gezegd dat hij alleen Voldemort hier heen zou halen dus hoe kon Malfidus hier dan belanden?
Tenzij, zijn blik gleed snel over het levenloze lichaam dat enkele meters van hem vandaan op de grond lag, Nicky Malfidus hierheen had verschijnselt. "Potter, help me dan, idioot!" Verbaasd keek Harry op. Voldemort rolde samen met Malfidus over de grond, Heer tegen onderdaan, vijand tegen rivaal. Te versteend om wat te doen bleef hij staan kijken.
Draco vloekte hard en kronkelde verder. "Deze is voor mijn vader,” hij stompte Voldemort stevig in zijn maag, die op het moment een deel van zijn krachten kwijt was, "en deze is voor Nicky!" Hij haalde iets te enthousiast uit en rolde ondersteboven waardoor Voldemort overeind kon krabbelen. "Dacht je nou echt dat je mij kon verslaan,” siste de man woedend. "Jij bent nog niet eens het vuil onder mijn schoen waard!" Hij greep zijn toverstok uit zijn gewaad en richtte die op de verblekende Draco. Zijn grijns werd groter en hij haalde met sissende woorden uit.

"Avada Kedavra!" Een groene flits vloog door de donkere ruimte en het lichaam viel met een plof op de houten vloer. Mevrouw Zwarts werd een ogenblik stil en begon toen nog harder te jammeren. "Wat heb je gedaan,” krijste ze, "jij mislukt modderbloedje! Je bent nog erger dan die debiele, verraderlijke zoon van mij."
De woordenstroom ging onophoudelijk door maar Harry negeerde elke belediging. Met grote ogen keek hij naar de punt van zijn toverstaf die nu heen en weer trilde van angst. Het puntje weer zijn oude kleur terug krijgend. Langzaam slikte hij de steeds groter wordende prop van vervreemding door en keek bang op. Malfidus was naar het lichaam van Nicky gekropen en drukte het stevig tegen zich aan. Voordat Harry nog wat kon zeggen, begon de jongen hartstochtelijk te huilen.
Het kon hem niet meer schelen dat Potter hem kon zien, dat hij niet wist op welke onheilspellende plek hij nu weer terecht was gekomen. Niets kon hem nu nog wat schelen. Hij drukte het lichaam nog strakker tegen zich aan en keek in de ogen vol blijdschap. “Waarom,” fluisterde hij zo zachtjes dat Harry het niet kon horen, “waarom?” Zijn vingers gleden langs het bleke gezicht en duwde de oogleden langzaam dicht. Draco begreep het niet, maar deed er ook geen moeite voor. Het kon hem niet meer schelen.

Hij versteef toen een hand op zijn schouder neer werd gelegd en vol angst draaide hij zich om. Door de waas van tranen heen zag hij dat Potter hem vragend aankeek. Boos schudde hij de schouder van hem af. "Rot op, ik hoef je medeleven niet."
Harry zuchtte. Het liefst had hij Malfidus een klap voor zijn smoel gegeven maar daar was hij nu niet toe in staat. Niet nu de jongen zich zo verloren leek te voelen. "Ik snap best hoe je je voelt en-" "Echt wel. Ga toch weg Potter, jij snapt er niets van!" "Ik heb wel eens vaker iemand verloren waarvan ik hield, dankzij die leuke vriendjes van jou!"
De stilte keerde terug en Draco staarde naar de grond. Harry draaide zich om en begon het gordijn van Mevrouw Zwarts schilderij dicht te trekken. "Ik hoor liever ook niet bij hen hoor!" Zijn stem klonk gesmoord maar Harry negeerde het en ging verder met sjorren. “Sorry.” Harry stopte met sjorren en zuchtte. Met enige aarzeling keek hij over zijn schouder; Malfidus zat als een bergje zout op de grond, Nicolas stevig tegen zijn borst geklemd. Hij voelde een steek van pijn en mompelde; "Het is al goed."

"Raah, verrader, moordenaar, misbaks-" Haar stem verdween langzaam en Harry legde een extra stevige knoop in het touw zodat ze niet weer opnieuw kon beginnen.

Er klonk wat geschuifel achter hem en Draco keek verbaasd om. Een harde klap volgde en hij smakte tegen de vloer. Voordat hij nog wat kon doen werd het langzaam zwart voor zijn ogen en verstomden de geluiden om hem heen.
"Expelliarmus!" Harry's hand was net te laat en hij draaide zich geschrokken om. Een lange man met een ongezond bleke tint keek hem boosaardig aan en lachte hoog. "Dacht je nou echt dat je me kon doden Harry Potter? Jij? Dacht je dat nou echt?"
Al het bloed trok uit zijn gezicht weg en zijn hart schoot hem in de keel. Zijn hersenen werkten opeens op volle toeren terwijl alle mogelijke situaties voor zijn ogen vlogen. Had Perkamentus het soms mis gehad, waren er nog meer Gruzielementen geweest dan die zeven? Of waren sommige voorwerpen geen Gruzielementen geweest maar een soort afleidingsmanoeuvres om ongewenste gasten op afstand te houden?

Harry's blik flitste een moment, hopend dat hij het kon missen, over het lichaam dat roerloos voor hem op de grond lag. Had Nicolas zich voor niets opgeofferd, waren alle plannen voor vanavond voor niets geweest? Voordat hij verder kon denken ging er een ondraagbare, stekende pijn door hem heen, waardoor Harry het uitgilde van de pijn. Voldemort had besloten eerst nog wat te spelen met zijn slachtoffer, voordat hij hem zou doden.


*


Lieve lezertjes,
Dit was het dan bijna. Dinsdag zal ik het laatste deel van het verhaal posten EN het daarbij horende epiloog. Het verhaal zal dus dan compleet, helemaal, afgesloten zijn.
Als het goed is worden alle raadsels opgelost en moet alles kloppen maar als jullie nog vragen of opmerkingen hebben dan kan je mij altijd nog pb'en.
Verder wil ik iedereen bedanken die het verhaal, leest, gelezen of gevolgd heeft en natuurlijk iedereen die een pb'tje heeft gestuurd of zijn/haar reactie in het reactie topic heeft geplaastst.
Ik weet niet of ik direct hierna nog een ander verhaal ga plaatsen maar voor wie geinteresseerd is; ik heb er ook nog een in het engelse topic.
Bedankt en nog veel leesplezier. Very Happy





_________________
insanity is contagious
    Any fear, any memory will do;
    and if you've got a heart at all,
    someday it will kill you too
Profiel bekijkenStuur privébericht
child of the other side
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal

child of the other side is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Di Dec 19, 2006 17:42 Terug naar boven Sla dit bericht op

...

Harry zakte hulpeloos op de grond in elkaar. Zijn adem kwam raspend naar buiten en zijn borstkas ging zo hard op en neer dat het niet meer gezond was, hij kon gewoonweg niet meer. "Heb je genoeg gehad Harry, wil je niet meer spelen?" De man keek hem boosaardig aan. Elk greintje medelijden dat Voldemort bezat, dat ooit gevoelens had kunnen opbrengen was uit zijn lichaam verdwenen. De kleine jongen die eens Marten had geheten was er al lang niet meer.
Nog steeds luid ademend haalde Harry de muffige lucht zijn lichaam binnen. Vol ontzetting staarde hij naar de twee lichamen voor hem. Dit mocht niet gebeuren, dit kon niet gebeuren, zo kon dit niet eindigen.
Hij was de enige die Voldemort kon doden en als hij dood zou gaan dan was de hele wereld reddeloos verloren. Het enige wat hij in deze staat nog kon doen was tijd rekken, blijven praten en hopen dat er leden van de Orde binnen zouden komen. Moeizaam kwam Harry overeind en staarde de grimassende man, die voor hem stond, koud aan. "Ik heb nooit genoeg." Maar zijn stem klonk zwakker dan hij had gewild.

Het gelach van de Heer galmde door het grote, lege huis van de Zwarts. Het weerkaatste tegen de muren en plafonds en kwam dan weer terug naar de hal. De grijns werd groter, de ogen werden spleetjes en hij siste zachtjes in een taal die weinige konden verstaan.
"Ik weet wel waar je op wacht. Je wacht op die vriendjes van je, de Ordeleden. Daar kun je lang op wachten, Potter, die zullen niet komen. Voor die tijd ben ik allang weg en ben jij, de jongen die mij onteerde, al uren dood." Hoe zeer Harry het ook wilde, kon hij niets beginnen. Zijn lichaam was zwaar, zijn oogleden nog zwaarder.
Voldemort richtte zijn stok met gestrekte arm op; het spel, dat al zeventien jaar lang gespeeld werd, was voorbij. Harry slikte de pijnlijke zwelling in zijn keel door en zelfs dat leek hem te vermoeien. Maar toen schudde hij zijn hoofd, hij kon toch niet gewoon opgeven? Sirius had niet opgegeven, Perkamentus had niet opgegeven en zijn vader en moeder ook niet.

Voldemort haalde uit en Harry sprong met alle lenigheid die hij bezat, dankzij zijn zwerkbaltrainingen en Dirks jaagpartijtjes, opzij en wel net op tijd. De grote trollenbenen paraplubak, waar hij net voor had gestaan, schoot in honderden stukjes uit elkaar. Ook de tweede keer ontweek hij de spreuk die Voldemort op hem afschoot, maar daarna was het afgelopen. Hij stond klem tussen een muur en een grote, houten klok. Harry kon geen kant meer op.
"Vaarwel jongen. Tot vandaag de dag was jij het laatste en vervelendste opstakel in mijn leven. Wàs. AVADA KEDAVRA!" De straal boorde zich een weg door de lucht en vloog kaarsrecht op Harry af, als een pijl op zijn doel. Nog nooit had een spreuk er zo mooi uitgezien’ het groene licht hypnotiseerde hem en daar was hij blij mee. Nu hoefde hij niet langer bang voor de dood van anderen te zijn. Toch klapte er iets onverwachts tegen zijn borst aan en werd alle lucht uit zijn lichaam geperst.
Harry klapte tegen de muur achter hem en viel op de grond. De smak was misselijkmakend maar dat leek hem niet meer te deren, hij was nog in leven! Vol ontzet staarde hij naar van links naar rechts en zag toen Malfidus met uitgestoken toverstok staan.

Snel duwde Harry de resten van een grote houten kast van zich af en krabbelde met zijn protesterende lichaam omhoog. Een dik plakkaat bloed lag gestold op de wang van de bleke jongen maar die scheen het niet te merken. Vol angst in zijn ogen staarde hij naar de man in het midden van de kamer. Deze had Harry een moment met rust gelaten en keek nu vol woede naar zijn vroegere onderdaan.
Voldemort trok zijn platte neus op waardoor deze rimpelde en siste toen van woede. "Je vader was al een lastpost maar jij bent echt de druppel die mijn bloed laat koken, jongeheer Malfidus. Maar zoals je wilt,” zijn stem bedaarde, al klonk het nog enger dan daarvoor, "als jij als eerste dood wil mag dat ook."
Malfidus gezicht vertrok nog meer en er ontstond een scheur in de rode gloed die op zijn wang geplakt zat. Harry had medelijden met hem maar kon niets beginnen. Hij was nog steeds ongewapend en hij wist zeker dat als hij nu op Voldemort zou afspringen het zijn dood zou zijn. Verontschuldigend keek hij naar Draco, die zijn blik niet opving. "Houd je mond over mijn vader, jij stuk vreten!" Het klonk angstig en een lachstuip trok door zijn maag. Malfidus was nooit een held geweest.

"Ik denk dat jij als eerste je mond gaat houden en je mooie vriendje achterna gaat." Na die zin werd het stil in de ruimte. Voldemort keek naar het lichaam terwijl zijn hersens begonnen te kraken. Rodericks zoon. Lucius met een smoes. De spreuk die Potter op hem af had geschoten. Nagini's dood. "Jij bent te weten gekomen over de Gruzielementen!" Harry keek geschrokken op maar staarde de man daarna brutaal aan. "Dat klopt, mijn Heer."
De drie mensen in de kamer draaiden zich geschrokken om en staarde naar de figuur die in de deuropening stond. "Sneep,” het woord ontsnapte door Harry's mond en leek de andere twee wakker te schudden. De man in de deur opening ontspande zich merkbaar en deed een paar stappen naar voren, zijn blik was even ondoorgrondelijk als altijd.
Harry slikte, hadden Malfidus en hij net nog een kleine kans tot overleven gehad, dan was die op dit moment in zijn geheel verdwenen. Sneeps blik gleed door de kamer en bleef even steken bij het lichaam dat op de grond lag. De ogen keken langs hem heen en Harry kon een blik van afkeer niet onderdrukken.

Voldemorts glimlach, zover de man dat kon, nam weer toe. "Ik zie dat je me gevonden hebt, Severus." "Dat klopt mijn Heer, al is dat niet helemaal zoals u denkt hoe het is." Als antwoord op de ongestelde vraag vloog de staf van Harry voor de tweede keer door de lucht en belandde in Sneeps linkerhand. Het lontje van de tijdbom was op, de hersens van Harry, Draco en de Heer ontploften van de storm aan vragen.
"Je hebt Perkamentus vermoord,” Harry schreeuwde de zin uit zonder verder na te denken over alle mogelijke redenen die hij afgelopen jaar bedacht had. “Dat laten we op dit moment maar even buitenwegen, Potter,” was het snauwende antwoord.
Draco daarentegen keek sullig voor zich uit, blijkbaar verrast door de plotselinge verandering van zaken. En Voldemort kon alleen maar afschuwelijk kijken. Zijn bloeddoorlopen ogen waren groter dan die ooit waren geweest. De adertjes groeiden tot heuse rivieren en zijn neus bewoog zich heftig een en weer.
Zijn stem was echter kalmer en menselijker dan ooit en leek gevaarlijk veel op die van Perkamentus. "Zo zit het dus echt. De grote Severus Sneep, spion der spionnen. Ik moet toegeven je hebt het goed gespeeld. Zeer goed en als ik niet beter wist dan had ik gedacht dat je me voor het lapje hield."

Sneep lege ogen bewogen heel even en trokken een vragende maar toch wetende blik. Voldemorts lichaam kwam weer tot rust, al waren zijn ogen nog steeds bloed doorlopen. "Jij bent niet de enige dubbelspion, ik had er ook een. Eentje die al einden van de hele wereld in zich opslurpte, om die dan aan mij te tonen. Verleden, heden en toekomst. Je weet best over wie ik spreek." Er viel een korte pauze. "Ik was een van de weinige die wist dat Antasha Zonderling niet gek was."
"Wat maakt het uit,” snauwde Sneep, "niets meer." "Je snapt het niet. Je weet het niet, al had je wel een flauw vermoeden. Deze jongen hier," hij trapte hard tegen Nicolas’ ribbenkast aan, die daarna over de grond heen rolde.
Draco’s vuisten balden zich en hij leek moeite te moeten doen om niet op de man te springen. "Is de zoon van haar. En door een paar simpele regels van haar, jaren geleden, wist ik hoe ik zou sterven. Hij en Harry Potter zouden me vermoorden als het me niet zou lukken Harry eerder te doden. Maar dat maakt nu niet meer uit aangezien hij is dood en ik Het. Almachtige. Leven. Heb!" Het laatste had hij uitgeroepen, zijn gezicht zo onmenselijk mogelijk als het maar kon.

Ze keken hem alle drie ontzet aan, de ene vol afschuw in zijn blik, de ander vol angst. Harry zag zijn kans schoon, glipte geluidloos achter de man langs en rukte zijn toverstok uit de hand van Sneep. Hij had er genoeg van, het had nu lang genoeg geduurd.
"Je hebt het mis, Voldemort, helemaal mis. En dat ga ik nu bewijzen." De man gaf hem een schuine, schattende blik en richtte toen zijn toverstok op hem. "Nee, dat ga je niet." “Avada Kedavra!” De spreuk klonk vanuit verschillende uithoeken van de kamer.
Het ene moment was de gehele ruimte gevuld met een groen licht, het andere moment was het weer aardedonker. Er klonk een smakkend geluid en stof dwarrelde op en daalde weer neer. Toen hun ogen weer aan het donker gewend waren maakte ‘het slachtveld’ zich langzaam zichtbaar. Even daarna werd het eindelijk weer stil in de hal. De klok tikte niet meer, een stuk kast had de slinger weggeblazen, en het schilderij van mevrouw Zwarts was nog steeds achter het gordijn verscholen. De knoop was te stevig.


De eerste die zich bewoog was Draco. Voor de tweede keer die avond knielde hij zich neer bij het bebloede lichaam van Nicolas. Het was voorbij, het was eindelijk allemaal voorbij. Daarna bewoog Sneep zich, die zich eerder bewust werd van de situatie dan Draco. Hij haastte zich naar voren en greep Draco bij zijn schouders vast.
"Laat me los,” jammerde deze maar Sneep trok zich er niets van aan en verstevigde zijn greep alleen maar. "We kunnen hier niet blijven Draco, we worden gezocht."
Hij omklemde het gehele lichaam van Nicky maar dat mocht niet baatten, Sneep sleurde hem ruw mee. "Laat me, laat me los." Hij sloeg om zich heen, iets wat hij beter niet had kunnen doen, want nu zag de zwartharige man zijn kans schoon en trok hem van Nicolas’ lichaam vandaan.

Draco voelde zijn rug over de houten grond schrapen maar greep zich verwoed aan de deurpost vast toen ze die passeerden. Sneep draaide zich zichtbaar geïrriteerd om en begon aan zijn vingers te trekken. “Laat nou los Draco!” Maar de jongen bleef zich vastklampen aan de deurpost. Sneep zuchtte en begon toen venijnig tegen de handen aan te trappen. De pijn gloeide door Draco’s lijf maar hij hield vol, hij kon Nicolas niet alleen laten.
Tot bloedens toe hield hij zich vast. Totdat zijn vingers gevoelloos waren geworden en hij zich niet meer vast konden houden. De tranen biggelde over zijn wangen terwijl Sneep hem vastgreep en omhoog sjorde.
“We moeten gaan Draco,” fluisterde de man kalmerend in zijn oren terwijl hij zijn armen om de huilende jongen heen sloeg, “alsjeblieft.” Er klonk een luide plop waarna de straat weer terug keerde in zijn normale vorm, niet wetend wat zich in een 'onzichtbaar' huis had afgespeeld. En het ook nooit te weten zou komen.





_________________
insanity is contagious
    Any fear, any memory will do;
    and if you've got a heart at all,
    someday it will kill you too
Profiel bekijkenStuur privébericht
child of the other side
Lid Wikenweegschaar
Lid Wikenweegschaar


Verdiend: 1066 Sikkels
Woonplaats: somewhere along the way of disposal

child of the other side is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Di Dec 19, 2006 17:44 Terug naar boven Sla dit bericht op

Epiloog


De stemmen verstomden langzaam, een deur viel hard dicht. Het tafereel was onbeschrijfelijk. Een paar uur later klonk er hartstochtelijk gesnik, wat gevloek. Een schreeuw van wanhoop.

Men snapte het niet, ze konden de jongen niet identificeren; er was niks van hem bekend. Nadat een van de toeschouwers hem beter bekeek kwamen ze tot een geschrokken conclusie; Nicolas. Hoe en waarom wisten ze niet. Het enige wat duidelijk was, was dat hij niet slecht aan zijn eind gekomen was, de glimlach om zijn mond was overduidelijk. Het verband met de Vloek des Doods konden ze daardoor niet echt leggen.

Over Voldemort sprak men na die dag niet veel meer. Hij werd opgenomen in de boeken, een zwart hoofdstuk in het bestaan van tovenaars. Zijn volgelingen werden opgepakt, veroordeeld of verdoemt tot de kus van de Dementor. Van Sneep en Draco werd nooit meer wat vernomen, alsof ze waren opgelost in het niets. Soms kwamen er geruchten binnen, alleen werden die nooit feiten.
Maar Harry Potter, dat was een heel ander verhaal. Sinds die dag werd hij vereerd, gezien als een held, nog meer dan ooit daarvoor. Hij was de witte regel aan het einde van dat hoofdstuk, het verlichte pad dat iedere tovenaar zou moeten nemen. Een voorbeeld voor de samenleving. Ook al was hij er niet meer, zijn naam was bekender dan ooit daarvoor. Hij was nog steeds; de jongen die bleef leven.


It's time we said goodbye
Time now to decide
O' don't you feel so small
Dark is the night for all

It's time we moved out West
This time will be the best
And when the evenings fall
Dark is the night for all

It's time...yeah, to break free
It's time to pull away
For you and me

It's time...yeah, to break free
We need to celebrate the mystery

It's time we said goodbye
Time for you and I
O' don't you feel so small
Dark is the night for all

Time...
Time...

(Met dank aan A-ha met Dark is the night)

Einde





_________________
insanity is contagious
    Any fear, any memory will do;
    and if you've got a heart at all,
    someday it will kill you too
Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer