Harry Potter Forum index
Dit forum is gesloten. Bezoek nu de vernieuwde versie van HPF!
 Harry Potter Forum gesloten  •   Inloggen

 [AF] Biggest Fear? Full moon Volgende onderwerp
Vorige onderwerp

Sla dit onderwerp op als textbestand
Poll :: Wat vind je van mijn verhaal [stemmen NADAT je het las]

Supermegademax!
41%
 41%  [ 12 ]
Heel goed!
31%
 31%  [ 9 ]
Leuk, 't is redelijk!
13%
 13%  [ 4 ]
Bwah, slecht eigenlijk...
13%
 13%  [ 4 ]
Totaal aantal stemmen : 29


Auteur Bericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Di Jul 11, 2006 15:48 Terug naar boven Sla dit bericht op

Image


Beste mensen, na láng nadenken heb ik besloten om weer een fan-fic op dit board te zetten^^
Deze gaat niet over Harry Potter en z’n vrienden, maar over ¼ van de Sluipers. De sluipers, beter bekend als The Marauders, zijn een kwartet dat werd gevormd uit..
Dat weet je wel =)
Oh ja, ik heb héél graag reacties.


Proloog

Remus Johnn Lupos had als klein kind een gewoon, niet echt boeiend leven. Remus was geboren in Engeland en was een echt Engels kind.
Hij woonde als klein kindje in Londen. Daar werkten zijn vader en moeder als verkopers in een klein pand aan de uiterste rand van de Wegisweg. Het kleine huis bestond uit 3 delen. De winkel, het magazijn en het huisje zelf. Ze verkochten er allerhande snoep. Dit zaakje liep goed en Remus en zijn ouders leefden nooit in armoede. Kleine Remus groeide hier tot zijn 5de levensjaar rustig op. Hij was een volbloed tovenaar en kon al goed met magie omgaan. Hij leerde het tellen van de drie munten al snel en werd een slimme jongen.
Twee maanden na zijn vijfde verjaardag in 1965 verhuisden hij en zijn ouders naar zijn oude grootmoeder wiens man net was gestorven. Deze vrouw had een grote boerderij naast een groot bos dat “The green Place” heette. Ze woonde een mijl of vijf van een klein dorpje waarvan de naam allang niet meer bekend is.
Op de plaats waar de boerderij met al zijn dieren in pracht en praal stonden, zijn nu twee grote hotels neergezet.
Zwembad inbegrepen.
Het verhuizen en het wonen in de boerderij was een moeilijke tijd voor de kleine Remus.
Als kindje was hij al kwetsbaar voor allerlei soorten ziektes. Ook had hij voor veel dingen allergieën. Hij werd altijd ziek bij het eten van aardbeien, had hooikoorts en vaak de griep.
Dit kind moest meer buitenkomen, werd ingezien. In Londen had hij toen niet echt de kans. Want zijn enige stukje natuur, (een klein speeltuintje met twee schommels en een glijbaan) lagen naast een industrieterrein waar hij vaak giftige gassen inademde. Daar wist zijn grootmoeder een goed middeltje tegen. Hij mocht helpen met de het verzorgen van de dieren, de planten, de grond….
Remus leerde van dieren houden.
Dieren waren zijn grote kameraden. Zijn grootmoeder werkte als Dreuzel en had het leven van tovenaars volledig afgezworen toen haar man gestorven was. Het was een sterke, moedige vrouw waar bij Remus altijd troost vond als hij in de put zat of als hij zich pijn had gedaan. Zijn vader en moeder zag hij niet vaak meer omdat ze steeds veel moesten werken in de winkel aan de Wegisweg. Hij was vaak bij zijn grootmoeder.
Ja, Remus Lupos had een gelukkig bestaan.





_________________
When the rain starts to pour <3

Laatst aangepast door Hermione op Vr Mrt 23, 2007 19:45; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Jul 12, 2006 13:07 Terug naar boven Sla dit bericht op

Beste mensen, nieuw stukje!
Godlberry, HPwurm en al de anderen, bedankt voor de leuke reacties^^
Ik heb er erg veel aan gehad. Nu is het dus het eerste hoofdstuk.
'Njoy!



Hoofdstuk 1: Nieuw Leven.

Remus lag niet in zijn bed hoewel het nog maar zes uur was. Hij was ook nergens te zien in de andere kamers van het huis.
De achtjarige Remus was gewekt door het uiterst luide geloei van Betty, een hoogzwangere koe die vandaag zou bevallen. Vandaar dat de jongen samen met zijn grootmoeder in de warme stal stond, in het gezelschap van de koe.
Het weer was vandaag allesbehalve. Het was erg koud en de zon was niet te zien. De hemel was grijs, grauw en nat. Dikke regenwolken, tot op het puntje gevuld met vuil regenwater, dreven langzaam over de grote boerderij waar vandaag iets wonderlijks ging gebeuren.

Aan het gekreun te horen was hét moment aangebroken.
‘Jongen, het is tijd,’ mompelde grootmoeder rustig terwijl ze eens goed op de grond spuwde. Remus spuwde ook maar op het nog natte zand van de stal.
‘Aoeeeuuhh,’ jammerde Betty en wierp haar kop in haar nek.
‘Rustig madammeke, dit is toch niet de eerste keer?’ zei grootmoeder toen Betty nog eens loeide. Daarmee doelde grootmoeder natuurlijk op de vier kalfjes die mama Betty al had. Drie waren er echter al van verkocht. Het stiertje, dat Goderic heette, (het was genoemd naar Remus’ idool: Goderic Griffoendor), was niet verkocht en mocht Remus verzorgen. Het was zijn beste maatje. Toen was het moment ineens daar.
‘Opletten jong,’ gromde grootmoeder stilletjes. Remus huiverde van opwinding. Hij wist wat er ging gebeuren.
‘Geef het mes eens aan,’ commandeerde grootmoeder. Het werd dus een keizersnede.
Remus gaf het scherpe mesje aan. Langzaam sneed grootmoeder de eerste huidlaag van de koe open.
‘Kom eens?’ vroeg grootmoeder aan Remus. Deze deed een stapje dichterbij. ‘Streel eens over de buik,’ beval grootmoeder.
Remus raakte de huid zachtjes aan en hij voelde het kalfje bewegen.
‘Ooh,’ liet hij zich ontvallen. Dit was zo verwonderend…Zijn grootmoeder keek hem vol genegenheid aan en ging toen over tot het harde deel.

Een paar sneden, een paar loeien en het kalfje was uit de buik van Betty gekomen.
‘Geef de naalden eens aan,’ zei grootmoeder tegen Remus. Even later was de buik van Betty weer keurig dichtgenaaid.
‘’We ‘ebben hem,’ zei grootmoeder.
‘Ioooeeeh,’ kreunde Betty luidkeels.
Een blubberige substantie kwam er mee uit. Grootmoeder nam het met haar koelbloedigheid vast en wierp het de stal uit.
‘En dat was de moederkoek,’ grijnsde ze naar Remus.
Deze grijnsde terug.
Langzaam kwam Betty naar het kalfje toe en snoof er even aan. Het kalfje opende de oogjes langzaam en begon heftig te ademen. Betty begon haar pasgeboren kindje schoon te likken zodat het bloed goed zou beginnen stromen.
Remus kwam achter grootmoeders rug kijken en zag hoe het kleintje probeerde recht te staan.
‘Remus, controleer of het een manneke of een vrouwke is, ok? Dan ga ik effe mijn handen wassen,’ zei grootmoede robuust en liep naar de emmer water die ze alvast had klaargezet.
Remus keek naar het kleine beestje en een gevoel van genot en bewondering overspoelde hem. Alsof het vloed was in zijn hoofd, die gedachtes als zand mee spoelden.
‘Wat is leven toch een wonder,’ dacht de kleine Remus en hief het pootje van het kalfje voorzichtig op.
‘Een mannetje!’
‘Amai, weeral!’ zei grootmoeder luidruchtig terwijl ze haar handen afdroogde aan de eens zo propere, maar nu zo vuile handdoek. Ze liep naar de schuur toe en een paar seconden later stond ze met een loodzware zak vol gras, groenten en fruit in de deuropening. En ze strooide en strooide. Al snel lag de kleine, schemerige stal vol met bieten, gras en alles wat koeien graag aten.
Betty draaide haar grote kop opzij en aanschouwde het lekkers. In haar grote, mooie bruine ogen scheen een lichtje toen ze haar persverse zoontje zag.
Ze snoof er even aan, knorde iets geruststellends en begon aan een appel te kauwen. Stuntelend, zoals kleine kalfjes dat zijn, stond het beestje op en wist welgeteld twee seconden overeind te blijven.
‘Bliiiiii!’ klaagde het.
‘Dat is het!’ zei Remus.
‘Wat is wat?’ vroeg grootmoeder, niet begrijpend wat er in het hoofd van haar kleinzoon omging.
‘Zijn naam! Hij zei hem net!’
‘Wat “zei” hij dan?’
‘Billie.’
‘Billie? Mooi. Dit kalf heet vanaf nu Billie.’
En nadat gezegd te hebben lieten grootmoeder en kleinzoon moeder en kind alleen.
Net toen de andere koe, die Annie heette om het hoekje van de staldeur keek, zag ze dat Betty het laatste stukje biet opkauwde.
Zo had Annie geen kans meer om de lange, donkere gedaante die aan de rand van het bos stond, op te merken. Het was een lange, brede man met schouders die twee keer zo breed als anders waren. Hij droeg een oude jas die een grijzige tint had, maar waarvan de echte kleur niet meer te onderscheiden was. Op zijn hoofd had hij een rasechte Engelse bolhoed die hij ver tot over zijn ogen had getrokken. Zijn ogen waren niet zichtbaar, maar de ijzige scherpte van zijn gezicht bewees dat hij geen lieverdje was.
Heel zijn lichaam was bedekt met bladeren, stof, en ander vuil dat uit het bos kwam.
Zijn kraag had hij hoog opgestoken, en om zijn lippen lag een laagje gedroogd bloed.
Deze man, een verdorven man met een ziel zo zwart als de nacht, grijnsde breed. Zijn gedachten stonden in het teken van de volle maan die vanavond aan de hemel zou staan.
Hij heette Fenrir Vaalhaar.





_________________
When the rain starts to pour <3

Laatst aangepast door Hermione op Za Sep 16, 2006 12:05; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Do Jul 13, 2006 12:23 Terug naar boven Sla dit bericht op

Geen reacties deze keer. Ik hòòpte dat dit wel het geval zou zijn.
Hopelijk deze keer beter!
Enjoy^^



Hoofdstuk 2: Hij Die Niet Genoemd Mag Worden.

‘Lekkere soep grootmoeder,’ zei Remus en slurpte van de warme, dikke groentesoep die grootmoeder altijd klaarmaakte als voorgerecht. Hij keek de woonkamer rond. Gezellig.
Het licht dat alles vrolijk in een goudachtige glans maakte verlichtte alle hebbedingetjes die typerend zijn voor oudere mensen. De woonkamer was klein. Er stond een tafel, een kast, nog een kast, twee zetels en een fauteuil. Een bijzettafeltje en dat was het. En al die spulletjes…Het huis leek werkelijk klein.
‘Hmm,’ zei grootmoeder. Ze was er niet echt met haar gedachten bij, merkte Remus op. Ach, natuurlijk niet. Ze was naar de radio aan het luisteren. Deze stond echter heel stil zodat Remus het niet meteen had opgemerkt.
‘Is er iets?’ vroeg hij ongerust. Deze grootmoeder had hij nog nooit gezien. Haar gezicht stond strak en straalde voor de eerste maal…angst uit. Ze was precies een en al bezorgdheid.
‘Grootmoeder? Wat is er?’ vroeg Remus met een klein stemmetje. Zo had hij zijn grootmoeder nog nooit meegemaakt.
‘Nikske,’ zei ze kortaf. Er was dus iets. Maar wat? Remus vond het echt eng. Zijn soep was ineens niet meer lekker, het gezellige licht werd ineens veel te strak en te hard. Hij had het gevoel dat zijn maag al de soep naar omhoog aan het stuwen was.
‘Jeweetwel?’ vroeg hij met een klein stemmetje.
‘Waarschijnlijk wel, die dreuzels –zo noemen ze de normale mensen toch hé?- weten van niks. Allemaal enge dingen en zo. Dus waarschijnlijk is hij het.’
‘Wat is er dan gebeurd?’
‘Nog soep hebben?’ vroeg grootmoeder onmiddellijk. Aan het toontje van grootmoeder wist Remus dat het gesprek afgelopen was.

Remus moest op zijn toppen van zijn tengere tenen gaan staan om zichzelf goed te kunnen zien in het gepolijste object dat een spiegel heette. Hij had net zijn tanden gepoetst en wilde zichzelf eens goed bestuderen. Niet dat Remus echt ijdel was. Hij bekeek zichzelf zelden in de spiegel.
Hij keek naar een smal, intelligent gezicht met een rechte, lange neus en grote bruine ogen. Hij had dik haar dat over zijn hele hoofd lag en kastanjebruin van kleur was. Een paar zomersproeten kleurde zijn gezicht en zijn smalle mond stond ernstig. Er krulde zich een glimlachje op die mond nadat Remus een gek gezicht had getrokken.
Opeens hoorde hij het geklap van een deur die openging, het geschuifel van zijn vaders voeten en de snelle, harde tred van zijn moeder.
‘Waar is Remus?’ vroeg deze aan grootmoeder.
‘In de badkamer,’ antwoordde grootmoeder kort en met een boze ondertoon. Mama en grootmoeder hadden nooit echt goed met elkaar kunnen opschieten. Mama was namelijk nogal ambitieus terwijl het grootmoeder altijd nogal voor de wind had gelegen. Hun karakters lagen gewoon niet bij elkaar, en al jaren werden gesprekken tussen hen meestal op deze manier gevoerd.
‘Er is toch niets met hem gebeurd?’ vroeg mama snel.
Plof. Het teken dat papa in de oude, leren fauteuil was gaan zitten die nog van grootvader was geweest.
‘Geen schrammetje,’ antwoordde grootmoeder nu met een wat mildere stem. ‘Waarom bent ge toch zo ongerust, Wendy?’
Snik. Nog een snik. Remus bleef doodstil. Ineens drong het tot hem door dat zijn moeder huilde.
‘Oh, Mary, in de Ochtenprofeet stond dat Vaalhaar zich aangesloten heeft bij…Hem!’
Die “Hem” sprak ze met zoveel doodsangst uit dat Remus wist over welk mannelijk wezen het kon gaan. Voldemort. De duistere magiër die al zoveel gruwelijke dingen had gedaan. Wie Vaalhaar was, was Remus een raadsel. Zijn vader zei niets.
Remus besloot dat het tijd was om de deur open te doen.
‘Mama?’ vroeg hij toen de deur zachtjes openzwaaide.
‘Hey,’ zei deze terwijl ze snel een zakdoek uit haar handtas viste en haar natte ogen en wimpers bette.
‘Gaat het wel mama?’
‘Zeker. En hoe was jouw dag vandaag?’ Aan de toon waarop mama sprak was het helemaal niet goed.
‘Ook goed. Er is vandaag weer een kalfje…’
‘Moeder? Is er nog soep? Ik heb vreselijke honger,’ zei zijn vader en schoof bij aan tafel.
‘Oh ja, ik ook,’ likkebaardde mama die plotseling wat opgewekter leek. Remus keek haar triest aan, zuchtte diep en liep zonder iets te zeggen weg uit de woonkamer. De trap op. Zijn bed in.
Terwijl hij in zijn grote bed lag, huilde hij stil. Waarom konden zijn ouders nooit eens vriendelijk zijn tegen hem. Ze waren altijd weg, nooit luisterend en mama had gehuild. Ze huilde. Het leek alsof er in Remus’ wereldje iets misliep. En dat was ook zo.
Het ding dat alles ellendig maakte heette Heer Voldemort. Hoewel hij die naam niet uitsprak, door angst en ellende, was hij constant in Remus’ gedachten.
Hij stapte voorzichtig uit zijn bed en duwde op de lichtknop. Wat geknipper, en het licht floepte aan. Remus had een kleine, rechthoekige kamer waar een bureau, een kast en een bed in stonden. Het nachtkastje en de stoel aan het bureau niet te vergeten. Over heel zijn kamer lagen boeken verspreid. Allemaal verschillende boeken.
Spannende avonturen, strips, encyclopedieën en spreukenboeken. Waarom Remus spreukenboeken las, was de vraag die vaak in het hoofd van zijn ouders rondspookte.
Waarom had een jongen van acht jaar boeken nodig waar toverspreuken instonden? Alleen Remus wist dat. Om alvast te leren.
Hoewel hij nog geen toverstok had vond hij het leuk om al die spreuken vanbuiten te leren.
Remus dacht al de hele tijd aan de geboorte van het kalfje vandaag. Hoewel de thuiskomst van zijn ouders en de tranen van zijn moeder alle aandacht eisten, was het kalfje nog altijd niet verdwenen uit Remus’ gedachten.
Ding dong, ding dong…
Als elke avond sloeg de kerktoren van de kerk die in het dorpje stond om het uur.
Elf uur was het. Kleine Remus kon zijn zenuwen niet langer inhouden. Voor hij het wist stond hij op de overloop van het donkere huis. Net toen hij de eerste trap –die kraakte- wilde afdalen, gebeurde er iets vreemds. En beangstigends.
Een wolk verplaatste zich, en een straal van zilverkleurig maanlicht wierp zijn glans uit over de grote boerderij.
Op het moment dat de maan volledig bloot stond, weerklonk vanuit de duisternis een schril, luid gejank. Het was werkelijk angstaanjagend wat Remus hoorde.
De klank was tot in zijn diepste noot verwrongen van afschuwelijke, ontzagwekkende pijn, alsof het beest dat dit gejank voortbracht onmenselijk mishandeld werd. Zo’n kreet van pijn was de ergste die er kon bestaan.
Als een druppel ijskoud water liep een rilling van pure angst en verschrikking over Remus’ rug. Zijn nekharen gingen overeind staan.
Maar Remus overwon zijn angst en daalde de houten trap stil af. Toch niet stil genoeg…





_________________
When the rain starts to pour <3

Laatst aangepast door Hermione op Za Sep 16, 2006 12:03; in totaal 2 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Jul 19, 2006 10:36 Terug naar boven Sla dit bericht op

Omg, geen reactie. Als ik hier geen reactie op krijg, post ik láng
niets meer, en het is een cliffhanger hoor!


Hoofdstuk 3: Het gebeurt.


In grootste, mooiste slaapkamer van de boerderij stond het bed en de spullen van de ouders van Remus. Het was een kamer in de vorm van een vierkant. Een muur werd volledig in beslag genomen door het bed waar Remus’ ouders in sliepen en dat wilde wat zeggen. Die muur was immers een grote wand!
Het bed waarin Remus’ ouders in sliepen dateerde vanuit de negentiende eeuw. Het was mooi bewerkt met allemaal bloemen die oprezen uit de zijkanten van het bed. Het was erg mooi om te zien. Verder stonden er allemaal kasten waarin facturen van de winkel zorgvuldig bewaard werden. De muur rechts van het bed was het vol ramen die achter de paarse zelfgemaakte gordijntjes stonden. Het was een prachtige kamer.
Remus’ vader –zijn naam was Jacob- wilde zich voor de zoveelste keer hoestend omdraaien.
Stom weer ook! Hij was verschillende keren naar het magazijn moeten lopen, heen en terug. Het vroor er werkelijk, en hij had een fikse neusverkoudheid opgelopen.
Hopelijk wordt het geen griep, dacht hij nijdig, en wilde net terug gaan slapen toen hij die ene kreet hoorde. Jacob schrok van de afschuwelijke kreet. Hij wilde er zich niets van aantrekken en doen alsof hij het niet gehoord had, maar toen hij het felle, witte maanlicht dat door de gordijntjes die voor de ramen hingen scheen zag, sloeg zijn gemaakt nonchalance om in angst.
Die angst had hij al dagen, maar nu bereikte het zijn hoogtepunt.
Want het gerucht dat Fenrir Vaalhaar in de buurt was ging als een lopend vuurtje door het naburige dorp.
En omdat de poetsvrouw die hier elke zaterdag kwam poetsen de grootste roddeltante van de streek was, was dat enge nieuws over Vaalhaar zo bij de grote boerderij aangekomen.

Vaalhaar was een struise jongeman, waar alles goed zou meegekomen zijn als hij toch maar niet mee had gedaan aan het tripje naar Mexico. Daar was hij aangevallen door een groot, angstaanjagend beest dat de indringende, verstikkende geur van zwavel om zich heen had. Een weerwolf bleek dat monster naderhand te zijn. Omdat Vaalhaar dat leven niet langer aankon, zocht hij hulp bij de Duistere Zijde. Hij zocht de hulp van Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden. Natuurlijk kreeg hij er geen hulp, maar werd er zodanig gemanipuleerd dat hij een Duistere weerwolf werd.
Het ergste eraan was dat Vaalhaar de fanatieke bezigheid had om macht uit te oefenen op wezens die het hetzelfde lot hadden als hij –weerwolven dus. Daarom specialiseerde hij zich in het bijten van kinderen zodat hij deze kon opleiden tot volwaardige weerwolven. Weerwolven zoals hij die zich voor ogen had…

Dit creatuur zou waargenomen zijn in de streek. Daarom rende Jacob Lupos als de weerwind naar het kamertje van zijn enige zoon. Omdat het helemaal nacht was, en er op de overloop geen ramen waren was het er pikkedonker. Natuurlijk zag Jacob geen steek. Hij kende het huis gelukkig goed zodat hij blindelings de weg vond. Maar halverwege botste hij die iets op, dat de brede, harde gestalte van zijn moeder bleek te zijn. Zij had een lantaarn vast –die maar zwak scheen zodat Jacob deze onmogelijk opgemerkt kon hebben- en Jacob kon haar goed zien.
Zijn oude moedertje had een gebloemd nachtkleed aan dat veel te wijd was. Haar haren zaten keurig opgerold in roze krulspelden, en haar strenge uiterlijk maakte haar eigenlijk komisch om te zien. Nu was ze echter helemaal niet komisch; haar gezicht was vertrokken van paniek en ze was in tranen.
‘Oh Jacob, ’n een geluk da ‘k u hier tegenkom! Ik hoorde da gehuil en ik ging naar Remus zien maar da manneke ligt niemeer in zijnen bed!’
Jacob verstarde een enkel ogenblik. Toen kwam hij in volle actie. Zonder iets te zeggen tegen zijn oude moedertje rukte hij de lantaarn uit haar handen en suisde in volle vaart de trap af. Het was een wonder dat hij niet verongelukte want de trap was erg stijl. Vanuit zijn ooghoeken zag hij zijn vrouw uit de kamer komen. Was ze dan eindelijk wakker?
Hij rende als bezeten een smal gangetje door en daar zag hij hem eindelijk –de voordeur.
Deze stond echter op een kier wat erop wees dat Remus naar buiten was gegaan.
‘Remus! Remus!’ probeerde Jacob met zijn hese stem. Dit bezorgde hem echter prompt het effect dat zijn stem –die al zo geteisterd was- hem verliet en hij zonder stem op een koude nacht naar zijn kind aan het zoeken was, dat elk moment kon meegenomen worden door een weerwolf…

Remus wilde net de voordeur uitgaan toen hij ineens iemand uit zijn of haar slaapkamer hoorde komen. Een zwak lichtschijnsel en een gestommel van jewelste.
Hij hoorde het gesprek tussen zijn grootmoeder en vader en dacht dat ze maar idioot waren omdat ze zich zòveel zorgen maakten.
Remus kon echter niet weten welk gevaar er hem buiten stond te wachten. Hij repte zich naar buiten en liet zonder er met zijn gedachten bij te zijn de deur openstaan. Toen hij eenmaal buiten was, voelde hij de vertwijfeling in zich opkomen. Het was een koude, kille nacht en het vreselijke gejank was nog niet uit Remus’ gedachten vervaagd.
Remus slikte. Zag hij daar in de stal niets bewegen? Wat vreemd was, was dat het deurtje van de stal waarin Betty en Billie nu verbleven, wagenwijd openstond. Remus maag kneep even samen. Toch schraapte hij al zijn moed bij mekaar om in de stal te gaan kijken.
Voorzichtig sloop hij naar de stal, en nam een kijkje. Wat hij zag was niet te beschrijven.
Een hoge, gil ontsnapte uit Remus mond.

‘Aaaaaah!’ klonk het vanuit de weide.
Jacob wou er met volle snelheid naartoe lopen maar struikelde over een steen die hij niet gezien had. Hoewel het volle maan was, kon Jacob niet zo goed zien.
‘Lumos!’ sprak hij nonverbaal aangezien hij zijn stem kwijt was. Een zwak lichtpuntje schoot uit de punt van zijn toverstaf.
Een schraal, gelig licht verspreidde zich over een straal van één meter van het punt waar de toverstok zich bevond. Dit was genoeg voor Jacob, en hij rende halsoverkop naar de stallen waar het gegil had plaatsgevonden.
Laat ik niet te laat zijn, dacht de wanhopige vader. Eindelijk, na wat wel jaren leken, bereikte Jacob de stal waarin het kalf en zijn moeder vertoefden.
Wat hij daar zag was erg…

Remus gilde het uit toen hij de afgebeten kop van het kalfje voor zijn voeten zag liggen. De tranen sprongen in zijn ogen toen Betty’s ogen hem recht met een wezenloze blik aankeken. Haar kop was bebloed en het gedrup was het enige geluid dat buiten Remus’ snikken hoorbaar was. Remus begroef zijn gezicht in zijn handen, maar snel trok hij ze weer weg. Degene die dit had gedaan, was hier nog! Van pure doodangst begon Remus te schreeuwen, panisch te kronkelen en hij wilde zo vlug mogelijk weg, weg van dit alles. Door zijn betraande ogen heen zag hij ineens twee bloedrode, hebzuchtige, kwaadaardige ogen vanuit de duisternis opdoemen.
Remus gilde van angst mogelijk nog harder.
‘PAPA!!! MAMAAA!!’ klonk het.
Een sterke, doordringende stank kronkelde zich als een slang naar Remus’ neusgaten en verstikte hem bijna. De geur van zwavel…
En ineens hoorde hij een brul, zo angstaanjagend en bruusk, dat Remus dacht dat hij dood was. Het monster met die rode ogen sprong op hem af, pakte hem beet en zette zijn tanden erin. De pijn die Remus voelde was onvoorstelbaar, de tanden boorden zich in Remus rug en schraapte over zijn ruggengraat. Er werd een heel stuk uit Remus’ lichaam gebeten terwijl Remus het uitschreeuwde en bezweek van die pijn, die dwars door hem heen ging. Remus raakte in coma…


‘Nee!’ schreeuwde de piepende, metaalachtige stem van Jacob toen hij Vaalhaar zag toeslaan. Dit kon niet echt zijn. Dit kon Remus absoluut niet zijn! Een rood waas schoof pijlsnel voor Jacobs ogen, die al zoveel hadden gezien maar nooit zoiets gruwelijks. Een woede die hij nog nooit gevoeld had nam Jacob in zijn macht. Hij werd krankzinnig van verdriet, woede en angst en zou zichzelf nooit meer worden. Hij was slechts dat lichaam vol kille woede.
Jacob nam een riek en schreeuwde uit alle macht. Hij zette de riek als een lans voor zich uit en rende vurig naar de weerwolf toe. Deze sprong behendig opzij zodat de riek zich in het stro boorde.
Jacob trok het gevaarte eruit en rende opnieuw naar de weerwolf. Deze had het niet zien aankomen maar desondanks miste Jacob nog. De weerwolf werd woedend, en kwam nu zelf in actie. Hij brulde afschuwelijk luid, zwaaide met zijn klauwen en liep op Jacob af. Jacob werd vol geraakt in de flank. Deze pijn leek hem nog bozer te maken, en voor iemand het maar kon voorzien, doorboorde de riek Vaalhaars schouder.
‘Kaaiieet,’ jankte hij, en repte zich in de stal, weg van de boerderij. Met de riek akelig uit zijn lichaam stekend. Jacob viel voorover, net naast Remus.
Jacob was dood.





_________________
When the rain starts to pour <3

Laatst aangepast door Hermione op Za Sep 16, 2006 11:59; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Jul 24, 2006 14:08 Terug naar boven Sla dit bericht op

Nieuw hoofdstuk^^
Ik hoop op weer een paar reacties.
Dankje, iedereen die een reactie heeft gegeven.



Hoofdstuk 5: St. Holisto’s Hospitaal voor Magische Ziektes en Zwaktes.

Remus opende de ogen, en voelde meteen die pijn, die gruwelijke pijn. Heel zijn lichaam voelde aan alsof hij tegen 1000 kilometer per uur tegen een betonnen grond was gesmakt. Er was niemand in de oogverblindende, witte kamer waarin Remus lag.
Of toch wel! Als Remus zijn ogen helemaal draaide –wat uiterst pijnlijk was- zag hij wat verderop iemand liggen die net hetzelfde als hij had meegemaakt. Maar wat had hij dan meegemaakt?
‘Remus?’ vroeg een zachte, warme stem. Remus adem stokte. Was dat grootmoeder? Was ze hier?
‘J-ja,’ beefde hij. Telkens wanneer hij een letter uitsprak, deed zijn keel ongelooflijk veel pijn. Dit leek zijn grootmoeder te merken. Ze streelde hem voorzichtig over zijn hoofd.
‘Je bent veilig Remus,’ zei ze.
‘Waar i-ik?’ bibberde hij. Hij kon gewoon geen hele zin uitspreken, zoveel pijn deed het. Hij besefte dat hij misschien dood kon gaan! Wat was er toch gebeurd? Hij herinnerde zich niks meer.
‘Ge bent in een ziekenhuis voor tovenaars, lieverd,’ zei zijn grootmoeder. Terwijl ze dat zei, viel Remus meteen weer in slaap. Hopelijk werd hij nooit meer wakker, want dit was echt té pijnlijk.

‘Mevrouw Rozemans!’ riep grootmoeder toen ze uit de kamer was gekomen.
‘Stil mevrouw, er zijn hier patiënten die willen slapen!’ fluisterde deze.
‘Da is ’t nu net! Die stakker is weer in slaap gevallen! Da’s toch niet normaal?’
Mevrouw Rozemans fronste haar wenkbrauwen.
‘Zijn naam is Remus Johnn Lupos, niet?’ zei ze toen ze op haar klembord keek.
‘Da’s juist,’ antwoordde grootmoeder prompt.
‘Hoelang ligt hij hier al?’
‘Drie maanden, al, mevrouw!’
‘Drie maanden en nog altijd niet goed bij het bewustzijn?’
‘Nee madammeke!’
‘Wat is de oorzaak dat hij hier ligt?’
Grootmoeder haalde eventjes diep adem, om de tranen terug te dringen, en zei toen:
‘Fenrir Vaalhaar, mevrouw.’
‘Dan plaatsen we hem over naar de Kinderafdeling, daar kan hij goede medicatie en rust krijgen. Drie maanden Intensieve Verzorging is wel genoeg mevrouw!’
‘Maar dat jongske heeft zo’n pijn!’ Maar de Heler was al weg.

‘Idioten,’ siste grootmoeder en ging terug naar de kamer waar ze de voorbije drie maanden amper uit was gekomen. De kamer waar Remus lag. Ze zette zich op haar stoel neer en keek naar het gezichtje van Remus, dat eerst zo lief was geweest, maar waar nu iets van angst en pijn overhing.
‘Een weerwolf…’ zuchtte grootmoeder. Na zo een paar uur gezeten te hebben, Verdwijnselde ze op slag.

‘Mary, wat ben ik blij dat je gekomen bent,’ zei de beverige stem van Wendy. Grootmoeder keek de vrouw die totaal ingestort was medelijdend aan.
‘Kind toch, gaat het wel met u?’ vroeg ze en leidde haar schoondochter naar de leren fauteuil.
‘Hier zit ge vast gemakkelijker,’ zei grootmoeder.
‘Hier zat hij altijd,’ fluisterde Wendy. Opnieuw sprongen de tranen in haar ogen, ogen die rood waren van de huilbuien.
‘Ik weet het Wendy,’ verzuchtte grootmoeder. Al de tweede keer vandaag deed ze moeite om haar tranen terug te dringen. Jacob was dood en Remus bijna ook…
‘Een zakdoekske, droog u tranen,’ zei grootmoeder. Dankbaar naam Wendy de zakdoek aan. Ze bette haar ogen en snoot haar neus.
‘Ik vind het zeer lief van je dat je je zo om me bekommerd,’ zei Wendy.
‘Ach, in ’t verleden hadden we vaak kibbelpartijen, maar nu mogen en kunnen we dat nie doen!’ antwoordde grootmoeder gemeend.

Zo ging er een jaar voorbij. Kleine Remus werd op de kinderafdeling geplaatst.
Een heel jaar verbleef hij er. Onder veel medicatie geneesde hij langzaamaan goed. Een keer in de maand werd hij wat Fenrir ook werd. De Helers gaven hem dan altijd een sterk slaapmiddel, zodat de schade minder erg was. Op die ene, schitterende dag mocht Remus gaan.
Maar de oude werd hij nooit meer. Net zoals zijn moeder nooit meer de oude werd. Ze wilde eigenlijk niet meer bij Remus zijn, nu hij een weerwolf was. Remus zag haar bijna nooit meer. De enige die zich over hem ontfermde was zoals altijd zijn grootmoeder.
‘Voor mij mokt het nie uit of ge nu ne weerwolf zijt of nie,’ was haar motto. Ze hield nog altijd even veel van haar kleinkind, en Remus hield nog altijd even veel van haar.
Remus werd stiller. Hij las meer boeken over weerwolven, en ontdekte dat weerwolven eigenlijk een soort van gehandicapten in de tovenaarswereld waren. Dit kon hij zich echter niet voorstellen. Door zijn lieve grootmoeder.





_________________
When the rain starts to pour <3

Laatst aangepast door Hermione op Za Sep 16, 2006 11:50; in totaal 1 keer bewerkt
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Aug 27, 2006 17:25 Terug naar boven Sla dit bericht op

Meer dan een maand heb ik mijn lieve lezertjes in de steek gelaten.
*snift*
Een nieuw hoofdstuk^^
Reacties?



Hoofdstuk 6: Een nacht als weerwolf.

‘Remus, kindeke, gaat het?’ vroeg de ongeruste stem van grootmoeder.
‘Ja hoor grootmoeder,’ zei Remus die zich weer ontspande. Hij had een erge steek in het midden van zijn borst gevoeld. Hij wist maar al te goed waarom.
‘Vannacht is het weer volle maan, schat,’ zei de stem van grootmoeder met een voorzichtige klank. Remus was hier erg gevoelig voor en soms begon hij heel erg te huilen. Hij wílde gewoon geen weerwolf zijn.
‘Dat weet ik wel!’ zuchtte Remus. Hij voelde zich verdrietig en legde zijn lepel neer. Hij had geen zin meer in de geurige erwtensoep die zijn grootmoeder had klaargemaakt. Net zoals de avond voordat hij gebeten werd zaten zijn grootmoeder en hij weer in de woonkamer, Remus met een bord soep en grootmoeder bij de radio. Remus wilde niet dat het volle maan zou zijn. Het was een ware nachtmerrie voor hem. Die verschrikkelijke pijn, je niet van jezelf bewust zijn…Het was vreselijk. De tranen sprongen in zijn ogen.
‘Grootmoeder…ik wìl gewoon niet!’ schreeuwde hij het uit en stond op. Mary was machteloos.
‘Niemand wilde het, Remusje,’ zei ze zacht. Zij had het ook moeilijk. Een zoon en een half kind aan het kwade verliezen was erg. Ze was er net niet aan kapot gegaan.
Remus begroef zijn gezicht snikkend in zijn handen en rende de keuken uit. Hij kende de weg goed, en botste nergens tegen aan. Het was koud in de deze kamer.
Het was een ruime kamer, met kille, zwarte tegels als vloer. De enige meubels waren een tafel en een kast. Ze waren allebei waarschijnlijk antiek.
Remus rilde. De kamer had iets engs over zich, maar hij kon niet verklaren wat. Hij voelde zich misselijk. Hij kromp ineen van het akelige gevoel dat zich vanuit zijn buik over zijn hele lichaam verspreidde. Hij was doodziek.
‘Remus? Remus, waar bent ge?’ klonk de inmiddels onvaste stem van grootmoeder door het huis.
‘In..de..’ kreunde Remus. Hij kwam niet verder dan dat. Oh, wat haatte hij in godsnaam die misselijkheid die altijd enkele uurtjes voor zijn transformatie opstak.
‘Oh Remus!,’ riep grootmoeder toen ze Remus in een ellendig hoopje op de steenkoude vloer zag liggen. Met verbazingwekkende krachten voor zo’n oude dame tilde ze de jongen op en bracht hem naar boven.
Ze legde hem in zijn bed, deed de deur op slot en zorgde dat zijn raam openstond. Wat haatte ze zichzelf. Maar de Helers hadden gezegd dat dit moest. Straks zou Remus in een weerwolf veranderen en dan stond niemand voor de gevolgen in. Want als iemand een weerwolf was, zou hij zelfs zijn beste vriend niet sparen…
Ze liep naar beneden en liet behulp met magie –die ze de laatste tijd steeds meer gebruikte- de rolluiken naar beneden donderen. Eentje bleef er haken.
‘Tja, ben er nog niet helemaal aan gewend hé,’ mompelde ze en liet het witte ding eigenhandig naar beneden. Vanuit het raam zag ze de witte sneeuw op de al witte grond vallen. Wat een raar contrast met de duisternis.
Maar haar gedachten waren bij Remus. Als hij maar geen kou vat, dacht ze bezorgd. De oude vrouw hoopte nu dat haar schoondochter snel zou Verschijnselen. Hoewel ze het niet wou toegeven, voelde ze zich altijd geruster als Wendy bij haar was wanneer Remus transformeerde. Grootmoeder wachtte enkele minuten, en daar hoorde ze het bekende plopje.
‘Dag kind,’ groette ze Wendy.
‘Dag Mary,’ zei Wendy snel en drukte een haastige kus op de gerimpelde wang van haar schoonmoeder.
‘Is hij al…’ hakkelde Wendy met een rimpel in haar voorhoofd. Mary zag een traan in het oog van Wendy opwellen.
‘Nee, nog niet,’zei grootmoeder zacht. Maar dat zou niet lang meer duren. En terwijl de beide vrouwen zich neerzetten in een stoel, schoot Remus boven wakker.

Het koude zweet parelde langs zijn bleke voorhoofdje. Zijn irissen vernauwden zich tot een onzichtbaar puntje, en bolden op tot de wijdte van een puppil. Steeds sneller en sneller.
‘Aaaargh!’ schreeuwde Remus en voelde de ondraaglijke pijn, alsof er duizenden messen in zijn lichaam binnendrongen. De pijn was zo intens dat het leek alsof elke vezel tot het uiterste geteisterd werd. De tranen sprongen voor de zoveelste keer in zijn ogen terwijl het leek alsof hij binnenstebuiten werd gekeerd. Met het barsten en groeien uit zijn pyjama voelde Remus zijn geheugen en zijn zicht aanzienlijk verminderen. Hij wist niet meer wie hij was, wat hij was. De pijn maakte hem razend.
Hij brulde het uit, terwijl hij steeds hariger werd en het leek alsof zijn hoofd op springen stond. En toen was er niets meer. Niks. Er was geen Remus meer, maar alleen een weerwolf die boosaardig gromde.
De ogen van dit monster gloeiden rood op, en met een ruk was hij de kamer uitgesprongen.
‘ROOOAAARGH!’ klonk het, en liet diverse dieren in het woud uit hun slaap opschrikken.
De weerwolf was op rooftocht. Toen hij de zilveren, ronde maan zag, huilde hij zijn oorlogslied en hief zijn machtige kop naar het ronde gevaarte.
Vervolgens gromde hij kwaadaardig en sprong het bos in. Daar werd die nacht een verschrikkelijke slachtpartij gehouden.
En bij het ochtendgloren kroop er een kleine, gewonde jongen er doodvermoeid uit. Hij strompelde naar de boerderij. Daar viel de kleine Remus bewusteloos neer.





_________________
When the rain starts to pour <3
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Sep 18, 2006 16:26 Terug naar boven Sla dit bericht op

OMG, dit heeft echt lang geduurd.
Sorry.[/piepstem] Maar een lekker lang nieuw stuk^^
Lees hier:
[REACTIES[/onsubtielehint]


Hoofdstuk 7: de therapeut.

‘Grootmoeder, moet dit nu echt?’ vroeg kleine Remus op een zeurderig toontje aan zijn grootmoeder. Die zuchtte. Ze kon er ook niks aan doen, maar het was zo.
‘Sorry jongen, maar je moeder heeft het recht om te doen wat ze met u wilt doen,’ zei grootmoeder zo kalm mogelijk. Wendy was op het ongelooflijk stomme idee gekomen om een Begleider te laten komen Een Begleider was een soort van therapeut die door Sint. Holisto’s werd gestuurd naar mensen met een magische handicap.
Er waren velen soorten Begleiders; uiteraard had Wendy eentje aangenomen die was gespecialiseerd in “Weerwolven en hun problemen”, zoals het in die idiote brochure stond.
Het algemeen protest –zowel uit de oudste en de jongste mond- hadden totaal geen baat gehad. Wendy zou haar zin doordrijven en zo’n Begleider op Remus afsturen.
Helpen zou het niet, maar Wendy was nog altijd de moeder van Remus, dus het was zo. Er was niets aan te doen.

‘Kom jongen, de meneer komt er zo aan,’ zei moeder opgewonden tegen haar zoon. Ze zette zijn kraag de zoveelste keer goed, trok zijn sokken op en streek even langs zijn wang. ‘Ik weet dat je niet dol bent op die Begleider, maar eenmaal dat hij er is, zal hij je helpen met je…eh, je weet wel.’ ze glimlachte nep en haalde zenuwachtig een hand door haar kapsel. Grootmoeder kreeg een vermoeden waarom Wendy een Begleider had aangenomen, want dit was echt niets voor Wendy. Haar vermoedens werden bevestigd toen Wendy een spiegel van de tafel nam en haar lippen stiftte.
Plop.
‘Oh, daar is hij!’ riep Wendy hyper en onderdrukte een giechel.
‘Moeder,’ zei Remus en keek haar verwijtend aan. Moeders moesten niet onnozel zijn.
‘’t Zal wel,’ zei moeder die niet echt luisterde. Ze keek reikhalzend door het raam naar buiten.
Ze glimlachte tevreden en liep de gang in en deed de voordeur open nog voor de Belgeider, want die was het duidelijk, aan kon bellen.
Wat bezielde moeder toch? Waarom maakte die man haar zo opgewonden? Toen besefte Remus het. Zijn ogen werden groot en zijn mond opende zich een eindje. Een geluidloze gil. Moeder had die man op zijn wang gekust! Tranen sprongen in zijn ogen. Was ze papa dan vergeten? Hij draaide zich om en liep weg. Weg van die man en weg van moeder.
Grootmoeder zag het en schudde heel lichtjes haar hoofd. Wendy deed domme dingen. Hoewel Remus het niet wist, fladderde ze als een vlinder van de ene man naar de andere. Haar vermoeden was correct. Dit was een nieuw vriendje van Wendy.

‘Remus…Dit is niet grappig! Kom uit die kamer! Remus!’
Remus lag op zijn bed, en staarde naar het rozige plafond. Hij negeerde het geroep van zijn moeder.
‘Doe die deur open! Remus!’
Dat was het laatste. De wanhooppoging. Doffe voetstappen stapten weg. Daar ging moeder. Naar die stomme therapeut, of wat het ook was. Een traan welde op in het bruine oog van Remus. Vader was dood…Door zijn schuld. Hij draaide zich om en probeerde lichtjes in slaap te komen, wat niet echt lukte. Naar zijn gevoel lag hij er een hele dag. Hij hoorde het gezoem van de gesprekken onder hem, er zaten veel kieren in de vloer; zo luisterde hij vroeger soms gesprekken af. Uiteindelijk zuchtte Remus diep, nam een besluit en liep de houten trap, met groen kleedje af. Hij wist niet wat hij beneden zou aantreffen, maar op zijn kamer zittend, huilend om het feit dat zijn vader er niet meer was, zijn moeder nu verliefd was op iemand anders werd saai. En hij wilde toch wel weten wie die vreemde man nu eigenlijk was…
Zachtjes daalde hij de eikenhouten trap af. Hopelijk hoorden ze hem niet, de trap kraakte nogal. Stilletjes, stap voor stap kwam Remus beneden aan. Daar hoorde hij stemmen klinken.

‘Moeder, dit is gewoon iemand om Remus te helpen, hij is écht niets meer…’
‘Wendy, ik vind da geen goed idee om u achtendertigste geliefde met Remus te betrekken. Da’s niet goed voor dat jongske, die heeft al genoeg te verwerken.’
‘Vroeg of laat moet hij er toch achterkomen.’
‘Ja, maar nu is nog te vroeg! Met zijn probleem…’
‘Dave is hier om het probleem op te lossen!’
‘Maar Wendy, dat probleem kan niet opgelost worden!’ riep grootmoeder nu. Dat was tegen het zere been.
‘Weet je wat het gewoon is,’ zei de stem van moeder zacht en stekelig, ‘Je bent gewoon bang dat je Remus niet meer kan “houden” als Dave er is.’
Een onmiskenbare zucht.
‘Als ’t zo zit, zorgt gij dan maar eens voor die jongen!’

Zoals altijd had Mary het laatste woord gehad. Ze zette zich neer in de zwarte fauteuil, sloeg nijdig een been over het andere, en kruiste haar armen. Zo zette ze zich altijd als er een conflict tussen hen twee was. Helemaal gesloten, verstijfd door woede keek ze nijdig voor zich uit. Pas tegen de avond zou ze terug uit de zetel komen, want dan was Wendy meestal weg. Met een vriend. Of twee. Drie. Dat kon haar niet schelen.

Remus had alles gehoord. Konden die twee nu nooit eens ophouden met bekvechten. Een waterige glimlach speelde over zijn lippen. Volwassenen…
‘Maar ik wil hem toch even zien,’ zei de voorzichtige stem van de..therapeut, ‘hij is namelijk een interessant studieobject en..’
‘Remus is geen object,’ siste grootmoeder tussen haar tanden. Wendy rolde even met haar ogen.
‘Kom, we zijn hier weg.’

Remus hoorde hoe ze de pols van de therapeut vastgreep. Het volgende ogenblik sloeg de zware voordeur open en waren de twee buiten. Gelukkig maar. Remus liet zijn adem ontsnappen; hij besefte dat hij bijna al die tijd zijn adem in had gehouden. Voorzichtig naderde hij de woonkamer, en keek naar grootmoeder.
‘Grootmoeder?’fluisterde hij. Hij wist maar al te goed hoe ontvlambaar zijn grootmoeder was als ze net een woordenwisseling met haar schoondochter had gehad.
‘Mwja.’ bromde die. Aan de toon was te horen dat ze luisterde. Remus zij echter niets. Hij kroop lenig maar traagjes op de schoot van zijn grootmoeder en legde zijn handen in haar nek. Zo bleef hij minutenlang zitten. Urenlang. Na wat wel een eeuwigheid leek maakte hij zich los uit zijn greep, grootmoeder was in slaap gevallen en dat was niet echt aangenaam omdat van zo dichtbij te horen. Hij glimlachte, en sloop naar de keuken om een koek buit te maken, dit was zijn kans. Hij had immers honger. Grijnzend pakte hij een koekje uit de kleurige trommel en at het op. Eigenlijk waren die koekjes best lekker. Hij name er nog eentje, dat kon geen kwaad. Wat waren ze lekker!

Tegen dat hij naast zijn grootmoeder in de fauteuil ging zitten, was de koekentrommel zo leeg als zijn spaarvarken, op slechts enkele kruimels na. Hopelijk merkte niemand het. En uiteindelijk viel Remus in een vredige slaap, dromend over Begleiders en koekjes.





_________________
When the rain starts to pour <3
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Vr Okt 06, 2006 18:10 Terug naar boven Sla dit bericht op

Oeh. Deze duurde iets minder^^
Heb 1 reactie gekregen. [hint]
Einiwee, dit hoofdstuk vond ik leuk om te schrijven, en voor mijn doen is het héél lang.
=P



Hoofdstuk 8: Grootmoeder en Remus worden boos.

Het jaar verstreek. En nog een jaar werd langzaam afgerond. De herinnering aan de Begleider was al lang tot in het diepste, donkerste hoekje van Remus’ achterhoofd verdrongen, wat eigenlijk niet echt verwonderlijk was. Wendy had namelijk al veel andere vriendjes na de Begleider gehad. In snel tempo hadden ze elkaar opgevolgd. Grootmoeder kon er niks aan doen, maar met de dag werd ze woester op Wendy…
Langzaam maar zeker naderde Remus elfde verjaardag. Voor zijn verjaardag kreeg hij een dik boek over het verzorgen van kalveren, wat hem goed hielp bij het verzorgen van Goderic, zijn stiertje. Hij hield veel van het beestje. Wanneer hij de troost niet bij grootmoeder vond, of het gewoon niet kon verwoorden wat voor ellende hem die maandelijkse transformatie hem bezorgde. Dan liep hij het huis uit, meestal met de tranen in zijn ogen. Geruisloos, om geen koe te storen, stapte hij de wei in.
‘Goderic?’ riep hij met een lichte, hoge stem. Op dit geluid reageerde het inmiddels forse kalf altijd en het duurde niet lang voordat Goderic door de spetterende modder aan kwam gedraafd.
De grote biet die ontzettend veel op een karikatuur van een Dementor leek, griste Goderic uit de handen van Remus en at hem met veel gesmak op. Remus deed een stapje achteruit. Zo klein was Goderic nu ook weer niet.
‘Réééééémuuuuus!’ werd er geroepen en zo snel als de kranige oude dame kon bewoog ze zich verder naar haar kleinkind toe. De zompige grond belette haar om sneller te gaan.
‘Had laarzen motten aandoen,’ grommelde ze en zwaaide met het gelige stuk perkament.
‘Grootmoeder? –wat is er? Toch niets ergs?’ gilde Remus terug. Meteen liep hij uit de wei en sloeg het poortje net op tijd dicht; Goderic was als een dolle stier –was hij ook- achter hem aangerend en liep uiteraard veel sneller dan Remus.
‘Wat is er?’ hijgde hij toen hij bij grootmoeder aankwam.
‘Ge hebt ne brief,’ zei grootmoeder en overhandigde Remus de brief.
‘Nee, lees maar voor, want mijn handen zijn te vuil,’ verkondigde die en bekeek zijn modderige handen.
‘Ook goed,’ zei grootmoeder opgewekt en scheurde de dikke enveloppe open.
‘Geachte Heer Lupos,
u bent uitgenodigd om aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus Pocus te komen studeren.
Normaliter komt deze brief pas in de zomervakantie ter bestemming, maar aangezien u probleem tijdens de volle maan krijgt u deze eerder zodat er de nodige maatregelen getroffen kunnen worden.
In de brief die erbij zit staan de benodigdheden die u zal gebruiken tijdens de lessen.
Hoogachtend,
Albus Perkamentus.’
Grootmoeders adem stokte even toen ze het woord Zweinstein Hogeschool voor Hekserij en Hocus Pocus las. Ze wist dat deze dag ging komen, maar diep in haar hart hoopte ze dat het niet waar zou zijn. Dat Remus altijd bij haar kon blijven…De toverwereld had ze definitief achter zich gelaten, en nu dook die weer op.
Remus was sprakeloos. Hij had al veel over Zweinstein gehoord, het grote kasteel met de terreinen er rond en het grote meer waar in een reuzeninktvis huisde. Waar de trappen verhuisden met de minuut, met de verborgen plaatsen en het betoverde plafond.
‘Mag ik eens kijken?’ vroeg hij nieuwsgierig. Zijn vuile handen konden hem niks schelen; de brief, maar vooral de inhoud was veel belangrijker.
‘Het staat er dus echt,’ concludeerde Remus en bestuurde het handschrift. Grootmoeder snoof even.
‘Jongske, uw opmerkingsgave is verwonderlijk hoog, weet ge dat?’
Gevleid sloeg Remus zijn ogen neer. Hij snapte niet dat het een grapje was. Grootmoeder grijze ogen blonken even op, maar meteen doofde de schitterende, gouden lichtjes weer uit. Haar rimpels leken dieper dan ooit en Remus zag dat ze een beetje gebogen stond.
Vreemd. Remus had grootmoeder nooit als een oude vrouw gezien. Het bracht hem een beetje van zijn stuk.
‘Is er iets?’ vroeg hij, en keek wat beteuterd. Was Zweinstein dan slecht? Hij wist het allemaal niet meer. Toen grootmoeder niet antwoordde, maar met die ellendige blik in haar ogen bleef staan, sprongen de tranen in Remus’ bruine ogen. Hij wist niet waarom hij huilde.
Maar hij rende weg, half struikelend. Weg van grootmoeder. En een beetje weg van Zweinstein.

Remus zat te piekeren op zijn bed. De laatste tijd bezocht hij zijn kamer steeds vaker.
Het was mei en Goderic was meer gegroeid dan ook, in die twee maanden. Het werd steeds gevaarlijker om uren naast Goderic te vertoeven. Niet dat het beest kwade bedoelingen had, maar een enkele verkeerde beweging was genoeg om Remus St. Holisto’s in te slaan. Maar dan voor iets anders dan zijn weerwolfprobleem.
Maar er was een groter probleem. Waarom was grootmoeder zo aangeslagen toen ze de brief las? Het was toch juist goed dat Remus nog naar Zweinstein kon gaan?
Hij had niet gedacht dat hij ooit nog zou mogen; hij had veel gehoord en gelezen over het feit dat weerwolven uitgesloten werden. Voor de zoveelste keer trok Remus’ maag samen van het ellendige gevoel van onmacht: waarom hij.
Weer dacht hij aan vader. De herinneringen waren niet meer dan een vaag beeld, maar de zware, zachte stem stond nog altijd haarscherp in zijn geheugen gegrift.
En opeens, alsof vader hem een klein duwtje gaf, sprong hij uit bed en liep naar beneden. Daar zag hij zijn grootmoeder star voor zich uitstaren. Hij bemerkte het stuk perkament, (waarop ongetwijfeld de brief van Perkamentus opstond geschreven) in haar rechterhand.
‘Grootmoeder?’
‘Ja?”
‘Ik hou van je.’
‘Da’s dan wederzijds, jongske.’
Remus’ nam een stoel en schoof hem naast de zetel van grootmoeder. Hij ging erop zitten en loenste naar grootmoeder. Die loenste net terug. Ze schoten allebei tegelijk in lach.
Het ijs was gebroken. Ze bleven zo een tijdje zitten en praatten over koetjes en kalfjes. Met name over Goderic, over het feit dat hij wel ontzettend gegroeid was.
‘Ja, binnenkort komt ‘r een nieuw stiertje, wees maar zeker,’ glimlachte grootmoeder en liet zich een beetje terugzakken in de zachte, nogal wollige zetel. Remus besloot om er nu over te beginnen.
‘Grootmoeder, waarom bent u zo verdrietig toen u de brief las?’ vroeg hij voorzichtig. Hij wist totaal niet hoe zijn grootmoeder ging reageren. Hij vreesde voor tranen. En dat vond hij eng, grote mensen die wenen.
‘Omdat je dan weggaat van mij…eh, ons,’ zei grootmoeder rustig. Ze had haar ogen schijnbaar gesloten, maar Remus had de indruk dat ze tussen haar wimpers naar hem keek. Moest hij ook eens proberen.
‘Dat begrijp ik,’ zei Remus, maar hij wist dat er nog iets was. En hij wist vrijwel zeker wat het was. Grootvader. Hoewel hij hem maar drie jaar had gekend, borrelde een warm gevoel in hem op als hij aan grootvader dacht. Hij moest zoals vader geweest zijn, dacht hij vaak.
‘Het heeft met grootvader te maken hé?’ zei hij stilletjes, en zijn mondhoeken trokken onwillekeurig wat naar beneden. Hij wou dat hij dat niet had gezegd.
‘Ja,’ fluisterde grootmoeder, en er biggelde langzaam een traan uit haar gesloten oog.
Remus sloeg een arm om haar heen. Wat kon hij doen? Hij voelde zich een beetje uit het veld geslagen. Het was eng en raar om grootmoeder te zien huilen. Alsof ze zijn vertrouwen in haar kracht brak.
Onbeholpen trok Remus zijn arm terug toen hij zag hoe grootmoeder een supergrote, geruite zakdoek uit het niets tevoorschijn haalde en haar neus snoot met het geluid van een verkouden olifant met astma. Arme zakdoek.
‘Dat was nodig precies,’ glimlachte hij zwakjes. Een flauwe glimlach speelde over grootmoeders lippen.
‘Ja, dat was effe hard nodig. Maar ik zal een aan ’t eten beginnen zeker?’ zei ze met een hese stem en hees zichzelf op uit de gemakkelijke zetel.
‘Mag ik helpen?’ bood Remus aan. Grootmoeder schudde haar gerimpelde hoofd. Opeens leken de rimpels al veel minder diep, en er lag een gezonde blos op haar wangen.
‘Neeje, dat is te gevaarlijk. Die pannen zijn verdoemd heet en de kokende spetters kunnen u lelijk verbranden jongske,’ zei ze serieus, maar aan haar pretoogjes te zien meende ze het niet. ‘Tuurlijk moogt ge helpen, graag zelfs,’ glimlachte ze en liet haar kleinzoon voorgaan, de keuken in.

‘Hallo,’ riep een overduidelijk verkouden stem. Moeder was thuisgekomen.
Wendy deed haar sjaal uit en schudde haar hoofd. Hoewel het mei was, vielen er bakken regen uit de lucht. En sinds de opkomst van een of andere rare kwiet, die de Duistere Magiër werd genoemd, (zoals Voldemort toen nog genoemd werd) vond Wendy het veel veiliger om met de bezem naar huis terug te keren. Oh, wat vloog ze graag! Maar met haar vreemde trekjes, was er een onverklaarbare angst in haar opgetreden toen ze een bericht van de Duistere Magiër op de Magische Omroep Stichting hoorde.
Maar nu, niet meer in de kille winkel, voelde ze zich duizend keer veiliger. Wendy deed haar jas uit en schudde even met haar gekleurde bruine haren.
‘Ik ga even…MARY!’
Wendy’s adem stokte.
‘Ja?’ klonk er verveeld vanachter de pruttelende potten en pannen.
‘In godsnaam, je wéét dat ik niet wil dat Remus aan dat hete fornuis staat!’ zei Wendy gepikeerd.
Grootmoeder zuchtte even.
‘In godsnaam,’ deed ze haar schoondochter na, ‘het is belangr’k voor dat jongske dat ‘m leert koken!’
‘Op Zweinstein koken ze wel voor hem,’ snauwde Wendy. Even, heel even stond grootmoeder Mary perplex. Ze keek even van Remus naar Wendy.
‘Hoe weet…’ stamelde ze. Hoe wist Wendy van de brief?
‘Ik heb een brief naar Perkamentus gestuurd,’ zei Wendy bitsig. Ze grijnsde even. Dít keer had ze haar schoonmoeder te pakken.
‘Opdat Remus óók naar Zweinstein kan,’ voegde ze er nog aan toe.

Dat was voor Remus en Mary teveel.
‘KOOK DAN ZELF UW POTJE!’ schreeuwden ze allebei tegelijk. Even keken ze elkaar aan. Hadden ze nu net allebei tegelijk geschreeuwd? Dat had Wendy wel door.
‘Oké dan, snauwde ze. ‘Ik ga naar Bratt! En verwacht maar niet dat ik terugkom hoor?’
Woedend Verdwijnselde ze.
‘Wie is Bratt?’ vroeg Remus.
‘Bratt is, tot overmorgen ofzoiets, haar “ware liefde”,’ snoof grootmoeder, haar glimlachje nauwkeurig verbergend.
‘Ah zo,’ zei Remus, niet wetend wat hij moest zeggen. Zo bleven ze even staan.
‘Eh, grootmoeder?’
‘Ik luister.’
‘De worsten branden aan.’





_________________
When the rain starts to pour <3
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Ma Nov 13, 2006 19:30 Terug naar boven Sla dit bericht op

Vergeef me voor deze wandaad. Véél te veel tijd tussen dit en het vorige hoofdstuk. Ik weet het, ongehoord lang, maar ik héb er een verklaring voor, die eerder aan mij luiheid te wijten is.
Ik had dit hoofdstuk al sinds 8 oktober af, maar schreef het voor de TV. (Verkiezingen waren toen bezig. ^^) En ik haat overtypen, dus heeft het een dikke maan geduurd voordat het eindelijk klaar was.

Dit hoofdstuk is eerder een aanleiding met een e-nor-me cliffhanger. Een héél smerige, maar anders is het niet voor jullie, dat verzeker ik. Oké, toch niet helemaal, máár...


Veel plezier. (OMG,Ik kan doordrammen xD)

Hoofdstuk 9: Het haardvuur.

Remus was net klaar met eten. Het had gesmaakt, zelfs de worsten die helemaal verkoold waren aan de onderkant. Grootmoeder was al lang klaar met eten. Ze at altijd erg snel maar genoot er des te meer van.
‘Grootmoeder? Waar ben je?’ riep Remus. Niet dat hij bang of ongerust was, maar er bestaat een knagend gevoel dat nieuwsgierigheid heet. Remus kreeg geen antwoord. Stilte.
‘Grootmoeder?’ probeerde hij wat harder Misschien werd ze wat doof. Weer stilte.
Opeens hoorde Remus –buiten het getik van de regen- buiten een geluid. Toen hij wat beter luisterde hoorde hij dat het voetstappen waren. Voor hij kon reageren doemde er voor de glazen deur het gezicht van grootmoeder op. Daar zat ze dus. Wat deed ze eigenlijk buiten?
Het gerimpelde gezicht leek te smelten; zo hevig dropen de regendruppels naar beneden. Ze duwde de deur open.
‘Hallo,’ glimlachte ze wat onbeholpen. Aan haar voeten vormde zich een plasje dat al snel groter werd. Remus schonk er echter geen aandacht aan, zijn aandacht werd gevestigd op de reusachtige bobbel onder groomoeders druipende jas.
‘Wat zit er onder uw jas?’ vroeg Remus nieusgierigheid.
‘Hout,’ antwoordde grootmoeder simpelweg.
‘Eh- waarom?’
‘Om de haard aan te steken.’
Haard? dacht Remus. Oh ja, die haard. Het schoot Remus te binnen dat er zich dus wel degelijk een open haard bevond in dit huis. Hij was Remus nooit echt opgevallen. Donker en onopvallend stond hij tegen een wand in de woonkamer. Nooit beter bekeken.
Dit kwam door het feit dat deze niet meer aangestoken of gebruikt was in de elf jaar dat Remus leefde. Wendy had het namelijk veel te gevaarlijk gevonden met een kind in huis. Stilletjes was grootmoeder het daar een béétje mee eens, maar dat liet ze natuurlijk niet blijken. Sinds de dood van Jacob en dat Remus weerwolf werd, was er nooit meer naar omgekeken.
‘Kom,’ wenkte grootmoeder Remus. Ze had in totaal zestien houtblokken onder haar doorweekte jas weten te moffelen. Maar ze nam er maar twee van mee naar de woonkamer, waar de rijk bewerkte haard stond. Remus volgde braafjes. Grootmoeder legde één blok in de grote haard. Bedenkelijk keek ze naar het donkere hout.
‘Is er iets?’ vroeg Remus. Grootmoeder keek Remus even sceptisch aan.
‘We hebben geen vuur.’ zei ze, terwijl ze Remus eventjes doordringend aankeek.
‘Geen lucifers?’ probeerde Remus. Grootmoeder schudde haar hoofd, en haar grijze, doorweekte haren wiegeden even mee. Ze niesde. Remus keek haar bezorgd aan.
‘Grootmoeder, straks bent u nog verkouden,’ wist hij eruit te krijgen. Mary keek haar kleinzoon even aan en knikte.
‘Als het vuur aan is, kan ik opdrogen,’ fluisterde ze bijna.
Plotseling had ze het. De kleine lichtjes, die in haar ogen dansten, flakkerden op als een vuur dat lang bedekt werd onder een luchtdicht voorwerp. Remus zag dat.
‘U hebt een idee,’ stelde hij vast.
‘Inderdaad, Remuske,’ zei grootmoeder, ‘ik ben meteen terug.’ Ze liet een verbaasde Remus achter terwijl ze de kamer doorliep, de trappen op. Remus had geen idee van wat ze van plan was. Hij bekeek de open haard eens wat beter. Hij zag dat hij van glanzend eikenhout was. Over de hele oppervlakte liepen reliëfs; mensen die joegen op dieren, elegante lichamen…het was hem nooit eerder opgevallen. Deze haard was een kunstwerk. Plotseling hield Remus’ hart een tel op met slaan.
Aan de twee weerszijden van de haard, staarden twee wolvenkoppen hem recht aan. Remus had er een heel eng gevoel over. Plots besefte hij ten volle dat hij een weerwolf was. Hij hoorde gestommel en draaide zich om, de tranen in zijn ogen dapper terugduwend.
‘Ben terug,’ bromde grootmoeder even.
‘W-wat was je gaan doen?’ vroeg Remus zo nonchalant mogelijk. Hij had de grote krop in zijn keel opgemerkt en probeerde hem zo onopvallend mogelijk door te slikken. Toen hij zijn aandacht op iets anders dan de krop richtte, zag hij dat zijn grootmoeder trilde. Hij fronste zijn wenkbrauwen en merkte op dat het niet van verdriet of woede was. Eerder van…opgewondenheid. Dit alles gebeurde in een paar seconden en grootmoeder had niets gemerkt. Althans- zo leek het toch. Maar wat ze in haar linkerhand geklemd had, eiste haar volledige aandacht op. Ze probeerde de herinneringen terug te drijven uit haar geheugen. Was het dit eigenlijk wel waard? Ja. Nu was het eindelijk tijd om Remus in te lichten.
Remus vroeg zich af wat grootmoeder zo zenuwachtig maakte. In de nabije omgeving merkte hij niets speciaals op. Alles was zoals het gewoonlijk was. Misschien was het de storm die buiten woedde? Nee, grootmoeder was nog nooit bang gebleken van onweer.
‘Omdat we geen lucifers hebben,’ begon grootmoeder met hese stem, ‘was de enige mogelijkheid…’ ze aarzelde even. Toen hakte ze de knoop door. Met een verlangen dat ze al die jaren had moeten bedwingen, hief ze vol vuur een houten stokje omhoog en schreeuwde de toverspreuk die ze nodig had op dat moment.
‘Incendio!’
Meteen flakkerden torenhoge vlammen op, als trotse schimmen. Binnen een paar seconden werd de hele kamer, die erg groot was (Hier waren de kille tegels in de vloer gelegd) in een warme gloed gezet, die al lang het huis had verlaten. Remus kon de aanwezigheid van vader bijna voelen. Als gehypnotiseerd keek hij in de oranje vlammen, zoekend naar een glimp die zijn gedachten konden bevestigen.

Mary’s mond ontspande zich even. Ze wist goed genoeg wat er in het hoofdje van de jongen omging. Hij had nog nooit de warmte van het vuur gevoeld. Zelf had ze een gevoel alsof ze vrij was. Ze had gezworen om na de gruwelijke dood van haar man nooit meer magie te gebruiken, maar de tijd was gekomen om die eed te breken. Het werd tijd voor voor de waarheid, die Remus nu, voor ze hem voor altijd kwijt zou zijn moest vertellen. Voor het te laat was. Voor hij naar Zweintein vertrok.
Mary zette zich in een stoffige, lelijke fauteuil en gebaarde dat Remus op een onopvallende divan moest gaan zitten, die vlak bij het vuur stond.
Remus reageerde een seconde niet, maar wendde toen zijn ogen af. Toen hij zijn ogen lostrok van het vuur, merkte hij de spanning. En meteen voelde hij die brandende nieuwsgierigheid.
‘Grootmoeder, kunt ù toveren?’ flapte hij er meteen uit, voor hij besefte hoe bot dat dat klonk. Grootmoeder kwam uit een zuiver tovenaarsras en was absoluut geen Snul. Grootmoeder trok een wenkbrauw op. Ze had Remus nog nooit zo vrijpostig gehoord. Hij leek een beetje op zijn moeder, maar hij kon niet weten dat die vraag uiterst kwetsend was. Nee, hij niet.
‘Ik kan inderdaad toveren, Remus,’ zei ze. ‘Maar nu is het tijd voor jouw om een heel lang verhaal te horen, zodat ge weet waaraan ge aan toe bent.’
Nu wist ze dat er geen weg terug was. Ze opende haar mond om het lange, verassende verleden van haar en haar man, Johnn, te onthullen.
Buiten keken twee fonkelende ogen de twee generaties woedend aan.





_________________
When the rain starts to pour <3
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Dec 27, 2006 10:34 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hermoine heeft het heel druk, de laatste tijd.
Daarom zou ik mijn fanfic tijdelijk willen laten sluiten. ^^"
Ik ben bang dat het nieuwe hoofdstuk niet binnen de maximum tijd er gaat aankomen, en eerlijk gezegd is m'n inspiratie een béétje op voor dit verhaal. Daarom een tijdelijk :') slotje, alstublieft.





_________________
When the rain starts to pour <3
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Do Mrt 22, 2007 16:50 Terug naar boven Sla dit bericht op

Hahaaaa, hier is Hermoine weer! Het heeft hier ongelooflijk lang stilgelegen. ^^ Nieuw hoofdstuk om erin te komen. Remus' leven gaat een nieuwe kant op, dus dat wordt voor mij ook plezant om te schrijven!

Hoofdstuk 10: Zweinsteinexpress.


‘Ook iets van het karretje hebben?’ vroeg een vriendelijke meneer, die door de gangen een karretje voortduwde dat zo hard beladen was, dat het net niet doorzakte. Remus schudde zijn hoofd.
‘Nee dank u,’ zei hij, en slikte de krop in zijn keel door. Daarna keek hij weer door het raam naar buiten. Met elke seconde raakte hij verder verwijderd van grootmoeder en de boerderij waar hij zo van hield. Tegelijk kon hij ook niet meer wachten om naar Zweinstein te vertrekken. Remus overdacht alles nog eens goed. Tandenborstel, pantoffels, boek…Alles had hij meegenomen. Dan dacht hij aan zijn moeder die hij niet meer had gezien sinds…sinds grootmoeder had verteld wat voor een familie hij had.
Hij dacht terug aan de woorden van grootmoeder. Ze had uren en uren zitten vertellen, terwijl tranen in haar ogen fonkelden. Hoe haar man, officieel gevallen van een rots eigenlijk was vermoord. Door de weerwolven. Ze hadden hem ’s avonds overvallen, op terugweg naar huis. Remus rilde bij de gedachte dat hij ook een weerwolf was. Een speling van het lot, had hij eerst gedacht, maar niets was minder waar.

Terwijl hij naar het voorbijschietende landschap keek, hoorde hij hoe grootmoeder een groot, goed bewaard geheim ontsluierde. Grootvader was een weerwolvenbestrijder geweest. Raar, maar vroeger werden weerwolven gewoonweg uitgeroeid. Remus zou zich later nog vaak afvragen of dat zijn grootvader hem ook had vermoord, omdat hij ook een weerwolf was. Hij knipperde even met zijn ogen en probeerde weer te herinneren wat grootmoeder had gezegd.
Op een vreselijke nacht –het onweerde verschrikkelijk- was grootvader eropuit getrokken om die ene, gruwelijke, psychopathische weerwolf, Fenrir Vaalhaar te vermoorden. Met een schok zei Remus toen tegen grootmoeder dat het dezelfde weerwolf was die hém had gebeten. Grootmoeder knikte treurig.
Grootvader had een soort van katapult bij zich. Deze was echter mee met hem de diepte in gevallen, en Remus vroeg er niet achter. Door de gietende regen zag grootvader amper iets, toen hij Vaalhaar benaderde. Toen zag hij ineens een wilde beweging en schoot, hopende dat het meteen een dodelijk schot was. Vaalhaar was echter niet vermoord door de zilveren pijl, maar was ernstig verwond. Verschillende maanden, zelfs jaren werd er niets meer vernomen van dat crapuul en grootvader dacht dat hij z’n taak had volbracht. Maar toen, die ene verschrikkelijke nacht…
Grootvader werd krachtig van de rots geduwd, door Vaalhaar in eigen persoon. Vele mensen hebben toen een beestachtige kreet gehoord, waarin werd gehoord dat Vaalhaar niet zou rusten voordat hij de kleinzoon van zijn belager tot één van hen had gemaakt…

Toen Remus dat hoorde, hield zijn hart een tel op met slaan. Vervolgens schoot het lichaamsdeel omhoog, tot hoog in zijn keel en begon daar keihard te bonken.
‘Dus, als ik het goed begrijp…diende ik-mijn-het…die beet als wraakactie,’ had Remus toen schor gezegd. Grootmoeder knikte en omhelsde Remus even.
‘Ik wilde niet dat je het nu al te weten kwam, maar…je kan toch naar Zweinstein en dan… is het te laat,’ zei grootmoeder al even schor.
In de wetenschap dat zijn beet eigenlijk veroorzaakt was door zijn grootvader, had Remus bijna niks meer gezegd. Hij zweeg en verroerde geen vin meer toen zijn moeder nog eens het huis binnenkwam om haar spullen te pakken. Het adres waar hij haar kon komen opzoeken, hoorde hij niet eens. Daar had hij ook geen spijt van. Hij had haar al zolang niet meer gezien, en toen hij later vernam dat ze hen die nacht, dat grootmoeder het vreselijke geheim vertelde, van buiten had aangestaard, deed hem dat niets. Alleen verklaarde dat het vieze gevoel van bekeken worden, die nacht.

En nu zat hij hier, op de trein naar Zweinstein. Hopelijk kon hij het geheim daar vergeten. Dat allemaal overdacht Remus terwijl hij zich verveeld liet onderuitzakken en een zoveelste blik op z’n kerseverse huisdier wierp; een kloeke, statige kater keek hem hooghartig aan vanuit zijn mand. Deze zwierf al van toen Remus zelf nog klein was rond op de boerderij. Geschenkje van grootmoeder. Groomoeder…
‘Hey!’
Remus keek verschrikt naar de opening van de coupé. Twee jongens met zwart haar, de ene iets kleiner dan de andere, keken hem ondeugend aan.





_________________
When the rain starts to pour <3
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Zo Apr 15, 2007 11:00 Terug naar boven Sla dit bericht op

Dit hoofdstuk is de kennismaking met Sirius en James. Ik wilde het nog vluchtig houden...

Graag reacties natuurlijk! [bedankt iedereen die heeft gereageerd!]


Hoofdstuk 11: In de coupé van de slang


‘Hallo,’ antwoordde Remus een beetje verbaasd. Wie praatte er nu tegen hem? Hij was echt niet iemand die graag in gezelschap van zijn leeftijdsgenoten vertoefde. Hij had het zelfs benauwd gekregen op het perron.
Maar dat was misschien te danken aan het feit dat hij zelfs niet goed adem kon halen, zo propvol was het er.
‘We hebben jouw sterke spieren nodig,’ zei de rechtse. Hij wierp zijn haar, dat tot aan zijn schouders kwam tot in zijn nek en stootte een lach uit die een béétje op de blaf van een hond leek.
Een vreemde siddering liep door Remus’ lichaam. Die blaf deed hem aan-
‘Hallo? Aarde aan…Remus Lupos?’ zei de andere. Hij had een bril en zijn haar was erg warrig. Was hij helderziend?
‘Hoe..weet jij mijn n-naam?’ stotterde Remus. Deze jongens konden niet veel ouder zijn dan hem, maar ze leken al zo volwassen. Hij was zelfs een beetje bang.
‘Omdat die in koeienletters op je hutkoffer staat,’ wees de langharige jongen verveeld en lachte weer zijn blaffige lach.
‘James Potter en Sirius Zwarts, aangenaam,’ stelde de bril voor en stak zijn hand uit.
‘Wie is wie?’ probeerde Remus? Maar voor een van de twee antwoord kon geven, werden ze onderbroken door de schuifdeur die bruusk opengetrokken werd. Een dik, klein jongetje stormde hijgend de coupé binnen. Hij had een gespleten lip en bloedde lichtjes uit zijn oor.
‘Si-hi-hi-ri-us, Ja-a-me-e-s,’ hijgde de lilliputter terwijl hij aan zijn bloedende lip zoog.
‘Zwa-dde-raars-ste-rk,’ ging hij verder.
‘We-he-ko-men e-raan,’ hijgde Sirius terug en Remus schoot in de lach.
‘Hahaha!’ klonk het.
‘Oh, Luup, we waren je al bijna vergeten,’ zei James en sleurde hem mee. Terwijl ze zich door de nauwe gang wrongen vond Remus net de tijd om te vragen:
‘Voor wat hadden jullie me nodig?’
‘Keet schoppen bij de Zwadderaars,’ was het antwoord. Bij het woordje “Zwadderaars” ging er een belletje rinkelen is Remus’ hoofd, en voor z’n ogen verscheen de kaft van “Een Beknopte Beschrijving van Zweinstein”. Een ander belletje ging rinkelen.
‘Keet schoppen?!’ vroeg Remus verbaasd.
‘Niets leukers,’ glimlachte Sirius, die zich heerlijk liet platdrukken door een meisje van een jaar of zestien.
‘Maar…’ sputterde Remus tegen, maar ze kwamen aan bij de bewuste coupé, waar een heel gerumoer uit op steeg. Een rode straal spatte op de glazen schuifdeur uiteen en Remus rukte zich los. Waar hij zich bevond zat het propvol mensen, die wrongen en vochten en wemelden. Het was snikheet in deze ruimte en er steeg een zure stank vanuit het midden op. Waar waren ze? Maar de spreuk had Remus’ aandacht meer getrokken.
‘Worden er spreuken gebruikt?’ vroeg hij vol afgrijzen.
‘Tuurlijk,’ was het korte antwoord en James rolde met z’n ogen naar Sirius. Ze vinden me natuurlijk een watje, schoot het door Remus’ hoofd. Hij sloot zijn ogen, maar dat was geen goede beslissing. Met zijn ogen toegeknepen duikelde Remus de coupé binnen, en botste meteen tegen iets massiefs op. Voor hij nog maar kon ademhalen, werd hij opgeheven door een reusachtige hand. Toen de zevendejaars ‘Wat doet dat klein grut hier?’ in Remus gezicht siste, walmde een verschrikkelijke stank zijn neusgaten binnen. Hij besloot niet te ademen, en werd terug op de grond gesmeten, waar hij meteen een stamp van jewelste tegen zijn hoofd kreeg. Dan grepen twee paar handen zijn lijf beet en trokken hem rechtop.
‘Beter verdedigen, maat,’ fluisterde Sirius en gleed meteen weer in de mensenmassa. In de korte tijd die Remus had, besefte hij dat de coupé magisch vergroot moest zijn. Vervolgens probeerde hij zo onopvallend mogelijk naar Sirius te lopen. Het zwarte haar wipte zowat overal bovenuit. Wat is hij groot, dacht Remus. Het verwonderde hem dat er nog geen enkele leraar was komen opdagen. Hadden ze die ook al vervloekt? Was Zweinstein wel zo veilig? Weer werd Remus hard tegen een muur gesmakt. Arme hersentjes. Zijn voorhoofd deed geweldige pijn en Remus werd het beu. Traantjes sprongen in zijn ogen, maar verdampten onderweg naar beneden; het was ongelooflijk heet in deze wagon. Nu voelde Remus pas dat zijn hemd tegen zijn rug plakte.
Hij wilde net de deur opendoen, maar iemand was hem voor. De deur werd langs buiten opengegooid en het lawaai verstomde meteen.
‘Wát is hier aan de hand?’ vroeg een ijzige stem. Een jonge dame met flikkerende ogen, met de lippen zodanig op elkaar geknepen dat de mond niets meer dan een streepje was. Hoewel ze niet oud kon zijn, zag ze er behoorlijk streng uit.
‘Allemaal strafwerk!’ siste ze venijnig. Toen kreeg ze Remus in het oog, en ze was zichtbaar verbaasd.
‘Wat doe jij in deze wagon?’ vroeg ze aan Remus.
‘Eh…’
‘En hier zijn er nog!’ riep de jonge Anderling uit toen ze ineens Sirius en James als een siamese tweeling onder een bank verstopt zaten. Woedend richtte ze zich tot een forse jongen van een jaar of zestien. Hij had een groene streep op zijn gewaad en er was een slangetje op z’n badge zichtbaar.
‘Schaam je, Roerman!’ schreeuwde de docent. ‘Een gevecht als Dreuzels beginnen en er een paar eerstejaars betrekken!! Je promovatie tot Zwerkbalaanvoerder kun je wel vergeten, jongeman!’
Roerman trok een gezicht alsof hij een citroen in z’n muil geramd kreeg.
‘Maar..’ protesteerde hij zwakjes.
‘Geen commentaar meer,’ zei Anderling boos en richtte zich toen weer tot Remus.
‘Wát doe jij hier, tussen al die zevendejaars?’
‘Weet ik niet,’ zei Remus hees. Een zacht gelach werd hoorbaar. Hij keek vanuit zijn ooghoeken naar Sirius en James, die langzaam uit hun schuilplaats kwamen.
‘Wel, we…’ begon Sirius.
‘vonden de WC niet, we dachten dat dit de WC was en zodoende,’ ronde James af en schonk Anderling zijn liefste glimlach.
‘Jullie gaan dus altijd met z’n drieën samen naar het toilet?’ doorboorde Anderlings James’ uitvlucht.
Weer werd er gelachen, maar Sirius en James draaiden zich om.
‘Hoe zijn we maar met drie?’ riep James verbaasd.
Anderling schrok van zijn brutaalheid en sleurde het trio gewoon de wagon uit. Blijkbaar was ze erg moe, want ze liet hen gewoon gaan.
Terwijl ze door het gangpad liepen, vroeg Remus: ‘Wie is dan die vierde persoon?’
‘Peter Pippeling,’ zei Sirius.
‘Wie is dat?’ vroeg Remus.
‘Dat kleine ventje van daarnet, riemembur?’ antwoordde James.
‘Ah.’
Ze zagen niet dat Roerman, die net de coupé uitkwam, heel boos naar hen kijk, en z’n kootjes angstwekkend hard liet kraken…





_________________
When the rain starts to pour <3
Profiel bekijkenStuur privébericht
Hermione
Volleerd Tovenaar
Volleerd Tovenaar


Verdiend: 298 Sikkels
Woonplaats: Central Park.

Hermione is offline.  Afdelingslogo
BerichtGeplaatst: Wo Apr 18, 2007 19:17 Terug naar boven Sla dit bericht op

Laatste hoofdstuk(je)
Het is superkort, ik weet dat. Maar het zou niet goed zijn als ik er nog lang over bleef bazelen. ^^ Ik ga Remus erg missen. Maar ik wist altijd al, vanaf het begin dat het 12 hoofdstukken zouden worden, niet meer of niet minder.
Sommigen zullen het verhaal slordig vinden. Dat is het ook. Niet alles is goed beschreven zoals het zou moeten zijn. Maar het is al een klein jaar geleden dat ik het proloog poste, en m'n schrijfstijl is nu natuurlijk wat verbeterd...

Geniet er nog maar van! (:


Hoofdstuk 12: Overpeinzingen


Bam! Een harde hand verbrijzende Remus’ jukbeen. Hij piepte van pijn en zakte ineen. Alles werd draaierig, zijn zicht zakte weg. Net zag hij zijn twee kameraden rechtstaan en op iets afspringen…

‘Remus?’
Hij hoorde een beduusde stem. Hij merkte dat hij op een bank lag. Zijn kaak deed ontzettend zeer.
‘Wat…gebeu-r-dde er?’ stotterde hij. Zijn tong was dik en z’n keel deed pijn.
‘Roerman,’ zei Sirius zuur, en kreeg alsnog een kleine glimlach op z’n gezicht.
‘Hij was het die je heeft…geslagen,’ zei James. Hij keek angstig naar de blek waar het zo’n pijn deed. Remus voelde er voorzichtig aan. Een pijnscheut schoot door zijn hoofd en er kleefde een beetje bloed aan zijn vingertoppen.
‘Maar…Roerman zal het nooit meer doen, denk ik,’ lachte James. Remus kon al raden wat er met die arme jongen gebeurd was.
‘Maar nu moet je je wel aankleden, want we komen zo meteen op Zweinstein aan,’ schrok James. Remus stond op en opende zijn hutkoffer. Hij nam er een zwart gewaad uit en trok het aan. Net op tijd, want de vaart van de trein minderde. Remus wierp nog een blik door het raam en in de verte zag hij lichtjes. Hij kreeg al meteen een warm gevoel van binnen. Was daar Zweinstein?
‘Kom,’ zei Sirius en pakte Remus bij z’n pols. ‘Onze koffers worden door anderen naar Zweinstein gebracht, niks om je zorgen over te maken,’ lachte hij.
Toen stapten ze uit en Remus schrok zich dood…Wat een reus van een vent! Vreemd genoeg sprak hij hetzelfde dialect als z’n grootmoeder, en Remus kreeg meteen een krop zo groot als een rotsblok in zijn keel.
‘Alle eerstejaar hier komme,’ zei de reus met een zo gebiedend mogelijke stem, maar de pretlichtjes in zijn ogen bewezen dat hij niet streng kon zijn.
Gewillig liet Remus zich met de stroom mensen meevoeren en kwam bij de reus aan. Achter de massieve gestalte, die zei dat hij Hagrid heette, glinsterde iets. Water…
Hij voelde zich hier meteen thuis.



Remus wrijft over zijn voorhoofd en kneedt zijn vermoeide wenkbrauwen. Hij had te lang naar het haardvuur gekeken…Een hele avond heeft hij hier gezeten, nagedacht over zijn jeugd… Morgen weer volle maan. Een gevoel van afschuw kruipt nog steeds door zijn maag omhoog. Net zoals vele jaren geleden. Melancholisch draait hij zijn hoofd van de vlammen weg en probeert het portret van Sirius te ontwijken… Hij probeert niet na te denken over het feit dat nu ook Sirius dood is. Een traan welt op.
Waarom?
Een zacht geklop op de deur. De scharnieren schreeuwen om olie als iemand de deur open doet. Het flashy haar valt Remus meteen op.
‘Remus? Het eten is klaar,’ zegt een zachte stem.
‘Dank je, Tops, maar ik heb niet echt honger,’ protesteert Remus zachtjes. Ook bij Tops zitten er tranen in haar ogen. Ze glimlacht alsof ze betrapt is, terwijl ze de traan uit haar ogen veegt. Ze stapt de donkere kamer weer uit. Laat me niet alleen, lijkt Remus’ binnenste te schreeuwen. Waarom kan hij niet van haar houden? Hij weet het zelf niet. Weer glijdt er een traan naar beneden. Nog een. En nog. En nog.
Hij huilt.





_________________
When the rain starts to pour <3
Profiel bekijkenStuur privébericht
Berichten van afgelopen:      


 Ga naar:   


Sla dit onderwerp op als textbestand

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit subforum
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Je mag je berichten niet bewerken in dit subforum
Je mag je berichten niet verwijderen in dit subforum
Je mag niet stemmen in polls in dit subforum



Powered by phpBB © 2001/3 phpBB Group :: FI Theme :: Tijden zijn in GMT + 1 uur :: Disclaimer