Poll :: Wat vind je van mijn verhaal? |
Schrijf sneller! Meer! Slaap is voor watjes! (Freak ;-) ) |
|
60% |
[ 115 ] |
Leuk verhaal, Leuke manier van schrijven. Niets op aan te merken. (Thanks :-D ) |
|
29% |
[ 55 ] |
Wel goed. Hier en daar wat storende foutjes. (Ik zal er op letten. :-) ) |
|
4% |
[ 8 ] |
Niet slecht, maar ook niet zo goed. Neutraal. (Me Tarzan, you Switzerland ;-) ) |
|
2% |
[ 5 ] |
Eerder slecht. (De dokter zegt dat ik verbeteringen maak in het met kritiek omgaan. Heeft u soms een lucifer?) |
|
0% |
[ 1 ] |
Ik vind het niet goed. Stop er maar mee. (Aaaw :'-( ) |
|
1% |
[ 3 ] |
Ik haat dit verhaal. Ik haat alles. Niemand begrijpt mij! (Pubers 8-) ) |
|
1% |
[ 2 ] |
|
Totaal aantal stemmen : 189 |
|
Auteur |
Bericht |
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Wo Aug 22, 2007 20:55 |
|
Hey!
Een nieuw stukje...
Ik bijt niet, jullie moeten niet bang zijn om te reageren, hoor ^^ *hint*
(*) Smalofski (*)
Ow, nu was ik nog m'n banner vergeten
Hoofdstuk 120
‘Well you know that it's going to be alright. I think it's gonna be alright. Everything will always be alright. When we go shopping.’
(Barenaked Ladies – Shopping)
“Driiiiiiiing”
Met veel lawaai galmde de bel door het huis. In de slaapkamer greep Lily wanhopig haar hoofdkussen en probeerde het geluid buiten te sluiten.
“De bel gaat.” zuchtte James naast haar, maar zo te zien had hij even weinig zin om op te staan als zij. Harry was een beetje ziek en had de hele nacht liggen huilen. Pas een uur geleden was hij eindelijk gaan slapen, en hadden Lily en James wat slaap kunnen krijgen.
“DRIIIIIIIING”
“WHEIEIEIE!”
Zucht.
Met een kreun ging Lily rechtop zitten in het bed, en met frisse tegenzin stond ze op. Ze haalde Harry uit zijn wiegje en slofte met hem in haar armen naar de voordeur. Met een slaapdronken hoofd dacht ze helemaal niet meer aan de veiligheidsmaatregelen die ze ingesteld hadden sinds de waarschuwing van Perkamentus en opende de deur. Gelukkig voor haar was het geen Dooddoener die voor de deur stond, maar ergens had Lily gewensd dat het wel een Dooddoener was, want nooit, zelfs niet in haar stoutste dromen had ze verwacht wie er daar stond.
Haar mond viel open en ze vroeg, alsof ze niet in staat was haar meteen te herkennen: “Petunia?”
En waar genoeg, haar zus stond voor de deur, een verveelde uitdrukking op haar gezicht, alsof het niet háár idee was dat ze er was. Ze tikte geïrriteerd met haar vingers op de handvaten van de kinderwagen die voor haar stond en waarin een mollige baby lag te slapen.
“Wel, ga je ons niet binnenvragen?”
Lily keek achter Petunia en zag de vriendelijke glimlach van haar moeder. Dat verklaarde in ieder geval waarom haar moeder een briefje had gevraagd met het adres van hun huis op. Anders had Petunia nooit haar huis kunnen vinden hebben.
“Mam! Ja, tuurlijk, kom binnen…”
Ze opende de deur zo ver, zodat Petunia’s kinderwagen binnen kon en wachtte tot haar moeder en zus door de deur gelopen waren. Petunia was nog nooit in het huis van Lily geweest, en keek rond zich, met een afkeurende blik in haar ogen.
“Kindje, wat zie je er uit!” zei haar moeder, toen ze eenmaal binnen was en Lily wat beter kon bekijken. Lily kon zich goed voorstellen hoe ze eruit zag. Haren helemaal in de war, grote wallen onder haar ogen en haastig in een kamerjas geschoten.
“Ja, wel, we verwachtten niet echt bezoek. En Harry heeft ons de hele nacht wakker gehouden.”
Ze legde haar hand op het voorhoofdje van Harry om te voelen of hij nog koorst had, maar die bleek over te zijn.
“Dat drankje heeft jou blijkbaar goed gedaan he?” vroeg ze met een lief stemmetje aan het jongetje in haar armen, die een beetje zat te knikkebollen. Zo te zien was het niet alleen Lily en James die doodmoe waren.
“Kom maar eens bij oma, dan kan je mama zich een beetje opfrissen.” zei haar moeder en stak haar armen uit. Blij dat ze Harry niet meer vast moest houden – hij begon door te wegen op haar armen – gaf ze haar kindje aan haar moeder.
“Ik ben zo terug.” zei ze en liep richting badkamer. “Neem maar wat te drinken!” voegde ze er aan toe, vlak voor ze de badkamer binnenliep.
Een vijftal minuten later had ze zich aangekleed en had ze een paar pogingen ondernomen om ook James wakker te krijgen, maar zo te zien was de combinatie van de zware week die hij achter de rug had op de Schouwersschool, en klein kind dat heel de nacht lag te huilen sterker dan Lily haar kunsten om hem wakker te krijgen. Uiteindelijk besloot ze hem maar te laten liggen, en liep alleen naar de woonkamer waar Petunia en haar moeder ondertussen in de zetel waren gaan zitten.
“Het spijt me, James heeft nogal een zware week gehad en heeft zijn rust nu echt nodig.” verontschuldigde ze zich. Haar moeder knikte begrijpend en Petunia keek zuur.
Lily liep naar de kinderwagen die Petunia bij zich had en keek naar haar neefje die erin lag.
“Wat een schatje! Hoe heet hij?” vroeg ze aan Petunia.
Het was duidelijk dat Petunia veel van het gespreksonderwerp hield, want haar gelaatstrekken versoepelden en haar stem was niet zo hard toen ze antwoorde: “Dirk. Hij is vier maand nu.”
Lily glimlachte.
“Mag ik hem eens pakken?”
Petunia keek even aarzelend naar hun moeder, die met Harry op haar schoot zat. Die knikte en toen Petunia besloten had dat Lily hem niet op magisch wijze in een enorme pad zou veranderen, volgde ze haar moeders voorbeeld.
Voorzichtig tilde Lily de baby op en ging ermee aan de andere kant van haar moeder zitten. Ze liet kleine Dirk met haar vinger spelen en lachte naar de kleine baby van haar zus.
Opeens besloot Dirk dat hij honger had en zette zijn keel open.
“Oh, jij hebt zeker honger? Accio babyfles!”
Petunia schrok toen Lily haar toverstok uitgehaalde en er een flesje met melk mee door de kamer liet vliegen.
“Nee, nee, dat is wel goed hoor, ik heb zelf wat eten bij.” zei Petunia snel en nam gauw haar baby terug over, haar ogen een beetje angstig gericht op de papfles die Lily ondertussen in haar hand had.
Lily bleef even verbluft zitten, niet begrijpend wat ze verkeerd had gedaan, tot het haar te binnen viel dat Petunia waarschijnlijk liever niet had dat haar baby met magie in contact kwam. Ze kon zichzelf wel voor het hoofd slaan, ze had echt wat voorzichtiger moeten zijn in haar bijzijn. Ze wou niet dat Petunia wegging.
Harry had de gebeurtenissen met grote ogen zitten bekijken van uit zijn oma’s armen, maar nu hij die papfles zag die daar zomaar, ongebruikt, in zijn moeders hand zat te zitten, besloot hij dat hij toch wel honger had en begon prompt ook te huilen.
Verstooid keek iedereen hem aan, alsof ze even vergeten waren dat hij ook nog bestond. Dan nam Lily’s moeder de papfles over en begon Harry eten te geven.
Toen beide baby’s eten hadden gekregen bleef het even ongemakkelijk stil in de woonkamer. Lily wou dat ze wist wat ze moest zeggen tegen Petunia, maar het was zo lang geleden dat ze haar nog gezien had, ze was bijna een vreemde geworden voor haar.
Hun moeder was de eerste die de stilte verbrak.
“Zo. Wel, ik dacht: het is een prachtige zaterdag, misschien een goed moment om te gaan winkelen voor babykleertje met mijn twee dochters en kleinzonen?”
Zowel Lily als Petunia keken hun moeder raar aan, maar die bleef stoïcijns glimlachen, alsof ze niet door had hoe absurd die opmerking in Lily en Petunia’s oren moest geklonken hebben. Nu begreep Lily het. Petunia was hier omdat ze, al dan niet uitgesproken, verplicht werd door haar moeder. En zelf had ze ook niet veel andere keus dan ja te zeggen. ‘Ach,’ dacht ze, ‘Petunia heeft nu al de eerste stap gezet, misschien wordt het wel leuk. En we zitten al zo lang opgesloten in dit huis, ik kan wel eens een dagje uit gebruiken. Even alle zorgen vergeten.’ Ze moest alleen opletten dat ze geen magie gebruikte, dan zou alles wel goed komen.
“Ja, lijkt me leuk.” antwoordde ze en glimlachte even.
“Goed.” zei haar moeder, alsof ze geen ander antwoord had verwacht, “Waar staat je kinderwagen, Lily? Dan leggen we dit kereltje erin en kunnen we gaan.”
Lily haalde de kinderwagen tevoorschijn, schreef een briefje voor James voor als hij wakker werd, en vertrok naar de Dreuzelwinkelstraat voor het vreemste namiddagje winkelen dat ze ooit zou doen. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Di Aug 28, 2007 21:19; in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Za Aug 25, 2007 16:51 |
|
Bleh, niet te geloven hoe onbeleefd ik was. Niet eens Hey zeggen aan m'n trouwe lezertjes
Hey dus ^^
Beter laat dan nooit he XD
Over dit stukje... Dacht Lily echt dat ze zomaar even kon gaan winkelen terwijl Voldy achter haar aan zat? Niet dus...
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 121
‘Lord, I got to keep on moving. Lord, I got to get on down. Lord, I’ve got to keep on moving. Where I can’t be found, where I can’t be found. Lord they're coming after me.’
(Bob Marley – Keep on moving)
Het winkelen met Petunia viel veel beter mee dan gedacht. Langzaam ontspande Petunia zich en verscheen er zelfs een glimlach op haar mond.
“Haha, Petunia, stel je voor dat Dirkje dit aan had.” Lily hield een knaloranje babypakje voor zich uit. Beide zussen proestten het uit. Hun moeder glunderde. Lily besefte dat het veel voor haar betekende dat ze dit deden.
Nadat ze alle babywinkels in de hele winkelstraat hadden aangedaan, gingen ze nog iets drinken in een gezellig cafeetje. Lily vertelde dat Harry een beetje ziek was geweest en dat ze de hele nacht op waren geweest omdat hij huilde, en Petunia zei dat ze dat maar al te goed kende. Lily vond het heerlijk om eens met een andere jonge moeder te praten, en te zien dat zij met dezelfde dingen te kampen had als haar. Eigenlijk verschilden ze niet zo veel als Lily altijd gedacht had…
Ook was het eens leuk om met vrouwen onder elkaar te zijn. Sinds Lizzy heengegaan was, was ze altijd met James, Sirius, Remus en Peter uitgegaan, en ze besefte dat ze het wel miste om eens niet altijd mannen rond zich te hebben.
Ze wou net voorstellen dat ze dit vaker zouden moeten doen, toen een raar geluid van op straat hun aandacht trok. Het klonk als geschreeuw en angstige gillen. Het geluid deed de haren in Lily’s nek rechtop staan. Heel even was ze vergeten dat ze in het midden van een oorlog zaten, waar de Dreuzels niets vanaf wisten, maar de toenemende gillen van buiten zetten haar snel met beide voeten op de grond.
“Wat is er gaande?” vroeg haar moeder ongerust aan niemand in het bijzonder, terwijl ze alle drie naar de deuropening van het café keken. Met een bang hart stond Lily recht, liep naar de deur en keek door het glas naar buiten. Haar hart zonk naar haar maag toen ze de Dooddoeners in de winkelstraat zag lopen.
“Nee…” fluisterde ze, nog niet bereid om in te zien in wat voor gevaarlijke situatie ze zaten.
“Lily? Wat is er aan de hand?”
Haar moeder was opgestaan en liep naar haar toe. Ze wou ook naar buiten kijken, maar Lily draaide zich om en zei:
“Mama, neem Harry, Petunia en Dirk mee en maak dat je zo snel mogelijk wegkomt! Ik leid hen af.”
Haar moeders ogen stonden verschrikt en ze vroeg nog eens: “Wat is er aan de hand? Wie afleiden?”
Nu liep ook Petunia naar de deur en keek naar buiten.
“Dooddoeners! Ik heb geen tijd om het nu ook te leggen. Jullie moeten weg! Petunia, neem Dirk en loop zo hard je kunt!”
Met angst en verwarring op haar gezicht snelde Petunia naar de kinderwagen waarin Dirk lag te slapen en tilde hem snel op. Haar moeder deed hetzelfde met Harry. Ondertussen concentreerde Lily zich hard op haar trouwdag, en riep haar patronus, een prachtig eenhoorn op. Ze herinnerde de eerste keer dat ze hem gezien had. Het was in haar zevende jaar, en ze was net samen met James. Haar geluk kon niet op, en het was dan ook geen wonder dat ze al na een paar lessen een volledige patronus kon oproepen. Het prachtige dier had statig door de klas gelopen, bewonderd door vele van haar klasgenoten. Lily had zelfs niet diep moeten nadenken om te weten waarom haar patronus een eenhoorn was; ze herinnerde het dier dat tijdens een memorabele les Verzorging van Fabeldieren op haar schoot kwam liggen als de dag van vandaag…
De eenhoorn hief zijn hoofd op en iedereen in het café, die ook nerveus naar buiten hadden staan kijken, staarden het magische dier aan.
“Voor James-” ‘Nee, wacht, Sirius woont dichterbij’ “Nee, eerst voor Sirius Zwarts en dan voor James Potter: Help! We worden aangevallen door Dooddoeners in de Veldstraat! Waarschuw de orde en kom alsjeblieft snel! Ik weet niet hoelang ik ze ga aankunnen!” Met dringende stem droeg ze de boodschap op aan de eenhoorn die haar met grote zilveren ogen aankeek en aandachtig luisterde. Toen Lily haar boodschap had doorgegeven, steigerde de eenhoorn een beetje en schoot als een pijl weg, dwars door de wand van het café.
“Wat was d-”
“Geen tijd! Op drie!”
En nog voor iemand iets kon zeggen, legde Lily haar hand op de klink van de deur, en klemde haar toverstok in haar andere hand. Automatisch voegde iedereen in het café, inclusief de eigenaars, zich bij Petunia en haar moeder die beiden een baby dicht tegen zich aangetrokken hadden, en wachtten tot Lily afgeteld had.
“Eén, twee,… drie!”
Met een ruk opende Lily de deur en stormde de straat op, met de Dreuzels achter zich aan. Het was alsof de Dooddoeners haar konden ruíken. Als een stel hongerige roofdieren keken ze op van de Dreuzels die ze aan het martelen waren en toen ze haar in het oog kregen, riep een van hen: “Daar is ze!”
Lily schrok. Ze wisten dat ze hier was! Ze waren naar haar op zoek! Zij was de reden waarom ze hier waren, waarom haar moeder, haar zus en een paar dozijn Dreuzels in gevaar waren!
“Paralitis!” schreeuwde ze, maar de rode straal die uit de tip van haar toverstok spoot miste doel. Automatisch keek ze achter zich, waar Petunia en haar moeder haar geschokt aankeken. ‘Waar wachten ze op?’
“Lopen!”
Maar Petunia of haar moeder waren veel te geschokt om een voet te kunnen verzetten. Zij waren hier niet op voorbereid! Zij leefden niet al weken, maanden in een staat van constante paraatheid.
De groene straal die voor de voeten van Petunia een gat in het wegdek blies, deed wat Lily’s woorden niet voor elkaar hadden gekregen. Eindelijk kwamen ze in beweging en snelden ze weg.
De Dooddoeners hadden zich ondertussen in een halve kring verzameld en liep op Lily af, terwijl ze de ene na de andere onvergefelijke vloek op haar afvuurden. Ze sprak de krachtigste schildspreuk die ze kende uit, maar wist dat het niet lang zou houden.
Een welgemikte Cruciospreuk van een van de Dooddoeners doorbrak haar schild en raakte haar in de maag. Onmiddellijk verspreidde een ondragelijke pijn zich door haar hele lichaam. Ze gilde het uit. Dit was verschrikkelijk! Het was pijnlijker dan alles wat ze ooit gevoeld had – en dan rekende ze een moeilijke bevalling erbij – en het werd zwart voor haar ogen. Ze voelde zich op de grond vallen en kronkelde van de pijn. Ze wou dat ze flauwviel. Ze wou dat ze doodging. Alles om die pijn niet meer te hoeven voelen. Maar de spreuk stond haar niet toe flauw te vallen of dood te gaan. Hij hield haar wakker en hield haar gevangen in een verschrikkelijke marteling.
En opeens was de pijn weg. Door haar half toegeknepen ogen, die gevuld waren met tranen, zag ze het sillouette van een lange man met zwart haar die naast haar stond en de Dooddoeners op afstand hield. Het volgende moment kon haar lichaam het niet meer aan, en gleed ze weg in het donker van het buitenbewustzijn.
Oorspronkelijk had ik een vis met semitransparante staart bedacht als Lily’s patronus, maar Fedor, m’n betareader die terug is van vakantie, gaf een paar goede argumenten waarom een eenhoorn beter zou zijn. Aangezien een patronus de weerspiegeling is van vreugde, geluk en zo, en die sterk verbonden is aan de gevoelens en herinneringen van mensen, leek het me ook wel beter dat haar patronus de eenhoorn was, waar ze in het tweede jaar steun bij zocht en die haar zo geholpen heeft toen.
Zoals Perkamentus zei: “Eenhoorns zijn zeer nobele en pure dieren. Ze hebben het vermogen om mensen feilloos in te schatten. Ze bevatten veel magie en zijn vooral mysterieus. Ze maken niet veel contact met mensen. De meeste mensen hebben nog nooit een eenhoorn gezien. Het is waarlijk een voorrecht en een eer om een eenhoorn als vriend te hebben.”
En daarom dus: een eenhoorn (ook al klinkt dat zoooo Mary Sue en doet het haar eerder aan Nicolas denken) |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened. |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Wo Aug 29, 2007 16:08 |
|
Haaai mensjes, ^^
't is weer woensdag, dus jullie krijgen weer een stukje ^^ (Ja, ik zit weer in m'n woensdag - zaterdag ritme ^^)
Ik vind dit zelf een zeer leuk stukje, om meer dan een reden ^^
Ohja, en het is het laatste stukje van deel 10 ^^ Hierna begint deel 11, wat meteen ook het laatste deel is van SH
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 122
‘Wherever you hear the wind in the canyon. Wherever you see the buffalo run. Wherever you go I'll be there beside you. Cos you are my brother, my brother under the sun.’
(Bryan Adams – Brothers under the sun)
Sirius was net opgestaan en genoot van een kopje koffie en de krant, toen een zilveren eenhoorn door zijn muur kwam gelopen. Hij herkende meteen Lily’s patronus en wist onmiddellijk dat er iets aan de hand was. Lily’s stem weerklonk door de kamer toen de eenhoorn de boodschap bezorgde.
“Help! We worden aangevallen door Dooddoeners in de Veldstraat! Waarschuw de Orde en kom alsjeblieft snel! Ik weet niet hoelang ik ze ga aankunnen!”
Van zodra de boodschap overgebracht was, verdween de eenhoorn niet, maar galoppeerde er snel vandoor, om de boodschap naar nog iemand te brengen, ongetwijfeld James.
Snel riep Sirius zijn eigen patronus op, een grote zilveren hond die als twee druppels water op zichzelf in hond-vorm leek, en gaf hem de opdracht de Orde van de Feniks te waarschuwen. Daarna verdwijnselde hij snel en verschijnselde hij in het midden van de Veldstraat. Geen tijd om zich nu iets aan te trekken van wetgevingen over het verborgen houden van magie voor Dreuzels.
Het eerste wat hij zag waren de zwarte maskers van een vijftal Dooddoeners die zich rond Lily op de grond hadden verzameld hadden en lachend toekeken hoe ze het uitgilde van de pijn.
“Monsters!”
Met een luide grom liep hij naar hen toe en blies de Dooddoener die Lily martelde achteruit. Hij bleef bewusteloos liggen. De anderen keken verbaasd op, zich niet bewust dat er nog een bedreiging was. Een tweede spreuk van Sirius bond twee Dooddoeners samen met een hoop stevige touwen. De laatste twee Dooddoeners deinsden achteruit. Een van de twee duwde de andere vooruit en zei met diepe stem:
“Vooruit groentje! Laat maar eens zien wat je kunt.”
De jongste Dooddoener stond nogal zwakjes op zijn benen, maar ging er niet vandoor.
“Crucio!” brulde de oudere, maar Sirius kon de spreuk afkaatsen.
“Paralitis” schreeuwde hij terug, maar de jongste bukte zich net op tijd en de spreuk miste hem op een haartje na.
Plop.
James verscheen naast Sirius.
“Sirius!”
“Hey,” begroette Sirius hem, zijn ogen op de twee Dooddoeners gericht die verbaasd naar James staarden, alsof ze niet konden begrijpen hoe die er net was verschenen.
“Lily?”
“Daar. Ik denk dat ze buiten westen is. Ze hebben de Curciatusvloek over haar uitgesproken.”
“Harry?”
“Niet hier.”
“Haar moeder zal hem mee hebben genomen.”
James wilde naar Lily toelopen, maar Sirius hield hem tegen met zijn vrije hand, zijn ogen nog steeds op de Dooddoener gericht.
“James! Eerst hen!”
Verward schudde James zijn hoofd. Zijn instinct was om eerst Lily te helpen, maar hij begreep toen dat Sirius gelijk had, en dat de Dooddoeners er eerst aan moest geloven.
Woedend op de aanvallers van zijn vrouw, trok James ook zijn toverstok en stapte vastberaden op hen af.
“Expelliarmus!” brulde hij. De toverstok van de jongste van de twee vloog uit zijn hand. De oudste sprong naar voor en brulde: “Crucio.”
Maar Sirius was hem voor en trok een schild op voor hen beiden. Ondertussen had de jongste Dooddoener zijn toverstok terug en stond nu voor James, terwijl de oudste met Sirius aan het vechten was.
“Kom maar op.” siste James. De Dooddoener vuurde non-verbaal een eerste vloek af, maar James was sneller. Hij dook opzij, veranderde zijn val in een koprol en eindigde de koprol met het afvuren van een vloek op de Dooddoener, die dat duidelijk niet verwacht had, en achterover geblazen werd. Snel stond James recht en ging voor de Dooddoener staan en raapte zijn toverstok op. Hij richtte zijn eigen stok op de Dooddoener die voor hem op de grond lag.
“Waag het te verdwijnselen en sterf.” zei hij koud, en hij meende het. Hij zou die rotzakken niet laten gaan. Niet na wat ze met Lily hadden gedaan.
De jonge Dooddoener trilde als een rietje.
“Neem je masker af.” vervolgde James. Hij wou weten wie het was. Maar de Dooddoener reageerde niet.
“Neem. Je. Masker. Af.” herhaalde James dreigend. Nu reageerde hij wel. Tergend langzaam bracht hij zijn handen naar het masker, en zette het af. Even dacht James dat hij droomde. Voor hem lag zijn beste vriend.
“Sirius?” Zijn stem klonk hees en ongelovig.
“Nog in leven!” klonk er achter hem. James keek om en zag dat Sirius met de oudere Dooddoener stond te vechten. Maar wie was dan…?
Hij keek weer naar de jonge Dooddoener en besefte dat hij zich vergist had. Een begrijpelijke vergissing, maar een vergissing desalniettemin.
“Regulus?”
Traag knikte het jongere broertje van Sirius. James was uit het lood geslagen. Hij wist niet wat hij hier van moest denken.
“Was jij het die de vloek uitgesproken heeft over Lily?”
Regulus schudde kort zijn hoofd. James keek weer achter zich, waar Sirius nog steeds aan het vechten was met de andere Dooddoener. Zo te zien zou het niet zo lang meer duren. Hij keek weer besluiteloos naar Regulus die voor hem op de grond lag en van kop tot teen trilde van angst.
“Omdat je de broer bent van Sirius laat ik je gaan deze keer.” zei hij met vlakke stem. “De volgende keer zal je geen genade krijgen.”
Hij kon niet geloven dat hij echt een Dooddoener liet gaan, maar toch liet hij zijn toverstok zakken.
“Zeg- zeg het hem niet.” zei Regulus met een stem die brak. Er welden tranen op in zijn ogen. James keek hem verbaasd aan. Hij had nooit gedacht dat Regulus zich iets aantrok van wat zijn broer over hem dacht.
“Het is nog niet te laat om tot inkeer te komen.”
Maar Regulus schudde zijn hoofd.
“Nee, het is al te laat. Jullie weten het nog niet, maar het is al heel lang te laat… Wie ook wint, jullie of wij, Hij kan niet overwonnen worden. Heel deze oorlog is een façade, niets meer…” Hij zuchtte zacht en het volgende moment was hij verdwenen.
James staarde in gedachten verzonken naar de plek waar Regulus net verdwenen was. Een tel later echter had Sirius de laatste Dooddoener overmeesterd en samen met de andere vastgebonden.
“He, waar is de jouwe?” vroeg hij verbaasd aan James die zonder buit terug kwam.
“Ontsnapt.”
Sirius vloekte zacht. James keek hem aan en vroeg zich af of hij hem moest vertellen wie het was. Er was iets dat hem weerhield om het te doen. Niet Regulus’ smeekbede, maar de impact die het verraad van zijn broer zou hebben op Sirius. James wist dat diep vanbinnen Sirius Regulus nog steeds als zijn broer beschouwde, en hij was zeker dat het nieuws dat Regulus zich aangesloten had bij Voldemort, hoewel geen echte verrassing, toch zwaar zou aankomen bij Sirius.
“He, James, wat sta je daar nou toch te treuzelen?”
Verward keek James op.
“Lily?”
Met een schok besefte James dat Lily nog steeds bewusteloos op de grond lag. Snel liep hij op haar af en wekte haar met een spreuk. Hij hielp haar voorzichtig rechtop zitten en toen hij ervan overtuigd was dat ze er niets aan overgehouden had, sloot hij haar in zijn armen en liet haar rustig uithuilen.
Toen ze terug bij het huis van Lily en James waren, stond haar moeder hen al op te wachten met Harry in haar handen. Lily liep snel op haar af, nam Harry over en trok hem dicht tegen zich aan, en begon hem stevig te knuffelen, terwijl de tranen over haar gezicht liepen.
Toen ze na zo’n kwartier eindelijk bereid was Harry aan James te geven, vroeg ze aan haar moeder: “Waar is Petunia? Ze is toch in orde he?”
Haar moeder zuchtte zacht.
“Ze is in orde, dat wel. Maar ze is nogal boos… Ze denk dat die verschrikkelijke mannen met hun maskers daar waren om jou te zoeken. Ze denkt dat jij haar en haar baby opzettelijk in gevaar hebben gebracht. Ze… ze zei een paar verschrikkelijke dingen die ze niet meende en is naar huis gegaan…”
Lily zuchtte.
“Ik wou dat ik het kon ontkennen, moeder. Ik wou het echt.”
“Je bedoeld… dat ze echt naar jou op zoek waren?”
Lily sloeg haar ogen naar beneden en knikte zacht. James legde zijn hand op haar schouder. Ze keek hem even aan en glimlachte verdrietig.
“Maar waarom, meisje?”
Lily zuchtte. Ze had haar moeder dit alles willen besparen, maar langzaam legde ze uit in wat voor toestand de tovenaars wereld was, en hoe zij en James zich met gevaar voor eigen leven inzetten om een einde te brengen aan de verschrikkingen van die vreselijke man, genaamd Voldemort. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened. |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Za Sep 01, 2007 13:06 |
|
Hey iedereen ^^
Wauw, deel 11 al *panic* Het is nu echt bijna gedaan... *snik*
Maar eerst moeten er nog wat dingen geregeld worden, en dit hoofdstuk gaat over een van die dingen...
Reacties zijn en blijven welkom ^^ Bedankt trouwens voor de lieve reacties op het vorige stukje
(*) Smalofski (*)
Deel 11: Vierde jaar na Zweinstein (22 jaar)
Hoofdstuk 123
‘I’ve told you there’s nothing I can do.’
(Air supply – There’s nothing I can do)
Al meer dan een jaar leefden Lily en James ondergedoken. James had zijn studies als Schouwer afgemaakt, maar Lily had besloten te stoppen met studeren, vanwege het risico dat ze gevonden werden door Voldemort, en ook – en vooral – omdat ze Harry niet alleen durfde te laten. Ze was zo bang dat Voldemort haar kleine kereltje van haar zou afnemen.
Toen op een middag, terwijl ze Harry net uit zijn bedje had gehaald na zijn middagdutje, er aan de deur werd gebeld, maakte haar hart een sprongetje van schrik. Was het Voldemort? Had hij hen gevonden? Moest ze vluchten? Opnieuw raasden alle vragen door haar hoofd, zoals ze deden, elke keer als er onverwachts aangebeld werd. ‘Nee, als het Voldemort was, had hij vast niet zomaar aangebeld.’
Behoedzaam liep ze naar de voordeur en keek door het spionnetje.
“Petunia?!” fluisterde ze zachtjes, toen ze haar zus voor haar deur zag staan. Ze zag er niet goed uit. Haar gezicht stond strenger dan ooit, en ze leek nerveus.
Lily beet op haar lip. Hoe wist ze zeker dat het Petunia was en niet iemand die zich voordeed als Petunia? Of haar zus onder de Imperiusvloek had geplaatst?
“Petunia?” vroeg ze door de deur heen. Ze zag haar zus schrikken en naar het spionnetje kijken. “Petunia, ik moet zeker zijn dat jij het bent. Wat gebeurde er die keer dat je mee kwam naar Zweinstein in mijn zevende jaar?”
Petunia kleurde rood bij de gedachte en antwoordde boos: “Lily, open de deur!”
Lily hoorde de woede in de stem van haar zusje, maar moest eerst zeker zijn dat Petunia wel was wie ze beweerde te zijn.
“Toe, Petunia, beantwoord de vraag.”
Petunia zuchtte en antwoordde, amper hoorbaar door de deur: “Jij, jouw stomme echtgenoot en zijn achterlijke vriend gaven mij liefdesdrank en hebben mij volledig voor schut doen staan!”
Opgelucht gooide Lily de deur open.
“Petunia… Ik ben zo blij dat ik je zie. Ik dacht dat je me haatte, na wat de laatste keer geb-”
“Lily, er is een ongeluk gebeurd,” viel Petunia haar in de rede. Lily’s gezicht verstijfde. “Met mam en pap.”
Lily’s hart zonk in haar maag. Ze kon geen woord uitbrengen, ze staarde gewoon naar haar zus, terwijl ze daar beiden in de gang stonden.
“Wa- wat?!” stotterde ze. Even leek het alsof Petunia’s ogen vochtig werden, maar haar stem was vast terwijl ze zei: “Een brand, midden in de nacht. Moeder… moeder…” Ze slikte even voor ze verder ging: “Moeder is dood. Vader ligt in een coma. De – de dokters denken dat hij slechts een paar uur meer heeft.”
Tranen welden op in Lily’s ogen. Haar ogen blinkten toen ze haar zus aankeek, die haar blik ontweek.
Samen gingen ze naar het ziekenhuis, waar haar vader lag. Lily schrok toen ze hem zag, want ze herkende hem bijna niet meer, zo zwaar was hij verbrand. Hij leek bijna deel uit te maken van een enorme computer, want overal staken er buisjes uit hem. Een zacht piepend geluidje dat zijn hartslag aanduidde was het enige hoorbare geluid in de kamer. Beide vrouwen liepen elk naar een kant van het bed. Petunia keek alleen neer op haar vader, Lily greep zijn hand vast, terwijl de tranen over haar wangen rolden. Een van de verpleegsters wou Harry van haar overnemen, maar Lily weigerde hem aan een vreemde te geven. Met Harry in haar ene arm en haar vaders hand in haar andere, zat ze naast het bed.
Opeens leek Petunia haar stijve houding te laten varen, want ze keek Lily aan met grote, betraande ogen en zei, bijna smekend: “Is er niet iets dat je kan – kan doen? Die magie van jou… Kan je niet… Er moet toch iets zijn dat je kan doen?”
“Petunia… ik…” Voor het eerst had ze het gevoel dat magie haar in de steek liet. De brandwonden zou ze kunnen genezen, maar zelfs de krachtigste magie zou haar vader niet uit de coma kunnen halen. Zijn hersenen hadden een ernstig zuurstof tekort gehad volgens de dokters, en er was geen kans op herstel… zelfs niet met magie.
“Petunia… Ik zou de brandwonden kunnen herstellen, maar er zijn te veel Dreuzels in de buurt… En, en… Ik kan vader niet uit de coma halen… Zijn hersenen hebben permanente schade ondervonden, die ik niet kan herstellen. Het spijt me zo.”
“Je kan het toch proberen!” riep Petunia uit, en greep voor het eerst sinds ze in kamer was de hand van haar vader beet. “Je moet het proberen!”
Harry schrok van het luide geroep van zijn tante en begon te huilen. Lily probeerde kleine Harry te sussen en ondertussen haar zus uit te leggen dat er werkelijk niets was wat ze kon doen.
“Petunia! Als er ook maar IETS was dat ik kon doen, zou ik niet aarzelen om het te doen, Dreuzels of niet! Het spijt me, maar ik sta machteloos!”
Lily moest haar stem verheffen om boven Harry uit te komen, die nog steeds huilde, en hen beiden hoofdpijn bezorgde. Niet in staat Harry te doen stoppen met huilen en tegelijk haar zus duidelijk te maken dat er werkelijk niets was dat ze kon doen, haalde Lily haar toverstok uit en sprak een monddood bezwering uit over Harry. Onmiddellijk stopte het geluid van de krijsende baby en werd het andere geluid dat ze nog niet hadden gehoord omdat het stiller was dan de baby, hoorbaar. Een lange, ononderbroken piep. Met een schok keken beide zussen naar de monitor die de hartslag van hun vader had weergegeven, en waar nu een enkele vlakke lijn op te zien was.
“VADER!”
De kreet klonk uit twee monden. Een verpleegster snelde binnen, en loodste de zussen buiten, terwijl de dokter probeerde hun vader te reanimeren.
Een half uurtje later kwam de dokter de wachtkamer binnen, waar Lily, Harry, Petunia en ondertussen ook Herman in angst zaten te wachten. Hij schudde zachtjes met zijn hoofd. Petunia barste in snikken uit en gooide zichzelf in Hermans armen om getroost te worden.
Grote tranen rolden ook over Lily’s gezicht, terwijl de dokter uitlegde dat ze alles gedaan hadden wat ze konden, maar dat de schade te groot was geweest en dat ze hun vader nog even mochten bezoeken als ze dat wilden. Vlak voor ze de deur uit liepen echter, siste Petunia tegen Lily, zo stil dat alleen zij tweeën het konden horen:
“Lily, zodat je het weet, ik vergeef het je nooit. Magie is gevaarlijk en zoals vandaag bewezen totaal onnuttig tenzij je plannen hebt om de wereld te veroveren. Ik wil je nooit van m’n leven meer zien. Nooit.”
En met haar neus in de lucht, verdween Petunia door de deur, op de hiel gezeten door Herman, die haar een smerige blik toewierp. Lily bleef alleen achter in de wachtkamer, niet in staat nog een stap te verzetten. Ze wou dat James er was om haar te troosten, want het voelde alsof haar hele wereld was ingestort voor haar ogen. Het ene moment had ze beide haar ouders nog, en een splintertje hoop tegen beter weten in dat haar zus haar na al die jaren zou vergeven. Nu waren haar vader en moeder dood, en haar zus had het wel heel duidelijk gemaakt, dat alle hoop op verzoening dwaasheid zou zijn.
Harry keek met grote oogjes zijn moeder aan, en begreep niet waarom ze zo verdrietig was. Hij greep een pluk van haar lange haar vast en zei: “Ma-ma.”
Verstrooid keek Lily naar Harry, fronste en lachte toen. “Je eerste woordje! Kleine schat!” Ze ging neerzitten in een van de zetels, en knuffelde en speelde met haar zoontje, terwijl ze even al haar zorgen vergat en simpelweg genoot van dit moment. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened. |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Di Sep 04, 2007 23:46 |
|
Hey iedereen ^^
Ik had zin om te posten... en het is al 21 minuten woensdag, dus het mag XD
Dit stukje was het laatste stuk dat ik geschreven heb (de hoofdstukken die erna komen zijn al vroeger geschreven. Ik schrijf niet chronologisch ).
Ik wou dit stukje erbij doen, omdat het anders nogal veel ellende en gevechten waren. Het leven gaat ook door... En het leek me zo iets typisch voor James.
Ow En ik zag een paar dagen geleden dat m'n topic 50 000 keer bekeken was (50050 toevallig op het moment dat ik het zag... Oke, ik was die 50ste zelf ) *Blij* *Geeft iedereen een stukje taart en een marshmellow*
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 124
‘A moment in time, is all that´s given, You and me. A moment in time, and it´s something you should seize. So I won´ make the mistake of letting go. Everyday you´re here, i´m gonna let you know. That every moment we share together, is even better than the moment before. If every day was as good as today was, then I can´t wait until tomorrow comes.’
(Westlife – Moments)
Terwijl de dagen, weken, maanden vorderden raakte het land steeds meer in de greep van Voldemort. De Orde en het Ministerie werkten met man en macht om hem tegen te houden, maar het leek een hopeloze zaak. Het moraal was laag, mensen vertrouwden elkaar niet meer. Niemand sprak nog tegen vreemden, en mensen durfden niet langer over straat te lopen, dan absoluut noodzakelijk. ’s Nachts durfde er al helemaal niemand zich buiten te vertonen. De Dooddoeners en andere van Voldemorts aanhangers – dementors, reuzen, draken – waren talrijk en zaaiden overal dood en vernieling. De tovenaarsgemeenschap leefde in een staat van chronische paniek.
Maar ook de Dreuzels werden niet gespaard, in tegendeel. Dagelijks werden er meldingen gemaakt in het Dreuzelnieuws over aanslagen, natuurrampen, onverklaarbare ongevallen. Zelf zij leken te beseffen dat er iets aan de hand was. Eeuwige hippies en New Age aanhangers vertellen iedereen die het wil horen over de verandering van tijden; Getuigen van Jehova lachen luid, roepend: “Zie je nou wel! Het einde was nabij!”; anderen geloven er niets van, en zochten de verklaring bij de wetenschap. Wat ze ook als verklaring vonden, het feit bleef dat er bijzonder veel doden vielen dat jaar.
Toch was niet alles donker en grauw. In een gezellig huisje in Godric Hollow klonk er een vrolijk gekrijs van een eenjarige die zich zo te horen prima amuseerde.
“Papa! Papa, paardje rijden!”
Met graaiende handjes en een grote, verwachtingsvolle lach op zijn glimmende gezichtje, liep Harry achter zijn vader aan.
“Papaaaaah! Paardje!” mekkerde hij, toen James knipoogde naar Lily en Harry voor de grap negeerde.
“PAPAAAAA!” Boos op zijn vader omdat hij zo genegeerd werd, timmerde hij met zijn kleine handjes op James’ been, verloor zijn evenwicht en viel op zijn achterwerk.
Lachend draaide James zich eindelijk om en tilde de pruilende Harry op, die onmiddellijk weer begon te stralen en hoopvol: “Papa, paardje rijden!” bleef herhalen. James droeg Harry naar de speelkamer, en zette hem op het speelgoedpaardje dat meteen tot leven kwam en een rondje rond de kamer begon te rijden. Maar Harry leek niet tevreden.
“Papa, groot paardje rijden!”
Lily keek James met opgetrokken wenkbrauwen aan.
“Groot paardje? Waar heeft hij het over, James?”
James keek een beetje ongemakkelijk naar Harry, lachte een beetje flauwtjes en antwoordde onschuldig: “Ik heb geen idee… Misschien wil hij zijn paardje wat groter? Engorgio!”
Het paardje schokte even, en begon toen langzaam te groeien. Toen het zo’n 30 centimeter groter was, liet James het stoppen met groeien. Het schitterende stuk speelgoed vervolgde zijn ritje door de kamer, maar nog steeds leek Harry niet tevreden. Hij barstte teleurgesteld in tranen uit, liet zich van de rug van het paardje glijden – met de hulp van Lily – en greep James’ pijp van zijn broek vast.
“Papaaaaa! Groot paardje rijdeuheuheu!”
Lily, die James ‘onschuldige' gezicht al zo veel keer gezien had, begon te begrijpen wat er aan de hand was.
“Volgens mij wil hij op je schouders,” zei ze met een schalkse lach. En dus tilde James hem op zijn schouders. Enthousiast greep Harry een pluk haar vast en trok er verwachtingsvol aan.
“Paardje Papa! Paardje.”
Lily keek James vragend aan, ook al speelde er nog steeds een ondeugende lach op haar mond. James besefte dat ontkennen geen enkele zin meer had, maar toch deed hij nog steeds alsof z’n neus bloedde. Hij begon rond Lily te lopen, als een paard.
Harry had er nu schoon genoeg van.
“Nee, papa! Paardje!” kirde hij ongeduldig.
Lily besloot hem uit zijn lijden te verlossen en zei onschuldig: “Volgens mij verwachtte hij iets meer indrukwekkends. Misschien iets met… een gewei?”
Ze wees grinnikend naar Harry die nu zijn vaders haar aan het omwoelen was, op zoek naar die mooie stokken die op zijn favoriete speelpaardjes hoofd stonden.
“Euh…” James besloot de wees-niet-boos-ik-ben-zo-schattig-methode te proberen. Die had hem nog niet vaak in de steek gelaten. “Ik heb hem al gezegd dat ik een hert ben, en geen paard?”
Maar Lily zou Lily niet zijn, als ze hem zo gemakkelijk zou laten ontkomen.
“James Potter! Ben je nu helemaal gek geworden! Een hert is geen speelkameraad voor een kind van amper een jaar! Wat als hij van je rug was gevallen?! Hij kon zich ernstig bezeerd hebben! En bovendien, wil jij graag gearresteerd worden omdat je een ongeregistreerde, een illegale faunaat bent?! Harry weet niet dat hij dat niet mag zeggen! Wat als hij het per ongeluk tegen iemand verteld! Ik kan niet geloven hoe onverantwoord je je gedraagt!”
James had haar preek geduldig ondergaan, maar nu ze uitgepraat leek te zijn, zei hij nonchalant: “Ach, lieverd. Je hebt me toch gehoord? Harry heeft het alsof hij het over zijn schommelpaard heeft. Trouwens, kinderen hebben een grote fantasie, we kunnen het daar ook altijd op steken. En Sirius hield Harry vast, hij kon niet vallen. Het was trouwens zijn idee…”
“Sirius! Ik had het kunnen weten!” Ze zuchtte, keek hem streng aan, maar rolde toen met haar ogen, en lachte een beetje. Ze wist tenslotte waarmee ze getrouwd was. Ze koesterde al lang geen hoop meer dat hij ooit zou veranderen. En dat wou ze eigenlijk ook niet.
James grinnikte. “Ik weet het, ik weet het. Je kan niet lang boos blijven op me. Het is mijn natuurlijke charme,” voegde hij er op samenzweerderige toon en met een knipoog aan toe.
“Heeft iemand je al verteld dat je een onuitstaanbare kwal bent,” grinnikte Lily, en gaf hem een kusje.
“Het is gezegd geweest,” grinnikte James, en gaf haar ook een kus. “Vooral door jou, nu ik er over denk. Je bent niet zo aardig voor me.”
Hun voorhoofden raakten en hun neuzen zweefden op slechts millimeters van elkaar.
“Ohnee?”
Kusje.
“Nee.”
Kusje.
“Daar moeten we iets aan doen, dan…”
Een grote snok aan James haar.
Harry had er genoeg van. Het was duidelijk dat zijn grote speelpaard niet terugkwam, en hij wou naar beneden.
James wreef over de pijnlijke plek op zijn hoofd waar Harry net aan zijn haar had getrokken en Lily lachte.
“Eigen schuld!” zei ze met leedvermaak in haar stem. “Nou, vooruit, voor een keertje dan. Ik hou Harry wel vast.”
Ze tilde haar zoontje van James’ schouders, wachtte tot haar echtgenoot in een groot hert was veranderd, en zette hem op zijn rug. Kraaiend van plezier reed Harry eindelijk op zijn eigenste levensgrote ‘schommelpaard’. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened. |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Vr Sep 07, 2007 14:19 |
|
Hey mensjes ^^
Ik weet het, het is vrijdag, niet zaterdag. Maar dat komt omdat ik voor deze laatste stukjes een beetje ga afwijken van m'n schema. Hoofdstuk 125 komt vandaag, 126 komt zondag of zo, en de epiloog komt woensdag denk ik. Dat is omdat ik volgende week zaterdag op vakantie vertrek, en jullie anders een extra week zouden moeten wachten op de epiloog... en dat vond ik wat zielig.
Het is echt bijna gedaan... [/sentimenteel]
Anyway, over dit stukje. Ik heb het voor de veiligheid tussen tags gezet, ook al heb ik het geschreven VOOR boek 7 uitkwam. Maar ik wou het risico niet nemen om geband te worden ^^"
Dit stukje heb je niet nodig om het verhaal te kunnen volgen, dus doe jezelf een lol, en lees het niet als je boek 7 niet hebt gelezen. Het is het niet waard om gespoilt te worden.
Mensen die reageren in het reactietopic: Let op dat je in je reactie ook niet spoilt!
(*) Smalofski (*)
Edit: Ik heb de spoilertags eraf gehaald.
Hoofdstuk 125
‘It's as easy to imagine laughing, when you really hear a cry. And they sound the same. In hell, they sound the same. You want a place in heaven.’
(Prince – A place in heaven)
Een man liep schichtig over straat. Om de zoveel tijd bleef hij staan, half verscholen in de duisternis van de zeldzame plekjes die niet verlicht werden door de straatverlichting, en die de man scheen te verkiezen. Zijn ademhaling was snel en onregelmatig, hetzelfde kon gezegd worden van zijn hartslag die – volgens de man – duidelijk hoorbaar moest zijn voor iedereen die te dicht in zijn buurt kwam. Niet dat hij dat liet gebeuren…
Snel liep hij verder, angstig om te lang op een plaats te blijven staan. Hij wist dat ze hem achterna zouden komen, het was slechts een kwestie van tijd voor ze hem vonden…
Hij struikelde bijna over zijn eigen voeten, maar wist zich staande te houden door zich aan een haag vast te grijpen. Hij vloekte binnensmonds. De tocht en zijn taak hadden hem helemaal verzwakt, en als zijn “broeders” hem niet snel vonden, zouden ze niet eens de kans krijgen om hem af te maken.
Zijn hand sloot zich rond een sierraad in zijn mantel. Het moest nu gebeuren. Nu, nu hij zeker was dat hij nog in staat was het te doen.
Hij ging op een stukje braakliggend terrein tussen twee rijhuizen tegen de zijkant van een van de huizen zitten en haalde de oorzaak van wat ongetwijfeld zijn zeer jeugdige dood zou worden, uit zijn zak. De sierlijke S op het medaillon weerkaatste een fractie van de straatverlichting. ‘Het is zonde dat zoiets moois, zoiets slechts huisvestigt,’ dacht Regulus droevig, terwijl hij naar het medaillon keek. Het was zo zonde zoiets waardevols te vernietigen… Een oude gewoonte stak de kop op. Eerst zichzelf bedienen en niet afvragen wat de gevolgen zijn voor de rest… Hij zuchtte, want hij wist dat die tijd volledig voorbij was. Stom geweten…
Snel leegde hij zijn zakken en spreidde de inhoud ervan voor zich uit op de grond. Hij had de juiste ingrediënten voor deze bijzondere drank al op voorhand gestolen van Severus Sneep, die trouwens Noot verdacht van de diefstal. Hij lachte schamper. ‘Alsof Noot in staat zou zijn deze drank te brouwen!’ dacht hij bitter. Hij zou voor hem ook een bijzonder grote uitdaging zijn een drank van dit hoog niveau op een goede manier te brouwen, maar hij had zich zo goed mogelijk voorbereid en hoopte dat hij het tot een goed einde zou kunnen brengen.
Terwijl hij een vuurtje aanstak onder de opvouwbare ketel, dacht hij aan Sneeps woedende reactie, toen hij merkte welke ingrediënten weg waren. Regulus had gevreesd voor zijn reactie. Een begaafde toverdrankenmaker zoals Sneep, kon zeker voorspellen wat een drank met die ingrediënten kon doen. Wat deze drank kon vernietigen… Maar hij had ofwel de link niet gelegd, ofwel – en daar gokte hij op – had Sneep gezwegen. Waarom, dat was hem niet helemaal duidelijk, maar het feit dat hij niet op extra bescherming was gestoten bij het stelen van het medaillon, was het grootste bewijs dat Severus Sneep Voldemort niet had gewaarschuwd voor het begin van zijn lange, lange val van de top.
Hij ging nauwkeurig aan het werk, zorgvuldig oplettend dat hij alles goed deed. Hij kon het zich niet veroorloven dit te verknoeien. Een straatkat die op zoek was naar wat aandacht, wreef met haar kopje tegen zijn benen. Ze kreeg een schop onder haar gat, wat haar echter niet tegenhield om het opnieuw te proberen. Een groene lichtflits later, lag ze dood naast de ketel…
Een uur later was de drank klaar. Met trillende handen haalde hij voor de laatste keer het gruzielement uit zijn zak. Het dunne kettinkje geleidde de trillingen van zijn hand naar het medaillon, terwijl hij het sierraad boven de ketel liet bengelen.
“Daar ga je dan, stuk verderf.”
Met een zachte plons viel het medaillon, waarin een stukje van Voldemorts ziel huisde, in de ketel. Met een zacht sissend geluid zakte het naar de bodem. Hij krabbelde overeind en staarde argwanend naar de ketel. Dit beviel hem niets.
En toen op de koop toe een zwarte rook uit de ketel begon op te stijgen, maakte hij zich uit de voeten. Een goede keuze, want een paar tellen later ontplofte de ketel en alles erin en er rond. Door de kracht van de explosie werd hij tegen de harde straatstenen gesmeten, en verloor hij het bewustzijn.
Voorzichtig opende hij zijn ogen. Een vriendelijk, gerimpeld gezicht glimlachte naar hem. Hij kreunde een beetje en ging rechtop zitten. Hij keek rond zich naar de chaos in de straat. De ontplofte ketel had flink wat schade berokkend aan de aangrenzende huizen, maar zo te zien was er niemand gewond geraakt. Niet dat het hem iets zou kunnen schelen, het was niet omdat hij zijn Meester verraden had, dat het leven van een Dreuzel hem opeens iets waard was…
“De ambulance komt eraan, blijf maar rustig liggen, jongen,” zei de oude dame die naast hem zat en zich over hem had ontfermd. “Je hebt een lelijke klap gekregen.” Ze wees naar zijn hoofd, dat nat en plakkerig aanvoelde. Hij voelde even, maar een pijnscheut deed hem zijn hand terug trekken. Er hing een beetje bloed aan zijn vingers.
“Laat me met rust, oude koe,” snauwde hij en ging rechtop staan. Even werd hij duizelig, maar hij kon zich niet veroorloven meer tijd te verspillen. Het was een kwestie van seconden voor iemand gehoord had van de ontploffing en kwam kijken. Of het nu de goede of de slechte kant was, geen van beiden zouden een seconde aarzelen om hem ter plekke te vermoorden.
Gejaagd keek hij rond zich. Overal liepen paniekerige Dreuzels, maar geen van zijn vijanden was te zien. Snel liep hij weg van het schouwspel waar steeds meer Dreuzels zich verzamelden, als vliegen voor een lamp. Hij ging op zoek naar een donker hoekje waar hij rustig kon verdwijnselen zonder gezien te worden door een Dreuzel. Het laatste wat hij nu kon gebruiken, was problemen met het Ministerie…
Hij vond een rustig steegje, maakte zich klaar om te verdwijnselen, maar kreeg plots een pijnscheut in zijn hoofd die hem hijgend op de grond deed vallen. Het leek alsof zijn hoofd op ontploffen stond. Met een bonkend hoofd ging hij staan. Hij steunde met zijn hand tegen de muur, en wachtte tot de hoofdpijn een beetje zou zakken. Als hij in deze staat zou verdwijnselen, was de kans groot dat hij zichzelf versprokkelde.
Toen hij een kleine plop achter zich hoorde, veranderde zijn maag in een baksteen. Ze hadden hem gevonden. De adrenaline in zijn bloed deed hem zijn hoofdpijn vergeten, en maakte zijn geest weer scherp. Vliegensvlug draaide hij zich om, klaar om zijn belager duidelijk te maken dat hij zich niet zomaar zou overgeven.
Zo te zien had de andere tovenaar niet verwacht Regulus daar te zien, want hij was nog een beetje rond zich aan het kijken voor hij Regulus in de gaten krijg, en snel zijn toverstok trok.
“James!” Regulus kon de opluchting in zijn stem niet verbergen. Dit was goed! James was een van die ‘nobele’ mensen, die principes en al van die onzin hadden. Hij zou hem niet zomaar vermoorden, als hij geen reden had.
“Regulus,” gromde James, klaar op de jongere broer van Sirius aan te vallen bij de minste beweging.
“Nee! Wacht!” riep hij snel, toen hij zag dat James op het punt stond hem aan te vallen.
“Ik heb je eenmaal laten gaan, ik beloofde je toen dat dat nooit meer zou voorkomen,” snauwde James, en brulde: “Expelliarmus!”
Regulus’ toverstok werd uit zijn hand, die hem toch niet al te stevig vasthad, geblazen en viel wat verder buiten zijn bereik op de grond.
“Je begrijpt het niet!” probeerde Regulus wanhopig, terwijl James touwen uit zijn toverstok rond Regulus liet binden. “Ik hoor niet meer bij hen! Ik ben geen Dooddoener meer!”
“Maak dat de kat wijs!” snoof James ongelovig en controleerde de knopen in de touwen.
“Het is waar! Je moet me geloven!” Een kleine wanhopige trilling in Regulus’ stem deed James twijfelen.
“Beweer jij dat je niets te maken hebt met die ontploffing in die Dreuzelwijk daarnet?” vroeg hij sarcastisch.
“Ja! Ik bedoel nee! Ik bedoel, ja, ik heb die ontploffing veroorzaakt, maar nee, het was niet expres, om Dreuzels te vermoorden. Het ging per ongeluk.”
“Ha!” lachte James, “Per ongeluk! Die heb ik nog nooit eerder gehoord!”
“Het is de waarheid!”
“Natuurlijk! En nu verwacht je dat ik je geloof en laat gaan. Hoe dom denk je dat ik ben?!”
“Luister, ik verwacht niet dat je me vrijlaat, en waarschijnlijk is het zelfs beter dat je me gevangen neemt. Liever levend gevangen, dan vrij dood. Ze zitten achter me aan, James. Ik heb Hem bedrogen. Zijn meest kostbare bezit vernietigd. Een kleine stap, maar het is het begin! Ik had het fout!” Een hoopvolle lach verscheen op Regulus gezicht. “Ik had het fout toen ik je zei dat er geen hoop meer was! Er is hoop! Hij kan verslagen worden!”
Nu was James zichtbaar aan het twijfelen of Regulus de waarheid kon spreken.
“Waar heb je het over?” vroeg hij argwanend.
Nog voor Regulus een antwoord kon geven, sloeg een groene straal een gat in de straat, net tussen James en Regulus. Beiden werden compleet verrast en vlogen achteruit. De ontploffing had Regulus’ touwen doen breken en hij schudde ze snel van zich af.
“Daar is hij!” Twee Dooddoeners stonden aan de ingang van het steegje en wezen naar hem, alvorens ze beiden een spreuk afvuurden naar hem.
James herstelde snel van de verbazing en duelleerde met de twee Dooddoeners tegelijk. Regulus kroop op handen en voeten naar zijn toverstok die wat verder op de grond lag, greep die beet, sprong recht en riep: “James!”
Tussen twee spreuken door, keek James achter zich. Hij vloekte toen hij zag dat Regulus ontsnapt was.
“Er is hoop, James!” herhaalde Regulus, “Zeg Sirius… zeg hem…” Even leek hij niet goed te weten wat hij zijn broer wou laten weten, en zei toen uiteindelijk: “Zeg hem dat hij altijd mijn broer is gebleven.”
En met een kleine plop verdween hij, James en de twee Dooddoeners achterlatend. De twee gemaskerde mannen vloekten nog luider dan James, en zonder verder nog een seconde aandacht te geven aan het verbijsterde Ordelid, verdwenen ook zij.
Een beetje overdonderd verdwijnselde James terug naar het hoofdkwartier van de Orde, waar hij verslag uitbracht. Even bleef het stil aan de tafel, toen hij gedaan had met praten.
“Hij overleeft het geen week, als het werkelijk waar is dat hij Je-weet-wel de rug heeft toegekeerd,” sprak Remus, op een soort eerbiedwaardige fluistertoon.
“Natuurlijk is het niet waar.” Sirius’ stem klonk hard, en emotieloos. “Hij liegt. Hij liegt altijd.” En zonder nog een woord te zeggen, liep hij de kamer uit.
James vond hem even later, aan de rand van de prachtige vijver vol zwanen die achter het kasteel lag.
“Hey,” zei hij zacht en ging naast Sirius in het gras zitten. Sirius zweeg en zijn blik was gevestigd op een van de zwanen, al leek het niet of hij hem echt zag.
“Regulus had een boodschap voor je,” zei James voorzichtig, wetend hoe gevoelig dit onderwerp lag voor Sirius.
“Hij heeft de Nostradamus-prijs voor grootste idioot die op deze wereld rondloopt gewonnen?” gokte Sirius hatelijk. James lachte even zwakjes.
“Neen. Hij zei… hij zei dat je altijd zijn broer was.”
Het bleef stil. Toen draaide Sirius zich naar James, keek hem aan, en zei: “Ik heb geen broer.”
Hij stond op en liep naar binnen.
Een paar dagen later kregen ze bericht dat Regulus dood was aangetroffen achter een vuilniscontainer. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened.
Laatst aangepast door Smalofski op Ma Dec 17, 2007 15:01; in totaal 2 keer bewerkt |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Zo Sep 09, 2007 13:20 |
|
Hey...
Zoals beloofd... Het laatste (echte) hoofdstuk krijgen jullie vandaag. Er komt woensdag wel nog een epiloog.
Dit was een van de eerste hoofdstukken die ik schreef van SH... Het is dus al meer dan een jaar oud... (Wel wat aan gesleuteld op verzoek van m'n beta Flipdesterke, die er terecht een paar opmerkingen over had ^^)
Tja, het heeft lang geduurd, maar uiteindelijk moest het toch eens gebeuren...
(*) Smalofski (*)
Hoofdstuk 126
‘There's a high wind in the trees, A cold sound in the air. And nobody ever knows when you go, And where do you start. Oh, into the dark. Bright eyes, burning like fire. Bright eyes,how can you close and fail? How can the light that burned so brightly, suddenly burn so pale? Bright eyes.’
(Bright eyes – Simon and Garfunkel)
Neuriënd gaf Lily haar één jaar oude zoontje te eten. Kleine Harry greep naar de papfles die ze hem voorhield. Ze glimlachte naar het kleine gezichtje en gaf hem het flesje. Gretig stopte hij het in zijn kleine mondje. Zachtjes schommelde Lily heen en weer in de schommelstoel waar ze inzat. Harry’s oogjes, die zo op de hare leken, keken haar aan en hij maakte een grappig geluidje. Niet veel later was het flesje leeg. Ze nam het terug over van hem en zette het naast zich neer. Voorzichtig legde ze hem over haar schouder tot hij een boertje liet.
Ze nam hem terug in haar armen en zong zachtjes een slaapliedje. Op de zachte tonen van zijn moeders lied, werden Harry’s oogjes zwaarder en zwaarder. Hij greep Lily’s trui vast met zijn kleine handje en hield haar stevig vast. James stond in de deuropening glimlachend te kijken naar moeder en kind. Wat was ze toch mooi. De laatste tijd was er iets aan haar dat haar nóg mooier maakte, maar hij kon er zo zijn vinger niet op leggen. Ze keek op en lachte naar hem. Hij liep naar hen toe en ging achter de schommelstoel staan, waar hij over Lily’s schouder naar zijn zoontje keek. Harry geeuwde en met een laatste brabbelend woordje, viel hij in slaap. Voorzichtig maakte Lily Harry’s handje los en gaf hem aan James, die ermee naar de babykamer ging om hem in zijn wiegje te leggen.
Vijf minuutjes later kwam hij terug. Hij liet de deur van de babykamer op een kier staan, zodat ze het onmiddellijk konden horen als er iets mis was met Harry, en ging in de zetel zitten, naast de schommelstoel. Lily stond op en vlijde zich tegen hem aan. Ze voelde zich zo gelukkig. Blijkbaar deelde James haar mening, want hij zei:
“Er is niets dat mij nu nog gelukkiger zou kunnen maken.” Hij sloeg zijn arm rond Lily’s schouder en trok haar tegen zich aan.
“Ik ben zeker dat ik dat wel kan.” antwoordde Lily.
“Oh? Hoezo?” Hij keek haar nieuwsgierig aan.
“Ik heb een test laten doen in Sint-Holisto’s vandaag.”
James keek haar bezorgd aan.
“Voelde je je niet goed?”
Ze glimlachte.
“Ik voel me beter dan ooit. Een zwangerschapstest, lieverd. Ik ben zwanger.”
Er verscheen een lach op James’ gezicht.
“Echt waar?”
Ze keek hem stralend aan en knikte. Hij trok haar nog dichter tegen zich aan en kuste haar innig.
“Je hebt gelijk, je hebt me net nóg gelukkiger gemaakt.”
Ze glimlachte. Ze was nog maar net begonnen…
“Ik heb ook een bijkomende test laten doen. Ik had een voorgevoel en het bleek dat ik gelijk had. Wat zou je liefst hebben? Een jongen of een meisje?”
James dacht even na en zei uiteindelijk: “Dat zeg ik niet.”
“Waarom niet?”
“Omdat er altijd vijftig procent kans is dat het niet is wat ik zeg en dan ga je je rot voelen. En omdat ik met alle twee even blij zal zijn.”
Ze lachte even.
“Technisch gezien is het de man die het geslacht van de baby bepaald, dus als het niet is wat je wilt, is het toch je eigen schuld.”
Hij grijnsde even.
“Maar zeg het toch maar, James. Vertrouw me.”
“Goed…” Hij pauzeerde even en zei toen: “Een meisje. En jij?”
“Nog een jongetje.”
“Zie je wel? Nu gaat een van ons beiden ontgoocheld zijn.”
“Toch niet.”
Fronsend keek James haar aan.
“Hoezo?”
“Een tweeling, schatje. Een meisje én een jongetje.”
James zei niets, maar bedolf haar onder de kussen. Gierend van het lachen viel ze languit op de zetel, met James boven op haar, die elke stukje onbedekte huid met kleine kusjes overspoelde.
Toen hij eindelijk uitgekust was, bleven ze nog even in stilte liggen, terwijl ze alle twee fantaseerden over hun twee nieuwe ongeboren kinderen. Het raam dat op een kiertje stond waaide stemmen van op straat naar binnen.
“Eerst naar de Potters! Die geven altijd veel!”
“Ja! En altijd precies wat we lekker vinden! Kom op!”
De lachende stemmen van de kinderen van de buren passeerden het raam.
“Ohja, ik was vergeten dat het al weer Halloween is.” zei Lily glimlachend.
Ze hoorden voetstappen naar hun voordeur.
DRIIIIING!
De deurbel ging. In de babykamer werd Harry wakker en begon te huilen. Lily keek James aan.
“Jij de baby, ik de voordeur?”
James knikte, ging van haar af en liep naar de babykamer, terwijl Lily naar de voordeur liep. Voor ze die opendeed, sprak ze eerst nog een spreuk uit over de deurbel, zodat die in het vervolg niet zou luid meer zou gaan. Toen opende ze de deur. Voor haar stonden een vampier, een mummie, een monster en een prinsesje.
“AAAH!” Ze deed alsof ze heel erg verschoot. De oudste van de vier keek haar bezorgd aan.
“Wij zijn het maar hoor, Mevrouw Potter. De kinderen van de buren.”
“Ohja.” Lachte Lily. “Nu zie ik het. Knap gedaan hoor! Ik dacht even dat ik echt aangevallen werd door een vampier, mummie, monster en prinses tegelijk.”
De drie jongens grijnsde breed bij het compliment, maar de jongeste van de vier, het meisje dat zich als prinses verkleed had, mompelde zacht:
“Ik ben geen prinses.”
“Oh?” Lily ging op haar hurkje zitten en vroeg vriendelijk: “Wat ben je dan wel, liefje?”
“Ze is een heks.” Haar oudere broer rolde met zijn ogen. “We hebben haar gezegd dat heksen oud en lelijk zijn, maar zij wou per se die jurk aan.” Het meisje keek nogal ongelukkig naar haar broers.
“Wat weten zij daar nu ook van, he?” zei Lily. “Het is een feit dat heksen ook mooi en jong kunnen zijn.”
Het meisje keek haar stralend aan. Lily ging terug rechtstaan en zei:
“Ik denk dat ik wel weet wat jullie willen. Wacht hier maar even.”
Ze liep de gang in. Net toen ze de deur naar de keuken was binnengegaan hoorde ze het meisje triomfantelijk tegen haar broers zeggen:
“Zie je wel! Mevrouw Potter zegt óók dat heksen mooi kunnen zijn!”
Lily kon het niet zien, maar in haar verbeelding stak het meisje haar tong uit naar haar broers. Ze moest even lachen.
Ze haalde een grote glazen bokaal uit en toverde die vol met snoep. Toen liep ze terug naar de kinderen en liet ze zoveel snoep kiezen als ze maar wilden. Hun mandjes waren een stuk voller en haar bokaal een stuk leger toen de kinderen naar het volgende huis liepen. Lily bleef nog even aan de voordeur staan. Het was een bijzonder warme avond voor de tijd van het jaar. De buurvrouw – de moeder van de kinderen die haar net een hoop snoep lichter gemaakt hadden – zwaaide eens vrolijk en Lily zwaaide vriendelijk terug. Een plotse kille wind deed haar terug naar binnen vluchten.
“Alles in orde met Harry?” vroeg ze, toen ze terug naast James in de zetel ging zitten.
“Ja hoor. Het kereltje was maar eventjes wakker en viel toen vanzelf terug in slaap.”
Het weer had een plotse en rare ommezwaai genomen. Er stak een koude wind op, die de zwoele avond verdreef en veranderde in een donkere nacht. De kinderen werden naar binnen geroepen en de straat was leeg. Lily lag in bed te luisteren naar de wind die lugubere geluiden maakte, terwijl ze rond het huis draaide. Ze vond het maar een beetje eng. Maar uiteindelijk kroop ze wat dichter tegen James aan en viel ze toch in slaap.
Met een schok werd Lily wakker en ze schoot rechtop. Iets was fout. Iets was verschrikkelijk fout. De wind was gaan liggen en het was akelig stil. Té stil.
“James?”
James mompelde iets onverstaanbaars in zijn slaap. Nerveus greep Lily zijn pols beet en keek naar het draagbare Vijandsvizier dat ze hem gegeven had voor zijn verjaardag. Ze kreeg de schrik van haar leven. Twee rode ogen, een neus die eigenlijk niet meer was dan een paar sneeën in een van haat verwrongen gezicht. Voldemort staarde haar aan. Ze gilde het uit.
Gealarmeerd door haar gil werd James ook wakker.
“Wat? Wat? Lily, wat is er?” vroeg hij, lichtelijk in paniek. Trillend van angst wees Lily naar het Vijandsvizier aan zijn pols. Verbaasd keek hij er naar, schrok zich een ongeluk en sprong onmiddellijk uit bed.
“Het is Je-weet-wel! Hij komt eraan!”
Even keken ze elkaar aan en toen zeiden ze tegelijk: “Harry!”
Bliksemsnel spurtten ze de trap af. Ze waren net onderaan de trap toen ze een luide knal hoorden buiten. Even bleven ze verschrikt staan.
“Lily! Pak Harry en maak dat je wegkomt! Het is Hem!”
Lily bleef als bevroren bij de trap staan.
“Weg! Snel! Ik probeer hem tegen te houden-”
Lily werd wakker uit haar verstijfde positie en strompelde zo snel ze kon door de salon naar de babykamer. Ze stootte haar been tegen de koffietafel en een dun straaltje bloed stroomde over haar scheenbeen, maar de adrenaline die door haar bloed stroomde, maskeerde de pijn.
Ze duwde de deur van Harry’s kamer open, en hoorde achter zich ook een deur open gaan. Voldemort was in hun huis en stond nu tegenover James. Ze hoorde zijn hoge lach waarvan ze koude rillingen over haar rug kreeg.
Verschillende knallen, James die met Voldemort vocht.
Toen werd het stil. Geen knallen meer, geen lawaai. Het gevecht was over.
Een hoge, kille stem.
“Avada…”
‘James,…’
‘Lily,…’
“…Kedavra!”
‘Ik hou van je’
Nog voor ze de doffe bons hoorde van zijn lichaam dat op het tapijt viel, wist ze dat zijn leven voorbij was. En daarmee ook haar leven. Nog voor Voldemort de kamer zou binnenstappen en ook haar lichaam zou doden, was haar geest en haar ziel dood.
Alsof Harry besefte dat zijn vader dood was, werd hij wakker en begon hartverscheurend te huilen. Lily schrok op. Harry! Ze moest Harry ten alle koste beschermen!
Ze liep naar de wieg, maar nog voor ze hem kon optillen, voelde ze hem, meer dan hoorde ze hem, de kamer binnenkomen. Verschrikt draaide ze zich om en ging beschermend voor de wieg staan. Ze wist waarvoor hij kwam, en hij zou het niet krijgen.
Tranen stonden in haar ogen. Nu was geen tijd voor trots of eer. Ze zou voor zijn leven smeken als ze moest.
“Nee, niet Harry, niet Harry! Alsjeblieft, niet Harry!”
Maar Voldemort keek vuil op haar neer en sprak dodelijk kalm:
“Opzij, dom wicht… Vooruit, opzij…”
Maar Lily verroerde zich niet. Ze greep achter haar rug de rand van de wieg vast en bleef tussen Voldemort en haar zoon staan.
“Nee! Niet Harry, alsjeblieft! Neem mij, dood mij!”
Het kon haar niet schelen wat hij met haar deed. Zonder Harry of James wou ze toch niet leven. Maar Harry, hij mocht Harry geen kwaad doen!
Voldemort verloor zijn geduld. Woedend stapte hij op haar af. Zijn lange, witte vingers sloten rond haar arm en hij wilde haar uit de weg duwen, maar ze verzette zich uit alle macht.
“Niet Harry! Alsjeblieft… genade… genade!”
“Heer Voldemort kent geen genade! Ga opzij of ik dood jullie beiden!”
“Niet Harry! Niet Harry! Alsjeblieft! Ik doe alles!”
Ze keek hem recht in het gezicht en smeekte hem. Het was alles dat ze nog kon doen. Harry beschermen en Voldemort smeken om hem te laten leven.
“Opzij, ga opzij meisje!”
“NEEN!”
“Je hebt het zelf gewild…”
Haar vingers klemden zich om de rand van de wieg achter zich. Ze voelde hoe een kleine hand toevallig tegen haar hand botste, en hoe Harry al huilend een van haar vingers vastgreep. De gedachte dat die vreselijke man voor haar, haar baby iets zou aandoen, stak als een mes in haar hart.
‘Laat hem leven! Ik zal sterven in zijn plaats!’ Ze wist zelf niet eens aan wie ze deze onhoorbare smeekbede richtte, maar ze wist dat als er iets was, een engelbewaarder, een god, wat dan ook, dat ze hem alles zou geven, als hij haar kindje zou sparen. Haar ogen volgden de toverstok in Voldemorts hand, terwijl hij die omhoog bracht.
‘Neem mij! Ik smeek u!’
Een zwakke tinteling ging door de vinger die Harry vasthad. Het voelde alsof de plaatsen van haar huid die Harry raakten, gloeiden. Ze liet de rand van de wieg los, en sloot haar hand rond die van Harry.
…
“Avada Kedavra”
Rest in peace, Lily and James... |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened. |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Wo Sep 12, 2007 0:02 |
|
Hey ^^
Het allerlaatste stukje ^^
Ik wil graag iedereen bedanken die me in de loop van m'n verhaal zulke lieve reacties heeft gestuurd. *hugt*
Ik wil in het bijzonder Flipdesterke bedanken voor het uitstekende readwerk dat hij heeft geleverd ^^ *hugt*
Ook wil ik Aradia bedanken, omdat zij mij met haar verhaal aangezet heeft om aan SH te beginnen. *hugt*
Ook Shirley, Laura (Potterfreaky), Josse en Sabrina (Sabr) wil ik bijzonder bedanken, voor hun hulp bij het schrijven als het effe niet meer wou lukken ^^ *hugt*
Reacties op dit verhaal blijven altijd welkom ^^
(*) Smalofski (*)
Epiloog
"You'll Be In My Heart"
Come stop your crying, it will be all right
Just take my hand, hold it tight
I will protect you from all around you
I will be here, don't you cry
For one so small, you seem so strong
My arms will hold you, keep you safe and warm
This bond between us can't be broken
I will be here don't you cry
And you'll be in my heart
Yes, you'll be in my heart
From this day on
Now and forever more
You'll be in my heart
No matter what they say
You'll be here in my heart
Always
Why can't they understand the way we feel
They just don't trust what they can't explain
I know we're different but deep inside us
We're not that different at all
And you'll be in my heart
Yes, you'll be in my heart
From this day on
Now and forever more
You'll be in my heart
No matter what they say
You'll be here in my heart
Always
Don't listen to them, cause what do they know
We need each other, to have and to hold
They'll see in time, I know
When destiny calls you, you must be strong
I may not be with you, but you gotta hold on
They'll see in time, I know
Well show them together 'cuz...
You'll be in my heart
I believe, you'll be in my heart
I'll be there from this day on
Now and forever more
You'll be in my heart
No matter what they say
You'll be here in my heart always
Always...
I'll be with you
I'll be there for you always
Always and always
Just look over your shoulder
Just look over your shoulder
Just look over your shoulder
I'll be there always
Een groene flits.
Plots stond ze in het duister. Het was hier helemaal leeg. Verschrikt keek ze om haar heen. Waar was Voldemort? Waar was Harry?
Een zwak lichtschijnsel. Ze liep er naar toe. Vuur?
Ze bevond zich opeens aan de rand van een ingestort huis. Hr huis. Iemand legde zijn hand op haar schouder. Zonder te kijken wist ze dat het James was. Ze legde haar hand op die van hem.
"Wat is er gebeurd?" vroeg ze zachtjes, toen ze alle twee naar de restanten van hun huis keken.
"Voldemort," zei James met een kille toon in zijn stem.
"En Harry?" Tranen sprongen in haar ogen. Dit mocht niet. Niet haar zoon. Ze voelde James' hand dichtknijpen rond haar schouder bij dezelfde gedachten als die van haar.
"Oh, James. Onze zoon." Ze drukte zich tegen hem aan, terwijl de tranen over haar gezicht liepen. Hij legde zijn kin op haar voorhoofd. Zijn tranen maakten haar haren nat, toen ze daar in een omhelzing stonden in een poging om elkaar te troosten.
Opeens hoorde ze iets dat haar botten deed trillen. Ze maakte zich los uit James’ armen en keek om naar de rune van het huis. Ze was er zeker van... maar het kon niet... en toch...
Ze liep naar het huis toe. Ze merkte niet eens dat de vlammen haar niet verbranden en dat de scherpe randen die uitstaken, haar huid niet sneden.
Daar was het weer. Ze liep naar het geluid toe, dwars door een balk die haar de weg versperde. De kinderkamer. De wieg lag omgegooid op de grond. Ze zag zichzelf dood op de grond liggen, maar keek er zelfs niet naar. Ze boog zich over de wieg.
Een kleine arm strekte zich naar haar uit.
"Mama"
Ze sloeg haar handen voor haar mond. Tranen stroomden over haar gezicht. Haar baby leefde. Hij leefde!
'Dank u! Dank u!'
Ze wist niet wie of wat haar baby gered had, maar de herinnering aan het warme tintelend gevoel in haar hand, vulde haar met hoop. Iemand waakte over haar kind.
"James!"
De kleine Harry stak zijn handjes naar haar uit. Ze wou hem oppakken, hem troosten, hem laten weten dat zijn moeder er was, en dat alles in orde was, maar ze kon hem niet aanraken. Haar handen gingen gewoon door hem heen.
"Stil maar, Harry, ssst," suste ze, toen hij luider begon te huilen.
"James!" riep ze nog eens naar James.
"Wat is er?" Hij kwam aangelopen. Verschrikt bleef hij staan bij het lijk van zijn vrouw.
"Lily..." bracht hij moeizaam uit.
"James! Harry leeft! Ik kan hem niet oppakken maar hij leeft! Hij leeft!"
"Wat?!" Hij liep snel naar de wieg toe en zag zijn zoon, onder het bloed, maar springlevend.
"Hij leeft," zei hij weerloos. Hij keek naar Lily. De lach op haar gezicht deed hem beseffen dat het waar was. "Hij LEEFT!"
"Papa!" kraaide Harry. Hij was zijn verdriet vergeten en stak nu ook zijn handjes uit naar zijn vader, in de hoop dat die hem wel zou oppakken. Maar hoe zeer hij ook verlangde om zijn zoon te troosten, hem aanraken lukte niet.
"Kleine Harry." James boog zich voorover. "Jij gaat groot en sterk worden. Jij gaat leven. Weet dat wij altijd van je zullen houden en altijd bij jou zullen zijn, ook al kan je ons niet altijd zien. Vaarwel, mijn zoon."
Lily boog zich ook naar voor, om afscheid te nemen van haar oogappel.
"Wees rechtvaardig en moedig. Vergeet ons niet. Vergeet nooit dat je ouders had die meer van je houden dan je ooit zal weten."
Ze gaf hem een zoen op zijn voorhoofd, ook al kon hij het niet voelen.
Toen stonden ze recht en zagen ze een enorme figuur in de restanten van de deuropening staan. Ook Hagrid bleef even staan bij het stoffelijke overschot van Lily. Een traan bengelde over zijn wangen. Een kreet van Harry om zijn ouders' aandacht te trekken deed Hagrid opkijken. Hij liep naar de wieg en zag Harry liggen.
"Harry! Je leeft!"
Snel tilde hij het kleine bundeltje op en droeg hem de kamer uit. James en Lily keken hoe hun zoon de kamer werd uitgedragen, uit hun zicht, weg voor altijd. Harry stak nog een laatste keer zijn armpjes uit naar zijn ouders en verdween toen om de hoek. Lily drukte haar gezicht tegen James aan en huilde geluidsloze tranen.
"Stil maar Lily, hij is in goede handen."
"Ik - Ik kan hem niet laten gaan!" snikte ze wanhopig.
"Je hebt alles gedaan wat je kon. Nu kan je hem alleen maar laten gaan."
"Het is zo moeilijk. Ik hou zoveel van hem."
"Ik weet het. Ik ook."
James legde zijn arm rond de schouder van zijn vrouw en leidde haar het half verwoeste huis uit. Buiten zagen ze nog net hoe Hagrid op een enorme, vliegende motor wegvloog, met een klein bundeltje in zijn armen.
"Sirius," fluisterde James. Sirius stond voor het huis en staarde wezenloos naar wat overbleef van het huis van zijn beste vriend.
"James! Lily!" riep Sirius schor, alsof ze zich binnen verborgen hielden en elk moment tevoorschijn konden springen.
James liep naar Sirius toe, maar die kon hem niet zien. Hij legde zijn hand op Sirius' schouder.
"Vaarwel vriend. Het gaat je goed."
Toen liep hij terug naar Lily. Ze pakte zijn hand vast als steun.
Opeens liet Sirius een luide kreet van verdriet en woede uit.
"Hier zul je voor boeten Wormstaart! Ik zal je krijgen! Ik zweer het! Ik krijg je te pakken en dan zal je boeten voor wat je gedaan hebt!"
James deed weer een stap in de richting van Sirius.
"Nee, Sirius! Waag je leven niet nutteloos!"
Maar Sirius kon hem niet horen en zou toch niet geluisterd hebben als hij dat wel kon. James keek hem na toen hij de straat uitrende, toverstok in de hand.
Lily kwam naast James staan en zei zacht: "Jij zou precies hetzelfde doen voor hem."
James knikte.
"Kom, we kunnen hier niet blijven."
Samen liepen ze de duisternis in.
Nog even keek Lily achterom naar de wereld die ze voorgoed zou verlaten.
"Waar denk je dat ze Harry naartoe brengen?"
"Humm, ik vermoed Sirius. Het is tenslotte zijn voogd en peetvader."
"Ik hoop maar dat ze hem niet naar... ach nee, zij zou hem nooit willen."
Ze pakte zijn hand vast. Aan de andere kant van de grote donkere vlakte, glinsterde een klein gouden lichtje. Lily herkende het, en het stelde haar gerust.
"James?"
"Ja schatje?"
"Denk je dat ze rijstpap met gouden lepeltjes eten in de hemel?"
James grinnikte. "Laten we het gaan uitzoeken."
Hand in hand staken ze de zwarte ruimte over en verlieten de wereld waar ze met pijn in hun hart hun kostbaarste bezit achterlieten, met het laatste geschenk dat ze hem konden geven: hun eigen leven. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened. |
|
|
|
Smalofski
The Writing Mod
Verdiend:
131 Sikkels
Woonplaats: Somewhere Purple
|
Geplaatst:
Zo Nov 02, 2008 12:19 |
|
Lang leve modknopjes [a]
Het is ongeveer een jaar geleden dat ik het laatste stukje van Shattered Heart postte, maar zo af en toe denk ik er nog aan en wou ik dat het nog niet gedaan was. Gisteren had ik opeens zin om nog een soort tussenstukje ervoor te schrijven, en dat wil ik jullie niet ontzeggen. Het is geen echte epiloog, het past ergens tussen het verhaal. Waar precies, dat zullen jullie zelf wel onmiddellijk merken. Veel plezier ermee!
Inter-epiloog
Ze zag hem als een bezetene op haar afstormen. Haar ogen flitsten de kamer door, maar ze vond geen uitweg; ze zat volledig in de val. Golven van misselijke makende paniek overstroomden haar en haar hoofd tolde. Het leek oneindig lang te duren voor hij haar bereikt had. Ze keek in zijn zwarte, van woede vervulde, ogen toen ze het scherpe lemmet van het keukenmes in haar buik voelde dringen. De pijn was onmenselijk. Ze opende haar mond om te gillen, maar de tweede messteek raakte haar longen en ze bleef ademloos. Haar knien konden haar niet langer ondersteunen en ze zakte neer. Haar lichaam werkte niet meer zoals het hoorde, ze verloor de controle over haar ledematen. Ze voelde dat de grond plakkerig en nat was, maar ze besefte niet dat het haar eigen bloed was dat ze voelde. Haar hoofd werd zwaar en de pijn in haar buik zakte weg. Haar ogen werden te zwaar om open te houden en alles werd zwart toen ze dichtvielen. Met het laatste beetje lucht dat in haar doorboorde longen zat, mompelde ze: Rem
En opeens was het paniekerige beklemmende gevoel verdwenen. Ze voelde zich licht, helder, bevrijd. Alle angst was verdwenen en ze had zich nog nooit zo rustig gevoeld. Ze opende haar ogen en zag haar keuken, al was het van een ietwat rare hoek. Het was alsof ze op een van de keukenkastjes zat en naar beneden keek. Ze schrok niet toen ze zichzelf zag liggen, dood in een plas van haar eigen bloed. Het leek haar zo logisch dat ze dood was. Ze keek naar haar moordenaar, de man aan wie ze ooit haar Ja-woord had gegeven zonder er een letter van te menen. Hij liep nerveus de keuken rond met handen die onder het bloed zaten, maar hij leek het niet te merken. Om de zoveel tijd bleef hij staan, gaf haar levenloze lichaam een zachte por en riep dat ze moest wakker worden, om daarna weer te gaan ijsberen met zijn handen in het haar toen ze niet meer reageerde.
Lizzy, Lizzy! jammerde hij, het maakte haar ziek. Wordt wakker, Lizzy!
Zijn wanhoop liet haar koud. Ze keek toe zonder enige vorm van emotie.
Oh nee, oh nee, oh nee. Dit kan niet waar zijn. Wat moet ik- Lizzy, wat moet ik doen?
Zijn blik viel op het mes dat nog half tussen haar ribben zat. Hij greep het beet en trok het eruit.
Ik ben geen moordenaar! riep hij uit terwijl hij zijn mouwen opstroopte.
Lizzy wendde haar ogen af. Dit hoefde ze niet te zien.
De keuken vervaagde, en ze besefte dat ze verder moest. Hier kon ze niet blijven. De zwarte stilte, die zich rond haar gevestigd had na het oplossen van de keuken, werd enkel onderbroken door een gouden stipje in de verte. Instinctief wist ze dat ze daar naar toe moest gaan. Het gouden stipje werd een gouden licht en in het gouden licht stond een silhouet. Ze kneep haar ogen een beetje dicht om te kunnen zien wie het was, maar het licht was te fel. Het was pas op enkele meters afstand dat ze hem herkende. Ze stopte en haat ogen vulden zich met tranen. Ze had niet verwacht hem ooit terug te zien. Wat had ze hem gemist. Het volgende moment rende ze op hem af en gooide ze zich in zijn armen.
Nicolas!
Ze kon haar tranen niet tegenhouden. Er waren geen woorden voor het gevoel dat ze had om hem terug te zien.
Dag zusje, glimlachte hij op zijn typische manier toen ze elkaar weer loslieten. Voor een seconde had Lizzy willen antwoorden: Ik ben nu ouder dan jij, hoor, maar die woorden slikte ze even snel in als ze in haar opgekomen waren.
Ik heb je zo gemist, antwoordde ze in plaats daarvan. Ik dacht dat ik je nooit meer terug zou zien.
Dacht je zo gemakkelijk van mij af te komen?
Ze lachten alle twee en heel even leek het weer alsof ze weer jong en onbezonnen waren. Alsof ze weer op Zweinstein zaten en die donkere jaren ertussen nooit gebeurd waren.
Hij sloeg zijn arm om haar heen en zei opeens serieus: Het spijt me voor je Lizzy, dat ik je zo snel al weer terug zie. Ik had je graag een langer leven gegund.
Ze slikte. Zelf had ze ook niet verwacht dat het zo snel zou eindigen, maar als het lot haar slechts deze korte tijd op de aarde had verleend, was daar niet aan te ontsnappen.
Ze zuchtte even en antwoordde: Het leven is de familie Garca niet goed gezind geloof ik.
Hij glimlachte even droevig. Arme pa en ma.
Lizzy knikte. Toen jij nou ja, ze hadden het er echt zwaar mee en nu hun tweede kind. Ze zuchtte en even bleef het stil. Lizzy wist wat er ging komen.
Heeft Lily Hij keek haar niet aan en maakte zijn zin niet af. Hij staarde in de verte alsof daar iets interessants te zien was, maar daar was enkel wat overal rondom hen was: gouden licht en verder niets.
Lizzy zweeg even en zocht de juiste woorden. Lily had het heel zwaar met je verlies, antwoordde ze. Het had niet veel gescheeld of ze was je achterna gegaan.
Hij schrok door haar woorden, maar zei niets.
Uiteindelijk is ze het toch te boven gekomen, maar ik geloof niet dat ze je ooit vergeten is.
Nick antwoordde niet en staarde nog steeds in de verte. Hij haalde diep adem, zocht even naar woorden en zei toen: Is ze gelukkig bij hem?
Lizzy sloot even haar ogen. Ze wisten alle twee over wie hij het had. James is heel goed voor haar, Nick. Ze houdt van hem zoals jij van haar houdt. Hij maakt haar gelukkig.
Er verscheen een oprechte glimlach op zijn gezicht.
Goed. Als zij gelukkig is, ben ik gelukkig.
Ze knikte begrijpend.
Toen zei hij luchtig: Nog een ding wil ik weten voor we dit lege voorportaaltje achter ons laten en ik je de tour kan geven van het echte werk.
Wat dan?
Heeft het team het seizoen nog gewonnen?
Lizzy schaterde het uit. Voor het eerst in jaren kreeg hij nieuws van het rijk der levenden en hij wou weten wie er gewonnen had bij Zwerkbal vier jaar geleden.
Peter Byington heeft er persoonlijk voor gezorgd dat het team het seizoen gewonnen heeft ter ere van jou.
Nicolas grijnsde breed. Prachtkerel!
Lizzy grinnikte en samen wandelden ze verder, op weg naar de plek waar ze rustig zouden wachten tot hun vrienden zich elk op hun eigen tijd bij hen zouden gaan voegen. |
_________________
Don't cry because it's over. Smile because it happened. |
|
|
|
|
|