Auteur |
Bericht |
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Di Jul 01, 2008 20:52 |
|
Hallo allemaal!
Hier weer een nieuwe FanFiction Challenge voor Juli. Deze keer hebben we een speciale Fanfiction Challenge voor de tweede Harry Potter Forum Maand, de Geheime Kamer.
Ik wil het jullie dit keer een beetje makkelijk maken, door een lekker ruim thema te nemen.
Het thema van deze keer is: “Geheimen”
Verder zitten er dit keer geen regeltjes aan vast, dus ik denk dat iedereen hier wel iets mee kan verzinnen. Zolang het hoofdthema iets met geheimen/een geheim te maken heeft, is alles toegestaan.
De regeltjes:
x Je inzending mag minimaal uit 1000 woorden bestaan en maximaal uit 2000 woorden. Let hier alsjeblieft op, het zou zonde zijn als je verhaal hierdoor niet mee kan doen!
x Houd je aan de opgegeven opdracht! Je verhaal heeft dus als hoofdthema ‘Geheimen’!
x Het moet speciaal voor de challenge geschreven zijn. (En dus nergens anders op internet te vinden zijn.)
x Je moet het verhaal zelf geschreven hebben.
x Het moet in AN (Algemeen Nederlands) geschreven zijn; geen breezahtaal en als het kan zo min mogelijk spelfouten. Kijk in ieder geval je inzending even na voor je hem instuurt of laat hem door iemand bèta-readen.
x Gebruik in je verhaal óf de Engelse namen uit Harry Potter óf de Nederlandse, anders wordt het verwarrend.
x Je mag maximaal 1 verhaal inzenden.
x Je inzending moet een Nederlandse titel hebben.
x Je inzending moet vóór de uiterste inleverdatum binnen zijn.
x En houd er even rekening mee dat dit een forum voor alle leeftijden is.
De challenge begint vandaag, 1 Juli dus, en jullie kunnen je verhaal inzenden tot 23 Juli! Daarna kunnen we gaan stemmen.
Als je nog vragen, opmerkingen of ideeën hebt, dan hoor ik het graag! Stuur gewoon even een PB. Ook de inzendingen voor de challenge stuur je natuurlijk naar mij via PB.
Ik wens jullie allemaal veel plezier en succes met deze nieuwe challenge!
xXx Shirley
Inzendingen:
1. Magische geheimen
2. Het Medaillon
3. De Voorspelling
4. Haar pijnlijk gebrek
5. Hou toch je mond!
6. De jacht op het gebroken geheim
7. Een dagboek, twee liefdes en drie geheimen |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Do Jul 03, 2008 20:51 |
|
Magische geheimen
De woede was een allesverterende vlam die hij niet kon doven. Dit gevoel was een uitzondering; hij slaagde erin altijd rustig te blijven. In vele opzichten was hij een roofdier dat opleefde als de zon achter de horizon verdwenen was. Hij hield van de nacht, de stilte die meegebracht werd door de sterren. Hij aanbad het duister waarin hij zich kon vermommen. Zijn prooi besloop hij geruisloos. Hij had oneindig veel geduld en maakte zijn plannen zorgvuldig. Nooit faalde hij, dat was simpelweg uitgesloten. Hij had steevast een doel voor ogen en niets kon hem verhinderen dat te bereiken. Obstakels ruimde hij zelf uit de weg.
Het was al zijn vijfde jaar op deze betoverende school en hij had al heel wat ontdekt. Hij was ervan overtuigd dat niemand de kennis bezat die hij al verzameld had over dit oude gebouw. Dit was de allereerste keer in z’n magische carrière dat Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus hem teleurstelde en hij weigerde het te geloven. Hij gaf niet op, dat lag niet in z’n aard. De mislukkingen stapelden zich echter op en hij werd er wanhopig van. Dit was de duizendste keer dat hij elk hoekje, elke plank en elke kast van de bibliotheek onderzocht had, maar hij vond niet wat hij zocht.
Hij verachtte het feit dat hij geen enkel stukje informatie kon vinden over dat ene verdomde woord. Eén woord maar! Hij keek achterom naar de imposante deuren waarachter de stoffige zaal schuilging die hem al zoveel had bijgeleerd.
Als hij in staat was geweest enige menselijke emotie te vertonen, zou er een traan over zijn wang rollen. Hij slikte in een poging de bittere smaak uit zijn mond te verdrijven.
Altijd al had hij geweten hoe bijzonder hij was en het bezoek van professor Perkamentus, vijf jaar geleden, had dat bevestigd. Hij kon zich het moment dat hij hier voor het eerst binnenstapte nog levendig voor de geest halen. Het was alsof hij de magie die in de lucht hing had kunnen voelen. Hij had geweten dat dit zijn plek was, zijn wereld. Hier zou hij te weten komen wie hij werkelijk was. Hier zou hij de waarheid over zichzelf ontdekken en alle raadsels oplossen.
Altijd had hij de antwoorden op zijn eindeloze reeks vragen gevonden. Een bezoek aan de bibliotheek volstond, desnoods met een briefje van een leraar die hem toestemming gaf tot de Verboden Afdeling. Zo’n stukje perkament in z’n bezit krijgen was niet moeilijk. Hij wist perfect hoe hij elke leraar moest bespelen en hij kreeg altijd zijn zin. Behalve bij professor Perkamentus en dat irriteerde hem mateloos. Die ouwe vent liep hem steeds meer voor de voeten. De zestienjarige jongen was dan wel buitengewoon intelligent, tegen zijn leraar Transfiguratie kon hij niet op en dat zou hij nooit kunnen.
Het was koel in de gangen. De toortsen flakkerden en gaven hem net genoeg licht om te zien waar hij liep. Hij ging de hoek om en stond meteen stil.
Hij spitste zijn oren en zijn ogen glommen. Stilletjes sloop hij in de richting van de stemmen die hij gehoord had.
“… hem niet vertrouwen, Hildebrand!”
“Zo’n intelligente jongen, Albus, hij kan heus wel met dergelijke informatie om. Zelden heb ik zo’n begaafde leerling gekend. We moeten hem koesteren en vooral vertrouwen.”
“Teveel intelligentie is niet goed. Dat weet ik wel heel zeker.”
“Uit ervaring, neem ik aan?” De stem van professor Slakhoorn klonk honend, maar toch viel er een gespannen stilte. De jongen die het gesprek afluisterde, had de andere stem ook al herkend.
“Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat we uiterst voorzichtig moeten zijn.” De andere stem fluisterde nu, alsof de eigenaar ervan wist dat hij en z’n gesprekspartner afgeluisterd werden.
“We hebben het er later over. Ik blijf ervan overtuigd dat we hem kunnen vertrouwen.”
“En ik blijf erbij dat dat niet zo is. Sommige dingen horen geheim te blijven.”
“Ik ga.” Professor Slakhoorn klonk vermoeid en geïrriteerd. Die gevoelens zou de jongen niet associëren met zijn vrolijke professor Toverdranken die van het leven genoot.
Hij drukte zich tegen de kille stenen van de muur aan toen hij snelle voetstappen zijn richting uit hoorde komen. Als hij in de spiegel had gekeken, zou hij de rode gloed in z’n ogen gezien hebben.
‘Geheimen,’ herhaalde hij in gedachten. Hij haastte zich naar de kerkers. Hij kwam de leerlingenkamer binnen, die op dit nachtelijke uur verlaten was. Hij ging meteen door naar zijn slaapzaal. Hij haatte het dat hij die moest delen met andere jongens, alsof ze allemaal gelijk waren. Dat waren ze beslist niet.
“Lumos,” fluisterde hij. Zijn toverstok lichtte hem bij in z’n zoektocht naar zijn felbegeerde dagboek, de enige getuige van zíjn geheimen. Toen hij het boekje onder een stapel gewaden, sokken en schoolboeken vandaan had gevist, griste hij een veer van zijn nachttafeltje en ging terug naar de leerlingenkamer.
Dit was al de zevende nacht op rij dat hij ingebroken had in het heiligdom van madame Rondelstein, de bibliothecaresse. Dan zette hij zijn zoektochten voort die hij overdag begonnen was. Toch had hij niet gevonden wat hij zocht. Hij sloeg zijn beste vriend, zijn enige vriend, open op zijn schoot en begon koortsachtig te schrijven.
Al zijn gevoelens van wanhoop, frustratie, woede en ongenoegen werden uitvoerig besproken. De kwaadheid die hem even daarvoor overheerst had, had plaats geruimd voor vastberadenheid. Miljoenen gedachten flitsten door zijn hoofd, joegen elkaar achterna. Hij moest ze opschrijven in een poging alles vast te houden wat later nog van pas zou kunnen komen. Het was duidelijk geweest dat het gesprek tussen professor Perkamentus en professor Slakhoorn over hem ging. Zijn vermoeden dat de leraar Transfiguratie hem niet vertrouwde, was bevestigd. Hij hoopte dat de man er niet in zou slagen zijn collega’s van zijn wantrouwen te overtuigen.
Plotseling trof het hem. Hij kon zichzelf wel voor z’n kop slaan dat hij dit nog niet eerder bedacht had. Het was logisch als iets. Kennis die niet in boeken te vinden was, moest je op andere manieren vergaren. Hij zou de kostbare kennis die hij nodig had om zichzelf het eeuwige leven te schenken lospeuteren van professor Slakhoorn. Hij moest en zou elk geheim over de Toverwereld kennen. Hij moest en zou het geheim van onsterfelijkheid achterhalen. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Jul 12, 2008 21:56 |
|
Het Medaillon
Een straaltje zonlicht piepte door de gordijnen heen en liet het zilveren fotolijstje dat hij in zijn hand klemde, glimmen. Met een naar gevoel in zijn maag staarde hij naar de foto die erin zat. Er was een knappe jongeman op te zien. Zwart haar omlijstte zijn gezicht, terwijl de man enigszins hautain voor zich uit keek.
“Meester,” kraakte Knijster. Een traan liep over zijn rimpelige wang. “Knijster mist u zo erg, meester…” Hij rilde en wiegde zachtjes heen en weer, waarna hij zijn neus snoot met een smerige poetsdoek.
Het was al zo lang geleden, maar toch leek het net de dag van gisteren…
Er was een moment geweest waarop Meester Regulus naar Knijster toe was gekomen, en had gezegd dat de Heer van het Duister een elf nodig had. Knijster was gedwongen geweest om met hem een gruwelijke grot te gaan bezoeken.
Ja, hij herinnerde zich alles nog goed: de manier waarop de Heer waanzinnig had geleken, de rode glans in diens ogen toen ze in een klein bootje over het donkere meer voeren, de gemene lach die uit de mond van het witte monster kwam toen Knijster het verschroeiende drankje naar binnen klokte… En tenslotte, hoe de Heer waanzinnig van vreugde was weggevaren, hem alleen latend op het eiland, in zijn eentje in de donkere grot…
Hij had dorst gehad, erge dorst. Maar Knijster beschikte niet over tovenaarskrachten, dus moest hij wel van het ijskoude, donkere water drinken. Toen hij zijn handen naar zijn mond bracht, zag hij plotseling een bleke hand, een arm, een lijk…
Geschrokken was hij teruggedeinsd, maar het was al te laat. De dode schepsels in het meer kwamen tot leven.
Knijster had gedacht dat er geen redding meer mogelijk zou zijn, tot hij de stem van zijn Meester hoorde en was weggetrokken door de krachten die nu eenmaal gewoon zijn voor een huis-elf. Hij was nog nooit zo blij geweest om de stem van Meester Regulus te horen.
Knijster slikte even. Toen was Meester Regulus er tenminste nog, al was hij in die tijd reeds verstrikt in het web van de Dooddoeners, gevangen door de geheimen van de Heer van het Duister. De Heer was zo arrogant geweest te geloven dat niemand zijn geheim kon ontdekken, maar wat had hij zich vergist… Hij had zich vergist in zo’n minderwaardig schepsel als een huis-elf, én hij had zich vergist in één van zijn zogenaamd trouwe volgelingen.
Meester Regulus droeg nu ook zijn geheim met zich mee, diep verborgen in zijn hart. Alleen had híj er andere intenties mee.
Met een pijnlijk gevoel dacht Knijster terug aan die nacht waarin zijn Meester hem had opgezocht en had gevraagd hem naar de grot te brengen, waar hij ook met de Heer van het Duister was geweest…
Knijster had het moeilijk gevonden om diezelfde gevaren nog eens te trotseren. Hij wist dat er geen uitweg meer zou zijn als het weer mis zou gaan. Het was tenslotte nacht, en waarom zou zijn Meesteres of zijn andere Meester hem dan terugroepen?
Desondanks nam hij Regulus’ hand vast en Verdwijnselde met hem naar die plek waar hij zulke nare herinneringen aan over had gehouden. Meester Regulus had niet zo onder de indruk geleken. Hij was wel bleek geweest, misschien wist hij toen al dat hij niet terug zou keren… Maar dat wist Knijster niet, o nee, dat wist hij niet. Als hij het had geweten, had hij zijn geliefde Meester wel tegengehouden.
De haren van Regulus wapperden in de wind toen ze eens te meer over het donkere meer voeren, op weg naar het eiland dat groen licht uit leek te stralen. Knijster zat ineengedoken voorin de boot, zijn magere beentjes opgevouwen, zenuwachtig friemelend aan zijn kussensloop. Hij had nooit gedacht dat Meester Regulus hem dít aan zou doen… Dat de Heer van het Duister het had gedaan, met zijn meedogenloosheid, was begrijpelijk, maar zijn eigen Meester? Knijster huiverde.
Ondertussen hadden ze het angstaanjagende eilandje al bereikt. Regulus stevende bleekjes, doch vastberaden op de misselijkmakende groene drank af. Hij mompelde wat en er viel een beker uit de lucht, die hij behendig opving, gebruikmakend van de reflexen die hij ooit als Zoeker had getraind.
“Geeft u hem maar aan Knijster, Meester,” zei Knijster nederig. Als het de wil was van Meester Regulus, dan moest het maar gebeuren… Maar tot Knijsters verbazing schudde Regulus zijn hoofd.
“Nee, Knijster, ik zal het zelf opdrinken…” Hij zweeg even. “Vertel dit nooit aan iemand,” beval Regulus hem toen. “Zorg ervoor dat ik alles opdrink, zelfs als ik protesteer. Er ligt een gouden medaillon onderin, hè?”
”Ja, Meester,” kraakte Knijster. “Maar u moet dit niet doen, Meester! Knijster weet hoe pijnlijk het is, het brandt! Vorige keer werd hij door dode schepsels bijna het meer ingetrokken, Meester…”
Zijn protest werd teniet gedaan door een simpel handgebaar van Regulus, die vervolgens de beker in de drank stak en hem naar zijn mond bracht.
De momenten die volgden, werden steeds gruwelijker. Regulus smeekte om zijn vader, om zijn moeder, op een gegeven moment zelfs om Sirius. Het sneed Knijster door zijn ziel, en het deed hem wensen dat hij zélf toch maar die drank had mogen drinken. Alles voor Meester Regulus.
Uiteindelijk moest hij voor zijn meester de laatste beker uit de kom schrapen en zelf de fatale portie toedienen. Regulus was er inmiddels niet meer zo best aan toe, hij gilde en schreeuwde als een baby, maar leek nog éénmaal bij zijn positieven te komen.
“Knijster, verwissel de medaillons… en wat je ook doet, vernietig het echte… Het is absoluut noodzakelijk…”
Regulus rochelde even en viel toen op de scherpe rotsen, zijn handen uitstrekkend naar het koele, donkere water. Iets anders greep hem echter vast voordat hij het water bereikte… bleke handen namen de zijne vast en begonnen aan hem te trekken.
Knijster keek als verstijfd toe, totdat de situatie tot hem doordrong. “Nee, Meester Regulus, néé!” gilde hij, terwijl hij het medaillon achteloos op de grond liet liggen.
Regulus keek hem nog eenmaal aan. “Laat mij hier achter en ga naar huis…” klonk zijn stem zwak, voordat hij compleet onder water verween.
Knijster staarde naar de plek waar hij was verdwenen. Hij bukte zich om het medaillon op te rapen en klemde het stevig tegen zijn borst.
Het was het geheim geweest van de Heer van het Duister, het geheim van zijn geliefde Meester, Regulus Arcturus Zwarts, en nu was het zíjn geheim, het geheim van Knijster.
Een eenzame traan liep over Knijsters wang. Ja, hij kon zich die nacht nog heel goed herinneren… Nooit had hij het aan iemand mogen vertellen, zelfs niet aan zijn Meesteres, die toch ook heel belangrijk voor hem was geweest. Toen zij was gestorven, was hij bijna net zo verdrietig geweest als bij Meester Regulus.
Daarna was zijn verdriet echter veranderd in bitterheid, bitterheid jegens Meester Sirius. Hij had hem veracht, en het was dan ook logisch geweest dat hij met die lieve Mevrouw Cissy en Mevrouw Bella mee was gegaan. Zij behandelden hem tenminste niet als oud vuil.
Ja, hij had geheimen verklapt… maar niet het geheim van Meester Regulus. Dat bewaarde hij nog altijd diep verborgen in zijn hart, nooit, voor geen enkele prijs zou hij het verraden.
Na verloop van tijd drukte echter een schuldgevoel op zijn schouders. Knijster had het medaillon niet kunnen vernietigen. Wat hij ook deed, het leek het medaillon geen schade toe te brengen. Uiteindelijk had hij het maar verstopt tussen alle andere snuisterijen in de woonkamer.
Knijster was dolgelukkig toen Meester Sirius stierf, ook al was hij de laatste van het nobele geslacht Zwarts geweest. Zijn geluk veranderde echter in afkeer toen hij kennismaakte met zijn nieuwe Meester.
Het was dat stomme Potterjoch. Hij was niet eens een volbloed… Het was gewoon een schánde voor de familie Zwarts, voor zijn eigen familie, de huis-elven die hen al eeuwen zo trouw hadden gediend.
Meer dan ooit klampte Knijster zich vast aan het schilderij van zijn geliefde Meesteres en aan de rij hoofden van zijn voorouders. Hij hoopte dat zijn eigen hoofd daar ooit ook tussen zou komen te staan. Het zou de ultieme eer zijn… Ja, Knijster gaf het niet graag toe, maar wat dat betreft had die bloedverrader van een Wemel gelijk.
Maar nu zat hij op Zweinstein, samen met honderden andere huis-elven, dankzij dat stomme Potterjoch – pardon, zijn Meester. Het was vernederend om zoveel tovenaarsleerlingen te bedienen. Er zaten nota bene Modderbloedjes bij, en nog erger, bloedverraders.
Omdat hij toch zijn werk moest doen, kwam Knijster het liefst in Zwadderich. Daar zaten tenminste nog enkele nobele mensen, zuiver van bloed. Hij was blij dat hij toch nog iets kon doen voor échte tovenaars.
Peinzend keek Knijster voor zich uit, zittend op zijn bedje in het verblijf achter de Keukens. Plotseling hoorde hij de zoetgevooisde stem van zijn Meester. ”Knijster!”
Knijster zuchtte en Verdwijnselde met een grote knal. Tot zijn niet geringe verbazing belandde hij in het huis waar hij al die tijd zo van had gehouden, huize Zwarts.
Zijn verbazing veranderde eens te meer in afkeer toen hij de tovenaars zag die tegenover hem stonden. Modderbloedje Griffel, bloedverrader Wemel en zijn Meester Potter.
Kwaad mompelde hij voor zich uit, tot Harry het hem verbood en hem daarna een vraag stelde. “Twee jaar geleden lag er een groot gouden medaillon in de woonkamer boven. Dat hebben we toen weggegooid. Heb jij het teruggestolen?”
Knijsters binnenste draaide zich om en deed dingen die het niet hoorde te doen. Zouden ze ook maar een flauw vermoeden hebben wat ermee was gebeurd? Zijn hart klopte in zijn keel.
Razendsnel gingen zijn gedachten over de laatste jaren. Nee, hij had het niet verklapt… maar hoe was het dan mogelijk, dat ze er kennelijk zó nieuwsgierig naar waren?
Hij kon echter niet anders dan de vragen eerlijk beantwoorden, en op een gegeven moment flapte hij het eruit.
”En het medaillon, het medaillon van Meester Regulus! Knijster heeft gefaald, Knijster heeft zijn opdracht niet volbracht!”
Het geheim dat hij zo lang diep verborgen in zijn hart had bewaard, was niet meer. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Jul 13, 2008 16:16 |
|
De Voorspelling
"Lucius...." Een oude, krakende stem kwam onder de kap vandaan. De gedaante eronder zag er slecht uit. Hij was uitgemergeld en schor. De man had een bleke huid en een ingevallen gezicht. Sinds die ene avond was hij flink te grazen genomen. Hij was verzwakt door een kracht die hij zelf niet kende. Nu veranderde hij vaak van verblijfplaats en trok zich het grootste deel van het jaar terug, totdat hij sterk genoeg was om zich weer te tonen. Dan zou hij weer opnieuw kunnen toeslaan en proberen degene te doden die hem al jaren dwarszat. De jongen was sterk, erg sterk, maar Voldemort gaf niet op. Hij moest en zou dat felbegeerde doel bereiken: Harry Potter doden. Maanden lang had hij gepiekerd tot hij erbij neerviel. Wat waren zijn sterke kanten en de zwakke plekken van de jongen? Wat was de beste methode om Hij Die Bleef Leven te verslaan? Voldemort wist het niet en dat vrat hem op. Al een hele tijd. Alles wat hij deed was nadenken, nadenken over de beste strategie en zorgen dat hij sterk genoeg was om zijn plannen uit te voeren. Intussen waren er Dooddoeners die hem dienden, Voldemort kon ze door allerlei loze beloftes makkelijk aan het lijntje houden. Geen moment tot aan die ene avond had hij getwijfeld aan zijn macht of zijn vermogens. Nooit had hij vemoed dat er iemand zou zijn die een kracht beat die hij niet bezat, die hij niet kende. En nu was het zover. Het zat hem behoorlijk dwars.
"Lucius..." klonk het nogmaals zwak van onder de kap vandaan. "Ik wil weten waar de jongen zit. Zorg dat je hem vind en doe het snel want ik ben zwak."
"Ja, Heer, natuurlijk zal ik dat doen. Ik doe alles voor u, dat weet u toch?" zei de lijzige en ietwat bekakte stem van Lucius Malfidus. "Doe het snel! En goed..." zei Voldemort zwak. Lucius liep richting de krakende en piepende deur van het oude en vergane huis. De kamer waar Voldemort zat was donker en en slechte staat. De houten vloer werd geteisterd door houtrot, er zat een dikke laag stof op. Hetzelfde gold voor de kleine ramen, die bedekt waren met stof en spinrag. Aan het plafond hing een zielig, kapot peertje. Verder was de kamer leeg, op Voldemort en Lucius na. Buiten stond een vaal straatnaambordje. Lantaarns verlichtten de straat en gaven het een mysterieus tintje. Het was vrijwel stil, op het ruisen van Lucius' gewaad na. Zijn zachte voetstappen stierven langzaam weg en Lucius verliet het oude huis aan de Magnolialaan.
Het was al diep in de nacht toen Lucius Malfidus op weg ging naar de Ligusterlaan. Het was nog zomervakantie, morgen zou de Zweinstein Express vertrekken. Hij had geen idee of Potter nog hier was of dat hij al met de Wemels mee was. Langzaam sloop hij het pad op van Ligusterlaan nummer vier en bleef stil voor de deur staan. Dit was niet handig. Hij moest het anders aanpakken. Even was het doodstil voor de deur van huize Duffeling. Toen klonk er een zachte klap en de gedaante voor de deur was verdwenen.
Lucius Verschijnselde in de hal en luisterde of hij iets hoorde. Niets te horen, alleen wat hels gesnurk van een dikke Duffeling. Hij sloop naar boven en stond stil voor de slaapkamerdeur van Harry. Hier zou hij moeten zijn. Langzaam deed Lucius de klink naar beneden. De deur ging open....
Niemand te zien. "Lumos!" fluisterde hij en keek de kamer rond. De man zocht overal, zelfs onder Harry's bed en in zijn grote klerenkast. Niets te vinden. Potter was al vertrokken. Hij had dit kunnen weten! Lucius concentreerde zich en verdween even snel als hij gekomen was. Terug naar Voldemort.
"Heer.." zei Lucius. "Lucius.." klonk het onder de kap vandaan. "Eindelijk. Heb je hem gevonden?"
"Nee Heer, ik..."
"WAT zeg je daar Lucius? Heb je hem NIET gevonden? Was Potter WEG?"
"Ja.." Lucius knikte en deed voorzichtig een paar stappen achteruit. Voldemort mocht dan op het moment zwak zijn, hij kon altijd onverwachts aanvallen. Lucius had geleerd voorzichtig te zijn tegenover zijn Meester. Voldemort kon soms onvoorspelbaar reageren. "Ik wil dat je hem vindt, Lucius. Dood of levend."
"Dat zal ik doen, Heer." Lucius maakte een lichte buignig en hield zijn Meester intussen scherp in de gaten. Toen liep hij nogmaals naar de deur. "Als je terugkomt..." zei Voldemort. "Wat, Heer?" Lucius kwam terug gelopen. "Als je terug komt, dan heb je Potter bij je. Levend of dood. Begrepen?"
"Ja, Heer." Lucius boog nogmaals en verdween. Voldemort bleef achter in stilte en duisternis.
Hij dacht na. Hoe had hij het allemaal eigenlijk voor elkaar gekregen? Hoe had hij dat alles kunnen toen, terwijl hij zelf.... Nee. Dat mocht niemand weten. Niemand wist het. Nouja, bijna niemand. Alleen degene die jarenlang een andere gedaante aan had genomen. Alleen hij die trouw was. Degene van wie veel mensen jarenlang hadden gedacht dat hij dood was. Degene die door een nietsvermoedende leerling al jaren in zijn bezit was geweest: Peter Pippeling. Wat Voldemort verborg was iets heel gewoons voor de meesten, maar hij schaamde zich ervoor. Het hoorde niet bij hem. Het zou niet gebeuren.. Niet door de jongen. Daar was hij niet toe in staat. Bovendien had hij vaak getwijfeld aan wat ze had gezegd. Was het waar? Kon het echt? Maar ze sprak altijd de waarheid. Ze had het altijd bij het rechte eind gehad, dus waarom nu ook niet? Van al dat gepieker werd Voldemort erg moe en hij viel in slaap...
"Wie zal ik eens verrassen met een voorspelling? Vilijn?"
Iemand duwde hem naar voren. De jonge Zwadderaar had dit vak altijd verafschuwd. Aan de ene kant vond hij het onzin, aan de andere kant was hji bang voor voorspellingen. Marten Vilijn liep naar voren. "Ja, professor?" Professor Ocula wenkte hem. Er stond een tafel met daar op een glazen bol. Aan weerszijden stonden twee stoelen. Marten ging zitten. De lerares deed hetzelfde en vroeg om stilte. Het werd stil en ze begon op zweverige toon voorspellingen te doen. "Oei oei..." mompelde ze. "Och, jongen toch.."
"Wat?" vroeg Marten voorzichtig. Zou datgene waar hij bang voor was uitkomen? "Je zult vroegtijdig sterven." zei professor Ocula en keek hem met grote ogen aan. "Maar..." zei Marten voorzichtig. "Ik ben bang voor de dood.." fluisterde hij. Professor Ocula knikte meelevend. "Je zult worden gedood door iemand die sterker is dan jij. Iemand die een kracht heeft die je niet zult kennen. Wees op je hoede." En met deze woorden stond professor Ocula op. Marten slikte. Hij zou vroegtijdig doodgaan. En daar was hij juist zo bang voor...
"Heer.." Voldemort werd wakker. "Lucius.." kreunde hij zwak. "Potter is onvindbaar." De Heer Van Het Duister schrok op. "Wat?" vroeg hij. "Wat zei je daar, Lucius?" Hij keek de Dooddoener aan. "Ik zei dat.... dat ik Potter helaas niet heb kunnen vinden. Het spijt me." voegde Lucius er nog snel aan toe. Maar Voldemort was onverbiddellijk. "Ga hem zoeken." gebood hij. "En zoek Wormstaart, ik moet hem iets vertellen." Lucius leek te beseffen dat het geen zin meer had om Potter te gaan zoeken. Hij Verdwijnselde en kwam even later weer terug, samen met een piepende Wormstaart. "Hier is hij Heer." zei Lucius. "Ga weg, Lucius." zei Voldemort. "Dit zijn niet jouw zaken." Lucius liep weg en deed de deur achter zich dicht. "Ga zitten en luister." zei Voldemort tegen Pippeling. "Je weet van mijn geheim. De lerares Waarzeggerij heeft me ooit voorspeld dat ik een vroegtijdige dood zal sterven. Je weet ook dat ik bang ben voor de dood." Pippeling knikte gehoorzaam. "Nu heb ik een droom gehad aarin de lerares die voorspelling deed. Ik maakte opnieuw mee waar ik al jaren mee rondloop." Weer knikte Pippeling. "Wat heb je daarop te zeggen?"
"Ik...." Pippeling zweeg. Hij wist niet wat te zeggen.
Plots ging de deur open en Lucius Malfidus stapte de donkere kamer in. "Dat wist ik niet, Heer. Ik heb nooit geweten dat u bang was voor datgene wat u zoveel mensen hebt bezorgd." Voldemort schrok. Dat wat hij altijd al geheim had gehouden was ontdekt. En Potter was ook nog eens onvindbaar. Hij was verloren. Zo verloren als een tovenaar maar kan zijn... |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Jul 13, 2008 19:11 |
|
Haar pijnlijk gebrek
Ze draaide zich nog even om bij de deuropening. Met haar laatste restje wilskracht dwong ze zichzelf om in zijn groene ogen te kijken, maar slaagde daar niet in. Vervolgens opende ze haar mond om haar laatste woorden te zeggen tegen de jongen die ze zo verafschuwde. Niet omdat hij een verschrikkelijk mens was, helemaal niet. Meer om wat hij was. Om wat hij was, wat zij niet was. Op het moment dat ze hem op haar deurmat had ontdekt, had ze gezworen dat ze hem op een afstand zou houden, omdat ze de frustraties uit haar jeugd niet nogmaals wilde meemaken. Door hem in alles wat hij deed te minachten en hem als een doodgewone jongen te behandelen, hoopte ze te slagen in haar opzet.
Zeven jaar geleden had ze echter moeten besluiten dat dat onmogelijk was. Ondanks al haar moeite en die van haar man koos hij voor de plaats waar hij thuis hoorde. Net als haar zus jaren geleden. Ze had nog zo gesmeekt om het niet te doen, maar ze had niet willen luisteren. En net als toen voelde ze zich in de steek gelaten. Eenzaam. Afgedankt om iets wat haar zus en haar neef bezaten, maar wat zij blijkbaar niet bezat. Ze voelde opnieuw die wrok, die woede en verbittering die tijdens haar jeugd en zeven jaar geleden bezit van haar hadden genomen. Die gevoelens hadden haar nooit meer verlaten en telkens als ze hem zag of iets wat ermee te maken had, kwamen ze naar boven.
Afkeurend liet ze haar ogen nog een laatste maal de zijne kruisen. Ze sloot haar mond, draaide zich om en liep de kamer uit.
‘Eindelijk!’ zeurde haar man bij het portier van de wagen. De ruimte tussen de auto en het portiek was net groot genoeg om hem en zijn 9853 Engelse ontbijten er tussen te passen. ‘Ik dacht al dat je niet meer zou komen. We hebben haast, weet je nog?’
Ze negeerde hem, liep om de wagen heen en nam plaats op de achterbank naast haar op aarde geboren engel. Ze probeerde langs zijn drie kinnen heen door het venstertje te kijken om nog een laatste glimp van het huis op te vangen voor de auto met de snelheid van een raket de Ligusterlaan uitscheurde.
Meer dan een uur hadden ze gereden om bij het huis aan te komen waar ze veilig zouden zijn. Petunia kon maar niet geloven dat ze op de vlucht was voor een tovenaar. Een onverschrokken moordenaar die ook haar zus al had gedood. Het duizelde haar bij de gedachte aan al die onduffelingachtige gebeurtenissen. Met het flauwe excuus dat ze zich niet zo goed voelde, trok ze zich terug in een klein kamertje dat grensde aan de hal. Ze zette zich met enige opluchting op het kleine bed met donkerblauwe sprei.
Hoe had het zo ver kunnen komen? Dat was de gedachte die maar door haar hoofd bleef spelen. Toen Lily die brief had gekregen om naar Zweinstein te gaan, had ze de verbittering niet meteen gevoeld. Nee, er was vast een manier om ook naar de toverschool te kunnen gaan, had ze gedacht. Ze schreef haar eigen brief aan Perkamentus en legde uit dat ze niet zonder haar zus wilde achterblijven en dat ze graag ook wilde leren toveren. Ze was er bijna van overtuigd dat het schoolhoofd haar ook zou toelaten. En van zodra Lily een uil had gekregen van haar ouders, verstuurde ze de brief. Ze had die zwartharige gluiperd eerder al horen vertellen dat tovenaars hun post per uil verstuurden en hoewel ze alles wat hij zei afkeurde, waagde ze het erop. Haar hoop en moed waren echter tevergeefs geweest.
Ze opende haar handtas en haalde er een vergeeld stuk perkament uit. Dat was de enigste herinnering aan haar geheime wens die ze niet had vernietigd. Ondanks het negatieve antwoord kon ze het niet over haar hart krijgen om de brief te verbranden. De begripvolle woorden van Perkamentus hadden heel wat voor haar betekend en het was door hem dat ze het besluit nam om de toverwereld de rug toe te keren. Enkel die Sneep en Lily wisten van de brief, maar Lily was er niet meer. En Sneep… Die zou echt niet de moeite nemen om zoiets rond te bazuinen. Daarbuiten wist niemand, zelfs Herman niet, dat ze een heks wilde worden. Het was haar grote geheim.
Ze opende de brief en probeerde hem te lezen. De tranen die zich vroeger met de inkt hadden vermengd, zorgden er nu voor dat de brief erg moeilijk leesbaar was, maar niet voor Petunia. Ze kende de inhoud bijna uit haar hoofd, maar het deed deugd om de woorden nog eens te kunnen lezen.
Beste Petunia,
Ik heb je brief goed ontvangen. Wij, tovenaars, sturen onze post inderdaad via uilen. Wat goed van je dat je dat hebt ontdekt.
Ik was oprecht ontroerd door je brief. Voor zover ik weet, moet jij de allereerste Dreuzel of niet-toverende mens – Dreuzel klinkt behoorlijk oneerbiedig voor zo’n dapper meisje als jij – zijn die zich aanbiedt om naar Zweinstein te komen. Je zou een goede Griffoendor zijn.
Helaas, hoe erg me dat ook spijt, kan ik je niet helpen. Een toverschool laat enkel leerlingen toe die een magische gave hebben. Als je die net als jij niet hebt, kan je doodeenvoudig niets komen doen op onze school. Je zou er nooit in slagen om ook maar de simpelste spreuk uit te voeren. Het spijt me, maar ik kan je onmogelijk een heks laten worden.
Dat betekent echter niet dat je geen deel zou kunnen uitmaken van de toverwereld. Er bestaan mensen zoals Snullen (dat zijn mensen die geboren zijn in een tovenaarsfamilie, maar zelf niet kunnen toveren) die een erg fijn leven hebben in de toverwereld. Bovendien zijn er tegenwoordig heel wat tovenaars die met Dreuzels, sorry: niet-toverende mensen, trouwen. Je zou dus gerust tot de toverwereld kunnen behoren.
Ik weet zeker dat je – welke beslissing je ook neemt – erg gelukkig zal worden.
Met vriendelijke groeten,
Albus Perkamentus
Ja, ze had met een tovenaar kunnen trouwen. En even had ze dat ook overwogen, maar dan bedacht ze hoeveel pijn het haar deed als Lily in de schoolvakanties thuiskwam en vertelde over al haar avonturen op Zweinstein. Als ze in de toverwereld zou blijven, zou het haar meer slecht dan goed doen. Ze wist dat het haar pijn zou doen om haar man en kinderen te zien toveren, terwijl zij er als een soort van gehandicapte mens tussenzat. Nee, dat wilde ze beslist niet. Petunia Evers had ook haar trots.
Ze koos met enige spijt voor het andere uiterste. Ze mijdde en verachtte alles wat ook maar in de verste verte iets met magie te maken had, wat er toe leidde dat het goede contact met haar zus verdween. In Petunia’s laatste jaar ontmoette ze de perfecte uitweg: Herman Duffeling. Zelfs een slak had meer magie in haar lijf dan hij. Ze wist dat ze nooit meer geconfronteerd zou worden met haar gebrek als ze met hem trouwde. En zo zou het inderdaad gegaan zijn als Lily niet was vermoord, als Harry niet op de mat was gelegd. Het had allemaal niets uitgemaakt.
Daardoor vroeg ze zich soms af of het niet beter was geweest als ze toch met een tovenaar was getrouwd. Dan zou haar hele leven niet ingestort zijn toen Harry verscheen. Dan had ze Harry als haar eigen kind kunnen opvoeden. Dan had ze zich nooit schuldig moeten voelen tegenover haar zus.
Ze sloeg zichzelf in het gezicht. Hoe kon ze nu zoiets denken? Ze was gelukkig met haar Herman. Bovendien had alles nog zoveel erger kunnen zijn. Als ze met een tovenaar was getrouwd, zou Voldemort misschien ook al geprobeerd hebben om hen te vermoorden. Ze snakte even naar adem. Ze zou gek worden als Dirkmansje in zo’n gevaarlijke situatie had moeten opgroeien.
Net op het moment dat ze de brief weer in haar handtas propte, werd er zacht op de deur geklopt. Herman stak zijn ballonhoofd om de deur en keek zijn vrouw aan met een vreemde bezorgdheid op zijn gezicht. Petunia was er zeker van dat hij haar nooit eerder zo had aangekeken.
‘Is er iets?’ zei hij met subtiele zachtheid waarvan ze niet eens wist dat hij dat had.
‘Nee,’ antwoordde ze wazig en uit het veld geslagen. ‘Alles is prima. Gewoon een griepje waarschijnlijk. Ik kom zo.’
Hij keek haar nog even lief glimlachend aan en sloot de deur dan weer.
‘Bedankt, Herman,’ mompelde ze. ‘Dat was de bevestiging die ik nodig had.’
Ze hield van hem en ze zou nooit zo gelukkig geweest zijn als Dreuzelvrouw van een tovenaar. Ze hield van Herman zoals elke andere vrouw van haar leeftijd van de man hield waarmee ze al meer dan twintig jaar getrouwd was.
Ze stond op van het bed en liep naar het kleine raam in de hoek van de kamer met nog een laatste gedachte. Zou zij hetzelfde gedaan hebben voor haar kind als haar zus voor Harry had gedaan? Zou zij haar leven gegeven hebben voor Dirk? Vast wel, maar Lily zou voor Dirk net hetzelfde gedaan hebben en dat zou zij nooit voor Harry doen. Ze voelde zich niet voor het eerst schuldig om hoe ze Harry had behandeld. Om hoe ze Lily had behandeld. Maar ze kon er ook niets aan doen. Alles wat haar aan de magische wereld deed denken, deed haar pijn. Ze kon Harry of Lily niet in de ogen kijken zonder ontgoocheling en woede te voelen.
Ze keek naar de grauwe lucht die Engeland zo kenmerkte en zei: ‘Veel succes, Harry Potter!’ |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Do Jul 17, 2008 17:15 |
|
Hou toch je mond!
Draco bonkte met zijn voorhoofd tegen het hoofdeinde van zijn hemelbed, in de hoop daarmee al zijn gedachten rondom het Dooddoenerzijn te verdrijven. Zonder resultaat, natuurlijk. De kans dat de Heer van het Duister ooit compleet uit zijn gedachten verdween, was te verwaarlozen; dat liet de Heer nooit, maar dan ook nooit toe.
Hij zuchtte, liet zich op zijn rug vallen en staarde naar het plafond. Het voor zich houden van alle moeilijkheden die de missie met zich meebracht, was nog wel het allerergst. Het geniale aan meelopers hoorde te zijn dat je ze alles kon toevertrouwen; ze houden het toch wel voor zich. Dat is het hele punt van een gevolg hebben, naast dat ze altijd alles voor je halen, betalen en doen.
Maar goed, mocht hij willen, dat bijvoorbeeld Park niet direct met zijn vertrouwelijke informatie naar al haar stomme vriendinnen zou rennen. Hij had niemand om zijn ballast mee te delen.
Draco kneep zijn grijze ogen tot spleetjes, poogde zich te concentreren. Hij had allang geleerd dat hij vrijwel geen levende ziel kon vertrouwen met de heimelijkheden die hem dwarszaten. Korzel en Kwast zouden stupide gaan grijnzen en hinniken als hij vertelde dat hij de druk die de Heer op hem uitoefende, afgrijselijk vond. Ze dachten dat zolang ze deden alsof ze alles wat hij zei grappig vonden, ze wel in zijn gratie bleven.
En Park was zo trots zijn vriendinnetje te zijn, dat ze alles kopieerde wat hij zei. Gesprekken met haar vriendinnen komen neer op ‘en toen zei ik nee, en toen zei Draco zo van, ja, en toen zei ik weer, zeker weten, en toen zei hij dus…’
Ongelooflijk irritant.
Met een zucht stond hij op, wierp een snelle blik op de spiegel naast zijn bed—zijn gezicht vertrok elke keer weer als hij de grauwe huid en de kringen onder zijn ogen zag—en wandelde naar de deur, die naar de leerlingenkamer leidde. Misschien kon hij wat eerstejaars pesten, of Potter.
Draco liep door naar de kerkers, de kreetjes van Parks vriendinnen (beter gezegd, de meisjes die Park omkocht om met haar rond te hangen, want vrijwillig kon het niet zijn) negerend.
“Hoi!” begroette een vijfdejaars Zwadderaar hem enthousiast zodra hij aankwam in de Grote Zaal.
“Wat?” vroeg Draco bot.
“Ik moest van Pattertje,” een rilling kroop langs Draco’s ruggengraat omhoog, “even zeggen dat,” het meisje giechelde, “ze je wil ontmoeten aan de rand van het Verboden Bos, op het moment dat de zon ondergaat. Dat is over ongeveer een kwartier,” voegde ze daar behulpzaam aan toe.
Draco trok één blonde wenkbrauw omhoog en blijkbaar was dat voor het kind tegenover hem een reden om nog debieler te gaan giechelen en hem zwijmelend aan te kijken.
“Patty heeft maar geluk met een zo’n vriendje,” zei ze verlegen, maar wel op een toon die insinueerde dat ze hem het liefste per direct een bezemkast in zou sleuren.
“Dat weet ik,” zei Draco met een ijzige glimlach en nog net niet met vuurwerk “IK BEN GEWELDIG” boven zijn hoofd gespeld. “Maar je mag Patty vertellen dat ik het druk heb.”
“Met…” spoorde het meisje hem aan.
“Ik… Eh… Kan je dat niet zien?” snauwde Draco, hopend dat ze daarmee genoegen nam, aangezien hij niet op een goed excuus kon komen. Patty Park laat immers zich niet aan de kant zetten zonder goede reden; een coma of zo. En iets als een gebroken been is geen geldig excuus, want ‘kom op, je belast je been toch niet als je Verschijnselt!’
“Sorry,” zei het meisje angstig, “maar straks denkt Patty dat ik het je niet eens gevraagd—“
“Malfidus,” zei een stem abrupt. Draco keek om, en voelde de gebruikelijke walging en geldgrappen opkomen toen hij Ron Wemel zag staan.
“En wat moet jij?” informeerde Draco terwijl hij de Zwadderaar de rug toekeerde.
“Klassenoudstebijeenkomst,” snauwde Ron. “Ik zei nog tegen Hermelien dat je toch niet geboeid zou zijn,” vervolgde de roodharige zesdeklasser, die boven Draco uittorende, toen Draco met zijn ogen rolde. “Maar het is belangrijk. Het gaat over die aanvallen.”
Draco’s mond vertrok. Alsof hij niet wist wie er de hoofdoorzaak was van die aanvallen op Perkamentus’ lievelingetjes, en wiens fout het bovendien ook was dat die aanvallen Perkamentus zelf niet troffen.
“Meekomen,” zei Ron, die Draco’s zwijgen blijkbaar opvatte als toegeeflijkheid. Draco liep zij aan zij met Ron naar de binnenplaats—het meisje van Zwadderich geschokt achterlatend—en Draco deed zijn uiterste best Rons tempo bij te houden.
Merlijn, wat loopt hij snel met die Hippogriefpoten van hem, dacht Draco nijdig. De arrogante blik op zijn gezicht werd een graadje erger zodra hij Griffel in het vizier kreeg, die in een stille, verlaten hoek van de binnenplaats op hen stond te wachten, uiteraard met een boek in haar armen—het zou eens niet zo zijn.
“Ik heb Malfidus, Park kon ik niet vinden,” legde Ron uit.
“Als Griffel die enorme bos haar eens uit haar gezicht zou vegen, zou ze dat zelf kunnen zien,” merkte Draco minzaam op. Venijnig keek Hermelien hem aan; ze smeet haar boek neer op het muurtje naast haar en deed haar armen over elkaar.
“Het spijt me, dat we je dierbare tijd vergallen met de verantwoordelijkheden van klassenoudste zijn,” zei ze sarcastisch.
“Mooi,” antwoordde Draco, “want ik neem het je bijzonder kwalijk, Modderbloedje.”
“WÁT ZEI JE DAAR?” schreeuwde Ron; zijn gezicht liep rood aan. Een paar eerstejaars die verderop stonden keken verschrikt in hun richting, en Hermelien keek Ron verwijtend aan. “Ron! We mogen geen aandacht trekken als we dit soort gesprekken voeren!”
“Heb je het nou serieus over geheime klassenoudstebijeenkomsten, Griffel?” vroeg Draco spottend, die zich niets aantrok van Rons uitbarsting en nog altijd rode hoofd. “Neem het allemaal niet zo serieus. Leer niet elk boek uit je hoofd, borstel dat vogelnest op je kop. Doe eens gek.”
“Ron,” zei Hermelien waarschuwend; ze legde haar hand op zijn schouder en glimlachte krampachtig. “Waarom handel ik dit niet alleen af?” stelde ze voor, terwijl Rons gezicht inmiddels een auberginetint had gekregen. Hij sloot zijn openstaande mond en slikte duidelijk een ernstige belediging in.
“Ik laat je niet alleen met die zak,” perste Ron er uiteindelijk uit.
“Bang dat ik je vriendinnetje inpik?” zei Draco met een opgewekte stem.
Ron negeerde hem en keek Hermelien aan met iets wat hij overduidelijk zelf beschouwde als een stoere, intense blik. Draco sloeg zijn eigen blik hemelwaarts.
“We zijn op schoolterrein, Ron. Er gebeurt niets, bovendien, ik kan best voor mezelf zorgen,” zei Hermelien scherp. Er verscheen een grijns op Draco’s gezicht toen dat van Ron vertrok, voordat hij weg stampte, terug de school in.
Hermelien streek wat strengen haar uit haar gezicht en keek Draco recht aan. “Goed. Je weet vast over de aanvallen,” zei ze met een strak gezicht. “Waarschijnlijk meer dan je wil toegeven—“
“Pardon?” zei Draco; hij had uit de hoogte willen klinken, maar het enige dat hij bereikte was een hoge uitschieter in zijn stem.
“Perkamentus wilde dat ik alle klassenoudsten zou inlichten over de nieuwe maatregelen,” ging Hermelien onverstoorbaar verder. “En het leek me verstandiger om jou en Park apart te benaderen, gezien de vele geruchten dat jij erachter zit.”
“Geruchten dat ik erachter zit?” herhaalde Draco met opeengeklemde kaken. Hij balde zijn vuisten; even dacht hij dat Hermelien haar ogen neersloeg uit angst, maar toen keek ze alweer op.
“Bang betrapt te worden?” vroeg Hermelien; Draco fronste toen hij geen spot of sarcasme in haar toon kon ontdekken. Hij staarde haar aan in een verwoede poging om een honende uitdrukking op haar gezicht te waarnemen, maar ook dat bleef uit.
“Wat?” snauwde Draco. “Nee. Ik bedoel—ik heb niks om bang voor te zijn, ik heb niets te maken met die zielige aanvallen op al je Dreuzelliefhebbende vriendjes,” schamperde hij snel; te snel, bedacht hij met een nerveuze trek aan zijn mondhoek.
Met haar armen weer over elkaar keek Hermelien hem aan. “Luister, Malfidus. Ik weet dat je liegt, maar ik kan niets bewijzen. Dus ik ga je gewoon vertellen wat ik je moest vertellen van Perkamentus, en dan kan je weer verder met je opdracht voor je Heer,” zei ze mat. “Zolang je maar weet dat we bijna hebben uitgevogeld wat je uitspookt,” voegde ze daar bijtend aan toe, alsof ze het niet kon nalaten te zeggen.
“Denk je nou dat je mij kan intimideren, Griffel?” smaalde Draco, terwijl onder zijn schooluniform zijn hart tekeer ging als een Chinese Zenger.
“Ik niet, maar aan die blik in je ogen te zien intimideert,” Hermelien haalde hoorbaar adem, “Voldemort… je wel.” Draco’s blik flitste razendsnel over de binnenplaats; uitgestorven, net als de kasteeltuin. Hij deed een stap dichterbij. “Als je denkt alles over me te weten, waarom stap je dan niet naar het schoolhoofd?” siste hij tussen zijn tanden door.
“We wachten tot we bewijs hebben,” antwoordde Hermelien simpel. “Eerlijk gezegd dacht ik eerst dat Harry slechts dingen in zijn hoofd haalde—“
“Zoals hij vaker doet,” kon Draco het niet laten met een zenuwachtige ondertoon te spotten.
“—maar toen ging ik je zelf in de gaten houden,” vervolgde ze met een stem die even standvastig bleef. “Het is duidelijk dat je iets verbergt, en niet zoals voorgaande jaren het gebrek aan zelfvertrouwen dat je verbloemt door eeuwig iedereen de grond in te stampen. Dit schooljaar is er meer aan de hand.”
“Ach, wat weet jij er nou van?” snauwde Draco terwijl hij haar strak en recht aankeek, in haar bruine ogen die onuitstaanbaar kalm terugkeken—alsof ze inderdaad alles wist, en daar ook van overtuigd was. “Je zou de waarheid toch niet aankunnen!”
“Ik heb meer ruggengraat dan jij,” schoot ze terug, terwijl ergernis voor het eerst over haar gezicht trok. “Je bent de grootste slappeling die ik ken! Je kan helemaal niets alleen!”
“Oh, echt?” blafte Draco; de omgeving was toch verlaten, de zon was aan het ondergaan en hij kon niet langer zijn mond houden. “Ik wed dat er weinig meer over is van je ruggengraat, Griffel, als de Heer van het Duister jou verantwoordelijk acht voor iets wat hij gedaan wil krijgen. Doodsbedreigingen zijn vast geen dagelijkse kost in dat Dreuzelwereldje van je, en de Cruciatusvloek ook niet.” Zijn grijze ogen werden wazig, zijn zicht vertroebelde en hij zag Hermelien nu als een soort bruinroze vlek.
Een grote verbetering, had hij normaal gedacht, maar nu praatte hij zonder nadenken verder. “Maar dat is niet eens wat het meest pijn doet, dat wat nooit je gedachten verlaat. De Heer van het Duister weet al je zwakke punten en daar pakt hij je op. Of dat nou is door je familie te bedreigen… Of door…”
Zijn adem stokte.
Ongemerkt waren er tranen uit zijn ogen gedruppeld en over zijn gezicht gestroomd, terwijl de Griffoendor, één van zijn grootste vijanden, hem sprakeloos aanstaarde. Enkele seconden later had hij het door, en begon agressief zijn kletsnatte wangen af te vegen.
“Malfidus—” fluisterde Hermelien.
“Geen woord hierover,” brak Draco af wat misschien nog een zin zou zijn geworden. Het was inmiddels al een stuk donkerder en hij was in elk geval blij dat hij minder gemakkelijk medelijden op haar gezicht waar kon nemen. Hij haatte medelijden, misschien nog wel meer dan dat hij Griffel haatte.
Goed dan, heel veel meer.
Zwijgend overhandigde ze hem een stuk perkament dat ze uit haar boek haalde.
“De maatregelen,” mompelde Draco. Hij merkte dat ze probeerde zijn blik te vangen en keek intuïtief op; één volle seconde keken ze elkaar direct aan. “Juist, bedankt,” prevelde hij.
Hermelien knikte, Draco draaide direct om en wandelde terug naar het kasteel. Fijn, dacht hij vol weerzin, nog iets wat hij eigenlijk altijd voor zich moet houden. Nog een geheim waar eigenlijk niemand ooit achter mag komen; een emotioneel onderonsje met Griffel.
Nou ja, niemand die erbij was. Geen getuigen.
Toen verscheen Anderlings silhouet in de deuropening. “Malfidus, ken je als klassenoudste de regels niet? Binnen met zonsondergang! En juffrouw Griffel… En u ook, juffrouw Park, kom binnen!”
Draco verstijfde.
Of wel.
|
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Za Jul 19, 2008 21:30 |
|
De jacht op het gebroken geheim
Wolfsmelk.
Haar mantel gleed gracieus over de stoffige vloer van de kerkers. Haar lange nagels schraapten even over de deur van het lokaal, maar haar voeten stapten snel verder, zich bewust van hun doel. In haar hand hield ze een grote zak gekonfijte ananas en een onbuigzame toverstok. Voor het geval dat.
Ergens in de verte huilde een wolf. Het was volle maan en het licht wierp een zachte gloed over haar gezicht, dat een hevig verlangen uitstraalde. Ze hief haar vrije hand op en bonsde drie maal op de mahoniehouten deur. Het geluid echode door de hele kerker en gaf haar een eenzaam gevoel van binnen.
Varkensgras.
Na enkele seconden vloog de deur open en verscheen haar favoriete leraar in de deuropening. Voor zover ze van een leraar kon houden dan.
“Mijn lieve kind! Wat doe je hier zo laat op de avond?”
Slakhoorns stem klonk verbaasd en bezorgd, maar ze glimlachte alleen maar en stapte zijn werkkamer binnen. Ze zakte neer op een comfortabele fauteuil, legde de zak ananas zachtjes op Slakhoorns bureau en toverde een geforceerde, maar suikerzoete glimlach tevoorschijn.
“Ah! Gekonfijte ananas! Daar heb ik mijn buik nog lang niet vol van!”
Slakhoorn klopte op zijn immense buik en lachte om zijn eigen slechte grap. Ze lachte zachtjes mee, net hard genoeg om hem te laten geloven dat ze het grappig vond. Slakhoorn scheurde de zak vrolijk open en begon vergenoegd van de ananas te eten.
Een sluwe glimlach sierde haar gezicht.
Bloedzuigers.
Na een paar minuten begon de drank te werken. Slakhoorn stopte nog een ananasje in zijn mond, toen hij luid geeuwde.
“Kindje, ik voel me een beetje slaperig. Ga maar terug naar –” begon hij, maar toen overheerste de slaapdrank. Een luid gesnurk klonk uit zijn gigantische mond en ze glimlachte tevreden. Haar brouwkunsten hadden haar beslist niet in de steek gelaten.
Op haar tenen liep ze naar de deur en toverde hem op slot. Toen sloop ze terug naar Slakhoorns bureau en bleef even bij hem staan. Zijn enorme walrussnor wapperde op en neer bij elke uitademing.
“Tot morgenochtend, oude Slak. Amnesia!” mompelde ze. Het doel heiligt de middelen. Ze raakte even met haar scherpe nagel zijn wang aan, maar had toen genoeg van het sentimentele moment.
Later is er genoeg tijd voor sentimentele traantjes.
Gaasvliegjes.
Ze liep op een drafje naar de deur met het opschrift ‘voorraadkamer’. Haar lippen krulden zich om tot een voldane glimlach en met een zwaai van haar toverstok opende ze de deur. Als een kat sloop ze de kamer binnen, zich voorbereidend op een vervloeking of andere tegenstand. Achter haar klonk nog steeds het gesnurk van Slakhoorn, maar verder was het doodstil. Ze haalde eventjes opgelucht adem en begon toen met zoeken.
Na verschillende potjes te hebben omgestoten en verschillende planken te hebben doorzocht, vond ze eindelijk wat ze zocht. Op de allerhoogste plank van de hele kamer stond een grote fles, volledig gevuld met haar prooi.
Met een kort zwiepje van haar walnoten stok belandde de fles in haar uitgestrekte handen. De triomf maakte haar warm van binnen en een intens verlangen naar meer borrelde in haar op.
Gemalen hoorn van een tweehoorn.
Haar gehaaste voetstappen klonken door de holle kerker. Haar kap was over haar hoofd getrokken en haar gezicht was gehuld in duisternis. Ze mompelde zachtjes het wachtwoord tegen de ijskoude muur en geruisloos zwaaide de stenen deur open.
Ze liep regelrecht door naar de slaapzalen van de meisjes, de verbijsterde blikken van haar medeleerlingen compleet negerend. Bij haar eigen bed aanbeland opende ze haar hutkoffer en gooide de fles erin. Haar bruine ogen vielen op een klein voorwerp in de koffer. Ze viste het er voorzichtig uit en streek er even met haar vingers over.
We zullen altijd trouw blijven aan ons bloed.
Haar ogen dwaalden af naar een fotolijst op haar nachtkastje. Ze voelde woede opborrelen en rukte de foto ruw uit zijn lijstje. Haar lange nagels boorden zich in de foto en verscheurden het tot er slecht een hoopje snippers over was.
We haten degenen die ons bloed haten.
“Incendio,” gilde ze rancuneus. De snippers krulden zich op en al wat resteerde was een zielig hoopje as.
Geraspte huid van een boomslang.
Met een dreun smeet ze Marnie in de bezemkast en dekte haar af voor nieuwsgierige schoonmakers. Marnie had te luid met haar zus gepraat over een geheim en te hard geroepen hoe laat ze waar moest zijn. Ze had onmiddellijk alle radertjes aangezet en alle zeilen bijgezet om te zorgen dat ze haar wraak zou krijgen. Haar maag knorde.
Met haar zilveren zakmes sneed ze een paar haartjes af. Het was de cruciale weg om vanavond haar wraak te krijgen. Ze wist al lang wat hun geheim was.
Haar voetstappen haastten zich naar de slaapzalen en even later griste ze de fles uit haar koffer. De haartjes belanden één voor één in de fles.
“Ad fundum,” zei ze zachtjes. Gezondheid. Ze nam een paar grote slokken van de drank en ging bijna over haar nek. De geelgroene drank smaakte verschrikkelijk, maar toch dronk ze een paar slokken extra.
Enkele minuten later bekeek ze zichzelf in de spiegel. Haar zwarte haar viel net over haar schouders en twee helderbruine ogen staarden haar walgend aan. Ze knipperde even met haar wimpers en stapte toen resoluut de badkamer uit. Ze had niet lang de tijd.
Het DNA van het slachtoffer.
“Marnie?” fluisterde een gespannen stem vanuit de toiletten. De eigenares van de stem was er van overtuigd geweest dat ze voetstappen hoorde en niet veel later verscheen Marnie in de zilveren gloed van de maan. Andromeda haalde opgelucht adem en liet haar naar binnen. Heel even was ze er van overtuigd dat ze een vreemde gloed in Marnie’s ogen zag, maar het was nergens te bekennen. Ze deed de deur op slot en draaide zich om.
Ze keek nog even met Marnie’s ogen naar Andromeda, maar in een ogenblik begonnen haar gelaatstrekken te veranderen en veranderde ze terug naar zichzelf. Toen haar tweede slachtoffer zich omdraaide, schrok die zichtbaar.
“Bellatrix?” fluisterde ze ontzet. “Maar hoe –”
Bellatrix lachte kakelend en keek haar zus met een maniakale gelaatsuitdrukking aan.
“Niet verwacht, zusje? Het is verboden om met de vijand te heulen, weet je nog?”
Andromeda hapte naar adem. Hoe kon zíj van Ted weten?
“Wat wil je?” zei ze dapperder dan dat ze zich voelde.
“Wat denk je,” rolde Bellatrix met haar ogen. “Wraak. Zoete wraak. Ik vertel het de familie. Ik zie de brulbrief al voor je neus. Verkering nemen met een Modderbloedje. Mijn bloedeigen zus!”
Bellatrix spuwde op de grond en Andromeda keek met angstige ogen naar haar doorgedraaide zuster. Bellatrix keek haar uitdagend aan en hief haar toverstok op.
“Crucio!”
Andromeda viel op de grond en kronkelde van de pijn. De spreuk martelde haar alsof Bellatrix haar haatte, haar verachtte, haar wilde doden. Plots hield de pijn op. Ze bleef doodstil liggen en hoorde voetstappen naast haar hoofd. Twee seconden later was Andromeda Zwarts buiten bewustzijn.
Bellatrix Zwarts keek moordlustig naar haar zusje. Ze kon het niet maken om haar te vermoorden, maar haar binnenste brulde en smachtte naar meer.
“We zullen altijd trouw blijven aan ons bloed. We haten degenen die ons bloed haten. Welterusten, zusje.” |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Zo Jul 20, 2008 21:45 |
|
Een dagboek, twee liefdes en drie geheimen
‘Sorry… ik – ik… ik had jullie niet gezien… ik ga nu al weg… heel erg sorry!’
‘Vertel het tegen niemand, oké? Tegen niemand!’
‘Percy, ik wil je graag spreken.’
Hij botste bijna tegen haar aan en probeerde zijn schrik te verbergen. ‘Patricia, wat zie je er weer leuk uit!’ merkte hij joviaal op. ‘Wat heb je met je haar gedaan? Het is… prachtig.’
‘Zo zit het altijd,’ merkte ze met haar glimlachje op. Niet zomaar met een glimlachje, maar met haar speciale glimlachje. Het glimlachje waar hij zó weg van was. Ze lachte dan niet met haar mond, maar met haar hele gezicht, met haar hele lichaam…
‘Eh… Patricia, kan ik je ergens mij, eh, mee helpen?’ informeerde hij bezorgd. Hopelijk had ze problemen met een heel lang project, hoewel hij het zich niet voor kon stellen. Ze was zo slim, zo knap, ze had gewoon geen problemen. Wat betekende dat hij maar zelden echt in haar buurt kon komen, helaas.
‘Nou ja, ik vind… ik vind iemand al heel lang leuk.’ Ze zuchtte even en hij voelde een vlaag van teleurstelling. Ze vond al iemand leuk. Daar gingen zijn kleine kansjes bij haar.
‘Ik ben niet bepaald een ster in koppelen, vrees ik,’ was het enige wat hij uit kon brengen.
‘Alleen laat hij zijn gevoelens voor mij niet zien,’ zei ze zacht.
‘Aha.’
‘Maar ergens weet ik gewoon dat hij me aardig vindt, misschien zelfs meer dan aardig, alleen zegt hij het niet,’ ging ze door. ‘Weet jij wat ik moet doen, Percy? Ik wil al zo lang verkering met hem…’
‘Wel, eh…’ Eigenlijk moest hij zich vereerd voelen, dat hij dit met hem besprak in plaats van met haar vriendinnen. Hij had al wekenlang gehoopt op een gesprek met haar, alleen niet over dit onderwerp, natuurlijk. Maar er werd een antwoord van hem verwacht. Hij had nog nooit met zijn mond vol tanden gestaan en dat mocht nu niet voor de eerste keer gebeuren, zeker niet waar zij bij was. ‘Eh… ik zou het tegen hem zeggen als ik jou was,’ mompelde hij.
‘Oké, dank je, Percy,’ zei ze en ze draaide zich om, alsof ze weg wilde lopen. Opeens draaide ze zich terug en keek hem recht aan. ‘Ik vind je hartstikke leuk, Percy, echt waar. Wil je – vind je – kan je – wat vind je van mij?’
‘Ik… ik dacht dat je het nooit zou zeggen,’ stamelde hij. ‘Je bent zo… bijzonder, Patricia. Jouw stem, zo krachtig als – maar wacht eens even, ging datgene wat je net vroeg over mij?’
‘Jazeker,’ fluisterde ze.
Ginny Wemel liep met een mok uiensoep de trap op, tot de eerste verdieping. Daar bleef ze staan en deed de deur open. ‘Percy, van ma –’
‘Wégwezen, Ginny! Nu!’
Stomverbaasd keek ze naar het rode hoofd van haar broer, vervolgens naar de veer die hij in zijn handen had en naar de brief die hij aan het schrijven was. Percy leek gevoeld te hebben dat ze keek, want hij draaide het perkament snel om.
‘Is dit de reden waarom je altijd maar in je kamer bent en wij Hermes bijna niet zien?’ vroeg Ginny met een blik op Percy’s uil, Hermes. ‘Naar wie schrijf je toch?’
‘GINNY, WEGWEZEN! NU!’
Geschrokken deed ze een stap achteruit. ‘Ma… ma vroeg of je… ik moest je een kop soep brengen,’ hakkelde ze.
‘Die hoef ik niet,’ snoof Percy. ‘Mijn kamer uit, Ginny! Ga iemand anders alsjeblieft vervelen en laat mij m’n werk doen!’
Ze wist bijna zeker dat het geen werk was. Had Percy soms een vriendinnetje naar wie hij schreef? Maar ze was wijs genoeg om die gedachte niet uit te spreken. Na nog één woedende blik van haar broer verliet ze zijn kamer en rende naar beneden, zijn brul ‘DEUR DICHT!’ negerend.
Voor Percy vloog de vakantie voorbij, maar ging die tegelijk op tijd heel langzaam. De brieven van Patty – zoals hij Patricia inmiddels mocht noemen – maakten hem dolgelukkig, maar zorgden er ook voor dat hij haar ontzettend graag weer wilde zien.
In de trein naar Zweinstein zag hij haar. In een impuls trok hij haar mee een lege coupé in en zoende haar vol op de mond. ‘O Patty, wat heb ik je gemist,’ murmelde hij tussen hun lippen door.
‘Ik jou ook, Perce, ik jou ook,’ fluisterde ze en ze drukte haar lippen nog wat steviger op zijn mond.
Opeens moest Percy aan Fred en George denken, aan Ron en aan Ginny. Hij had het gevoel alsof hun blikken in zijn rug brandden. Hij durfde zich hun reacties niet voor te stellen wanneer hij zou vertellen dat hij een vriendinnetje had. Snel maar zachtjes duwde hij Patricia weg. Hij schrok van haar gekwetste ogen. ‘Het is in orde, hoor,’ fluisterde hij. ‘Ik houd zielsveel van je, maar… maar ik heb liever niet dat iedereen het weet. Je kent Fred en George, mijn broers. Hun kleingeestige zieltjes kunnen dit niet bevatten.’
‘O, gelukkig is het dat maar!’ riep Patricia opgelucht uit. ‘We spreken gewoon in het geheim af, Perce, lieverd toch. Ik heb er geen problemen mee, het is juist veel romantischer dan wanneer iedereen het weet.’
Dolgelukkig omhelsde Percy haar. ‘Kom op, we moeten naar de coupé van de klassenoudsten,’ was het enige wat hij zei.
In de trein bekeek Ginny haar boeken, de meeste tweedehands. Haar hoofd zat zo vol van het gedoe met Percy en met nog een andere jongen… Zijn moed, bril, litteken, het zwarte haar… Ze zuchtte even. Waarom vond hij haar niet leuk? Ze was vast te saai, te verlegen. Hij zou iedereen kunnen krijgen, zij niemand. Waarom was alles toch zo oneerlijk? Peinzend speelde ze het haar boeken. Opeens zag ze een boek dat haar onbekend voorkwam. Ze sloeg het open en zag opeens wat het voorstelde: een dagboek. Het was geen toeval dat ze het juist nu vond. Ze móést erin schrijven, dat had het lot bepaald.
In haar hutkoffer zocht ze naar een veer en ze begon in het boek te schrijven.
Lief dagboek, ik ben Ginny Wemel. Ik zit met een probleem. Ik ben verliefd op Harry Potter, denk ik.
Ze haalde haar pen van het papier af en kreeg de schrik van haar leven. Het dagboek schreef terug!
Lieve Ginny, mijn naam is Marten. Schrijf het maar van je af, ik kan je helpen.
Later in het jaar zaten Patricia en Percy in een lokaal, vlak voor het avondeten. Het was hun achtendertigste geheime ontmoetinkje van het jaar. Ze kletsten wat en opeens voelde Percy de neiging om haar te kussen.
‘O Patty, je betekent zoveel voor me,’ zuchtte hij en hij drukte zijn lippen op de hare. Natuurlijk kuste zij en terug en toen… ging de deur van het lokaal open. Meteen lieten Percy en Patricia elkaar los en Percy staarde naar de deuropening, waar zijn zusje in stond. Ginny’s ogen waren rood, alsof ze gehuild had, maar hij dacht er niet aan om haar iets te vragen.
‘Ginny! Wat – wat doe jij hier in godsnaam?’
‘Sorry… ik – ik… ik had jullie niet gezien… ik ga nu al weg… heel erg sorry!’ In haar stem klonk een snik door.
‘Vertel het tegen niemand, oké? Tegen niemand!’ brulde Percy geschrokken. ‘Niemand mag dit weten, zelfs Fred en George niet!’
Hij zag haar knikken, voordat ze het lokaal verliet. Zijn geheim was verraden.
Hanen de nek omdraaien… rode verf op haar vingers… Harry Potter… rode verf… hanen… het dagboek… Harry Potter…
Wat had ze net gedaan? Waar kwam ze vandaan? Wat was er aan de hand? Ginny wist het niet meer. Ze wist niks meer, ze was gek geworden, ze was –
Diezelfde dag kwam Percy Ginny weer tegen in de gang. ‘Misschien moet je even langs de ziekenboeg gaan,’ opperde hij. ‘Je ziet nogal wit.’
Maar ze schudde haar hoofd en liep stug door, zonder iets te zeggen. Met een vlaagje woede om het feit dat ze hem en Patricia betrapt had, keek hij naar haar rug. Maar hij kon niet boos blijven. Er was iets met haar aan de hand. Was ze zo geschrokken van dat beetje gezoen?
Lieve Marten, ik denk dat ik gek aan het worden ben. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Volgens mij heb ik iets te maken met de opening van de Geheime Kamer, Marten. Wat moet ik doen? Volgens mij versteen ik die mensen. Ik ben gek aan het worden, help!
Meer kon ze niet opschrijven. Haar hand trilde te erg. Ze wist niks meer om te schrijven, zoals ze niks wist, van niks… maar toch wel. Hoe kwam die rode verf op haar vingers? Wat was er aan de hand?
Tot Percy’s opluchting hadden Fred en George niks gehoord van Ginny. Ze had gelukkig haar woord gehouden.
De school liep gevaar dankzij haar… zij had het gedaan…
Een paar weken was Percy kapot. Zijn Patty was aangevallen door de erfgenaam van de Geheime Kamer, ze was versteend, maar leefde nog.
’s Avonds laat keek hij naar haar, toen ze op de ziekenzaal lag. Voor het eerst sinds lange tijd liepen er tranen over zijn wangen en kon hij niet helder denken. ‘Patty…’ was alles wat uit zijn mond kwam, hoewel hij veel meer wilde zeggen.
Hoe veel later het was, wist ze niet. Maar ze moest het kwijt, haar drie geheimen. Ze moest vertellen dat ze gek geworden was, het was te veel. Tijdens het ontbijt zag ze opeens Harry en Ron zitten – ze herinnerde zich met een schok dat Hermelien ook aangevallen was – en in een helder ogenblik wilde ze het zeggen. Ze ging naast Ron zitten, die aandrong en zei dat er iets was.
Ze durfde Harry niet aan te kijken; hij zou nu compleet op haar afknappen. ‘Ik moet iets vertellen.’ Meteen vroegen Harry en Ron of het over de Geheime Kamer ging, of ze iemand gezien had die zich vreemd gedroeg.
Ze stond op het punt om te vertellen dat ze gek was, maar opeens hoorde ze Percy’s stem. Meteen stond ze op. Ze keek hem met een blik vol angst aan en sprintte weg, klaar om alles aan Marten te vertellen, de enige die haar leek te begrijpen…
Percy voelde zich woest worden. Ginny had het willen vertellen tegen de anderen, zijn geheim. Hun geheim. Hij had van zijn zusje wel beter verwacht. Gelukkig dat hij haar op tijd tegen kon houden.
Ze pakte een ganzenveer en het dagboek. Ze moest het kwijt. Er druppelde inkt van haar ganzenveer, ze wilde gaan schrijven en –
Opeens klom er een schim uit het dagboek. Hij wees naar haar, toen op zichzelf en daarna naar beneden. Bijna meteen wist ze wat er ging gebeuren, hoe vreemd het ook was. Ze gilde en probeerde zich te verzetten, maar ze was te zwak. Hij wees naar een emmer met rode verf en vertelde haar wat ze op de muur moest zetten: ‘… haar gebeente zal eeuwig in de kamer liggen.’ Huilend pakte Ginny de verf op. Ze moest zijn opdracht uitvoeren, ze kon niet anders. Het was afgelopen, voorbij. Voor altijd. Waarom had ze zich laten wegjagen door Percy op het moment dat hij haar geheim wilde vertellen? Als ze het verteld had, was ze veilig geweest. Haar schaamte was te groot, net als haar angst. Ze was geen echte Griffoendor. Als ze die wel geweest was, had ze alles verteld en de geheimen niet meegenomen naar haar graf. Alles was haar schuld, eigenlijk verdiende ze het niet om te leven…
Nadat ze de boodschap op de muur gekrabbeld had, verloor ze het bewustzijn. Even zag ze het beeld van Harry, daarna een kussende Patricia en Percy, weer Harry, Hermelien, Ron, Marten, Harry… en toen werd het helemaal zwart. Einde verhaal. Het dagboek was vol. |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Shirley
The Chatting Mod
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Ravenclaw, my house.
|
Geplaatst:
Wo Jul 23, 2008 18:45 |
|
Hey mensen!
Het is alweer 23 Juli, dus we mogen weer gaan stemmen. Bedankt voor alle inzendingen, voor de vakantietijd valt het aantal inzendingen niet tegen! xD Laten we hopen dat dat ook zo is voor het aantal stemmers. Als je dus iets hebt ingezonden, is het wel zo leuk als je zelf ook even stemt. (:
Geef je argumenten als je stemt, deze moeten bestaan uit minstens 15 woorden. En je gaat natuurlijk niet op jezelf stemmen. Gebruik dit lijstje om te stemmen:
Citaat: | Dit is mijn 1e/2e/3e stem:
Mening: |
Het stemmen zal stoppen op 31 Juli, dan heb ik de uitslag voor jullie.
Succes met stemmen allemaal!
Heb je nog vragen of ideeën? Stuur gewoon een PB! |
_________________
I love HPF.
All good things come to an end... Goodbye HPF. |
|
|
|
Maschine
5e jaars
Verdiend:
1 Sikkels
Woonplaats: Op HPF!
|
Geplaatst:
Wo Jul 23, 2008 18:54 |
|
Dit is mijn 1e/2e/3e stem:
1. De jacht op het gebroken geheim
In dit verhaal vindt ik de tussenkopjes origineel. Ook houdt de schrijver zijn lezer lang in spanning door niet te vertellen wie de hoofdpersoon is en dat langzaam te onthullen. De karakters zijn ook zoals in de boeken neergezet. Een erg goed verhaal!
2. Haar pijnlijk gebrek
Leuk, een verhaal over de Duffelingen. Het klaat goed zien wie Petunia is, haar andere kant komt hier ook goed naar voren. Dat heb ik in het boek niet gezien. Heel leuk!
3. Hou toch je mond!
De schrijver zet de karakters uit HP goed neer. Ook leuk dat einde waar blijkt dat Anderling alles heeft gehoord.
Hoop dat het zo een beetje goed is.
Shirley zegt: Prima hoor. xD |
_________________ Maschine - Ex-Moderator HPA |
|
|
|
Kevin.
Griffoendor Aanvoerder
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Hogwarts
|
Geplaatst:
Do Jul 24, 2008 22:01 |
|
Yay, we mogen stemmen. Het was alweer een moeilijk keuze! Echt mijn complimenten aan alle schrijvers!
Dit is mijn eerste stem: De jacht op het gebroken geheim
Mening: Deze heeft allereerst een erg originele invalshoek. Dat vind ik al erg knap. Ook blijf je tot het einde in spanning wie nou de hoofdpersoon is. Daarnaast is het verhaal vlot geschreven en goed te volgen.
Dit is mijn tweede stem: Een dagboek, twee liefdes en drie geheimen
Mening: Dit verhaal heeft ook al een erg originele invalshoek. Daarnaast vind ik het knap dat je niet alleen over Ginny schrijft, maar ook over Percy. Voor de rest is dit verhaal ook goed te volgen. Jep, een verdiende tweede stem.
Dit is mijn derde en laatse stem: Haar pijnlijk gebrek
Mening: Petunia's gevoelens komen goed naar voren en je ziet eindelijk haar andere kant. Aangezien die in de boeken niet echt naar voren kwam. Mijn laatste stem is voor jouw. |
_________________
Ééns een HPF'er, altijd een HPF'er. |
|
|
|
Linnie*
1e jaars
Verdiend:
150 Sikkels
Woonplaats: Capelle
|
Geplaatst:
Zo Jul 27, 2008 13:11 |
|
Stem 1: Het Medaillon
Dit verhaal stak er voor mij enorm uit. Ik vond het prachtig. Knijsters gevoelens waren zo duidelijk, zijn geheim was zo mooi. En ik vond het enorm origineel. Prachtig. Dat hele verhaal. prachtig, PRACHTIG! Diepe bewondering heb ik voor de schrijver/schrijfster.
En de andere moet ik nog even overnadenken.. ik kan nog even niet beslissen. |
_________________ You can't forget someone who ruled your past.
Who's annoying you right now and who wants to be part of your heart in the future.
http://hoogendamgoesusa.web-log.nl <-- check it.
I can't forget you. |
|
|
|
Rhona
Lady of Snape Manor
Verdiend:
1 Sikkels
Woonplaats: In Snape's room, with Severus.
|
Geplaatst:
Ma Jul 28, 2008 13:50 |
|
[b[ Stem 1:[/b] Houd toch je mond!
De interactie tussen Hermelien en draco is zo echt, dat het gewoon geweldig is om te lezen. Daarnaast is het laatste zinnetje gewoon mooi. Je wordt er erg nieuwsgierig door, en eigenlijk zou je willen dat het verhaal langer was om te kijken wat er daarna gaat gebeuren.
Stem 2: Een dagboek, twee liefdes en drie geheimen
Heel mooi hoe het verhaal eens is geschreven vanuit een andere hoek. Hoe alles nu gelopen is met Ginny tijdens de opening van de geheime kamer. Hoe ze geprobeerd heeft anderen dingen te vertellen, maar het steeds niet lukte. Heel origineel .
Stem 3: Haar pijnlijk gebrek
Ik heb me altijd al eens afgevraagd of petunia niet liever een tovenaar zou willen trouwen. Ik vond het echt heel mooi geschreven, vooral de momenten waarin ze aan haar keuzes twijfelde. En het mooie einde dat ze toch blij is met haar keuze voor Herman. Heel mooi gedaan . |
_________________ Gryffindor my light in the darkness
HPF we will miss you. |
|
|
|
Avana's Draco
Lid Wikenweegschaar
Verdiend:
5 Sikkels
Woonplaats: At the end of all things
|
Geplaatst:
Ma Jul 28, 2008 14:56 |
|
Hier ben ik ook weer met mijn stemmen
Mijn eerste stem gaat naar Een dagboek, twee liefdes en drie geheimen
Ik vind het heel erg leuk om Ginny's gedachten te volgen. Dat afgewisseld met Percy's gedachten vond ik erg origineel. Ik kan me niet voorstellen dat Percy zo verliefd zou kunnen doen, maar daarbuiten vond ik beide personages goed neergezet.
Mijn tweede stem gaat naar De jacht op het gebroken geheim
Ontzettend goed geschreven. Je weet tot op het einde niet waar het verhaal heen zal leiden en over wie het gaat. Die tussenkopjes snap ik niet helemaal. Dat zijn idd de ingrediënten van Wisseldrank, maar ik begrijp niet goed waarom je ze als titeltjes hebt gebruikt. Verder vond ik het spannend en geloofwaardig om lezen.
Mijn derde stem gaat naar Het Medaillon
Ik vond je verhaal goed beschreven en Knijster zou het ook zo vertellen. Alleen had ik een herkauwend gevoel. We weten namelijk allemaal al wat er gebeurd was. Niet zo in detail, maar toch vond ik het weinig vernieuwend. Ik zat dan ook in twijfel om op 'Hou toch je mond!' te stemmen, maar aangezien ik Draco helemaal niet zie uithuilen bij Hermelien heb ik toch voor jou gekozen. Je hebt het hoe dan ook supergoed neergeschreven. |
_________________ I've loved, I've laughed and cried.
I've had my fill; my share of losing.
And now, as tears subside,
I find it all so amusing.
Don’t cry because it’s over. Smile because it happened. |
|
|
|
TopazLover <3
Writer of Dreams
Verdiend:
0 Sikkels
Woonplaats: Gryffindor, forever in my heart.
|
Geplaatst:
Ma Jul 28, 2008 18:09 |
|
Wat lag alles dicht bij elkaar! Complimenten voor iedereen, ik vond het heel moeilijk om te stemmen.
Mijn eerste stem gaat naar Haar pijnlijk gebrek
Deze inzending zou zo uit een Harry Potter boek kunnen komen! Het is heel goed geschreven en die brief van Perkamentus was precies zoals ik me voorgesteld had. Een leuk einde, dat Petunia beseft dat ze toch met de "goeie" getrouwd is. Dit is een andere kant van haar dan je in de boeken ziet, maar dit past ook goed bij haar. Mijn eerste stem is voor jou.
Mijn tweede stem is voor De jacht op het gebroken geheim
Een goedgeschreven inzending, vanaf de eerste regel was het al spannend. Heel knap dat je heel langzaam het personage onthult en het pas op het einde bekend maakt. Het verhaal leest goed weg. Ik vond de tussenkopjes eerlijk gezegd een beetje vaag, maar ze zorgden wel voor spanning. Een verdiende tweede stem!
Mijn derde stem is voor Hou toch je mond!
Oké, ik zie Draco niet echt bij Hermelien uithuilen, maar ik zie hem wel uithuilen in het algemeen. En zijn reacties kan ik me heel goed voorstellen. Behalve dat is hij heel goed IC en Hermelien ook. Het verhaal leest makkelijk weg en is goed te volgen. Mijn laatste stem is voor jou. |
_________________ Running at Ron, she flung them around his neck and kissed him full on the mouth. Ron threw away the fangs and broomstick he was holding and responded with such enthusiasm that he lifted Hermione off her feet.
HPF, always in my heart. |
|
|
|
|
|