Geplaatst: do okt 20, 2011 21:36
Hoofdstuk 5
“Pap! Had je me nodig?” Harry was in het St. Holisto’s. Hij had bij de balie naar zijn zoon Albus gevraagd, en daar kwam hij aangelopen. Albus leek als twee druppels water op Harry toen hij zo oud was, alleen droeg Albus geen bril en had hij geen bliksemvormig litteken op zijn voorhoofd. Na zijn tijd op Zweinstein was hij gaan studeren voor Heler, en sinds acht jaar werkt hij in het St. Holisto’s, op de afdeling Spreukschade. Harry en Ginny waren ongelofelijk trots op hem geweest toen hij maarliefst 10 PUIST-en gehaald had, waaronder een ‘U’ voor vier van de vakken. Om Heler te kunnen worden had hij echter een ‘U’ nodig voor Gedaanteverwisselingen, en hij had ‘slechts’ een ‘B’ gehaald. Daarom had hij het jaar erop nogmaals examen gedaan voor Gedaanteverwisselingen, en met resultaat. Zijn broer James had het heel anders gedaan op Zweinstein. Hij haalde slechts vijf SLIJMBALlen, en geen een PUIST. Nadat hij van Zweinstein af was, begon hij een carriere als Zwerkballer, En hij was al jarenlang een van de beste Jagers die ooit bij de Cambridge Cannons gezeten had (tot grote vreugde van Ron). Lily haalde, evenals Albus, 10 PUIST-en, en ging na Zweinstein aan het werk op het Ministerie van Toverkunst. Na de geboorte van haar eerste kindje, vier jaar geleden, stopte ze echter met werken en sindsdien zorgt ze voor haar twee kinderen, terwijl haar man, Mark Maanzaad, het werk doet. “Ja, ik had je inderdaad nodig. Hopelijk heb ik je niet gestoord?” Albus glimlachte. Zijn groene, amandelvormige ogen twinkelden net als die van zijn naamgever gedaan hadden. “Nee, ik was nergens mee bezig. Hoe is het met Roos?” “Ze is in shock, maar Lily is bij haar. Ik kwam ergens anders voor: kun je vanavond naar huis toe komen? Ik heb iets belangrijks te bespreken; je broer komt ook, evenals Ron en Hermelien.” Albus keek ernstig. “Wat is er aan de hand?” “Dat vertel ik vanavond wel. Zul je er zijn?” Albus dacht even na. Zijn ogen keken twijfelachtig naar zijn vader. “Ja, ik zal er zijn.”
Die avond zaten Ron, Hermelien, Albus en James te wachten in het huis van de Potters in Goderics Eind. Geen van hen wist waarom ze daar waren, en Harry en Ginny waren er niet; Ginny was in de keuken en Harry was naar de zolder vertrokken. Na ruim een half uur wachten (waarin Ginny hen voorzag van allerlei soorten koekjes, taart en andere lekkernijen) kwam Harry eindelijk naar beneden. In zijn hand hield hij een groot, stoffig boek. Hij plofte neer tussen Ron en Albus en sloeg het boek open. Het bleek een fotoboek te zijn; op de eerste pagina zagen ze een foto van James en Lily (de ouders van Harry) op hun bruiloft, met tussen hen in een knappe, jonge getuige. Harry bladerde door het fotoboek opzoek naar de foto die hij zocht, en er schoten allerlei foto’s voorbij; Baby Harry op een speelgoedbezemsteel; een gesigneerde foto van Harry en een knappe, blonde tovenaar met stralend witte tanden; een oude tovenaar met lang, zilvergrijs haar, dito baardje en een halfrond brilletje. Uiteindelijk stopte Harry bij een foto van zo’n twintig mensen, die lachend de camera in keken. “De oorspronkelijke Orde van de Feniks” zei Harry. “Ik heb deze foto jaren geleden van Dwaaloog gekregen.” “Heel leuk en aardig, maar wat hebben we daar aan?” Ron keek vol verbazing naar de oude foto, die Harry hem nog nooit eerder had laten zien. Harry zweeg eventjes. “Het is duidelijk dat Heer Voldemort, of in ieder geval een duistere tovenaar, het land weer terroriseert. Het lijkt mij dus een goed idee om de Orde van de Feniks weer op te richten.’ Albus en James keken met grote ogen naar Harry. “En je wilt dat wij dan meedoen?” Harry keek glimlachend naar zijn twee zoons, die beide al tegen de dertig liepen maar nu een jeugdig enthousiasme uitstraalden. “Ik zou niets liever willen.” “Maar wat heeft die foto er mee te maken?” Ron begreep het duidelijk nog steeds niet. ‘Wij zessen kunnen natuurlijk onmogelijk de gehele Orde zijn. We hebben meer man nodig, en het leek me logisch om eerst de oude Ordeleden weer te vragen.” Harry pakte zijn toverstaf en wees op de lange, oude tovenaar die al op een nadere foto te zien was. “Dat” zei hij, “is Albus Perkamentus. Hij was de oprichter van de eerste en tweede orde, maar hij is dood. Na zijn dood werd het leiderschap overgenomen door Alastor Dolleman-“ Harry wees op een gehavende man met een glazen oog, “maar nog geen maand na de dood van Perkamentus stierf hij ook. Remus Lupos en Bennie Fijnwijk” harry’s toverstaf wees naar de twee meest linkse mannen, “zijn ook dood, evenals Emeline Vonk en Marlene Magister.” Twee vrouwen aan de rechterkant van de foto. “Frank en Lies Lubbermans, de ouders van professor Lubbermans leven nog, maar zijn krankzinnig en dus van geen enkel waarde.” Albus en James keken geschokt naar de twee glimlachende mensen die zoveel op hun vroegere Afdelingshoofd en leraar Kruidenkunde leken. Harry vervolgde zijn verhaal. “De enige op de eerste rij die nog leeft en waar we iets aan hebben is Dedalus Diggel” Een kleine man met een hoge hoed die tussen Dolleman en Lupos in stond zwaaide. “Diggel is oud, maar nog altijd zeer vitaal en ongetwijfeld bereid om mee te helpen.” Harry tikte met zijn staf op de foto, en de eerste rij mensen liep naar achter, waardoor zes andere mensen zichtbaar werden. “Edgar Bonkel en Diederik Deemster zijn dood. Engelbert Dop leeft nog, maar is over de 200 jaar en naar het schijnt niet eens meer in staat om te lopen. Gideon Protser-“ Ron en Ginny spitsten hun oren en staarden naar hun oom, “is ook overleden in de eerste oorlog. Gelukkig hebben we nog zijn bloedverwanten om zijn eer hoog te houden. Hagrid doet uiteraard mee,” Albus zag dat Rubeus Hagrid in al die jaren geen steek veranderd was. “En dat was het voor deze rij.” “Wacht!” zei James. “Je vergeet die gast met dat rieten dak op zijn kop!” Hij wees op een jonge tovenaar met stroblond haar en een vierkante kaak. Harry zuchtte. ‘Dat is Severijn Zonderland. Hij vocht zowel in de eerste als de tweede oorlog mee en heeft beide overleefd, maar wil niets meer met de Orde te maken hebben.” “Waarom niet?” Het was Albus die dat vroeg. “Gedurende de tweede oorlog, toen Severijn bezig was met een klus voor de Orde, werd hij getroffen door de Imperiusvloek, afgevuurd door een van de dooddoeners. Ze lieten hem een deur forceren, maar hij werd gesnapt en naar Azkaban gestuurd. Door omstandigheden heeft hij meer dan een jaar in Azkaban moeten zitten; ze waren hem vergeten.” Een diepe rimpel werd zichtbaar op Harry’s voorhoofd. “Nadat hij eindelijk vrij kwam, wilde hij niemand van de Orde meer zien of spreken.” Iedereen zweeg. Ron, Hermelien en Ginny staarden verdrietig voor zich uit; ze waren die arme Severijn al lang vergeten, en hadden er nooit aan gedacht dat hij, onschuldig, meer dan een jaar aan de Dementors was overgeleverd. Harry tikte nog een maal op de foto, en de laatste rij mensen werd zichtbaar. “Over deze mensen kan ik heel kort zijn: ze zijn allemaal dood. Rechts zie je mijn ouders” James en Lily Potter keken vriendelijk naar hun kleinkinderen en schoonfamilie. Albus kreeg een brok in zij keel. “Die twee mannen naast mijn vader zijn Sirius Zwarts en Peter Pippeling,” James keek naar Zwarts, de persoon die hem zijn tweede naam bezorgd had; het was de knappe getuige van de huwelijksfoto. “Sirius was de beste vriend van mijn vader, en Pippeling-” Harry zweeg even: Peter Pippeling had zijn ouder verraden en hen zo de dood in gejaagd, maar hij had wel zijn leven gegeven voor Harry en zijn vrienden. “En Pippeling was ook een van zijn beste vrienden. De andere twee mensen zijn Desiderius Perkamentus, de broer van Albus die enkele jaren overleden is, en Clara Obscura, een voormalige professor van Zweinstein die door Voldemort vermoord werd.” ‘Wacht even” zei Ron. “Dus als ik het goed begrijp, hebben we alleen Diggel en Hagrid? Nee, daar winnen we de oorlog mee!” Hermelien keek hem boos aan, maar voordat ze iets kon zeggen kwam Harry tussen beide. “Nee, we hebben niet alleen Diggel en Hagrid. We hebben ook nog de mensen uit de tweede Orde. Tops is dood, maar Hecuba Jacobs leeft nog en is ongetwijfeld bereid mee te doen.” James dacht even na. “Was Romeo Wolkenveld, de vorige minister van Toverkunst, niet ook lid van de Orde?” Harry glimlachte triest. “Ja, Romeo nam de leiding over nadat Dwaaloog gesneuveld was, maar hij is al in geen tien jaar meer gezien.” Ron keek nog steeds vertwijfeld. “Oke, we hebben Jacobs er dus bij, maar dat is slechts een iemand.” Ginny moest lachen en Hermelien zei: “Ben je nu echt zó stom?” “Hoezo?” vroeg Ron verbaasd. “Je eigen familie deed toch ook mee!” Harry knikte. “De Wemels zullen het grootste deel van de Orde vormen. Arthur is uiteraard niet meer bij ons en ik wil Molly niet nog een oorlog aan doen, maar Charlie zal sowieso mee willen doen.” Ron knikte enthousiast. “En George ook! Roxanne zit toch op Zweinstein en Fred past wel op de winkel!” “Ik durf te wedden dat Angelique ook mee wil doen.” zei Ginny. “Tenslotte heeft ze ook meegevochten in de Slag om Zweinstein.” “Over Bill en Fleur ben ik niet zo zeker,” zei Harry. “tenslotte hebben ze het nogal druk met hun werk. Maar het kan nooit kwaad om bevriend te zijn met de eigenaar van de franse tovenaarsbank en het hoofd van Beauxbatons.” “En hun kinderen?” vroeg Albus. “Victoire, Dominique, Louis?” “Stomkop” zei James. “Die werken toch ook allemaal in Frankrijk, en hebben daar een gezinnetje? Die komen echt niet naar Engeland omdat pap meent dat er wel eens een nieuwe oorlog kan uitbreken in ons land.” “En Percy?” vroeg Hermelien aarzelend. “Percy kunnen we contacteren.”zei Harry. ‘Het is misschien niet zo’n vechter, maar slim is hij wel. Op Audrey en de kinderen hoef je echter niet te rekenen; die willen hun prettige leventje niet in de war sturen.” “Oke, we hebben de Orde dus compleet?” Ron wilde al opstaan, maar Harry hield hem tegen. “Nog niet helemaal.” Ron keek verbaasd. “Hoezo, wie kan er dan nog meer meedoen?” Harry glimlachte. “Er zijn nog drie mensen die nog mee zouden willen en kunnen doen, en je kent ze zeer goed.” Ron keek verward. Hij keek naar Hermelien met een blik die duidelijk zei ‘waar heeft die gast het over?’ “Ik zal je een hint geven.” zei Harry geduldig. “De een werkt op Zweinstein, de ander jaagt door de wildernis op zoek naar Nurgels en Kreukelhoornige Snottifanten en de derde is de zoon van een weerwolf en een transformagiër.” Ron sloeg zichzelf voor zijn kop. “Natuurlijk! Marcel, Loena en Teddy!” Harry knikte. “Ik zou geen Orde willen zonder hen erbij.” “Komt Teddy ook in de orde?” vroeg James blij. “Geweldig! Het wordt weer net als vroeger!” Harry glimlachte. “Ja,” zei hij zachtjes, “het wordt weer net als vroeger.”
|