Noah zijn lippen zijn getuit terwijl zijn blik afkeurend over de laarzen van Ryan gaat en over de stoffen bekleding van de stoel. Een simpele begroeting doet de blik in zijn ogen verzachten en zijn mond ontspannen.
âGoedemorgen.â Antwoord hij zacht en bijna verlegen. Zijn blik dart zenuwachtig tussen haar en zijn bord heen en weer nu hij beseft dat ze naast hem zit. Hij durft niets van tafel te pakken, bang dat ze op hetzelfde moment naar hetzelfde potje zouden grijpen. Hij voelt zich belachelijk, beschaamd om zijn eigen verlegenheid. Hij is nu zijn broer in kwadraat. Hij voelt dat ze naar hem kijkt waardoor hij zijn bestek iets verschuift en doet alsof hij het niet ziet. [i]Jij ook goed geslapen?[i] Hij knikt lichtjes en vangt dan heel voorzichtig haar blik
âLang genoeg.â Antwoord hij zacht. Langzaam bewegen zijn mondhoeken zich omhoog tot een glimlach. Zijn ogen verdwalen in die van haar en hebben een verwarmende uitwerking op hem.
Noah verschiet plots iets en krabt over zijn kin om zichzelf snel weer een houding te geven. Hij bijt op zijn lip en strijkt zijn servet glad. Verlegenheid heeft plaats gemaakt voor schaamte, misschien was het dat al die tijd al wel geweest. Een misplaatst gevoel. De opluchting is dan ook groot als Kit en Samantha zich bij hen voegen. Het geeft hem toestemming om een boterham te pakken en deze te besmeren met wat jam.
Ryan glimlacht âKit snurkt.â Verklaart hij zijn korte nachtrust. Met een grijns gooit hij een mandarijn naar Kit zijn hoofd voordat hij zelf een broodje pakt. Aan de andere kant van de tafel speelt zich een vreemd tafereel af. Noah weet duidelijk niet wat hij met Rose aan moet en de hele vertoning is bijna zielig te noemen. Nog nooit had hij de Noah van een aantal jaar geleden mogen aanschouwen. Op de dorpsfeesten was hij altijd het meest zelfingenomen, trots en duidelijk de blaaskaak van de twee broers. Nu leek hij niet eens op zijn oudere broer, alsof hij bang voor Rose was.
âLaten we na het eten met zân allen een stuk gaan paardrijden. Een dagtocht, dan nemen we wat broodjes mee voor onderweg en sluiten we dag af met een warm bad.â Hij kijkt opgetogen bij zijn eigen idee âNadat we Halwende hebben gevonden.â Mompelt hij met volle mond.
âMmmâŠâ hij likt zijn vingers af âIk heb cadeautjes bij me.â Hij haalt zijn voeten van de stoel en schuift zijn stoel luid krassend naar achteren. Enthousiast rent hij de eetzaal uit om zijn rugzak te pakken.