Auteur |
Bericht |
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Jan 26, 2008 14:14 |
|
Hallo iedereen!
Dit is m'n derde fanfiction. Hij staat volledig los van de vorige twee, die wel met elkaar verbonden zijn. Geniet ervan en veel leesplezier!
|
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Za Jan 26, 2008 14:22; in totaal 6 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Jan 26, 2008 14:15 |
|
Proloog: Once I Had a Dream Rowena was een trotse moeder. Ze was niet alleen trots op haar kind, Helena, maar ook trots op alles wat ze al bereikt had.
Ze was echter nog nooit zo fier geweest als die dag. Ze had Helga, Goderic en Zalazar bij zich thuis uitgenodigd. Ze zou hen vertellen over haar droom. Eenmaal wakker had ze meteen aangevoeld dat het een speciale droom was, dat ze zou moeten verwezenlijken wat haar voorgetoond was. Maar ze kon het niet alleen. Het had even moeite gekost dat voor zichzelf toe te geven. Haar man, aan wie ze het had toevertrouwd, had haar ervan overtuigd had dat ze moest beseffen dat dit veel te belangrijk was om door haar eergevoel in de weg te laten staan.
Helga, een kleine, mollige vrouw met felgroene ogen en rood haar met een gouden glans, was een goede vrindin van Rowena. Uiterlijk waren ze erg verschillend.
Helga was het gezellige, zorgzame moedertype en dat zag je aan haar. Ze straalde het ook uit. Ze had een kakelende lach en altijd pretlichtjes in haar ogen. Een gezonde blos vulde haar wangen en ze had lachrimpeltjes om haar mond.
Rowena daarentegen was lang en bloedmooi. Daar was ze zich van bewust. Haar haar was diepzwart, glanzend en reikte tot ver over haar rug. Ze had intelligente, grijsblauwe ogen en een betoverende mond, die nogal breed was. Haar tanden waren perfect en ze had weelderige vrouwelijke vormen.
Haar lange, slanke haden en fijne vingers waren goed verzorgd. Helga was grover gebouwd en had korte, dikke vingers. Rowena was bleek en had de uitstraling van een ijskoninging. Ze kon soms erg arrogant overkomen, maar diep vanbinnen voelde ze zich vaak eenzaam, ondanks de onvoorwaardelijke liefde van haar man.
Goderic had het zich gemakkelijk gemaakt in een fauteuil. Hij had veel weg van een leeuw. Zijn vuurrode haren droeg hij tot op zijn schouders en omsloten zijn krachtige gezicht als manen.
Hij was groot en stevig gebouwd. Zijn gouden ogen vonkten als hij zich opwond. Hij had handen als kolenschoppen. Goderic was de dapperste, moedigste man die Rowena ooit ontmoet had. Hij liet zich niet inmaken en beschermde zijn vrienden en onschuldigen met zijn leven. Hij was erg passioneel en temperamentvol.
Zalazar was Goderics tegenpool zoals Rowena dat was van Helga. Het enige verschil was dat ze niet altijd even goed overeen kwamen. Zalazae was een rustige man met een pientere blik in z’n donkere ogen. Hij liet z’n bakkebaarden groeien en verzorgde die goed. Zijn gelaatstrekken waren fijn en scherp, alsof ze gebeeldhouwd waren. Hij had smalle lippen en een huid die bijna doorschijnend was. Zalazar was een sluwe, kalme man. Dat laatste straalde hij ook uit.
Rowena schraapte haar keel en begon te vertellen.
“Ik heb vannacht een droom gehad - ”
“Zijn wie daarvoor hier? Voor een droom?” onderbrak Zalazar haar. Zijn stem klonk altijd redelijk, maar nu was er een ondertoon van irritatie.
“Ik denk niet dat Rowena ons hier bijeen zou roepen als het geen bijzondere droom was geweest?”
“Jongens, ophouden, alsjeblieft,” kwam Helga tussenbeide. “Laten we nu geen ruzie maken.”
Goderic wilde er tegenin gaan, maar Rowena hief haar hand op. De mannen hielden abrupt hun mond.
“Ik droomde van een bos en een zwijn. Het zwijn leidde me door een wonderlijk landschap, heuvels en bergen en groen. Ik denk dat het in Schotland was. Na lange zwerftochten kwamen we bij een groot meer terecht, vlakbij een tovenaarsdorp. We moeten een Toverschool beginnen, magisch onderricht geven. Ik vertel dit aan jullie omdat jullie de grootste tovenaars en heks zijn van deze tijd. Ik vraag jullie me hiermee te helpen en alles op poten te zetten.”
Het bleef even stil en toen vroeg Zalazar: “Wie gaan we dan precies onderwijzen?”
“Iedereen,” antwoordde Helda simpel.
“Iedereen? Ook de onzuiveren van bloed?”
“Niemand heeft onzuiver bloed. Elke heks en tovenaar is gelijk, volbloed, halfbloed of Dreuzeltelg.”
Zalazars gezicht vertrok en Goderic droeg ook zijn steentje bij.
“Ik denk dat we degenen moeten onderwijzen die er de moed voor hebben en ridderlijk zijn, die klaarstaan voor vrienden en door het vuur gaan.”
Rowena’s zachte, zangerige stem kwam ertussen. “Ik vind dat degenen die intelligent genoeg zijn, gezond verstand hebben, creatief zijn moeten onderwijzen. De denkers en de dromers, de scherpen van geest.”
“Maar als je niet moedig bent,” protesteerde Goderic. Hij werd onderbroken door Helga.
“Nee, iedereen is gelijk. We moeten iedereen onderwijzen en geen onderscheid maken.”
Het was een aantal maanden geleden dat Rowena haar droom gedeeld had met Helga, Goderic en Zalazar. Ze waren tot het besluit gekomen vier afdelingen op te richten, elk naar henzelf vernoemd. Leerlingen die de eigenschappen bezaten waar zij het meest waarde aan hechtten, werden in die afdeling ingedeeld. De Sorteerhoed, een glanzende hoed die Goderic betoverd had, zorgde ervoor dat de leerlingen goed terecht kwamen.
De vakken waren bepaald en professoren gevonden. De school kon geopend worden. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Za Jan 26, 2008 14:18; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Jan 26, 2008 14:16 |
|
Hoofdstuk 1: Helena Helena Ravenklauw was een meisje van elf jaar. Haar blonde haren dansten vrolijk op haar schouders en sproeten vulden haar gezicht. Ze was nog maar net op Zweinstein, de school die haar moeder had opgericht met vrienden van haar. Zo noemde haar moeder hen toen.
Ze hield van hun toren, die aan de westkant lag. Haar moeder bewoonde de bovenste kamer van die toren, die magisch verruimd was. Daaronder waren de slaapzalen en waar je binnenkwam, was de leerlingenkamer.
Ze had al een paar vrienden gemaakt. Eén van die vrienden was Lloyd Shelter, een jongen uit Zwadderich. Ze kon het met best veel mensen vinden en leek niet erg op haar moeder. Zij was veel opener en kon beter overweg met andere mensen. Haar moeder, Rowena, bracht het grootste deel van haar tijd door in de toren. Als ze daar niet was, was ze op de thee bij Helga of Goderic. Voor zo’n gelegenheden werd niemand uitgenodigd door Zalazar.
Helena zat nu op haar bed en hoorde een kreet die afkomstig was uit de kamer boven haar, die van haar moeder. De deur van de slaapzaal ging open en haar moeder stond voor haar. Ze zag er sprankelend uit en had zelfs een lichte kleur op haar wangen.
“Ik heb net bezoek gekregen van Helga,” vertelde Rowena. Daar keek Helena van op, ze had helemaal niks gehoord. En hoe graag ze Helga ook mocht, je kon haar altijd wel horen. Dat viel niet te ontkennen.
“Ze heeft een oplossing gevonden voor de keukens,” ging Rowena verder. Helga’s hoofd verscheen nu achter Rowena’s schouder, ze kon er maar nauwelijks boven kijken.
“Schept je moeder weer op met mijn voorstellen?” lachte Helga. Helena en Rowena wisten beiden dat het niet gemeend was.
“Ik wilde haar net vertellen over je fantastische idee,” zei Rowena over haar schouder. “We gaan Huis-Elfen aannemen. Die kunnen koken en ook voor het onderhoud in het kasteel zorgen. We geven hen natuurlijk een redelijke behandeling.”
Die laatste woorden waren van Helga afkomstig en omdat die erbij was, herhaalde Rowena ze.
“Klint goed, mam. Weten oom Goderic en Zalazar het al?”
Rowena keek haar dochter met een strenge blik aan. Helena zuchtte en formuleerde haar vraag anders. “Weten professor Griffoendor en professor Zwadderich het al?”
Helena haatte dit. Het klonk zo onnatuurlijk. Professor Griffoendor zeggen tegen een man die ze al haar hele leven kende…
“Nee, we gaan het hen nu vertellen,” zei Helga met kordate stem. Ze trok Rowena mee en de deur viel dicht. Helena liet zich op haar bed vallen en spreidde haar armen uit.
Het was niet altijd gemakkelijk om de Stichters zo goed te kennen. Zo werden ze genoemd onder de leerlingen en overige leerkrachten; de Stichters. Sommige leerlingen dachten dat ze erdoor bevoordeeld werd, maar het tegendeel was waar. Ze had het gevoel dat ze zich nog meer moest bewijzen, dat ze de anderen moest overtuigen van wat ze waard was en wat ze aankon.
De deur van de slaapzaal ging open en Ibe verscheen in de deuropening. Ze leunde tegen de deurpost. Ibe was een heel vriendelijk, open en intelligent meisje. Ze keek nergens vreemd van op en behandelde elke situatie met een eeuwige glimlach. De Sorteerhoed nogal lang getwijfeld tussen Huffelpuf en Ravenklauw. Achteraf was Helena er blij om dat het dat laatste was geworden.
Ibe had bruin krullend haar tot op haar heupen. Ze had sprankelende groene ogen en lachkuiltjes in haar wangen.
“Scheelt er iets?” Ze zag er bezorgd uit. Ze streek een krul achter haar oren die weerbarstig tegenwerkte.
“Nee.” Helena wilde hier eigenlijk niet over praten. Ze wilde zich niet aanstellen. Daarom lachte ze en ging recht zitten. Haar lach was niet helemaal echt, maar dat hoefde Ibe niet te weten. Ibe ging naast Helena zitten.
“Ken je die jongen uit Zwadderich, Lloyd?” vroeg Ibe, haar ogen Helena’s gezicht onderzoekend.
“Natuurlijk. Ik bedoel, ik ken hem van zien en van naam. Maar ik zou best wel wat tijd met hem willen doorbrengen.”
“Niet moeilijk, hij is zo knap,” zwijmelde Ibe. Het sloeg nergens op en dat wist ze. Ze kende de jongen van toeten nog blazen, alleen van reputatie en uiterlijk. Verder was hij pas elf, net als zij, en zou hij vast nog heel wat veranderen. Maar hij bleef knap.
“Zullen we hem opzoeken?” vroeg Helena impulsief. Ze had meteen spijt van haar uitspraak. Ze moest beter nadenken voor ze iets zei, daar had haar moeder haar al zo vaak op gewezen.
“Wist je dat hij familie is van professor Zwadderich? Dat moet zo cool zijn, familie zijn van een Stichter!” Helena trok een gezicht en Ibe kon zich wel voor het hoofd slaan.
“Ik bedoel… het moet wel leuk zijn enzo, misschien niet geweldig…” Haar stem zwakte af. Ze wist dat Helena het hier niet graag over had.
Het was eigenlijk best vreemd dat ze elkaar al zo goed kenden na zo’n korte tijd. Bij de eerste ontmoeting had ze al iets voelen opborrelen in haar, een diepe vorm van genegenheid voor Helena. Ze wist niet hoe het kwam, ze had het meisje nog niet eens gesproken, maar het was er wel. Helena had haar later toevertrouwd dat zij hetzelfde had ervaren.
“Ik denk dat we maar eens naar de les moeten,” zei Helena. Ze stonden op, pakten hun boeken en liepen naar het lokaal Spreuken en Bezweringen. Daar wachtte professor Civilka al op haar leerlingen. Professor Civilka was een doodgewone vrouw. Ze droeg haar haar kort en blond, maar dat laatste veranderende vaak. Soms was het roze, andere keren groen. Ze kon haar neus ook op de vreemdste manieren vervormen. Ze was een Transformagiër. Dat had Rowena aan haar dochter proberen uit te leggen, maar die had er niet erg veel van begrepen.
“We nemen allemaal onze toverstok,” zei professor Civilka met haar hoge stem toen alle leerlingen er waren. “Vandaag oefenen we de spreuk Wingardium Leviosa. Het is een hele simpele, elementaire spreuk.”
Professor Civilka draaide zich om, zwaaide met haar toverstok, en een lap tekst verscheen op het bord.
Een paar leerlingen floten bewonderend, anderen begonnen driftig te schrijven. Het gekras van veren op perkament was na een minuut het enige wat nog in het lokaal te horen was.
Toen de meesten alles op papier hadden staan, ging professor Civilka over naar de praktijk. Ze hield niet zo van duffe theorie en vond het eigenlijk niet echt belangrijk dat haar leerlingen de oorsprong en betekenis van geleerde spreuken kenden, maar het was een eis van de Stichters, dus deed ze het ook. Ze was ontzettend blij met de baan, haar toekomst had er nogal uitzichtloos uitgezien. Ze was wel erg goed in Spreuken en Bezweringen, maar ze kon maar geen job vinden. Als lerares kon ze haar sociaal talent met haar vaardigheden combineren en ze voelde zich compleet gelukkig. Ze moest zich geen zorgen maken over eten en woonplaats, die had ze erbij gekregen. Wat was er beter dan lesgeven op Zweinstein?
Helena was een beetje opgewonden. Ze waren op weg naar de kerkers, waar ze Toverdranken hadden met de Zwadderaars. Dat betekende dat ze Lloyd zou zien. Ze wist eigenlijk niet hoe hij over haar dacht en wilde dat vandaag eens testen. Hij kon haar niet veel maken; haar moeder was Rowena Ravenklauw. Helena misbruikte dit nooit, maar op momenten als deze was het gewoon wel handig. En zij kon het toch niet helpen?
Toen ze bij de Kerkers waren, stonden er al Zwadderaars. Uit de donkere gang kwam een tonronde, kleine figuur aangehobbeld. Het geluid van sleutels die tegen elkaar tikten vulde de gang.
“Het spijt me,” hijgde de man. “Ik was iets vergeten.”
Hij liet de leerlingen binnen en Helena gebruikte haar lenigheid om er razendsnel voor te zorgen dat ze naast Lloyd kon zitten voordat een ander meisje het gras van voor haar voeten maaide.
“Hi,” zei ze vrolijk. “Hopelijk vind je het niet erg dat ik hier kom zitten. Ik ben Helena. Helena Ravenklauw.” Na die laatste woorden keek ze hem verwachtingsvol aan. Hij haalde zijn schouders op en zei toen: “Ja, dat wist ik wel. Ik vind het best dat je hier zit.”
“Heeft iedereen een plek? Mooi. Ik heb namelijk besloten dat dit jullie vaste plaatsen worden, dan kan ik jullie namen makkelijker onthouden.
Bingo, dacht Helena. Dat was dus geregeld. Mooi zo. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers.
Laatst aangepast door Genner op Za Jan 26, 2008 14:18; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Jan 26, 2008 14:17 |
|
Hoofdstuk 2: Lloyd Lloyd Shelter was Klassenoudste van Zwadderich. Hij was erg lang en had doordringende, felgroene ogen. Zijn gezicht was nogal spits en zijn trekken waren scherp. Er werd gefluisterd dat hij familie was van Zalazar Zwadderich, omdat hij er erg op leek.
Lloyd was alleen veel knapper dan Zalazar Zwadderich en hij kreeg dan ook meer dan genoeg vrouwelijke aandacht. De enige die hij echter wilde was Helena Ravenklauw.
In het eerste jaar had hij haar leren kennen. Natuurlijk werd er wat afgefluisterd toen de dochter van professor Ravenklauw naar Zweinstein zou komen. Iedereen kende het verhaal van de droom.
Hij was niet zelf naar haar toegegaan, zij had zich een plek naast hem toegeëigend in Toverdranken. Helena was een bijzonder interessant meisje. Hoewel ze qua karakter helemaal niet op haar moeder leek, wist je toch meteen uit welk nest deze vogel kwam.
Hij kende Helena als spontaan, dromerig, vriendelijk maar ook koppig en vastberaden. Ze was ook een beetje slinks. In het tweede jaar had hij haar niet meer zo vaak gezien omdat Ravenklauw niet veel lessen had met Zwadderich. Het derde en vierde jaar waren heel anders geweest, toen zag hij haar bijna iedere dag. In het derde jaar vond hij haar al meer dan aardig en werd dan ook smoorverliefd op haar. Dat wist hij wel te verbergen. Hij leefde als een schaduw, zo hard mogelijk zijn best doend om niet op te vallen.
Met lede ogen had hij aangezien hoe ze een paar vriendjes had gehad die duidelijk enkel om haar uiterlijk gaven of iets met haar hadden omwille van haar moeder, die uiteindelijk toch wel een spilfiguur was van de school.
Nu zat Lloyd aan het grote meer dat bij het kasteel lag. Zijn favoriete plekje was tegen een boom, niet ver van het kasteel zelf. De boom boodt koelte als het te warm was en schermde af tegen regen en wind als het stormde. Het was zijn plekje en hij verdween er in zijn eigen wereld waar zijn onvoorwaardelijke liefde voor Helena hevig werd beantwoord.
Iedereen wist dat Lloyd niet gestoord wilde worden en de meesten waagden er zich dan ook niet aan. Met zijn kalmte en enigszins arrogante uiterlijk dwong hij respect af. Als hij wilde, kon hij intimidered overkomen. De enige die steevast door die luchtbel van arrogantie waarmee hij zich omhulde kon prikken, was Helena. Ook nu kwam ze vrolijk bij hem aan de boomstronk zitten, zonder zich er iets van aan te trekken hoezeer hij gesteld was op de eenzaamheid van de plek, en het feit dat het zijn terrein was.
“Hi, Klassenoudste,” zei Helena vrolijk. Ze spotte altijd met zijn badge. Hij had altijd gegekscheerd dat ze jaloers was, maar hij wist wel dat ze voor geen geld ter wereld Klassenoudste had willen zijn.
Iedereen zou zeggen dat het door haar moeder was. Uit ervaring had hij geleerd dat hij best niet veel over haar moeder praatte. En als hij dat al deed, mocht hij haar zeker niet ophemelen.
Helena ergerde zich eraan dat iedereen haar zo briljant en mooi vond, terwijl ze haar niet écht kenden. Ze wisten niet hoe het was om zo’n vrouw als moeder te hebben, een vrouw die perfectie uitstraalde alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Lloyd kon zich eigenlijk niet voorstellen hoe het moest zijn om te voelen dat je uit zo iemand was voortgekomen, dat zo iemand je gebaard had. Het leek hem fantastisch, maar dat zweeg hij.
Hij was blij dat hij en Helena goede vrienden waren. Zijn liefde was stiekem en dat bleef beter zo als ze met elkaar omgingen dan als ze elkaar niet goed kenden.
Dan zou het veel meer opvallen als hij naar haar keek, naar die prachtig glanzende, dikke bos haar die ze van haar vader geërfd had. Haar vader was het jaar daarvoor gestorven en ze had het er erg moeilijk mee gehad. Ze kwam niet goed overeen met Rowena en haar vader was altijd een soort buffer geweest. Helena zat nu met haar ogen dicht achterover gezakt. Ze droeg een blauwe jurk die haar beginnende vrouwelijke vormen goed deed uitkomen. Ze wist hoe ze zich moest kleden, dat had ze ook van haar moeder mee. Ze spinde een beetje toen een fris briesje door het bladerdek waaide en Lloyd moest moeite doen om z’n mond dicht te houden. Ze tuitte even haar lippen, trok ze op en zei toen fronsend: “Ik geloof dat ik verliefd ben.”
Lloyd werd door twee emoties tegelijk overvallen. Langs de ene kant was er verdriet, een stekende pijn, jaloezie omdat ze haar hart aan iemand anders gaf. Maar er was ook de hoop dat ze ook verliefd was op hem. Maak jezelf niks wijs, dacht hij bij zichzelf. Je maakt geen schijn van kans.
Hij schraapte zijn keel en vroeg: “Wie is het dan?”
“Iemand die je kent. Iemand die je heel goed kent, zelfs.”
Lloyd werd nu toch wel nieuwsgierig. “Is het iemand met wie ik het goed kan vinden?”
“Ja, heel goed. Ik geloof dat hij een vriend van je is.”
Nu bleven er niet veel mogelijkheden meer over. Lloyd had niet veel vrienden.
“Lleyton,” zei Helena met een lichtjes hese stem. “Lleyton Coldrake.”
Lloyd had het gevoel dat hij onwel werd. Lleyton? Lleyton was een gezonde, blakende jongeman met sluik blond haar, grijze ogen en een voor meisjes altijd grijnzende lach. Hij was stoer, nonchalant en niets leek hem te kunnen raken. Zijn charisma en uitstraling wisten meisjes altijd te verleiden. Zijn kaaklijn was lang en recht, zijn gezicht had wel iets Grieks.
“Ik weet dat ik hem vast niet kan krijgen,” zuchtte Helena. “En als dat al het geval is, zal het niet lang duren. Hij staat niet erg bekend om langdurige relaties, niet?”
Dat moest Lloyd toegeven. “Ik denk dat zijn record een maand is. Maar na een dag had hij al een ander.” Lloyd en Lleyton waren niet elkaars beste vriend, maar om redenen die voor hen beiden onbekend waren, kwamen ze wel goed met elkaar overeen. Ze waren tegenpolen, niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua karakter en populariteit. Lleyton wenste vaak dat ze even een dag van plaats zouden kunnen wisselen, dat hij dan eens een rustige dag had en zich tegenover niemand moest bewijzen. Lloyd had het talent om mensen hem hun diepste zielenroerselen te vertellen zonder dat ze het echt wilden.
“Je bent zo stil,” zei Helena verbaasd. “Ben je niet blij voor me?”
“Ja, natuurlijk, maar… het is Lleyton. Ik ben bang dat hij je zal kwetsen als hij het uit maakt,” redde hij zich eruit.
Helena knikte bedachtzaam. Ze vond het wel lief dat hij zo bezorgd was. Toen sprong ze recht en trok ook Lloyd van de grond.
“Zullen we maar terug gaan naar het kasteel?”
Lloyd knikte zonder dat hij het echt wilde. Toen ze over het gras liepen, zagen ze een groep stoere kerels om een bange eerstejaars staan. Helena keek nieuwsgierig in hun richting. Lloyd wist wel wat er aan de hand was. Sean en zijn bende waren weer een eerstejaars aan afpersen.
Helena liep naar hen toe en vroeg: “Wat zijn jullie aan het doen?” Ze keek heel onschuldig en haar vragende toon was heel geloofwaardig. Eén van de bullebakken, Stephen, porde Sean hard in zijn zij. Sean had Helena blijkbaar nog niet zien aankomen.
“Huh?” Hij klonk meer als een wantrouwige koe dan als een jongen.
“Ik vroeg wat jullie aan het doen zijn,” zei Helena met een heldere, klare stem, alsof er niets aan de hand was. In stilte stond Lloyd haar te bewonderen. Niemand had het lef om het tegen Sean en zijn bende op te nemen, en hier stond zij dan, onschuldig als een kind dat vraagt waar fruit vandaan komt.
Sean grijnzde een mond vol rotte tanden bloot. Hij had de hersens niet om een uitvlucht te verzinnen en leek er nog trots op ook.
“Colin is vergeten dat hij z’n zakgeld nog moet afgeven.”
Helena trok een verbaasd gezicht. “Zakgeld afgeven? Waarom dan?”
“Dat doet hij altijd.”
“Wat doen jullie dan voor hem?”
Seans keek onnozel en hij loensde een beetje. Hij trok zijn neus op en zei: “Niets.”
“Maar waarom moet hij dan zijn zakgeld afgeven.”
“Dat kunnen wij beter uitgeven. Hij doet er toch niks mee, en wij kunnen het gebruiken om onze liefjes te plezieren in Zweinsveld.”
Helena kon haar walging bij het idee dat Sean een liefje had nauwelijks verbergen. Sean was echter stom genoeg om het niet te merken. Helena wendde zich nu tot Colin, de eerstejaars die zo bang keek dat je bijna zou denken dat hij een woeste, vuurspuwende draak voor zijn neus had terwijl het alleen maar Sean was.
“Doe jij dat vrijwillig, Colin?”
De jongens keken hem nu allemaal aan, met een dreigende blik. Hij keek van de één naar de ander, slikte, verzamelde moed en zei toen: “N…nee.”
Eén van de jongens klopte met zijn rechtervuist tegen de handpalm van z’n linkerhand als teken dat hij Colin een fikse rammeling zou geven. Helena had dat ook wel gezien, maar reageerde er niet op. Ze keek nu vol belangstelling naar Lloyd. “Jij bent Klassenoudste, niet?”
Lloyd knikte onzeker. Wat wilde ze van hem?
“Zorg er dan voor dat dit niet meer gebeurt. Let erop, als Klassenoudste, ok?”
Ze keek hem doordringend en waarschuwend aan. Lloyd aarzelde en bloosde. Wist ze dan niet hoe deze jongens hem het leven zuur zouden maken als hij het hen te lastig maakte? Maar die ogen waren onweerstaanbaar.
“Natuurlijk,” stamelde hij. Hij rechtte zijn schouders en zei iets zekerder: “Daar zorg ik wel voor.” |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Jan 26, 2008 14:19 |
|
Hoofdstuk 3: Helena en Lloyd Lloyd en Helena studeerden met trots van Zweinstein af. Ook Rowena pinkte een traantje weg. Ze fier op haar dochter, fier dat ze het gehaald had. Ze had altijd haar best gedaan en zij had haar niet altijd goed behandeld, maar dat zou ze tegen de buitenwereld niet toegeven. Ze hield zielsveel van haar dochter. Ze stak haar fierheid dan ook niet onder stoelen of banken.
Helena voelde dit moment echter anders aan. Het betekende dat ze Lloyd zou moeten missen. De vriendschap was de laatste twee jaar sterk gegroeid en ze waren erg close. Hij had haar getroost toen het over was met Lleyton en was haar baken van rust geweest. Bij hem kon ze tot zichzelf komen en als ze gesprekken met hem voerde, werd ze daar altijd wijzer uit. Daar hield ze van, van wijzer worden. En dan was er ook nog Ibe, die voor haar onzegbaar veel betekende. Zeven jaar lang had Ibe haar door dik en dun gesteund, in goede en in kwade tijden. Toen ze zegevierde met haar resultaten, was Ibe blij voor haar en niet jaloers, zoals vele anderen. Toen er geroddeld werd achter haar rug om, was het Ibe geweest die de roddelaars van antwoord had gediend, wetend dat het tevergeefs was maar toch de moed niet opgevend.
Ze hield van hen allebei, zielsveel. Ze vond het vreselijk dat het nooit meer zou worden zoals het al die jaren geweest was. Ze zouden wel vrienden blijven, maar op lange termijn zwakte dat af. Ze zouden elkaar niet meer iedere dag zien en het contact zou verwateren. Ze werden volwassen, veranderden. Helena wilde dat koste wat het kost vermijden en had zichzelf voorgenomen dat ze het zou tegenhouden zolang het kon.
Ze stonden op het bordes afscheid te nemen van medeleerlingen. De meesten kenden ze niet, anderen hadden ze maar een paar keer gesproken, maar toch vloeiden de tranen rijkelijk. Toen Helena zich omdraaide en het kasteel bekeek, bekroop haar een gevoel van melancholie. Ze wilde deze plek helemaal niet verlaten, hier voelde ze zich zo goed.
Hier had ze leren toveren, hier had ze ontdekt waartoe ze in staat was… Ze had hier gelachen, gehuild, de wondere geheimen van de magie leren kennen door de bibliotheek te plunderen, hier was ze teleurgesteld geweest en opgelucht… hier had ze haar jeugd doorgebracht, hier was ze van kind naar puber gegaan en weldra zou ze volwassen zijn.
Nu ze meerderjarig was in de toverwereld, mocht ze ook toveren buiten de school. Dat had ze sinds haar verjaardag, 24 januari, dan ook niet gelaten. Soms ging ze met haar moeder wat spulletjes ophalen die ze vergeten was thuis, een privilege dat andere leerlingen niet genoten. Die stuurden een uil naar hun ouders met een verzoek om het gewenste op te sturen.
Helena zou zelfs de koude, kille kerkers missen. Daar had ze Toverdranken gekregen en dat was lang niet haar favoriete vak, maar ze had er diepzinnige en verhelderende gesprekken met Lloyd gevoerd en bovenal maakte het deel uit van het haar geliefde kasteel.
De zon zakte langzaam achter de horizon en het bordes liep leeg. Ze besefte niet dat er tranen over haar wangen rolden en proefde de zoute smaak maar toen ze in haar mond terecht kwamen. Haar haren wapperden lichtjes in de zachte wind, die haar wangen kuste.
“Ik hou van je,” fluisterde ze, tegen niemand in het bijzonder. Ze had niet beseft dat er nog iemand was achtergebleven. Met een ruk draaide Lloyd zich om.
“Hou je van mij?”
Helena keek verbaasd op. Het was niet echt tot haar doorgedrongen dat de woorden die haar hart voelen aan haar mond ontstapten. Ze had waarschijnlijk op het kasteel en haar leven hier gedoeld, bedacht ze achteraf.
De blik in Lloyds ogen was niet anders op te vatten dan een blik van pure liefde en blijdschap. Een vreemd gevoel bekroop haar. Was Lloyd verliefd op haar? Lloyd Shelter?
Hij was lang niet lelijk en best wel aardig als je hem beter leerde kennen en het had Helena altijd een beetje verbaasd dat hij nooit een vriendin had gehad, maar ze schonk er niet veel aandacht aan. Ze had niet verwacht dat hij op haar verliefd zou zijn en daarom ook de liefde van anderen zou afwijzen. Eerst voelde ze zich schuldig, dat ze hem valse hoop had gegeven met vier simpele woorden.
Maar ze besefte wel dat die blik haar iets deed, iets mét haar deed, iets dat ze nooit eerder gevoeld had. De glans in zijn ogen was haar onbekend. Lloyd kwam nu dichter naar haar toe.
“Meende je dat echt?” vroeg hij, onmiskenbaar hoopvol.
Helena wist niet wat ze nu moest doen. Ze was niet verliefd op Lloyd… dat dacht ze toch.
“Ik… oh Lloyd, ik wéét het niet.”
Ze zag zijn gezichtsuitdrukking niet omdat ze zich omdraaide en wegliep, het bordes af, naar de hekken met aan weerszijden de gevleugelde zwijnen toe. De gevleugelde zwijnen die symbool stonden voor Rowena’s droom en het ontstaan van de school.
Lloyd bleef stomverbaasd achter. Zijn blik werd troebel door tranen die zijn ogen vulden. Hij kon ze niet meer stoppen en liet ze stromen over zijn wangen. Jaren van spanning, stiekeme hoop en liefde zo groot dat het zijn hart bijna deed ontploffen, kwamen naar buiten in de vorm van water.
Toen hij die woorden had gehoord, zacht gefluisterd in de wind, had zijn hart een sprong gemaakt en waren zijn benen slap geworden. Na al die jaren was het zover, ze hield van hem, ze had ingezien dat hij het was die haar gelukkig kon maken…
Waarom had hij ook gevraagd of ze het echt meende? En haar antwoord, wat had dat te betekenen gehad. Ze wist niet of ze van hem hield. Wat hem betrof kon de liefde niet groot zijn als er twijfel was. Hij had er niet aan gedacht haar achterna te lopen en had daar nu wel spijt van. Het had geen zin om haar als een wervelwind te volgend, ze zou al op weg terug naar huis zijn met haar moeder.
Hij schrok toen hij een hand op zijn schouder voelde, trok zijn toverstok en draaide zich om.
“Goede reflex,” grijnsde Zalazar Zwadderich. Lloyd werd knalrood en stopte de stok terug in z’n gewaad. Hij boog zijn hoofd en zijn ogen flitsten van links naar rechts.
“Je laatste jaar, niet?” vroeg professor Zwadderich vriendelijk. Toen Lloyd knikte, haalde hij diep adem en genoot hij van de frisse lucht die hij voor het laatst zou ruiken.
“Het mijne ook.”
Nu keek Lloyd op, recht in de ogen van de slanke man die voor hem stond. Hij was intussen al wat ouder geworden, lokken grijs schemerden door.
“Hoe bedoelt u, professor?”
“Ik heb nog een aantal laatste zaken geregeld en nu ben ik klaar om te gaan, om dit kasteel achter mij te laten.”
“Maar waarom, professor?”
“Ik ben je professor niet meer. Ten eerste ben je van school af en ten tweede ben ik het voor niemand meer.” Hij schudde zijn hoofd en klakte met zijn tong. Toen antwoordde hij op Lloyds vraag.
“Het was te mooi om waar te zijn. Vier grote tovenaars richten een toverschool op en leven nog lang en gelukkig. Helga, Goderic, Rowena en ik zijn het op verschillende punten niet met elkaar eens. Jarenlang heb ik de vrede bewaard, me neergelegd bij hun wensen. Maar ik kan het niet aanzien dat Zweinstein bevuild wordt door Modderbloedjes en halfbloeden.”
Hij legde zijn hand op Lloyds schouder en liep met hem naar het hek toe. Al die tijd knikte Lloyd begrijpend. Hij was het met zijn Afdelingshoofd eens. Professor Huffelpuf was de enige professor met wie hij het echt niet had kunnen vinden. Hij vond haar geleuter over gelijkheid onzin en had zelf met lede ogen toegezien hoe het pure bloed steeds minder vertegenwoordigd was op Zweinstein. Hij kon maar niet inzien wat een goede, pure heks of tovenaar bezielde om te trouwen met een Dreuzel.
Professor Zwadderich en hij waren nu bij het hek gekomen. Een laatste keer keken ze achterom, Lloyd met een gevoel van nostalgie. Al die jaren had hij er doorgebracht, de grootste tijd alleen. Maar het was een thuis voor hem.
“Het beste, jongen,” zei professor Zwadderich en hij verdween in het niets. Lloyd keek nog een laatste keer achterom, haalde diep adem en verdween ook met een zachte plop.
Helena had het moeilijk met het besef dat ze nooit naar Zweinstein zou terugkeren, dat ze na de zomervakantie niet naar school zou gaan, maar op zoek moest naar een goede baan. Dat hoorde ze eigenlijk nu al te doen, maar ze had er geen zin in.
Lloyd zat nu op de bank, wachtend op haar. Ze had de moed niet naar hem toe te gaan en te zeggen wat ze voelde. Ze wist dat hij van haar hield, maar dat nam de angst niet weg.
En haar moeder, haar trotse moeder… Overal pronken met haar dochter, haar pas na zeventien jaar de aandacht gevend die ze altijd had verdiend. Haar moeder was intelligent en een briljante heks, maar Helena kon het niet opbrengen dat telksen enthousiast te beamen. Ze was ‘de dochter van’ en haatte het dat ze zich nooit moest bewijzen, en als ze dat wel moest doen was dat voor mensen die al op voorhand besloten hadden haar geen kans te geven.
Haar moeder had nu een diadeem gemaakt, om het verstand te helpen, zoals ze beweerde. Helena verdacht haar ervan dat het gewoon was omdat het een vorstelijk aandoend pronkstuk was, net zoals zij er één was als ze iets goeds had gedaan.
Ze nam een besluit. Ze wilde geen stuk zijn in de collectie van Rowena, een zeldzaam verzamelobject dat haar moeder fascineerde. Ze zou haar eigen leven leiden met iemand die van haar hield om wie ze was, en niet om haar moeder. De enige persoon die daartoe in staat was, was Lloyd. Haar opkomende verliefdheid voor hem kon ze net zo goed bevredigen. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Jan 26, 2008 14:20 |
|
Hoofdstuk 4: Een brief en een bezoek Helena woonde nog steeds bij haar moeder thuis. Ze konden het niet altijd even goed met elkaar vinden, maar ze was bereid zich daar overheen te zetten en er het beste van te maken.
Ze was nog steeds in de war. Ze wist niet wat ze voelde voor Lloyd. Was het liefde of een enorme vriendschap die zo erg op liefde leek dat het onderscheid moeilijk te maken was?
Het was september en een nazomerzonnetje scheen over de tuin. Andere jaren zat ze nu op Zweinstein. Dit was het eerste jaar dat het niet zo was.
Haar moeder was druk bezig met schrijven. Ze was bezig aan een boek over de invloed van Transfiguratie op het karakter van mensen. Daarom moest Helena al de aardse klusjes opknappen, zoals de was uithangen in de tuin. Ze genoot wel van de geur van de rozen die bloeiden en het frisse gras. Als ze niet zo verward was geweest, had ze zich perfect gelukkig gevoeld.
Toen de rieten mand leeg was, liet Helena zich op het gras zakken. Ze had niemand om mee te praten. Met Ibe was het enkel mogelijk per uil, want ze verbleef een jaar in Finland.
Helena had het gevoel dat ze haar zorgen niet lang meer zou kunnen dragen. Iedereen verwachtte altijd het allerbeste van haar, omdat ze de dochter van Rowena Ravenklauw was. En als ze iets uitzonderlijk goed deed, vond men dat vanzelfsprekend omdat ze de dochter van Rowena Ravenklauw was. Het kwam erop neer dat ze alleen maar kon teleurstellen. Alleen Lloyd kon ze niet teleurstellen met wie ze was, met het feit dat ze geen kopie van haar moeder was en dat ze haar gebreken niet zo angstvallig verborg als Rowena.
Op dat moment had ze er alles voor gegeven om terug te kunnen naar Zweinstein en haar volledig storten op het kennis vergaren. Daarin had ze zich dan ook gewenteld. Boeken lezen en werkstukken maken die niemand gevraagd had, maar die van pas konden komen. Dat had ze zichzelf toch voorgehouden. Later, als iemand haar vroeg over één van de onderwerpen die ze bestudeerd had. Om te bewijzen dat ze niet minderwaardig was dan haar moeder.
Ze had alle vellen perkament zorgvuldig bijgehouden, maar ze lagen onderaan haar kast op haar kamer. Ze keek er niet meer om. Eigenlijk wilde ze ze het liefst verbranden, maar ze had het lef niet. Je wist maar nooit. Een stipje in de lucht werd steeds groter en leek Helena’s richting uit te komen. Het duurde even voor Helena Ibes pikzwarte uil, Too, herkende. Toen hij landde, zag ze dat er een enveloppe aan zijn poot was gebonden.
Vol opwinding maakte Helena de brief los en bracht de uil naar binnen om hem water en eten te geven. De uil knabbelde even dankbaar aan haar vinger en begon gulzig te eten.
Met trillende vingers maakte Helena de zegel los. Ze vouwde het stuk perkament open en las.
Een eenzame traan rolde over Helena’s wang. Ze miste Ibe ook. Ze las de brief telkens opnieuw, tot het buiten te donker was en ze geen woord meer kon lezen.
Haar moeder verscheen in de deuropening, koortsachtig bevend en helemaal rood van opwinding.
“Helena! Heb je al gegeten?”
Helena keek om en begreep niet hoe haar moeder het over aardse zaken als eten kon hebben. Ze had dan ook geen trek.
“Ja!” loog ze. Haar moeder ging weer naar binnen en Helena boog zich weer over de brief toen er een luid geklop weerklonk in het duister.
“Wie is daar?” vroeg ze met lichtjes trillende stem. Ze stond op en liep in de richting van het tuinhek.
“Lloyd Shelter, voor Helena Ravenklauw.”
Zonder dat ze besefte dat het iets zou kunnen betekenen, maakte haar hart een vreugdesprongetje. Ze ging met snelle stappen naar het tuinhek toe en probeerde haar ogen aan het duister laten wennen. Toen ze hem eindelijk kon onderscheiden, vloog ze hem om de hals.
“Zo’n warm welkom had ik niet verwacht,” zei Lloyd toen ze hem eindelijk losliet. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
Genner
Bohemian Writer
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: HPF
|
Geplaatst:
Za Jan 26, 2008 14:22 |
|
Hoofdstuk 5: The Escape Helena Ravenklauw had een besluit genomen. Er bleef niks meer over van haar leven en ze kon doen wat ze wilde. Met Lloyd was het niet goed afgelopen, de liefde van haar kant was over. Van zijn kant duidelijk niet. Haar moeder was oud en zwak. Helena had niets meer te zoeken in haar geboorteland en ze wilde weg. Ze kon niet met lege handen vertrekken, ze zou zichzelf moeten kunnen onderhouden in het buitenland. Ze zou wel wat klusjes opknappen voor geld en daar voorlopig van leven. Ze moest te voet gaan en was dan ook bijna uitgeput. Telkens als ze het niet meer zag zitten, tastte ze in haar zak naar de diadeem die ze meegenomen had.
Ze kon die diadeem daar niet laten glimmen, voor niets en niemand. Haar moeder had er toch niets meer aan, dus had ze besloten de diadeem tot zich te nemen en ervoor te zorgen.
Ze was constant op de vlucht, bang dat ze gevonden zou worden met de diadeem. Ze voelde zich eenzaam, alleen en verlaten. Dat kwam niet door haar vlucht, dat was al zo geweest in haar geboorteland. Ze had niemand meer, ze was helemaal alleen op de wereld.
Haar moeder was oud en versleten, slechts een schim van de imposante verschijning die ze ooit was geweest. De enige man die om haar gaf had ze achtergelaten uit schuldgevoel. Schuldgevoel omdat ze wist dat hij duizend keer meer van haar hield dan zij van hem.
Familie buiten haar moeder had ze niet meer. Er was niemand. Vlak voor ze vertrok had ze haar dierbaarste spullen bij verzameld, zoveel mogelijk achterlatend. Dat was niet makkelijk geweest en ze was dan ook op weg getrokken met pijn in het hart om die verloren herinneringen.
Ze tastte in haar jurk en vond een stuk perkament. Ze haalde het tevoorschijn en herkende meteen het verzorgde handschrift van Ibe.
Ibe! Hoe kon ze daar niet aan gedacht hebben! Ibe zou er vast wel voor haar zijn… maar waar was ze? En Helena had sowieso geen perkament, veer of uil. Zou Ibe nog steeds in Finland zijn? Naar haar Groot-Brittannië durfde ze niet terug uit angst ontdekt te worden met de diadeem, die intussen zeker en vast gemist zou worden.
Ze liep nu door de straten van Parijs. Parijs was geen erg grote stad, meer een groot uitgevallen gemeenschap. Ze liep langs kleine winkeltjes, niet lettend op de koopwaar uitgestald in de etalages.
Tot ze langs een winkeltje kwam dat perkament, inkt en veer aanbood voor een wel erg schappelijke prijs. Helena bedacht dat het vast geen erg goede kwaliteit zou zijn, maar dat had ze niet nodig.
Ze zou hier ook om een uil kunnen vragen. Hoewel… het waren vast geen tovenaars. Iedereen schreef met perkament, veer en inkt.
Ze ging binnen en de man achter de toonbank keek op. Hij fronste zijn wenkbrauwen toen hij een jong meisje naar binnen zag stappen. Zo’n mooi volk kreeg hij zelden over de vloer.
Degenen die een knap uiterlijk gekregen hadden van God, hielden zich niet bezig met werkjes als schrijven. Waar had deze meid dat trouwens geleerd?
Het meisje begroette hem vriendelijk en bekeek wat er allemaal in de winkel aanwezig was. Ze leek erg te letten op de prijzen.
Ze kwam naar de toonbank met het goedkoopste dat er te krijgen was. De man, die zelf dertig was, glimlachte haar vriendelijk toe.
Het meisje keek nogal afwezig en even vroeg hij zich af of ze misschien weggelopen was uit een gekkenhuis.
“Bedankt.” Het meisje had een heldere, klare stem en grote ogen. Hij keek naar haar en vergat bijna het geld aan te nemen. Een rode blos verscheen op zijn wangen en hij bekeek de munten die ze hem toegestopt had. Hij merkte dat het niet goed was en keek op.
Het meisje lachte onzeker en knipperde even met haar wimpers, alsof ze er nogal verlegen om was.
“Juist gepast.”
Het zou op die paar munten niet komen, dacht hij. Hij zou één of andere rijke stinkerd wel wat meer aanrekenen, die keken daar toch niet naar. En ze was een bijzonder meisje.
Ze zuchtte opgelucht en verliet de winkel.
Toen Helena buiten stond, in de zon, grinnikte ze hoofdschuddend. Een man was zo makkelijk te verleiden. Ze had lang niet al haar munten gegeven, ze had het heus wel kunnen betalen. Ze had alleen geen zin om alles uit te geven aan veer, perkament en inkt. Ze wilde nog kunnen eten de komende tijd. Nu moest ze een uil vinden die sterk en wijs genoeg was om Ibe te vinden.
Helena zocht de hele stad af, maar nergens vond ze enig teken dat er op wees dat hier tovenaars waren. Ze had nochtans altijd geleerd dat Parijs er vol van zat. Ze wisten zich in ieder geval goed te verbergen. Zo hoorde het eigenlijk ook.
In een wijk aan de rand van de stad was een kleine markt aan de hand. Het waren vooral Arabiërs die hun spullen op grote tapijten uitgestald hadden.
Tot haar verwondering zag ze vertrouwde zaken als ketels, toverdrankflesjes, gewaden, hebbedingetjes… En uilen. Meteen liep ze naar het kraampje toe, om een goede uil uit te zoeken.
“Je peux vous aider?” vroeg de verkoper. Hij had een donkere, tanige huid en een vuile, verwilderde baard.
“Ik… ik spreek geen Frans,” zei Helena zo traag mogelijk. De man knikte begrijpend en probeerde zich te redden in z’n beste Engels.
“Jij uil?”
Helena knikte. “Om iemand te zoeken. Een sterke uil.”
“Ok. Hier. Uit Albanië. Goed uil.”
“Ik neem hem,” zei Helena toen ze het dier en het prijskaartje gezien had. Albanië… het klonk erg verlaten. Ze vroeg de man er meer over en die bevestigde haar vermoeden. Weidse landschappen, grote bossen. Gevaarlijk. Niemand zou haar er zoeken, dacht Helena. Misschien kon ze daar wel heen, met Ibe. Ze rekende af, ging ergens op een graspleintje zitten en begon meteen te schrijven. Achteraf kon ze zich niet goed herinneren wat ze in de brief geschreven had. Ze bond de brief aan de poot van de uil, gaf hem aanwijzingen en keek tot hij verdween in de lucht.
Helena zat in een holle boom in een bos in Albanië. Ze had haar besluit doorgetrokken. Maandenlang had ze op een antwoord van Ibe gewacht, maar dat was niet gekomen. De uil had het waarschijnlijk niet gehaald. Gelukkig was ze er niet al te gehecht aan geraakt.
Ze zat stilletjes te huilen om haar eenzaam bestaan en schrok zich rot toen ze een bekende stem haar naam hoorde roepen. Wat deed Lloyd hier? Hoe had hij haar gevonden?
Nu kwam hij in haar gezichtsveld en snel verschool ze zich, maar hij had nog net een glimp van haar blauwe jurk opgevangen.
“Helena! Daar ben je, eindelijk!”
Hij ging naar de holle boom toe en nam Helena in z’n armen.
“Ik heb je zolang gezocht. Kom met me mee, Helena, naar huis.”
“Ik wil niet,” schreeuwde ze woest. “Je had me niet moeten zoeken. Ik ben weggegaan om een reden!”
Lloyd was even ontdaan. “Je moeder, ze ligt op sterven. Ze wil je nog een laatste keer zien.”
“Dat is dan jammer. Ik wil haar niet zien.”
“Maar, Helena, ze is je moeder!”
“Dat had ze wel wat meer mogen laten merken!”
“Kom met me mee, Helena.”
Helena haalde diep adem, draaide zich om om de tranen in haar ogen te verbergen en zei:
“Ik wil nooit meer terug.”
Lloyd probeerde haar te overhalen op oneindig veel manieren, maar Helena was koppig en gaf niet toe. Ze liet hem smeken, op zijn knieën gaan, maakte hem gek en wanhopig en uiteindelijk razend. Waarom kon ze niet toegeven? Waarom? In zijn verhitte woede haalde hij een dolk boven en stak Helena in haar buik. Helena kermde, slaakte een geluidloze zucht en bloedde langzaam leeg.
Lloyd stond er verweesd bij, niet beseffend wat hij gedaan had. Zijn grote liefde, dood. Door zijn eigen, schuldige handen. Hoe kon hij hiermee leven? Niet. Hij nam razendsnel een besluit.
Hij pakte het mes, haalde diep adem en stak het recht in zijn hart, zonder dat hij er goed over had nagedacht. |
_________________
02.04.07 ~ 31.12.08
'Til we meet again, HPF'ers. |
|
|
|
|
|