Pluckjes
2e jaars


Verdiend:
82 Sikkels
|
Geplaatst:
Do Mei 03, 2007 19:36 |
 |
En, jammer maar waar, het laatste hoofdstuk!
Veel leesplezier!
Hoofdstuk 16
”Waarom zouden we ons niet mogen vermaken, Pascalle?!”, klonk het dreigend. De stem die tegen mij sprak, was de stem van degene die Harry martelde. Ik keek naar de Dooddoener, woedend en bang. De dreiging in die stem was ronduit intimiderend en ik voelde een rilling over mijn rug glijden.
“Omdat dit geen vermaak is.”, siste ik terug. De Dooddoeners om me heen lachten. Ze lachten mij uit omdat ze dachten dat ik een dom, naïef meisje was. Maar dat was ik niet. Woede borrelde in me op en ik voelde dat de greep van Draco op mijn haren verslapte. Waarschijnlijk was dit de enige kans om te kunnen ontsnappen. Ik sprong onverwachts overeind, duwde Draco omver en greep zijn toverstok. Nog voordat ik me om kon draaien voelde ik dat ik door de lucht werd geblazen door een vervloeking.
“Pascalle!”, hoorde ik geschrokken roepen. Ik kon niet zien wie het was en ik herkende de stem ook niet. Ik lette er nauwelijks op. Met een harde knal stuiterde ik enkele meters verder op de grond. Ik kreunde van de pijn, maar krabbelde vlug weer overeind. Met een ruk draaide ik me om en begon ik in het wilde weg te vervloeken. Verbaal en non-verbaal, zonder te zien wie ik raakte. De toverstok flitste vliegensvlug door de lucht en Laura maakte van de gelegenheid gebruik om me te hulp te schieten. De Dooddoeners waren echter met teveel en sloten mij en Laura langzaam in. Onze ruggen raakten elkaar en angstvallig bleven we de vervloekingen om ons heen sturen. Een cruciatusvloek raakte mij en ik viel gillend van de pijn op de grond. Om me heen hoorde ik het vager wordende geluid van lachen. Voor mijn ogen zag ik een vaag beeld van het hoofd van de lachende Lucius. Dingen om mij heen werden vager, het enige geluid wat tot me doordrong was het geluid van mijn gillen. De helse, brandende pijn werd als maar erger en ik kronkelde op de vloer in elkaar. Ik bedwong mijn tranen van woede en van pijn en kon slechts hopen dat het snel zou stoppen.
“Stop!”, gilde ik. “STOP!”
“Waarom zouden we, Pascalle?!”, klonk het antwoord van ver.
“Blijkbaar kon je niet wachten tot het jou beurt was.”, siste een andere stem in mijn oor. De stem herkende ik. Maar de pijn die ik voelde maakte dat ik niet op de naam van die persoon kon komen. Het beeld voor mijn ogen werd langzaam zwart en het besef van realiteit werd steeds minder. Plotseling hield de pijn op. Versuft bleef ik gillend op de grond liggen.
“Pas! Pascalle!”
Twee handen sloten zich om mijn beide armen en trokken me overeind, zodat ik gillend op de grond zat. Mijn ogen had ik stevig dichtgeknepen. Ik voelde dat die iemand mij tegen zich aan drukte en de armen om me heen sloeg. Sussend werd ik heen en weer gewiegd en de lucht van een aftershave drong mijn neus binnen. Ik was gestopt met gillen en klampte me vast aan de persoon die mij kalmeerde.
“James!”, fluisterde ik. “James!”
“Stil maar, Pascalle.”, suste James zacht. “Het is voorbij. Het is over.”
Tranen rolden over mijn wangen en ik drukte me dicht tegen James aan. Ik wilde hem nooit meer loslaten. Nu pas besefte ik hoe bang ik al die tijd hier was geweest. Bang voor mijn leven, maar ook bang voor de levens van Laura, Harry en de spion. James liet me voorzichtig los en keek me aan. Hij veegde een lok haar uit mijn plakkende gezicht en zag mijn doodsbange blik. Hij liet zijn hand op mijn wang rusten en trok me daarna weer tegen zich aan.
“Ik was bang dat ik je nooit meer zou zien, Pascalle.”, fluisterde hij in mijn oor.
“Ik ook, James.”, antwoordde ik hees. “Ik ook.”
Ik maakte me voorzichtig los uit de armen van James en keek om me heen. Het was net zo’n slagveld als het daarstraks buiten was. Dooddoeners die her en der vervloekt en dood op de grond lagen, gewonde leden van de Orde en leden van de Orde die het helaas niet mochten redden in het gevecht tegen deze verschrikkelijke tovenaars en heksen. Iets warms gleed over mijn wang en drupte op mijn hand. Een traan. Een traan voor degenen die het niet hadden overleefd toen ze hun leven riskeerden om mij te komen redden uit de klauwen van de dood. De dood die de vorm aan had genomen van Voldemort, en later van Lucius en Draco Malfidus.
“Kom.”, James hielp me overeind en gedwee liet ik me mee naar buiten leiden. Remus en Harry stonden op het grasveld van de voortuin en grijnsden toen ze mij zagen. Ik dwong mezelf te glimlachen, ook al was ik daar niet voor in de stemming en was ik te druk met mijn eigen gedachten. De gedachten aan deze dag. Het gevecht met Voldemort en de Dooddoeners, Harry die me te hulp schoot en Voldemort vermoordde en de Dooddoeners die wraak wilde nemen op alle leden van de Orde. Ik wist zeker dat ik deze dag nooit meer zou vergeten.
“Het is voorbij, Pascalle.”, zei Remus. James had me losgelaten en was naar zijn vader gelopen. Ik had het niet eens gemerkt. Ik staarde alleen maar recht voor me uit, zonder werkelijk iets te zien. Langzaam richtte ik mijn blik op Remus. Ik knikte en wendde mijn blik af.
“Het is voorbij.”, herhaalde ik. Remus leidde me mee de tuin door, gevolgd door de overgebleven leden van de Orde. Voordat we door de poort de straat op liepen, wierp ik nog een blik over mijn schouder, naar de villa. Voor mijn ogen zag ik het in brand vliegen. Remus liet mijn arm los en liep verder. Emmeline sloeg haar arm om mijn schouder en keek me grijnzend aan.
“Het laatste restje dat iedere tovenaar doet denken aan het bestaan van Voldemort -” Emmeline knikte naar de villa “- wordt vernietigd om nooit meer gezien te worden. Niemand hoeft meer geconfronteerd te worden met zijn onderdrukking, Pascalle. Jij ook niet.”
Ik glimlachte en omhelsde Emmeline even. James kwam naar ons toe gelopen en pakte mijn hand vast. Emmeline maakte zich uit de voeten en liet ons alleen. Hij keek me breed glimlachend aan en drukte een zoen op mijn lippen.
“Ik laat je nooit meer gaan.”, fluisterde hij.
“Dat weet ik.”, klonk mijn antwoord. |
_________________
Take me away, a secret place, a sweet escape,
Take me away, take me away, to better days,
Take me away, a hiding place.
- Natasha Bedingfield, Pocket Full Of Sunshine |
|